Full Text / Transcription of UNIVERSITEITLEIDEN-DIG-KOLONIAAL-VERSLAG-1871 (2024)

HHMMMHHHMMHHBHMi
BIBLIOTHEEK KITLV
0154 2875
ma
7<; 4
*
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8. Exh. 21 September 1871 , n9, 60.
Koloniaal verslag van 1871.
GELEIDENDE BRIEF.
N°. 1.
's GRAVENHAGE, den Uiden, September 1871.
Ik heb de eer U Hoogedel Gestr. aan te bieden liet bij art. GO der Grondwet voorgeschreven jaarlijksch Verslag van het beheer der Overzeesche koloniën on bezittingen en van den staat waarin zij zich bevinden.
Overeenkomstig den laatstelijk aangenomen regel bevat het Verslag, voor elke der hooldgroepen : Nederlandsen Indie, Suriname, Curaçao, Kust van Guinea, de statistiek over J 8 7 0 , met mededeelingen, die zich aan het vorig Verslag aansluiten tot den datum der jongste tijdi,:
Ten gerieve bij do bewerking, is in de inrigfing der mododeelingen slechts deze verandering gekomen , dat berieten later dan 1 Augustus jl. ontvangen, even zeer als bestuursdaden hier te lande na dien datum, bij noot zijn opgenomen.
Hij het Verslag betreffende Suriname wordt overgelegd het, ingevolge art. 39 van de wet van 8 Augustus 18G2, {Staatsblad n°. 164), door den Gouverneur dier kolonie opgemaakte verslag over 1870 omtrent de werking der maatregelen aangaande de opheffing der slavernij aldaar ; voor zooveel noodig bij het Departement van Kolonien var aanteekoningen bij noot voorzien.
De Minister van Koloniën,
VAN BOSSE.
Aan den Heer Voorzitter vati de Tweede Kamer der Staten-G ener aal.
INHOUD
VAN HET
VERSLAG BETREFFENDE NEDERL. (OOST-) I1VDIE
(VAN 1871.)
B.
C.
».
E.
Bladz.
Grondgebied en bevolking 1
§ 1. Grondgebied 1
§ 2. Bevolking 1
Opperbeheer 1
Mededeelingen van staatkundigen en algemeenën aard 2
§ 1. Betrekkingen met het buitenland. . 2
§ 2. Java en Madura 3
§ 3. Buitenbezittingen en naburige inland
sche staten g
Landmagt 15
§ 1. Kommandement 15 § 2. Zamenstelling, aanvulling, ziekte-en
sterftecijfers 15
§ 3. Inrigtingen, bijzonderheden . . . . 23
§ 4. Krijgsverrigtingen 30 § 5. Gewapende corpsen niet regtstreeks tot het leger behoorende. . . . . 31 § 6. Koloniaal Militair Invalidenhnis nabij
Arnhem. 32
Zeemagt 32
§ 1. Kommandement 32
§ 2. Oorlogsmarine . ; 32
§ 3. Gouvernementsmarine 34
§ 4. Inrigtingen , b i j z o n d e r h e d e n . . . . 35
§ 5. Verrigtingen der zeemagt . . . . 40 Regtswezen en Departement van justitie . 41
Algemeen 41
§ 1. Wetgeving in het algemeen. . . . 41
§ 2. Burgerlijk regt, handelsregt en burgerlijke regts vordering 43
§ 3. Strafregt, strafvordering en gevangeniswezen 46
§ 4. Gewestelijke en plaatselijke verordeningen . 4 9
§ 5. Kegterlijke magt en regtsbedeeling . 49
§ 6. Militaire regtspraak 51
§ 7. Tnsschenkomst van den GouverneurGeneraal in zaken van justitie . . 51
§ 8. Bijzondere regten ., 52
§ 9. Personen en inrigtingen met het regtswezen in verband 54
Bladz.
Cr. Algemeene Eekenkamer en Comptabiliteit. 57
§ 1. Algemeene Rekenkamer . . . . . 57
§ 2. Comptabiliteit 57
H. Algemeen burgerlijk beheer 58
J . Departement van binnenlandsch bestuur . 60
I. Gewestelijk algemeen bestuur en politie . 60
§ 1. Gewestelijk algemeen bestuur . . . 60
§ 2. Bijzondere onderwerpen van politie. 64
II. Persoonlijke diensten 64
§ 1. Java en Madura 64
§ 2. Buitenbezittingen . . . . . . . 65
III. Landelijke inkomsten ; bedrijfsbelasting. 67
§ 1. Landelijke inkomsten 67
§ 2. Bedrijfsbelasting 71
IV. Afstand van grond 71
V. Agrarische, statistische en topographische opnemingen . . . . . . . . 73
§ 1. Agrarische opnemingen 73
§ 2. Statistische opneming van Java . . 73
§ 3. Civile topographische opneming van
Zuid-Celebes 76
VI. Postwezen 76
§ 1. Brieven- en paardenpostenj. . . . 76
§ 2. Pakketvaart en andere stoomvaartdiensten 80 K. Departement van onderwijs, eeredienst en
nijverheid 82
I. Onderwijs 82
§ 1. Voor Europeanen en met dezen ge
lijkgestelden 82
§ 2. Voor inlanders 88
II. Kunsten en wetenschappen 95
§ 1. Taaistudie - . 95
§ 2. Oudheidkunde gg
§ 3. Natuurwetenschappen 96
§ 4. Wetenschappelijke genootschappen . 98
§ 5. Tijdschriften en nieuwsbladen . . . 98
§ 6. Landsdrukkerij 98
III. Eeredienst. . . . . . . . . . 99
§ 1. Christelijke 99
a. Protestantsche 99
b. Roomsch-katholijke 101
§ 2. Mohammedaansche 102
IV. Instellingen van liefdadigheid . . . . 104 V. Burgerlijke geneeskundige en veeartsenijdienst log
§ 1. Burgerlijke geneeskundige dienst. . 106
§ 2. Veeartsenijdienst . 112
Bladz.
IJ. Departement der burgerlijke openbare
werken 112
I. Openbare werken in 't algemeen . . . 112
II. Bijzonderheden omtrent sommige werken 115 III. Spoorwegen en andere verbeterde middelen van vervoer te land 119
Algemeen 119
§ 1. Stoomspoor wegen 119
§ 2. Paardenspoorwegen (tramway's) . . 122
§ 3. Andere verbeterde middelen van vervoer te land 123
IV. Stoomwezen 123
V. Télégraphie . 123
BI. Departement van finautien . . . . . . 125
I. Finantien 125
§ 1. Begrooting 125
§ 2. Landskassen 131
§ 3. Consignatiestelsel 134
§ 4. Andere bronnen van inkomst . . . 135
a. Verpachte middelen 135
b. Onverpachte middelen en inkomsten. 140
II. Muntstelsel; geldsomloop 148
§ 1. Muntwezen . 148
§ 2. Javasche Bank . 149
K. Personele verordeningen omtrent lands
dienaren 149
§ 1. Burgerlijke landsdienaren 149
§ 2. Militaire landsdienaren 152
O. Nijverheid. 153
I. Landbouw, boschwezen en veeteelt . . 153
§ 1. Java en Madura 153
a. Landbouw 153
1°. Op gronden gebleven ter beschikking
van de bevolking 153
Rijstcultuur en tweede gewassen. . 153
Klappercultuur 159
Tabakscultuur 159
Katoencultuur 161
Indigocultuur 161 2°. Cultures ingevoerd op hoog gezag of ten gevolge van overeenkomsten door het Gouvernement met particuliere ondernemers aangegaan 161
Koffijcultuur 161
Suikercultuur 167
Kinacultuur 175
Bladz.
3". Landbouw op woeste gronden door het Gouvernement verhuurd. . . . 178
4°. Landbouw op landen aan particulieren in eigendom afgestaan 183
5°. Landbouw op verhuurde landen in
Soerakarta en Djokjokarta . . . . 186
b. Boschwezen 188
c. Veeteelt 190 § 2. Buitenbezittingen 191
1°. Gouvernement van Sumatra's Westkust 19!
2°. Benkoelen 193
3°. Lampongsche districten 193
4°. Palembang. 195
5°. Banka . 195
6°. Billiton 196
7°. Riouw en onderhoorigheden. . . . 196
8°. Westerafdeeling van Borneo. . . . 197
9". Zuider-en Ooster-afdeeling van Borneo 198
10°. Gouvernement van Celebes en onderhoorigheden 198
11°. Menado 199
12°. Amboina 201
13°. Ternate 203
14°. Timor . 203
II. Mijnbouw 204
§ 1. Tin 204
1°. Banka 204
2°. Billiton 207
3°. Riouw 208
§ 2. Steenkolen. 208
a. Gouvernementsmijnen 208
b. Particuliere ontginningen en concessieaanvragen 208
§ 3. Aardolien 208
§ 4. Putboringen 209
§ 5. Onderzoekingen van onderscheiden aard. Personeel 209
III. Zout 211
IV. Koopvaart en scheepsbouw 213
§ 1. Koopvaart 213
§ 2. Nederlandsch-Indische koopvaardijvloot 229
§ 3. Scheepsbouw 231
V. Andere onderwerpen 231
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal Verslag van 1871.
NEDERLANDSCH (OOST-) INDÎE.
VERBETERINGEN.
N\ 48.
In het Verslag.
Bladz. 1 , kolom 1, regel 8, staat: »hoofdstuk D , § 3 en 7 " , lees: »hoofdstukken D , § 3 en J " ;
» 1, » 2, n 17, v.o. » »erkende", lees: »rekende";
» 2, » 1, " 3 1 , » »Julij", lees: »Junij";
.» 2, » 2, » 2 1 , » »1 Junij", lees: »11 Junij";
» 5, .( 1, » 28, v. o. » »November", lees: »November en December":
» 5 , » 2 , » 8 , v. o. » »tonnen drie gouds", lees: »drie tonnen gouds";
» 7, » 2 , » 1 3 , » »aanplant", lees: »aanvang";
» 7 , » 2 (in de noot, regel 2), staat : » soeroe's " , lees : » goeroe's " ;
» 8, » 2 , regel 4 en 3 v. o., staat: » Taba, Penandjong", lees: » Taba-Penandjong " ;
» 45, » 2 , » 17, staat: »art. 13, alin. 1 5 " , lees: »art. 13, alin. 1, en art. 15";
» 46, » 2, » 36 en 35 v. o., staat: »zoowel van het reglement op de regterlijke organisatie enz. als van dat op de strafvordering", lees: » van het reglement op de strafvordering"; » 112, » 1, " 1 7 en 16 v. o., staat: » verrigtte van October", lees: »verrigtte, geholpen door den in" landschen schoolmeester en vier radja's moeda (laudbeeren), van Octolar";
« 163, » 1, » 20 v. o., staat »ruim 3 millioen", lees: »circa 3millioen";
» 170, » 1, » 14, 13 en 12 v. o., behooren, ten gevolge van nader ontvangen verbeterde opgaven, weg te vallen de woorden: »waarop alleen h6t gi-ooter aantal aan den fabrikant van Redjosari (Madioen) verstrekte arbeiders eenige uitzondering maakt";
» 208, » 1, " 2 9 en 30, staat: » bladz. 193) de goedkeuring", lees: »blad«. 198) voorwaardelijk de
goedkeuring".
In de Bijlagen.
Bijlage A., bladz. 2, kolom 5, regel 5 , staat: »557" lees: '>527";
3, » 1, » 4, » » 1023 842", lees: » 1033812";
» ' » 10, » 3, » 10, » » Zuiderafdeeling", lees: » Zuider- en Oosterafdeeling" ;
» » » 12, n 2, » 11, v. o., » » Ooloe Manna", lees: » Oeloe Manna",
» » » 12, " 2 , " 10 v. o., » "Kaueren", lees: » Kauer en";
» » » 12, » 2, » 7 v. o., » » Tolok Betong", lees: » Telok Betong";
;' » » 13, » 3 , » 1, » »734", lees: »704";
» » 13, " 9, .. 4, » >i 1 611334", lees: »1 611344";
" " » 14, » 2, » 6 v. o., » » Doesoem ", lees : » Doesoen " ;
>' " » 16, » 5, » 6, » » 2 3 " , lees: » 3 3 " ;
» » » 17, » 9, » 8, » »334 1 0 1 " , lees: »344101";
» " 17, ,, 8, » 16, » »6224", lees: »5479";
» " " 2 0 . regel 4, staat : » Europeanen met dezen gelijkgostelden {Indisch Staatsblad n°. 40) ", lees :
»Europeanen en met dezen gelijkgestelden (Indisch Staatsblad 1861, na. 40)";
» B> " #1 kolom 1, regel 3, staat: »Kommandant", lees: » Kommandement";
» " " 3, laatste kolom, regel 12, staat: »op de formatie", lees: »op de bij de formatie";
» » " 4 en 5 ; per transport behoorden hier geplaatst te zijn de eindcijfers voorkomende aan den voet der bladz. 3 en 4;
2
Bijlage B , bladz. 6 en 7, kolommen 2—13. De cijfers voorkomende in regel 2 en 3 hebben betrekking tot
ii Artillerie < Tyratp .•„ i"i terwijl <iie voorkomende in regel 5 en 6 de aanduiding
r, . ( Mineurs en sapeurs" , , ~ »Genie < ^ . ,.,, . r , , . . , ,. ,, betreffen; \ Gerne, lith. etabl. en phot, atelier
» ' » » 6, kolom 2, regel 4, staat: »383", lees: »583";
» » » 7 , laatste kolom, regel 21, staat: »50048", lees: »15048";
» » » 7, » » » 33, » »228", » »288";
» n n 7, » » » 2 v. o., staat: »996", lees: »896";
» C, » 3, kolom 4, regel 7 v. o., staat : » 4 : 4 " , lees : » 1 : 4 " ;
» D , » 2 , » 6, » 5 v. o , » »789", » »798";
» » » 5, laatste kolom, regel 4, staat: »10 941", lees: »1094,1";
» E , » 1, kolom 3, regel 2 v. o., staat: »59", lees: »39";
» » » 1, » 7, laatste regel, » » 504 ", lees : » 404 " ;
» » » 2, » 2 , regel 6, staat: »1862", lees: »1852";
» n » 2, voorlaatste kolom, regel 3 v.o., staat: »1843", lees; »1858";
» » » 4, laatste kolom, regel 27, staat: »van 1869", lees: »van November 1869";
» » » 4, noot, staat: »1870", lees; »1871";
» F , » 1, kolom 1, regel 3, staat: » Toelang Laoeng", lees: » ïandjong Laoeng";
» " » li » 1, » 8 v. o., staat: » Reede-eilanden Serangbaai, van Kapaauw " , lees: » Reede eiland Serang, baai van Kapaauw";
v Cr, » 3, kolommen 7 en 8, regel 4, staat: »749", lees: »479";
» » » 3 , in het opschrift der kolommen 13 en 14, staat: »Tuchthuis en kruiwagen", lees: »Aanwezig op 1°. January 1870";
» » » 3, in het opschrift der kolommen 15 en 16, staat: »Gevangenis en detentie", lees: »Aanwezig op 31 December 1870";
» i' » 3, kolommen 13—16; de totalen »338" en » 3 " behooren weg te vallen;
» » » 6, kolom 5, regel 2, staat: »4375", lees: »4357";
» » » 7 , laatste kolom, regel 2 v. o., staat : » 2 ", lees : » 3 " ;
» » » 9, kolom 3, regel 2 v. o., het cijfer » 1 5 " behoort weg te vallen;
» » » 11, » 2, » 5, behoort gelezen te worden het cijfer » 1";
» II, » 6, in het eerste staatje, kolom 2, regel 1, moet wegvallen het cijfer » 1 " ;
» » » 6, kolom 2, reg. 32, staat: »in laatstgenoemd, van 5 op 100 in eerstgenoemd", lees: »in eerst
genoemd, van 6 op 100 in laatstgenoemd";
» » » 7, kolom 1, regel 2 v. o., staat: »1837", lees: »1867";
r> » » 1 0 , in het eerste staatje, kolom 4, laatste regel, staat: »170", lees: »173";
» » » 10, kolom 2, regel 17 v. o., staat: » 51 in 1869", lees: »51 in 1867";
» » » 1 1 , » 12, laatste regel, staat: » 4 1 " , lees: »48";
» » » 16, in het eerste staatje, kolom 2, regel 6 v. o., staat : »Samanap", lees: » Sumanap"
» » » 16, » » » » » 4, » 10 » » » »Sempang", » »Sampan»"
» » » lfi, » » » » » 4, » 6 » » » » Agrowo ", » » Ngrowo"
» » » 16, » » tweede » » 3 , » 3 » » » »Agrowa", » » N<TOWO "
» » » 21, kolom 2, regel 15 v. o., staat: »1958", lees: »1858"; '
» » » 27, » 2, » 17, » »Probolinggo", lees: » Poerbolinggo" ;
» » » 29, » 2, » 42, » »in de behandeling", lees: »in dein behandeling";
» » » 32 , in het staatje, kolom 2, regel 3, staat : » 80 ", lees : » 30 " ;
» » » 33, kolom 2, regel 8 en 7 v. o., staat: »alleen op de stukken in appèl, moest oordeelen ", lees:
»alleen op de stukken, in appèl moest oordeelen";
» » » 34, kolom 1, regel 24 en 25, staat: »in de behandeling", lees: »in de in behandeling";
» » » 34, » 1, laatste regel, staat: »1868", lees: »1869";
» » » 36, » 1, regel 12 v. o., staat: »1369", lees: »1869";
» » » 36, » 2, » 15, » »verklaard", lees: »verklarend";
» » » 36, » 2, » 28, » »de eischen", lees: »den eischer"; » » » 36, » 2, » 29, » »zaken", lees: »zaak";
Bijlage » , bladz. 37, in liet tweede staatje, voorlaatste kolom, regel 1, staat: »148", lees: »178";
„ „ » 37, „ » n » » » laatste regel, staat: »336", lees: »366";
„ » » 40, in het hoofd der vier laatste kolommen van het staatje, staat: »omschrijvingen", lees: »in
schrijvingen " ;
» » » 41, kolom 1, regel 19, staat: »in Patti ", lees: »te Patli";
» » „ 46, » 1, » 7 v. o., staat: »1857", lees: »1867";
» ., „ 47, in het tweede staatje behoort het opschrift der kolommen 2—6 gelezen te worden als volgt; » Padang. Macassar. Amboina. Banda. Ternate." ; » » » 49, in het hoofd der voorlaatste kolom van het staatje staat: »ontslagen" lees: » voort vlugtig" ;
» ,, » 50, kolom 1, regel 10, staat: » In naam", lees: »II. In naam";
» „ » 50, » 2, » 7 v.o., » »en de Noorder-" lees: »en in de Noorder-" ;
» „ » 53, » 2, » 7, staat: »1865", lees: »1868";
» „ » 53, » 2, » 15, » »in", lees: »bij";
„ 54, » 2, » 2, » »1869", lees: »1867";
„ „ „ 54, in het hoofd der tweede kolom van het staatje staat: »1889", lees: »1869";
» „ » 55, kolom 1, regel 15 v. o , staat: »Padang", lees: »Palembang";
„ „ ,-, 55, » 1, » 7 en 6 » » »Timor, Koepang", lees: » Timor-Koepang " ;
„ „ „ 55, » 2, » 16, staat: »1866", lees: »1868";
» „ » 57, in het tweede staatje, kolom 1, regel 3, staat: » P a n " , lees: »Pau";
„ „ „ 62, kolom 1, regel 5 v.o., staat: »waarvoor", lees: »waarvan";
»1866", lees: »1868";
»en 1868",. lees: »en 1866";
»1172", lees: »11,72";
» ., 69, in het tweede staatje, laatste kolom, regel 2, staat: »10548", lees: »10581";
„ 73, „ „ „ » kolom 3, regel 1, staat: »329", lees: »392";
» » 77, kolom 1, onder het eerste staatje, regel 6, staat: »84,81", lees: »48,81";
„ » 77, in het tweede staatje, kolom 2, regel 2, staat: » 14417", lees: » 15417";
„ „ 78, kolom 2, regel 7, staat: »1666", lees: »1866";
„ „ 78, in het derde staatje behooren de cijfers in kolom 7 gelezen te worden onder kolom 8, en om
gekeerd de nihil-opgaven van kolom 8 onder kolom 7 ;
» » 81, kolom 1, regel 10, staat: »1867 en 1869, minder", lees: »1867, in 1869 minder";
.f, » 3, laatste kolom, regel 8, staat: i; 9 te Joana", lees: » 1 te Joana";
,, „ 3 , » n » 13, » »5 te Grissee", lees: w 6 te Grissee";
K, ., 2, in het opschrift der laatste kolom behoort gelezen te worden de verwijzing: »(«)";•
3 , kolom 6, regel 5 v.o., staat: »3812", lees: »3012";
»152 257", lees: » 152 237";
»35 8 8 1 " , lees: »35 281";
»96 448", » »99 448";
»50 298", » »30 298";
»187 372", lees: »187272":
»57 165 905", lees: »57 165 205";
2, in het hoofd van kolom 5, staat: »Bekende" lees: »Berekende";
1, kolom 9, regel 4 v.o., staat: »22 218,60", lees: »22 118,60";
63,
68,
68,
» 2,
i 1 ,
» 2,
n
n
»
21 »
28 »
41 »
i) n
n n 4,
4,
4,
»
n
»
2,
2,
3,
»
n
»
3
2
1 ,
4 , laatste kolom, regel 8 ,
5, kolom 6, regel 2 v.o.,
5, » 7, » 5,
> - •
M,
W,
1, „ 9, „ 2 » » »18 842,25". lees: »18 042,25";
2, „ 5, » 13, staat: »2924", lees: »2024";
2, „ 5, » 16, » »521", » »591";
2, » 6, » 2 , » »0,95", » »0,05";
2, » 6, » 4, » »9,79", » »0,79"; .
4, » 5, laatste regel, staat: » 1478", lees: »494";
5, » 2, » » » »874", » »—292";
6, » 5, regel 1, staat: »1478", leos: » 49'4";
7, » 2, » 1, v » 874", » » —292";
4'
T ,
V,
Bijlage K, blad*. 9, kolom 5, regel 4, staat: » —178 472" lees: ..178 472";
., Q „ 2, » 1, » 6, » " tiropa", lees : n Airopa";
„ ft, „ 2, « 5, » 2, » » 1:2,38", » ..1238";
g M 2, » 2, » 20, » »idem van zware", lees: .. zware'';
2, laatste kolom, reg. 9, staat: » 8505,83", lees: ..9505,83";
2 i „ » . . 1 2 , » ..2173,53", ,, ..9173,53";
3, voorlaatste kolom, reg. 1, staat: »11,955", lees: »11,655";
1 laatste « » 1, » ., derhalver", lees : » derzelver";
Y , » 1, kolom 1, reg. 11 v.o., staat: »63,ll 5", lees: ,.63,815";
„ i, „ 2, .. 8 » staat: ..5 326 527,72", lees:. .5 326 527,73";
., „ 4, „ 2, onder reg. 1 is, ten onregte, weggevallen de post: .. Burgerlijke pensioenen";
. o i „ ,, „ ,, het bij voormelden post belioorende cijfer " " . ' " ' van: » f 195 781,90";
» 4, laatste kolom, reg. 4, staat: .,117 424,32", lees: .,117 424,82";
„ 1 0 , voorlaatste kolom , reg. 7, staat : » 589 808,00", lees :,. 589 808,11";
W , » 3, kolom 4, reg. 1, staat: .. f 5,193/01", lees: » f 5,193/10";.
„ 3, » 5, laatste regel, staat: .. 82,969/10",löes: »82,96V10";
x ( „ 2 , ., 7 , regel 20, staat : » 98%0", lees : 983V8(, "i
» 3 , laatste kolom, regel 23 v.o., staat: .,31020", lees; 30120";
SE, ,, 5, kolom 4, regel 8, staat: »78 020", lees: „73 020";
,, » 5, voorlaatste kolom, reg 10 v.o., staat: » 83 504", lees : » 33 504' ;
B B , .. 2, kolom 4, reg. 7 v.o., staat: ..1011", lees: ..1611";
„ 3 , » 3 , ,» 10 » » ..35 081", lees: ..35 091";
» 3, » 3 , » 2 » » „12 609", ., „12 906";
4, „ 5, » 4 , » » 4724", lees : ., 4274";
4 „ 7, „ 1, „ ., 33 903", lees : » 23 903";
„ 8 i „ 2, » 4 ., » „32 727 557",lees: ,.32 127 557";
„ „ 8 , voorlaatste kolom, reg. 12, staat: ..92 939", lees: .,92 639";
„ „ 9 , laatste kolom, regel 10, staat: ,, kamats", lees: ». hamats";
„ ,. 10, kolom 2 , reg. 3 v. o., staat: .. 3,68", lees: » 3,685";
„ 1 1 , „ 2, .. 7, « „256 494", lees: ..256 495";
c c „ 3 , „ 3 , „ 10, » ,.1031900", lees: ..3 031900";
D D ' „ g, ., 7, » 4 » » ,,9 632 620", ,, ,,8 632 620";
E E , » 2 . voorlaatste kolom, regel 3 v. o., staat: .,82 328 823", lees: .,82 328 873";
2 , laatste kolom , regel 9 v. o., staat: ,, 15 729 161 ", lees: ., 15 739 161 " ;
( f 23,34 „ 4, kolom 2 , regel 6 v. o., staat : »f 11,67", lees : » 1 1 6 7 " s
„ 4 , „ 3 , » 15, » „350401,56", lees: »530401,56";
„ „ 4 , „ 3 , „ 1 8 , » »572 495,50", .. »572 495,30";
„ 4 , voorlaatste kolom, regel 4 v. o., staat: »f 101 061,295", lees: ., f 101 961,295" ;
„ „ 5 , kolom 2, regel 15, staat: „ 14 960,12", lees: »14 960,02";
J J , » 2 , voorlaatste kolom, regel 4 v. o., staat: »7624", lees: »3875";
LX., » 2 , kolom 6 , regel 2 v. o., staat : » 570 ", lees : >. 560 " ;
„ » 2 , » 7 , » 18, » „ 1 6 " , » ..36";
n „ 2 » 7 , in de drie laatste regels moet als » totaal der afzonderlijke soorten " gelezen 3
worden : { 11 ;
38
„ 2 , » 9, regel 18, staat: »29 315", lees: ..27 3 1 5 " ;
» 2 , laatste kolom , regel 2 v. o,, staat : » 483 ", lees : » 403 " ;
1, » « 3 7 " , » . . 1 7 " ; !) ), O ,
5
Bijlage I;!;, blatte. 8, laatste kolom, regel 20 en 21 , staat: »197 098", lees: „207 163"; '
..207 163", ..249 8 6 3 " ;
» BTW, » 2 , kolom 4, regel 9 v. o , staat: .. Tegal- Zjikembang ", lees: .. Tegal-Tjikembang " ;
" " " 3> " 1» » 8 v. o., ,. » 9 Aug.", lees : ,.19 Aug.";
" 4> " 5 , >, 8, staat: .. Mr. B. A. baron Baud", lees: »Mr. W. A. baron Baud
" " " 5 , >, 1, ,, 4 , ,, »oogst 1881", lees: »31 Dec. 1881";
" " » 5, >. 1, » 12, ., » 1869", lees: » 1859";
» » » 5 , .. 1, laatste regel, staat : ., 1860 ", lees : ., 1858 " ;
» " 6 ' laatste kolom, regel 9 v. o., staat: ,.509", lees; ..500";
" » » 7 . kolom 2 , laatste regel, staat : .. f 32,40 ", lees : ., f' 32,50 " ;
• » » 7 , laatste kolom, in het opschrift staat: »ondernemers", lees: »onderneming";
» © O , » 4, kolom 3 , regel 2 , staat: »179 0 3 4", lees: .. •1793034 ",
» K R , » 1, » 2 , » 2 v. o., staat: »opruiming", lees: » opneming"" ;
" " " 2 , » 2 , » 18 , staat : » petan ", lees : >. ketan " ;
" 2 , » 2, ». 32 en 31 v. o., staat: »was, en moest", lees: »was moeten";
» S S , » 2, kolommen 2—6, regel 1 en 7 , behoort overal het guldensteeken weg te vallen;
» T T , .. 9 , kolom 5 , regel 5 , staat : » 2942 ", lees : » 2943 " ;
» " » 10, » 11, ., 7, » »362", » » 2 6 2 " ;
» UU, ., 4 en G , kolom 1, in het opschrift staat : » gevestigd ", lees: »ingevoerd";
" » » 5, kolom 2 , regel 10, staat: »84 879", lees: »24 8 7 9 " ;
" " » 5, » 4 , » 8, » » 177 742 ", lees : » 177 702 " ;
" " " 6, laatste kolom, regel 7, staat: »5179", lees: » 5 7 9 1 " ;
" " » 7 , » » » 4 , staat: »f 4 438 614", lees: »f 4 348614";
" " » 9, » » » 5, » » 75 077 ", lees : » 75 097 " ;
" ' » » 10, » » ,, 1 v. o., staat: »f839 381", leçs: »f 839 3 9 1 " ;
'» » » 13 , kolom 2 , regel 15 , staat : » 744 029 ", lees : » 744 929 ' ;
" " » 16, » 1, » 1, is ten onregte weggevallen de verwijzing: »(a)";
» » » 16, » 2, staat als totaal: »1193", lees: » 1 3 9 3 " ;
» » » 16, laatste kolom, regel 3 v. o., staat: „1164", lees: »1664";
» » » 16, in de noot, regel 4 , staat: »118", lees: » 108";
" " " 18> » » » laatste regel, staat: » 10 275 V 2", lees: » 202751/2":
" » » 19, kolom 8, regel 8 , staat : » 2534!/2 ", lees : » 35341/2 " ;
" " » 20, » 6, » 19, staat: ..36", lees: » 3 9 " .
]
i feci v o, Wo n kin phi E , blij in< ( »pu hoc ! Nee peei
GrO]
am üei 1 ne« À oo ;ab< >er< eer ren
>Pg< iet •ref >n tat ukl leb' J>ea; nas
e > >"an ïe-w C ives (ver \ ?eri met gen en °Pg FVOf ing, ?roi
Z I T T I N a 1871 —1872.
Koloniaal Verslag van 1871.
XEDERLANDSGH (OOST-) IiVDJE.
N'. 2.
A. Grondgebied en bevolking.
§ 1. Grondgebied.
Het grondgebied van Nederlandsen Indie onderging sedert " et tijdstip der jongste mededeelingen geene verandering. De opnemingen tot vermeordering der kennis van de Maaide en de oppervlakte van het grondgebied werden voortgezet. De topographische en statistische opnemingen borden besproken in hoofdstuk » , § 3 en 7, afdeeling V , jn welke laatste afdeeling ook over agrarische onderzoekingen wordt gehandeld ; de geographische en hydrographische werkzaamheden vinden hare vermelding in hoofdstuk P";_ § 4, terwijl berigten omtrent de onderzoekingen der mijningenieurs worden aangetroffen in hoofdstuk ©, afdeemg II. Over eene voorgenomen zending naar Nieuw-Guinea, ter opneming van de algemeene gesteldheid aldaar, zie men Hoofdstuk C, § 3, onder « Temate'. De vraag of de zeestraten Sunda, Bali en Banka als iNederlandsch-Indisch territoir dan wel als internationaal zeegebied zijn aan te merken , werd door den Gouverneurgeneraal in laatstgemelden zin beslist.
§ 2. Bevolking.
De jongste opgaven omtrent het zielental van Nederpndsch Indie, afgesloten onder ultimo December 1870, zijn Merachter verzameld in de bijlagen lit. A, n°. 1 tot en met 14. De bevolking der buitenbezittingen is thans bijna algeHeen afdeelingsgewijze vermeld. Aan de eigenlijke bevolkingstaten zijn weder toegevoegd, oor zooveel Java en Madura betreft, de gebruikelijke abellen, aantoonende: den ouderdom der Europeanen, de groepen van dezen en der overige niet-inlanders, het aantal eerlmgen op de Mohammedaanscue priesterscholen, benerens het aantal inlandsche Christenen. Deze beide laatste »Pgaven gelden ook voor de buitenbezittingen. Dit is mede iet geval met de ten slotte bijgevoegde aantooningen be'i'e.fende de in 1870 ter inwoning toegelaten Nederlanders n \V estersche en Oostersche vreemdelingen, en met de 'tatistiek betreffende de in dat jaar bekend geworden ongeukken , welke verlies van menschenlevens ten eevol"-e lebben gehad. r
^ De aantooning betreffende het getal inlandsche hoofden, feambton on geestelijken op Java en Madura wordt ditnaal niet overgelegd , wegens te groote onzekerheid nopens ie juistheid en gelijkvormigheid der van de residenten ontangen opgaven, waartegen in den vervolge zal worden 'ewaakt. Omtrent den aanwas der bevolking in een zevental gePesten van Java, waar kadastraal-statistieke bureaux in werking zijn, worden gegevens aangetroffen in bijlage lit. N. Volgens eene beslissing van January 1871 zal door het tersoneel der statistieke opneming op Java, gelijktijdig 'et de opneming der inheemsche bevolking, ook eene al=emeene telling worden bewerkstelligd onder de Chinezen ' andere Oostersche vreemdelingen zoowel in de reeds g n o m e n als in de nog op te nemen gewesten. De tegeninol g e c iJ f e r s n o P e n s h e t C e n t a l van deze klassen van t r n n e t e n e n b e r u s t e n °P opgaven van de hooiden der bekken natiën in Nederland<ch Indie.
B. Opperbeheer.
Bij Koninklijk besluit van 21 April 1871, n \ 1 {Indisch Staatsblad n°. 79), werd aan den heer mr. P. MIJER, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als GouverneurGeneraal van Nederlandsch Indie, en zulks onder dankbetuiging voor de door hem aan den lande bewezen diensten. Het voormelde eervol ontslag zal echter, volgens art. 2 van hetzolfde besluit, eerst ingaan met den dag waarop de heer MIJER de function van Gouverneur-Generaal '(door hem den 28sten December 1866 aanvaard) aan zijnen opvolger zal hebben overgegeven, na die gedurende vijf jaren te hebben vervuld. ^Als zoodanig is bij 's Konings besluit van 4 Mei 1871 n°. 12, benoemd de heer mr. J. LOUDON, Commissaris des Konings in de provincie Zuidholland. De benoemde Gouverneur-Generaal zal als zoodanig optreden op den dag waarop de tegenwoordige Landvoogd zijne function aan hem te Batavia zal overgeven. Het beginsel van decentralisatie vond van de zijde van het Opperbestuur toepassing door de in Januarij 1871 op den Gouverneur-Generaal verstrekte magtiging om deformatie van het personeel beneden den rang van referendaris zoowel bij de departementen van algemeen bestuur als bij de algemeene secretarie voortaan, behoudens inachtneming van zekere voorwaarden , te regelen buiten het Opperbestuur ; en van de zijde van den Gouverneur-Generaal zelven, door uitbreiding van de onderwerpen die wegens hun ondergeschikt belang eens vooral ter regeling kunnen worden overgelaten aan de betrokken departements-chefs (vergl. nader over een en ander hoofdstuk H hierachter). Voor de eerste maal na de in-werking-treding van het Eegeringsreglement heeft de Gouverneur-Generaal gebruik gemaakt van de hem bij art. 30 van dat reglement verleende bevoegdheid om, zonder de uitspraak des Konings af' te wachten, op eigen gezag en verantwoordelijkheid maatregelen te n^men, waaromtrent de vereischte overeenstemming met den Raad van Indie niet kon worden verkregen.
Het gold een verzoek van het comité der NederlandschIndische Spoorwegmaatschappij om geldelijken bijstand, tot welks inwilliging de meerderheid van den Raad, — m e t het oog op de uitdrukkelijke bepaling van een der door de wet bekrachtigde concessie-artikelen : dat de Staat tot geene grootere bijdrage zou kunnen geroepen worden dan de vastgestelde maximum-rentewaarborg, — den GouverneurGeneraal, ondanks art. 21 van het Regeringsreglement, niet bevoegd erkende. Vermits de Gouverneur-Generaal zich met 's Raads beschouwingen niet kon vereenigen en het nader schrifteliik overleg het gewenschte gevolg niet had, werd onder 's Làndvoogds praesidium eene raadsvergadering gehouden , waarin de zaak nogmaals werd overwogen. Toen echter de meerderheid van den Raad bij hare zienswijze bleef volharden, besloot de Gouverneur-Generaal — met het oog op de zeer gewigtigo gevolgen die eene weigering van hulp zou na zich slepen — als moetende leiden tot eene vervallen verklaring der concessie, terwijl eene beslissing omtrent het lot der Spoorwegmaatschappij in Nederland hangende was — op eigen gezag en verantwoordelijkheid aan de Maatschappij (in den vorm van een renteloos voorschot) tijdelijk geldelijke hulp te verkenen. De ordonnantie van 21 Mei 1870 (Indisch Staatsblad n°. 51) was daarvan het gevolg.
Het personeel van den Raad van Nederlandsen Indie, blijkens het vorig verslag (bladz. 2), bestaande uit de heeren F' N. NIEUWENHUYZTÏN', vice-president, O. VAN R E E S , mr. F. M. C. PELS RYCKEN, J. F. R. S. V\N DEN BOSSCHE en den generaal-majoor E. C. F. HAPPK , leden , onderging in den aanvang van 1871 de volgende wijziging. Twee leden ,'de heeren VAN DEN BOSSCHE en FELS RYCKEN, legden beiden in Maart hun ambt neder, de eerste wegens het hem op verzoek verleend eervol ontslag uit 's lands dienst, met toekenning van pensioen (Koninklijk besluit 12 Januarij 1871, n°. 13), de laatste als zijnde op verzoek, wegens ziekte, door den Gouverneur-Generaal eervol van zijne betrekking ontheven , onder toekenning van wachtgeld (besluit van 25 Maart 1871, n° 2). Met het oog op deze twee vacatures en in verband met de hervatting der aan het raadslid, den heer O. VAN REES , opgedragen commissie tot reorganisatie van het bestuur in°de residentie Preanger regentschappen (zie lager hoofdstuk J , afdeeling 1, § 1), eischte 's lands belang dringend, dat in eene der opengevallen plaatsen onverwijld wierd voorzien. .. , Gebruik makende van de bevoegdheid, hem oi| het Regeringsreo-lement geschonken, droeg de GouverneurGeneraal bij eou besluit van 11 April jl. de waarneming van het lidmaatschap in den Raad, op den voet van art. 1" Re^eringsreglement, van af den 17den der genoemde maand tijdelijk°op aan den tot raadslid voorgedragen hoofdambtunaar mr. W. RAPPARD , president van bet Hooggeregtshof van Nederlandsen Indie, sedert bij 's Konings besluit van 4 Mei 1871, n°. 11, definitief lot de bewuste betrekking rveroepen en daarin den 19den Julij jl. geïnstalleerd. = Inmiddels werd ook in de tweede vacature voorzien dooide benoeming tot lid in den Raad van Indie (Koninklijk besluit van 25 Mei 1871, n°. 14) van den hier te lande aanwezigen, kort te voren gepensioneerden hoofdambtenaar H. M. ANDRÉE WILTENS, laatstelijk resident van Soerabaija en vroeger onder anderen gouverneur der Molukken en waarnemend gouverneur van Sumatra's Westkust, die met de mail van de eerste helft van Julij jl. zijne bestemming beeft opgevolgd.
C. Mededeeïiiigen v a n s t a a t k u n d i g e n e n a l g e m e e n e n a a r d .
§ 1. Betrekkingen met het buitenland.
Met betrekking tot de handhaving van Nederlands onzijdigheid in den jongsten oorlog in Europa werden voor Nederlandsch Indie (Indisch Staatsblad 1870, n . 10/, Jmasche Courant van 31 Augustus), behoudens de strikt noodige wijzigingen, dezelfde waarschuwingen gegeven en dezelfde bepalingen bekend gemaakt als voor Nederland waren opgenomen in de Staats-courant van 21 Julij 1870. De eenige wijziging van belang was de weglating der Nederlandscbe bepaling, waarbij de verstrekking van steenkolen voor de schepen der oorlogvoerende partijen was beperkt. Deze wijziging berustte op het groot verschil in afstanden der naast bij Nederlandsch Indie gelegen havens van het land waartoe de schepen zouden behooren, waardoor eene in alle opzigten gelijke behandeling onmogelijk zou zijn. Bij de Indischo bepalingen werd mitsdien aan de schepen der oorlogvoerende partijen volkomen vrijheid geweven om zich van levensmiddelen en steenkolen te voorzien. (1) Tevens werden bij Indisch besluit van 30 Augustus 1870, nc. 2, de hoofden van aan zee gelegen gewesten omtrent hetgeen zij met opzigt tot de schepen der oorlogvoerende Mogendheden zouden hebben in acht te nemen, van de noodige voorschriften voorzien, en zoowel aan de hoofden der departementen van algemeen bestuur als aan de gewestelijke bestuurders in 't algemeen , ook ter mededeeling aan de" hun ondergeschikte landsdienaren, de nadrukkelijke
(1) In Au'nistus jt. is met opzigt tot dit laatste punt als de zienswijze der Redering- niel' t e l a n d e airi" den Graverneur-G-eneraal nog te kennen gegeven, dat .c. q. aan een oorlogsschip eener oorlogvoerende Mogendheid, dat eens steenkolen, in eene Kednrlandseh-Indische haven heeft infc-enomen, zulks niet eerder op nieuw behoort te worden toegestaan — tenzij met bijzondere vergunning- — dan r.a verloop van drie maanden.
begeerte der Regering kenbaar gemaakt, dat op geenerlei wijze ergens in Nederlandsch Indie eenig blijk gegeven wierd van voor- of tegeningenomenheid ten aanzien van de oorlogvoerende Mogendheden , de betrokken Vorsten , nationaliteiten of' staatsdienaren (1). De reeds in 't vorig verslag (bladz. 90) bedoelde overeenkomst met Groot- Britannie tot regeling voor zooveel noodig der wederzijdsche overbrenging van telegrammen van of naar Nederlandsch Indie (waarover nader in hoofdstuk IJ, afdeeling V hierachter) werd den 21 sten October 1870 te Londen geteekend, en is sedert zoo bier te lande als in Indie afgekondigd (Nederlandsch Staatsblad nc. 193 , Indisch staatsblad 1871, n°. 7). • Van ile verklaring, op 23 Maart 1871 te 's liage uitgewisseld tusschen de Nederlandscbe Regering on die van het Duitsche Keizerrijk nopens de toetreding der vrije en Hanseatische steden Bremen on Hamburg tot liet handelsen scheepvaartverdrag van Nederland met Pillissen en hen Tolverbond van 31 December 1851 (Indisch Staatsblad 1852, n". 75), werd in Indie afkondiging gedaan bij besluit van den Gouverneur-Generaal dd. 1 Junij 1871 [Indisch Staatsblad n''. 84) Als van veel gewigt, inzonderheid voor de behartiging der belangen van de" Nederlandsch-Indische bedevaartgangers, mag aangemerkt worden, de te verwachten optreding van een vertegenwoordiger der Nederlandscbe Reoering in Arabie, door de voorgenomen vestiging van een consulaat te Djeddah. Naar aanleiding van een door tusschenkomst van Zr. Ms. minister-resident te Washington ontvangen verzoek, van het departement van landbouw in de Vereenigde Staten , om eene verzameling zaden van planten en gewassen , welke tot de cultures van Nederland en zijne koloniën behooren, ten einde daarmede in Amerika proeven te nemen, wordt volgens een berigt van Junij jl. onder andere in Neder lansch Indie het noodige verrigt voor het doen bijeenbrengen en doelmatig verpakken eener door den dlrecteui van 's lands plantentuin to Batavia aangegeven en botaniscH omschreven verzameling van gewone soorten van planten, benevens van eenige heesters. Met magtiging uit Nederland, werd een der oorlogsschepen van het auxiliair eskader in Indie door den Gouverneur' Generaal aangewezen tot het bezoeken der havens en ne' devzettingen op de Noordkust van Australie, even als zulk? in 1863 ten opzigte der Zuid-Australische havens waS geschied. De Nederlandsche consul-generaal voor Australie. Nieuw-Zeeland en Tasmania, van wien tijdens zijn aanwezen op Java het voorstel tot zoodanige zending wa= uitgegaan , zal den togt medemaken. Het stoomschip Curaçao] voor de zending aangewezen, is daartoe den Sisten Mei j l naar Melbourne vertrokken tot afhaling van den consulgeneraal. Door het Gouvernement der kolonie Victoria quarantaine bevolen zijnde voor schepen , die uit Nederlandsch Indu komen, werden in den aanvang van 1871, op grond da' de gezondheidstoestand binnen het Nederlandsch-Indisd gebied voor zoodanigen maatregel geen grond opleverde door den Gouverneur-Generaal langs consulairen weg pogingen in het werk gesteld om die quarantaine te doet opheffen. Blijkens aankondiging in de Javasche Couranvan 13 Junij 1871, hebben deze pogingen het gewenscht« gevolg gehad. In den aavang van 1871 werd van het Siamesche ^ou vernement het berigt ontvangen, dat de Eerste Koning van dat Rijk het voornemen had opgevat Batavia te be' zoeken Met goedkeuring' van het Opperbestuur werdetaan dien Souverein bij zijne aankomst, die den 27ste» Maart plaats had, de aan een gekroond hoofd verschuf digde eerbewijzen betoond. Z. M. nam zijn intrek in he gouvernementshôtel te Rijswijk. ° Gedurende zijn vijfdaagsch verblijf te Batavia bezociv de vorst de plaatselijke inrigtingen en wetenschappelijk genootschappen en werden eenige feesten te zijner eel sen-even. Behalve Batavia werd ook Samarang door Z. N bezocht, speciaal met het doel om de spoorweswerkd aldaar in oogenschouw te nemen. Na een verblijf vaj
(1) Zie over eene u:tnoodiging aan de dagbladpers hoofdstuk * afdeeling II, § 5.
3
twee dagen te Samarang keerde de Siami sehe Vorst, hoogst voldaan over de Hoogstdenzelven bereide ontvangst, met zijne ilotille naar Bangkok terug. Eene officiële dankbetuiging van het Siamesche Gouvernement werd later ook hier te lande ontvangen. Over de door bedoelden Vorst, ook tot blijvende herinnering aan Hoogstdeszelfs bezoek op Java, gedane giften tot nuttigeen liefdadige doeleinden, zie men in hoofdstuk K. het aangeteekende onder v Gymnasium Willem III" in af'dèelingl, zoomede den aanhef van afdeeling IV aldaar.
§ 2. Jam en Madura. (1)
ü e volgende mededeelingen zijn ontleend aan de berigten der hoofden van gewestelijk bestuur omtrent den toestand hunner gewesten in 1870 en de vier eerste maanden van 1871. Waar berigten van jongere dagteekening zijn opgenomen is dit afzonderlijk aangeduid.
Bantam. De rust en goede orde werden op geeneflei wijze gestoord. Onder de bevolking en ook bij de hoofden en ambtenaren heerschte tevredenheid; alleen de dorpshoofden vervulden hier meestal hunne betrekking tegen hun z:n , en moeten daaiom de titularissen vaak onder lieden van minder gehalte gezocht worden. De opgezotenen der beide particuliere landen Tjikandi Oedik en Tjikandi Ilir, vooral van het eerste, verheeren echter nog altijd in een minder gunstigen toestand, even als de productie, waarvan één tak, de suikercultuur, reeds nagenoeg verdwenen is. Doch overigens werd de algemeene tevredenheid bevorderd doordat de oogst der padi, zoowel als die der tweede gewassen, in het grootste gedeelte der residentie gunstig, en in het andere voldoende was. De padi-oogst van 1871 is over het algemeen tamelyk bevredigend uitgevallen. In groote hoeveelheid en veelbelovend stonden in Mei jl. tweede gewassen te veld. Als een blijk van welvaart wordt er op gewezen dat in meerdere af'deelingen het aantal steenen huizen in de dessa's toeneemt. De binnenlandsche handel neemt steeds in levendigheid toe, doch de uitvoerhandel niet. De oorzaak hiervan ligt voor een gedeelte in het door toenemend petroleum-verbruik verminderde debiet van klapperolie, waarvan de bereiding en de verkoop vroeger veel winst verschaften. De geestelijken hebben nog altijd tamelijk veel invloed op bevolking en hoofden, en mengen zich gaarne in de aangelegenheden van het dessabestuur ; nogtans worden van hun invloed geen schadelijke gevolgen ondervonden. De gezondheidstoestand was over 't algemeen bevredigend
Batavia. Behalve de poging tot rtistverstoring in de afdeeling Bekassi, waarvan reeds in het vorig verslag (bladz. 2) werd gewag gemaakt, en de beweging onder de opgezetenen van het land ïjilingsi, in de afdeeling Buitenzorg , insgelijks daar ter plaatse vermeld, viel er niets van dien aard voor en w-erd de orde overal bewaard. Aan 8 der in den Tamboenschen opstand betrokken personen werd het doodvonnis ten uitvoer gelegd, terwijl 35 schuldigen werden verbannen. De toestand des handels moet nog altijd onbevredigend genoemd worden, waartoe de talrijke Chinesche faillissem*nten zeer veel bijbragten (vergelijk bijlage J). De goede stemming van de productenmarkt, die in het begin van 1870 vooral voor suiker hooge prijzen deed besteden, hield niet aan. Stoffelijk en zedelijk is de inlandsche bevolking op denzelfden niet zeer hoogen trap van ontwikkeling gebleven. De rijstoogst, ook die van 1871, was gunstig en de prijzen van dat hoofdvoedsel waren doorgaans laag. In sommige streken was de jongste padi-oogst zelfs buitengewoon goed geslaagd. Teelt van tweede gewassen vindt weinig plaats. De algemeene gezondheidstoestand was bijzonder bevredigend.
Krawang. De ontwikkeling en dienstijver der inlandsche hoofden liet nog veel te wenschen over. De regent bleek meermalen niet dat ontzag aan de districtshoofden (waar
(1) Zie voor beschikkingen enz. rakende het binnenlindseb bestuur, Sn o. a. ook de werking der politie, hoofdstuk J. afdeeling- I.
van de meesten min of meer aan hem zijn verwant) in te boezemen als tot verzekering van een goeden gang van zaken word vereischt De welvaart der bevolking is vooruitgaande. De oogst van voedingsmiddelen slaagde goed, hetgeen zich ook, te oordeelen naar hetgeen reeds verkregen was, van den aanplant voor 1871 liet voorspellen. De koffijoogst van het loopende jaar wordt echter geschat hoogstens slechts de helft te zullen bedragen van hetgeen in 1870 was verkregen. Do pokken-epidemie die, hoewel niet kwaadaardig, bij liet einde van 1870 nog heerschende was, is sedert geheel geweken.
Precïnger regentschappen. Over de voorbereiding en invoering der reeds in 't vorig verslag, bladz. 44, aangekondigde hervorming van het zoogenaamd Preanger stelsel, wordt hoofdzakelijk gehandeld in hoofdstuk J , afd. I , § 1. Ofschoon do aanvankelijke schorsing der voorbereiding, althans voor do mindere hoofden en de bevolking, eene bepaalde teleurstelling was, had dit nergens tot ongeregeldheden aanleiding gegeven. De invoering der nieuwe orde van zaken heeft op het aangewezen tijdstip (1 Junij 1871) plaats gehad zonder dat daarbij bezwaren zijn ontmoet. (1) Een welgeslaagde oogst van rijst en tweede gewassen deed allerwege overvloed van levensmiddelen heerschen. De in gang zijnde oogst van 1871 schijnt over 't geheel niet meer dan middelmatig te zullen uitvallen, hoewel er streken . zijn , die eene overvloedige productie hebben opgeleverd. Vele der onder ultimo Mei jl. reeds geoogste velden worden echter op nieuw beplant om vóór het einde van 187 L een tweeden padi-oogst te leveren. De gewoonte om driemalen in twee jaren te planten, is hier vrij algemeen. Het minder gunstige vooruitzigt omtrent de koffijlevering van 1871, wordt voor de bevolking vergoed dooide thans, als gevolg van de nieuwe bestuursrëgeTTng, genoten wordende hoogere betaling. De ontwikkeling van den handel vindt belemmering in de bezwaren op vele plaatsen aan het vervoer verbonden. In de laatste jaren zijn door het bestuur, zelfs met aanbod om woningen en ploegvee te verstrekken , pogingen aangewend om nieuwe dessa's te doen ontstaan in de nog woeste en onbevoïktë streken van de zuidelijke districten. Het is echter niet mogen gelukken een enkele daartoe over te halen. De vrees voor wild gedierte, de ongezondheid dier streken, doch vooral de afkeer van den Soendanees om zich met der woon te verplaatsen , waren onoverkomelijke beletsolen. jt De volksgezondheid was in 1870 over het algemeen I gunstiger dan in 186!); alleen bleven bij den aanvang van '1871 in de afdeelingen Soekapoera en Tjiandjoer koortsen en pokken heerschen. Van lieverlede zijn deze ziekten echter afgenomen, zoodat in Mei j I. de gezondheidstoestand in al de afdeelingen zeer bevredigend kon worden genoemd.
Clieribon. Over het algemeen heerschte tevredenheid, waartoe ook alle reden bestaat. De suikercultuur leverde ruime, bij sommige fabrieken zells zeer ruime winsten op, terwijl de oogst van rijst, tweede gewassen en koffij over het algemeen goed slaagde. Omtrent de vooruitzigten van het landbouwbedrijf in het loopende jaar wordt gemeld dat de voor de koffij- en suikercultuur zoo schadelijke buitengewoon zware regens, over het geheel voordeelig waren voor het padigewas. De binnenlandsche hanüel was bloeijend. In tegenstelling met de Chinezen, bestaat onder de Arabieren eene groote zucht om het bestuur te weerstreven, vooral in Indramaijoe, waar zij in de laatste jaren weigerachtig zijn_ hunne zeer matige bed rijfsbelasting te betalen, waartoe zij nu langs den weg van regten gedwongen moeten worden. De welvaart onder de inlandsche hoofden is over het algemeen gering, ondanks hunne hoogere bezoldiging en voor sommige zeer ruime cultuurpercenten. Gebrek aan orde, koop- en spilzucht zijn hiervan veelal de oorzaken;
(1) In 't laatst van Junij jl. is de regent van Limbangan overleden. Krachtens een gauvernementsbesluit van 10 Julij d. v. is hem zijn oudsta zoon opgevolgd, tot dus ver ondercollecteur in 't zelfde regentschap.
2
Het personeel van den Raad van Nederlandsen Indie, blijkens het vorig verslag (bladz. 2), bestaande uit de heeren Fl N. NiEUWENHUYZHtf, vice-president, O. VAN REES, mr. F. M. C. PELS RYCKEN, J. F. R. S. vAN »EN BOSSCHE en den generaal-majoor E. C. F. HAPPÉ , leden, onderging in den aanvang van 1871 de volgende wijziging. Twee leden , de heeren VAN DEN BOSSCHE en PELS RYCKEN, leo-iien beiden in Maart hun ambt neder, de eerste wegens het hem op verzoek verleend eervol ontslag uit 's lands dienst, met toekenning van pensioen (Koninklijk besluit 12 Januarij 1871, n°. 13), de laatste als zijnde op verzoek, wegens ziekte, door den Gouverneur-Generaal eervol van zijne betrekking ontheven , onder toekenning van wachtgeld (besluit van 25 Maart 1871, n° 2). Met het oog op dezo twee vacatures en in verband met de hervatting der aan het raadslid, den heer O. VAN REES , opgedragen commissie tot reorganisatie van het bestuur in de residentie Preanger regentschappen (zio lager hoofdstuk J , afdeeling I, § 1), oischte 's lands belang dringend, dat in eene der opengevallen plaatsen onverwijld wierd voorzien. Gebruik makende van de bevoegdheid, hem bij' hot Regeringsreglement geschonken, droeg de GouverneurGeneraal bij eeu besluit van 11 April jl. de waarnemingvan het lidmaatschap in den Raad., op den voet van art. ld Ueo-eringsroglement, van af'den 17den der genoemde maand tijdelijk op aan den tot raadslid voorgedragen hoofdambtonaar mr. W. RAPPAED , president van het Hooggeregtshof' van Nederlandsch Icdie, sedert bij 'sKonings besluit van 4 Mei 1871, n°. 11, definitief tot de bewuste betrekking geroepen en daarin den 19den Julij jl. geïnstalleerd. Inmiddels werd ook in de tweede vacature voorzien door de benoeming tot lid in den Raad van Indie (Koninklijk besluit van 25 Mei 1871, n°. 14) van den hier te lande aanwezigen , kort te voren gepensioneerden hoofdambtenaar H. M. ANDRÉE WILTEXS, laatstelijk resident van Soerabaija en vroeger onder anderen gouverneur der Molukken en waarnemend gouverneur van Sumatra's Westkust, die met de mail van de eerste helft van Julij jl. zijne bestemming beeft opgevolgd.
C. Mededeeïingen van staatkundigen en algemeenen aard.
§ 1. Betrekkingen met het buitenland.
Met betrekking tot de handhaving van Nederlands onzijdigheid in den jongsten oorlog in Europa werden voor Nederlandsch Indie {Indisch Staatsblad 1870, n°. 107, Jjxvasche Courant van 31 Augustus), behoudens de strikt noodige wijzigingen, dezelfde waarschuwingen gegeven en dezelfde bepalingen bekend gemaakt als voor Nederland waren opgenomen in de Staats-courant van 21 Julij 1870. De eenige wijziging van belang was de weglating der Nederlandsche bepaling, waarbij de verstrekking van steenkolen voor de schepen der oorlogvoerende partijen was beperkt. Deze wijziging berustte op het groot verschil in afstanden der naast bij Nederlandsch Indie gelegen havens van het land waartoe de schepen zouden behooren, waardoor eene in alle opzigten gelijke behandeling onmogelijk zou zijn. Bij de Indische bepalingen werd mitsdien aan de schepen der oorlogvoerende partijen volkomen vrijheid gegeven om zich van levensmiddelen en steenkolen te voorzien. (1) Tevens werden bij Indisch besluit van 30 Augustus 1870, nc. 2, de hoofden van aan zee gelegen gewesten omtrent hetgeen zij met opzigt tot de schepen der oorlogvoerende Mogendheden zouden hebben in acht te nemen, van de noodige voorschriften voorzien, en zoowel aan de hoofden der departementen van algemeen bestuur als aan de gewestelijke bestuurders in 't algemeen , ook ter mededeeling aan de hun ondergeschikte landsdienaren, de nadrukkelijke
(1) In Augustus jl. is met opzigt tot dit laatste punt als de zienswijze der Regering" Hier te lande ain den G- juverneur-G-eneraal nog te kennen gegeven, dat .c. q. aan een oorlogsschip eener oorlogvoerende Mogendheid, dat eens steenkolen ia eene Nederlandsch-Indische haven heeft ingenomen, zulks niet eerder op nieuw behoort te worden toegestaan — tenzij met bijzondere vergunning' — dan r.a verloop van drie maanden.
begeerte der Regering kenbaar gemaakt, dat op geenerïei wijze ergens in Nederlandsch Indie eenig blijk gegeven: wierd van voor- of tegeningenomenheid ten aanzien va" de oorlogvoerende Mogendheden, de betrokken Vorsten. nationaliteiten of' staatsdienaren (1). De reeds in 't vorig verslag (bladz. 90) bedoelde overeenkomst met Groot-Hritannie tot regeling voor zooveel noodig der wederzijdsche overbrenging van telegrammen van of naar Nederlandsch Indie (waarover nader in hoofdstuk IL, afdeeling V hierachter) werd den 21 sten October 1870 te Londen geteekend, en is sedert zoo hier te landu als in Indie afgekondigd (Nederlandsch Staatsblad nc. 193, Indisch staatsblad 1871, n°. 7). Van de verklaring, op 23 Maart 1871 te 's liage 'uitgewisseld tusschen de Nederlandsche Regering on dio van het Duitsche Keizerrijk nopens de toetreding der vrije en Hanseatische steden Bremen on Hamburg tot het handelsen scheepvaartverdrag van Nederland met Pruissen en he' Tolverbond van 31 December 1851 (Indisch Staatsblad 18-r>2, n°. 75), werd in Indie afkondiging gedaan bij besluit van den Gouverneur-Generaal dd. 1 Junij 1871 (Indisch Staatsblad n''. 84) Als van veel gewigt, inzonderheid voor de behartiging der belangen van de Nederlandsch-Indisehe bedevaartgangers , mag aangemerkt worden, de te verwachten optreding van een vertegenwoordiger der Nederlandsche Regering in Arabie, door de voorgenomen vestiging van een consulaat te Djeddah. Naar aanleiding van een door tusschenkomst van Zr. Ms. minister-resident te Washington ontvangen verzoek, van het departement van landbouw in de Vereenigdo Staten . om eene verzameling zaden van planten en gewassen , welk'' tot de cultures van Nederland en zijne koloniën behooren • ten einde daarmede in Amerika proeven te nemen, wordt volgens een berigt van Junij jl. onder andere in Nederlansch Indie het noodige verrigt voor het doen bijeenbrengen en doelmatig verpakken eener door den directeur' van 's lands plantentuin to Batavia aangegeven en botanisch omschreven verzameling van gewone soorten van planten, benevens van eenige heesters. Met magtiging uit Nederland, werd een der oorlogsschepen van het auxiliair eskader in Indie door den GouverneurGeneraal aangewezen tot het bezoeken der havens en nederzettingen op de Noordkust van Australie, even als zulks in 1863 ten opzigte der Zuid-Australische havens was geschied. De Nederlandsche consul-generaal voor Australie. Nieuw-Zeeland en Tasmania, van wien tijdens zijn aanwezen op Java het voorstel tot zoodanige zending wa= uitgegaan , zal den t.ogt medemaken. Het stoomschip CuraqaO* voor de zending aangewezen, is daartoe den 31stenMeijlnaar Melbourne vertrokken tot afhaling van den consulgeneraal. Door het Gouvernement der kolonie Victoria quarantain« bevolen zijnde voor schepen , die uit Nederlandsch Indie komen, werden in den aanvang van 1871, op grond da* de gezondheidstoestand binnen het Nederlandsch-Indiscl' gebied voor zoodanigen maatregel geen grond opleverde, door den Gouverneur-Generaal langs consulairen weg pogingen in het werk gesteld om die quarantaine te doen opheffen. Blijkens aankondiging in de Javasche Courant van 13 Junij 1871, hebben deze pogingen het gewenscht« gevolg gehad, In den aavang van 1871 werd van het Siamesche Gouvernement het berigt ontvangen, dat de Eerste Koning van dat Rijk het voornemen had opgevat Batavia te bezoeken Met goedkeuring van het Opperbestuur werden aan dien Souverein bij zijne aankomst, die den 27sten Maart plaats had, de aan een gekroond hoofd verschuldigde eerbewijzen betoond. Z. M. nam zijn intrek in he' gouvernementshôtol te Rijswijk. Gedurende zijn vijfdaagsch verblijf te Batavia bezoch' de vorst de plaatselijke inrigtingen en wetenschappelijke genootschappen en werden eenige feesten te zijner eore gegeven. Behalve Batavia werd ook Samarang door Z. M. bezocht, speciaal met het doel om de spoorwenwerkeu aldaar in oogenschouw te nemen. Na een verblijf van
fl) Zie over eene u:tnoodiging aan de dagbladpers hoofdstuk K. afdeeling II, g 5.
3
twee lianen te Samarang keerde de Siami sehe Vorst, hoogst voldaan over de Hoogstdenzelven bereide ontvangst, met zijne ilotille naar Bangkok terug. Eene officiële dankbetuiging van het Siamesche Gouvernement werd later ook hier te lande ontvangen. Over de door bedoelden Vorst, ook tot blijvende herinnering aan Hoogstdeszelfs bezoek op Java, gedane giften tot nuttigeen liefdadige doeleinden, zie men in hoofdstuk M het aangeteekende onder v Gymnasium Willem III" in af'deelingl, zoomede den aanhef van atdeeling IV aldaar.
§ 2. Jaxtt ca Madura. (1)
De volgende mededeelingen zijn ontleend aan de berigten der hoofden van gewestelijk bestuur omtrent den toestand hunner gewesten in 1870 en de vier eerste maanden van 1871. Waar berigten van jongere dagteekening zijn opgenomen is dit afzonderlijk aangeduid.
Bantam. De rust en goede orde werden op geenerlei wijze gestoord. Onder de bevolking en ook bij de hoofden en ambtenaren heerschte tevredenheid; alleen de dorpshoofden vervulden hier meestal hunne betrekking tegen hun zin , en moeten daatom de titularissen vaak onder lieden van minder gehalte gezocht worden. Uo opgezetenen der beide particuliere landen Tjikandi Oedik en Tjikandi Ilir, vooral van het eerste, verheeren echter nog altijd in een minder gunstigen toestand, even als de productie, waarvan één tak, do suikercultuur, reeds nagenoeg verdwenen is. Doch overigens werd de algemeene tevredenheid bevorderd doordat de oogst der padi, zoowel als die der tweede gewassen, in het grootste gedeelte der residentie gunstig, en in het andere voldoende was. De padi-oogst van 1871 is over het algemeen tamelyk bevredigend uitgevallen. In groote hoeveelheid en veelbelovend stonden in Mei jl. tweede gewassen te veld. Als een blijk van welvaart wordt er op gewezen dat in meerdere afdeelingen het aantal steenen huizen in de dessa's toeneemt. De binnenlandsche handel neemt steeds in levendigheid toe, doch de uitvoerhandel niet. De oorzaak hiervan ligt voor een gedeelte in het door toenemend petroleum-verbruik verminderde debiet van klapperolie, waarvan de bereiding en de verkoop vroeger veel winst verschaften. De geestelijken hebben nog altijd tamelijk veel invloed op bevolking en hoofden, en mengen zich gaarne in de aangelegenheden van het dessabestuur ; nogtans worden van hun invloed geen schadelijke gevolgen ondervonden. De gezondheidstoestand was over 't algemeen bevredigend
Batavia. Behalve de poging tot rnstverstoring in de afdeeling Bekassi, waarvan reeds in het vorig verslag (bladz. 2) werd gewag gemaakt, en de beweging onder de opgezetenen van het land Tjilingsi, inde afdeeling Buitenzoig , insgelijks daar ter plaatse vermeld, viel er niets van dien aard voor en werd de orde overal bewaard. Aan 8 der in den Tamboenschen opstand betrokken personen werd het doodvonnis ten uitvoer gelegd, terwijl 35 schuldigen werden verbannen. De toestand des handels moet nog altijd onbevredigend genoemd worden, waartoe de talrijke Chinesche faillissem*nten zeer veel bijbragten (vergelijk bijlage J). De goede stemming van de productenmarkt, die in het begin van 1870 vooral voor suiker hooge prijzen deed besteden, hield niet aan. Stoffelijk en zedelijk is do inlandsche bevolking op denzelfden niet zeer hoogen trap van ontwikkeling gebleven. Da rijstoogst, ook die van 1871, was gunstig en de prijzen van dat hoofdvoedsel waren doorgaans laag. In sommige streken was de jongste padi-oogst zelfs buitengewoon goed geslaagd. Teelt van tweede gewassen vindt weinig plaats. De algemeene gezondheidstoestand was bijzonder bevredigend.
Krawang. De ontwikkeling en dienstijver der inlandsche hoofden liet nog veel te wen sehen over. De regent bleek meermalen niet dat ontzag aan de districtshoofden (waar
;t) Zie voor beschikkingen enz. rakende het binnenhndseh bestuur, en o. a. ook de werking' der politie, hoofdstuk J , atdeeling- I.
van de meesten min of meer aan hem zijn verwant) in te boezemen als tot verzekering van een goeden gang van zaken werd vereischt De welvaart der bevolking is vooruitgaande. De oogst van voedingsmiddelen slaagde goed, hetgeen zich ook, te oordeelen naar hetgeen reeds verkregen was, van den aanplant voor 1871 liet voorspellen. De koffijoogst van » hot loopende jaar wordt echter geschat hoogstens slechts de helft te zullen bedragen van hetgeen in 1870 was verkregen. De pokken-epidemie die, hoewel niet kwaadaardig, bij liet einde van 1870 nog heerschende was, is sedert geheel geweken.
Preünger regentschappen. Over de voorbereiding en invoering der reeds in 't vorig verslag, bladz. 44, aangekondigde hervorming van het zoogenaamd Preanger stelsel, wordt hoofdzakelijk gehandeld in hoofdstuk J , afd. I , § 1. Ofschoon do aanvankelijke schorsing der voorbereiding, althans voor do mindere hoofden en de bevolking, eene bepaalde teleurstelling was, had dit nergens tot ongeregeldheden aanleiding gegeven. De invoering der nieuwe orde van zaken heeft op het aangewezen tijdstip (1 Junij 1871) plaats gehad zonder dat daarbij bezwaren zijn ontmoet. (1) Een welgeslaagde oogst van rijst en tweede gewassen deed allerwege overvloed van levensmiddelen heerschen. De in gang zijnde oogst van 1871 schijnt over 't geheel niet meer dan middelmatig te zullen uitvallen, hoewel erstreken . zijn, die eene overvloedige productie hebben opgeleverd. Vele der onder ultimo Mei jl. reeds geoogste velden worden echter op nieuw beplant om vóór het einde van 187 L een tweeden padi-oogst te leveren. De gewoonte om driemalen in twee jaren te planten, is hier vrij algemeen. Het minder gunstige vooruitzigt omtrent de koffijlevering van 1871, wordt voor de bevolking vergoed door de thans, als gevolg van de nieuwe bestuursrégeling, genoten wordende hoogere betaling. De ontwikkeling van den handel vindt belemmering in de bezwaren op vele plaatsen aan het vervoer verbonden. In de laatste jaren zijn door het bestuur, zelfs met aanbod om woningen en ploegvee te verstrekken , pogingen aangewend om nieuwe dessa's te doen ontstaan in de nog woeste en onbevolkte streken van de zuidelijke districten. Het is echter niet mogen gelukken een enkele daartoe over te halen. De vrees voor wild gedierte, de ongezondheid dier streken, doch vooral de afkeer van den Soendanees om zich met der woon te verplaatsen , waren onoverkomelijke beletsolen. n De volksgezondheid was in 1870 over het algemeen gunstiger dan in 1869; alleen bleven bij den aanvang van 1871 in de afdeelingen Soekapoera en Tjiandjoer koortsen en pokken heerschen. Van lieverlede zijn deze ziekten echter afgenomen, zoodat in Mei jl. de gezondheidstoestand in al de afdeelingen zeer bevredigend kon worden genoemd.
Cheribon. Over het algemeen heerschte tevredenheid. waartoe ook alle reden bestaat. De suikercultuur leverde r-uime, bij sommige fabrieken zelfs zeer ruime winsten op, terwijl de oogst van rijst, tweede gewassen en koffij over het algemeen goed slaagde. Omtrent de vooruitzigten van het landbouwbedrijf in het loopende jaar wordt gemeld dat de voor de koffij- en suikercultuur zoo schadelijke buitengewoon zware regens, over het geheel voordeelig waren voor het padigewas. De binnenlandsche handel was bloeijend. In tegenstelling met de Chinezen, bestaat onder de Arabieren eene groote zucht om het bestuur te weerstreven, vooral in Indramaijoe, waar zij in de laatste jaren weigerachtig zijn hunne zeer matige bedrijfsbelasting te betalen , waartoe zij nu langs den weg van regten gedwongen moeten worden. De welvaart onder de inlandsche hoofden is over het algemeen gering, ondanks hunne hoogere bezoldiging en voor sommige zeer ruime cultuurpercenten. Gebrek aan orde, koop- en spilzucht zijn hiervan veelal de oorzaken;
(1) In 't laatst van Junij jl. is de regent van limbangan overleden. Krachtens een gouyemementsbesluit van 10 Julij d. v. is hem zijn oudsts zoon opgevolgd, tot dus ver ondereollecteur in 't zelfde regentschap.
4
dikwerf ook de neiging om hunne huishouding te veel op Europeschen voet in te rigten. Een verblijdend verschijnsel is het daarentegen dat onder hen een streven naar meerdere geestontwikkeling valt op te merken. De gezondheidstoestand was niet zeer bevredigend. Wel waren in het begin van 1870 de epidemische koortsen bijna geheel geweken , maar met het begin van den westmoesson begonnen ze weder, althans in een paar afdeelingen, te heerschen. In de afdeelingen Indramaijoe, Cheribon en Koeningan hebben pokken geheerscht. Volgens berigten van Mei 1871 was de gezondheidstoestand echter veel verbeterd. De koortsen verminderden weder en pokken kwamen slechts zeldzaam en sporadisch voor.
Tagal. De bevolking wordt gezegd in de laatste jaren veel in welvaart te zijn vooruitgegaan, als gevolg van de toenemend voordeelige uitkomsten der verschillende cultures. Rijst is hier altijd tegen billijken prijs te verkrijgen, ofschoon in sommige streken , met name in de adsistentresidentie Pamalaug, het padigewas sedert eene reeks van jaren aanhoudend te lijden heeft of van ziekten en plagen of van te veel water. Wijders bragt de koffljcultuur veel geld onder den inlander, gelijk in de districten waar de suikercultuur gedreven wordt , nagenoeg alle inwoners ruime verdiensten genieten, zoo van de cultuur zelve als door het fabriekwerk. Het beste bewijs hiervoor is het dagelijks verrijzen van steenen huizon met pannen daken in de dessa's en kampongs. Zijn de vooruitzigten omtrent de koffijproductie van 1871 minder gunstig, met de suiker is dit niet het geval , terwijl de jongste padi-oogst zoo ruim uitviel, dat belangrijke hoeveelheden voor den uitvoer beschikbaar zijn. Hoofden en bevolking beyverden zich op loffelijke wijze hunne verpligtingen na te komen. Alleen het gehalte der dessahoofden liet nog veel te wenschen over. Eenige sporadische gevallen van pokken deden zich voor, doch was de verhouding tusschen aangetasten en herstelden bijzonder gunstig. Opzettelijk werd aan alle hoofden de behartiging van de vaccine aanbevolen. De jongste berigten (van Mei jl ) noemen den gezondheidstoestand zeer bevredigend. Op Mohammedaansch godsdienstig gebied viel in de laatste maanden een meer dan gewone ijver waar te nemen door het houden -^an bijeenkomsten ter bevordering van het geloof, aan welke bijeenkomsten echter geenerlei verontrustende strekking wordt toegeschreven. Van de zijde der geestelijkheid schenen heimelijk zekere profetien verspreid te worden , welker verwezenlijking met de belangen van alle Moharamedaansehe priesters strookt. De door het bestuur aan den dag gelegde waakzaamheid wordt gezegd een krachtig middel te zijn om eene mogelijk nadeelige uitwerking dier geestdrijverij te voorkomen. Eenige inlanders die zich voordeden als met bovennatuurlijke vermogens begaafd om daardoor des te gemakkelijker opligterijen te kunnen plegen, werden door de bemoeijenis der politie onschadelijk gemaakt. Op do veiligheid in Tagal valt, volgens den resident, niets aan te merken. Misdaden van ernstigen aard vonden zelden plaats.
Pekalongan. De rust in deze residentie werd in do laatste dagen van Maart jl. onverwachts verstoord. Een Javaan van geringe afkomst, dessaschrijver van beroep, wierp zich in hei district Bandar Sedaijoe (afdeeling Batang) op als pangeran goesti, zich noemende (naar een afstammeling van MOHAMMED) SECH DJOEMADIL KOBRO. Hij rigtte oproepingen tot den wedhono om zich op zekeren passar bij hem, pangeran, to vervoegen, waar hij voornemens zou zijn amok te maken met den wensch om te sterven , liet zich door enkele volgelingen en ook door inlanders hulde brengen en doodde bij eene dezer vertooningen onder andere zijne vrouw, na haar eerst tot poetri (prinses) te hebben verheven. Met de bijgeloovigheid den Javanen eigen schenen eenige personen, waaronder ook dessahoofden en de wedhono van Bandar Sedaijoe, de verschijning van KOBRO in verband te brengen met zekere aloude Javaansche profetien, volgens welke het eiland Java in 1871 met allerlei onheilen zou bedreigd worden. De krachtige optreding van den adsisient-resident, dadelijk nadat de zaak ruchtbaarheid kreeg, maakte aan de
waanzinnige handelingen van KOBRO e n — i n weerwil van den gegeven last om den amokmaker levend te vermeesteren— ook aan diens leven een einde, daar de wedhono, die tot dusver niets tegen den pseudo-pangeran had durven uitrigten, hem neerschoot. Aanvankelijk werd de zaak beschouwd als eene op zich zelf staande daad van een ijlhoofdige, doch uit verschillende verhooren meende de resident te moeten afleiden, dat KOBRO het werktuig was geweest van personen behoorende tot de Pekalongansche regentenfamilie, wier eigenlijk doel gerigt was tegen het Batangsche regenten geslacht, en dat reeds sedert de optreding in November 1870 van een nieuwen regent van Batang, als hoedanig de oudste zoon des overledenen titularis benoemd was, meerdere inlandsche hoofden in de plannen waren ingewijd. De straks bedoelde profetien zouden slechts geëxploiteerd zijn geworden om de gemoederen der massa in gisting te brengen, en daardoor te beter het doel te bereiken. Volgens den resident scheen het er voor te moeten worden gehouden dat door het waanzinnig worden van KOBRO de beweging, naar het plan der aanleggers, te vroeg was uitgebroken. Als medepligtig aan de zaak zijn een 50tal personen gevat, waaronder later ook de wedhono van Bandar Sedaijoe, die tijdens hij zich, wegens schorsing in zijne function , te Batang moest ophouden , van zijn wrevel deed blijken door een verraderlijken moordaanslag op het districtshoofd aldaar. Intusschen was de rust en de orde in Pekalongan verder ongestoord gebleven, ofschoon nog eenige zich schuilhoudende dweepzuchtigen de aanvankelijke spanning trachten gaande te houden. Als maatregel van voorzorg en om de gemoederen gerust te stellen bevindt zich nog ter hoofdplaats Pekalongan en te Batang eenige militaire magt, in de tweede helft van April van Batavia derwaarts overgekomen. Wat den stoffelijken toestand der residentie betreft, wordt berigt, dat de bevolking eene vrij ruime mate van welvaart geniet, waartoe de gunstige oogsten (die ten aanzien van het padi-gewas ook voor 1871 voorspeld worden) veel hebben bijgebragt. Ook legt de bevolking zich meer toe op den binnenlandschen handel. Insgelijks neemt het visschersbedrijf eenigzins toe. De gezondheidstoestand was in 1870 niet gunstig: koortsen en pokken heerschten het geheele jaar door en ook enkele choleragevallen deden zich voor. Latere berigten ten deze (van Mei jl.) luiden hoogst bevredigend.
Samarang. In den toestand van rust en tevredenheid kwam sedert het vorig verslag in algemeenen zin geene verandering. In do afdeeling Demak intusschen gaf eon minder omzigtig bevel van een der Europesche ambtenaren tot omkapping van bamboesstruiken en vruchtboomen, staande op en langs de dijken, en waardoor de behoorlijke afloop van het bandjarwater belemmerd werd, aanleiding tot eenige ontevredenheid van de zijde der belanghebbenden, ofschoon van onrust niets werd bespeurd. Evenmin, volgens een opzettelijk ingesteld naauwkeurig onderzoek, in de afdeeling Grobogan, waar luidens geruchten in de dagbladen zekere spanning zou hebben bestaan. Men mögt zich in. 1870 in een rijken padi-oogst verheugen. Ook de koffijproductie was zeer gunstig. Daarentegen was tengevolge van het ontijdig invallen van den westmoesson een goed deel der tweede gewassen mislukt, maar nergens ondervond men gebrek aan levensmiddelen. Het padi-gewas van 1871 stond allerwege goed, behalve onder Demak, waar de velden herhaaldelijk overstroomd waren geworden. De vooruitzigten omtrent de koffijproductie van 1871 waren daarentegen algemeen ongunstig. De bevolking geniet over het algemeen welvaart, waartoe veel bijbrengen de talrijke gelegenheden tot het verkrijgen tegen goed loon van werk, zoowel ten dienste van het Gouvernement als bij particulieren en bij den spoorweg. Een zware brand had in April jl. gewoed in vier belangrijke visschersdorpen aan het zeestrand onder Demak, waardoor ruim 700 huizen in de asch gelegd en 116 gezinnen van have en goed beroofd waren geworden. De commissie voor het watersnoodfonds (zie hoofdstuk H , afdeeling IV) verleende aan de noodlijdenden een onderstand van f 10 000.
Tegen twee hoofden, den wedono van Selokaton en den jaksa van Grobogan, werden klagten wegens knevelarij ngediend ; de eerste werd uit zijne betrekking ontslagen, terwijl de zaak des laatsten in onderzoek was. Ook maakten enkele dessahoofden zich aan kwade praktijken schuldig, die echter niet van dien aard bleken te zijn om hen ge•'egtelijk te vervolgen. Twaalt dessahoofden werden ter zake van hout.diefstal, overtreding van het opiumspachtreglement, opligterij en één van moord, voor de bevoegde fegtbank te regt gesteld. De veiligheid wordt gezegd, ondanks de geringe midelen waarover het bestuur te beschikken heeft, zeer te •VJn toegenomen. Het aantal diefstallen nam van lieverlede af. Op de toenemende welvaart der bevolking maakt de ïfdeeling Grobogan nog steeds eene uitzondering. Men Qag echter hopen dat daarin spoedig verandering zal komen »oor de verbinding van de hoofdplaats Poerwodadi met 'et spoorwegstation Goendih. Het drukke vervoer lanj>s 'en nieuwen weg die daartoe is aangelegd (van laatstgenoemde plaats naar- Passar Krikil, aan den bestaanden jweg naar Poerwodadi) en waardoor niet alleen Poerwoadi maar ook de residentie Japara in gemakkelijker gemeenschap met Samarang en de Vorstenlanden is gokomen , oonde reeds in den korten tijd sedert de openstelling November 1870) welke voordeelen Demak en Grobogan, 'e jaarlijks ongeveer 600 000 pikols padi aan de markt mengen, hiervan te wachten hebben. De gezondheidstoestand was, ook in de vijf eerste maanden van 1871, bevredigend. Wel deden zich hier en daar, voornamelijk ter hoofdplaats, nog gevallen van koorts en Pokken voor,.maar zij waren niet van ernstigen aard.
Japara. Onder de bevolking heerschte welvaart; hare -zindheid en die der hoofden jegens het bestuur was goed. en districtshoofd werd wegens tegen hem ingebragte be•buldigingen van knevelarij in zijne bediening geschorst. Nog altijd bleef inzonderheid de afdeeling Japara door ?idemische koortsen bezocht, die dan eens minder dan "eder toenemend waren, gelijk dit laatste weer het geval ras in April en Mei jl. Ook pokziekte werd nog overal 'aargenomen, zonder nogtans een epidemisch karakter te ebben. De oogst in 1870 van rijst en tweede gewassen was gunstig; die van koffij middelmatig, en die van suiker binder dan in het voorafgegane jaar. De vooruitzigten voor 1871 zoo met betrekking tot de gouvernements-cultures als tot de eigen cultures der bevolking waren over het algemeen Van bevredigenden aard. Voor de in verval verkeerende, maar vroeger zoo bloeiande meubelmakerijen, alsmede voor den scheeps- en |raauwenbouw verwacht men eene betere toekomst sedert a November 1870 met gunstig gevolg twee boschperceelen 'tbesteed zijn, en daardoor het djatihout weer onder het 'ereik van den inlandschen industrieel zal komen.
Rembang. De uitslag van den padi-oogst van 1870 -was )evredigend; die van 1871 overtrof vorige jaren ; minder Sonstig was in 1870 door de veelvuldige regens in den '°stmoesson de oogst der tweede gewassen. Met den aan''ant daarvan voor 1871 was men in Mei jl. druk bezig. De welvaart der bevolking neemt niet toe De staking * den zoutaanmaak, do achteruitgang van de tabak 'Huur, en de vermindering van werk aan de scheepsNmerwerf te Dassoon zijn zoovele oorzaken, waardoor 't verschijnsel wordt te weeg gebragt. De vischvangst eVert nog altijd aanzienlijke voordeeion ; maar deze tak a n nijverheid zou nog zeer in bloei kunnen toenemen ^nneer er beter gelegenheid bestond djatihout to bekomen °t aanbouw en herstel van vaartuigen. Bij het thans in ewerking zijnde nieuwe boschreglement zal aan deze be°efte worden te gemoet gekomen. . *^en districtshoofd moest wegens ongeoorloofde hande'ugen uit 's lands dienst ontslagen worden. Voor het overige as de geest der hoofden jegens het bestuur uitmuntend. , ^ene nieuwe Mohammedaanscho godsdienstleer, door ^eren inlander in Madioen gepredikt, naar het scheen .st baatzuchtige oogmerken , vond ook in dit gewest een et onaanzienlijken aanhang. "e openbare vielisiheid was zoo goed als zij , met do aan • ezige middelen tot hare handhaving, zijn kon.
ft0. 8. 2.
Soerabaija. Dit laatste wordt ook ten aanzien van Soerabaija gezegd. De welvaart onder de bevolking neemt toe; minder onder de hoofden en ambtenaren ; wat de geringeren onder deze laatsten aangaat, schijnt het dat hun toestand door de toegekende vermeerdering van bezoldiging van lieverlede verbetert. De prijzen der eerste levensbehoeften waren zeer matig ; die der padi en rijst, gedurende het grootste gedeelte van 1870, in het geheele gewest bepaald laag; terwijl ook eene groote hoeveelheid tweede gewassen aan de markt gebragt werd, zoodat de bevolking goedkoop en ruim in hare levensbehoeften kon voorzien. De vooruitzigten van de rijst- en suikerriet-aanplantingen voor 1871 , evenzeer als van de te veld staande tweede gewassen, waren gunstig. De gezondheidstoestand liet, ook in de laatste maanden , weinig te wenschen over.
Madura. De openbare veiligheid werd in de afdeeling Pamakassan, en in het regentschap Madura allerwege naar behooren gehandhaafd. Misdrijven worden minder talrijk begaan en de gepleegden meer ontdekt. Voor een deel mag deze verblijdende uitkomst worden toegeschreven aan den overvloed van voedingsmiddelen en het ruimer vloeijen, vooral in de afdeeling Pamakassan, van vele bronnen van vertier, waardoor welvaart en tevredenheid onder den inlander toenamen. Op dit alles echter maakt de afdeeling Sumanap in vele opzigten eene treurige uitzondering, ofschoon in den laatsten tijd een scherper toezigt op de betrokken inlandsche hoofden en ambtenaren zigtbare verbetering in het politiewezen had te weeg gebragt. Van nadeeligen invloed op de ontdekking van misdrijven is echter de omstandigheid, dat de districtshoofden niet altijd op het regte tijdstip op de plaats, waar eenig misdrijf gepleegd is, aanwezig zijn, doordien zij hun verblijf niet in de districten, maar ter hoofdplaats Sumanap houden, welk voorbeeld door de onderdistrictshoofden wordt gevolgd. De geheele opsporing enz. van misdrijven kwam daardoor veelal neder op de dessahoofden , hier over 't algemeen een zeer verdorven slag van lieden. De in het begin van 1870 veelvuldig gepleegde strandroof werd beteugeld door het gouvernements-stoomschip Barito, dat straat Madura eenigen tijd bekruiste. De panembahans (regenten) van Madura en Sumanap gaven vele bewijzen van medewerking. Vooral de eerste, vroeger zeer onhandelbaar, toonde zich bijzonder volgzaam en gewillig bij het ten uitvoer leggen van nuttige maatregelen. Meer en meer komt de bevolking dier niet onder's Gouvernements regtstreeksch gezag staande regentschappen met hare klagten bij het Europeesch bestuur, waardoor het bestuur van zijnen kant gelegenheid krijgt misbruiken tegen te gaan, waaronder in de 6erste plaats knevelarijen bij het innen van aan de landsvorsten verschuldigde belastingen. Omtrent den dienstijver en de gezindheid van den regent in de gouvernements-afdeeling Pamakassan, wordt mede een gunstig getuigenis afgelegd. Behalve in Sumanap waren de oogsten van 1870 overal gunstig te noemen. Minder voordeelig waren over 't algemeen de vooruitzigten voor het loopende jaar zoowel wat de padi als de tweede gewassen betrof. Vele djagong- en andere aanplantingen stonden zoo slecht dat de velden op nieuw waren bewerkt en beplant moeten worden. Wanneer ook de daarvan te verwachten oogst mögt mislukken, dan zou in het Sumanapsche (in de andere streken had de bevolking nog voorraad) schaarschte aan eigen voedingsmiddelen kunnen ontstaan. Die tegenspoed zou echter volgens den resident geen bezorgdheid behoeven te wekken in verband met. de ruimere verdiensten die aan de bevolking van Sumanap in 1871 zullen te goed komen door de hervatting van den zoutaanmaak aldaar, die bij een eenigzins günstigen oogst een kapitaal van ruim tonnen drie gouds onder haar in wandeling brengt. De pokken, die in het jaar 1869 even als op Java ook in deze residentie min of meer epidemisch geheerscht hadden, bleven zich ook nog gedurende een groot gedeelte van 1870, meer bijzonder in Sumanap, vertoonen. De jongste berigten omtrent den gezondheidstoestand op Madura luiden zeer voldoende.
6
Pasoeroean. Een vruchtbare bodem en een uiterst bloeijende toestand van den landbouw, zoowel wat voedingsmiddelen als wat voortbrengselen voor de Europescbe markt betreft, maken dit gewest tot een der welvarendste van Java. De oogst in 1870 van padi, tweede gewassen, koffij en suiker, was overvloedig. Voor zoover reeds bekend is, is ook de rijstproductie van 1871 naar wensch uitgevallen, terwijl de suikerrietaanplantingen een nog beteren oogst dan in 1870, de koffijplantsoenen daarentegen eenbelangrijk mindere opbrengst voorspellen. Onder hoofden en bevolking heerscht een uitmuntende geest. Op weinige uitzonderingen na vervulden de eersten hunne taak met ijver en toewijding. Eenigen hunner hebben bewijzen van tevredenheid van wege de Regering erlangd, voornamelijk wegens hunne bemoeijenissen met de koffijcultuur. Die onderscheiding werkte ook zeer gunstig op den dienstijver der overige hoofden. Andermaal werd een districtshoofd wegens knevelarij ontslagen. Aan dit misdrijf maken zich vooral de dorpshoofden nog dikwijls schuldig. De oorzaak hiervan ligt in het luttele geldelijke voordeel verbonden aan eeDe betrekking, die hen vaak tot meer uitgaven noopt dan de inkomsten bedragen die zij er van trekken. De gezondheidstoestand der bevolking kon zoowel in 1870 als later gunstig genoemd worden.
Probolinggo. De welvaart der bevolking neemt voortdurend toe. Haar rijke veestapel, hare betrekkelijk kostbare kleederdragt en goede woningen wijzen op klimmenden voorspoed. Over 't algemeen waren de uitkomsten van den landbouw in 1870 naar wensch, en ook voor 1871 waren, met uitzondering van de koffijcultuur, de verwachtingen gunstig. Mindere hoofden maken zich nog wel eens schuldig aan knevelarij ; een dorpshoofd werd deswege tot dwangarbeid veroordeeld. De voornamere hoofden, waaronder zeer welgestelde, gedragen zich ijverig en goed. Verscheidene gevallen van pokken kwamen voor, en ook heerschten koortsen, waaraan velen onder de bevolking bezweken. Toch kon in algemeenen zin de staat der volksgezondheid bevredigend genoemd worden. Hetzelfde was tot dusver in 1871 het geval. Bezoeki. De rijstoogst van 1870 viel vrij gunstig uit, en ook de aanplant voor 1871 is over 't algemeen goed geslaagd. Het meerendeel der inlandsche ambtenaren is tamelijk ijverig en voldoet aan zijne verpligtingen ; maar in ontwikkeling en beschaving staan zij beneden hunne ambtgenooten in Midden-Java. Om hierin te gemoet te komen is men begonnen met aan hen die zich voor eenige betrekking aanmelden zeker examen af te nemen, welke maatregel nu reeds op het onderwijs der kinderen van inlandsche hoofden — vroeger zeer verwaarloosd — een gunstigen invloed heeft. Het gehalte der dessahoofden is over het algemeen min. Bijna dagelijks valt er te klagen over hunne slechte pligtsvervulling op het stuk van politiewezen en cultures. Overigens heerscht hier veel welvaart onder de inlandsche bevolking, waartoe de vruchtbaarheid van den bodem en de gemakkelijkheid om met handenarbeid geld te verdienen, veel bdragen. In de laatste jaren heeft vooral de bevolking in de atdeeling Bondowosso, met name in de meer noordelijke districten Bondowosso, Wonosari, Penangoengan en Soekokerto een vrij hoogen trap van welvaart bereikt ; zoo zelfs dat er slechts weinigen zijn die niet een of meer paarden bezitten om hunne producten naar de lagere streken te transporteren. De veiligheid die vroeger, vooral onder Bondowosso, veel te wenschen overliet, neemt allengs toe. D J meerdere ijver in het opsporen der schuldigen aan misdrijf en de spoedige afdoening der landraadzaken dragen daartoe veel bij. Koortsen, doch geen kwaadaardige, heerschten in 1870 het geheele jaar door; evenzoo pokken, doch slechts in betrekkelijk geringen graad. Sedert kwamen , in tegenstelling met vorige jaren, minder koortsgevalien voor, terwijl de pokziekte nagenoeg als geweken kon worden beschouwd.
Bavjonvangi. De greote uitgestrektheid der zeer vruchtbare
gronden en de schoone veestapel maken , dat de landbouw zelfs onder ongunstige omstandigheden, ruim voorziet it al de behoeften van den inlander. Onder de bevolkinj heerscht dan ook welvaart in eene zoo algemeene matl als elders weinig wordt aangetroffen. Armoede word' nergens gevonden. Onder de inlandsche hoofden heerscht een goede gees' en ook, wegens eenvoudigheid in leefwijze, veel welge steldheid. Twee hunner — een onderdistrictshoofd en eeJ kliwon — maakten zich schuldig aan ongeoorloofde be schikking over heerendienstpligtigen en verboden aanka van hout. Zij werden ter zake strafregtelijk vervolgd. J De bevolking, die zich algemeen met het landbouwbedri onledig houdt, vindt voor hare producten een voldoen débouché aan Chinezen en andere vreemde Oosterlinger Overigens geeft zij zich met geen handel af, noch wijc zich aan eenige andere industrie. (1) De gezondheidstoestand was zoowel in 1870 als late bevredigend te noemen; alleen in de streken nabij 6 moerassen gelegen, heerschten veel koortsen.
Banjoemas. Naar den goeden staat van kleeding d woning te oordeelen, heerscht onder de bevolking vrij vré welvaart. Over hare goede gezindheid valt niet te klagen De gezondheidstoestand was in 1870 en in het eerst' semester 1871 over het algemeen gunstig; alleen in d' eerste vijf maanden van 1870 kwamen vele gevallen va' koorts en pokken voor. Omtrent handel en nijverheid wordt gezegd dat dez» slechts wachten op verbetering en aanleg van wegen oï> eene groote vlugt te nemen. (2) In April jl. werd in deze residentie opgevat zeker' MOHAMAD NGISA , een handlanger van den zich noemende! pangaran KOBRO , over wien onder » Pekalongan " hiervoreï NGISA maakte er zijn werk van, zoogenaamde djimats 4 herkenningsteekenen te verspreiden, die den bezitters vooj ziekten en ongelukken zouden behoeden en om n slamattans te doen houden ter eere van een denkbeeldig vorst, ondtl wiens bevelen zoowel hij NGISA als zijn lastgever KoBrt zouden geplaatst zijn. Ook hier had het bijgeloof in een bovennatuurlijke kracht van KOBRO wortel geschoten, nie alleen bij dessabewoners in de districten Batoor en Karang' kobar (afdeeling Bandjarnegara) maar ook bij somruig' mindere hoofden en beambten, die ter zake dezer bijge' loovigheid door den resident gestraft werden. In het district Poerworedjo (afdeeling Banjoemas) werden een paar doekoen s in hechtenis genomen, die met bedria' gelijke oogmerken verdichtselen verspreid hadden omtrent de aanstaande verrijzenis van een afgestorven vorst, enz Voorts werd in het district Bandjar (afdeeling Bandjat negara) ontdekt, dat goeroes wapenen lieten vervaardige)' door hunne volgelingen, en dat dezen geheimen vergaderingen hielden. Vermits bij een en ander in het spel kon zijl het geloof aan de hooger bedoelde aloude voorspellingen welke in 1871 tot verwezenlijking zouden moeten komen werd het niet onraadzaam geacht, ook in verband met d< bewegingen in het Pekalongansche, tijdelijk eenig magtsvertoon te doen plaats hebben. Dien ten gevolge werd if Mei jl. eene genoegzame militaire magt van Willem ontboden. Na gedurende eenigen tijd in het Bandjarnegarasche te hebben vertoefd, zijn de troepen nog in dezelfd' maand naar hun garni/oen teruggekeerd.
Bagelen. Onder de inlandsche bevolking zoowel als onde( hare hoofden wordt weinig welgesteldheid, maar daareo' tegen ook geene bepaalde armoede aangetroffen. De veiligheid van personen en goederen blijkt weinig ie, wenschen over te laten, daar geene kapitale misdrijvei" voorvielen en de misdaden zich grootendeels slechts be' paalden tot diefstallen met weinig verzwarende omstandig' lieden. De inlandsche hoofden muntten voor het grootste gedeett8
uit door voorbeeldig gedrag en naauwgezette pligtsbetracb' ting, ten bewijze waarvan wordt aangevoerd, dat op ee'
(1) Over de aanstaande invoering- der landrente in dit gewest tegà verhooging der koffij betaling zie men hoofdstuk J , afd. III, hierachter.
(2) Zie omtrent het denkbeeld eener wegsverbinding met de Preang81 regentschappen, hoofdstuk V, afd. I I , onder » Wegen."
7
personeel van meer dan 200 ambtenaren, in hat jongst verloopen jaar slechts een paar gevallen zich hebben voorgedaan dat bestraffing moest worden toegepast. De regent vanKoetoardjo bekwam, wegens ligchamelijke ongeschiktheid, eervol ontslag en pensioen. De uitkomsten van den rijstoogst van 1870 en de vooruitzigten van dien voor 1871 gaven reden tot tevredenheid. Ook van de overige te veld staande gewassen had men volgens de jongste berigten goede verwachtingen. De koffijcultuur zal, even als elders, in 1871 beduidend minder opbrengen dan in 1870. Aan de in 1870 in vrij sterke mate geheerscht hebbende pokken-epidemie is eerst in de eerste maanden van 1871 een einde gekomen. Laatstelijk was de algemeene gezondheidstoestand allezins bevredigend te noemen. Ook in dit gewest kan aan handel en nijverheid alleen eene goede toekomst verzekerd worden, wanneer door uitbreiding en aansluiting der middelen van verkeer de toestand van afzondering, waarin Bagelen door zijne ligging verkeert, een einde neemt (1). De verwachtingen omtrent den gunstigen invloed dien de opening (sedert Mei 1870) eener geregelde stoompakketvaart tusschen Batavia en Tjilatjap (Banjoemas) onder andere op den binnenlandschen handel van Bagelen zou uitoefenen, hadden zich, wegens het hooge vrachttarief, tot dus ver niet verwezenlijkt. Voor Bagelen voerden de pakketbooten weinig anders aan dan kleine collies van schoen- en kleermakerswerk of van mode-artikelen voor de Europesche ingezetenen. Aanvoeren van handelsgoederen, zoo als lijnwaden, metalen, enz , geschiedden bij voortduring als vroeger over Samarang, omdat zulks voordeeliger is.
Kadoe. Behalve een paar roofpartijen, die echter op zich zelf staande feiten zonder eenige staatkundige beteekenis waren, werd de rust in dit gewest niet gestoord. De daders daarvan werden gevangen genomen. Onder de bevolking heerscht over het algemeen welvaart ; de prijzen der voedingsmiddelen waren matig. De rijstoogst van 1871 moet volgens de reeds ontvangen berigten buitengewoon gunstig zijn uitgevallen. De koffijplantsoenen geven daarentegen een ongunstig uitzigt. Slecht volk uit het Djokjosche overloopende, verschaft der politie veel werk en maakt een streng toezigt noodig. De gezondheidstoestand in 1870 en later stak gunstig af bij dien van 1869. Slechts zeer enkele gevallen van pokken kwamen nog voor.
Djokjakarta. De algemeene toostand van rust en tevredenheid liet niets te wenschen over. De oogsten van alle plantsoenen waren bevredigend , zoowel van gewassen voor eigen gebruik , als van die voor de Europesche markt ; Werk voor de ambachtslieden , voor de leveranciers van materialen en voor de koelies was steeds volop voorhanden tegen goede betaling. Omtrent de vermoedelijke uitkomsten van den landbouw voor 1871 kan reeds gezegd worden dat de oogst der volkscultures (rijst en tweede gewassen) weinig te wenschen zal overlaten en dat de suiker- en indigo-oogsten op de verhuurde landen zich vrij goed laten aanzien. De sultan blijft steeds door zijne vele goede hoedanigheden zoowel bij zijne eigene onderdanen als bij de Europesche bevolking zeer gezien. De onafhankelijke prins PAKOE ALAM kon, nadat zijne gezondheid verbeterd is, zich weder met meer ijver aan de zaken wijden. Op het gedrag en de handelingen der rijksgrooten vielen geene bemerkingen te maken. Ook als belooning voor de uitnemende diensten van den rijksbestierder, werd diens oudste zoon , tot dusver regent van Bantool, tot hoofdregent der hoofdplaats benoemd. Dewijl dadelijk Europesch toezigt op de politie ontbreekt, is het alleen door aanhoudende aansporing van de inlandsche hoofden, dat men tot uitkomsten geraakt, zoo als die verkregen zijn , en die, de beschikbare middelen in aanmerking genomen , volgens het getuigenis van den resident , bevredigend kunnen genoemd worden. Eene regeling was onlangs tot stand gekomen die vooral ten opzigte van de politie nuttige gevolgen belooft. In April jl. heeft
(I) Zie het aangeteekende onder de hiervoren bedoelde rubriek . Wegen".
namelijk de sultan den hem door het Europeesch bestuur aanbevolen maatregel om het overtollig groote getal districtshoofden met geringe inkomsten langzamerhand bij ontslag en sterfgeval in te krimpen en aan de overblijvenden ruimere inkomsten toe te kennen , waardoor minder aanleiding tot verkeerdheden zoude bestaan, ten nitvoer gelegd over de drie groote en belangrijke regentschappen waarin de landverhuur bestaat, met het voornemen om later de regeling ook toe te passen in de bergdistricten aan den westkant van de Progo-rivier. De op last van den sultan uit die rivier gegraven wordende leiding in het belang van den landbouw , was bij den aanplant van 1871 nog onderhanden. In February, Maart en Augustus 1870 heerschten de pokken in sommige streken zeer hevig. In het overige gedeelte van dat jaar was de gezondheidstoestand gunstiger, hoezeer zich hier en daar nog gevallen van pokziekte voordeden. Volgens berigten van Mei lb71 liet de staat der volksgezondheid niets te wenschen over.
Soerakarta. Ofschoon geen sporen van ontevredenheid worden waargenomen, laat echter de openbare veiligheid te wenschen over, vooral voor de inlandsche bevolking. Zulks wordt toegeschreven aan de beperktheid van het Europeesch toezigt, aan mindere ontwikkeling der inlandsche hoofden en aan het gedeeltelijk zelfbestuur der inlandsche vorsten. Gedurende 1870 werd van 7 zoogenaamde ketjoe-partijen (rooftogten van gewapende benden) vernomen tegen 11 gevallen in 1869. De veroordeeling van 41 personen door de inlandsche regtbanken oefende hierop een goeden invloed uit, schoon er voor het plegen van deze misdrijven oorzaken moeten bestaan, die moeijelijk te ontdekken en niet af te leiden zijn uit den algemeenen toestand van voor- of tegenspoed onder de bevolking. Het overlijden van den verdienstelijken hoofdregent van politie in April 1871, die steeds belangrijk bijgedragen had tot de onderdrukking van dergelijke rooverijen , scheen den booswichten nieuwen moed te hebben gegeven, want sedert werden weder drie zoodanige misdrijven aangegeven , hoedanige er anders in lö71 nog niet hadden plaats gehad. Een deel der schuldigen was reeds gevat. Nu en dan doen zich voorbeelden op van geestdrijvers die zich een aanhang onder de bevolking trachten te verwerven en tot het slagen hunner plannen de godsdienst te baat nemen (1). In het gebied van den , van den soesoehoenan onafhankelijken prins MANGKOE NEGORO werden eenige oorzaken tot misnoegen weggenomen, ontstaan door eene te groote uitbreiding, plotseling aan de koffijteelt gegeven. Nadat de zaak zelve alsmede de betaling beter «eregeld was , hield de minder goede stemming op. De goede verstandhouding tusschen het Europeesch gezag en het inlandsen bestuur, werd in geenen deele verstoord , terwijl van de zijde der vorsten do meeste medewerking ondervonden werd. De bevolking wendt zich meer dan vroeger regtstreeks tot het Europesche bestuur met hare klagten tegen eigene hoofden en de landhuurders. Ten opzigte van de werking van het stelsel van landverhuur , wordt het vroegere 'oordeel (zie het vorig verslag, bladz. 6/7) herhaald. Door gunstige oogsten bleven de prijzen der eerstelevensbehoeften gedurende 1870 binnen ieders bereik, terwijl de weldadige invloed ondervonden werd van de versnelde en gemakkelijker gemeenschap met Samarang, Grobogan en andere streken. De padi-aanplant voor 1871 was in de geheele residentie uitmuntend geslaagd. Daarentegen zal de oogst van andere gewassen minder voordeelig uitvallen. Ten opzigte van handel en nijverheid zijn, de gedrukte tijdsomstandigheden in aanmerking genomen , de berigten verblijdend ; de kleinhandel veroorzaakt veel levendigheid en de industrie van het batikken neemt weder hand over hand toe. Ofschoon zich de pokken gedurende het geheele jaar 1870 vertoonden, heerschte die ziekte niet in zoodanige mate, dat daardoor merkbaren invloed uitgeoefend werd op den
(1) Nog in Julij jl. werden eenige verdachte personen, die zich als soeroe's (priesters) hadden uitgegeven, in het district Sragen en te Boijolali gevat.
8
normalen aanwas der bevolking. Volgens de jongste berigten is de gezondheidstoestand zeer voldoende , ofschoon zich nog in enkele streken gevallen van pokziekte voordeden.
Madioen. De -welvaart nam in 1870 toe , hetgeen zich aan eenige uiterlijke kenteekenen liet opmerken , als : goede kleeding, weelde bij feesten en wat dies meer zij. De ruime rijstoogst — en hierin mögt men zich ook in 1871 verheugen — droeg daartoe veel bij. De kleinhandel was bijzonder levendig. De gezondheidstoestand gedurende 1870 gaf geen aanleiding tot opmerkingen. Ook sedert is hij gunstig gebleven. Door zekeren inlander in het district Djogorogo (regentschap Ngawi) werd in de laatste maanden eene leer verbreid, eenigermate afwijkende van den Koran. Keeds was zijn aanhang niet onaanzienlijk. Vele lieden , waaronder zelfs dessahoofden uit Bodjonegoro, Toeban en Blora (Rembang) , sloten zich bij hem aan. Aan staatkundige oogmerken schijnt deze secte geheel vreemd.
Kediri. Een goede oogst van voedingsmiddelen droeg in 1870 bij tot vermeerdering der algemeene tevredenheid. Het bovenmatig gebruik van amfioen , waaraan de bevolking hier verslaafd is , blijft de voornaamste hinderpaal tegen vooruitgang en ontwikkeling. Over de geheele residentie deden zich gevallen van pokken voor, en in twee afdeelingen ook koortsen, inzonderheid op de plaatsen nabij de kust gelegen. De regent van Kediri haalde zich het ongenoegen der Regering op den hals wegens de door hem op groote schaal gepleegde overtreding van het verbod op het houden van hanenvechterijen.
§ 3. Buitenbezittingen en naburige inlandsche staten.
Omtrent den tijdkring waarover de ondervolgende berigten loopen , geldt dezelfde aanteekening als in den aanhef van § 2 hiervoren. (1)
Onafhankelijk noordelijk gedeelte van Sumatra. Met het rijk van Atjeh kwam het Gouvernement in 1870 niet in regtstreeksche aanraking. Naar vernomen is, moet in den loop van dat jaar de sultan zijn overleden en opgevolgd door een 12jarigen achterneef, in wiens naam de rijksraad het bewind voerde. Sommige Atjehnesche onderhoorigheden worden gezegd meer en meer tegenover hunnen souverein eene onafhankelijke houding aan te nemen en zelfs reeds te weigeren hem eenige schatting op te brengen. Eene dergelijke weigering werd ook als oorzaak beschouwd van vijandelijkheden die in den loop van 1870 tusschen eigenlijk Atjeh en de rijkjes Pasangan en Talasami op de noord-oostkust van Sumatra moeten hebben plaats gehad. Laatstelijk waren bij de Indische Regering overwegingen aanhangig betreffende het voornemen om , tot verlevendiging onzer betrekkingen met Atjeh, een van Zr. Ms. oorlogsschepen met eene zending derwaarts te belasten (vergelijk het vorig verslag bladz. 7). (2)
'Svmatra's Westkust. De toestand van dit gouvernement kon over het algemeen gunstig genoemd worden. De bevolking was rustig en tevreden en begon langzamerhand te herstellen van de schade door de veeziekte aangerigt.
(1) Over beschikkingen rakende het hinnenlandsch bestuur zie men hoofdstuk J , afd. I, § 1.
(2) Bij een besluit van Iß Julij jl. is voor bedoelde zending, hoedanige sedert 18G3 niet had plaats gehad, aangewezen Zr. Ms. stoomschip Djainli. Om den togt, die zich tot al de kustplaatsen van Atjeh c. a. zal uitstrekken, mede te maken, is aangewezen een door den gouverneur van Sumatra's Westkust aanbevolen controleur benevens een aan dezen toe te voegen met de Atjehnesche taal goed bekend Europeesch beambte. . Tevens zijn maatregelen genomen tot eene meer veelvuldige bekrmsing der noord-oostkust van Sumatra, door het marine-station te Biouw voortaan uit twee oorlogsbodpms te doen bestaan. Een dezer zou al dadelijk een kruistog-t ondernemen in straat Malakka, zoowel lot wering van zeeroof als tot het vertoonen der vlag op verschillende puuten van genoemde kust, met inbegrip van de wateren van Atjeh.
De maandelijksche stoomvaart tusschen Padang en de noordelijke havens van Sumatra's Westkust wordt gezegd veel bij te dragen tot verlevendiging van den handel dier anders zoo afgelegen plaatsen. De koffijen rijstoogst waren goed. Ook voor 1871 beloofden die cultures verblijdende uitkomsten. De koffijproductie liet zich zelfs bijzonder gunstig aanzien. De rijstprijzen waren evenwel, ten gevolge van de veeziekte, nog niet tot hunne vroegere laagte gedaald. Op verscheidene plaatsen heerschten in 1870 pokkenepidemien ; in de laatste maanden scheen de gezondheidstoestand veel verbeterd. Het aantal Mekkagangers neemt aanmerkelijk toe. Do invloed van hadji's en geestelijken is evenwel onbeduidend , en bepaalt zich uitsluitend tot zaken van zuiver godsdienstigen aard. In de Bataklanden was de maatschappelijke toestand nog weinig verbeterd ; ongeregeldheden, twisten en oorlogen waren er nog aan de orde van den dag. Intusschen scheen het Christendom er eenigzins veld te winnen. De pogingen die blijkens het vorig verslag plaatselijk door het bestuur zouden worden aangewend om een paar oorlogvoerende stammen op Zuid-Nias, die van Orahili en Tadoro, tot vrede te brengen, stuitten tot nog toe af op de onwilligheid van Orahili. In den laatsten tijd echter begon van die zijde meer geneigdheid te komen om de geschillen door eene vergadering van Niassche hooflen onder voorzitting van een Europeesch ambtenaar te doen beslechten. Door een der te Padang in station zijnde stoomschepen werd gedurende een gedeelte van December en Januarij_ 11. langs de Noord- en Westkust van Nias gekruist ter wering zoo noodig van slavenuitvoer of zee- en strandroof. _ Van een en ander werd niets vernomen. Ook bij het inwinnen van berigten op Nias zelf werd de strandbevolking overal rustig bevonden en toonde zij zich veilig te achten.
Benkoelen. In de maanden November en December 1870 openbaarde zich in de districten Padang Goetji en Kedoerang (afdeeling Manna) eenige weerspannigheid onder de bevolking, waarvan opruijing door eenige kwaadwilligen de voornaamste oorzaak schijnt geweest'te zijn. Tijdig genomen maatregelen hebben echter de rust spoedig hersteld. Kort daarop (January 1871) vertoonden zich andermaal eenige kwaadwilligen in Padang Goetji. Hun plan om de passeerbaan in brand te steken werd echter verijdeld. De schuldigen werden door de bevolking zelvo uitgeleverd. Dit geval scheen slechts de herhaling van vroegere opruijingen te zijn. Eene bepaalde aanleiding, ook van de eerste ongeregeldheden, is niet ontdekt kunnen worden. De bevolking blijft armoedig; hare geringe behoeften doen weinig hoop koesteren dat hierin spoedig eene gunstige verandering zal komen. De gezondheidstoestand was in 1870 niot gunstig. Koortsen en pokken heerschten overal, met uitzondering van de zu:delijke afdeelingen Kauer en Kroë, welke van de pokziekte bevrijd bloven. In den aanvang van 1871 had de bevolking, vooral die dor kustplaatsen , nog al van koortsen te lijden, welke echter van geen ernstigen aard waren. Ook deden zich nog steeds gevallen van pokziekte voor in de afdeelingen Mokko Mokko en Manna. Kroë werd omstreeks de helft van 1870 in de stoomgemeenschap tusschen Batavia, Benkoelen eii Padang opgenomen , waardoor handel en vertier eenigzins zijn toegenomen. Omtrent het eiland Engano , dat, blijkens het vorig verslag bladz. 59 , voortaan eens om de twee maanden door de pakketbooten zou worden aangedaan, zijn geene andere berigten ontvangen, dan dat in Augustus 1870, door de bemiddeling van een derwaarts afgezonden ambtenaar en van het hem vergezellend inlandsen hoofd , de tusschen de verschillende negorijen ontstane en bereids vrij hoog gerezen geschillen alle werden bijgelegd. De toestand der wegen in Benkoelen wordt over het algemeen vrij voldoende genoemd. In Januarij 1870 werd eene som van f 14 418 toegestaan om, in heerendienst met tegemoetkoming, het gedeelte bergweg tusschen Taba, Penandjong (Benkoelen) en Pening Dj awang (grens Palembang) naar Kepahiang in goeden staat te brengen. Deze weg kon bij het eind van 1870 bijna als voltooid worden
9
6schouwd en is voor de communicatie over het Barissanebergte eene groote verbetering. \*h rijstoogst was niet bijzonder ruim; door particulieren (nvoer van Batavia en Padang waren de prijzen evenwel et te hoog. Het gewas van 1871 liet zich over het algeteen goed aanzien.
Lampougsche districten. De gezondheidstoestand der beding was (ook na 1870) gunstig; epidemien althans deden ' ^ niet voor. In weerwil van den gedrukten toestand des handels in 5t algemeen en der moeijelijkheden die de bevolking, ten iyolge van de ongunstige weersgesteldheid en de geheerscht Abende veeziekte (alleen in de afdeeling Semangka eischte aze ziekte nog vele offers), gedurende 1870, in de becking harer rijstvelden ondervond, wordt haar toestand Ver het algemeen bevredigend genoemd, "fas in genoemd jaar de rijstoogst minder gunstig, de ?Peroogst was daarentegen bijzonder voordeelig, hetgeen le' zonder invloed was op de levendigheid van den binnenltl<lschen handel. De bevolking legt zich meer en meer op 6 pepercultuur toe. ï e oordeeien naar de latero berigten *ei jl.) lieten zich voor 1871 van den landbouw over aïgemeen goede resultaten verwachten. Ten opzigte van ?n padi-oogst maakten echter sommige afdeelingen eene Uzondering. Niettegenstaande de daling van den prijs der dammar en 'ödere boschproducten, was de algemeene toestand van den landel gedurende 1870 bevredigend; de waarde van den Î1" en uitvoer bereikte althans een eenigzins hooger cijfer ,an in 1869. De rust bleef ongestoord. Van de in het vorig verslag verfde moeijelijkheden in de afdeeling Semangka of van den krustigen geest der bevolking aldaar hebben zich in 1870 een sporen voorgedaan. In de maand April jl. vertoonden zich op de Oostkust ®zer residentie eenige kleine rooverspraauwen, die in de elapanbaai en aan de mondingen van een drietal rivieren tei'schiilende handelsvaartuigen afliepen en beroofden. Daari n werd per telegram kennis gegeven aan den resident Pan Palembang, terwijl met de beschikbare middelen (het N'ps gewapende politiedienaren was sedert 1 January jl. folgens de nieuwe formatie compleet geworden) al dadelijk tat noodige werd gedaan om de kust te bewaken en zoo a°gelijk de zeeroovers te vatten. Door het te Palembang 'anwezige oorlogsschip werd kort daarop een kruistogt 'Odernomen. Omstreeks medio Mei werd aan de Lam'°ngsche kust andermaal een handels vaartuig aangevallen, 'at echter wist te ontkomen. De hoofden voldeden over het algemeen vrij goed aan flntie verpligtingen ; dit kan te eerder gezegd worden, als aen in aanmerking neemt, dat zij onbezoldigd zijn en zelfs '*s leden van den proatinraad geene de minste tegemoetkoming ontvangen, terwijl zij toch dikwijls verscheidene 'agen van het jaar op verre afstanden van hunne kampongs Vei'kzaam moeten zijn. Zij zijn dan ook verpligt door handel '' landbouw in hun onderhoud te voorzien en zijn niet wele e n d te noemen , iets wat van den kleinen man wel gezegd ian worden.
Palembang. De toestand wordt over het algemeen beëdigend genoemd. A-ls een bewijs dat in de Leraatang-Oeloe en de Pasoe^ahlanden hoofden en bevolking naar bestendiging der rust klangen, wordt aangehaald dat, toen van de zijde der ^aadwilligen die zich in Benkoelen vertoond hadden, ^tracht werd ook in deze streken woelingen te verwekken, kunne pogingen daartoe geheel vruchteloos zijn gebleven, lxet alleen bij de bevolking, maar ook bij den vroegeren ^ofdopstandeling PIRAHOEN , die nog steeds, ofschoon in kernende mate , veel invloed op de bevolking heeft. De i n het begin van 1871 verspreide geruchten dat PiiA-HoEx voornemens zoude zijn een opstand in de Goemaïjanden vcor te bereiden, bleken bij onderzoek van grond 'athloot en zijn ten laatste geheel gelogenstraft door de °rttiele onderwerping, waartoe hij in April jl. te Lahat s overgegaan. In de Arupat-Lawang slaagde men er in de schuldigen sa-Q het bedrijven van een moord te arresteren, waardoor p 'Wraakzuchtige gezindheid der bevolking van Loeboe
N°. 8. 2.
Poeding, die voor een oogenblik tot rustverstoring dreigde aanleiding te geven , tijdig onderdrukt werd. Terwijl rust heerschte in de onderafdeelingen Redjang en Ampat-Lawang (afdeeling Tebing-Tinggi) blijft echter nog altijd weinig staat te maken op de goede gezindheid der bevolking van de Sindang-Moesi-Oeloe. Even als in de G-oemaijlanden en de Kikim (afdeeling Lahat) wordt ook daar voortdurend streng toezigt vereischt. Hoewel ook in het Dj ambische rust heerschte, laat evenwel de veiligheid aldaar veel te wenschen over, tengevolge van het zwakke inlandsche bestuur en de gebrekkige politie in dat rijk, waar alle misdrijven met boete of pandelingschap worden gestraft. In de beneden-afdeelingen der residentie hield het verhuizen, zoo in als buiten de afdeelingen, aan, voornamelijk met het doel om zich te onttrekken aan de betaling van belasting of het praesteren van heerendiensten ; in de afdeelingen Iliran en Banjoeassin daarentegen waren de verhuizingen minder talrijk. Wordt van verscheidene hoofden een loffelijk getuigenis afgelegd, van anderen wordt beweerd dat zij zich schuldig maken aan ongeoorloofde praktijken, een gevolg van hunne geringe inkomsten, bestaande uit landrente-percenten en een aandeel in de boeten wegens overtredingen. Aan het hoofd der Arabieren werd wegens langdurige, trouwe dienst, in February 1870 van regeringswege een gouden medaille vereerd. De katoen- en rijstoogst waren niet ongunstig, hetgeen bijdroeg tot de algemeene tevredenheid. Ook reeds de aangevangen padi-oogst van 1871 liet zich, volgens berigten van Mei jl., over 't algemeen gunstig aanzien. De wegen kunnen, bij de toenemende ontwikkeling, over het algemeen niet voldoende geacht worden. Door den resident zijn voorstellen tot verbetering aangekondigd. Gedurende het geheele jaar 1870 heerschten in min of meer hevige mate de pokken. Ook in 1871 was de ziekte Doo- niet geheel geweken, maar nam volgens de jongste berigten toch langzamerhand af. Over 't algemeen was echter de gezondheidstoestand bevredigend te noemen.
Banka, De algemeene toestand wordt gunstig genoemd. De rust bleef ongestoord, sedert den oploop in het Muntoksche waarvan reeds in 't vorig verslag, bladz. 9, gewag werd gemaakt. In de laatste maanden (April en Mei jl.) zijn 'gevallen van zeeroof voorgekomen, waarvan in 1870 in 't geheel niet was gehoord. Een vijftal praauwen, waarschijnlijk te Lingga te huis behoorende, maakten in straat Banka jagt op handelsvaartuigen die zich evenwel tijdig door de vlugt wisten te redden. Later schijnen diezelfde praauwen nabij Tandjong Tadah twee malen een aanslag op andere vaartuigen te hebben gewaagd en van één den djoeragan te hebben gedood. Onmiddellijk waren met behulp van alle beschikbare maritime middelen, ook met het opnemingsvaartuig Stavoren, pogingen in 't werk gesteld tot opsporing der zeeroovers, doch de nasporingen leidden tot geene ontdekking. Zij schenen echter dit gevolg te hebben gehad , dat de aanvallers zich verwijderd hadden. Althans was sedert van geen aanrandingen meer vernomen. De ruimere bezoldiging der inlandsche districtshoofdeü en de toekenning van landsbezoldiging aan de kamponghoofden sedert 1868, werkt gunstig op hun dienstijver en daardoor op de behartiging der volksbelangen, voornamelijk ten opzigte van den landbouw. Een der meest aanzienlijke inlandsche ambtenaren, de hoofddjaksa bij den landraad te Muntok, ontving in den loop van 1870 ter beloohing zijner veeljarige en trouwe pligtsbetrachting een blijk van 's Gouvernements bijzondere tevredenheid. De rijst- en vooral de gambier-cultuur ondergingen eenige uitbreiding. Eerstgemelde cultuur leverde echter geen voordeeligen oogst. Ook de vooruitzigten van den in 1871 te veld staanden oogst waren min gunstig. Voor gebrek aan voedingsmiddelen bestond echter geen vrees. Bovendien stonden de tweede gewassen veel belovend. De gezondheidstoestand wordt, ook in de reeds ontvangen berigten over 1871, gunstig genoemd, terwijl het handelsvertier stationair bleef.
Billiton. Ook in de wateren van Billiton vertoonden
10
zieh în do maanden April en Mei jl. eenige rooversvaartuigen, tot opsporing van welke door den adsistent-resident buitengewone voorzieningen werden genomen. Het mögt echter niet gelukken, ook niet aan de in straat Banka kruisende oorlogsvaartuigen, om eenig spoor van de verdachte vaartuigen te ontdekken. Op Billiton zelf liet de veiligheid niets te wenschen over. De gezondheidstoestand en de landbouw-uitkomsten gedurende 1870 waren minder bevredigend. Ook berigten van 1871 luiden omtrent een en ander niet gunstig. Bij Schaarschte aan voedingsmiddelen kan echter de bevolking een middel van bestaan vinden in het inzamelen van boschproductenofhet verrigten van koeliediensten hetzij in de mijnen of op andere wijze. Met goed gevolg werden de kampongshoofden aangespoord om, wegens de mislukking van den rijstoogst, de bevolking met raad en daad bij te staan nopens hetgeen tot voorziening in de behoefte kon strekken. Het handelsvertier was in 1870 niet veel minder dan gewoonlijk, terwijl de visscherij was vooruitgegaan; van tripang alleen werd in genoemd jaar eene waarde van ruim f 47 000 naar China uitgevoerd.
JRiouw en onderhooriglieden. De inheemsche bevolking van den Lingga-Riouw archipel, van landbouw afkeerig, houdt zich bijna uitsluitend met de vischvangst bezig; terwijl alle takken van handel en nijverheid in handen zijn deihaar meer en meer verdringende Chinezen. Behalve eenige handelaren ter hoofdplaats Tandjong Pinang en te Sengarang, wier bedrijf jaarlijks toeneemt, zijn de laatsten gambier- en peperplanters. Op bijna al de eilanden dezer residentie treft men dan ook gambier- en peperplantages aan. Ofschoon deze cultures den ondernemers belangrijke winsten afwerpen, levert de gambierteelt dit nadeel op, dat zij den grond uitmergelt, en door de verbazende hoeveelheid brandhout die jaarlijks wordt verbruikt tot koking van het product, eene steeds toenemende ontwouding te weeg brengt die ten laatste nadeelig op de gesteldheid van den bodem en op het klimaat moet terugwerken. De uitbreiding van het Europeesch en de betere inrigting van het Chineesch bestuurspersoneel in den LinggaRiouw archipel, sedert 1 Januarij 1870 (zie het vorig verslag bladz. 46) oefenden een zeer weldadigen invloed uit. De aanwezigheid der Europesche ambtenaren noopte den sultan en den onderkoning tot getrouwere naleving van het contract dan zij tot hiertoe gedaan hadden. Kneveïarijen , vroeger zoowel door de aanzienlijkste als door de geringere inlandscho hoofden gepleegd en waarvan de Chinezen hoofdzakelijk de slagtoffers waren, werden met zachtheid zooveel mogelijk te keer gegaan. De Chinezen vooral, thans geheel gescheiden van het inlandsch bestuur, ondervonden de weldaden van 's Gouvernemen tsbeheer, waardoor bij -de andere Oostersche vreemdelingen en bij de Maleijers de wensch is ontstaan om ook als onderdanen van het Gouvernement beschouwd te worden. Het hoofd van het rijkje Manda, een der onder regtstreeksch bestuur van den onderkoning staande landschappen, werd ter zake van de door hem aangenomen onafhankelijke houding, door den onderkoning ontslagen. De zaak gaf aanleiding tot eene door laatstgenoemde minder gewenschte bemoeijenis van de zijde des sultans. Het verblijf van den onderkoning te Lingga, waar de zaak met den sultan geregeld werd, heeft ten gevolge gehad, dat het tusschen de beide vorsten tot eene verklaring is gekomen, en wederzijdsche grieven in vredelievenden zin zijn opgelost. Even als reeds in de laatste jaren in de Siaksche onderhoorigheden beginnen zich ook in het rijk van LinggaRiouw Europeanen voor te doen tot het beproeven van landbouw-ondernemingen. Reeds heeft zich daartoe, met toestemming van het Gouvernement, een ondernemer gevestigd in de afdeeling Battam, terwijl door een drietal andere, waaronder één voor de afdeeling Lingga, ter zelfder zake aanzoek is gedaan. In Maart 1871 werd de afdeeling Poeloe Toedjoe, welke voorloopig nog niet door een Europeesch ambtenaar beheerd wordt, bezocht door den controleur van Noord-Bintang. Achtereenvolgens werden met Zr. Ms. stoomschip Borneo de eilanden Tambilan, Serasan, Brian, Sedanong en Siantan aangedaan. Van het tweede en derde der hier genoemde eilanden had in 1870 een volksverloop plaats gehad
naar Borneo's Wester-afdeeling. De nu ingestelde onj zoekingen deswege leerden, dat die lieden wel teruggefc« waren, en ook wel opgaven hunne woonplaatsen sl^ tijdelijk te hebben verlaten om elders ter vischvangs!
gaan, maar dat zij inderdaad zich hadden willen onttrek aan vexatoire handelingen des onderkonings. De indruk dien de algemeene toestand der afde« Poeloe Toedjoe maakte, was overigons vrij gunstig heerschte eenige welvaart en het inlandsch bestuur tamelijk goed geregeld. De gezondheidstoestand liet er et wel door de dikwijls heerschende koortsen te wenschen o Van zeeroof had men in de laatste zeven jaren inde noemde afdeeling geen last gehad. Dit laatste was wel het geval in sommige andere deelten van den Lingga-Riouw-archipel. Voornamelijt de afdeelingen Battam en Karimon vertoonden zich nu en' Chinesche zeeschuimers van Singapoer. Ter beteugel van hunne strooptogten werden van tijd tot tijd gewape* booten in de betrokken wateren gestationeerd, doch w het tot nu toe nog niet gelukken een der schuldigen handen te krijgen. (1) De gezondheidstoestand in de verschillende afdeelifl kon over 't algemeen bevredigend worden genoemd. De berigten omtrent het gebied der residentie Rioui de Oostkust van Sumatra luiden over 't algemeen gum In eigenlijk Siak werd de rust gedurende 1870 niet ernj gestoord. Alleen hadden aanhoudend oneenigheden plij tusschen den sultan en den rijksbestierder. De verhoud' tusschen hen was echter in den laatsten tijd eonigj verbeterd, roornamelijk door bemiddeling van den la» mana van Boekit. Assahan, sedert jaren het onrustigste gedeelte der aftf ling Siak en onderhoorigheden, was ook gedurende ! groot deel van 1870 weder het tooneel van vrij ernst verwikkelingen, die echter door het sneuvelen in Octo' 1870 van het woelzieke Battaksche hoofd PENETÉ uit'1
weg schenen te zijn geruimd. Sedert is van geene nie« rustverstoringen vernomen. Bij ontstentenis van een geschikten troonsopvolger b de leiding der zaken in Assahan nog toevertrouwd aa« in 't verslag van 1869 (bladz. 11), bedoelde commissie' bestuur. Volgens berigten van Maart jl. zou de nieuw getreden resident bij eene door hem te doene reis ü Sumatra's Oostkust o. a. Assahan bezoeken, ten ei' verschillende zaken en o. a. de quaestie der troonsvervul' te bespreken. Met de onafhankelijke hoofden der Tabalanden waS!
verhouding vriendschappelijk ; de bevolking van Semalo* gan, grenzende aan Assahan, maakte hierop eene uit«! dering; tijdens de verwikkelingen in het Assahans' mengde zij zich daarin op eene- aan het Nederlandsch [ zag vijandige wijze. Deli ontwikkelt zich met reuzenschreden, en gaat & schoone toekomst te gemoet. Het getal landbouwond nemers nam weder aanzienlijk toe, en als een onmiddel gevolg hiervan ook het aantal Chinezen. De uitkoms1
der bedoelde ondernemingen zijn aanmoedigend. Omtc eene beweerde onregtmatige bejegening der Chines koelies, met name in Deli, worden de van de Gouverne Generaal gevraagde inlichtingen nog te gemoet gezien, sultan heeft aan zijn voornemen om eene inlandsche scl>' op te rigten gevolg gegeven. Het goede voorbeeld met' zigt tot de bevordering der landbouwnijverhuid door Ij gegeven, heeft ook in Langkat en Serdang navolging t vonden, waar de vorsten insgelijks landbouwcontraC' met Europeanen hebben aangegaan. Deze onderneming waren echter in den aanvang van 1871 nog niet in w king. De rust en tevredenheid in beide rijkjes lieten ni' te wenschen over. De landschappen van Soengi-toean en Soengi-oelar, wa' over tusschen de vorsten van Serdang en Deli verschil! stond, werden bij onderlinge minnelijke schikking voorloop onder het bestuur des laatsten gebragt. In het landschap Kotta-Pinang ontstonden moeijelij; heden met de aangrenzende onafhankelijke districten v
(1) Omtrent de meerdere beschikbaarheid van maritime middelen Oostkust van Sumatra zie men de noot op bladz. 8 hiervoren.
11
Padang-Lawas (1). Deze dateerden reeds van 1869, toen door de bevolking van Padang-Lawas een inval gedaan werd in Kotta-Pinang, waarbij in de tot dat landschap behoorende kampong Soeroewan eenige menschen vermoord en de overigen geroofd werden. Vruchteloos was door den controleur te Labooan-Batoe beproefd, die geroofde menseben terug te krijgen. Van de zijde van den jang dipertpean van Kotta-Pinang ontbrak het in deze aan de vereischte medewerking. De gezondheidstoestand in de geheele afdeeling Siak en onderhoorigheden kon over het algemeen bevredigend worden genoemd. Wel heerschten hier en daar de pokken, doch deze waren van een goedaardig karakter, terwijl de nu en dan voorkomende koortsen in de onderafdeelingen Laboean-Batoe en Batoebara geene ernstige gevolgen schenen te hebben. Omtrent den maatschappelijken toestand der inlandsche bevolking in Siak en onderhoorigheden wordt gezegd, dat deze zich in sommige streken, zoo als in Assahan en Deli, op landbouw toelegt. Voornamelijk de rijst- en sago-cultures leveren haar een ruime bron van inkomsten. De Chinezen houden zich in de bedoelde afdeeling bijna uitsluitend met den kleinhandel bezig, terwijl in Deli een groot aantal als planters bij de Europesche ondernemers werkzaam zijn. Van Indragiri en Reteh zijn geen berigten van belaog ontvangen.
Wester-afdeeüng van Borneo. Over het algemeen kon worden gezegd dat de contracten mei de inlandsche vorsten goed werkten. Voor zoover die contracten door overlijden of door abdicatie van den vorst, vernieuwd moesten worden , zoo als in 1869 en 1870 met de vorsten van Sekadouw, Meliouw en Koeboe (over welk laatste landschap zie ook hoofdstuk J , afd. I , § 1), is daarbij dezelfde algemeene strekking als bij de vroegere in het oog gehouden, behoudens betere voorziening in sommige punten die bij de bestaande contracten niet of minder volledig geregeld waren. (2) Uit een politiek" oogpunt bleef de rust ongestoord. In de binnenlanden laat echter de veiligheid van personen veel te wenschen over, daar vele gevallen van moord en koppensnellen zich voordoen. Ook vonden menigwerf misdaden plaats in de Boeginesche nederzettingen aan het zeestrand. Tusschen de verschillende kleine vorsten in het Sintangsche bestaan nog steeds quaestien over grensscheiding, tot welker eindregeling de noodige voorstellen waren gedaan. Van uit do districten onzer Batang Loepar-Dajaks werd — vermoedelijk uit weerwraak (zie het vorig verslag bladz. 10)— in het Serawaksche »gesneld". De resident had zich, vergezeld van den militairen kommandant en een detachement militairen, naar Poeloe Madjang begeven, ten einde daar het mogelijke in 't werk te stellen om dergelijke ongeregeldheden te voorkomen en de hoofdaanleggers in handen te krijgen. Volgens den resident bestond er ten gevolge van deze reis gegronde hoop, dat de sneltogt zoo niet voorkomen, dan ten minste op geen groote schaal zou ondernomen worden. De geest der Chinezen jegens het bestuur was goed, de rust werd dan ook niet door hen gestoord met uitzondering van een paar kleine ongeregeldheden, welke te Pontianak plaats hadden. Bedoelde ingezetenen hielden zich minder uitsluitend, zoo als vroeger, met den mijn-arbeid bezig, maar begonnen zich meer op den landbouw toe te leggen. De meeste welvaart heerschte onder de Boeginezen, onder wie men scheepsreeders, groothandelaars en geldschieters aantreft. Het meest echter brengen de klappertuinen tot de welvaart toe. Het ontginnen van gronden voor de klappercultuur gaat steeds voort, waartoe het aanleggen van een weg tusschen Pontianak en het zuiderstrand het zijne heeft bijgedragen, terwijl ook langs de Pontianak-rivier geheele strooken gronds werden ontgonnen. Uit den kleinhandel wordt de Boeginees meer en meer verdrongen door den
(1) Over de verleende magtiging- om een daartoe geschikt ambtenaar eene reis naar de weinig bekende oostelijke Battaklanden te doen ondernemen tot het verkrijgen van meerdere kennis nopens land en volk, zie men hoofdstuk K, afd. II, § 3.
(2) De bedoelde drie contracten worden aan de Staten-Generaal medegedeeld bij brief van den Minister van Kolonion van 18 September '871. (Bedrukte stukken, zitting- 1871—1872, 9 ).
Chinees. Sommige goudmijnen in de afdeeling Montrado leverden ruime winsten op; andere daarentegen werkten met weinig of geen succes. De gezondheidstoestand kon over 't algemeen vrij bevredigend worden genoemd. Op ontvangen berigten nopens het heerschen der pokken onder de Katoengan Dajaks werd een vaccinateur derwaarts gezonden. De oogst van het voornaamste gewas, de rijst, liep in de verschillende afdeelingen zeer uiteen. s
Zuideren O oster af deeling van Borneo. Het jaar 1870 ging niet zoo rustig voorbij als in den aanvang voorzien werd. De onderwerping toch blijkens 't vorig verslag door het opstandelingshoofd WANGKANG aangeboden , bleek geheel andere bedoelingen te hebben dan men mögt verwachten. WANGKANG kwam in Mei 1870 uit de Boven Doesson te Bandjermasic Voor den resident verschenen , vroeg hij vergiffenis voor zijn gedurende de vroegere onlusten gehouden gedrag. Nadat hem een verhoor afgenomen en daarvan proces-verbaal opgemaakt was , werd hem te kennen gegeven , dat zijn verzoek zou worden ondersteund en dat hij, in afwachting eener beschikking , te Marabahan, eene groote op betrekkelijk geringen afstand van Bandjermasin gelegen kampong , verblijf kon houden, Hij keerde dan ook naar die plaats terug ; het duurde echter niet lang of er kwamen geruchten in omloop, dat zijne onderwerping slechts geveinsd geweest was en zijn verblijf te Marabahan door hem werd dienstbaar gemaakt aan zijn voornemen om zich onder de bevolking van die plaats en omstreken een sterken aanhang te verwerven , ten einde daarmede en met de hem verder door den hoofdopstandeling SOERAPATTI en diens medestanders ta verschaffen strijdkrachten , zoodra hij daartoe de kans schoon zou achten , een verraderlijken aanval op de hoofdplaats Bandjermasin en op de versterkin» te Marabahan te wagen. Toen die geruchten zich al meer en meer bevestigden door berigten van meer dan ée'ne geloofwaardige zijde bij het bestuur ingekomen , werd WANGKANG door den resident naar de hoofdplaats opgeroepen , I ten einde zich op de hem ten laste gelegde bezwaren té verantwoorden en hem vooreerst, onder meer regtstreeksch toezigt van het bestuur, aldaar te doen verblijf houden.
WANGKANG kwam ingevolge die oproeping op 9 September te Bandjermasin aan , doch voerde een vrij aanzienlijk aantal gewapende volgelingen met zich , in stede van slechts door drie of vier der zijnen vergezeld te zijn , zoo als hem bevolen was ; en toen hem het doel zijner oproeping bekend werd, verzette hij zich tegen zijne aanhouding en nam, op zijn gewapend gevolg steunende, eene zoo weerspannige houding aan, dat de ten-uitvoer-legging van den te zijnen aanzien voorgenomen maatregel niet mogelijk was zonder tot geweld over te gaan, hetgeen — om der gevolgen wille — niet wenschelijk werd geacht. Ka voor deze weerspannige houding aan den resident schriftelijk vergiffenis gevraagd en verkregen te hebben , keerde WANGKANG met vergunning naar Marabahan tertio-. Bij een besluit van 11 November 1870 werd op d°e voorstellen van den resident betreffende de aan WANGKANG te yerleenen amnestie door den Gouverneur-G-eneraal beschikt. Hem werd genade geschonken onder de uitdrukkelijke voorwaarde nogtans, dat hij — vooraf naar de hoofdplaats afgekomen — aldaar in tegenwoordigheid van de civile en militaire autoriteiten op demoedige wijze vergiffenis zou hebben te vragen. De bij .hetzelfde besluit benoemde nieuwe resident nam den 22sten dier maand het bestuur over. Intusschen was men te Bandjermasin herhaaldelijk verontrust geworden door berigten, dat WANGKANG voornemens was naar 'de hoofdplaats af te komen, vergezeld van de beide zonen van SOERAPATTI, die hem met een groot aantal volgelingen zouden ter zijde staan. Ten einde zich van den toestand te overtuigen begaf de resident zich 's'anderen daags naar Marabahan. Ofschoon het bleek dat de invloed van WANGKANG op bedenkelijke wijze was toegenomen, meende de resident, met het oog op de verleende amnestie en daar de geamnestieerde sedert niet openlijk in verzet was gekomen, aan de reeds voorbereide maatregelen van repressie voorloopig geene uitvoering- te moeten geven, maar eerst te moeten afwachten of de verleende genade het bewuste hoofd tot betere gevoelens zou brengen. Alvorens aan de
12
betrekkelijke beschikking officieel uitvoering te doen geven (hetgeen de resident wenschelijker oordeelde eerst te doen plaats hebben na zijn vertrek van Marabahan) liet die hoofdambtenaar zonder verwijl langs particulieren weg aan WANGKANG mededeelen, dat hem genade was verleend en hij voor de toekomst gerust kon zijn. Toch verscheen WANGKAN G den "25sten November aan het hoofd eer.er aanzienlijke magt en vergezeld van verklaarde vijanden van ons gezag, ter hoofdplaats Bandjermasin, met de even onbeschaamde als logenachtigo bewering, dat hij wenschte te weten of hij al dan niet genade had. Toen de sommatie van den resident om met niet meer dan 2 à 3 volgelingen voor hem te verschijnen met een uittartend antwoord begroet werd, achtte de resident, in overleg met den gewestelijken militairen kommandant, die zich met de noodige militaire magt ter plaatse van WANGKAXG'S aankomst bevond, den tijd gekomen om offensief tegen dat opstandelingshoofd te werk te gaan. Over den loop der krijgsverrigtingen, die omstreeks January 1871 eindigden met het sneuvelen van WANGKAN G en het van lieverlede gevangen nemen van het grootste deel zijner volgelingen, wordt gehandeld in hoofstuk D , § 4 , en E , § 5. Bij een besluit van 27 December 1870 was inmiddels de verleende amnestie door den Gouverneur-Generaal ingetrokken. Sedert is den gezagvoerenden ambtenaren gelast geene pogingen meer aan te wenden om de zich in de Boven-Doesson bevindende opstandelingshoofden, die bij Indisch Staatsblad 1862, n". 119, van amnestie uitgesloten zijn, of daarvan geen gebruik hebben gemaakt, tot onderwerping over te halen, maar integendeel , wanneer zij het wagen af te komen, alle middelen aan te wenden om hen in handen te krijgen. De krachtige optreding tegen WANGKANG en de daardoor verkregen uitkomsten worden gezegd een indruk te hebben te weeg gebragt die niet spoedig zal worden uitgewischt en die menigen kwaadwillige van pogingen tot omverwerping van het gezag zal terughouden. Sedert was het dan ook rustig en werd ook niets van rivierroof vernomen. Uit een brief van SOERAPATTI aan den gezaghebber te Marabahan , zoowel als uit andere bij het bestuur ingekomen berigten, moet worden afgeleid, dat de raddraaijers in de Boven-Doessonstreken zich niet langer bestand achten om hun verzet tegen 's Gouvernements gezag te blijven volhouden. In de bovenlanden der Zuiderafdeeling bleven de Sintangsche opstandelingen TAGAB KOENDI en IDOEL met kleine benden rondzwerven; de nu en dan door hen ondernomen strooptogten hebben echter geene rustverstoring van eenig belang ten gevolge gehad. Volgens de laatste berigten waren zij naar Sambas geweken, waar zij door het inzamelen van boschproducten in hun onderhoud voorzagen. De zucht om zich ter bedevaart naar Mekka te begeven, is in deze residentie zeer sterk, en jaarlijks vertrekken honderden pelgrims. Van daar het groot aantalhadji's, inzonderheid in de afdeeling Amoenthaij. Naarmate de rust zich bestendigt, neemt de handel toe; vooral in den invoer was in de laatste maanden veel levendigheid te bespeuren; men begint zich ook meer en meer op nijverheid toe te leggen, terwijl van den landbouw, vooral wat betreft het aanleggen en beplanten van rijstvelden, op aansporing van het bestuur van lieverlede meer werk wordt gemaakt. Door de gedeeltelijke mislukking van den rijstoogst waren de prijzen van de rijst en der andere voedingsmiddelen eenigzins gerezen. Het padigewas van 1871 stond vrij gunstig.
Celebes en onderhoorigheden. Over het algemeen was de «tand van zaken in dit gewest zeer gunstig; verzet of politieke stoornis had niet plaats. De be volking zoowel in de gouvernements- als in de vorstenlanden mögt zich in een goeden oogst van rijst, djagongen koffij verheugen, eene omstandigheid die voorzeker niet weinig tot de algemeene tevredenheid bijdroeg. Voor 1871 zijn de vooruitzigten der koffijcultuur minder gunstig, terwijl van den nieuwen djagong-aanplant (de eerste was mislukt) nog weinig te zeggen viel. De stand van het rijstgewas was zeer verschillend. Met uitzondering van de pokziekte, die echter geen kwaadaardig karakter had en ook in 1871, tot zoover bekend, aanhield, liet de gezondheidstoestand der bevolking weinig te wenschen over.
In den laatsten tijd deden zich echter ter hoofdplaats menigvuldige gevallen voor van de bekende, maar vroeger op Celebes nooit geheerscht hebbende berri-berri. Op Saleijer vertoonden zich de gewone koortsen. Onder het vee heerschte hier en daar het miltvuur, waardoor een groot aantal karbouwen aangetast werd. De inlandsche hoofden geven, hunne meerendeels geringe ontwikkeling in aanmerking genomen, over het algemeen reden tot tevredenheid. De uitreiking aan eenige regenten van geschenken, ten blijke van 's Gouvernements tevredenheid over hun gehouden gedrag tijdens den opstand van den in vorige verslagen meermalen genoemden kraeng BOXTOBONTO, heeft ook den diens tij ver der overigen geprikkeld. Onder de ingezetenen der gouvernementslanden liet zich welvaart bespeuren, en, ofschoon de zedelijke vorming van het volk nog veel te wenschen overlaat, schijnt zich door de toenemende zucht naar weelde en de daaruit voortvloeijende opvoering van behoeften de neiging tot den arbeid meer en meer te ontwikkelen. Gevallen van zeeroof deden zich voor in de wateren van Boeton en langs de Oostkust van Borneo, in de passage naar Berouw. De politieke verhouding tusschen het Gouvernement en de leenvorstendommen was gunstig; ook die der vorsten onderling. In Boni, welks vorst volgens van den hadat bekomen kennisgeving in Maart jl. kwam te overlijden, en opgevolgd werd door zijne oudste dochter, begint de rijstbouw zich weder te ontwikkelen, maar gaat de koffijcultuur voortdurend achteruit. De vorst van Lamoeroe bestuurt zijn rijk slecht; geheel het tegendeel der vorstin van Tanette. In Pare-Pare was de toestand naar wensch. Hier hield zich in het begin van 1870 de opstandeling BONTO BONTO op, die later van daar naar Wadjo vertrok. In de bondgenootschappelijke landen kwamen de vorsten over het algemeen hunne verpligtingen jegens het Gouvernement in den geest der bestaande contracten vrij wel na. Tegen den vorst van Goa werd in den aanvang van 1871 door eenige onbeduidende personen in de afdeeling Macassar eene zamenspanning gesmeed, die echter intijds verijdeld werd en geene rustverstoring ten gevolge had. In Soppeng werd de verstandhouding tusschen den vorst, de rijksgrooten en de bevolking veel beter na de verwijdering van een heerschzuchtigen gunsteling. De nieuwe vorst van Balangnipa (zie 't vorig verslag bladz. 11) kwam in Augustus 1870 te Macassar, alwaar met hem een nieuw contract gesloten werd, waarbij hij en do hadat zich onder andere verbonden geene suprematie meer te zullen voeren over de zes andere rijkjes van Mandhar, die tot nog toe den vorst van Balangnipa als hoofdvorst erkend hadden, zouder dat dit rijk ooit zijne tusschenkomst in aangelegenheden der andere staatjes verleend had. (1) De nieuwe vorst intusschen heeft tot nog toe slechts gezag in naam ; feitely k berust het bij den maradia KAPÉ, zoon van den in 1850 overleden vorst van Balangnipa, tegen wien en wiens partij de tegenwoordige bestuurders niet opgewassen zijn. Door de zending van een gouvernements-ambtenaar zou evenwel getracht worden de verwikkelingen tot een goed einde te brengen. De vorst van Bima moest aan zijne verpligtingen herinnerd worden ten aanzien van het onderhoud van het fort in zijn rijk. In Dompo overleed de sultan en werd opgevolgd door zijnen zoon. Van de niet bondgenootschappelijke landen valt van Wadjo te vermelden, dat zich daar de meergenoemde BONTO BONTO ophoudt. Zijn verblijf aldaar brengt nogtans de rust in de gouvernementslanden niet in gevaar. Het aan den vorst van Wadjo toegeschreven voornemen om genoemden persoon te noodzaken te Macassar zijne onderwerping te komen aanbieden, was nog niet ki vervulling gekomen. Bij groote uitzondering heerschte in Wadjo ditmaal eene ongestoorde rust.
Menado. De algemeene toestand was voortdurend bevredigend.
(!) Sedert aan de S taten-Generaal medegedeeld, (zie Doot -2 op de vorige bladzijde).
13
• Ook in 1870 mögt de bevolking zich weer in een mimen rijstoogst verheugen, en was er steeds overvloed van levensmiddelen. Bovendien werden groote voordeelen afgeworpen door de notencultuur en zijn de landerijen, waar dit product geteeld wordt, in waarde gestegen. De koffijoogst daarentegen was ongunstig. Voor 1871 waren de vooruitzigten van de eigen cultures der bevolking zeer bevredigend, doch de koffijoogst dreigde andermaal gering te zullen zijn. De gezondheidstoestand was zoowel in 1870 als later naar wensch. In Maart 1870 overleed de door zijne beschaving en Europesche ontwikkeling bekende »majoor" (eerste districtshoofd) van Tonsea, die door zijn zoon vervangen werd. In de min gunstige toestanden der rijkjes langs de noordkust van Celebes en der Sangir- en Talaut-eilanden •Was geene verbetering merkbaar. Op het eiland Roeang (Sangir-eilanden) hadden in Augustus 1870 en Maart 1871 vulkanische uitbarstingen plaats, die groote verwoestingen op dat eiland zelf en laatstelijk °ok op het nahegelegene Tagoelandang hadden aangerigt. Bij de laatste ramp, die tevens met eene zeebeving gepaard Was gegaan , moeten niet minder dan 400 personen het leven hebben verloren. Door een met Zr. Ms. stoomschip Timor derwaarts afgezonden controleur werd plaatselijk den toestand opgenomen en werden voor zooveel noodig levensmiddelen verstrekt. Behalve het intrekken van het garnizoen te Gorontalo en het overlijden van den radja van Bone, hadden in de Crorontalosche landschappen gedurende 1870 geene bijzondere gebeurtenissen plaats. Maar in January 1871 werd de rust verstoord door ernstige oneenigheden tusschen twee Voorname geslachten in het rijk van Limbotto, welke het Vermoorden van een paar inlandsche hoofden en het in brand steken van de woning van een hunner ten gevolge badden. Hoezeer in deze zaak volgens de met Limbotto gesloten contracten de inlandsche politie optreden moest, *as de radja van Gorontalo niet bij magte de misdadigers, die zich inmiddels eenigen aanhang verworven hadden, te bedwingen. Daar zij ook, naar het gerucht wilde, naar de hoofdplaats Gorontalo zouden opkomen en deze in brand steken , trok de resident met 75 mobiel verklaarde Manschappen der Menadosche schutterij en een detachement Van Zr. Ms. stoomschip Timor naar Gorontalo, en slaagde sr in de schuldigen te doen overreden zich vrijwillig te onderwerpen. Sedert waren geene verdere ongeregeldheden voorgevallen.
Amboina. De in 1870 in werking gekomen milde bepalingen omtrent de heerendiensten en liet passen-stelsel (zie het vorig verslag bladz. 51 en 39) werkten niet terstond zoo gunstig op de ontwikkeling der volkswelvaart als had Mogen verwacht worden. De rust bleef ongestoord, behalve op de zuidkust van het eiland Boeroe, alwaar in January en February 1871 ongeregeldheden plaats hadden, door zwervend volk uit de pnderhoorigheden van den sultan van Ternate, bestaande lu het afloopen van een handelsvaartuig benevens roof en Plundering van strandbewoners. Met behulp der marine Mögt het gelukken de misdadigers in handen te krijgen en Wenige der door hen geroofde menschen te bevrijden. De gezondheidstoestand was, ook in de eerste vijf maanden Van 1871, in 'talgemeen gunstig. De sagocultuur, welks product op de Ambonsche eilanden onder de voedingsmiddelen eene eerste plaats inneemt, yordt door de bevolking met zorg gedreven. Daarentegen l s de kruidnagelcultuur sedert de opheffing van het monopolie zeer verwaarloosd geworden. Ook de cacaocultuur Verkeert in kwijnenden staat. In de ontwikkeling der ambachtsnijverheid ter hoofdplaats v^erd eenige vooruitgang opgemerkt door de mededinging die er bestond bij uitbesteding van werken en leveringen ten behoeve van 's lands dienst. Op de Banda-eilanden zijn, op een paar na, alle perkcniers toegetreden tot de voorwaardelijke opheffing en afschaffing van het specerij-monopolie, hoewel, door het Met bij tijds in orde zijn der stukken, slechts weinige der daartoe strekkende overeenkomsten konden gesloten worden, ße oogst was over het algemeen niet gunstig, schoon door de hooge prijzen der specerijen de perkeniers, die vrije
N°. 8. 2.
beschikking over hun product hadden , goede zaken maakten. De hoop op eene betere productie in 1871 was aanmerkelijk verminderd sedert de gure weersgesteldheid in April jl. aan de rijpende vruchten veel schade had toegebragt. Op de oostkust van Ceram en de Aroë-eilandon heerschte rust en werd de handel gezegd aanmerkelijk toe te nemen. Ook op de Zuidwester-eilanden was de toestand bevredigend.
Ternate. Onder de inlandsche bevolking der rijken van Ternate, Tidore en Batjan heerschte overal tevredenheid, terwijl de vorsten het Gouvernement welgezind en onderdanig zijn. Een zonder behoorlijke papieren van elders aangekomen Arabier, die op Batjan eene beweging op Mohammedaansch godsdienstig gebied trachtte uit te lokken en reeds eenigen invloed op den vorst begon te krijgen, werd in den aanvang van 1871 op last van het bestuur naar de hoofdplaats Ternate overgebragt, en vervolgens naar Macassar opgezonden , om van daar zijne reis naar buiten Nederlandsch Indie voort te zetten. De voorraad rijst van den inlandschen landbouw afkomstig, werd in 1870 door invoer voldoende aangevuld; de prijzen bleven op gelijke hoogte als vroeger. De voordeelige weersgesteldheid in l de eerste maanden van 1871 beloofde voor dit jaar een ruimen voorraad van voedingsmiddelen. De gezondheidstoestand was zoowel in 1870 als lateizeer bevredigend. Van zeeroof werd nu en dan van Batjan het een en ander vernomen. Behalve dit eiland zijn onderscheidene geïsoleerde punten het doel der zwerftogten van Galelarezen en Tabellorezen, onder anderen Loeok op de kust van Celebes en Legitoebi op het eiland Taliaboo. Gemeenlijk worden van daar uit de rooftogten naar andere deelen van den Bangaai-archipel ondernomen. Met den sultan van Ternate werd dan ook overeengekomen dat hij die kampongs zou doen bewaken. Ook bij den sultan van Tidore werd aangedrongen op de uitzending van gewapende vaartuigen, hetgeen plaats had. Over kruistogten der marine zie men hoofdstuk E , § 5. In het sluiten van een nieuw tractaat (1) met laatstgenoemden sultan mögt men niet slagen, daar do vorst bezwaren had tegen de voorgestelde bepalingen nopens de slavernij. In Junij 1870 werd door den resident, vergezeld onder anderen van den broeder des sultans van Tidore, Nieuw Guinea bezocht en wel meer bepaald die plaatsen aan de Groote Geelvinksbaai, waar zendelingen zijn gevestigd, als: Doreh (het noordwestelijkste punt der baai), het daar • tegenover liggend eiland Mansinan met een goed onderhouden kerkje (tijdelijk van een zendeling ontbloot wegens verleend verlof naar Europa), Anday (vier uren van Doreh op den vasten wal gelegen), het eiland Meoswar en eindelijk het dieper in de baai gelegen eiland Rhön (bij ontstentenis van personeel sedert eenigen tijd als zendingspost verlaten). De zendelingen, destijds vier in getal, arbeidden veilig, maar met niet veel vrucht (vergelijk hoofdstuk K , afdeeling I I I , § 1). De stammen die de zendelingen eenigermate aan zich hadden weten te verbinden, hadden nu en dan overlast van de onder hunne naburen, inzonderheid onder de Wandammers en Wandessiers, heerschende neiging tot menschenroof, welke het Tidoreesch bestuur niet bij magte was tegen te gaan. Een bezoek op het nabij gelegen eiland Salawatti werd door den resident benuttigd ter afdoening met de hoofden van eenige dien3taangelegenheden, terwijl hij op zijn terugkeer ook Batjan aandeed. Van de reizen op last van het Gouvernement met een wetenschappelijk doel op Nieuw Guinea ondernomen en in Junij 1870 volbragt, wordt melding gemaakt in hoofdstuk Bfc, afdeeling I I , § 3. Zeer onlangs (Junij jl.) zijn de noodige regelingen getroffen tot het doen plaats hebben eener zending naar Nieuw Guinea, die meer bepaaldelijk moet ten doel hebben bekendheid te verkrijgen van den toestand en de hulpbronnen van dit uitgestrekte eiland en onderzoek te doen naar — en
(1) Zie ook het aangeteekende in hoofdstuk J , afd. I I , nopens eene door het Gouvernement gewenschte afschaffing van een contractueel "beding betreffende de verpligte diensten en leveringen der sultansonderdanen.
4
14
vrouw. Van zeevaart weten de Arfakkers niets; zij bee zitten ook geen vaartuigen. d Op nog lager standpunt van maatschappelijke en verstandelijke ontwikkeling staan de Hattammers. Daar zij ir nimmer in aanraking komen met handelaars en alzoo zeer ^ weinig behoeften hebben leeren kennen , is hun toestand k armoedig te noemen. Patatas en pisang strekken tot h hoofdvoedsel en zijn met de tabaksplant de eenige gewassen , o> welke aangekweekt worden. Laatstgenoemde plant groeit hier g weelderig en levert een vrij goed product op, dat het voorg' naamste artikel uitmaakt van ruilhandel met de omwoners. e: v Timor en onderhoorigheden. De algemeene toestand deibevolking was goed, de prijs der voedingsmiddelen door v ruimen aanvoer laag. Waar zulks niet het geval is, zoekt b de bevolking eene uitkomst door verhuizing. tt Opmerking verdient, dat de kolonisten zich sterk aan U het Nederlandsen gezag hechten. In 't algemeen trouwens wordt 's Gouvernements gezag door de bevolking meer en N meer gewaardeerd , terwijl ook de radja's er ligter toe b overgaan de tusschenkomst des bestuurs in te roepen ter di beslechting hunner onderlinge geschillen. d Onder anderen werd op aanzoek der betrokken partijen fe door den resident eene commissie benoemd , bestaande uit den secretaris der residentie en een tweetal andere ambtenaren , aan welke opgedragen werd pogingen aan te wenden bi om de met elkander in oorlog zijnde zelfstandige vorsten st in het gebergte van Timor onderling te bevredigen. Hare bemoeijingen werden met bevredigenden uitslag bekroond, h. Hetzelfde was het geval met eene dergelijke commissie hi later naar Rotti afgevaardigd. Voor het overige blijven de radja's zich nog maar alte ^v veel schuldig maken aan knevelarij. Op laatstgenoemd si eiland werden een tweetal radja's wegens wangedrag uit hun bestuur ontzet. Vi Bij meer dan ééne gelegenheid werd in de streken aan Vi de Solorstraat in den loop van 1870 door oorlogsschepen de vlag vertoond, hetgeen op de betrokken radja's een gun- d< stigen indruk maakte. Door verscheidene hunner werd een bezoek aan boord der schepen gebragt. Op een dier 01 togten werden door den resident de eilanden Savoe, Soemba en Flores bezocht. Op »Savoe werd de bevolking nog zeer h verslagen gevonden onder den indruk der buitengemeen 'n groote sterfte, door de toen nagenoeg geweken pokken- be epidemie veroorzaakt. Als een bewijs van de toeneming van onzen invloed op en het doordringen onzer begrippen d< tot hoofden en bevolking op Savoe, wordt gewezen op het feit, dat, terwijl vroeger het afmaken van zoogenaamde swangi's (toovenaars of booze geesten) als een verdienstelijk werk beschouwd werd, onlangs door den radja van Seba 5 personen aan het Europeeseh bestuur werden uitgeleverd, | omdat zij zulk een swangi gedood hadden. Het klejne rijkje van Menia op Savoe vroeg om bij het grootere Jjeba ingelijfd te worden , hetgeen plaats vond. De ^ resident noemt dit een stap op den goeden weg, daar het ' onderhoud van die radja's evenveel kost of zij een groot of klein gebied hebben, en dus de bevolking meer gebaat . wordt naar mate er minder zijn. Dl
De radja's van Soemba deden aanzoek om meer Euro^ pesche ambtenaren in hun gebied te mogen hebben. (1) De kolonisatie van Savoenezen op Soemba breidde zich Pf
steeds uit, zoodat het zielental dier nederzettingen reeds 6t
tot 2000 geklommen was; onder hen worden een tweetal e t
hoofden aangesteld. Sc
Op de Solor-eilanden blijft het met het zelfbestuur nog ?c treurig gesteld. ^(
Evenzoo op Flores, waar de (christen-) radja van Laran^ toeka alleen door het tijdelijk aanwezen van den resident , weerhouden werd eene allerbarbaarschte doodstraf toe te J passen op twee personen, beschuldigd van verboden minnei( handel. v« Op de Zuidkust van Flores gaat het evenmin naar wensch. *' Daar bleven de onderlinge veeten tusschen de kolo^ nisten steeds voortduren, hetgeen vaak aanleiding gaf tot J* rooftogten van de zijde der woeste bergbewoners , die soms door eene der twistende partijen als huurlingen ten strijde gebezigd werden tegen hunne eigene landgenooten. Ten
zoo noodig te bevestigen — de feitelijke betrekkingen die tusschen de hoofden aldaar en den sultan van Tidore bestaan. Zoodanige zending is opgedragen aan een hoofdambtenaar op non-activiteit, laatstelijk resident van Amboina, die zich daarbij zal doen vergezellen door een of meer Tidoresche hofgrooten. Echter zal de missie zich niet bepalen tot dat deel van Nieuw Guinea dat tot het gebied van Tidore behoort, maar zich moeten uitstrekken over het geheele eiland en — voor zoover zulks bij het onderzoek noodig zal blijken — tot die eilanden, welke geacht kunnen worden tot Nieuw Guinea te behooren, onder andere »Salawatti, Batanta enz. Volgens het vastgestelde plan zal op plaatsen, die om hare natuurlijke gesteldheid, talrijke bevolking of om andere redenen meer belangrijk toeschijnen, indien liet veilig is te doen, het binnenland worden ingegaan , om de terreinsgesteldheid, zoomede de volkstoestanden op te nemen. In het belang der botanie zal de gewezen hortulanus van 's lands plantentuin den togt mede maken. Tot het doen der reis is het gouvernementsstoomschip Dassoon gesteld ter beschikking van den gouvernements-commissaris. Aan hetgeen door de Indische Regering gemeld is nopens bare tegenwoordige bekendheid met de gesteldheid van land en volk van Nieuw Guinea, valt het volgende te ontleenen. Van den Nieuw Guineaseben bodem zijn uitsluitend de kusten — en dan nog slechts oppervlakkig — bekend. De westelijke helft van het eiland (het gedeelte dat met de daar omheen gelegen kleinere eilanden eene onderhoorigheid uitmaakt van het rijk van Tidore) is zeer bergachtig en heeft bijna overal hooge en steile kusten. Alleen in het zuidwesten is een uitgebreid moerasland, waar de bergen van het binnenland ver in het verschiet worden gezien. Ook aan de monding van den Karoefa-stroom en langs een klein gedeelte van het noorderstrand (van 138° tot 139° 0.1.) zijn lage moerassige terreinen. Waar het terrein zich meer verheft, is de bodem veelal met zware bosschen bedekt, die — voor zoover dit van de kust zigtbaar is — zelfs op de hoogste kruinen der bergtoppen worden aangetroffen. Vele nuttige houtsoorten komen daarin voor, als: onder vele palmsoorten de sagoboom, vijgsoorten, kanari- en ijzerhoutboomen, en vooral de massooi-boom, wiens bast, nevens wilde muscaatnoten en tabak, de belangrijkste handelsartikelen op NieuwGuinea uitmaken. Het land is bewoond door eene vrij talrijke, onbeschaafde en meerendeels nomadische bevolking: negrito's of Papoea's. Er bestaat nog al eenig verschil tusschen de bewoners van het binnenland en die der kusten. De eersten zijn het meest onbeschaafd en bestaan uit stammen van woesten , strijdbaren aard , die een volstrekt nomadisch leven leiden en schier voortdurend onderling oorlog voeren. De kustbewoners, ofschoon verdacht van aan zeeroof niet onschuldig te zijn , vertoonen zich over het algemeen meer vreedzaam en meer tot blijvende vestiging geneigd. Iu den regel hebben de bewoners van Papoea geen eigen hoofden. Verschil van stand schijnt bij hen niet bekend te zijn. Er zijn evenmin algemeene opperhoofden als aanvoerders der afzonderlijke stammen, zelfs niet in den oorlog. Alleen hebben de oudsten der verschillende, soms vrij talrijke familien eene soort van patriarchaal gezag. De door den sultan van Tidore aangestelde radja's enz. worden niet als hoofden der bevolking beschouwd. Het zijn slechts Tidoresche agenten voor de inning der schatting , en zoo het schijnt vertoonen zij zich eerst in hunne functie als een oorlogsschip op de kust verschijnt. De plaatselijke kennis van Nieuw Guinea verkregen door de reizen van een wetenschappelijk ambtenaar (zie hooger) bepaalt zich voornamelijk tot de eilanden in de Geelvinksbaai, en wat de vaste kust aangaat, tot de landschappen Arfak, dat de noorder- en Hattam dat de zuider- en zuidwester-helling van het Arfaksgebergte beslaat. In eerstgenoemd landschap was voornamelijk het district Anday het terrein waar bedoelde ambtenaar zich bewoog. De Arfakkers in 't algemeen en de bewoners van Anday in 't bijzonder leggen zich uitsluitend toe op landbouw en jagt ; eerstgenoemd bedrijf staat echter op zeer oorspronkelijkentrap. De gewassen welke men aankweekt zijn maïs, katjang, gierst, boontjes, watermeloen, patatas, suikerriet , pisang an tabak. Al het huisselijk werk, zoomede een ruim aandeel inden veldarbeid, komt ten laste van de (I) Zie over de toevoeging- van een ambtenaar aan een der controleur» op Soemba, hoofdstuk J. afd. I, § 1.
15
einde bedoelde kolonisten onder toezigt en bedwang te houden , zou een radja over hen worden aangesteld. In verband met de intrekking der militaire bezettingen m de residentie Timor (zie het vorig verslag bladz. 14), ^aardoor ook de militaire post te Larantoeka (Flores) kwam te vervallen, was door de Regering bepaald, dat laatstgemelde plaats, zijnde een dor en onvruchtbaar oord, °ok niet langer zou dienen als standplaats van het civiel gezag. De gezaghebber der Solor-eilanden zal dien ten gevolge voortaan verblijf houden op het eiland Andonara en zulks voornamelijk wegens het aanwezen op dat eiland Van verschillende voor ontwikkeling vatbare elementen. De pokken-epidemie eischte gedurende een groot gedeelte van 1870 over de geheele residentie vele offers, doch was °ij het einde des jaars zoo goed als geweken. In de eerste baanden van 1871 liet de gezondheidstoestand weinig meer te wenschen over. De keizer en de fettors van Sonnebait verschenen in November 1870 ter hoofdplaats om in hunne waardigheid Bevestigd te worden. Tijdens hun aanwezen aldaar werd door een tweetal Europeanen, in tegenwoordigheid van den resident, eene overeenkomst met hen aangegaan betreffende de ontginning van goudmijnen in genoemd landschap.
Bali en Lombok. De hier te vermelden bijzonderheden betreffen alleen de op Bali onder gouvernements-bestuur staande afdeelingen Boeleleng en Djembrana. De rust werd in geen dier afdeelingen gestoord, terwijl hoofden e n bevolking steeds bewijzen gaven van tevredenheid met de bestaande orde van zaken. Tot de mildere bepalingen omtrent de gijzeling wegens aanbetaling in 1867 in Boeleleng aangenomen (zie het verlag van 1869 bladz. 16), trad in April jl. ook Djembrana toe. In het district Bandjar (Boeleleng) ging de bevolking T0ort met den opbouw en de herstelling der bij den opstand van 1868 verwoeste of beschadigde woningen. De staatkundige verhouding der beide landschappen tot de overige rijken van Bali bleef vriendschappelijk. De gezondheidstoestand te Boeleleng liet te wenschen °Ter, doch die te Djembrana was bevredigend. Eene nieuwe waterleiding door de bevolking in Djemprana gemaakt, had tot de uitbreiding van den landbouw l n die afdeeling veel bijgedragen. De prijzen der levensbehoeften waren billijk. Het handelsverkeer had weinig of niet geleden door den gedrukten toestand des handels op Java.
JU. L a n d m a g t .
§ 1. Kommandement.
Het bevel over het leger en het beheer over het departement van oorlog bleven door den luitenant-generaal **• E. KROESEN gevoerd. In de maanden Junij, Julij, November en December *°70 hield de legerkommandant eene inspectie over de garnizoenen, militaire inrigtingen en werken in de lste en 2de elitaire afdeeling op Java. Naar zijn bevinden heerschte zoowel onder de EuroPesche als onder de inlandsche militairen een goede geest 11 in het algemeen tevredenheid over hunne verzorging 611 behandeling. (Jok de verhouding tusschen de Europe'Che en inlandsche landaarden was goed en kameraad*cnappelijk. Tusschen de inlandsche militairen en de in"eemsche bevolking werd geen bijzondere gemeenzaamheid ^aar integendeel eene vrij scherpe afscheiding aangetroffen. Als maatregel van decentralisatie verdient vermelding j ' 6 bij Indisch besluit van 16 Mei jl., n°. 41, op den ioöimandant van het leger en chef van het departement aö oorlog verleende magtiging, om de hem bij Indisch Staatsblad 1855, n°. 15, toegekende bevoegdheid tot het erleenen en weigeren van kortingen voor schulden, over 6 dragen op de verschillende gewestelijke militaire korn^ndanten.
3 2. Zamenstelling, aanvulling, ziekte- en sterftecijfers.
Samenstelling. Blijkens het vorig verslag bestond onder ''mo December 1869 een incompleet van 39 officieren en
een overcompleet van 382 onderofficieren en manschappen, dit laatste het gevolg van een overcompleet van 616 Europeanen en een incompleet van 100 Afrikanen en 134 inlanders. Bij het eind van 1870 was, hoofdzakelijk ten gevolge van het in werking treden der in 't vorig verslag reeds besproken nieuwe formatie der genie, mineurs en sapeurs (voortaan eenvoudig te noemen »wapen der genie"), en der militaire administratie, het aantal vacante officiersplaatsen gestegen tot 69 en daarentegen het overcompleet aan Europesche onderofficieren en manschappen, in verband met geringere verliezen, inzonderheid door mindere sterfte, aangegroeid tot 695 man. Voorts was het incompleet aan Afrikanen en inlanders voor de eersten verminderd tot 24 man, terwijl het voor do laatsten, als gevolg eener vermindering in de formatie der inlanders, was veranderd in een overcompleet van 4 man. In 't geheel wees alzoo de aanwezige sterkte onder ultimo 1870 een incompleet aan van 69 officieren en een overcompleet van 675 onderofficieren en manschappen. De gebruikelijke aantooning omtrent de formatie en de sterkte der verschillende wapens en diensten, zoo aan Europeanen als aan inlanders en Afrikanen, wordt aangetroffen in bijl. B. Er blijkt tevens uit, dat en waardoor de formatie bij het eind van 1870, in vergelijking met die van ultimo 1869, eene vermeerdering aanwijst van 45 officieren, doch eene vermindering van 346 onderofficieren en manschappen. (1) Bij al het voora'fgegane is sprake van de feitelijke formatie , dat is die der bestaande corpsen , enz. De organieke formatie, waarin onder andere begrepen de niet-opgerigte corpsen pradjoerits, wees onder ultimo 1870 een cijfer aan van 1426 officieren en 28 327 onderofficieren en manschappen, waaronder respectivelijk 195 en 16 792 inlanders. De wensehelijkheid, ook in het belang der militaire waarde van het leger, eener intrekking van kleine militaire posten, inzonderheid in de buitenbezittingen , of eener meerdere concentratie der troepenmagt aldaar , wordt niet uit het oog verloren. (2) De mogelijkheid om een en ander tevens te doen strekken in mindering der vastgestelde logerformatie moet , krachtens eene beslissing van het Opperbestuur van November jl., in elk bijzonder geval tot een punt van onderzoek worden gemaakt. Op een drietal plaatsen, waar sedert korteren of längeren tijd, om bijzondere redenen, tijdelijke bezettingen aanwezig waren (ter hoofdplaats Tagal, te Tandjong-Balei in Assahan en te Tandjong in de Lampongsche districten) zijn de betrokken detachementen ingerukt en naar hunne corpsen teruggekeerd. Door de te Willem I en te Banjoebiroe volbragte herstellingen aan de gebouwen, die door de aardbeving van 1865 beschadigd en ongeschikt voor logies waren, en de stichting van eenige nieuwe gebouwen is het mogelijk geworden om de veldbataillons in de 2de militaire afdeeling op Java beter en doelmatiger te legeren, waardoor ook gelegenheid ontstond eene Europesche en inlandsche compagnie infanterie , die wegens gemis aan logies tijdelijk ontbonden waren, weder zamen te stellen. Als een uitvloeisel hiervan werd het nog tijdelijk bezette Boijolali weder ontruimd. De verschillende troepenbewegingen waren op 1 February jl. afgeloopen.
Aanvulling en verliezm. Gedurende het jaar 1870 werden bij het Indische leger in de sterkte gebragt als zijnde in Nederland benoemd 33 officieren (waarvan 13 van de infanterie), terwijl in Indie 51 onderofficieren tot officier werden bevorderd, waarvan 42 van de onderofficiersschool te Meester-Cornelis en 2 van de artillerieschool te Weltevreden, Overplaatsingen van het Nederlandsche bij het Indische leger of omgekeerd bepaalden zich tot zeer enkele bijzondere gevallen. Detacheringen over en weder vonden niet plaats in afwachting eener ophanden zijnde nadere regeling
(}) De standplaatsen der troepen worden opgegeven in den Regeringsalmanak van .Nederlandsen Indie voor 1871, bladz. 478—481.
(2) Onlangs zijn voorstellen ontvangen betreifende eene in dien zin ontworpen nieuwe troepenindeeling in Palembang en Benkoelen, tevens beoogende eene yereeniging van het militair gezag in beide gewesten. Die voorstellen zijn in behandeling.
16
dezer aangelegenheid. (1) Slechts werd 1 officier van gezondheid der 3de klasse van het leger hier te lande voor den tijd van vijf jaren naar Indie gedetacheerd. Overigens werden eenige in Jnlij 1870 voor de Indische dienst benoemde 2de luitenants der infanterie, voor zoo lang zij in afwachting van hun vertrek als medegeleiders van detachementen suppletie-troepen hier te lande zouden verblijven, tot hunne verdere oefening tijdelijk bij het leper hielte lande ingedeeld, een maatregel die ook op de in 1871 benoemden zal worden toegepast. Met de gebruikelijke éénjarige detachering bij de met hun wapen in verband staande militaire inrigtingen, enz. hier te lande van sommige voor de Indische dienst benoemde 2de luitenants der artillerie werd voortgegaan. Een officier der infanterie met verlof, werd overeenkomstig zijn verzoek gedurende eenigen tijd in de gelegenheid gesteld om werkzaam te zijn bij het topographisch bureau hier te lande, in het belang zijner verdere bekwaming voor eene door hem gewenschte plaatsing bij de topographische dienst in Indie. Tot het erlangen van de vereischte bekwaamheid om zoo noodig als adjunct bij laatstbedoelde dienst te kunnen optreden, is de belanghebbende sedert nog vijf maanden bij het genoemde bureau gedetacheerd geweest. Ten gevolge ven het aanzienlijk incompleet aan officieren bij het wapen der genie, in verband met de in 't vorig verslag bedoelde reorganisatie van dat corps, zijn 14 luitenants der infanterie tijdelijk bij die dienst gedetacheerd, Ten einde een goeden leiddraad te erlangen voor de dienst van het te vormen corps mineurs on voor de regeling der praktische oefeningen is, op voorstel van den legerkommandant, een hier te lande met verlof aanwezige majoor der Indische genie, gedurende den tijd van drie maanden gedetacheerd geweest bij het bataillon mineurs en sapeurs te Nijmegen, door wien ter zake de vereischte gegevens zijn verzameld. Van het door hem uitgebragt rapport is in Februari] jl. aan den Gouverneur-Generaal mededeeling gedaan. Sedert is bedoelde hoofdofficier in de gelegenheid gesteld om door bijwoning der praktische oefeningen van het corps gedurende het loopende zomersaizoen zich ook op de hoogte te stellen van de wijze waarop de voor het corps bestaande voorschriften worden in toepassing gebragt, enz. Ten einde het corps mineurs in Indie te spoediger aan zijne bestemming te doen beantwoorden- is besloten om de voor de Indische dienst aan te stellen 2de luitenants der genie, herkomstig van de Koninklijke Militaire Akademie, in den vervolge mede gedurende zekeren tijd de bovenbedoelde praktische oefeningen te doen bijwonen.
Het voorstel tot het in 't leven roepen eener speciale opleiding voor de intendance (zie het vorig verslag blz. 14) is, in verband met de niet voldoend geslaagde^ pogingen om in Indie zelf wetenschappelijk gevormde (infanterie)
(1) De bewuste regeling heeft plaats gehad hij Koninklijk besluit van 18 Augustus jl., n°. 10. Dien ten gevolge zullen jaarlijks hoogstens een achttal, daartoe genegen subalterne officieren (jonge kapiteins en luitenants van 6 à 1 jaren dienst in hunnen rang) van het leger hier te lande bij het Indische leger, en omgekeerd van dit leger bij het eerstbedoelde worden gedetacheerd. Het getal en de rang der jaarlijks te detacheren (bij voorkeur ongehuwde) officieren zal, voor ieder wapen afzonderlijk, bij beide legers gelijk zijn, doch in geen geval bij ieder van de beide legers jaarlijks meer bedragen dan 6 infanterie- en 2 artillerie-officieren. De duur der detachering is op vijfjaren bepaald, de heen- en terugreis daaronder begrepen. Behalve vrije overtogt is aan de detachering verbonden eene gratificatie voor eerste uitrusting ten bedrage van f 600 en genot van Indisch activiteits-tractement gedurende de heen- en terugreis. Gelijk tractement zullen genieten de officieren van het leger hier te lande gedurende hun verblijf in Indie; terwijl de Indische officieren gedurende hunne detachering zullen ontvangen het .tractement dat bij hun wapen hier te lande genoten wordt door officieren van hunnen rang van gelijke ancienneteit als zij of onmiddellijk boven hen rangschikkende, benevens eene maandelijksche toelage , voor een kapitein naar reden van f 600 'sjaars, en voor een luitenant naar reden van f 400 'sjaars. Verder behelst het besluit de noodige bepalingen omtrent berekening van diensttijd, bevordering, e'nz. In 't algemeen is gezorgd dat aan de vooruitzigten op bevordering der officieren van de beide legers, zoo min als aan die der naar den officiersrang dingende onderofficieren door den maatregel nadeel worde toegebragt.
officieren bij dat dienstvak te doen overgaan, door de Indische Regering gehandhaafd geworden. Dien ten gevolge zullen voortaan jaarlijks een viertal der aan de Koninklijke Militaire Akademie voor het wapen der infanterie in OostIndie opgeleide 2de luitenants, genegen om bij de intendance geplaatst te worden, te hunner bekwaming voor die bestemming een eenjarigen cursus aan de applicatieschool doorloopen In het door de nieuwe organisatie gevorderd grooter officiers-personeel bij de militaire administratie wordt intu3schen in Indie zooveel mogelijk voorzien door overplaatsing van officieren der infanterie. Ten einde de voor Indie te benoemen officieren van gezondheid, buiten hen die voor die bestemming hier te lande zijn opgeleid, zooveel mogelijk te doen bestaan uit personen die, even als deze, volgens de wet van 1 Junij 1865 [Nederlandsen Staatsblad n°. 59) de bevoegdheid bezitten tot uitoefening van de geneeskunst in haren geheelen omvang, is in Maart jl. de gebruikelijke gratificatie voor uitrusting, ten bedrage van f 1500, voor de zoodanigen verhoogd tot f 3000. Intusschen levert de aanvulling en voltallighouding van het corps — waartoe wegens het ontoereikend aantal kweekelingen, de toevlugt moet worden genomen tot burger geneesheeren — reeds bij aflegging van het examen op den tot dus ver gebruikelijken voet, groot bezwaar op, bij gemis aan personeel, genegen om zich op de bestaande voorwaarden aan de Indische militaire geneeskundige dienst te verbinden. Maatregelen zijn daarom beraamd, om te trachten op duurzame wijs in de behoefte te voorzien, in de eerste plaats door het niet meer aanstellen van officieren van gezondheid der 3de klasse en het dadelijk tot officier van gezondheid der 2de klasse benoemen zoowel van militaire geneeskundige studenten , na volbragte opleiding te Amsterdam, als van civile personen die het radicaal van arts bezitten, en in de tweede plaats door het niet meer vorderen van het examen tot hiertoe vereischt voor bevordering tot officier van gezondheid lste klasse, maar het enkel behouden in Indie van een praktisch genees- en heelkundig examen. Verder is tot verbetering van het vooruitzigt op bevordering de formatie der lste klasse met 12 officieren vermeerderd, tegen gelijke vermindering van het aantal dei' 2de klasse. En eindelijk bepaalt het betrekkelijk Koninklijk besluit van 1 Julij 1871, n°. 13 (Staatscourant van den 7den daaraanvolgende), dat de tegenwoordige officieren van gezondheid der 3de klasse onmiddellijk tot de 2de klasse worden bevorderd, wanneer zij voldoen aan het examen voor dien rang, terwijl vreemdelingen, die voor eene benoeming wenschen in aanmerking te komen, moeten overleggen een bewijs dat zij in hun vaderland aan het Staatsexamen hebben voldaan en bovendien afleggen het examen tot hiertoe gevorderd voor den rang van officier van gezondheid der 2de klasse. Ditzelfde examen zal voortaan ook gevorderd worden van geneeskundigen die het radicaal van arts niet bezitten voor zoo lang met dezer benoeming in 't belang der voltalligheid van het militair geneeskundig personeel nog zal moeten worden voortgegaan. Bij wijze van tijdelijke voorziening werd op twee plaatsen (Magelang en Kediri) de waarneming der militaire geneeskundige dienst in den loop van 1870 aan civile geneesheeren opgedragen. Aan de voorgenomen opleiding van kweekelingen, voof rekening van het Departement van Kolonien, bestemd voor paardenarts bij het leger in Indie (zie het vorig verslag blz. 141, zoomede Indisch Staatsblad 1871 n". 9) is in 't laatst van 1870 door de plaatsing van twee jongelingen aan 's Rijks veeartsenijschool te Utrecht een begin van uitvoering gegeven. Het voorschrift nopens de admissie voor die bestemming werd vastgesteld bij ministeriele resolutie van 14 October 1870.
Met betrekking tot de aanvulling van onderofficieren en manschappen kan de navolgende statistiek worde» medegedeeld.
17
fc
1866 . .
1867 . .
1868 . .
1869 . .
1870 . .
Suppletie uit Nederland of van de Kust van Guinea.
Europeanen.
3 3
!ZÎ.|
1166
1397
1651
1347
792
à s
(a) 165
282
505
C27
514
à a
<
»
»
»
50
(c)89
a a) s
œ H
1331
1679
2156
2024
1395
p © p a <& a , o u s
97
95
132
131
146
a © s
03
31
1
1
11
3
»
Werv
c N © .S 'S a <
V) 37 (4)
27
(5)
24 (2)
55
(5)
42
(1)
ing in Indie.
© P ç3
33
(b) 983 (51)
715 (41)
1774 (120)
1712 (58)
(d)807 (41)
d © ©
a
(b) 39 (2)
25 (4)
55
(8)
65 (4)
21
(2)
à © © a 'Só o o sq
{b) 38
(4)
20
(6)
92 (2)
111
90 (2)
à s N O
1195
883
2088
2077
1106
Terug- van adjudant-onderofficier j dienstdoend 2de luitenant. (Europeanen )
2
i
4
1
»
Terug van detentie, van »voor memorie", overgegaan van de lijfwachten dragonders, enz.
à ©
© p 3
57
41
21
31
38
à © P ."3
»
i
»
«
»
à © en c
o o
M
80
68
76
79
83
S g
©
137
110
97
110
121
TOTAAL.
2665
2673
4345
4212
2622
(a) Percontsgewijze berekend, telde men onder de uit Europa aar gebragte suppletietroepen achtereenvolgens 12,4, 16,8, 23,4, 31,7 en 39,3 percent vreemdelingen.
(i) De in deze rubrieken tusschen () geplaatste cijfers wijzen het aantal aan van hen, die reeds vroeger gediend hadden; dit aantal is begrepen onder het daarboven opgegeven cijfer.
(c) In Julij 1871 waren 32 Afrikaansehe negerrecruten ter Kuste van Guinea beschikbaar.
(d) Op Java en Madura alleen leverde de inlandsche werving 742 man op, van welke werden aangenomen in Soerakarta 159, Djokjokarta 160, Samarang 94 en Kediri 100, in de overige gewesten te zamen 229.
Het aantal reëngagementen kan blijken uit den volgenden staat:
JAREN.
1866. . . .
1867. . . .
1868. . . .
1869. . . .
1870. . . .
EUROPEANEN.
t> CD O
-*-s
351
245
• 217
217
(a)216
p ?
> M
CL>
53
76
61
66
(b) 63
p * 2
^ t/3 O»
674
568
530
482
651
AFRIKANEN.
à
r ©
H-»
1
1
»
n
»
? o 3
i
1
2
n
»
n
° C3
~ re O
8
3
2
1
18
INLANDERS.
e ©
338
454
357
314
266
p © o S r* f
250
339
160
141
120
p' t. © ° '3 £7
737
1012
1129
1120
951
TOTALEN.
P ©
3 w.
1078
889
808
765
930
p © ci -M P« -«!
10
5
4
1
18
m
T3 a e3
M
1325
1805
1646
1575
1337
Aanmerkingen.
a. Waarvan 47 zonder handgeld.
b. Waarvan 2 zonder handgeld.
É
N°. 8. 2.
18
Het verlies aan troepen was als volgt : va vo ge aa Ja ge
(O) Bc on
18G6.
1 3 6 7 .
1 8 6 8 .
1 8 6 9 .

1 8 7 0 .
GESNEU
d
w

t £ <
r3
M
niet afzonder
ven maar begrepen onder de rubriek »overleden. "
» n n
(al 16 n 1
17
1 4; »
4
»
OVERLEDEN.
fi
w M
608 17 1
1—1
340
965
i 528 22 259
809
826 15 454
1295 [b)
540 21 487
1048 (b)
358
C
5 321
84 (l )
GEPASPORTEEUD.
d
fi H
691
43 "^
3
IH
496
1190
420 4 476
900
432 4 331
767
304 6 292
602
468 2
799
329
GEGAGEERD.
^
u 3 H
363
•4
14
73
1—1
377
754
304 6 377
687
221 3 337
661
302 2 279
583
254 4
552
294
Tot
officier benoemd.
d
u 3 W
33
?!
•"Ö
h-1
»
33
29 Î)
29
25 ))
25
55 »
55
51
5
»
1
GEY0NNI9D.
d a
p . 0
3 W
22
S œ
• g ; -a
•'l 1 1-1
1 57
80
64 I 3 84
151
40 'Ï 70
110
27 » 59
86
29 2
96
65
Voor
memorie gebragt.
à a 03
0 .
W
43
<U fi M
)J
43
39 3
42
20 »
20
23 ))
23
23 2
25
Gedeserteerd of ap eenige andere wijze afgevoerd.
£
f-i W
48
M t £ <
1
CD H3
M
261
510
70 1 270
347
34 1 445
480
27 » 486
513
55 n
464
409
TOTAAL.
d
u 3 H
1808
d M
s
36
h-i
1531
3375
1454 36 1475
99KFi
1698 23 16371
3358
1294 29 1604
2927
1242 13
2675
1420
ist
18(
ISC
S8Ç m
186
186
186
(a) Ongerekend 2 gesneuvelde officieren. °6
(b) Tot verklaring van liet verschil dezer cijfers met de sterfte-opgaven volgens do staten der geneeskundige dienst "7 (over 1870, Bijlagen C en D hierachter) zij opgemerkt, dat in deze laatste alleen wordt opgenomen het getal overledenen onder de geneeskundig behandelden , niet dus zij die op posten stierven waar geen officier van gezondheid was; verder niet de op reis naar Indie overledenen, de verdronkenen en in het algemeen niet zij die alleen ter begraving in de hospitalen werden opgenomen. Waar in de bedoelde staten een hooger cijfer wordt opgegeven , zoo als bij voorbeeld in die over 1866 (Bijlagen C en D van het verslag van 1868) ten aanzien der Europeanen, en in die over 1868 (Bijlagen C en D van het verslag van 1869) ten aanzien der Afrikanen, moet zulks worden toegeschreven aan abusivelijke vermelding van reeds gepasporteerde of gegageerde militairen, die, ofschoon in de hospitalen overleden, niet hadden mogen gerekend worden tot de militairen der landmagt.
Zoo als uit de bovenstaande staten blijkt was in 1870, ten gevolge van eeno mindere uitzending van suppletietroepen en de mindere werving in Indie, de aanvulling van onderofficieren en manschappen aanzienlijk minder dan in de jaren 1868 en 1869, terwijl het verlies aan troepen, vooral door de mindere sterfte, niet zoo groot was als in die jaren. Inzonderheid onder de Europeanen en -Afrikanen was het sterftecijfer zeer gunstig. Een en ander heeft ten gevolge gehad, dat de uitzending van suppletietroepen in 1871, welke in 1870 op 1282 man geraamd was, tot 1000 man kan worden beporkt. In verband met het gunstig resultaat, dat de vrijwillige dienstneming van Nederlanders bij het koloniaal werfdepôt
(1) Deze afzonderlijke aanduiding der gesneuvelden strekt in voldoening aan de toezegging op blatlz. 16 van het vorig verslag. Yan de gesneuvelden in 1S09 vielen 2 Europeanen en 1 inlander bij do krijgsverrigtingeij in de Noorderdistricten van Celebes en 2 officieren en 1-1 Europeanen bij die op. Bali. Aan de gevolgen der bij deze laatste expeditie bekomen wonden , zijn bovendien overleden 2 Europeanen en 2 inlanders De 4 in 1870 gesneuvelden vielen bij eene vijandelijke ontmoeting in de Zuider- en üoster-afdeeling van Borneo. Aan da g e volgen van voor den vijand bekomen wonden zijn in genoemd jaar geeno militairen overleden.
te Harderwijk oplevert, doet zich, reeds sedert September 1870, de behoefte niet voor om vreemdelingen aan te nemen. Ook in andere opzigten wordt getracht de elementen van zamenstelling te verbeteren. Zoo is, ten einde het aantal der wegens ligchamelijke ongeschiktheid voor de dienst in Indie af te keuren militairen, ook in 's lands geldelijk belang, zoo veel mogelijk te verminderen, sedert 1 Januarij 1871 de maximum-leeftijd der voor het Indisch leger aan te nemen burger personen, onverschillig of zij vroeger al dan niet hebben gediend, teruggebragt van 44 op 40 jaren. De uitkomsten der inlandscho werving waren in 1870 over 't algemeen niet zoo gunstig als in 1869. Onder den invloed der in'Mei van laatstgenoemd jaar plaats gehad hebbende verhooging der miniraum-lengte voor Javanen, Soendanezen en Maleijers, welke lengtemaat dan ook in November 1870 eenige verlaging onderging, werden in 1870 in 't geheel slechts 960 inlanders aangenomen, tegen 1943 het jaar te voren. Toch was onder ultimo 1870 het bestaande incompleet onder het inlandsch element verdwenen, eensdeels doordien het totaal der verliezen (1420) aanmerkelijk kleiner was dan in 1869 (1604), anderdeels doordien een der acht compagnien Amboinezen werd ver
19
vangen door eeno (vijfde) compagnie Afrikanen, maarvooral ook door de nieuwe formatie van het wapen der genie, waarbij vele inlanders uitvielen. Het incompleet aan Madurezen en Boeginezen, waarin hoofdzakelijk door Javanen wordt voorzien, is ongeveer op dezelfde hoogte gebleven. Bij het eind van 1870 ontbraken aan de in de (organieke) formatie opgenomen 1308 Madurezen en 1319 Boegmezen, respectivelijk 711 en 747 man, welke cijfers onder ultimo 1869 waren 766 en 689. Aan militairen van
Javaanschen, Soendaneschen en Maleischen landaard telde men onder ultimo December 1870 12 655 man.
Ziehteen sterftecijfers. De ziekte- en sterftecijfers van het jaar 1870 zijn aangewezen in de uitvoerige nosologische en ethnographische jaaroverzigten, als naar gewoonte hierachter te vinden in bijlagen C en D. ^De volgende tabellen geven een overzigt over de laatste vijf jaren :
Algemeen overzigt der behandelden, herstelden en overledenen.
-TARE N. BEHANDELDEN.
1637
1604
1420 .
enst
1866
1867 .
1868 .
1869 .
1870
1866
1867 . '.
1868 . . . . . . . .
1869
1870
HERSTELDEN. OVERLEDENEN.
Java en Madura.
29 076
26 514
30 394
36 150
36 182
27 307
24 652
27 735
34 018
34 200
' 549
508
911
718
419
Buitenbezittingen.
28 941
25 293
23 75G
25 530
22 691
27 719
24 333
22 687
24 505
21 743
383
267
293
312
225
VERHOUDING DER OVERLEDENEN
tot de behandelden. tot de legersterkte.
1: 52,9 of 1,88 7,
1:52,1 » 1,91 »
1 : 33,36 » 3 »
1 : 50,34 n 1,98 »
1:86,35 » 1,15 »
1: 75,5 of 1,32 %
1: 94,7 » 1,05 ».
1: 81,07 » 1,23 n
1 : 81,82 » 1,22 »
1 : 100,84 « 0,99 ,i
1 :25,6 of 3,9 %
1:29,08 » 3,43 ..
1: 15,98 « 6,iô »
1:23,18 » 4,31 ..
1:39,58 » 2,52 »
1 : 33,6 of 2,97 °/0
1:39,7 ,. 2,51 »
1 :33,86 » 2,95 »
1 : 31,67 » 2,88 »
1 : 48,62 » 2,05 »
20
CU o
c3 b!)
r-(
SP
CD
O
ei
SP
4) bC
SH 03 c«
^
0 3
-S
T - !
0 3 v—1 ^ a 0 )
0 3 t> T l 1-5
P H O
60
P-5 O
<w S> o
=4-1 ?-4 CU • + H co
e j 1 3
CS >
- W fer N SH. CU t> o ^
CJ co
^~^
w r Ö
CS r—l m •" P
p ]
• r n P
C*H O
r/7 P
r ^
05 r = !
p
0 3 0 3
d
CD O
CO
05 <!
I—!
£ W ä ^ M
M «
pH «i
ia «1
P-I o
T J o
œ —
°É 13 PH §
r S
"S o es ^
ps-i d es
r/3 •-a 13 ? <B r H - 2 ,<0
.3 a PH S
, 0
O) K/
-t-3
es r d
PM fl c3
H 3 d g 03 i—t
PH S .s IS
-
CO
i» " * 0 ,3 es ' O
P-I CS eS cS
fc
PH
<-v* >—< -4
o
•8JJ-ia?S
• o ^ j a ^ s
• U 8 p 9 I J 8 A O
•ay.i9?S
' 9 } 5 [ . i a } g
•aapapaAO
•9?JJ9?S
• a ^ j a i S
•t!9pa^.i9.\o
• a y j a j g
• e } 5 [ j e } g
•nepap9AQ
•9ÎJJ9ÎS
•9j^.iaiS
•uape|.i9A0
• 9 Î J . T 9 } g
•a^-ia^g
•uapgjjaAO
i—»
t
— J
oo
V-i
1—t
-*
0 0 CO
r H
" 5 ( N
CO CO r H
CD
l >
-1
CO ><o CO
>o
CC
l O
r H
-* CO
CO
f s ;
CM
- 4
t CM
O
r H
r H
r—
CO
CC CN
C, "P
co
( M
r H >ra » O
1-H
-* r H
0 0
0 3 C 0
r H
>ra o »o
1 > CM r H
- H
r H
» O CO CM
»CO
CC -*
1-<
CO CM
m
CN
CM
r-*
o o co
(CM r H
r~t
O CM
r H
CO c
CC CO CM
i e > i i » 1 r
Ir-T co
• • r H
CO k " CO ( M
co CO
oo
OS
r H
1 ~ CM r H
0 0 o CM
^ H _* co .. r H
^ H r H CO
O
CO -*
r H
• * '-. < "
m
CO
T-i
r H
0 0
CO
oo r H CM
CO o C 3
r H
O
C 5 CO
t ^ C -3"
. , •
e; s « ! « H r
0 0
co" CD •• r H
C » O oo CO
oo -f<
o CM c n
r H
0 0 »o CO
CD CM CM
OO o CO >• y-t
CM CO
r H
^
r H
CO r H
CO
^1
CO
r H
CM CO - H
CM - H H
CO
•^r r H
r H
o
! M 0 0 CM
> S « « r
co O t
v~i
c o
CM
O CO
oo C »
CO oo
r H
r H
-CH
1>.
T^
- H r H i—t '• r H
CO -*
^H
oo
=
co
r H
CM
co
o r H
»* m
co
T-t
CC
ir.
r
l—
) C 1 t > C ( »
9
t o
•¥> i <D S 8% a \ä es g <s 2 f es 0
c JH V ° <D (! a a
eS o ^ ^
9! ^-1 rH
:r?A
S û r
C Cl 0 S O Ä rQ J
bSj'S O CS « a n-! ^,
o C*. -13 K M f ICC3
CD Cl r « 'T!
O r'
f= f
e (
CS i
H
> .2
.? g
2 1 -I O * cn
o'] SD: Cl 1
o/ O '
a cS
d a d o ri ? C
s
SO el s
21
a '
o
os
•8!)JJ9?S
•a^aojg
•agpe^aaAO
•e]j.ta?S
S5 «0 09 •8PIJ8JS
•aapapeAQ
•aiJ-^S
«9 to CO 8 ^ J 9 ? g
•TOpejaoAQ
•9}JJ9^g
1>
es •9*5[J9*S
• n 9 p g p 9 A O
•9jja9^S
to «0 03 • 8 ^ J 9 J g
•U9p9p9AQ
© c' CO 00 © CO © CD C i
© © .
oo
k o
UO
kc
Ci
CM © CO -C»
C i co
CO
CO CO
kra »ra
T H
CO
*o
CO © CO
T H
0 0
c o © CO
T H
k O
T H
CS
( M
O ( M T H
CO
CO CO T H
T H
SS T-l
T H
-CH
0 0 UO ©
T H
o
"-1 =
c
©
co
T—4
CO I M
©
k O
CS e =
R
=
i—t
en © i~4
( M ( M .
CS co
© k C ' H cT cT t> • * »-i co
C i • * © CS
© —" -* »H co
co
CO
CO .ra
00 CO © CO Ci T—I T—l C O - * CS i—t CM
CO - * I>. TT" ' H O
CM 0 0 CO CS C~ CO t * CO CM TH K E 00 ©
CO © K co T H
T—< CO C i CS -CH CM k O • H
T H SO C i T H
T—( K t ^ CS • * ( M k O R p •; CO
co" co_ cT WO
© k O l > _ CO es T-T co »C JO H CO o
0 0 o 0 0
CS
T—• ^ H 0 0
• * CO 1-1
CO CO CO" CO
CO © ©
CO
co t>
T—I CO H CO
—H CO kC5 k O co o © co CO — rt © © 1-1 k O CO O i CO
CO CO © »o
C i CS 3 0 C l CM - H
- ^ - H * H O -c« CO © CS ©
©
CD CO © © CM © »n W co
CM
CO co es co - ^ T—I l-H
o es C i CO CO
i D ^ * ( D
CO T H C i CO k O T H co" © © as © k O © es cn ©
5 ZS
©
o >ra CS
k O cs co kO *-H es i—t >a © © © •* k O T—I H ^cH H
© C i k O Ci es e s © - H T H C i kCD c o © T H
kO co © CO t » © k O CO CO • * CM W o (M © TH © (M CM rH
CO © CO ©
CO es
- * © k O —H kO kO TH es es CO
CO GO ^ T H CO © CO CO T H k O CM
© • * - * C » T H es es -CH es k O © ©
^ # • * O N C i » O © CO TH TH CM © © , ©
CO t © k O t * ( N k O T—( T H ©
CTJ k O
© CM © es •W © © CO © Ci es © es
CD CO es © © C i
© T H uO es k O es OT © ©
S
N°. S. 2.
S s 3D
«s >
a a u <B t» S O Ci5 P3
a 'o o TM a
a o
"S
o
b O a o & S a r-3
W) ,
^2 es -M a
'O o ,a .SP "C o o ^3
' O a o B
a o
o o a o
o o a o W a
t* bo a
a CD ' O CD
•SP "G o o .a t . s> ' O a o
cS O 'S ° o o S C5
o © <
' O a CS
OD a
W «
""> c SJ
^ o © a
a o a CP 8
a o
• o ' O CS a CD
fcO B CS U .
'~J •4
o P-. CD O O H CS <
es r « CD
a c« f* <rt h3
O H
a CD 4d O u -T^> CD 6B a • H a CD
.S -2 " S es
B CD •0 H
a CD ' O CD .a .SP "G o o -a u CD 'O a o a CD
a H
a CD &o a 05 > -T» a o a CD > cS SP
O H O a CD CD CD ao no 2 a
CD
© CD © 8
22
Sterfte onder het Europeesch gedeelte des legers.
JAREN.

1866 . . . .
1867 . . . .
1868 . . . .
1869 . . . .
1870 . . . .
JAVA. EN MADURA.
Overleden.
383
357
625
424
258
Sterkte.
7040
7705
7722
8541
9041
Sterfte.
1:18,3 of 5,44 per cent.
1:21,5 » 4,63 »
1:12,3 » 8,09 »
1:20,14 » 4,96 »
1:35,04 » 2,85 »
Overleden.
228
149
148
112
96
B U I T E N B E Z I T T I N G E N .
Sterkte.
4700
3751
3676
4051
4225
Sterfte.
1: 20,6 of 4,85 per
1:25,1 » 3,97
1:24,8 » 4,02
1:36,16 » 2,76
1:44,01 « 2,27
^
een*
»
» •
»
»
Percentsgewijze verhouding van eenige hoofdvormen van ziekten tot het totaal behandelden.
Z I E K T E N .
1886.
ft o
u <o ' O e c3
1867.
p
p 03 ft o t-t
S3 CD R 03 -M
ÏH <s ' O a 03
1868.
p CD P oS S ft O u 3
P 03 J4
o •O P 03
1869.
c a ft o
3
a 03 .M
• r*
«i
'O P 03 ' p M
1870.
p 03 CD ft p S w
B CD P 03 M 'O
Java en Madura.
Koortsen
Dysenterie
Cholera
Leverontsteking . . .
Longtering
Hartsgébreken . . . .
Syphilis
Overige ziektevormen .
23,8
3,5
1,2
1,9
0,39
1,02
17,1
50,7
4
0,96
0,32
0,32
0,64
0,16
22,5
70,9
35,07
0,5
0,77
0,15
0,41
0,02
11,8
51,1
19,2
, 2,69
1,7
2,09
0,59
1,5
18,6
53,3
14,6
1,3
1
0,6
1,3
0,3
23
57,6
28,6
0,5
0,8
0,18
0,55
0,26
12,3
56,7
25,2
2,83
3
2,4
0,56
1,29
13,26
51,34
25.6
1,79
3,18
1
0,2
0,59
11,75
55,77
38,4
0,45
1,09
0,13
0,60
0,12
7,98
51,16
31,07
2,4
0,7
1,8
0,6
1,1
12,09
49,9
24,5
0,8
0,3
0,2
0,1
»
11,5
62,4
42,4
0,6
0,2
0,1
0,3
0,08
6,4
49,7
27,15
2,09
0,10
1,10
0,58
0,86
16,92
50,70
24,45
0,48
»
0,36
0,36
n
15,08
59,24
41,1
0,9
o,o :
o J
o,*
o,o d
51J
li
T
t o I t: p i; U
si b Zi
n d
Z, o li o v. V;
Buitenbezittingen.
Koortsen
Dysenterie . . . .
Cholera
Leverontsteking . .
Longtering . . . .
Hartsgébreken. . .
Syphilis
Overige ziektevormen
34,3
4,01
0,37
1,5
0,29
0,45
7,01
51,09
30,03
8,1
»
0,7
»
»
4,2
56,8
45,3
0,7
0,09
0,11
0,28
0,04
4,2
49,1
34,3
2,5
0,04
1,4
0,34
0,51
6,8
53,8
29,1
5,3
»
0,53
0,26
0,26
5,5
58,8
48,2
0,51
0,04
0,06
0.26
0,06
4,02
46,8
36,47
1,96
0,45
1,24
0,41
0,66
7,48
51,29
16,12
2,41
4,03
0,8
»
»
7,25
69,35
45,93
0,28
0,35
0,13
0,19
1)
4,12
48,97
40,62
1,45
0,13
1,24
0,29
0,56
6,92
48,75
»
»
»
»
»
»
«
»
46,75
0,37
0,02
0,14
0,04
0,08
3,62
48,96
41,3
1,41
0,03
1,76
0,22
0,57
7,58
47,11
»
»
»
»
»
»
»
»
43,'
0,3
o,oc
0,1
0,1
0,0
3>
*t i
P h 6] h k li h
d n d
k in d ei b
23
De gezondheidstoestand van het leger wa' gedurende 1870 in het oog vallend gunstig. Zoowel op Java en Madura als in de buitenbezittingen was het sterftecijfer lager dan in een der laatste 20 jaren. Terwijl de sterfte van het Europeesch gedeelte afzonderlijk — om alleen van Java en Madura te spreken — over het jaar 1868 (na aftrek van de slagtoffers der cholera-epidemie) 5 à 6 pet en over het jaar 1869 4,96 pet. bedroeg, was die in 1870 slechts 2,85, eene verhouding éénig in de geschiedenis van het leger. Gunstig op den gezondheidstoestand hebben gewerkt en tot de geringe sterfte hebben bijgedragen, vooreerst het niet plaats hebben van belangrijke expeditïen en het niet, ontstaan van epidemien, en in de tweede plaats de verbeterde voeding, terwijl verder ook niet zonder invloed is gebleven bet verbeterd hygiënisch toezigt op den gezonden soldaat, vooral wat zijne huisvesting betreft, de strengere eischen voor de dienst in de ziekemnrigtingen , de meerdere zorg voor de verpleging van de nieuw uit Europa aankomende manschappen enz. Met dit laatste wordt meer bijzonder bedoeld de verplaatsing sedert November 1869 van het depot, bestemd tot eerste opneming van suppletie-troepen , van Weltevreden naar Meester-Cornelis. De meer gezonde ligging van laatstgenoemde plaats en de mindere gelegenheid aldaar tot uitspattingen zijn oorzaak , dat de bedoelde detachementen een beduidend kleiner contingent zieken leveren dan vroeger. Tot nog toe maakt het suppletie-depôt te Meester-Cornelis een op zich zelf staand onderdeel uit van het subsistentenKader te Weltevreden. De wenschelijkheid is echter geWeken om het depot als een zelfstan dig corps aan te merken en om het vaste kader eenigzins uit te breiden, waarmede een minder kostende formatie van het subsistenten-kader kan gepaard gaan. In 1872 zal dit voornemen ten uitvoer Worden gebragt. De verpleging van convalescente militairen in het particulier gezondheids-etablissem*nt te Kampong Macassar op den weg naar Buitenzorg , op slechts korten afstand van Batavia, levert bij voortduring goede resultaten. Het contract ter zake, hetwelk de opneming toelaat van 60 Europesche en 50 inlandsche onderofficieren en manschappen, *s laatstelijk met één jaar, en alzoo tot ultimo 1871 verlengd. Bij de meermalen en ook in 't laatst van 1870 bestaande overvulling van het hospitaal te Weltevreden, Week de maatregel der evacuering naar Kampong Macassar zelfs dringend noodzakelijk. Afzonderlijke aanteekening verdient nog dat door de militaire autoriteit alle binnen haar bereik liggende middelen worden aangewend om het kwaad der prostitutie zooveel mogelijk te keeren. Eene betere regeling van het onderwerp in zijn geheel, door meer algemeene toepasselijkverklaring van het desbetreffende reglement van 1852 {Eijblad op het Indisch Staatsblad n°. 1255), maakt een punt van overleg uit tusschen den directeur van justitie, dien van onderwijs, eeredienst en nijverheid en den chef over de militaire, tevens chefover de civile geneeskundige dienst.
§ 3. Inrigtingen, bijzonderheden.
Onder dit hoofd worden, buiten nog enkele verordeningen van personelen aard vermeld in hoofdstuk W, al die Punten opgenomen, welke in andere paragraphen van dit hoofdstuk minder op hunne plaats zouden zijn of wel die eigenaardiger hier dan in het aangehaalde hoofdstuk IV hunne vermelding schenen te vinden. Voor de rangschikking der onderwerpen is tot leiddraad genomen de indeeh-ng van het legerbeheer overeenkomstig de inrigting van het departement van oorlog.
Inspectien. Daar de ondervinding van jaren geleerd had dat veel gereisd en geïnspecteerd werd, zonder bijzondere noodzakelijkheid of zonder groot nut voor den lande, en dat met de inspectiereizen belangrijke sommen waren gemoeid, terwijl de bevolking der doorreisd wordende streden daarvan soms overlast had, werd door het legerbestuur in den loop van 1870 voorgeschreven, dat het inspecteren toor gewestelijke dienst-chefs, voor zooveel dit tot groote *>n kostbare reizen aanleiding geeft, tot een uiterst minimum geperkt, en daarover eene naauwlettende controle gehouden moet worden.
Goedverkoop en. Uitkeering van indemniteit voor klein-equipementstukken. Bij gouvernementsbesluit dd. 3 October 1870, n°. 1, werden de artt. 332 tot en met 335 van het Wetboek van Strafregt voor Nederlandsch Indie (Wetboek voor de Europeanen), waarbij met straffen worden bedreigd, zij die zaken behoorende tot de kleeding, uitrusting of wapening van militairen koopen, in pand of in bewaring nemen of' ontvangen onder welken titel ook, met eene geringe wijziging in de straffen, van toepassing verklaard op inlanders en met dezen gelijkgestelden. Bij gouvernementsbesluit dd. 29 September 1870, n°. 11, was reeds magtiging verleend om aan militairen beneden den graad van adjudant-onderofficier, die zulks verkiezen , de waarde volgens tarief uit te betalen, voor elk kleinequipementstuk dat hun volgens de bestaande voorschriften toekomt, doch waaraan zij volgens verklaring van hun compagnies- of detachements-kommandant geene behoefte hebben. Men hoopt door deze bepalingen het goedverkoopen — waaraan zich nog vele en vooral inlandsche militairen schuldig maken — te zien verminderen.
Rietslagen. Tegen den in 1865 beraamden maatregel (zie het verslag over 1863, bladz. 30, noot) tot beperking der disciplinaire straf van rietslagen bij het Indisch leger (1) , door haar te doen vervallen voor de in de 2de klasse van militaire discipline geplaatsten (d. i. bij de corpsen) en slechts te_ behouden bij het algemeen strafdetachement, zijn zoowel bij den vorigen als bij den tegenwoordigen legerkommandant bedenkingen gerezen, die in't laatst van 1870 den Gouverneur-Generaal geleid hebben tot het voorstel aan het Opperbestuur om op de ter zake verleende magtiging terug te komen. Vooral gold de vrees voor de bedenkelijke toeneming van het aantal militairen dat naar het sti afetablissem*nt zou moeten worden afgevoerd, tot. groot nadeel zoowel van de voltalligheid der corpsen en dus van de weerbaarheid des legers als van 's lands kas. Het was toch te verwachten — zoo werd betoogd dat de plaatsing in de 2de klasse van discipline, die thans in een groot aantal gevallen medebrengt, dat de man alléén door ^het bewustzijn van te hunnen worden geslagen tot ordelijker leven terugkeerde , niet langer dezelfde heilzame uitwerking zou hebben, wanneer de rotting uit die klasse werd weggenomen. De nadere gedachtenwisseling over het onderwerp hier te lande gevoerd, heeft echter tot de meening geleid, dat vele der tegen den afschaffingsmaatregel ingebragte bezwaren zouden kunnen worden ontgaan, wanneer de straf plaats maakte voor andere meer doeltreffende middelen van tucht. Omtrent de in dien zin bij eene eventuele uitvoering der magtiging van 1865 te nemen voorzieningen is inJunijjl., ook naar aanleiding van een door den Raad van State' nopens het onderwerp uitgebragt advies, het gevoelen van den Gouverneur-Generaal gevraagd. Eene definitive beslissing omtrent het voorstel tot bestendiging der straf is tot na de ontvangst van het antwoord der Indische Regering verschoven. Voor het misdrijf van raijons-overschrijding, hetwelk krachtens de algemeene order van 1842, n°. 3, behalve plaatsing in de 2de klasse van militaire discipline, gelijktijdige afstraffing met rietslagen ten gevolge had, wordt intusschen krachtens eene beschikking der Indische Regering van Augustus 1870, de rotting niet meer toegepast.
Verbeterde legering van de hoofdmagt der troepen. Een tweede afdoende maatregel, die na de onlangs plaats gehad hebbende voorziening in eene verbeterde voeding, aan de orde is gesteld om de gezondheid van den soldaat en daardoor de weerbaarheid van het leger te verbeteren, betreft het beginsel om de garnizoenen in de hoofdplaatsen van Java's noordkust tot een minimum te beperken en de overige daarvoor aangewezen troepen zooveel mogelijk te legeren in gezonder streken (meer binnen 's lands) op afstanden, dat ze die plaatsen in twee of drie dagen kunnen bereiken.
(1) Als criminele straf is zij voor militairen reeda in 1851 vervallen.
24
In Julij jl. is de Indische Regering, overeenkomstig haar voorstel gemagtigd tot aanneming van het bedoelde beginsel, door welks verwezenlijking het sterfte- en ziektecijfer belangrijk zal verminderen (1) en dat ook ten opzigte van de oefening der troepen voordeden belooft. Allereerst zal de maatregel worden toegepast ten aanzien der te Soerabaija gelegerde troepen , wier tegenwoordig logies meer en meer te wenschen overlaat. Onderzoekingen naar het tot kampement te bestemmen terrein hebben bereids plaats gehad.
Onder-officiersschool te Meester-Comelis enz. In 1870 werd door 30 élèves het examen voor den rang van 2den luitenant der infanterie en door 8 het examen voor officier bij de militaire administratie met goed gevolg afgelegd. Behalve de 22 (2) van het voorafgegane jaar overgeblevenen, werden in 1S70 12 geëxamineerden bij de infanterie of' in het geheel 34 aangesteld, terwijl de 8 geëxamineerden voor den rang van 2den luitenant-kwartiermeester allen tot officier werden bevorderd. Op ultimo December 1870 waren alzoo 18 geëxamineerden voor den rang van 2den luitenant der infanterie nog niet aangesteld. Van deze echter zijn in het begin van 1871 nog 16 tot officier bevorderd. Op bovenvermelden datum bedroeg het getal élèves 105, dus 11 minder dan het bepaalde maximum. Zeer onlangs zijn door den Gouverneur-Generaal voorstellen aanhangig gemaakt betreffende do verzwaring der examina voor den officiersrang bij de verschillende wapens en bij de militaire administratie, zoomede betreffende nieuwe voorschriften op de toelating van volontairs dingende naar dien rang. In verband met oen en ander is in Indie eene nieuwe regeling in behandeling ten opzigte van het onderwijs zoowel bij de onder-officiersschool te Meester-Cornelis als bij de corpsen. Daarbij is het denkbeeld in overweging genomen om genoemde school ook dienstbaar te maken aan de vorming van cavalerie-officieren.
Corps pupillen. De sterkte van het corps, buiten het kader, bedroeg in 1870 377, waaronder 257 soldatenkinderen. Van de overige pupillen waren er 82 kinderen van burgers, 15 kinderen uit de weeshuizen, 6 waarvan de vader onbekend was en 17 omtrent wier afkomst niets met zekerheid te zeggen viel. Sedert de oprigting van het corps in 1848 tot ultimo December 1870 werden daarbij opgenomen 113 betalende pupillen en 961 niet betalende pupillen en werden er 462 bij het leger ingedeeld. Van deze waren op het einde van 1870 nog aanwezig 6 officieren, 195 gegradueerden van minderen rang en 134 ongegradueerden. Het heeft de aandacht getrokken, dat verscheidene kinderen bij het corps worden toegelaten, die daartoe naar ligchaam en geest nog al te weinig ontwikkeld zijn en den vastgestelden minimum-leeftijd van 7 jaren nog niet schijnen te hebben bereikt. Voorschriften zijn gegeven om hieraan een einde te maken. De gezondheidstoestand der pupillen liet in 1870 te wenschen over; behalve mazelen vertoonde zich ook de schier jaarlijks terugkeerende oogziekte, waarvan men de oorzaak nog niet had kunnen opsporen. Er werden intusschen geene middelen onbenut gelaten om den gezondheidstoestand te verbeteren. De bijzondere aanleg van de pupillen voor teekenwerk en terreinopneming, en de omstandigheid dat het corps voor zoodanig werk reeds uitstekend personeel aan het leger geleverd had, hebben doen besluiten om bij het corps voortdurend een zoodanig aantal pupillen tot teekenaars en opnemers op te leiden , dat men in den vervolge daaruit in de behoefte aan personeel voor de militaire verkenningen geheel kunne voorzien.
(1) Zie o. a. de statistiek omtrent de sterfte aan de kust of binnen 's lands in § 2 van dit hoofdstuk.
(2) Het cijfer 25 in het vorige verslag vermeld is foutief; daaronder •waren 3 onderofficieren begrepen, niet van de onderofficiersschool te Meester-Cornelis. Ook is in het vorige verslag ten onregte vermeld, dat er op ult°. December 1869 nog 4 geëxamineerden voor den rang van officier van de militaire administratie niet aangesteld waren. AUe in 1869 voor dien rang geëxamineerden zijn in den loop van dat jaar tot officier benoemd.
Ook zal onder de pupillen stof gezocht worden voor de aanvulling van het corps stafmuzikanten. In de bepalingen omtrent de soldij en équipement der pupillen is onlangs eenige wijziging gebragt [Indisch Staatsblad 1871 , n°. 61 en 73).
Corpsscholen en inlandsen onderwijs. Bij de verschillende corpsen en detachementen infanterie, artillerie en sapeurs van het leger wordt onderrigt gegeven aan het kader en eenigo minderen zoowel van Europeschen als van anderen landaard. Het onderwijs bepaalt zich tot het lezen en schrijven in do Maleische, Javaansche en Nederlandsche taal. het rekenen en de aardrijkskunde. Het- onderwijs in het rekenen strekt zich hoofdzakelijk uit tot de leer der getallen , de vier hoofdregels der cijferkunst, de behandeling van gewone en tiendeelige breuken en het metrieke stelsel van maten en gewigten , voor zooverre een en ander noodig is tot het voeren eener menage en om de militairen te doen kennen, wat hun van gouvernementswege wordt verstrekt. Bij het onderwijs in de aardrijkskunde wordt de wiskundige aardrijksbeschrijving en algemeene aardrijkskunde behandeld. De aardrijkskunde van Nederland en van Nederlandsch Indie wordt meer iu bijzonderheden geleerd. Twee malen 'sjaars worden de scholieren bij het wapen der infanterie , die door ancienneteit, gedrag en dienstijvei' in de termen vallen om bevorderd te worden , tot een vergelijkend examen toegelaten. Bij de artillerie en sapeurs worden de examens gehouden al naar mate vacatures in de verschillende rangen zijn. Het onderwijs op de corpsscholen wordt gratis gegevenTot aanschaffing van materieel w«rdt ten dienste van de corpsscholen bij de infanterie en sapeurs f 0,25 'sjaars te goed gedaan voor iederen militair beneden den rang van officier, die het leger bij het opmaken der begrooting' werkelijk telt. Voor het onderwijs der inlandsche militairen van het wapen der artillerie wordt mede f 0,25's j aars per man besteed van de som, welke jaarlijks toegestaan wordt voor praktische oefeningen en onderwijs bij dat wapen. Het toezigt over de school en de leiding van het onderwijs wordt bij elk corps of' gedeelte daarvan zoo mogelijk aan een kapitein opgedragen, terwijl de corpskommandanten in algemeenen zin verantwoordelijk zijn voor het onderwijs van hunne corpsen en in verband daarmede ook voor het onderwijs op de corpsscholen. Het kader is verpligt de school te bezoeken, behoudens noodzakelijke uitzonderingen ter beoordeeling van de corpskommandanten. Mindere militairen kunnen naar verkiezing het onderwijs bijwonen. Het onderwijs op de corpsscholen wordt voldoende behartigd, maar de resultaten daarvan zijn in het algemeen niet groot, ten gevolge van de onvoldoende stof aan geschikte onderwijzers en de vele mutatien onder dezen, het te weinig stelselmatig onderwijs in de vakken van het läget onderwijs, den weinigen tijd, die er voor kan afgezonderd worden zonder stoornis te brengen in de andere dienstverrigtingen, die haren gewonen loop moeten hebben, en eindelijk ten gevolge van herhaald schoolverzuim wegenS wettige verhindering. Er wordt echter naar middelen omgezien om in de vorming van het kader waartoe deze corpsscholen moeten medewerken, doch waarin zij op den duur blijken te kort te schieten , verbetering te brengen. Het maakt daarom bij het legerbestuur een punt van overweging uit om kader' scholen voor de infanterie en vestingartillerie in het leven te roepen, welke ook aan de opleiding van inlandsch« kaders zouden worden dienstbaar gemaakt. Ten behoeve der veldartillerie is reeds te Willem I eene kaderschool gevestigd, die zeer bevredigende resultaten oplevert.
Kinderen van militairen. Aan de chefs der corpsen is opgedragen om een wakend oog te houden en door hunn^ ondergeschikte officieren en onderofficieren te doen houden op het gedrag en de opvoeding der kinderen van militairen! vooral van de inlandsche militairen, en er zooveel mogelijk op aan te dringen en toe mede te werken, dat deze, waa* daartoe gelegenheid bestaat, behoorlijk onderwijs genietenDeze maatregel moet vooral strekken om te geraken to'
]
de 25
een beter gehalte van liet inlandseh kader, daar de bedoelde kinderen grootendeels de loopbaan der vaders volgen. Om het doel te beter te bereiken is het denkbeeld geopperd eener opleiding voor den soldatenstand van de bedoelde jongens en wel bij de corpsen zelve, door de toelating van een zeker getal Afrikaansche, Amboinesche en inlandsche pupillen bij iedere geheel uit die landaarden of gedeeltelijk uit Europeanen bestaande compagnie of detachement van overeenkomstige sterkte. (1)
Corps-ambachtsscholen. Op ultimo December 1870 maakten slechts 2 jongelieden van deze scholen gebruik, 1 om tot zadelmaker en 1 om tot geweermaker te worden opgeleid. De laatste is echter wegens ligchaamszwakte daarvoor »ngescbikt verklaard.
Bibliotheken. Tot dusverre werden enkele bibliotheken steeds geheel of gedeeltelijk door de zorgen van het Ministerie van Kolonien aangevuld. Te beginnen met 1871 heeft die tusschenkomst geheel opgehouden, met uitzondering echter ten^ aanzien van de bibliotheken der ziekeninrigtingen en militaire kantines, voor welker aanvulling die tusschenkomst behouden bleef. Van de in de kantines aanwezige boekerijen werd, vooral »uiten die inrigtingen, een vlijtig gebruik gemaakt, ook door inlandsche militairen, ten behoeve van wie enkele Javaansche en Maleische werkjes werden aangeschaft, yoor alsnog is men echter in de keuze dezer laatsten zeer beperkt.
Kantines. Door de daarmede belaste officieren werd steeds «e meeste zorg besteed om de kantines, zoo door het aanbrengen van verbeteringen in de inrigting , enz. als dooide zorgen voor eene verstrekking van goede dranken, voor den soldaat aangename verblijfplaatsen te doen zijn. Vroeger waren de kantines steeds van 10 uur's morgens tot 4 uur 's middags gesloten. In het afgeloopen jaar heeft men eene proef genomen om ze den geheelen dag open te stellen, hetgeen wel voldaan heeft.
Eereteekenen. - Met de instelling van het eereteeken voor belangrijke krijgsbedrijven (Indisch Staatsblad 1869 n°. 41), Zljn de militairen van alle natiën zeer ingenomen, en de Waardering van hunne goede diensten welke zij daarin Z'en, heeft een zeer gunstigen indruk gemaakt op allen, "och inzonderheid op den inlandschen soldaat, die dit eereteeken op zeer hoogen prijs stelt, omdat hij het met de Europesche officieren en minderen gelijkelijk draagt. De vraag, of bedoeld eereteeken ook aan burgerlijke Personen mögt worden toegekend, werd in ontkennenden 2ln beslist. Van de vergunning (Indisch Staatsblad 1870 n°. 32) om de medaille voor moed en trouw aan het lint der Militaire .Willemsorde te dragen, wordt gezegd, dat deze door de ltllandsche militairen eveneens met veel ingenomenheid is ontvangen, omdat hen dit in hun oog een stap nader brengt tot hunne blanke kameraden. Als uitvloeisel van de wet van 22 April 1864 (NederQndsch Staatsblad n°. 33), houdende wijziging van art. 8 ?Qr wet van 30 April 1815 (Nederlandsch Staatsblad n°. 33*) ' n dien zin, dat het jaargeld voor militairen te water of l e lande beneden den rang van officier verbonden aan benoeming tot ridder der Militaire Willemsorde, niet meer flhankelijk is van het bedrag der soldij door den ridder Üdens zijne benoeming genoten, maar naar den door hem, °P het oogenblik dat hij zich de onderscheiding heeft waardig Semaakt, bekleeden graad zonder onderscheid van wapen °* dienstvak, werden alsnog bij Koninklijk besluit van 15 December 1869, n°. 3 (Indisch Staatsblad 1871 n°. 1), voor zooeel de landmagt in Nederlandsch Indie betreft, de graden angewezen, waarmede voor de toekenning van riddersoldij jehooren te worden gelijkgesteld de verschillende bij die aödmagt bestaande betrekkingen, die door militairen beeden den rang van officier worden bekleed , doch waaraan ,ot aanduiding der graden, andere namen zijn verbonden an de gewone militaire graden in de wet genoemd.
hiii'. E e n d a a r t o e strekkend voorstel, ia Augustus il. ontvangen. 4<;r te lande in behandeling. is, N° 8. 2.
Tevens werd bij 's Konings besluit van 15 December 1869, n°. 4 (Indisch Staatsblad 1871, n°. 1), te rekenen van den dag der afkondiging in Indie, het milde beginsel der bovenbedoelde wet van 22 April 1864 ook aangenomen voor de regeling der toelage verbonden aan de toekenning (onder andoren aan inlandsche militairen en militairen van Afrikaanschen oorsprong beneden den rang van officier) der zilveren of bronzen medaille voor moed en trouw, bedoeld bij Indisch Staatsblad 1839, n'. 27.
Eereschildwachten. De wenschelijkheid eener vermindering der eereschildwachten, waarop in 't vorig verslag , bladz. 21 werd gedoeld , is ook in Indie erkend. Ofschoon eene volkomen gelijkstelling met helgeen te dien aanzien in Nederland regel is, voor Indie niet aanbevelenswaardig voorkwam, is vermindering evenwel mogelijk bevonden. Een voorstel strekkende om voor zooveel noodig, 's Konings magtiging te erlangen tot wijziging in dien geest van art. 8 van het reglement op de militaire eerbewijzen (Indisch Staatsblad 1848, n°. 17) is onlangs bij het Opperbestuur "aanhangig gemaakt.
Aankoop van paarden. De gewone wijze van remontering door aankoop op Java en Macassar kon sedert jaren niet voorzien in de behoefte aan goede troepenpaarden , hoofdzakelijk bij het wapen der cavalerie. Uit dien hoofde werden op voorstel van den legerkommandant in 1870 twee officieren in commissie gezonden tot aankoop van een lOOtal paarden op het eiland Soemba (Sandelhout) ten behoeve van de artillerie en cavalerie, Ofschoon de omstandigheden , het ver verloopen jaargetijde en gemis aan ondervinding, haar niet gunstig waren, slaagde de commissie er echter in 87 goede paarden, tegen een billijken prijs aan te koopen. Door de medewerking der Nederlandseh-Indische Stoomvaartmaatschappij, die voor deze gelegenheid het eiland Soemba door hare mailbooten op reis naar en van de Molukken liet aandoen, waren de kosten niet beduidend. De gunstige resultaten in 1870 verkregen, hebben er toe geleid om in het begin van 1871 weder eene commissie met een gelijk doel naar Soemba te zenden.
Artillerie-constructiewinkel te Soerabaija. Pyrotechnische werkplaats aldaar. In verband met de gebeurtenissen in Europa, die eene reeks van spoedbestellingen ten gevolge hadden, voornamelijk voor de meerdere indienststelling van getrokken geschut, werden sedert de eerste helft van Augustus tot in het laatst van November 1870 bij eerstgenoemde inrigting buitengewone voorzieningen vereischt om aan de vele werkzaamheden het hoofd te bieden , zoo door vermeerdering van het aantal werkuren als door tijdelijke uitbreiding van het personeel. Het aantal van 400 werklieden in gewone tijden werkzaam, werd in genoemde maanden door alle pogingen opgevoerd tot 700 à 750. In 't laatst van November 1870 werd echter het aantal handen weder tot het normale peil terug gebragt (1). Van de voorhanden verbeterde werktuigen, die nog door meerdere zullen achtervolgd worden, werd bij die gelegenheid het groote nut ondervonden. Ook bij de pyrotechnische werkplaats ging veel om. Voor de nieuwe patroonfabricatie enz., ten dienste van het aangenomen achterlaadgeweer werden nog geen maatregelen genomen , in afwachting van de ontvangst der hier te lande bestelde werktuigen, die thans in beproeving zijn.
Getrokken gesehut. Met de aanvulling van het in Indie voorhanden getrokken geschut wordt voortgegaan. Sedert de jongste mededeelingen (zie het verslag van 1869 bladz. 24) zijn weder eenige partijen verscheept, en is ook tot eene
(t) Op de in Augustus il., van wege de Vereeniging ter bevordering van fabrieks- en handwerksniJTerheid in Nederland, te 'sGravenhage gehouden tentoonstelling van voorwerpen van nijverheid en kunst zijn eenige door Europesche en inlandsche werklieden van den constructiewinkel vervaardigde voorwerpen (houten en ijzeren affuitdeelen) met zilver en verguld zilver bekroond. Eene dergelijke bekrooning is ook ten deel gevallen aan werklieden (waaronder ook inlandsche), van de geweermakersschool te Meester-Cornelis.
26
nieuwe bestelling zoowel van 12ponders als van 30ponders overgegaan. . In het afgeloopen jaar werd besloten tot mdienststelhng van bet voorhandene, waarvan nog slechts een klein gedeelte (eenige 4ponders bij de veld-artillerie) in gebruik was. Als gevolg daarvan werden 3 ligte veld- of bergbatterijen van 3 pond tot drie zware veldbatterijen (bestaande elk uit 4 getrokken kanons van 4 pond en 4 gladde 6ponders.) gereorganiseerd , en werden ook de sterkten behoorende tot de strandverdediging van Batavia , Samarang en Soerabaija en tot de kustverdediging van Tjilatjap o. a. met getrokken geschut bewapend en daarvoor de noodige veiligheids - approvisionnementen aan munitien geconfectioneerd.
Torpedowezen. Een hoofdofficier der Indische artillerie , hier te lande met verlof, is in de jongste maanden in commissie gesteld geweest, ten einde zich door het bijwonen van proeven, het opnemen van artillerie-inrigtingen enz., naauwkeurig op de hoogte te_ stellen van alles wat op 's lands kustverdediging betrekking heeft. _ Een voornaam deel zijner onderzoekingen is op voorstel der Indische Regering gewijd aan het torpedowezen. Intusschen wordt ook gezorgd voor de noodige praktische bekendheid der zaak bij de hier te lande voor de Indische dienst benoemd wordende 2de luitenants der artillerie, door éénjarige detachering van een paar hunner bij de torpedodienst hier te lande. Het plan bestaat om tot het nemen van proeven nopens de voor Indie meest doelmatige soorten van torpedo's en versperringen aldaar een e permanente commissie van officieren in te stellen, waaronder ook een officier der marine, en ten dienste dier commissie een zeker aantal artilleristen, sapeurs, enz. 'aan te wijzen, tevens ter vorming op die wijze eener geoefende kern van personeel. In het afgeloopen jaar is men er toe overgegaan om met de voorhanden middelen eene zekere hoeveelheid torpedo s te doen aanmaken bij den artillerie-constructiewmkel te Soerabaija.
Artillerieschool te Weltevreden. Volgens het vorig verslag bevonden zich op ultimo December 1869 8 élèves op deze school. Sedert zijn bijgekomen 4 en afgegaan 3 élèves, zoodat het aantal op ultimo December 1870, 9 bedroeg. Van de drie laatstgenoemde élèves werd één, na het voorgeschreven examen te hebben afgelegd, benoemd tot 2den luitenant der artillerie, terwijl één overging bij het regement Oost-Indische cavalerie en één wegens gebrek aan vlijt en voortdurend berispelijk gedrag verwijderd werd. Omtrent de al dan niet bestendiging dezer school zijn overwegingen aanhangig.
Achterlaadgeweren. Bestond blijkens het vorig verslag, bladz. 21, uitzigt dat van het ook voorindie aangenomen achterlaadgeweer, stelsel DE BEAUMONT, bij het eind van 1871 12 000 stuks aldaar zouden beschikbaar zijn, in die verwachting heeft men zich teleurgesteld gezien. De aanmaak toch der eerstbestelde 6000 stuks, welke te St. Etienne (Frankrijk) zoude geschieden, aanvankelijk met kracht onderhanden genomen on tot op zekere hoogte voortgezet, werd al spoedig door de oorlogsgebeurtenissen gestoord en eindelijk geheel gestaakt. Nadat de overeengekomen uiterste termijn van oplevering der eerste partij verstreken was, zonder dat het den aannemer , den heer ED. DE BEAUMONT , gelukt was aan zijne verpligtingen te voldoen, werd het contract opgezegd, en met den wapenfabrikant P. STEVENS te Maastricht overeengekomen voor de vervaardiging van 6000 stuks in 1871 tegen den prijs van f 33,25 per geweer, de kosten van afpakking voor de zeereis en van vervoer tot de afscheepplaats daaronder begrepen. Op 1 Augustus jl. waren omstreeks 1000 stuks afgeleverd en gedeeltelijk verscheept. (1) Zooveel mogelijk is en wordt gezorgd ook door uitzending van munitie, speciale geweermakersgereedschappen
(1) Sedert is nog nagenoeg eene gelijke hoeveelheid geleverd. Eene nieuwe bestelling van 6000 stuks heeft inmiddels plaats gehad tegen den prijs van f 35,70 per geweer. De levering daarvan zal moeten zijn afgeloopen vóór uit". i872.
enz., voor alles wat de spoedige ingebruikstelling en hetgeen daarvoor verder noodig is , kan bevorderen. De behoefte aan achterlaadgeweren, met inbegrip eener reserve van 50 per cent, wordt geraamd op 40 000 stuks, daarbij rekenende op eene doelmatige benuttiging zoo lang mogelijk (ten dienste van een gedeelte der infanterie in de buitenbezittingen, de schutterijen op en buiten Java en de gewapende politiedienaren), der aanwezige getrokken tromplaadgeweren. Bij deze raming is tevens gerekend op de wapening met het nieuwe geweer van de legioenen en pradjoerits op Java en de barissans op Madura, die bij oorlog bij het leger te velde op Java worden ingedeeld. Het aantal in achterlaadgeweren stelsel KUHN te transformeren Indische tirailleur-geweren (zie de beide vorige verslagen, bladz. 25 en 21/22), zal van 700 tot 900 worden opgevoerd, ter bewapening van een bataillon op oorlogsvoet, dat is van 810 geweerdragenden, zullende de overige 90 stuks voor reserve dienen. De 400 dezer geweren, in 1870 onderhanden genomen, worden, naar gelang' zij gereed komen, achtervolgelijk bij partijen in gebruik gesteld. Omstreeks het eind van 1870 waren in t geheel 402 KuHN-geweren in dienst gesteld. De transformatie , waarvan de kosten te staan zijn gekomen op f 1» per stuk , geschiedt gedeeltelijk bij den artillerie-construetiewinkel te Soerabaija en gedeeltelijk bij de geweermakersschool te Meester-Cornelis. De aanmaak van patronen voor het KuHN-geweer, die aanvankelijk bij laatstgenoemd« inrigting plaats vond, geschiedt thans bij de pyrotechnische werkplaats te Soerabaija.
Bewapening. In navolging van het in der tijd voor Neder' land bepaalde werd ook bij het leger in Indie de bewapeningvan de sergeanten-majoor der infanterie vereenvoudigd : en wel door de bepaling dat zij alleen van het kapmes zulle« zijn voorzien. Eene proef wordt genomen, in hoever het, uit ee» oogpunt van meer veelzijdig nut, aanbeveling verdient, om bij een gedeelte der troepen het kapmes te vervangen door de bij het Deensche leger in gebruik zijnde schop o« spade , welk gereedschap ook als kapmes is aan te wenden en gezegd wordt weinig lastiger of zwaarder te zijn daD dit laatste.
Geniewerhen. Aan de mededeelingen , vroeger onder het hoofd » Verdediging " in eene afzonderlijke paragraaph op' genomen, wordt thans volledigheidshalve hier eene plaats ingeruimd bij de bespreking der geniewerken in 't algemeen De volgende bijzonderheden kunnen deswege worden aair geteekend. Met betrekking tot de verdedigingswerken te Batavia Samarang en Soerabaija werden in 1870 eenige beslissinge« genomen ten aanzien van het slechten van wallen of h« dempen van grachten , waarvan zich niet alleen voor « gezondheid der nabijwonende bevolking gunstige gevolge« doen verwachten, maar • die vooral ook te stade zulle« komen aan de uitbreiding en ontwikkeling dier plaatse« Te Batavia gold het de slechting der zoogenaamde defensie lijn van den generaal VAN DEN BOSCH. De opruiming d^ daartoe behoorende aarden wallen zal van lieverlede e' zonder speciale kosten voor den lande gevolg hebben , da« zulks zal geschieden hetzij ten laste der fondsen van dj werken , welke de af te graven aarde behoeven , hetfl ten laste van de particulieren , die tot bekoming van b« hoorlijke gemeenschap; verbeterde afwatering als anderzHj. de slooping zullen verlangen. Voorts is de citadel « versterking opgeheven en mitsdien de daarvoor afgebaken« verboden kring ingetrokken (Indisch Staatsblad 1870, n°. 99| Sedert is een aanvang gemaakt met de verbetering der strata verdedigingswerken. De centrumbatterijen zullen weldj voltooid zijn. De batterij het Waterkasteel, gelegen al het havenkanaal, zal als niet meer passende in het geh«« der thans aangenomen positie, worden gesloopt (Indti Staatsblad 1870, n°. 146). Te Soerabaija is de bestaande linie om de stad voor» verdediging insgelijks onnoodig verklaard. De verbod, kringen zullen worden opgeheven , met uitzondering van di' rondom de citadel, welke laatste gerangschikt werd onder versterkingen der 3de klasse {Indisch Staatsblad 1870, n°. 1 De overgave aan het civiel bestuur van alle tot de h<> behoorende militaire terreinen , werken. gebouwen , weg«
27
Kanalen, kunstwerken en wat dies meer zij, voor zoover die niet uitsluitend bij het departement van oorlog in gebruik of' benoodigd zijn, vond plaats in Januarij 1871. Gerekend naar de door de vestingwerken ingenomen oppervlakte, werd al dadelijk ongeveer H/20 der linie overgedragen. Naar mate het thans nog onder militair beheer verblevene beschikbaar komt, zal met de overdragt borden voortgegaan. Omtrent de werken die voor de verdediging van Soerabaija nog vereiseht worden, zijn voorbereidende onderzoekingen aanhangig. De wallen en grachten van de citadel te Samarang zullen worden geslecht en gedempt, naar mate zulks voor de bewoonbaarheid der tot dat fort behoorende gebouwen zal blijken noodig te zijn. Reeds is de demping gelast van do voor de gezondheid hoogst schadelijke binnengracht der versterking. Dit werk zal, met nog eenige verbetering, daarvan de jongste westmoesson de noodzakelijkheid heeft doen kennen, in het loopende jaar worden ten einde gesagt. In afwachting eener beslissing omtrent de bij het departement van oorlog in behandeling zijnde plannen tot verbetering der stranddefensie van Samarang, is echter n°g geen voorstel gedaan tot ontmanteling van het fort en wordt ook de verboden kring tot zoolang gehandhaafd. Aan de verdedigingswerken van Tjilatjap (Java's Zuidkust) werd met kracht doorgewerkt. Nadat de onderhanden batterijen, vermoedelijk v,0g in 1871, zullen voltooid zijn, zal de verdere versterking van Tjilatjap voor's hands blijven rusten, in verband met het voornemen om alle beschikbare krachten voor den aanleg van spoorwegen op Java te doen aanwenden, als een allereerst vereischte niet alleen voor de industriële maar ook en vooral voor de militaire belangen. Daartoe zullen dan °ok dienstbaar worden gemaakt de gelden anders voor Permanente verdedigingswerken toe te staan, voor zoover zij niet moeten strekken tot verbetering der stranddefensie van Java's Noordkust. Tot het instellen van een speciaal onderzoek in het belarg der verdediging van het eiland Sumatra , werd in September 1870 een hoofdofficier op non-activiteit derwaarts gecommitteerd , die in Januarij jl. ter zake rapport heeit uitgebragt. Van de verdedigingswerken tegen een inlandschen vijand kwamen, sedert de opgaaf in 't vorig verslag, als permanente versterkingen te vervallen: op Java, het fort te Japara; in de residentie Palembang, de redoute to MoearahKompeh ; op Celebes die te Boelekomba, en in de residentie Lampongsche districten de forten Katimbang en Tandjong, (Indische Staatsbladen 1870, n°. 150, 109 en 153 en 1871 , n°. 85), terwijl ten aanzien van de redoutes te Tanara (Bantam), te Eonthain (Celebes) en te Gorontalo (Menado) voor 's hands alleen de ontwapening werd gelast. Omtrent de bestemming der in den laatsten tijd (zie het vorig verslag blz. 26) ontruimde forten te Koepang, Larantoeka en Atapoepoe (Timor en onderhoorigheden), werd mede nog geene beslissing genomen. De in te trekken tijdelijke versterking te Nanga-Pinoh (Wester-afdeeling van Borneo) heeft in verband met eenige in den loop van 1870 op de •Melawi-rivier voorgevallen ongeregeldheden, voorloopig nog eene militaire bezetting behouden. Ten behoeve van de gewone legervoorziening werd, behalve het onderhoud en de gewone jaarlijksche herstellingen, kleine bijbouwingen en veranderingen, door of op last der genie hoofdzakelijk het volgende verrigt: In eenige officierswoningen te Batavia werden gaspijpen gelegd; eene vrij belangrijke bijbouwing vond plaats bij het bureau der genie-directie, terwijl in het scheikundig laboratorium te Batavia een stoomdistilleertoestel en kookaPparaat werd geplaatst. Te Tjikarang werd het in het laatst van 1869 omgewaaide kampement op het terrein voor praktische artillerieoefeningen gedeeltelijk weder opgerigt. Te Anjer werd de bouw aangevangen van eene nieuwe ophaalbrug voor het fort. Te Samarang werden verbouwingen gemaakt binnen het groot militair hospitaal, hoofdzakelijk ter verkrijging van heter logies voor het bedieningspersoneel ; de woning van den directeur van den buskruidmolen geheel verbouwd, en t* Pontjol eenige werken verrigt om het overtollige water van den artesischen put binnen het fort te benuttigen voor het officierskampement aldaar.
Te Pelantoengan werden de onderhanden bij- en verbouwingen aan het bad-etablissem*nt voortgezet en werd begonnen met het bouwen van eene nieuwe kazerne voor het bewakingsdetachement. Te Salatiga werd eene ritmeesterswoning geheel vernieuwd. Te Banjoebiroe werd eene politiewacht in het artilleriekampement gebouwd en voortgegaan met de herstellingen voltooijing van de door de aardbeving van 1865 gedeeltelijk verwoeste gebouwen van het infanterie-kampement, zoodat er gelegenheid ontstond tot huisvesting van een half' bataillon infanterie. Te Willem I werd het grootendeels ledig staande, in vroegere jaren onder andere toestanden gebouwde semitemporaire bannelingskwartier voor 1200 man, ingerigt tot garnizoenshospitaal, waartoe tot heden gebezigd werden eenige gebouwen binnen de vesting, die evenwel aan de voor een hospitaal te stellen eischen niet voldeden. Hierdoor is eene belangrijke verbetering tot stand gebragt. Voorts werden in het infanterie-kampement buiten de vesting weet vrouwenloodsen opgerigt en verder kleine verbeteringen en veranderingen aan de gebouwen binnen de vesting aangebragt, een en ander noodig in verband met de bevolen wijziging in de legering der troepen in de 2de militaire afdeeling en ten einde voorloopig in logies te voorzien voor het wapen der genie, in verband met zijne reorganisatie. De bouw van het hospitaal te Gombong werd voortgezet, en te Poerworedjo een tijdelijk hulp-hospitaal opgerigt ter voorziening in verpleegruimte voor het aan bijzondere omstandigheden toe te schrijven buitengewoon aantal zieken. Te Soerabaija werd door tijdelijke bijbouwingen voorzien in de behoefte bij de pyrotechnische werkplaats aan localiteit voor patronenconfectie, terwijl bij den artillerieconstructiewinkel een tweede ijzermagazijn werd opgerigt. Te Padang werd de bouw van het permanent officiersen troepenkampement voortgezet, evenzeer als de opstelling der ijzeren kazernes te Port de Koek. Eerlang wordt het ijzeren geraamte eener zesde kazerne uitgezonden, mede voor Fort de Koek. Te Palembang werd de bouw aangevangen van een blok bureaulocalen ten behoeve van den gewestelij ken militairen kommandant; te Muntok (Banka) eene woning voor den hospitaalmeester gebouwd ; te Sambas (Wester-afdeeling van Borneo) eene gekoppelde woning voor twee luitenants opgerigt ; terwijl in de Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo te Martapoera en te Pengaron belangrijke verbouwingen aan de militaire gebouwen en werken werden uitgevoerd ; te Kendangan eene nieuwe kazerne werd gebouwd en de versterking verbeterd, en eindelijk te Kwala Kapoeas de bouw onderhanden genomen van eene nieuwe versterking. Omtrent de wijze van uitvoering der militaire bouwwerken valt aan te teekenen , dat de gewone onderhoudswerken , krachtens daartoe verleende magtiging (zie het vorig verslag bladz. 22), gedurende 1870 nog in daghuur werden uitgevoerd, dqch dat het noodige was voorbereid om in 1871. ook deze uit te besteden, en wel drieledig, namelijk voor één, twee of drie achtereenvolgende jaren. Om nutteloos werk te besparen was bepaald , dat de uitbestedingen voor de uitvoering dezer onderhoudswerken alleen daar zouden worden beproefd, waar, naar het oordeel der hoofden van gewestelijk bestuur, de kans van slagen inderdaad bestaat, terwijl op de overige plaatsen alleen zon worden aanbesteed de levering der benoodigde materialen. Dien ten gevolge werden bij den aanvang van 1871 voor de uitvoering der onderhoudswerkzaamheden aanbestedingen gehouden voor Rijswijk en Weltevreden, Djokjokarta, Soerabaija (Java), Padang, Rau, Port de Koek, Paijacombo (Sumatra's Westkust), Palembang, Lahat, Moeara-Dooa, Djambi, Kepahiang, Bandar (residentie Palembang), Muntok (Banka), Tandjong Pinang (Riouw), Siak, Amboina, Ternate en Batjan (Moluksche eilanden). Van deze aanbestedingen zijn gelukt die voor Rijswijk en Weltevreden, Djokjokarta, Palembang en Muntok, en wel voor de uitvoering van het gewoon onderhoud op genoemde plaatsen gedurende één jaar (1871). Omtrent de Moluksche eilanden is ter zake nog geen berigt ontvangen. Alle andere werken echter, herstellingen, vernieuwingen en nieuwe werken , werden, — behalve die te Willem I, Banjoe-Biroe en Tjilatjap, waar het bezigen van dwangarbeiders het doen optreden van aannemers niet wensche
28
lijk maakt en behoudens zoodanige toevallige en op zich zelve staande uitzonderingen , als het gevolg waren van speciale omstandigheden (urgentie of aard van het werk) — behandeld volgens de voorschriften van de comptabiliteitswet, namelijk uitbesteding voor elk werk afzonderlijk, eerst van de geheele uitvoering en, bij mislukking daarvan , enkel van de levering der materialen. De uitslag dier uitbestedingen was echter even ongunstig, ja nog ongunstiger dan in 1869. Van de 260 uitbestedingen in het geheel gehouden , leidden slechts 22 tot de algeheele toewijzing en 16 tot de toewijzing der levering van materialen. Met uitzondering van eenige hoogst onbeduidende werkjes werden in 1870 dan ook slechts aangenomen : eene bijbouwing bij het bureau der geoie-direetie to Batavia; herstellingen en vernieuwingen aan de militaire gebouwen te Weltevreden en Eijswijk, te Meester-Cornelis, Padang, Solok, Palembang, ïandjong Pinang, Muntok en Ambon ; het bouwen van een blok bureau-localen te Palembang, en van eene woning voor den hospitaalmeester te Muntok. Verreweg het meerendeel der werken moest dus uitgevoerd worden in daghuur. Of en in welke mate men zich daarbij (trouwens tegen betaling) van heerendienstpligtigen heeft moeten bedienen, wordt niet gemeld. Naar aanleiding der in Junij 1870 uitgevaardigde nadere regelen omtrent de verpligte persoonlijke diensten, waarbij onder andereten aanzien van den arbeid aan bouwwerken is voorgeschreven , dat daarvoor slechts op die plaatsen koelies in heerondienst mogen worden gebezigd waar het verkrijgen van eon voldoend aantal \rije lieden, onafhankelijk van het te bedingen loon, niet doenlijk is, zullen, op advies der hoofden van gewestelijk bestuur, in 1871 bij de militaire bouwwerken alleen nog heerendienstpligtigen gebezigd worden in de residentie Palembang te Tebing Tinggi tegen eene betaling van f 0,25 daags ; in de residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo te Marabahan , Kwala-Kapoeas, Kahaijan, Moearah Teweh , Sampit, Pengaron, Tabanio en Tandjong tegen een loon van f 0,80 daags.
Op de hoofdplaatsen van Java en Sumatra kondon steeds een voldoend aantal werklieden verkregen werden. Te Samarang, Willem I , Gombong en Ngawi liet echter hun gehalte te wenschen over. Ook de materialen konden veelal in genoegzame hoeveelheid worden verkregen. De prijzen der materialen en ook de arbeidsloonen ondergingen in 1870 over het algemeen weinig verandering. Eene voortdurende, zij het ook langzame, stijging van beide valt echter, volgens den legerkommandant, niet te ontkennen. Putboring. (1) De door het mijnpersoneel uit te voeren artesische boringen ter verkrijging van drinkwater in of nabij het militair kampement te Weltevreden zijn nog niet aangevangen. De proeven met de twee van hier uitgezonden Nortonpompen werden voortgezet. De verkregen uitkomsten bevestigden grootendeels hetgeen deswege in 't vorig verslag bladz. 23 is medegedeeld, terwijl voorts nog bleek, dat slechts in enkele gevallen van deze pompen, en dan nog bij gewijzigde vooral ligtere constructie, met voordeel partij getrokken zal kunnen worden bij militaire expedition. Ook blesk de mindere doelmatigheid van Nortonpompen volgens het ter beproeving uitgezonden model voor grondonderzoekingen. Volgens ingewonnen informatien zouden daartoe veel beter voldoen pompen volgens het stelsel Norton doch van gewijzigde constructie, vervaardigd door een te Batavia gevestigden industrieel. Het voornemen bestaat een of twee pompen volgens die constructie ter beproeving te doen aanmaken. Voorts wordt overwogen in hoever het noodig of wenschelijk te achten zoude zijn , in de uitrusting van het opgerigt wordende corps mineurs en sapeurs (wapen der genie) een of meer pompen volgens het stelsel Norton op te nemen.
Militaire verkenningen en topographisch bureau. Gedurende 1870 werd voortgegaan met de opneming der afdeeling Patjitan (Zuid-Madioen) en der residentien Eembang, Batavia en Kediri, naar welk laatste gewest de opnemingsbrigade van Noord-Madioen in 't laatst van 1869 gedeeltelijk en in het 2de quartaal 1870 geheel was overgegaan. Het door de vier brigades in 1870 opgemeten en in kaart
(1) Vergelijk lager hoofdstuk O, afd. II. § 4.
gebragte terrein bedroeg gezamenlijk 1278 vierkante palen• als: in Zuid-Madioen 226 , in Rembang 312 , in Batavia 38' en ia Kediri (bijna uitsluitend in het tweede semester) 35* Bij het topographisch bureau werd voortgegaan met hel in 't net teekenen der brouillon-detailkaarten (scha* 1:10 000) van Krawang, Japara (inmiddels voltooid) et Madioen, en met het zamenstellen, ten dienste der reproductie in Nederland, der gearceerde overzigts-kaarteJ (schaal 1 : 100 000) van de beide laatste residentien. Overigens was begonnen aan de zamenstelling van dï overzigtskaart van Krawang, welk exemplaar, als be' stemd ter reproductie in Indie door middel der photogra' phie, alleen in Oost-lndischen inkt wordt vervaardigd Op overeenkomstige wijze en met gelijk doel waren oo» copijen onderhanden der overzïgtskaartcn van Samarang en Japara, van welke laatste kaart zoowel het gearceerd' als het photographische exemplaar in Julij jl. hier te land' is ontvangen. De staten aangevende de verbeterde spel- en schrijfwijs der op die kaart voorkomende namen kunnen eerst in ] laatst van 1872 worden te gemoet gezien. De reproductif hier te lande zal intusschen onderhanden kunnen wordet genomen, doch alleen de belettering op de ontvangst de' bedoelde naamstaten moeten wachten, gelijk het geval is met de (anders afgeloopen) reproductie der kaart van Sa' marang. Van die residentie, van Tagal en van Soerakarta* (van welke beide laatste gewesten de kaarten mede reeds ter gravure voorhanden zijn) waren de naamstaten volgens de laatste berigten in Indie nog in behandeling, slechts met uitzondering van die, betreffende het Samarangsch« regentschap Demak, reeds sedert geruimen tijd ingekomen' Thans is hier te lande in gravure de kaart van Soe' rakarta, hebbende die van Pekalongan in April 1871 he' licht gezien. De beëindiging der reeds zeer ver gevorderd« reproductie van de kaart van Cheribon wacht, zoo als bekend is, op de heropnemingen aldaar, en de gravure der kaart van Tagal, behalve op de ontvangst der boven' bedoelde naamstaten , allereerst op nadere gegevens betref' fende een gedeelte der kuststreek. Op bespoedigde ontvangs' dezer verschillende nog ontbrekende gegevens is zeer onlangs bij de Indische Regering aangedrongen. Ter raadpleging voor zooveel noodig bij den reproductie*" arbeid zijn intusschen in 't laatst van 1870 ontvangen weg- en rivierbeschrijvingen, onder andere van Peka' longan, Soerakarta, Samarang en Cheribon. Sedert October 1870 is het photographisch atelier bij het topographisch bureau te Batavia geregeld in werking gekomen, en een aanvang gemaakt met het vervaardigen van photogrammen van de detailkaarten van Krawang op de verkleinde schaal van 1:20 000. Vooraf worden daarto« netcopijen van de kaarten vervaardigd, alleen in Oost' Indischen inkt, zullende de conventionele kleuren der ver' schillende cultures later uit de hand op de photogrammen worden aangebragt. Er schijnen evenwel, volgens latere berigten, bezwaren te worden ondervonden in het (door middel van photo' autographie) reproduceren van gewasschen kaarten. Ds toepassing der nieuw uitgevonden lichtdruk-methode o> zoogenaamde Albertypie zal waarschijnlijk die bezwaren uit den weg ruimen. Reeds is het noodige verrigt om difl
kunst te doen aanleeren door den bij het topographisch bureau hier te lande gedetacheerd geweest zijnden adspirant vooi' de topographische dienst in Indie, over wien in § 2 hiervoreD' Met betrekking tot de buitenbezittingen bepaalden zicnj de werkzaamheden van het militair topographisch perso' neel tot : de zamenstelling van een overzigtskaart betrei' fende de sedert ultimo Maart 1870 (zie het vorig verslag bladz 24) tijdelijk gestaakte opneming in de bovenlanden van Palembang (de Pasoemah) en bestemd om bij hervat' ting der opneming, geleidelijk te worden bijgehouden; d« kopiering van de kaarten der civile opneming van Macassar < ten einde te strekken tot verdere zamenstelling van een' onderhanden zijnde overzigtskaart van Celebes en eindelijk tot het verbeteren naar gelang daartoe gegevens inkwamen' van de verschillende reeds aanwezige kaarten tot de bui' tenbezittingen betrekkelijk. Het personeel van het topographisch bureau en de mi litaire verkenningen was op het einde van 1870, met be trekking tot de organisatie van vier opnemingsbrigades op 2 teekenaars en 5 opnemers na, voltallig.
1 ver Vo gac ] mil ph( ] tro liei f2 het hei
18' all ste Wc dei vai en dei va do( oei
an en te Vei ad iet ho va tie sti tei
Dttï op
op an di he St!
OD go be op va ge ge Be lu de lic hE ht zc ze
b(
PÏ lii v< st S< b, zi
V:
29
oalen a 387 ) 353. et hel scha»! id) e« repro
iarteJ
an à s be' togra' rdigl n ool> laraa ceerdS land»
fwijz« t in I ducti« ordeJ st del val is n Sakarta* reed] olgenf ilechts igscb« omeD' Soe' ri het rdercj uo al» •avua )oven' jetrea pangs ilangä
uctieangefl Peka'
er bij erking rdigeO mg op aarto* Oost' ir vel" immei1
waretf photoa. D« de of warefl m die
>ureat> t vooJ voreB' i ziel1
perso' )etref' erslag andeC ervat' m; d« a,ssari i eer>6
ïdelijï amen' a bui'
Ie mi' et bfl' ïade9'
De nieuwe organisatie van zes brigades (zie het vorig verslag bladz. 24) zal eerst in 1871 in werking treden. Voor de vorming aanvankelijk eener vijfde opnemingsbrigade zijn bereids voorbereidende maatregelen genomen. De uitgaven ovor 1870 bedroegen voor zooveel bekend : militaire verkenningen f 189 476, topographisch bureau en photographisch atelier f 44 819, te zamen f 234 295. De uitgaven voor het lithographisch etablissem*nt overtroffen de waarde van het afgeleverde (f 337 aan particulieren en f 7636 aan de gouvernements-bureaux) met slechts f 2624 tegon nog f 7012 in 1869. Deze bezuiniging was het gevolg der in 't vorig verslag bedoelde inkrimping van het graveurspersoneel.
Maden van administratie Bij eon besluit van 26 October 1870 [Indisch Staatsblad n°. 157), zijn, met intrekking van a^e daarmede strijdige bcpalingon, voorschriften vastgesteld, i, iu beginsel regelende den werkkring, de verantwoordelijkheid en de aansprakelijkheid van : 1°. de presidenten en leden van — en kwartiermeesters bij — raden Van administratie; 2°. de administrateurs van garnizoenen e n detachementen, zich verantwoordende regtstreeks aan den gewestelijken onder-intendant; 3". de administrateurs Van garnizoenen en detachementen, uitmakende een onderdeel van — en zich verantwoordende regtstreeks aan — een raad van administratie". De voorname strekking der nieuwe bepalingen is, de verantwoordelijkheid van president en leden der bedoelde raden etl die der als secretaris fungerende kwartiermeesters af t e bakenen en te regelen zoodanig, dat elk hunner alleen verantwoordelijk en aansprakelijk zij voor dat gedeelte van administratief toezigt en beheer, hetwelk uit den aard van ieders betrekking eigenaardig en in billijkheid op hem behoort te rusten ter verzekering van 's lands belangen en v«n den geregelden gang der dienst. In het administratief beheer der kleinere posten , zich verantwoordende regtstreeks., aan administratieraden, zullen de nieuwe bepalingen tevens-«ene gewenschte vereenvoudiging aanbrengen. Het tijdstip van inwerkingtreding, aan den legerkomttandant ter regeling overgelaten, word door dezen bepaald °P 1 Januari) 1871.
Officierskleedingmagazijn. De reeds in 1867 aanbevolen °Pheffing van het algemeen officierskleedingmagazijn, met andere woorden het verlaten van het stelsel van ontbieding van officiersgoederen uit Nederland en oplegging in het magazijn om naar gelang der navraag te worden vertrekt, heeft laatstelijk bij de Indische Regering bijval ontmoet. Echter wenschte deze de levering der bedoelde goederen voortaan te doen geschieden aan de belanghebhende zelven door aannemers, ingevolge contracten van epenbare uitbesteding' in Indie, een en ander met behoud Vau het officiers-kleeding/cmcfo. Vermits echter bij de Regering hier te lande tegen deze onder anderen vorm voortgezette gouvernementsbemoeijenis bezwaar bestond, en het z,elfs aan twijfel onderhevig werd geacht of zoodanige| regeling wel in het belang van de officieren zou uitkomen, is de Gouverneur-Generaal in den aanvang van 1871 uitgeDoodigd maatregelen te nemen tot spoedige opheffing van het officiers-kleedingmagazijn, zonder daarvoor eenige andere oemoeijing van gouvernementswege in de plaats te stellen, E°odat aan de officieren worde overgelaten zich voortaan Eelven, op de wijze die hun het meest dienstig zou voorkomen, Van de benoodigde kleeding en uitrusting te voorzien.
Dien ten gevolge heeft de Gouverneur-Generaal bij een hesluit van 28 Mei il., de opheffing van het magazijn bepaald op 1 Julij daaraanvolgende , en de noodige bepalingen gemaakt omtrent de wijze van opruiming (bij publieken verkoop in kleine kavelingen, zooveel mogelijk zelfs per stuk) der dan aanwezige goederen, zullende echter de goud- en zilverwerken niet mogen verkocht worden verre oeneden de reëele waarde van het edel metaal, waaruit Z1J zijn vervaardigd. (1)
Aanschaf fing van benoodigdheden voor het leger. Hieromtrent Valt aan te teekenen, dat in het begin van 1871 aanlei
. (*) Voorstellen omtrent de voor 's landa rekening te nemen schade lt* de liquidatie zijn in behandeling. N". 8. 2.
ding werd gevonden het Indisch Bestuur de handhaving aan te bevelen van het in 1865 besliste (vergelijk Bij blad op het Indisch Staatsblad n°. 1664), dat bij de aanschaffing van goederen van Europesehen oorsprong ontbieding uit Nederland regel moet zijn, plaatselijke aanschaffing uitzondering, telkens slechts dan toe te passen wanneer met eenige zekerheid het voordeelige daarvan berekend kan worden. Voor die bijzondere gevallen waarin tot plaatselijke aanschaffing moet worden overgegaan, werd tevens gewezen op de noodzakelijkheid van afdoende controle ter verzekering dat geene te hooge prijzen worden besteed.
Schoen- en kleermakers-ateliers. Ten einde van de in 't vorig verslag (bladz. 24) bedoelde naaimachines al dadelijk bet vereischte nut te trekken, zijn een tweetal voor de Indische dienst bestemde militairen in de gelegenheid gesteld zich te bekwamen zoowel in het zelf werken met die machines als in het geven van onderrigt aan anderen. Beiden zijn thans naar Indie vertrokken, zoodat de hierbedoelde werktuigen weldra in beproeving zullen kunnen worden gegeven.
Voeding. De reeds in het vorig verslag besproken wijziging in de voeding, die met 1 April 1870 werd ingevoerd, kan als eene belangrijke lotsverbetering voor den Indischen soldaat worden aangemerkt, waarvan de gunstige gevolgen, zoo als reeds hooger werd gemeld, niet zijn uitgebleven; zij had een gunstigen invloed op den gegezondheidstoestand en op den geest der troepen. In het leger werd, behalve voor de verstrekking van brood en vleesch, ook gezorgd voor de zoo noodige afwisseling in spijzen, .terwijl het aanleggen van vischvijvers en groententuinen, waar zulks nuttig en mogelijk was, door het legerbestuur werd voorgeschreven. Nog verdient hier vermelding de bepaling, dat in die garnizoenen, waar om eenige reden van 's lands wege niet voorzien kan worden in de behoefte aan versch vleesch (rund- of buffel-), aan de inlandsche militairen zooveel malen per week gezouten vleesch en Liebig's vleesch-extract kan worden verstrekt, als door de gewestelijke militaire kommandanten in verband met de plaatselijke omstandigheden wenschelijk wordt geacht. Op kleine schaal zal eene proef worden genomen met de in den jongsten oorlog in Europa veelvuldig gebruikte »gepreserveerde erwten-vleeschworst", inzonderheid ter beoordeeling in hoever dit praeparaat, op marschen en expeditien medegevoerd, tegen het tropisch klimaat bestand is.
Spaarkassen. Volgens het laatst geverifieerde verslag van het militaire spaarfonds werd op het einde van 1868 daarvan gebruik gemaakt door 137 personen, welke gezamenlijk te goed hadden f 15 745. In genoemd jaar werd ingelegd f 7630 en teruggevorderd f 12 101; in 1867 waren de beide laatste cijfers f 9142 en f 11 078. De kommandant van het leger heeft de officieren aangespoord om hun beste pogingen in 't werk te stellen ten einde den onderofficier en soldaat tot het besefte brengen van het nut der spaarkassen en hen tot meerdere deelneming op te wekken.
Kazernes en hospitalen. Hoewel de gezondheid van het garnizoen te Weltevreden eer verbeterd dan achteruitgegaan is, moest het aantal zieken nog altijd hoogst aanzienlijk genoemd worden; zelfs deden zich in 1870 een vrij beduidend getal gevallen van berri-berri voor. Als eerste en vermoedelijk als hoofdoorzaak van dien ongunstigen toestand moet de onvoldoende ruimte die de aanwezige kazernes aanbieden worden beschouwd. In afwachting van meer afdoende voorzieningen (zie hooger de rubriek » Verbeterde legering van de hoofdmagt der troepen"), heeft men getracht voorloopig verbetering aan te brengen door de toetreding van licht en lucht in de kazernes te bevorderen, zoo door het wegbreken van muurgedeelten boven de kozijnen, als door het aanbrengen van luchtgaten en het op sommige plaatsen wegnemen der luiken. Dien ten gevolge heerscht thans in de kwartieren ook des nachts eene koele en zuivere atmospheer. "Wanneer een en ander op den duur blijkt te voldoen, zal dit, zoo noodig en mogelijk, overal in toepassing worden gebragt.
8
30
Bijzondere maatregelen zijn genomen, opdat de geneeskundige dienst zich voortaan meer dan vroeger bswege in de rigting: »voorkoming van ziekten", door de officieren van gezondheid herhaaldelijk de kazernes en andere militaire inrigtingen te doen bezoeken, om daar hunne aandacht te wijden aan alle details betreffende logies, voeding, drinkwater, privaten, badgelegenheden enz. Vergunning werd door het legerbestuur verleend om in garnizoenen, waar de stand der kantine-fondsen zulks toelaat , deze fondsen ook , doch op de meest zuinige wijze, aan te wenden tot verlichting van eenige soldaten-chambreeën door middel van petroleum, ten einde daardoor die chambreeën gezelliger te maken en de manschappen aan te sporen 's avonds in het kwartier te blijven. Waar zulks mogelijk was en dit voorloopig zonder groote uitgaven geschieden kon, werd ook in de militaire hospitalen en ziekeninrigtingen voor eene betere ventilatie gezorgd. Het groot militair hospitaal te Weltevreden werd met gas verlicht. Het gebouw in de vesting Willem I vopr hospitaal gebruikt en daarvoor door zijne ligging en inrigting niet geschikt geacht, werd voor een ander doel bestemd en een tijdelijk hospitaal buiten de vesting (het voormalige kettingkwartier) in gebruik genomen. De directie der groote militaire hospitalen , welke vroeger aan militaire ambtenaren was toevertrouwd, ging over in handen van officieren der militaire administratie. Voorts is bij het legerbestuur in overweging om het beheer en toezigt van de ziekeninrigtingen , dat nog grootendeels bij de hospitaal-directeurs berust, geheel over te dragen aan de dirigerende of eerstaanwezende officieren van gezondheid. Naauwlettende zorg werd door dat bestuur aanbevolen ten opzigte van de toebereiding en verstrekking der geneesmiddelen door de militaire apotheken. Dat de reeds getroffen maatregelen tot verbetering van het toezigt over het administratief beheer der militaire ziekeninrigtingen ook uit een geldelijk oogpunt aan de verwachting beantwoorden, kan hieruit blijken, dat alleen gedurende het tweede semester 1870 daardoor eene besparing is verkregen van f 21 218.
Verbanddoek. Wegens het aangetoond groot nut daarvan voor te velde trekkende troepen, zal voortaan krachtens een besluit van December 1870, tot [de uitrusting van troepen te velde voor zooveel liet kader betreft, behooren één meter verband-katoen per hoofd. Maatregelen werden genomen om in allo garnizoenen door een of meer officieren van gezondheid onderrigt in het gebruik van dien verbanddoek te doen geven.
Boode Kruis. Op verschillende plaatsen in Nederlandsen Indie constitueerden zich afdeelingen der vereeniging van het Koode Kruis, die aan het te 's Gravenhage gevestigde hoofdcomité van de Nederlandsche vereeniging gelden overmaakten ten behoeve van zieke en gewonde krijgslieden in den jongsten oorlog in Europa. Het Bataviaasch comité deed van zijne belangstelling in het lot van den Indischen soldaat te velde blijken door ten behoeve van de expeditionaire land- en zeemagt in de Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo diverse artikelen ter beschikking te stellen van de kommandanten dier troepen. Die belangstelling werd ten zeerste gewaardeerd. Van af 10 October 1870 (dag van de oprigting van het Bataviasche comité) tot ultimo December van dat jaar was aan vrijwillige giften in Nederlandsen Indie bijeengebragt de belangrijke som van f 73 982, waarvan naar het hoofdcomité te 's Gravenhage toen was overgemaakt f 32 000, . en naar Bandjermasin , zoo in contanten als aan ingekochte artikelen f 3335, zoodat op 1 Januarij 1871 in kas bleef f 38 647. Sedert was volgens opgaven van April jl. nog f 28 000 naar Nederland overgemaakt.
Ambulance-voorwerpen. Verscheidene modellen van draagen raderdraagbaren, zoowel voor gebruik te velde als in garnizoen, benevens verschillende soorten van veld-verbandtasschen werden op last van den kommandant van het leger ontworpen, aangemaakt en in beproeving gegeven, omtrent den uitslag waarvan later zou moeten worden gerapporteerd.
Ook zijn in beproeving drie door het Bataviaasch comit1 van het Roode Kruis aan hot legerbestuur aangeboden draag baren. Uit Nederland werd ontboden een model van den in 1871 op de te 's Hage gehouden tentoonstelling van ambulance' voorwerpen bekroonden brancard , ingezonden geweest dooi den heer DUMONTIER , oud-chef van de geneeskundige diens in Suriname (1).
§ 4. Krijgsverrigtingen.
Sedert de indiening van het jongste verslag, waariij nog melding werd gemaakt van eene zonder vijandelijk' ontmoetingen in Februarij 1870 plaats gehad hebbend' militaire vertooning op een der Mentawei-eilanden (Sumatra's Westkust) hebben krijgsverrigtingen plaats ge' vonden in de Zuider-en Ooster-afdeeling van Borneo, waa< door zekeren WANGKANG, een opstandeling uit den vroegeren krijg, pogingen werden in 't werk gesteld tot hel verwekken van nieuwe onlusten. Die pogingen, waaraat eene dubbelzinnige houding was voorafgegaan (zie hoofdstuk C § 3 hiervoren) werden op 25 November 1870 ingeleid door zijne gewapende verschijning ter hoofdplaats met circa 500 volgelingen, die hij, gesteund door ander« heethoofden, uit de Boven Doeson en Marabahan en omstreken onder het slechtste deel der bevolking bijeen had weten te brengen. De civile en militaire autoriteiten echter, nog te goedel ure deze onverwachte verschijning vernemende, sneLdeJ hem onverwijld, ter plaatse waar hij zich met de zijnen had opgesteld, met een detachement van 57 man infanteri« te gemoet, en WANGKAN G werd, na herhaalde malen tl vergeefs tot onderwerping gesommeerd te zijn, ondanks zijn groot aantal volgelingen, die intusschen eene uitdagende houding hadden aangenomen, na een kort docli hevig gevecht met verlies van ongeveer 50 à 60 man teruggeslagen en gedwongen de wijk te nemen in de moerassig« omstreken van de hoofdplaats. Van onze zijde waren 4 man gesneuveld en 3 gewond, waaronder 2 officieren. Daar de in de Zuider- en Ooster-afdeeliog van Borneo beschikbare troepenmagt niet voldoende was om meti kracht tegen hem op te treden, ontving de kommandant der 3de militaire afdeeling op Java den 6den December per telegraaph last om den staf en de regterhelft van het 13de bataillon infanterie onverwijld van Soerabaija naai' Bandjermasin te zenden. Die troepen vertrokken den volgenden dag en kwamen twee dagen later ter bestemde plaats aan. Intusschen was men te Bandjermasin voortgegaan, on» den vijand meer en meer uit de nabijheid te verjagen. Den Uden December embarqueerde eene kolonne sterfc 11 officieren en 300 onderofficieren en manschappen aa» boord van Zijner Majesteits stoomschip Banka, met het doel om WANGKANG, die met zijne bende intusschen verder of in de omstreken van Marabahan geweken was, in zijne schuilhoeken op te sporen. Aan de monding der Soengei Bedandan gekomen, ging de kolonne op eenige te voren gereed gemaakte en medegevoerde vlotten over, en bereikte onder bescherming va» eenige gewapende barkassen der marine, en voorafgegaan door SOETA ONO (het zeer getrouwe hoofd der Dajaks vaü Siong en Patai) met zijne volgelingen, eene plaats die volgens de aanwijzingen van den gids een uur gaans ver' wijderd was van WANGKANG'S verblijf. Daar betraden de troepen den vasten , doch zeer moerassigen wal. Nadat zij eenigen tijd op zeer moeijelijk begaanbaar terrein hadden gemarcheerd, werden zij uit een nabij gelegen bosch hevig beschoten. De krachtdadige beantwoording van dit vuur had ten gevolge dat de vijand spoedig, en naar het scheen met veel verlies op de vlugt sloeg. Aan onze zijde werden 2 man van de landmagteö 2 man van de marine gekwetst. Zonder verder verontrust te worden, vervolgde de ko' lonne haren weg tot aan de woning van WANGKANG , die echter verlaten was. Daarop keerde zij naar Marabaha» terug.
(1) Het noodige voor de verzending, ook van een tweede door ge' ƒ noemden deskundige aangeprezen model, is dezer dagen verrigt.
îoniiq draag
n 1871 lane«' ît doa diens
raarit lelijk« ibend' i (Suis ge, waat vroeot he:
.araat hoofd' 70 im plaatî inder« a om' n had
;oodel lelden zijnefl nterîj len t« dank» uitdadoc!> terug' assig«
vond i
lorneö i me' n dan' smbef in het , naai'
ramen
i, oa> en. sterk n aaf it doel 1er op zijne
, ging mede' ig vaß egaaö s vaB ts die: s ver'
moe' ijelijk ij uit ladige;
njand vlug' igt eü
e ko' -, die jaha»
orge'
_ Een_ op den 15den December door eene kolonne van o officieren en 100 onderofficieren en. manschappen ondernomen togt tot gevangenneming van WANGKANG had evenmin een gunstig gevolg. Op het berigt dat de vijand zich aan de Soengei Beslap , noordelijk van de Soengei Bedandan ophield, vertrok «en 17den Dflcember eene kolonne van 6 officieren en •JoO onderofficieren en minderen derwaarts, doch ook die togt had geene andere resultaten, dan dan dat men eenige woningen, die eerst kort te voren verlaten schenen t e zijn, aan de vlammen prijs gaf. De volgende dagen giogen met het maken van patrouilles voorbij, terwijl het aan eenige ons getrouwe hoofden geJnkte om enkele van WANGKANG'S aanhansrers te veriaa-en °i te dooden. Op den avond van den 26sten December ontving men net berigt, dat WANGKANG eene versterking opgeworpen ü ad aan den noordelijken tak van Simpang (kreek) Doerachman en daar een hardnekkigen tegenstand zou bieden. Den 27sten rukte eene kolonne sterk 8 officieren en 1 50 onderofficieren en manschappen uit om die versterking °P te zoeken ; ook hierbij was weder SOETA ONO met de Z1jnen en bewees uitstekende diensten. Men voer met groote krachtsinspanning de Soengei ^oerachman op en, nu en dan door den vijand bestookt gordende, bij welke gelegenheid men in het zeer modderige terrein debarqueerde en den vijand verjoeg, kwam men eindelijk met verlies van 5 gewonde militairen bij de Versterking aan ; daarop werden eenige granaat- en kartetsschoten gedaan , die de vijand niet onbeantwoord liet, en ^aarbij 2 officieren, waaronder de kolonne-kommandant, nenevens 1 matroos werden gekwetst. Spoedig weid de versterking bestormd en ingenomen, bij welke gelegenheid eenige wapens en een vlag werden buit gemaakt. De vijand redde zich door de vlugt ; de talrijke bloedsPoren, die men in de versterking vond, bewezen dat hij groot verlies had geleden. De versterking werd onmiddellijk geslecht. Eenige dagen later bleek het, dat WANGKANG bij die Verdediging een schot in het hoofd gekregen had, aan de gevolgen waarvan hij, nog onder het vervoer , bezweken was. Na den dood-van WANGKANG en de door onze wapenen behaalde voordeelen maakte zich eene algemeene ontmoedigWg van zijne volgelingen meester; verscheidenen hunner
werden gevat; enkelen, die zich onder zekeren goesti M O HAMAD hadden vereenigd, bleven nog in de wildernissen rondzwerven. Het gelukte echter aan met ons bevriende hoofden en aan bevolkingspatrouilles, versterkt met eenige militairen, om ook het meerendeel van dezen gevangen te nemen of te dooden. Ook goesti MOHAMAD, die zich niet wilde overgeven, viel dood in onze handen. Door het sneuvelen of gevangen nemen van alle tot den opstand behoord hebbende hoofden eindigde het verzet. Een verder verblijf van het geheele regter half 13de bataillon infanterie op Borneo's Zuid- en Oostkust was dus niet langer noodig. De staf van dat bataillon keerde dan ook met 2 compagnien op den 4den February 1871 naar Soerabaija terug. Eene compagnie bleef achter, hoofdzakelijk om behulpzaam te zijn in het bewaken der 267 gevangenen die aan den regter zijn overgegeven.
§ 5. Gewapende corpsen niet regtstreehs tot het leger behoorende.
Behalve de oprigting eener schutterij te Koepang (Timor) en de uitbreiding van het legioen van prins PAKOE ALAM van Ejokjokarta, over welk een en ander zie het vorig verslag bladz. 25 en 26, onderging de formatie der tot deze paragraaph behoorende corpsen gedurende 1870 geene wijzigingen van aanbelang. Sedert is door het Opperbestuur magtiging verleend (Julij jl.) om, ingevolge den wenseh van genoemden prins, de infanterie van zijn legioen met e'éne compagnie te vermeerderen tegen vermindering zijner cavalerie. De gebruikelijke aantooning van de vastgestelde en de aanwezige sterkte volgt hieronder. Schutterijen worden ook in de buitenbezittingen aangetroffen; de andere corpsen niet. De schutterijen in de buitenbezittingen waren onder ultimo 1870 sterk 2518 Europeanen en 546 inlanders. Onder deze Europeanen tellen echter,_ meer bijzonder wat de Molukken aangaat, een aantal inlandsche burgers. In de onderstaande opgaaf is niet begrepen het corps Chinezen te Koepang, van welks oprigting en bijzondere bestemming in 't vorig verslag sprake was. Het bestond onder ultimo 1870 uit 1 kapitein en 110 man.
Schutterij.
formatie. .
Merkte. .
.1 (
i
/
Ultimo 1869
» 1870
.. 1869
» 1870
a C3 CD ft O
W
Onbep.
id.
4266
a. 4243
ca ' O a <s
Pradjoerits
a es <D ft o
P
O 'O a «
Djaijangsekars (inlandsche cavalerie).
a a cl CB ft O w
Onbep.
id.
1371
1222 51
49
49
50
51
2059
2101
1914
1941
11
11
13
14
'O a c« i—i a
Legioenen.
ft o 3
281
281
272
269
•o a öS
b. 1016
c. 1253
1025
1253
Lijfwachten dragonders, (d)
© ft o %* o
'O p 03
Barissans.
ft o
80
80
e. 79
/. 79
»
n
»
»
19
19
19
19
-o a
2968
2970
2521
2577
aOngerekend: voor Ternate 196 schutters »met verlof afwezig"; voor Banda 286 piekeniers.
bHiervan voor het legioen van den prins MANGKOE NEGORO van Soerakarta 857 man (waaronder ook artillerie en cavalerie) en voor dat van den prins PAKOE ALAM van Djokjokarta 159 man (waaronder ook cavalerie).
cAls voren respectivelijk 857 en 396 man.
"• Ter beschikking van de vorsten te Soerakarta en Djokjokarta.
eWaaronder 9 Amboinezen.
f' » 8 »
32
De berigten omtrent den toestand en de geoefendheid der schutterijen zijn over het algemeen gunstig en kunnen, althans voor de dienst in vredestijd, voldoende genoemd worden. Te Padang echter vereischt de toestand eene reorganisatie, welke onderhanden is. Van de Menadosche schutterij werd in Februari]' jl. een detachement van 75 man mobiel verklaard en naar Gorontalo gezonden. Gelukkig werden de verwikkelingen aldaar zonder geweld beëindigd. Met betrekking tot de schutterij te Koepang verdient vermelding, dat omstreeks 50 ingezetenen van Babauw zich bij dezelve aangesloten hebben, geregeld iedere week onder de leiding van een daartoe bestemd onderofficier wapenoefeningen houden en eenmaal 's maands naar de 17 palen verwijderde hoofdplaats Koepang opkomen om de exercitien mede te maken. De op het gebied der schutterijen uitgevaardigde bepalingen betroffen eene nadere aanwijzing van den tijd waarover contributie verschuldigd is {Indisch Staatsblad 1870, n°. 113), zoomede eene uitbreiding der kategorien van personen die van persoonlijke schutterlijke dienst zijn vrijgesteld. (Indisch Staatsblad 1870, n°. 87 en 203.) Een verzoek van ingezetenen van Buitenzorg om plaatselijk eene schutterij op te rigten, werd met het oog op art. 1 van Indisch Staatsblad 1838, n°. 22, krachtens hetwelk alleen op de hoofdplaatsen der residentien van Java schutterijen worden zamengesteld, voor inwilliging niet vatbaar bevonden. De gunstige berigten in het vorig verslag (bladz. 26) gegeven nopens de legioenen van MANGKOE NEGORO en PAKOE ALAM , kunnen ook voor 1870 herhaald worden. De geoefendheid der pradjoerits was in het algemeen bevredigend. Nadat in 1869 in beginsel besloten was tot opheffing der betrekking van inlandsen luitenant bij de corpsen pradjoerits, wegens het weinige nut in 't algemeen dooide titularissen gesticht, waren de openvallende plaatsen voorloopig onvervuld gelaten, zoodat in 't laatst van I860 feitelijk geen officieren bij genoemde corpsen meer aanwezig waren. Bij die detachementen waarbij een Europeesch onderofficier als vast instructeur was ingedeeld, werd derhalve het bevel door dezen, en bij die enkele, welker oefeningen (van tijd tot tijd) werden geleid door een Europeesch instructeur van elders, het bevel door een inlandsch onderofficier gevoerd. Sedert is, bij Indisch besluit van 22 Januarij 1871 (Indisch Staatsblad n°. 12), voor goed tot opheffing der luitenantsrangen bij de corpsen pradjoerits besloten, met bepaling dat hot bevel over elk detachement zal worden gevoerd door een actief' dienend of gegageerd Europeesch onderofficier van het leger, tevens instructeur. Aan de in het vorig verslag bedoelde bezwaren met betrekking tot het voltallig houden dier detachementen, welk o op enkele plaatsen de indien afstelling van wachters noodzakelijk maakten, is te gemoet gekomen door toekenning van handgeld en verhooging der soldij (Indisch Staatsblad 1870, n°. 163). De gunstige invloed daarvan is reeds merkbaar, zoodat de op eenigo plaatsen tijdelijk in dienst gestelde wachters gedeeltelijk weder afgeschaft zijn en eerlang geheel zullen kunnen gemist worden. De detachementen djaijang-secars gaven reden tot tevredenheid. De toestand van de barissans op Madura wordt, wat de werktuigel'ijke geoefendheid van de infanterie in de behandeling van het geweer en het uitvoeren van bewegingen volgens de exercitie-reglementen betreft, zeer voldoende genoemd. Daarentegen zijnde cavaleristen, artilleristen en pioniers slecht geoefend, bereden en geëquipeerd. De opkomst die, zoo als uit het vorig verslag blijkt, voorheen veel te wenschen overliet, is later zeer goed geweest. Men dankt zulks hieraan, dat thans door de vorsten aan de officieren een allezins voldoend inkomen verzekerd en aan de onderofficieren en manschappen , die niet van sawahs zijn voorzien, eene geldelijke tegemoetkoming toegekend is. In September 1870 werden de twee legioenen , zoomede de pradjoerits en barissans, met getrokken geweren gewapend, waarmede zij zeer zijn ingenomen. Eene dergelijke bewapening zal mede aan alle schutterijen gegeven worden, zoodra na ontvangst van de toegezegde achterlaadgeweren, stelsel DE BEAUMONT, een voldoend aantal getrokken infanterie^eweren beschikbaar komt.
Tot dusver is alleen een klein gedeelte van de schutterijen op de drie hoofdplaatsen van Java van getrokken geweren voorzien. Ten slotte verdient vermelding , dat ook voor de in deze paragraaph besproken corpsen bij de reeds hiervoren vermelde Koninklijke besluiten van 15 December 1869 nos. 3 en 4, (zie do rubriek » Eeretockonen" in § 3 hiervoren) voor zooveel noodig bepalingen zijn in 't leven geroepen , strekkende om de daartoe behoorende Europesche of inlandsche onderofficieren en manschappen , benoemd wordende tot ridder der Militaire Willemsorde of de medaille voor moed en trouw erlangende , te doen deelachtig worden de aan zoodanige onderscheiding voor hunne ranggenooten bij het leger verbonden soldij of toelage.
§ 6. Koloniaal Militair Invalidenhuis nabij Arnhem.
boi 26s tro dr( 18: inl,
] Vei k\v ter ] loo de wa sto ] . ttii In den gunstigen toestand van dit gesticht, in 't vorig jja verslag geschetst, is sedert geene verandering gekomen. J5C De gemiddelde verpleegsteïkte gedurende 1870 was 196 <^e. man, welk aantal ook juist onder ultimo December aan-; j wezig was. Er werden in den loop van genoemd jaar 49 verpleegden uit de sterkte afgevoerd, als: 31 wegens ontslag op eigen verzoek, 14 wegens overlijden, 3 wegens wangedrag verwijderd en 1 ter verpleging in een krankzinnigengesticht. Daarentegen werden 45 oud-militairen opgenomen. Op 1°. Julij jl. waren 193 invaliden (59 gegradueerden en 134 ongegradueerden) aanwezig, zijnde 18 minder dan het bepaalde maximum. De gezondheidstoestand in het gesticht was bevredigend. Voor revaccinatie, in verband met het heerschen der pokken-epidemie, werd behoorlijk gezorgd. Op 1 Julij j 1telde men 13 zieken. De landelijke arbeid der invaliden en de veehouderij gaven in 1870 gunstige uitkomsten ; de op die wijze door middel van eigen beheer verkregen voortbrengselen, voor tiTe zoover ze in 1870 verbruikt werden , vertegenwoordigden J^6( volgens de berekening van den kommandant eene waarde jjg van f4860, tegen f 3867 in 1869 en f2980 in 1868. Bo- a a n vendien was de veestapel van het gesticht bij het eind van i§^ het jaar nog vermeerderd met 4 runderen en 3 varkens, zooda' r e j g van de eerste 10 en van de laatste 30 stuks aanwezig ware»! ^ De (onzuivere) kosten van het gesticht zijn in de laatste- j ^ driejaren 1868, 1869 en 1870, achtereenvolgens g e w e e s t ^ f 6 3 382, f'63 563 en f 64 386, waaronder aan uitgaven r e e ( ten behoeve der zoogenaamde boerderij respectivelijk f' 21851 VQI f 2769 en f 3223. * de a Daarentegen zijn ten bate der inrigting gekomen de ga' bezj gementen der verpleegden , achtereenvolgens ten bedrag6 J U n van f 19 866 , f 20 067 en f 21 052 , zoodat de werkelijk« J u lj uitgaven voor den lande niet hooger zijn geweest da» j f 43 516 , f 43 496 en f 43 334. ^ hou keU: Voo "•ab; aan Van Tvor
28 tel het Me var 392 213 54i ( ben 892 I de Cel,
E. £cemagt.
§ 1. Rommandement.
Het bevel over de zeemagt in Nederlandsen Indie 0lsch het beheer van het departement der marine aldaar werdet1 g gevoerd door den schout-bij-nacht J. ANDRERE, tot defsto0 16den Januarij 1871, als wanneer dat bevel en beheejin j overgingen op den uit Nederland aangekomen vice-admira»; -^ O. A. UHLENBECK, voor die bestemming aangewezen Woofc Koninklijk besluit van 7 October 1870, n°. 14. de ,
sehe fcaa Jeek § 2. Oorlogsmarine.
Sterkte, enz. Een algemeen overzigt van de in NedeJ"^ ^ landsch Indie op 1 Januarij 1870 aanwezige oorlogsmarii>'vj|t
on van de daarin tot ultimo April 1871 voorgevalt •* veranderingen wordt aaugetrofïen in bijlage E. Dat overzigt doet zien dat op eerstgemeld tijdstip t " ^ ^ het blijvend Indisch eskader (de zoogenaamde Indisd1
militaire marine) behoorden 24 en tot het auxiliair eskafl7 U) 7 schepen, de laatste met namen : Willem, Curaçao J ^ Djambi (schroefstoomschepen 1ste klasse) , „3 „ Marnix (u>1
2de klasse), Bali en Vesuvius (dito ode klasse) en Pn'«4 (2 Amelia (korvet met stoomvermogenj. °0(Ji
33
ittecken
deze ver)s. 3 >ren) pon , : invoraille vor
,Torig men. 196 aan.r 49 ont)gen9 ankn op•aduinder
gend. deï lij jl'
Met inbegrip van de bemanning van de Curaçao, welke bodem, zoo als reeds in het vorig verslag is vermeld, den ^sten September 1869 naar de Perzische Golf was vertrokken en denlOdenMei 1870 te Batavia terug kwam, be1«76^ d e s t e i'k t e d01' gezamenlijke bemanningen op 1 Januarij . ° ' ° i 3996 koppen, waarvan 2959 Europeanen en 1037 slanders. Het schroefstoomschip Marnix, dat blijkens het vorig Verslag den lsten February 1870 naar Japan vertrok" W a m op den 30sten Julij daaraanvolgende bij de vlag erug. Drie bodems van het auxiliair eskader werden in den 00p van 1870 bij de Indische militaire marine opgenomen : «e korvet met stoomvermogen Prinses Amelia, na tot ^achtschip te zijn ingerigt met 1 Pebruarij ; de schroefstoom schepen Bali en Vesuvius met 1 October. Behalve de reeds in het vorig verslag vermelde verhindering der sterkte door de afkeuring van de Juno en Haarlemmermeer werd nog het raderstoomschip Bromo den •Jpden September 1870 buiten dienst gesteld en voor de dlenst afgekeurd. De scheepsmagt bestond alzoo op 1 Januarij 1871 uit *° bodems namelijk 4 {Willem, Curaçao, JDjambien Marnix) uehoorende tot het auxiliair eskader en 24 behoorende tot ^et blijvend Indisch eskader (waarvan 1, de Bali, sedert •^tei 1870 tijdelijk buiten dienst). De gemiddelde sterkte ^an de bemanning bij de beide eskaders over 1870 was 2,! 6 koppen, waarvan 2959 Europeanen (281 officieren, 137 scheeps-onderofficieren en mindere schepelingen en °41 mariniers) en 967 inlanders. Onder ultimo December 1870 was de totale scheepsa^anning 3538 koppen, waarvan 2646 Europeanen en °92 inlanders. De veranderingen tot dus ver in 1871 voorgekomen waren : d e buitendienststelling van het raderstoomschip 4de klasse )i yefes en het schroefstoomschip 3de klasse Beteh (respecigdefl \rVe^k ' n J a n u a r i j e n April), zoomede de terugkeer naar aarde , ^ e r l a n d van het schroefstoomschip 1ste klasse Willem. BoApril) (1) Het schroefstoomschip 1ste klasse Curaçao ,
iderij door vooi'
aan het invallen van den oostmoesson van ens te bezoeken, heeft die d van {onKe'wezen om tegen het invalle ood&t • °*e Noord-Australische havi ' r e i s den 31sten Mei jl. aanvaard.
t te , Tot uitzending en terugvoer van schepelingen van het esweestj a^.er werd in 1870 weder gebezigd Zr. Ms. stoomtransports°nip Java, hetwelk den 9den Maart 1870 uit Nederland ter eede Batavia aankwam en den 20sten November daaraan,°'gende naar Nederland terugkeerde. In 1871 werd, wegens He j
gaveD 2185,
ie ga-ib ^ a n ^ e Java vereiscbte reparatien, voor bedoelde dienst geidra0'* T621-^ ^ r ' ^"S' ^ r eS a t -Admiraal van Wassenaer. Den loden :eliik" *\Üyl t e ^ at- a vi a aangekomen, heeft die bodem den 31sten t da* » "* ^ ' ^ e * e r ug r ei s aanvaard. , 1er gedeeltelijke voorziening in het charter van groote , °uten schepen , waarvan er één , de Bromo, reeds is afgeeUrd en ook de beide andere, Amsterdam en Ardjoeno, eerlang °° r de dienst niet meer bruikbaar zullen zijn, is te Soebaija een aanvang gemaakt met den in 't vorig verslag ngekondigden bouw van een raderstoomschip 1ste klasse dt> 300 paardenkracht (type Amsterdam), waarin zullen die el« ?r"en geplaatst de werktuigen van het vroegere stoomr erde» ^ P Gedeh. it deü8* * i" November 1867 te Soerabaija van stapel geloopen behee'i,, 0 0 1 1^'^ 1 5? 0 1'^^? Soerabaija van 220 paardenkracht is mira»' j] 8 7° .geheel afgebouwd. sen foin t ^eide hierbedoelde nieuwe schepen worden geacht, , * na het uitvallen van de Amsterdam en de Ardjoeno, in
s , eerste jaren genoegzaam in de behoefte aan groote jßepen j^jj (je Indische militaire marine te zullen voorzien. te a r e nt egen zal, zoodra de ter zake uit Indie ontboden v. ^eningen enz. zijn ont vaneen (verg. het vorig verslag, MedeJ'i JJdz. 27) ook met het oog op de afkeuring van de Celebes, mari»v noodige worden verrigt voor de aanvulling der formatie Bvalle' I? schroefstoomschepen 4de klasse. (2) 6 hier te lande voor het Indisch hydrographisch vaartip *S
„ -asL ^ wittem i s sedert vervangen door het schroefstoomschip 2de Ça0 vAto, • rice-admiraal Koopman, den 26sten Augustus jl. ter reede (dl1 atavia aangekomen. ë J
" "°oilio.:De p , a n s ziJn i n Aue"ustus jl- ontvangen en thans wordt het *b« voorhereid om tot den aanbouw te geraken.
N*. 8 . 2.
tuig Stavoren aangemaakte stoombärkas, blijkens 't vorig verslag in September 1870 ter uitzending bijna gereed, is eenigen tijd ten gebruike aan 's Rijks marine afgestaan geweest en in verband daarmede eerst in de afgeloopen maand naar Indie verscheept. Voorts zijn sedert het vorige verslag hier te lande nog besteld en zullen vermoedelijk eerlang kunnen worden uitgezonden twee andere stoombarkassen, bestemd om aan de groote schepen bij het doen van expeditien of andere togten, waarbij een langdurig en veelvuldig gebruik van sloepen noodig is, te worden medegegeven" zoowel voor het verrigten van sleep- als voor andere diensten. Over de aanstaande indienststelling van de Argus wordt als zijnde een werkstoomvaartuig voor eene speciale dienst, niet te dezer plaatse, maar in § 4 (zie de rubriek n Bebakening" enz.) gehandeld.
Stationering. De maritime stations waren gedurende 1870 en de eerste vier maanden van 1871 bezet als volgt :
Sumatra's Westkust: een ijzeren raderstoomschip 3de klasse (Borneo), in April 1870 vervangen door de Sumatra, in Januarij—Maart 1870 tijdelijk versterkt met één schroefstoomschip 1ste klasse (Willem) en een dito 4de klasse (Maas en Waal). Deze laatste bodem keerde in October 1870 in dit station terug ter aflossing van de Sumatra.
Sumatra's Oostkust: een schroefstoomschip 4de klasse (den Briel, later Coelworn), bij afwisseling vervangen door een raderstoomschip 4de klasse (Admiraal van Kinsbergen) en laatstelijk door een dito 3de klasse (Banka). Tevens was in dit station een opnemingsvaartuig (Stavoren).
Wateren van Riouw en Lingga: een ijzeren raderstoomschip 3de klasse (eerst de Banka, later de Borneo). Tevens was in dit station aanwezig tot Mei 1870 een raderstoomschip 4de klasse (Admiraal van Kinsbergen). (1)
Westkust van Borneo: een raderstoomschip 4de klasse (Madura) en bovendien van Mei tot Augustus 1870, een raderstoomschip 1ste klasse (Ardjoeno).
Zuider- en 0 o ster-af de eling van Borneo : twee raderstoomschepen 4de klasse (Celebes en Onrust, het eerste in Augustus 1870 vervangen door de Admiraal van Kinsbergen) en een schroefstoomschip 4de klasse (Coehoorn), laatstgenoemde in April 1870 vervangen door een raderstoomschip 4de klasse (Suriname), dat echter in Augustus 1870 het station verliet. Een raderstoomschip 3de klasse (aanvankelijk de Banka en later de Sumatra) is van November 1870 tot Maart 1871 als tijdelijke versterking aan het station toegevoegd geweest.
Wateren van Celebes: behalve een wachtschip (korvet van Speyk), een schroefstoomschip 3de klasse (Beteh), in Julij 1870 vervangen door een raderstoomschip 3de klasse (Cycloop), benevens een schroefstoomschip 4de klasse (eerst Aart van iVes, later den Briel).
Wateren van Menado: een ijzeren raderstoomschip 3de klasse (Timor), gedurende September 1870—Januarij 1871 tijdelijk vervangen door een dito 4de klasse (Suriname).
Moluksche wateren: een schroefstoomschip 3de klasse (Vesuvius). (2)
Gedurende 1870 en de drie eerste maanden van 1871 waren de reeden van Batavia, Soerabaija, Samarang en Cheribon de aangewezen stations der groote stoomschepen. Bij het eind van 1870 was het eskader zamengesteld uit 28 bodems, waaronder 4 wachtschepen en 1 opnemingsvaartuig. Van de 23 overblijvende waren in de buitenbezittingen aanwezig 14, op Java beschikbaar 5 en bij de marineetablissem*nten in reparatie 4, waarvan 1 (Bali) tijdelijk buiten dienst gesteld. Aangaande de verwisseling en voltallighouding van het personeel diene het volgende:
(1) Sedert is besloten dit station voortaan blijvend uit twee bodems te doen bestaan (vergel. de noot op bladz. 8 hiervoren).
(2) De Vesuvms werd in Julij jl. te Soerabaija verwacht om nao-ezien te worden en is vervangen door het raderstoomschip 3de klasse Jiorneo.
M
34
Voor de aflossing van Europesche bemanning werden met oorlogsbodems of particuliere schepen in 1870 48 officieren en 389 schepelingen aangebragt, terwijl behalve de 17 officieren en 185 schepelingen, die met het t r a n s portschip Java in November 1870 vertrokken, nog 60 officieren en 402 schepelingen met particuliere gelegenheid naar Nederland terugkeerden. Ontslag werd in 1870 verleend aan 6 officieren en 26 minderen, terwijl het getal overledenen bedroeg 3 officieren en 33 schepelingen. In de dienst van de inlandsche bemanningen werd^ op de gewone wijze door réengagement en werving voorzien. In hunne uitrusting zal met 1 J a n u a r y 1872 eene^doeltreffende verbetering worden gebragt, waardoor zij niet langer verstoken zullen zijn van of althans niet langer voor eigen rekening zullen behoeven te voorzien in warme dekking des nachts en wollen kleeding bij vochtig of regenachtig weder.
Ter aanvulling van het in 1868 bepaalde {Bijblad o$ het Indisch Staatsblad n°. 2151), nopens de hulp door het (Europesche) personeel der oorlogsmarine te verleenen bij herstellingen en werkzaamheden aan boord van stoom' schepen der gouvernements-marine, werd bij een Indisch besluit van Augustus 1870 aan bedoelde hulp alsnog een« geldelijke belooning verbonden, bedragende voor sehe' pelingen boven den graad van korporaal f l , en voot minderen f 0,50 daggeld per hoofd boven hunne bezoldiging.
Gezondheidstoestand. De gezondheidstoestand van het personeel der oorlogsmarine kon gedurende 1870 over hel algemeen bevredigend worden genoemd. De ondervolgende vijfjarige statistiek van het aanta' behandelden en overledenen toont dit nader aan :
JAREN.
1866.
1867.
1868.
1869.
1 8 7 0 .
Sterkte.
p CD 3 S W ft
02
CS
2789
2780
2789
8031
2959
860
873
834
964
967
Behandelden.
i s o o b ° S 03 ^ ft
1 s a <-Ö « a c3
Overledenen.
1 « ïï P £ • S
^ ft I ,5
VERHOUDING DER OVERLEDENEN
tot de behandelden.
Europeanen. Inlanders.
tot de sterkte.
Europeanen. Inlanders.
610ï
5379
a. 6151 a. 8045
6825
1721
1539 a. 2012 a. 2369
1902
84
48
103
60 b. 36
17
11
38
62 c. 30
1 : 72,65 of 1,37 % 1 : 101,23 of 0,98 % 1:33,20 of 3,01 °/,
1 : 112,06 » 0,89 »
1 : 59,71 » 1,67 »
1 : 134,08 » 0,74 »
1 : 189,58 » 0,52 »
1:139,90 » 0,71 » |1 :57,91 »1,72 »
1 . 52,94 » 1,88 » '1:27,07 »3,69 »
1 : 38,21 » 2,62 » 1:50,51 » 1,98 »
1 : 63,40 » 1,57 » 1:82,19 » 1,21 »
1:50,59 of 1,97 7
1:79,36 » 1,26 »
1:21,94 »4,55 i
1:15,54 » 6,43 »
1:32,23 ». 3,10 »
«. Hieronder zijn begrepen koopvaardijschepelingen of bij evacuatie onder behandeling gekomen personen.
Hiervan 28 in de hospitalen overleden. \
Als voren 19. ) Van vorige jaren is zoodanige opgaaf niet vermeld geworden.
Belangrijke epidemien zijn niet voorgekomen. V a n cho*ra en pokken deden zich slechts zeer enkele gevallen voor. Aan boord van alle schepen , die van andere stations naar Batavia of het eiland Onrust k w a m e n , werd korten tijd later eene belangrijke vermeerdering van het ziektecijfer opgemerkt, ten gevolge van het ontstaan van malariaziekten. De gunstige uitkomsten in dit opzigt verkregen van het verblijf der oorlogsschepen ter reede Cheribon , waarop reeds in het vorige verslag gewezen w e r d , hebben dan ook doen besluiten de ter reede van Batavia a a n w e zige of tot geene andere stations behoorende oorlogsbodems en stoomschepen der gouvernementsmarine voor den vervolge, en voor zoover hunne tegenwoordigheid niet te Batavia wordt vereischt, gedurende den westmoesson naar Cheribon te dirigeren. D e schadelijke invloeden van Onrust trachtte men zooveel doenlijk te verminderen door het opruimen van zinkputten en hunne vervanging door fosses mobiles, door het planten van zonnebloemen en door de verbetering der kazerne en gevangenis. D e gezondheidstoestand der schepelingen van aldaar in timmering liggende bodems werd bevorderd door hen te onttrekken aan de locale schadelijke invloeden van het eiland, hen zoo veel mogelijk aan boord te houden en alleen bij dringende noodzakelijkheid het debarqueren toe te staan. Door beri-beri werden 14 Europeanen en 149 inlanders aangetast, voornamelijk weder in de wateren van Banka. De ondervinding had geleerd, dat deze ziekte in de rivier van Palembang ophoudt, en zich weder vertoont wanneer de schepen naar Banka terugkeeren, niettegenstaande oveding, kleeding en schafting te Muntok en te Palembang volkomen gelijk zijn. Voor een groot deel scheen dus het
ontstaan aan malaria-invloeden te moeten worden toege' schreven. Bij de behandeling speelden op alle schepen goed' voeding en verstrekking van wijn eene groote rol. Aan boord van Zr. Ms. stoomschip Amsterdam kwainei», vele tusschenpoozende koortsen voor, terwijl andere sehe' pen daarvan vrij bleven, zoodat hier aan plaatselijke ooi" zaken in het schip gedacht en tot schoonmaken en desiu' fecteren besloten w e r d , waardoor men het gewenscb' resultaat verkreeg. Aan het aanvankelijk geopperde plan (zie het vorig vel" slag bladz. 27) om het stoomtransportschip Java, aai boord waarvan zich het zoogenaamd hospitaal-versterf ha<> geopenbaard, bij terugkeer naar Nederland de verkor« reis door het Suez-kanaal te laten doen, is geen gevolg gegeven, omdat het vertrek van dien bodem niet mee' gedurende den oostmoesson kon plaats hebben en daarmed« het vooruitzigt op eene gunstige zeilgelegenheid was vel" dwenen. Bij het gevorderde jaargetijde liet zich bovendien op eene reis rondom de K a a p beter weder verwachten daj in de Middellandsche Zee, met daaruit voortspruitend* beter drooghouden en betere ventilatie van het schip.
§ 3. Gouvernementsmarine.
Sterlete enz. De sterkte der gouvernementsmarine blee' wat het in dienst zijnde stoomgedeelte betreft, bepaald oj 12 schepen, waarvan 8 voor diensten in elk gedeelte va' den Archipel (1 van 170 en 7 van 80 paardenkracht) e' 4 voor rivierdiensten (2 van 30 en 2 van 20 paarden' kracht). Vergelijk bijlage E. T e n vervolge op het in het vorig verslag vermelde oifl' trent de stoomschepen Bennett, Boni en Barito, wordt be' kend gesteld: dat het eerstgenoemde, in November 186"
Ba: 18; dal ste eoi 3d: zal de 18' ko] he
We aa: We aa te en ee:
W(
nu ve va va is
be tty St£ is va
va «u Die
i de drj ka
io'
ZO]
I goi hei "We Au ke< dei sel
str Va: te boi Vai ] »an re? nie en be(
18; A. sta v<5( ree Uli; nie 1 \ve •6« dm do eer ste!
35
'.ad of )r hel en bij toom' ïdisd r een* sehe' voof jezol'
t per n- hel
lanta'
irs.
1,97 7:
.,26 »
1,55 ]
5,43 »
5,10 »
fcoege' goed'
fame* sehe' :e ooi" desiü' enscb'
g vel" , aal* .rfha<i rkort« gevolg mee' rmed* 3 vel" îndiefl sn daj itend«
bleet aid op te va' ht) ei irdeD'
e orJ' It be' 1869
naar Soerabaija opgekomen, gedurende het geheele jaar 1870 in reparatie bleef, doch in Maart 1871 gereed kwam ; dat de Boni, sedert ultimo Maart 1870 buiten dienst gesteld, in den verderen loop van het jaar door de keuringscommissie werd onderzocht, en wegens de goede eigenschappen van het vaartuig nog voor herstel in aanmerking zal worden gebragt, en eindelijk dat de herstellingen aan ue Barito, die te gelijk met de Boni in het eer3te quartaal io70 naar een der marine-etablissem*nten was moeten opkomen, in December jl. waren afgeloopen, waarna het let vaartuig nog in diezelfde maand te Bandjermasin in station is gekomen. »an de overige stoomschepen der gouvernementsmarine berden in den loop van 1870 nog twee andere tijdelijk aan de dienst onttrokken ter zake van herstellingen , en 'Wel de met 1 April 1870 in dienst gestelde Kapoeas 7, die, na 21/2 maand bij het marine-etablissem*nt te Soerabaija ' e zijn verbleven , in September weder beschikbaar kwam, 6 n de Dassoon , die aldaar in Mei 1870 aankwam, doch eerst in het derde quartaal in timmering werd opgenomen, ^elke werkzaamheden omstreeks medio 1871 zouden afloopen. .Het bij genoemd etablissem*nt in aanbouw genomen nieuwe stoomschip van 80 paardenkracht (zie het vorig Verslag bladz. 28) is in Junij jl. met het beste gevolg van stapel geloopen. De werktuigen en ketels zijn reeds van hier verzonden. Een tweede vaartuig van gelijk charter 18 of wordt onderhanden genomen. -De flotille gewapende en adviesbooten , onder uit. 1870 bestaande uit 55 vaartuigen van de eerste en 15 van de *eede soort, bevond zich over het algemeen in vrij goeden staat, en in de eventuele vervanging van afgekeurde booten l s voorzien door nieuwe, tot welker aanbouw, ten getale van 6, in 1868 magtiging is verleend. De formatie van het Europeesch personeel, ten getale van 75 , bleef voltallig, met uitzondering van het corps Machinisten , in welks aanvulling, door uitzending van hier, Men nog slechts gedeeltelijk is kunnen slagen. Ook in het vinden van geschikt inlandsen peroneel voor ~e stoomschepen, waarvan de formatie 415 koppen bedraagt , blijft men met de vroeger vermelde moeijelijkheden dampen. De bemanning^ler gewapende en adviesbooten, gezamenlijk *"45 koppen bedragende, werd, even als in vorige jaren, zonder veel bezwaar voltallig gehouden. Omtrent de geldelijke belooningen aan personeel der gouvernementsmarine toe te kennen in de gevallen, waarin ü e t zich in de stations buiten Java geroepen mögt zien tot erkzaamheden aan boord van oorlogsschepen, werd in r"ugistus 1870 eone regeling getroffen, even als wedereerig voor de belooning van werkzaamheden door personeel e^ oorlogsmarine aan boord van gouvernementsstooms°nepen te verrigten. Magtigmg werd verleend om'de in 1864 toegestane verl'ekking van blaauw baai aan de inlandsche bemanning atl de stoomschepen der gouvernementsmarine, ook uit strekken tot de opvarenden van de gewapende en advies°°ten, in de gevallen dat heer3chende ziekten het dragen an Wollen kleeding voor dezen wenschelijk maken. j tiet aantal ziektegevallen onder het Europeesch en inandsch personeel der stoomschepen gedurende 1S70 beliep ®spectivelijk 18 en .358, van welke laatste gevallen 22 et doodelijken afloop. Van de bemannning der gewapende , adviesbooten is alleen het cijfer der overledenen bekend, dragende 65, waaronder 15 die verdronken.
,^tationering. Hooger blijkt reeds dat in den loop van j . '0 achtereenvolgens de stoomschepen Boni, Barito en asf°°n, ter zake van reparatien, aan hunne verschillende ations onttrokken werden, waarvan alleen de Barito nog r °J ^e* e' nde des jaars gereed kwam, terwijl de Bennett, v e(ls in November 1869 tot het ondergaan van herstel. gen naar Soerabaija opgekomen, gedurende geheel 1870 iet voor de dianst beschikbaar was. evenmin als in de Lampongbaai de plaats van de Bennett, £ l^ ook in de Wester-afdeeling van Borneo die van de j " " " l t o aangevuld. Trouwens bleef dit laatste station gei e n d e het geheele jaar door de Kapoeas II bezet. Naar « e r r e S- i ( l e° t i e P a l e m D a n g in plaats van de Boni werd (doch
s t ,st i n September) gedirigeerd de nieuw in dienst ge'«e Kapoeas I, en naar Amboina, in plaats van de
Dassoon, de Telegraaf, tot dusver gestationeerd in de wateren van Timor, welk laatste station daardoor tijdelijk werd opgeheven. De overige stoomschepen verbleven gedurende 1870 in het achter hunne namen opgegeven station : Hertog Bernhard (Sumatra's Westkust), Java (Macassar), Draak (Banka), Bronbeek (Biouw), Tjiarana en Sailoos (beide in de Zuideren Oosterafdeeling van Borneo). Aan dit laatste station werd in December 1870, na volbragte herstelling, tijdelijk toegevoegd de Barito. Gedurende de vier eerste maanden van 1871 zijn in de stationering de volgende veranderingen gebragt: De Hertog Bernhard verliet in April 1871 het station Sumatra's Westkust om, na te Onrust eenige voorzieningen te hebben ondergaan , te Macas3ar te worden gestationeerd. De Java verliet in dezelfde maand het station Macassar om dit tegen de Westkust van Sumatra te verwisselen. De Draak werd in genoemde maand ter reparatie naar Soerabaija gezonden, en zou in het station Banka vervangen worden door de Bronheek uit de wateren van Riouw. In verband hiermede werd de tijdelijk te Palembang gestationeerd geweest zijnde Kapoeas I in Maart 1871 naar de wateren van Riouw opgeroepen. De Bennett werd, na voltooide herstelling, omstreeks einde Maart 1871 ter beschikking van den resident van Batavia gesteld, om tijdelijk als correspondentievaartuig tusschen Batavia en Onrust dienst te doen. Eindelijk werd in April 1871 de Tjinrana aan het station der Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo onttrokken om te Soerabaija eenige herstellingen te ondergaan. De stationering der gewapende en adviesbooten, waaromtrent zie bijlage E , onderging slechts deze verandering, dat voor de residentie Batavia, in stede van eene adviesboot, eene gewapende boot werd aangewezen. Van het personeel der oorlogsmarine werd weder goede hulp in de stations ondervonden bij het plaatselijk repareren van de vaartuigen der gouvernementsmarine. Hooger is reeds gewag gemaakt van eene regeling nopens de betalingen daarvoor te goed te doen.
§ 4. Inrigtingen, bijzonderheden.
Marine-établissem*nt te Soerabaija. Dit etablissem*nt voldoet zeer goed aan de vereischten van eene werf van middelbare grootte. Met den aanbouw van het stoomtransportschip Soerabaija kwam men in 1870 geheel gereed Op een der nieuwe hellingen van aanbouw werd nu de kiel gelegd voor een raderstoomschip 1ste klasse van 300 paardenkracht (type Amsterdam), terwijl aan den bouw van een stoomschip van 80 paardenkracht (in Junij jl. van stapel geloopen), aan lichtschepen, kruis- en loodsbooten met kracht werd voortgewerkt. In timmering waren gedurende genoemd" jaar 11 oorlogsschepen en 5 stoomschepen der gouvernementsmarine, terwijl 3 oorlogsschepen bij het etablissem*nt werden onderzocht en voor de dienst afgekeurd. De stapeling in den dokput werd gereed gemaakt om het oude dok te repareren• Dat van Onrust afkomstig en nu te Soerabaija in gebruik gekomen, werd hooger gekoperd. In het dok werden opgenomen 6 oorlogsschepen, 6 gouvernementsstoomschepen, 1 baggermolen, 1 loodskotter en nog 4 stoomschepen der Nederlandsch-Indische Stoomvaartmaatschappij. • Het bassin wordt zoo goed mogelijk op diepte gehouden, doch de aanslibbing buiten de keel is aanmerkelijk vermeerderd. Met de daarstelling eener houtstapelplaats, waaraan zich groote behoefte deed gevoelen, werd een begin gemaakt. De overbrenging bij het etablissem*nt van de ter plaatse aanwezige fabriek voor de marine en het stoomwezen maakte in 1870 weinig vorderingen. De verwezenlijking van het denkbeeld om een ingenieur van den waterstaat uitsluitend te belasten met de werkzaamheden, welke de overbrenging moeten voorafgaan (zie het vorig verslag bladz. 29) is der Indische Regering, bij nadere overweging, voor 's hands niet noodzakelijk voorgekomen. Intusschen is in December 1870, met behoud der bestaande regeling van bet gebezigd wordende waterstaatspersoneel, de resident van Soerabaija aangeschreven het daarhenen.
36
te leiden, dat het opbouwen van de nieuwe fabriek in den kortst mogelijken tijd afloope. Het te werk komen van inlandsche werklieden liet niets te wenschen over, wel het verkrijgen van de benoodigde koelies.
JAREN.
18G6.
1867.
1868.
1869.
1870.
De gezondheidstoestand was gedurende 1870 niet zeer gunstig. Onderstaande aanteekening doet zien dat de werkzaamheden in het afgeloopen jaar over het geheel minder veelvuldig waren dan in de vier voorafgegane jaren.
Aantal verrigte dagdiensten.
Ambachtslieden.
(a)
Koelies.
Uitbetaalde
arbeidsloonen,
(5)
406 299
354 081
358 065
344 623
263 444
17 633
8 788
9 075
19 943
8 934
246 069
224 756
220 371
220 353
164 170
Geldswaarde van verwerkte materialen.
AANMERKINGEN.
481 625
579 523
375 000
39(i 000
370 800
(«) De werklieden en ook de koelies zijn allen vrijwilligers.
(b) Van het uitgetrokken bedrag voor arbeidsloonen is uitbetaald : voor werkzaamheden op taak : voor overwerk :
1866 f 12 386. 1866 f 1014. 1867 25 068. 1867 937. 1868 26 331. 1868 303. 1869 28 135. 1869 400. 1870 18 943. 1870 570.
Marine-etablissem*nt Onrust. Dit etablissem*nt blijft op den duur als hulpwerf en hulpatelier zeer goed voldoen. In het geheel waren in 1870 12 oorlogsschepen in reparatie, benevens 1 stoom- en 4 andere vaartuigen van de gouvernementsmarine , de residentie-stoomer Bogor en de recherche-schoener van Batavia, zoomede krachtens speciale magtiging van den Gouverneur-Generaal 2 particuliere schepen. Het nieuwe ijzeren droogdok sedert November 1869 in dienst (zie het vorig verslag bladz. 29) blijft in alle opzigten uitmuntend voldoen ; een houten vlot werd aangemaakt om de zware ijzeren brug te kunden verplaatsen , waardoor nu de schepen van beide zijden kunnen uit- of inhalen. Een aantal van 29 schepen, ter gezamenlijke inhoudsgrootte van ± 14000 ton , werden in het dok opgenomen, waaronder 4 stcomschepen der Nederlandsch-Indische Stoomvaartmaatschappij , 1 koopvaardijschip en 1 vreemd oorlogsvaartuig. De gemiddelde sterkte der bevolking van Onrust, buiten het personeel der in reparatie liggende schepen , bedroeg 1485 hoofden. De gezondheidstoestand was betrekkelijk niet ongunstig te noemen, hoewel in den droogen moesson «n vooral in de kenteringen zich vele koortsen voordeden.
Sterfgevallen onder de Europeanen kwamen niet voor. Vau de inlandsche bevolking overleden 93 kettinggangers , 13 van het personeel van den waterstaat en vrije lieden met hunne verwanten en 5 inlandsche fuseliers. De belangrijke sterfte onder de kettinggangers werd voornamelijk waargenomen onder de pas aangekomenen uit het binnenland van Java. Na het in October compleet worden vaO:
het bepaalde aantal en toen de aanvoer dus ophield , was de sterfte aanmerkelijk verminderd. Maatregelen werden genomen om het kettinggangerskwartier van eene betere ventilatie te voorzien. In de bekrompen en daardoor ongezonde huisvesting der overige arbeiders zal worden voorzien door den bouw van 44 blokken woningen op het nabij gelegen eiland Purmerend. Ook in andere opzigten werden de gezondheidsbelangen van het etablissem*nt en zijne omgeving behartigd (verg. bladz. 34 hiervoren). Met het opstellen van den distilleertoestel werd ijverig voortgegaan ; de noodige pijpen waren van de fabriek te Soerabaija ontvangen en het vooruitzigt bestond nu dat weldra plaatselijk in het benoodigde drinkwater zou kunnen worden voorzien. Eene vijfjarige statistiek van gebezigde werklieden , uitbetaalde arbeidsloonen en verwerkte materialen volgt lager
37
Jaren.
1866
1867
1868
1869
1870
AANTAL VERRIGTE DAGDIENSTEN.
Vrije werklieden, (a)
Ambachtslieden.
45 612
35 283
29 255
24 301
42 245
Koelies.
»
Dwangarbeiders.
Ambachtslieden.
10 247
9 588
35 965
13 747
25 402
Koelies.
13 920
9 070
3 620
15 850 (*) 4 373
Totaal.
Ambachtslieden.
55 859
44 871
65 220
3(8 048
67 647
Koelies.
13 920
9 070
3 620
15 850
4 375
UITBETAALDE ARBEIDSLOONEN.
Vrije
werklieden.
f 94 533
72 274
•64 265
56 453
97 151
Geldswaarde der arbeidsloonen aan dwangarbeiders.
f 30 514
25 993
21 384
29 494
30 743
Totaal.
f125 047
98 267
85 649
85 947 (c) 127 894
Gelds
waarde van
verwerkte
materialen.
f181885
102 585
91210
55 080 *
74 866
(a) De vrije werklieden zijn meest Chinezen. Deze worden door een aannemer verschaft.
(b) Door het opgegeven getal dwangarbeiders die als koelies hebben dienst gedaan, wordt alleen verstaan dat gedeelte hetwelk bij de timmerwerf voor betaalde werken is geëmploijeerd geweest, alzoo niet diegenen die in de kolen hebben gewerkt en voor het equipage-departement zijn werkzaam geweest.
(c) De over werkgeld en gedurende 1870 bedroegen f 353.
Fabriek voor de marine en het atoomwezen te Soerabaija. Deze inrigting voldoet op den duur goed aan de verwachting. Aaa de°in 't vorig verslag (bladz. 30i bedoelde reorganisatie van het personeel, inzonderheid wat het technisch gedeelte betreft, werd uitvoering gegeven bij een gouVerneraentsbesluit van Augustus 1870 (Indisc/i Staatsblad *»°. 103). De werkzaamheden voor het eskader, welke in 1870 log al belangrijk waren, werden alle uitgevoerd. De ont
boden machinale gereedschappen voor de bewerking van ijzer (zie het vorig verslag). werden in October aang bragt. De overbrenging van de fabriek naar het marine-etablissem*nt gaat, blijkens het hiervoren gezegde, langzaam. Het verkrijgen van inlandsch werkvolk liet niets te wenschen over. De gezondheidstoestand was in 1870 niet ongunstig te noemen. Nopens den omvang der bedrijvigheid bij de inrigting kan geoordeeld worden uit de volgende aantooning :
Jaren.
Aantal verrigte dagdiensten.
Ambachtslieden.
W
Koelies.
(a)
Uitbetaalde
arbeidsloonen.
1866
1867
1868
1869
1870
421 634
441 790
323 426
246 737
220 384
15127
12 958
13 213
13 389
7 527
Geldswaarde
van verwerkte
materialen.
(b)
Aanmerkingen.
f 227 312
236 810
200 120
165 120
149 707
f 172 226
164 853
167 631
183 747
202 915
Bebakening, kustverlichting en loodswezen. De bestaande bebakeningen werden goed onderhouden en hier en daar verbeterd of uitgebreid. Onder andere werd in de vaarwaters nabij Batavia de kom tusschen de eilanden Kuiper , Onrust en Purmerend van bakenmerken voorzien , waardoor eene veilige ligplaats is aangeduid voor schepen , welke van om de Oost het drooge dok wenschen in te
N°. 8. 2.
(o) De werklieden en koelies zijn allen vrijwilligers.
(b) Aan bewerkt en onbewerkt ijzer werd verbruikt in :
1868 240 000 kilogrammen.
1869 323 000 »
1870 422 900 »
Aan steenkolen :
1868 1 092 000 kilogrammen.
1869 1 031 000 »
1870 494 000 »
gaan. Ook werden bakentonnen geplaatst op een rif aan de zuidoostpunt van Karimon-eiland (Lingga-Archipel) en op Gossong Patta (reede van Ben koelen) In den Spermundes-archipel (Celebes) werden de in 't vori" verslag bedoelde twee steenen pyramiden opgerigt. De dienst der kustverlichting had geregeld plaats. Alledeswege ingekomen rapporten luiden gunstig omtrent de 10
38
"werking der lichten, thans ten getale van 21 (1). In 1870 werd hun aantal vermeerderd, behalve met het draaikustlïcht der 3de orde op Noesa Kambangan (Zuidkust van Java), van welks ontsteking in April 1870 reeds in 't vorig verslag melding werd gemaakt , door de plaatsing (in November 1870) van een lichtschip voor het VVestgat van Soerabaija. van gelijke inrigtir g als dat, hetwelk den zuidelijken ingang \an straat Banka (Lucipara-passage) aanwijst (zigtbaar op 2V2 Duitsche geographische mijlen) en door de ontsteking (in October 1»70) van een havenlicht 6de orde (zigtbaar op 2 Duitsche geographische mijlen) te Tand jong Laboe op Poeloe Lepar, welk laatste, in verband met het gelijksoortig licht op Poeloe Tjilakka, bestemd is om voorloupig, in afwachting der plaatsing van een licht 1ste klasse op Tandjong-Berikat (Banka), het naauwste gedeelte der Macclesfield straat te verlichten. Beide lichten zijn zoodanig geplaatst, dat al de 'in dat gedeelte van het vaarwater liggen-e gevaren , waaropzoo vele schepen strandden, door kruispeilingen kunnen worden vermeden. In de verlichting der reede van Macassar werd eenige ..wijziging gebragt: het drijflicht nabij Groot Laë Laë werd met den lsten October 1870 vervangen door een havenlicht der tide orde op den vasten wal, zigtbaar op V4 Duitsche geographische mijl. De ontsteking van gelijksoortige havenlichten voor het aandoen der reede van Benkoelen , het eene op Poeioe Tikoes zigtbaar op 2, en het andere op den hoek genaamd Tapa Padri, zigtbaar op ruim 3/4 Duitsche geographische mijl, heeft op 20 Mei jl. plaats gehad. De van hier uitgezonden ijzeren kustlichttoren voor Zwaantjes-droogte in straat Madura werd in 1S70 op Java ontvangen. De noodzakelijkheid van eenige wijzigingen aan dien toren bragt vertraging te weeg in de oprigting. Het aanbrengen dier veranderingen en de opstelling is, na vruchtelooze uitbesteding . gegund aan een civiel ingenieur te Soerabaija voor f 96 000, zijnde ruim f 1700 beneden de raming. Komt de contractant zijne verpligtingen behoorlijk na, dan zoa het licht (een draailicht der 4de orde) tegen het einde van het loopende jaar kunnen in werking komen. Voor de oprigting van een kustlicht-etablissem*nt lste orde op Boompjeseïland (Java-zee) en van een havenlicht 4de orde op Duiveneiland (noordelijken ingang van straat Bali) waren in 1870 projecten en begrootingen in bewerking. Een dezer werken (van welke beide zoowel de ijzeren opstanden als de lichttoestellen reeds sedert korteren of längeren tijd zijn uitgezonden) zou denkelijk nog vóór het einde van 1871 kunnen onderhanden worden genomen. (2) Ook zijn plannen in behandeling nopens den bouw van een kustlicht op Java's eerste punt (oostelijken ingang van straat Sunda) De aanvankelijke keuze van Prinsen-eiland als plaats van oprigting ia moeten wurden opgegeven, omdat nergens eene geschikte plaats bleek te zijn voor de landing der materialen. De bouw op Java's eerste punt, waarvan de kosten wel is waar hooger zullen zijn, levert echter het voordeel op, dat daardoor een ander geprojecteerd licht der lste orde (op den Vlakken Hoek van Sumatra) zal kunnen vervallen. Ter bevordering van een geleidelijken en tevens snelleren voortgang in de voltooijing van het voor den Indischen Archipel aangenomen stelsel van kustverlichting, zal in 1872 een tweede bouwkundige bij dezen tak van dienst worden aangesteld. Door zoodanige toevoeging zal gezorgd kunnen worden voor een behoorlijk toezigt over de op onderscheiden punten onderhanden of in uitvoering komende werken , zonder dat zulks stoornis zal behoeven te brengen in het geleidelijk ontwerpen, na voorafgegane plaatselijke opneming, der plannen en bestekken voor de verder vereïschte lichtvuren. Ten einde de meest belangrijke licht-etablissem*nten naar eisch te voorzien van de hulpmiddelen die het onverstoord branden der lichten kunnen verzekeren, is besloten ten behoeve van elke geïsoleerd gelegen inrigting van dien aard
(1) Eene opgaaf van de grootte en de dagteekening van oprigting wordt aangetroflen in de Javasche Courant van 30 Junij 1871. (2) Sedert is berigt ontvangen dat de uitvoering der vereischte werken op Duiveneiland bij de in Mei jl. gehouden uitbesteding is aangenomen voor f 84 200, behalve de van 's lands wege te verstrekken materialen, ad f 11127
een instrumentmakersdraaibank met gereedschap aan te schaffen. Als van veel belang voor de geregelde vervulling def verschillende eischen van dezen tak van dienst mag aan' gemerkt worden de aanstaande indienststelling van het hief te lande voor zoodanige bestemming gebouwde stoomschip Argus, in Februari] jl. te Batavia aangekomen. De in dienst stelling wacht op eenige noodzakelijke herstellingen eV wenschelijk gebleken wijzigingen in de betimmering, waar' voor volgens berigten van Mei jl., het bestek en de be' grooting van kosten onderhanden waren. Omtrent de hoedanigheid van het schip , was door den kommandant gerap' porteerd . dat het zich gedurende den overtogt over het alge' meen goed had gehouden en met gerustheid een veilig zeeschip kon worden genoemd. Hard loopen deed het echter niet. Ten behoeve van de bebakening en kustverlichting werd in 1870 in Indie achtereenvolgens, zoo aan gereed geld als aan geldswaardig bedrag van materialen, beschikbaar gesteld een totaal bedrag van f 12(1 365 , waaronder echtet f 97 719 alleen voor den lichttoren op Zwaantjes-droogte. Van deze laatste som werd in 1870 slechts een klein gedeelte verwerkt. Aangaande het loodswezen valt niets bijzonders te ver'l melden. Eenige meerdere lust om bij het loodswezen te Soerabaija als loodsleerling in dienst te treden was merkbaar. De opbrengst der loodsgelden aldaar over 1870 beliep f 48 673 tegen f 56 045 in 1869. De totale ontvangst aan loodsgelden in Indie bedroeg in laatstgemeld jaar f 75 619, in 1870 slechts f 64 162.
Haveninrigtingen, In de zamenstelling of bezoldiging va»! het inlandsch personeel bij enkele havendepartementen wer' den kleine verbeteringen gebragt of voorbereid. In de bui' tenbezittingen levert het verkrijgen van geschikt scheeps' volk bij deze inrigtingen meermalen bezwaar op. Om hierin te voorzien zal voortaan, zoo noodig, aanwerving op Java mogen plaats hebben, onder toekenning van voorschot op soldij en van aanbrenggeld. De havenmeester te Batavia werd belast met het toezigt op het beheer en de administratie van het licht-etablissem*nt op Noordwachter; die te Koepang (Timor), alwaar na de intrekking van het garnizoen het buskruidbeheer op de burgerlijke autoriteit was overgegaan, met het beheer van hèt buskruidmagazijn aldaar. Bepalingen omtrent het verpligt gebruik van dit magazijn door particulieren en omtrent de daarvoor door hen te vergoeden onkosten werden vastgesteld bij ordonnantie van 29 November 1870 [Indisch Staatsblad n°. 183). Betreffende het aandoen enz. van het eiland Pisang ter reede van Padang golden nog altijd de beperkende bepalingen van Indisch Staatsblad 1841, n*. 28. Daar deze echter niet meer noodig werden geacht, ook omdat hetgeen met opzigt tot de politie voor dat eiland regeling vereischte, als van geheel plaatselijken aard, kon worden overgelaten aan de wetgevende bevoegdheid van den gouverneur van Sumatra's Westkust, werd het betrekkelijk Indisch besluit van 11 Augustus 1841, n°. 19, bij ordonnantie van 17 Januarij 1871 [Indisch Staatsblad n°. 11) ingetrokken. Nog verdient vermelding dat de bepalingen tegen het over boord werpen van ballast op de reeden of langs de kusten van Nederlandsen Indie [Indisch Staatsblad 1856, nc. 84) in 1871 [Indisch Staatsblad n°. 16) eenige wijziging ondergingen voor zooveel betreft de bedreigde boete, waarin het billijk voorkwam eenige speling te brengen, ten einde de toepassing te kunnen regelen naar de meer of minder bedenkelijke gevolgen der overtreding naar mate van het vaarwater. Aan haven- en ankeragegelden werd in 1870 ontvangen op Java en Madura f 87 765 en in de buitenbezittingen f 11387, te zamen f99252. In 1869 klom de opbrengst alleen op Java en Madura tot 99 385, terwyl die in de buitenbezittingen f 10436 bedroeg, te zamen f 109821.
Hydrographische dienst. Nadat in 1858 een der oorlogsbodems uitsluitend was aangewezen voor hydrographische doeleinden, laatstelijk het schroefstoomschip 4de klasse Stavoren, werd een vast plan van werkzaamheden vastgesteld, volgens hetwelk de opnemingen een aanvang zouden nemen in straat Banka; vervolgens om de Noord zouden worden voortgezet en verder de straten tusschen Banka en
B( op en tv; jir ke W< uil in ar St, br va be ba nu
ht lut ba aai ein bij
ai do, 18)
•We Bel rat ] Ba vol bla Var het der der Var
«D z ûaa Var lau, »tec ten 'I en fan ten A 187) «ied terv »He Wer °P °r.df
H »an &ata
Joor, 'Ulij **ip ot e
'V« '»Ist:
Ge, r6rd e«ri,
(1)
bn te
g der aan' thief schip ienst' n e» vaar e be 3 hoe erap alge' sschip liet. wei' geld kbaal ichtet logte. n ge
3 ver' en W| baarbeliep t aaD i 619,
39
j vaB werB bui' eeps' lierin Java ot op
Dezigt lissewaar «r op eheer t het 3n en wer1870
g ter aepadeze tgeen chte, laten van ïsluit n 17
over asten . 84) idern het e de • bei het
ngeo n gen ingst i de il.
Borneo zouden bevatten. Straat Banka werd in haar geheel opgenomen en m kaart gebragt, de opneming langs de noorden oostkust van Banka vervolgd en in den loop van 1870 Was men genaderd aan de Gaspar-straten. Na de voltooiJMg yan deze en de Karimata-passage zullen alzoo naauweunge kaarten kunnen geleverd worden van de groote wegen voor de communicatie van bandel en scheepvaart «H China en Japan. Het veelvuldig heersenen van beri-beri M> de wateren om Banka doet echter in den opnemingsarbeid veel belemmering ondervinden. Ook in 1870 kon de àtavuren dientengevolge de werkzaamheden niet onafgebroken voortzetten, maar moest af en toe in het belang an den gezondheidstoestand der bemanning Palembang Bezoeken. De voorgenomen toevoeging van een stoomparkas aan de Stavoren (zie bladz. 33 hieïvoren) zal van veel n u ' zijn bij het doen van loodingen door besparing van W m het bereiken der dikwijls groote afstanden van et opnemingsvaartuig. Ook za! de stoombarkas gebezigd Kunnen worden voor het slepen der overige sloepen naar are standplaatsen, zoodat de roeijers niet reeds vermoeid ankomen op het terrein, waar hunne werkzaamheden genhjk eerst beginnen. De gezondheidstoestand kan hierD1Jf niet anders dan winnen.
len blijke van de noodzakelijkheid eener goede opnelng der vaarwaters in den indischen Archipel wordt er oor den kommandant der zeemagt op gewezen , datsedert °o5 m e t minder dan 75 tot nog toe onbekende reven erden ontdekt, bijna alle door schepen welke niet zonder °nade aan romp en lading tot de ontdekking er van eelftakten. lie werkzaamheden bij het hydrographisch bureau te a t avia gedurende 1870 bestonden in het bearbeiden en itooijen van eene nieuwe kaart der » Java-zee, westad , van » Straat Macassar, blad I I " , en van de » reede an Soengeiliat'*, welke kaarten nog in datzelfde jaar voor et publiek verkrijgbaar werden gesteld. Met de lithographie ^ r kaart »Eilanden beoosten Flores" werd goed gevorerd. Door particulieren werd op steen gebragt eene kaart dn « Straat Riouw", in twee bladen. van de veranderingen in bebakening, kustverlichting z-> alsmede van ontdekte gevaren werd op de kaarten ^aauwkeurig aanteekening gehouden en van bedoelde gejai"en, voor zoover ze betrekking hadden op dm Ntder^ndsch-Indischen Archipel en aangrenzende vaarwaters, W^edeeling gedaan aan de havenmeesters ter verdere be6ndmakine.
e a l ryk waren weder de bij het bureau ingekomen schetsen opnemingen (\ergel. bijlage F), voornamelijk afkomstig ken ° f f i ö l e r e n d e r "»»«»e en waardoor de hydrographische "nis van den archipel aanmerkelijk werd uitgebreid. I87n n d e v r e e m d e oorlogsschepen, welke in den loop van dj , d e reede van Batavia bezochten, werden de benooterw-i k a a r t e n v e r s t r e k t e D gevraagde inlichtingen gegeven, alle a a n d e B r i t s c h - 4 u s t r a ü s c n e Telegraaphmaatschappij Tye verlangde adsistentie op het gebied der hydrographie a verleend. De verkoop van zeekaarten bragt in 1670 kfe / 9° 6 tegen f 48"° bet J aar ta voien Het aantal
& „ . , e P 6 t 8 w e r d m e t één (te Amboina) vermeerderd (Indisch CaM*blaä 1870, n". 140). vao ^ n e t voorbereiden der overbrenging naar Nederland Bata . werkzaamheden van het hydrographisch bureau te •^s 'Zie h o t v e r s l a g v a n 1669, bladz. 34) werd een aan'eSch g e m a a k t E e n eerste gedielte van het geteekend en »oord V e n a r c h i e f z o u herwaarts worden overgebragt aan [ulij •iVan Zr' Ms' f r e o a t Admiraal van Wassenaer, den31sten Nioti V a n E a t a v i a vertiokken. Keu groot aantal manuet y ^ a a r . t e n werd gecopieerd en geautographieerd, zoowel 'ferf • a a n D o o r d d e r oorlogsschepen als om na over>üjvflng van het archief bij het depot in bewaring te ^$1*'A ^ e o v e r b r e n g i f l g i s zoodanig geregeld, dat geen and in de uitgave van kaarten zal worden ondervonden.
° Sr 'erdTap * dienst (1)I n h e t eerste semester 1870 e eUri„ , s e n e sterrekundige waarnemingen voor de naauw,asse ge breedtebepaling van een punt op Kramat te Batge- K-^t iden iden a en
(ij Zi k * afdeeLde ^ a gï e^ s c h e e a meteorologische waarnemingen hoofd
tavia (zie het vorig verslag bladz. 31), voleindigd. Tevens weid met de meeste zorg de betrekkelijke ligging bepaald tusschen dit punt en den tijdklep en eenige tusschenpunten , zoodat het voortaan slechts weinig moeite zal inhebben waarnemingen ter lengte- of breedtebepaling, ergens te Batavia gedaan, tot den tijdklep te herleiden. Andere sterrekundige plaatsbepalingen hadden niet plaats, tot dat in December 1870 besloten werd het lengteverscb.il tusschen Batavia en Singapoer door middel varT den telegraaph te bepalen. In het midden van December vertrok een der geographische adsistenten naar Singapoer, om aldaar de waarnemingen te verrigten, terwijl de hoofdingenieur zelf die te Batavia uitvoerde. Eerst den I6den Januarij 1871 was het vooraf bepaald aantal waarnemingen verkregen , waarop de waarnemers ter eliminatie der personele verschillen van standplaats verwisselden en de bepaling herhaalden. Den 18den Februarij werd ook deze serie bepalingen gesloten en keerde de hoofdingenieur kort daarop naar Batavia terug. Op het eind van Maart 1871 waren alle voor deze bepalingen gedane waarnemingen herleid en berekend , doch nog geen resultaat betreffende het lengteverscb.il afgeleid. De bepaling van dit verschil zal trouwens hare waarde voor de definitive vaststelling van de lengte van Batavia beoosten Greenwich eerst ontvangen, wanneer het lengteversehil van Singapoer en Greenwich door telegraphischen weg, zij het ook bij gedeelten, bepaald is. Het voornemen bestond daarom bij den hoofdingenieur om, bij toetreding van den directeur van het sterrekundig . observatorium te Madras, zijn aanwezen te Singapoer tevens te benuttigen ter gemeenschappelijke bepaling van het lengteversehil Madras-Singapoer, tusschen welke beide plaatsen toen mede de telegraphische verbinding was tot stand gekomen. Daar zich echter voor het oogenblik moeijelijkheden opdeden, met betrekking tot het kosteloos gebruik van den kabel en ook het antwoord uit Madras nog niet was ingekomen, meende de hoofdingenieur zijn verblijf te Singapoer niet te moeten verlengen en werd mitsdien het plan voorloopig opgegeven. (1)
De definitive afleiding der lengteverschillen van de in 1869 bezochte punten langs de Westkust van Sumatra wacht op het tot stand komen der telegraphische verbinding tusschen Padang en Batavia. De voorloopige resultataten werden echter reeds in bijlage N tot den Regeringsalmanak van Nederlandsch Indie voor 1871 medegedeeld. Van het eigenlijk triangulatie-personeel zette de eerste sectie den signaalbouw en de metingen in de residentie Bezoekt voort, terwijl begonnen werd met de metin<? of' hermeting van eenige hoeken, welke hetzij minder gunstige resultaten hadden opgeleverd, hetzij welker metino-vroeger om bijzondere redenen was uitgesteld. Eene niet° dadelijk te vervullen vacature onder het personeel en ongemeen ongunstig weder gedurende bijna het geheele jaar hadden ten gevolge dat de metingen in den Oosthoek van Java nog niet hadden kunnen voleindigd worden. Ook was het nog niet te voorzien of dit zelfs in 1871 het geval wel zoude zijn, vooral uit aanmerking van den woesten toestand van het zuidoostgedeelte van Bezoeki en van het zuidelijk gedeelte van Banjoewangi, waardoor eene triangulatie van die streken slechts met opoffering van veel tijd tot stand gebragt kan worden. De eigenlijke triangulatie van West-Java waarmede de tweede sectie zich onledig hield, liep in 1870 nagenoeg af, zoodat tevens een begin gemaakt werd met de verbinding der hoofdnetten van Oost- en West-Java, door eenige groote driehoeken in de residentien Cheribon, Banjoeinas, Bagelen en Kadoe, die in vroegere jaren (1854—1857) wel^ getrianguleerd waren, maar niet volgens die grondbeginselen en met zoodanige naauwkeurigheid, als noodig zijn bij eene triangulatie, die tot grondslag moet strekken van graadmetingen. Ook de hiervoor gedane waarnemingen werden door ongunstige lucht buitengewoon belemmerd, zoodat op meer dan één bergtop, hetzij de ingenieur voor de metingen,
(1) De medewerking van den directeur van het observatorium te Madras zoowei als van de betrokken telegraaphmaatschappii sedert verkregen zijnde, is in Julij jl. de hoofdingenieur geinagtigcï om tot het bewuste einde zijne reis te herhalen. Na afloop daarvan zullen door hem in het station Riouw eenige punten sterrekundig worden bepaald.
40
hetzii een geëmploijeerde voor het heliotroperen , langer da > eene maand moest vertoeven. Hoewel wegens het möèijelijke terrein in het zuiden derPreanger regentschape n hieraan vele bezwaren verbonden waren, slaagde de Fn^nieur er toch in rondom den Tjikorai eenen veelhoek van primaire driehoeken aanéén te sluiten, waardoor de lele/enTeid verkregen werd, op de grootste breedte van W e Ä a een gedeelte van den meridiaan, van ongeveer 80 minuten uitgebreidheid , te meten. Enkele sternkundige waarnemingen ten behoeve van de orien atie van het net en van de graadmeting werden genomen en in het eorste quartaal van 1871 werd daarmede
YOZoogefeaeT'het terreinwerk toeliet werd gewerkt aan de veideelin- der onvermijdelijke waarnemmgsfouten naarde voorschriften der waarlchijnlijkheidsleer , als voorberexd.ng Tot de definitive berekening van het driehoeksnet Ook werden de vroegere metingen des ingenieurs DE LA»,GB r C i n e m a B Bazelen en Kadoe op nieuw herleid, ten S Ä , diemetfngen bij eerstbedoelde definitive berekening een kritisch gebruik te kunnen maken. Voor de meting van bases, waarvoor een kostbaar toestel na voor geruimen tijd hier te lande bij de Koninklijke Akademie van Wetenschappen in beproeving en onderzoek fe zHu geweest, in Julij jL is uitgezonden, werden zoowel in West- als in Oost-Java geschikte terreinen gevonden , waaruit echter nog geene bepaalde keuze g ^ a n ^ . Oodat de sterrekundige waarnemingen die noodig zijn . o m d e triangulatie aan haar doel te doen beantwoorden aan de tegenwoordige eischen der wetenschap zouden beantwoorden , voorzal de hoofdingenieur het personeel der S g n l a t i e van volledige instructien, bij die waarnemingen
teTengeananzien der in 1869 gedane verbinding, door triangulatie van Java met een viertal bergtoppen aan de fuidkus't der 'Lampongsche districten zoowel ten behoeve da hydrographie van Straat Sunda als om te eeniger tijd Ï n e basil te hebben voor de triangulatie der Westkust van Sumatra, is eene hermeting noodig bevonden die wel W o S maar wegens aanhoudend ongunstige omstandigi. A™ vnnrloome: tot nader uitgesteld is. h 6Van eene triangulatie van Sumatra's Westkust of eene der andere buitenbezittingen is intusschen vooreerst geene ,nrake omdat aan zoodanigen arbe.d alleen behoefte_ bestaat als voorbereiding eener topographische opneming, welke laatste , in verband met den stand der topographische Terkzaarcheden op Java, voor de gewesten daar buiten «o» te ver in het verschiet ligt. In stede dan ook van nu reeds over te gaan tot de aanin stecie uau geographischen arbeid in neming van een plan vooi ue« b° & r ,.Arr o9> :„ de buitenbezittingen (zie het vorig verslag bladz. 32), is in Januar« 1871 bepaald, dat door het personeel der geo' r S h dienst voorloopig alleen gearbeid zal worden U n d e Triangulatie van Java en Madura, de daarmede in verband staande graadmeting en de op nieuw te bewerkstellijn triangulatie in de Lampongsche districten hierboven bedoeldb; met bepaling overigens dat eerst na of teUn den afloop dezer werkzaamheden overwogen zal worden, of de triangulatie van Sumatra, steunende op de verbinding met het driehoeksnet van Bantam, voortgezet, met die eener andere buitenbezitting aangevangen , dan wel S e der buitenbezittingen geheel uitgesteld zal worden, tot dat de behoefte daaraan zich dringend doet gevoelen. Tot verzekering van het behoorlijk in stand bijven der in verschillende gewesten van Java opgengte herkenningsteekens van de hoofdpunten der triangulatie werden bij een gouvernementsbesluit van Junij 1870 {Byblad op het Indiich Staatsblad n°. 2365), nadere maatregelen genomen. Omtrent den toestand der als zoodanig dienende pilaren zal voortaan jaarlijks, in stede van om de dr.e jaren, door de hoofden van gewestelijk bestuur moeten worden gerapporteerd, die tevens in last hebben voor het behoorlijk onderhoud er van te waken en te doen waken. De door bemiddeling der Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam aangeschafte instrumenten, die den hoofdingenieur der geographische dienst m staat zullen stellen om de totale zonsverduistering, die m December eerstkomende in een gedeelte van Java zal voorkomen, waar te nemen met hulpmiddelen eenigzins op de hooj; e der wetenschap (zie het vorig verslag bladz. 32), zijn
in 't laatst van Jnnij jl. van hier verzonden per maiigelegenheid.
§ 5. Verrigtingen der zeemagt.
C tot tooi ver Ze« Bil de woelingen die in de laatste maanden van 1«70 one waren uitgebroken in de residentie Zuider-_ en Ooster- kus afdeelingvan Borneo, en waarover reeds m hoofdstu« | r B S 4 hiervoren, bragten Zr. Ms. stoomschepen Banka, üee Admiraal van Kinsbergen, Onrust en Sumatra veel_ bij , da> me de opvolgende militaire operatien met gunstigen uitslag bej kroond werden. De kleine vaartuigen dier schepen en M «e landingsdivisien bewezen in die moerassige terreinen vel« en eewigtige diensten. Tot wering van strand- en zeeroof en van den slaven handel werd onverpoosd de geheele Archipel doorkruist de stoomschenen Timor en den Briel vernielden respectively in de maanden Augustus en September 1870_eemge Tabel^ loresche praauwen, die in de Tominibogt en m den noorde *e in-ans van straat Boeton door hen ontmoet werden ; d «ei opvarenden wisten zich evenwel door de vlugt op den w» a? aan verdere vervolging te onttrekken. Deze praauwen ware ge, geene zeeroovers-vaartuigen van den Soelo-archipel, doe» <m visschersvaar.uigen, te huis behoorende onder het gebiej ge van den sultan van Ternate; de opvarenden maakten z.c pi aan zee- en strandroof schuldig, naar mate de gelegenhei af, zich daartoe aanbood. In een der door de Timor bemagtigj Jr« praauwen werden nog vier geroofde kmderen gevonden vaj Pa Sea-Sea (Teling) afkomstig , die later aan de regthebbend* teruggegeven zijn, even als eenige geroofde handelspraauwj Ge en eene menigte goederen , welke mede den onzen m hande' da
waren gevallen. . J 0 In de eerste maanden van 1871 zijn andermaal bengij e van Tabelloresche zeerooverijen ingekomen. Een togt dOj u het stoomschip Vesuvius en door het gouvernements-stootfl Wj vaartuig Telegraaf ia February jl. ondernomen ter opspor.n, «r der schuldigen aan het afloopen van een handels vaar t m aan de zuidkust van het eiland Boeroe, werd met ze« gunstigen uitslag bekroond. Ongeveer twintig roovej waaronder een hunner meest beruchte hoofden, werde» eevat en gevankelijk aan het bestuur te Ambo.na o verg» leverd, terwijl verscheidene geroofde menschen hunne vrij
eTen 6eindTde euveldaden der Tabellorezen zoo mogelij w voor goed te fnuiken , is besloten het station der water? ei van Mer.ado eedurende de maanden Mei tot Novemb; 1871 tijdelijk met een oorlogsbodem lo versterken sped* om kruistogten te doen tot wering van zeeroof. De station kommandant heeft tevens in last zich met den reside» van Ternate te verstaan omtrent de verdere maatrege die tot bereiking van het doel zullen blijken dienstig te zijn 1 Te Macassar werden in Maart jl. berigten aangebr»? omtrent een aanval door 27 rooverspraauwen waara een te dier plaatse te huis behoorende kotter, den 28=' December 1870 buiten de monding der Boeloengan (OostU» van Borneo) had blootgestaan , met het gevolg dat de » manning, na 4 «ewonden bekomen te hebben, zich ten sio ^noodzaakt had gezien te vlugten en den kotter met fading achter te laten. Van dit feit werd door den g» verneur van Celebes mededeeling gedaan aan den resid der Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo, terwijl met Stationskommandant in de wateren van Celebes overj gekomen werd om oen stoomschip naar den noordelij" ingang van straat Macassar op kruistogt te zenden
De omstandigheid dat zich in April jl. op drie verschille« plaatsen ter Oostkust van Sumatra kleine zeeroove praauwen vertoonden, heeft aanleiding gegeven om die wateren opzettelijk te doen bekruisen, waartoe tweede oorlogsbodem aan het station Riouw is toogevo«
Vc IS W. bc vc
(l) Volgens latere berigten is het tijdelijk aan de dienst ontVj van het in de Moluksche wateren gestationeerde stoomschip fesj oorzaak, dat de voorgenomen tijdelijke versterking niet tegen het e-ewezen tijdstip heeft kunnen plaats vinden, zoodat er nu eAugustus jl. uitvoering aan gegeven zou zijn. Intusschen bezoop in de wateren van Menado reeds aanwezige stoomschip herhaal" Ternate en bekruiste ook de Tomini-bogt, ten einde dit gedeelt t den Archipel middelerwijl niet van maritime midde en ontbloot te i Over de noodzakelijkheid eener onverflaauwde waakzaamheid teg»j kwaad der zeerooverij is de Gouvemenr-Generaal nog zeer ox (Augustus jl.) voor zooveel noodig onderhouden.
t, a
e t
's
i
nisje'
41
1870 39ten 'ds tul; an ka < , dat tg been de i vei«
.aven' ruist' ivoLijl Cabel)orde< i ; de in w » ware» doek jebisd 3D zie' enhetf igtigd« >o val jen de« ta u wel handel
erigte' »'t do" stoor»" sporifl l a r t ö l it ze«1
oovei'ä worde' y verg» ne vrij'
nogelij water« )venib' specie tation* reside' trege i zijn 1 gebra vaar*' i 2 8 ^ Jostki)' t de Ij ;on si o' met ] len d resid«; met* overal rdelij11
en. chilleö' ïrooveh
Onder de reizen die door de oorlogsschepen gedaan werden tot bevordering van politieke en handelsbelangen en tot vertoon der vlag, moeten, behalve de reeds in het vorig verslag Vermelde reis van Zr. M s . stoomschip Curaçao naar de Roode *ee en Perzische Golf' en de onlangs door dienzelfden bodem ondernomen togt naar de havens en nederzettingen ter Noord»ust van Australie, ook genoemd worden de kruistogten van ^ r- Ms. stoomschepen Willem en Djambi in het oostelijk gep e l t e van den Indischen Archipel gedurende de maanden Wei, J u n i j , Julij en Augustus 1870. Aan gestrande schepen en schipbreukelingen werd steeds oe noodige hulp verleend.
F. R e g t s w e z e n en departement v a n justitie.
Kort na de oprigting van het departement van justitie, (over welks zamenstelling zie hoofdstuk IE hierachter), *erd den directeur de bevoegdheid, welke tot nog toe eene oer bemoeijenissen van den president van het Hooggeregtshoi' ^ e t het personeel der regterlijke magt uitmaakte, opgedragen [Bijblad op het Indisch Staatsblad n°. 1952 en 2323), °m de uit Nederland aangekomen personen , ter beschikking gesteld van den Gouverneur-Generaal om te worden geplaatst bij de regterlijke magt in Nederlandsch I n d i e , in afvvachting van zoodanige plaatsing, op hun voorloopig tractement werkzaam te stellen, hetzij bij de griffien en Parquetten op J a v a , hetzij bij het departement van justitie. Van het optreden van den directeur van justitie maakte oe Gouverneur-Generaal gebruik om, ingevolge de hem daartoe bij art. 14 van het reglement op de regterlijke organisatie gegeven bevoegdheid, het afnemen van den ambtseed van de te Batavia aanwezige regterlijke ambtenaren, Uitgezonderd den president van en den procureur-generaal "ij het Hooggeregtshof, aan dien departements-chef op te dragen [Indisch Staatsblad 1870, n». 43).
Ook w e r d , in verband tot art. 1 lit. d van het in 't Vorig verslag vermeld Koninklijk besluit van 30 .Tanuarij l 8 7 0 , n ° . 24 [Indisch Staatsblad n°. 42), regelende den J^erkkring van het departement van justitie, uitdrukkelijk bepaald [Indisch Staatsblad 1870, n°. 189), dat in het. vervolg niet meer de procureur-generaal, maar de directeur van justitie, door de hoofden van gewestelijk bestuur zal borden geraadpleegd vóór de afkondiging der reglementen en keuren van politie, tot wier vaststelling zij de bevoegdheid ontleenen aan art. 72 van het Regeringsreglement.
V
om rtoe 1 agevoft
3t ontv»i ip VeA m het * nu e g bezoch'. ierhaal"t
oot tel'i d teg«»; eer o»1'
§ 1. Wetgeving in het algemeen.
_ Afscheiding der regterlijke van de administrative magt [Ko'"•inlclijh besluit van 5 Maart 1869, n°. 3 , Indisch Staatsblad n • 47). Aan de uitnoodiging in Mei 1869 aan den procureurgeneraal bij het Hooggeregtshof gedaan, doch in Augustus daaraanvolgende op den directeur van justitie overgegaan (zie het vorig verslag bladz, 33), werd door dezen nog vóór W einde van 1869 voldaan :
o,, wat betreft de wijzigingen, welke de bestaande wetboeken zullen moeten ondergaan , door de indiening van een ontwerp-Koninklijk besluit, houdende wijzigingen van de reglementen op de regterlijke °rganisatie, op de burgerlijke regtsvordering voor de raden v a n justitie op J a v a enz., op de strafvordering voor de raden van justitie op Java enz., en op de uitoefening der Politie, de burgerlijke regtspleging enz. onder de inlanders en de met dezen gelijkgestelde personen op J a v a en Madura, "ij die voorstellen -was tevens gelet op de uitbreiding der r egtsmagt in burgerlijke zaken van de alleen regtsprekende r e g t e r s , vermeld in art. 108 van het reglement op de regterlijke organisatie. De voorgestelde wijzigingen betroffen a}leen de wetgeving voor J a v a en Madura , omdat de bed u n g e n daarbuiten geheel of gedeeltelijk door andere oorschriften het regtswezen betreffende worden beheerscht, en het in werking brengen van het bedoeld beginsel aldaar eerst behoort te geschieden bij de invoering van de reorganisatie Tan het regtswezen in die bezittingen , waartoe de noodige ^ooi-stellen hij de Indische Regering gedaan of in behandeling zijn.
Nadat op dit ontwerp het gevoelen was ingewonnen van
N°. 8 . 2.
den procureur-generaal, het Hooggeregtshof en den R a a d van Nederlandsch Indie , werden de stukken in Maart 1870 teruggezonden aan den directeur van justitie, met opdragt om zijnen arbeid in overeenstemming met de zienswijze der Regering en de bemerkingen van het hof te herzien en op nieuw door tusschenkomst van dit opperregterlijk collegie der Regering aan te bieden. De gerezen bezwaren betroffen voornamelijk de voorgestelde wijze van partiele invoering der wijzigingen in drie jaar-termijnen, zoodat telken jare in een derde gedeelte van J a v a het beginsel der afscheiding algehoele toepassing zou bekomen. De Indische Regering verklaarde met het Hooggeregtshof van oordeel te zijn, dat die wijze van invoering in vele gevallen verwarring en ongelijkheid in de regtsbedeeling ten gevolge zoude hebben en gaf daarom als hare zienswijze aan den directeur het denkbeeld in overweging om, ten einde tot geleidelijke uitvoering van het beginsel te geraken, de wijzigingen der bestaando wetgeving te beperken tot hetgeen noodig is om afzonderlijke voorzitters te kunnen benoemen bij de Iandraden en reside ntio-geregten, en om bij die Iandraden over te brengen de regtspraak in strafzaken, thans aan de omgaande regtbanken voorbehouden, zonder voor 's hands de regtsmagt in burgerlijke zaken uit te breiden.
Het^ zoo gewigtig onderwerp is dus thans op nieuw bij den directeur van justitie in behandeling;
*. wat betreft die politieverordeningen , die met wijziging en aanvulling van de in de Indische Staatsbladen 1828 , n°. 6 3 , en 1829, n°. 8, opgenomen reglementen moeten uitgevaardigd worden, door het ontwerpen van een algemeen politiestrafreglement voor Nederlandsch Indie, waarin opgenomen zijnen met straf bedreigd worden alle handelingen en nalatigheden, welke geacht kunnen worden te zijn een onderwerp van politieregt, en overal en algemeen binnen het grondgebied van Nederlandsch Indie onder bedreiging van straf behooren verboden of geboden te zijn, onafhankelijk van plaatselijke en tijdelijke behoeften en belangen. Dit politiereglement bestaat uit twee deelen : het eene voor Europeanen en met dezen gelijkgestelden, zich aansluitende aan het Wetboek van Strafregt voor E u r o p e a n e n , het andere voor inlanders en met dezen gelijkgestelden, zich aansluitende aan het door den directeur van justitie in Julij 1870 ingediend ontwerp van een Wetboek van Strafregt voor inlanders. Het tweede gedeelte, dat voor inlanders — het moeijelijkste en meest omvangrijke — is ontworpen en ingediend; het andere zal weldra volgen. De tijd van ingang van het vroeger (zie het verslag van 1869 bladz. 38) vermelde Koninklijk besluit van 5 M a a r t 1869, n°. 4, houdende wijziging van art. 110 van het reglement op de regterlijke organisatie, sedert door den Gouverneur-Generaal afgekondigd bij besluit van 17 October 1870 [Indisch Staatsblad n°. 152), zal vooreerst nog niet kunnen worden vastgesteld, omdat zulks niet zal k u n nen geschieden zonder gelijktijdige vaststelling en invoering van het nog bij het Hooggeregtshof in behandeling zijnde ontwerp-Strafwetboek voor inlanders, krachtens hetwelk binnen de regtsbevoegdheid van den politieregter vallende straffen worden bedreigd tegen feiten, die niet onder de politie-overtredingen_kunnen worden gerangschikt, maar misdrijven zijn en dus niet in een politiereglement kunnen worden opgenomen, zoo als kleine onbeduidende diefstallen, opligterijen en anderen, die ook thans, wanneer zij bedreven zijn door inlanders, op grond van de bestaande politieverordeningen door den politieregter worden afgedaan en van zijne competentie zullen moeten blijven, wil men het aantal landraadzaken niet dermate zien toenemen, dat in menig regentschap ée'n zoodanige regtbank niet voldoende wezen zal. E r moet dus gezorgd worden , dat bij de invoering van een algemeen politiereglement, waardoor de beide even a a n gehaalde zullen vervallen, eene wettelijke bepaling die feiten doe blijven binnen het bereik van den politieregter. Aangezien verder, na de invoering van dat Koninklijk besluit, op de politierol geen enkel feit meer zal mogen worden gestraft, indien daartegen niet bij eenige wettelijke verordening straf is bedreigd, werd door den directeur van justitie bij circulaire de aandacht van de hoofden van gewestelijk bestuur op het onderwerp gevestigd en hun in overweging gegeven om elk voor zijn gewest naauwkeurig
11
É
42
na le gaan, welke binnen het gebied van het poiitieregt vallende handelingen met het oog op plaatselijk belang en behoefte, onder bedreiging van straf moeten worden verboden of' geboden, en voor zoover daarin niet reeds dooiden algemeenen of plaatselijken wetgever voorzien is, tijdig van de aan hen bij art. 72 van het Regeringsreglement verleende wetgevende bevoegdheid gebruik te maken tot het ontwerpen en vaststellen van de noodige plaatselijke of gewestelijke reglementen en keuren van politie.
c. wat aangaat het gebied, binnen hetwelk voorzitters en griffiers van landraden moeten worden benoemd, en de plaatsen waar hieraan de meeste behoefte is, door de indiening' van eene ontwerp-regeling voor Java en Madura van het gebied der verschillende te benoemen presidenten, tevens residentieregters, en hunne griffiers, daarbij tot grondslag genomen het uit statistische gegevens berekend aantal zaken, welke vermoedelijk door één president en griffier zullen moeten en kunnen worden behandeld in verband tevens tot de uitgestrektheid van het regtsgebied, waarbinnen zij hunne functien zullen uitoefenen , — en door eene opgave der plaatsen waar de meeste behoefte aan invoering van den maatregel bestaat en waar dus reeds dadelijk, met toepassing van art. 2 van het Koninklijk besluit, regterlijke ambtenaren tot presidenten zouden kunnen worden aangesteld en de hoofden van gewestelijk of plaatselijk bestuur van de verdere vervulling van het praesidium ontheven. Bij die regeling was tevens voorgesteld , de invoering van het beginsel, met inachtneming der ressorten voor de omgaande regters op Java en Madura bepaald, te doen geschieden in een tijdsverloop van driejaren, te beginnen met de ressorten alwaar de behoefte gebleken is het grootst te zijn, namelijk de tegenwoordige 4de en 5de afdeeling, daarna in het tweede jaar de tegenwoordige 1ste afdeeling met de residen tien Soerakarta en Djokjokarta, en eindelijk in het derde jaar de tegenwoordige 2de en Sde afdeeling. Ook deze voorstellen zijn, nadat het gevoelen van den procureur-generaal, het Hooggeregtshof en den Raad van Nederlandsch Indie was ingewonnen, door den Gouverneur-Generaal, onder mededeeling van de daarop door de adviseurs gemaakte aanmerkingen , in Maart 1871 op nieuw in handen van den directeur van justitie gesteld, met verzoek om, in verband met die aanmerkingen en de beswaren met opzigt lot de voorgestelde wijze van uitvoering van het beginsel van afscheiding reeds geoppei d tegen de onder a vermelde voorstellen , ook deze nogmaals aan eene herziening te onderwerpen en op nieuw aan te bieden door tusschenkomst van het Hooggeregtshof. De GouverneurGeneraal gaf daarbij tevens te kennen, van oordeel te wezen dat de drie hoofdplaatsen van Java, Batavia, Samarang en Soerabaija, wat de dringende noodzakelijkheid betreft, het eerst voor eene benoeming van afzonderlijke presidenten van den landraad hehooren in aanmerking te komen, terwijl voor zoover de bij de begrooting toegestane fondsen het toelaten , bovendien een voorstel zou kunnen worden gedaan tot benoeming van een afzonderlijken president voor zoodanige landraden, welke daaraan overeenkomstig de gedane opgaven de meeste behoefte bleken te hebben. Naar aanleiding van die mededeeling heeft de directeur van justitie de gedane voorstellen op nieuw in behandeling genomen. Inmiddels werd door het Opperbestuur het verlangen te kennen gegeven , dat ter uitvoering van art. 2 van het aangehaald besluit van 5 Maart 1869, n°. 3, zonder op de vaststelling der verdere verordeningen te wachten, reeds vóór of op 1 Januari] 1872 in een of meer gewesten, waar daaraan dringende behoefte bestond, zou worden overgegaan tot de aanstelling van een of meer regtskundige voorzitters van landraden (1).
d. wat betreft het denkbeeld om de voorzitters en griffiers der landraden in klassen te verdeelen en de bepaling van het bedrag hunner bezoldiging, door het indienen van eene ontwerp-regeling der bezoldiging van de te benoemen voorzitters on griffiers der landraden op Java en Madura, zonder verdeeling in klas
(1) In Julij jl. zijn de betrekkelijke voorstellen van den directeur van justitie ontvang-en en bij den Raad van Indie overg-ebragt.
sen , maar zoodanig ingerigt dat deze ambtenaren bevof dering kunnen maken zouder verandering van den aaf' van hun werkkring, door het bedrag der bezoldigingen f doen verschillen naar mate van den aard, het gewigt et het aantal der te behandelen zaken en de plaats waar à ambtenaren zullen moeten gevestigd zijn. De Gouverneur-Generaal stelde echter, na ingewonnei advies van de reeds vroeger vermelde autoriteiten , de voor stellen in Maart 1871 op nieuw in handen van den dire* teur van justitie, onder mededeeling dat naar zijn gevoeW de voorgestelde schaal van bezoldigingen van de aan * stellen voorzitters, ondervoorzitters en griffiers der land' raden te weinig gelegenheid aanbood tot geregelde opklim ming daarbij, en derhalve niet voldoende dienstig kol geacht worden tot aanwakkering van den lust om zich aa' dien tak der dienst te wijden, en met uitnoodigiug on) gebruik makende van de gerezen bedenkingen, het ondel" werp op nieuw in behandeling te nemen en na herzienin! door 'shofs tusschenkomst weder in te dienen. Naar aan leiding van die opdragt onderwerpt thans de directeur vat justitie ook deze voorstellen aan eene herziening.
e. wat aangaat het denkbeeld om een afzonderlijk kadefl te vormen .van regterlijke ambtenaren voor de inlandscW regtbanken en in verband daarmede wat aangaat de vraag' of art. 3 van het Koninklijk besluit van 10 Septembe' 1864 (Indisch Staatsblad n°. 194J, wijziging behoeft, door de mededeeling van zijn gemotiveerd gevoelen i dat het vormen van een dergelijk afzonderlijk kader nod raadzaam, noch noodig is, en dat evenzeer het stellen va" andere en meerdere eischen aan de te benoemen presr denten en griffiers van landraden dan bij bedoeld art. 's
gevorderd worden van alle regterlijke ambtenaren, nie' wenschelijk noch noodig is. In deze meening is ook doffl de Indische Regering gedeeld; echter is harerzijds eew aanvulling van het artikel voorgesteld , hoedanige aan vulliol echter, als in onmiddellijk verband staande tot de te geve" uitvoering aan het Koninklijk besluit van 5 Maart 1869' n°. 3 , voorloopig in advies wordt gehouden.
Begtswezen in de buitenbezittingen. De ontwerpen tu' reorganisatie van het regtswezen in de buitenbezittingef (bladz. 33 van het vorig verslag) hebben voortdurend oeD punt van gedachtenwisseling tusschen den directeur va" justitie en de Regering uitgemaakt. Het ontwerp voo' Sumatra's Westkust zou. eerlang aan de beslissing van he' Opperbestuur worden onderworpen, ook die voor de resi' dentien Banka en Riouw en onderhoorigheden ; terwijl c\ ontwerpen voor de overige bezittingen alsdan geleidelij? en spoedig zullen kunnen volgen, bestaande nu door da toevoeging van cenen secretaris aan zijn departement (ver gelijk lager hoofdstuk M) voor den directeur de gelegenheid om aan deze aangelegenheid meer gezet gedurende eenige' tijd zijne aandacht te wijden en aan de reeds lang vervaal" digde ontwerpen de laatste hand te leggen.
Wetgeving voor de vreemde Oosterlingen. De vaststelling der door eene daartoe in der tijd ingestelde commissi6
ontworpen » Bepalingen betreffende het burgerlijk- , handels' en strafregt voor de Chinezen op Java en Madura" wach' op den uitslag der overwegingen , of ten gevolge daarva" de raden van justitie geene versterking zullen moeten be' komen, en of niet eene uitbreiding van het personeel de' ambtenaren van den burgerlijken stand noodig zal zij«' wanneer ook op de Chinezen de voorschriften van he' reglement op het houden der registers van den burgerlijke11
stand, voor zooveel noodig gewijzigd, van toepassing zulle" zijn. Beide vragen zijn thans weder in behandeling bij bet
departement van justitie. Ten aanzien der bezwaren welke reeds vroeger tegefl do wijze van toepassing van het Europeesch faillietenreg") op de vreemde Oosterlingen werden te berde gebragt, vel" dient vermelding een nieuw door de Bataviasche käme' van koophandel en nijverheid den Gouverneur-Genera»' aangeboden en door die te Soerabaija ondersteund adres' waarbij aan de Regering wordt verzocht:
1°. op te leggen aan de vreemde Oosterlingen, met nam* aan de Chinezen, de verpligting om hunne handelsboeke"
het gel iûli toe ten ges Hie eu blij »lit ?ijn hoo soo,
»0 de
& gou
oevol' i aar1
gen t' igt ei ar d'
onnei voor direo' ,-oelef ,an '(
land )kliffl y kol maat l om )ndei" ieniof • aao ir vat
43
te houden in eene der meest gewone Westersche talen dan wel in het Maleisch met Latijnsche karakters;
2°. de curatele in faillite boedels aan de weeskamers te ontnemen en haar op te dragen aan curatoren overeenkomstig de in Nederland van kracht zijnde bepalingen;
3°. de landraden te ontheffen van de criminele regtspraak over vreemde Oosterlingen, voor zoover betreft misdrijven bij gelegenheid van faillissem*nt begaan, en daarmede te belasten de raden van justitie. Het adres werd gesteld in handen van den directeur V an justitie, die, met verwijzing naar zijne reeds vroeger °ver het onderwerp uitgebragte rapporten, in overweging gaf, wat 1". en 2°. betreft, aan de adressanten te kennen e geven, dat in het verzoek niet kon worden getreden , e& wat :>°, aangaat, aan het Opperbestuur voor te stellen 0 0 1, met wijziging on uitbreiding van de artt. 95, n°. 2 , e n 129, n°. 1, van het reglement op de regterlijke organisatie, te bepalen, dat de raden van justitie in eersten aanleg kennis nemen van de misdrijven ter gelegenheid van aiüissem*nt en bij kennelijk onvermogen, mitsgaders bij surseance van betaling, begaan door vreemde Oosterlingen , °P welke de bepalingen der publicatie van 30 April 1847 Indisch Staatsblad n°. 23) toepasselijk zijn. Deze aangelegenheid was laatstelijk in behandeling bij den Eaad van Nederlandsen Indie.
Eegtstoestand van Chinesehe Christenen. I n strijd met de l'egtspraak van het Hooggeregtshof van Nederlandsen Indie (zie het vorig verslag bladz. 3 4 | , dat Chinesche Christenen, Ofödat t e hunnen opzigte geene uitzondering is gemaakt, * rachtens de 2de alinea van art. 109 van het Regerings*'eglement, gelijk staan met Europeanen (arrest dd. 13 Maart *°69, n°. 69 ß , Indisch Weekblad van het Eegt n°. 304), besliste j® raad van justitie te Batavia, bij beschikking van 25 Mei WO (opgenomen in het Indisch Weekblad van het Eegt n°. 372) °P een verzoek om inschrijving in de registers van den E u r o Peschen burgerlijken stand van een kind uit Chinesche ouders geboren, doch wiens vader later tot de Christelijke godsdienst was overgegaan, en dat bij den doop den gewijzigden *uropeschen naam zijns vaders had gekregen , dat dergelijk I n d , als geboren uit Chinesche ouders , volgens de 3de a a n e a van art. 109 van het Regeringsreglement behoort °t de met inlanders gelijkgestelde personen, en zulks op Qe volgende overwegingen :
dat het kind, den lateren staat van zijnen vader volgende en gedoopt zijnde met Europesche namen, is Christen n behoort tot de met inlandsche Christenen gelijkgestelde ï ^ s o n e n ; dat op grond der voorlaatste alinea van aangehaald rt' 109, waarbij is aangenomen dat de inlandsche Chris
a e nen met opzigt tot hunne regten, lasten en verpligtingen a t l dezelfde algemeene gewestelijke en gemeentelijke veror«ningen en instellingen onderworpen blijven,, als de in
t a nders die het Christendom niet belijden, dat is met opzigt o t het burgerlijk en handelsregt geheel en al gelijk zijn a n niet-Christen inlanders, in verband tot de 1ste alinea
j , a n het artikel, volgens welke alle bepalingen van het egeriijgsreglement en van alle algemeene verordeningen, , aarin sprake is van Europeanen en van inlanders , waar et tegendeel niet is bepaald , toepasselijk zijn op met hen •T.ujkgestelde personen, al het bepaalde ten aanzien van andsche Christenen evenzeer van toepassing is op de e* inlandsche Christenen gelijkgestelde Chinesche Chrisnen ; d a t derhalve ook met inlandsche Christenen gelijkstelde Christenen van anderen landaard, zoolang daarin 1 anders is voorzien, met opzigt tot hunne regten, lasten h].. y e rpligtingen aan dezelfde verordeningen- onderworpen fti"iV^n als inlanders die het Christendom niet belijden en itsdien een Chineesch Christenkind met betrekking tot ho e n k m'ë e l'ïïJ k e n s t a a t alsnog geacht moet worden te be2 j 6 n * o t de personen die met inlanders gelijkgesteld zijn, a' in r] ^ 8 i n s c n i'ijving zijner geboorte niet kan geschieden de -p r e S ' s t e i ' s yan den burgerleken stand, bestemd voor Europeanen en met dezen gelijkgestelde personen.
go. t r af w e tboek voor .inlanders. Aan de opdragt gedaan bij Z " V e i -nementsbesluit van 10 October 1869, n°. 1, tot menstelling van een strafwetboek voor inlanders, heeft
kadet idscW -raag' embef
Delen nod m vat presi art. • , nie' ; doot i eeq ullini o-evef 1869
m to' tingeJ d eeö r va" \'O0i an h l i resi' rijl à idelijt )or de t(ver| 3nhei<> anigef r v aal"
telling missi tidelä' wach' larval an be' el def 1 zijo m he' :lijkeH zulle« bij be'
tegel' enregt;
, ver kam»1'
dreS
nam8
loeke"
de directeur van justitie voldaan door in Julij 1870 der Regering een ontwerp-Wetboek van Strafregt voor inlanders in Nederlandsen Indie aan te bieden, vergezeld van eene toelichtende memorie, waarvan op magtiging der Regering ter bevordering eener spoedige behandeling een zeker getal exemplaren zijn gedrukt e n , overeenkomstig het gedaan voorstel, aan de personen en collégien welke de Regering daarop wenschte te hooreu, rondgedeeld. Het ontwerp was volgens de laatste berigten (Mei 1871) in behandeling bij het Hooggeregtshof. (1)
Eegtspersoonlijkheid van vereenigingen. Sedert de invoerin»' van het Koninklijk besluit van 28 M a a r t 1870, n°. 2 {Indisch Staatsblad n°. 64) , is bij algemeene verordening als regtspersoon erkend do « Vereeniging van praktiserende geneesheeren te B a t a v i a " (Indisch Staatsblad 1871, n°. 35) , en is goedkeuring verleend op het gewijzigd reglement voor de reeds in 1852 als zedelijk ligchaam erkende » Vereeniging tot bevordering van geneeskundige wetenschappen in Nederlandsch Indie" (Indisch Staatsblad 1870, n°. 120). (2)
Vertaling van algemeene verordeningen in het Chineesch. I n 1869 werd aan den Gouverneur-Generaal inlichting verzocht nopens de toepassing tot dus ver van het voorschrift tot aanplakking »voor zooveel noodig" van Chinesche vertalingen der afgekondigde algemeene verordeningen (artt. 32 en 33 van het Regeringsreglement), en daarbij tevens het gevoelen der Indische Regering gevraagd over het al dan niet wenschelijke eener afschaffing van dergelijke vertalingen. In antwoord daarop is berigt geworden , dat de vertalingin het Chineesch geregeld plaats heeft wat aangaat de verordeningen wier kennis voor de Chinezen noodig of nuttig i s , en dat de bedoelde afschaffing geene aanbeveling verdient, omdat zeer vele Chinezen geen Maleisch verstaan, en de kennis der wetten bij een zoo belangrijk element der Indische bevolking onmisbaar is in het belang eener goede justitie en politie. Zelfs heeft de Indische Regerino-, bij een besluit van December 1870, op voorstel van den directeur van justitie bepaald, dat de Chinesche vertalingen van algemeene verordeningen, tegen betaling, ter landsdrukkerij voor het algemeen verkrijgbaar zullen gesteld worden. Met de meening der Indische Regering is dezerzijds (Maart 1871) ingestemd, onder voorwaarde dat de woorden »voor zooveel noodig", in gemelde artikelen voorkomende , behoorlijk worden in acht genomen.
§ 2. Burgerlijk regt, handelsregt en burgerlijke regtsvor dering.
Levering en openbaarmaking van den eigendom van onroerende zaken, enz. Het ontwerpen van bepalingen betreffende de wijze van levering en openbaarmaking van eigendom van onroerende zaken, de bewaring van hypotheken en de eigendomsoverdragt van schepen en het daarop vestigen van verbanden k o n , bij de vele andere belangrijke werkzaamheden, welke voortdurend het deel zijn van het departement van justitie, niet met dien spoed vorderen, welken de chef van dit departement wenschte. Daarom voegde hij voor de behandeling dezer zaak een der nog niet geplaatste ter beschikking van den Gouverneur-Generaal gestelde regterlijke ambtenaren aan zijn departement toe, die den arbeid ook na zijne definitive plaatsing heefi voortgezet en met wiens hulp de directeur, volgens berigten van Mei jl., verwachtte alsnu spoedig een ontwerp aan de Regering te zullen kunnen indienen (zie overigens het lager aangeteekende in § 5 van dit hoofdstuk onder »Emolumenten der griffiers").
(1) Volgens eene in Julij jl, van dit opperregterlijk collegie bij den Gtouverneur-G-eneraal ontvangen mededeeling hadden verschillende omstandigheden de behandeling van het ontwerp tot dus ver vertraagd. doch zou tot eene gezette overweging daarvan zoo spoedig mogelijk door de vereenigde kamers worden overgegaan. •
(2) Sedert is nog als regtspersoon erkend de vereeniging »het Begrafenisfonds ten behoeve der Chinesche bevolking in de afdeeling Buitenzorg" (Indisch Staatsblad 1871, n°. 93), en heeft goedkeuring plaats gehad van het gewijzigd reglement der in 1853 en 1861 als zedelijk ligchaam erkende »Koninklijke natuurkundige vereeniging in Nederlandsch Indie" (Indisch Staatsblad 1871, n°. 89).
44
In afwachting van deze algemeene nieuwe regeling was door den directeur van justitie, ten einde in de bestaande leemte in dit opzigt te voorzien, eene verordening ontworpen tot toepasselijk-verklaring van de hypotheek-ordonnantie van 21 April 1834 (Indisch Staatsblad n". 27) op de zakelijke regten. Voorts was door den directeur het ontwerp eener algemeene verordening ingediend, strekkende om ook aan den resident van Krawang de bevoegdheid te schenken, voorgeschreven bij art. 1 van gemelde ordonnantie, en dus tot opheffing van het voor belanghebbenden in Krawang_ nog bestaande bezwaar, dat zij zich tot het verlijden van eigen doms- of'hypotheek-acten, betreffende in dat gewest gelegen onroerende zaken, moeten begeven naar Batavia, of zich aldaar moeten laten vertegenwoordigen. De zaak was laatstelijk in behandeling bij den Raad van Nederlandsch ^ndie. .. Van de ontworpen ordonnantie op de in- en overschrijving enz. van de gronden, die inlanders in eigendom verkrijgen krachtens de wet van 9 April 1870 {Indisch Staatsblad n°. 55), wordt melding gemaakt in hoofdstuk J , afd. IV.
te leveren. In dien zin is in December Gouverneur-Generaal geantwoord. 1870 aan de»
Burgerlijke stand. Volgens art. 360 alinea 3 van het Indisch Burgerlijk Wetboek is de ambtenaar van den burgerlijken stand verpligt aan de weeskamers kennis te geven : 1». van het overlijden van alle personen, met opgave tevens of zij minderjarige kinderen nalaten ; 2°. van alle tweede | en volgende huwelijken van ouders die minderjarige kinderen hebben. Voor de voldoening aan de eerste dezer verpligtingen is bij art. 83 van het reglement op het houden der registers van den burgerlijken stand (Indisch Staatsblad 1849, n°. 25) een termijn gesteld, zoodat de ambtenaar, indien hij dezen onbenut laat verloopen , strafschuldig is. De andere verpligting was echter tot nog toe aan geen termijn gebonden , en daarom konden de ambtenaren straffeloos de kennisgeving verzuimen. Aangezien dit verzuim veelvuldig plaats vond , was het deiweeskamers dikwerf geheel onmogelijk te waken voor de naleving van art. 352 Burgerlijk Wetboek. Ten einde in de leemte te voorzien , zijn bij de ordonnantie van 3 September 1870 [Indisch Staatsblad n°. 110) aan gezegd art. 83 toegevoegd de woorden: » en de voltrekking van het tweede en volgende huwelijk". In verband hiermede werd er de aandacht op gevestigd, dat niet zelden de hertrouwde vader of moeder, voogd of voogdes van zijne of hare minderjarige kinderen , zeer tegen hun°wensch en wil, — omdat zij uit onkunde of onoplettendheid verzuimd hebben , de verpligting hun in geval van tweede of volgend huwelijk bij de artt. 350 en 352 van het Indisch Burgerlijk Wetboek voorgeschreven, na te komen — de voogdij over die kinderen verliezen. Het gevolg hiervan was , dat op uitnoodiging van de Regering , de directeur van justitie de ambtenaren van den burgerlijken stand in Nederlandsch Indie aanbeval om de personen, die te hunnen overstaan een tweede huwelijk wenschen te voltrekken, na de huwelijksaangifte en vóór de huwelijksvoltrekking, opmerkzaam te maken op de voorschriften der aangehaalde artikelen. Ten einde het gemis te vergoeden van één der dubbelen van de registers van den burgerlijken stand hetwelk ter griffie van den raad van justitie te Padang berust had, doch aldaar in 1869 door brand was vernield geworden, zoomede ter voorziening alsnog in èen dergelijk verlies ten jare 1850 te Samarang geleden, waren in Indie bepalingen ontworpen die eene afwijking behelsden van de leer in het Indisch Burgerlijk Wetboek gehuldigd omtrent het bewijs, doordat aan afschriften van afschriften, in strijd met art. 1889 n°. 4 van dat Wetboek, volledige bewijskracht zou worden toegekend. Zoodanige afwijking voor een bijzonder geval van de algemeene voorschriften van het Burgerlijk Wetboek werd echter hier te lande bedenkelijk geacht. In verband met het feit dat nog steeds één der dubbel-registers zoowel te Padang als te Samarang behouden was gebleven , werd de voorkeur gegeven zich te bepalen tot eene administrative voorziening, door namelijk, als maatregel van voorzorg, van het overgebleven dubbel authentieke afschriften te doen nemen, en daardoor de mogelijkheid te scheppen om, wanneer ook dit laatste mögt ontbreken , zoo al geen volledig bewijs dan toch een begin van schriftelijk bewijs aangaande den staat der personen
Begisters van den burgerlijken stand voor inlanders. Met opzigt tot de registers van den burgerlijken stand ondel': den inlander op Java en Madura (voor zoover men namelijk de aanteekeningen, die dessa- en districtshoofden ten opzigte van huwelijk, geboorte, overlijden enz. verpligt zijn te houden, zoo noemen mag) ondergingen de betrekkelijke voorschriften eene aanmerkelijke verbetering, doordien bi] het Koninklijk besluit van 31 Julij 1870, n°. 7(1) (Indisch Staatsblad n°. 105), het schriftelijk houden dier aanteeke' ningen verpligtend werd gemaakt.
Geslachtsnaams-veranderingen. Bij verzoeken om geslachtS' naams-veranderingen of geslachtsnaams-bijvoeging was het tot nog toe de gewoonte dat de Indische Regering zelve va* het verzoek, ingeval tegen de inwilliging niet reeds dadelijk bezwaren bestonden, deed melding maken in het officies' nieuwsblad (art. 7, oerste gedeelte Indisch Burgerlijk We H boek). Op grond, dat op deze wijze de Regering bemoeijeni* had met eene handeling, welke de wet haar niet opdraag' en die gerustelijk aan belanghebbenden kan worden oven gelaten, is in Mei 1870 als regel aangenomen om den ver| zoeker, indien het verzoek niet reeds dadelijk moet worde" afgewezen, bij wege van voorloopige beschikking op zij» request, op te dragen daarvan melding te maken in d* Javasche Courant en, zoodra het zal zijn geschied, van dl* aankondiging mededeeling aan het Gouvernement te doefl (Bijblad op het Indisch Staatsblad, n°. 2320).
Gemengde huwelijken. Het aantal gemengde huwelijken 1 1870 gesloten , was minder dan in een der vier voorafgegao' jaren. Het bedroeg in genoemd jaar 45, tegen 51 in 1869', 46 in 1868, 53 in 1867 en 48 in 1866. Van de 45 huwelijken werden er 31 voltrokken tusscbe* Europeanen en inland sehe Christenen, waarvan binnen h", regtsgebied van den raad van justitie te Batavia 6, v9* dien te Samarang 3 , Soerabaija 9, Padang 1, Amboina ": Banda 1 en van dien te Ternate 2. De overige 14, gj sloten tusschen Europeanen en inlandsche niet-ChristeneU! werden voltrokken als volgt : 5 binnen het ressort van de1
raad van justitie te Batavia, 2 van dien te Samarang 1 van dien te Soerabaija, 1 van dien te Padang, 2 v»1
dien te Macassar en 3 van dien te Banda.
liet min dezi We n°. van slis geb
2
tan der bel, 1
•W-o: taa zin
( eXf «en den ove teg Tvo hui
j don een die de het doe lan 1 »ie vai Of zal «He eet of als
Minderjarigheid en voogdij. Het Indisch Burgerlijk We' boek mist het voorschrift van art. 394 van het Nede' landsch Burgerlijk Wetboek. Dien ten gevolge weigert menige voogd zekerheid stellen voor hetgeen zijn pupil na het aanvaarden <*' voogdij aankomt, zonder dat hij daartoe kan worden g' dwongen of wel hem dien ten gevolge het beheer ontnom^ Hiervan kan groot nadeel voor minderjarigen het geve zijn. Daarom is door den directeur van justitie een vboi'S^ gedaan tot aanvulling van het Indisch Burgerlijk Wetb<>| in den zin van gezegd art. 394. Deze aangelegenheid; thans bij het Indisch Bestuur in behandeling en zal wel<" haar beslag krijgen. Op het gebied van minderjarigheid en voogdij deden 0' de volgende quaestien voor :
L°. Moet door den regter in Nederlandsch Indie jj voogd worden benoemd in eene aldaar opengevallen voogdj ingeval de langstlevende der ouders bij uitersten wil \ voogd heeft benoemd een persoon, die zich niet in Ned" landsch Indie bevindt? Met afwijking van een arrest van het Hooggeregts», van 30 Augustus 1851 (2) besliste de raad van justiti6
Batavia deze vraag in ontkennenden zin, op grond ' de artt. 359, 360 en 374 van het Indisch Burger' Wetboek in casu niet toepasselijk zijn, evenmin als ai"'' der overgangsbepalingen, en het niet woonachtig zij" Nederlandsch Indie van den benoemden voogd niet beb°j tot de gevallen van onbevoegdheid tot of uitsluiting j de voogdij, terwijl bij de wet inmiddels aan de weesk»'
(1) "Vergelijk het vorig verslag bladz. 56.
(2) Tijdschrift »Het. regt in Nederlandsch Indie'
tre In, va: dei
>% 66] do va
25
Sn (Ii ke l* IS
Ui Siia is sti ge dc
Va
VI, 196.
45
den
Met ndei' lelijk t o p' , zijo alijke n bij idisch eeke
ichtsis het e va« delijk flcieel Wet; jijeni' IraaJ over' n ver' •orde« p zij" in d« m di« doef'
ken i' Djegao' 1869
3scbe( len h| 5, va< oina " 4 , g«l ätene» an de1 larang 2 v»!
•het behartigen van den persoon en de goederen van de »Hnderjarigen is opgedragen. Het Hooggeregtshof verklaarde ^eze beschikking, op grond van art. 364 van meergemeld •^etboek, niet appellabel {Indisch Weekblad van het Regt, 11 • 388). Sedert is de vraag in cassatie aan het oordeel Tan het opperregterlijk collegie onderworpen, welks beshssing echter op 1 Augustus jl. hier te lande nog niet gebleken was.
2°. Ig de Chinesche moeder van minderjarige kinderen DlJ vóóroverlijden van den vader, volgens de in Neder'aodsch Indie heerschende wetten , instellingen en gebruiken ~er Chinezen van regtswege met de voogdij dezer kinderen belast? Deze vraag werd door het Hooggeregtshof, na ingewonnen advies van eenon Europeschen tolk voor de Chinesche 'aal en van twee hoofden der Chinezen, in ontkennenden 2ltl beslist (Indisch Weekblad van het Regt, n°. 362).
Overeenkomst tot bosch-exploitatie. 0L) het gebied der exploitatie van boschperceelen door particulieren, valt als ^ene belangrijke beslissing van burgerlijk: regt te vermelden, dat hel Hooggeregtshof heeft geoordeeld, dat de °vereenkomst, waarbij een bosch gedurende geruimen tijd 'egen eene jaarlijks te betalen vergoeding ter exploitatie J^ordt afgestaan, is eene overeenkomst van huur en ver"•«ur (Indisch Weekblad van het Regt, n°. 340).
Eigendomsverkrijging door verjaring van gronden tot het ®°>nein behoorende. Art. 569 Indisch Burgerlijk Wetboek. In een door de Kegering gevoerd proces, waarin eene revin
kWe' Nede»
heid ' len * den g' Énom6' t gevl vóors* VeM n heid 1 weW
I den 2»1
idie e! voogd! wil 1
. Ned«
jregts», ustitiq rond [ urge« ,ls art' l zijU t beb«', ting * eeska'
aléatoire actie harerzijds was ingesteld geworden, kwam *e vraag ter sprake, of het voorschrift van art. 569 van jjet Indisch Burgerlijk Wetboek niet belette, dat men ooit «oor verjaring eigenaar zou kunnen worden van aan den *ande toebehoorende gronden. Het Hooggeregtshof besliste op 3 November 1870, dat ^et gezegd voorschrift alleen bedoeld wordt, den bezitter van domeingronden de bezitregtelijke actiën tot handhaving ut herstel in zijn bezit te ontzeggen, geenszins dat die zaken geen onderwerp van bezit kunnen uitmaken, zoodat ^en wel degelijk door verjaring eigenaar kan worden van *ett den lande toebehoorend onroerend goed, onverschillig °f het al dan niet geacht wordt tot het domein te behooren , a' s het slechts niet tot algemeen nut of gebruik dient.
Intrekking der bepalingen betrekkelijk de bevoegdheid van re«mdelingen om in Nederlandsch Indie als erfgenaam op te J"eden. Ten einde de bepalingen van de artt. 837 en 910 Aridisch Burgerlijk Wetboek, ten opzigte van het erfregt van vreemdelingen in Nederlandsch Indie, die bij art. 40 aer Overgangsbepalingen buiten werking zijn gehouden, °P het voetspoor der wet van 7 April 1869 (Nederlandsch staatsblad n°. 56), geheel in te trekken, is zeer onlangs ^en daartoe strekkend ontwerp van algemeene verordening a°°r den Gouverneur-Generaal aan het Opperbestuur ter ^ststelling aangeboden, waaromtrent het Departement van Kolonien in overleg is getreden met dat van Justitie. (1)
"ustitiekosten bij landraden. Het Koninklijk besluit van November 1869, n°. 24, houdende afschaffing der zoogenaamde percentsgewijze belasting op de civile procesen bij de landraden op Java en Madura en hare vervanfc*ng door het verpligt gebruik van zegel bij die processen Indisch Staatsblad 1870, n°. 128) is ingevolge het te gelijr-ei' tijd afgekondigd Koninklijk besluit van 16 Junij 1870 T»ei^' ^ e t v o r l ë verslag bladz. 34 en 105), op 1 January " ' l in werking getreden. De voorschriften van de resolutie van 31 October 1832 Indisch Staatsblad n°. 52) ten opzigte van het door de 6r«fiers bij de landraden in rekening te brengen salaris .* burgerlijke zaken, zijn onvolledig. Het gevolg hiervan dat de griffiers zich niet altijd bij hunne berekenin. is 'lPt aan die bepalingen houden, hetgeen aanleiding heeft |6geven tot eene circulaire (van 22 October 1870), waarbij e directeur van justitie den griffiers bij de landraden
Van "^"et a d v i e s v a a laatstgenoemd Departement is dezer dagen ont
N°. 8. 2.
art. 115 van het Strafwetboek voor Europeanen in herinnering brengt, als toepasselijk ingeval zij zich veroorloven bij de berekening van hun salaris meer te heffen dan bij de bestaande voorschriften is toegestaan. Een volledig tarief voor justitiekosten en salarissen bij de landraden is bij het departement van justitie in bewerking.
Verkorting der termijnen van dagvaarding voor personen die buiten Nederlandsch Indie wonen. In den geest van art. 75 Itegeringsreglement is op het voetspoor der wet van 7 April 1869 (Nederlandsch Staatsblad n°. 54), houdende verkorting der termijnen van dagvaarding van personen, die buiten het Koningrijk wonen, door den directeur van justitie eeue algemeene verordening ontworpen tot wijziging van art. 6, n°. 8, en art. 12 van het reglement op de burgerlijke regtsvördering voor de raden van justitie op Java en het Hooggeregtshof van Nederlandsch Indie, en van art. 13, alm. 15 van het reglement betreffende het hooger beroep 'bij den Hoogen Raad der Nederlanden van de arresten in burgerlijke zaken in eersten aanleg door genoemd hof gewezen (Indisch Staatsblad 1851, n°. 4). Deze verordening was, na door de Indische Regering te zijn gewijzigd, op 1 Augustus jl. nog hier te lande in behandeling.
Afschaffing vanjudiciele boeten en schadeloosstellingen. Op het voetspoor der wet van 7 April 1869 (Nederlandsch Staatsblad n°. 55), houdende afschaffing van eenige bepalingen van het Nederlandsch Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering over judiciele boeten en schadeloosstellingen, is een ontwerp van algemeene verordening zamengesteld tot wijziging en afschaffing van eenige bepalingen, welke in de NederlandschIndische wetgeving over hetzelfde onderwerp voorkomen. Ook op dit ontwerp werd op 1 Augustus jl. nog het advies van het Departement van Justitie hier te lande ingewacht. (1)
Openbaar ministerie. Magtiging. Naar aanleiding van eene beslissing van het Hooggeregtshof betreffende de vraag, of het inlandsch openbaar ministerie al dan niet speciaal gemagtigd moet wezen om in belastingzaken namens de Regering als vertegenwoordigende den lande in regten op te treden, en tot wegneming van den ook uit anderen hoofde gerezen twijfel, of het openbaar ministerie, voor den lande optredende, steeds speciaal gemagtigd moet zijn en, zoo j a , door wien, heeft de directeur van justitie voorschriften ontworpen tot algeheele en afdoende regeling van het onderwerp. Deze voorstellen, welke der Indische Regering bleken eene belangrijke omwerking en wijziging te behoeven, zijn nog in behandeling.
Vennootschap van koophandel. Hoofdzetel van het kantoor. Op het gebied van het faillitenregt verdient vermelding eene niet onbelangrijke, in de maand Julij 1870 door het Hooggeregtshof in het hoogste ressort gegeven beslissing, waarbij is geoordeeld dat eene in Nederland bewilligde naamlooze vennootschap, welke haar hoofdkantoor in Nederland, doch tengevolge harer statuten nog oen ander kantoor in Nederlandsch Indie heeft, alleen in Nederland door den Nederlandschen regier kan worden failliet verklaard (Indisch Weekblad van het Regt n°. 367).
Lijfsdwang in de Molukken. Het bij art. 2 der Indische resolutie van 29 November 1825, nc. 11, vastgestelde » Reglement op de zamenstelling en de regtsmagt van de raden van justitie, de regtspleging voor dezelve en het bestuur der politie in de Moluksche eilanden" (Indisch Staatsblad 1825, n°. 39), bepaalde in art. 58, dat civile personele arresten, zelfs ter zake van executie, niet verleend of verzocht mogen worden tegen gouvernements-ambtenaren. Volgens het niet afgekondigd gedeelte der aangehaalde resolutie moest echter, in stede van art. 58, gevolgd worden het daarmede overeenstemmend art. 249 van het Provisioneel reglement op de manier van procederen in civile zaken voor het Hooggeregtshof van, en do raden van justitie in Nederlandsch Indie (Indisch Staatsblad 1819, n°. 20)
Dezer dagen bij het Departement van Kolonien ingekomen. 12
46
•welk artikel later is ingetrokken bij het besluit van den Commissaris-Generaal van 29 Junij 1827 (Indisch Staatsblad n°. 65 j , bepalende dat voortaan , voor zoover betrof het gebruik van het regtsmiddel van civiel arrest, geen onderscheid meer moest gemaakt worden tusschen gouvernements-ambtenaren en ambtelooze ingezetenen. Daar echter het ingetrokken artikel niet in verbindenden vorm voor de Molukken was toepasselijk verklaard en het besluit van 1827 niet uitdrukkelijk melding maakte van bovenbedoeld art. 58, moest dit laatste wettelijk nog van kracht worden geacht. Nadat eene beschikking van den raad van justitie te Amboina op deze onregelmatigheid de aandacht had doen vallen, werd het artikel alsnog bij Koninklijk besluit van 29 April 1871, n». 28 (1) ingetrokken, en dus ook voor de Molukken het onderscheid op het stuk van lijfsdwang tusschen ambtenaren en niet-ambtenaren opgeheven.
§ 3. Strafregt, strafvordering en gevangeniswezen.
Toepassing van het Strafwetboek voor Europeanen. Op nieuw sprong de noodzakelijkheid in het oog van maatregelen tot het^wegnemen der bezwaren, welke zich ten gevolge van de invoering van het Wetboek van Strafregt voor Europeanen hebben doen gevoelen , in zoover verscheidene feiten, die vroeger als geringe overtredingen konden worden beregt, nu allen als misdrijf moeten worden aangemerkt en als zoodanig, na verpligte voorloopige instructie, gebragt bij de raden van justitie. _ Gedurende het jaar 1870 werden bij de officieren van justitie wederom een zeventigtal klagten wegens het toebrengen van slagen, enz., ingebragt, welke vóór de invoering van het Strafwetboek zouden zijn geweest van de competentie van den residentieregter, maar nu moesten worden geïnstrueerd en onderworpen aan de beslissing van den raad van justitie. De door den directeur van justitie in Julij 1870 voorgestelde maatregelen bestaan in:
1°. eene wijziging van het Wetboek van Strafregt, waardoor alle ligte mishandelingen, als het geven van klappen, slagen, schoppen of stooten, die geene kenteekenen van belang achterlaten, worden van de competentie van den residentieregter ;
2». eene wijziging van het reglement op de strafvordering, zoodat alle misdrijven, waartegen geen zwaardere straf is bedreigd dan gevangenis met of zonder verbeurdverklaring, wordenberegt als overtredingszaken zonder verpligte voorloopige instructie.
De door het Hooggeregtshof en den Raad van Nederlandsch Indie daaromtrent gemaakte opmerkingen hebben geleid tot nadere raadpleging van den directeur. Ook is aanhangig een voorstel om te gemoet te komen aan de klagten , meermalen door den handel ingebragt over de bedriegerijen, die plaats vonden door het invoeren en verkoopen van handelswaren, voorzien van valsche en nagemaakte merken. (Art. 89 van het Strafwetboek voor Europeanen.)
Toepassing van het Strafwetboek voor Europeanen op inlanders. Even als in 1869 deed zich ook in 1870 weder behoefte gevoelen, om, in afwachting van de vaststelling van het ontworpen Strafwetboek voor inlanders, eenige bijzondere bepalingen van het Strafwetboek voor Europeanen op inlanders en met dezen gelijkgestelden van toepassing te verklaren. Ditmaal gold het, zoo als reeds blijkt uit hoofdstuk D , § 3 , hiervoren , eene voorziening tegen het opkoopen , in pand nemen, enz. door inlanders en met dezen gelijkgestelden van zaken behoorende tot de kleeding, uitrusting en wapening van militairen , waardoor het te zoek maken door dezen van hunne equipementsgoederen werd uitgelokt en vergemakkelijkt. Krachtens de ordonnantie van 3 October 1870 (Indisch Staatsblad n°. 143) zijn nu op bedoelde lieden toepasselijk de artt. 332, 333 , 334 en 335 van het Wetboek van Strafregt voor Europeanen, behoudens de
(1) Sedert in Indie afgekondigd tij "besluit van den GouverneurGeneraal van 6 Julij 1871 (Indisch Staatsblad n°. 100).
door het verschil in landaard gevorderde verandering der voor geschrevene gevangenisstraf in dwangarbeid buitel den ketting.
Justitiekosten in strafzaken. Het gemis van een voldoend tarief van justitiekosten in strafzaken , vooral ook bij de landraden, heeft zich meermalen doen gevoelen. De tari' ven, vastgesteld bij de resolutien van 7 Augustus 1822 (Indisch Staatsblad n°. 11) en van 31 October 1832 (Indisch Staatsblad n°. 52) zijn verouderd, niet passende bij de voorschriften _ der op 1 Mei 1848 ingevoerde wetgeving' Ter voorziening hierin is bij het departement van justitie een nieuw tarief in bewerking.
Revisie. De van den directeur van justitie uitgegane ontwerpen tot wijziging van het tegenwoordig stelsel va» revisie zijn , na geruimen tijd een onderwerp van gedachtenwisseling tusschen de Regering en dien directeur te hebben uitgemaakt, nog in behandeling bij het Hooggeregtshof. Daarbij is voorgesteld om voor Java en Madura de revisie te beperken tot de gevallen , waarin zij door het openbaar ministerie of door den beklaagde verlangd wordt. De revisie van de vonnissen van vrijspraak door de raden van justitie op Java en de regtbanken van omgang gewezen, is bij Koninklijk besluit van 6 November 1870, n°. 1& (Indisch Staatsblad 1871 , n°. 39) afgeschaft. De ondervinding toch had geleerd dat, waar het hof slechts uiterst zeldzaam op door bedoelde collégien gewezen vrijspraken had behoeven terug te komen , het nut dezer revisie niet kon geacht worden in verhouding te staan tot de nadeeleB daaruit voortvlceijerde wegens verlengde gevangenhouding der vrijgesproken beklaagden tijdens de behandeling hunner zaak in revisie. In het belang eener naauwgezette regtspraak werd niettemin bepaald, dat de bewuste vonnissen, even als de aan revisie onderworpene, aan het Hooggeregtshof zullen blijven worden ingezonden, ten einde het hof, i n d ' e n , d a . a r t c e § r o r i d c n z iJ n' n a d e n procureur-generaal te hebben geraadpleegd, aan het betrokken collegie zijne aanmerkingen op de behandeling der zaak kunne mededeelen. • De wijzigingen, dien ten gevolge vereischt in sommige voorschriften zoowel van het reglement op de regterlijke organisatie enz. als van dat op de strafvordering voor" de raden van justitie op Java en het Hooggeregtshof en van het zoogenaamd inlandsch reglement, tot welker vaststelling het Koninklijk besluit den Gouverneur-Generaal magtigde, zijn uitgevaardigd bij ordonnantie van 5 April 1871 (Indisch Staatsblad n°. 40).
Wederkeerige uitvoerbaarheid en ten-uitvoer-legging van in Nederland en in Nederlandsch Indie -gewezen vonnissen en verleden authentieke aden (art. 104 Regeringsreglement). Te Soerabaija heeft zich in 1870 het gemis doen gevoelen van bepalingen, regelende de wijze van ten-uitvoer-legging in Nederland van door den Nederlandsch-Indischen régterra naam des Konings in strafzaken gegeven bevelschriften. Reeds in 1855 heeft het uitvaardigen van eene algemeene verordening, strekkende om uitvoering te geven aan het in art. 104 van het Regeringsreglement nedergelegd beginsel, een onderwerp van overleg tusschen het Opperbestuur en de Indische Regering uitgemaakt. De zaak is, naar aanleiding van het zoo even bedoeld feit, nu bij het departement van justitie in behandeling gekomen.
Voorloopige aanhouding. In de wetgeving op dit punt (zie het vorig verslag blz. 35) is nog geene wijziging gebragt. De wijzigingen, welke de directeur van justitie heeft voorgesteld in het inlandsch reglement te brengen ter gelegenheid van de invoering der afscheiding van het administratief en regterlijk gezag, hebben echter ook de strekking de voorloopige aanhouding van inlanders en met dezen gelijkgestelden zeer te beperken. . Eer>e wijziging van het reglement op de strafvordering m dezen zin zal mede noodig zijn. Zij is bij het departement van justitie in bewerking.
Gevangeniswezen. Na het jongste uitvoerig verslag over dit onderwerp uitgebragt betreffende de jaren 1866—1869 (in zijn geheel afgedrukt als bijlage G bij het vorig regeringsverslag), kan ditmaal volstaan worden met de ver
toon
stra
47
uiten
oen ij d tari' 1822 disel ij de ping' stiti«
gan« van achir te ggeiura r het >rdt. ideD zerii . 18 vin:erst ikeü niet eleD ling mei' egtseni g iahof. raal ijne len-i lige ijke • de van telag871
in en Te van in r in :en. ene het beuur mar
S S D g H - ^ T J Z 6 1 V a n a ™ l l i n g , van enkele bijzonderleden, d.e m den loop van 1870 zijn voorgekomen.
Wat den bouw en de inrigting der localen dienende tot gevangenis betreft, het volgende:
pPflet- 8r b r, e^ , a a n r u i m t e i n h e t c i v i e l e û militair gevangenhuis te Weltevreden gaf aanleiding tot het voorstel om «en provoostbtns met militaire auditie te bouwen, waarin reeds vroeger sprake was geweest, doch waaraan met e oog op de mogelijkheid dat tot verplaatsing van den estuurszetel zou moeten worden overgegaan , tot nog toe b^en gevolg was gegeven. De in_ het laatste quartaal van 1870 aan den directeur an justitie voor den tijd van zes maanden in het belang an het gevangeniswezen toegevoegde ambtenaar heeft dien W gedeeltelijk _besteed tot een plaatselijk onderzoek van nKele gevangenissen en het doen van voorstellen in verand niet de hem gebleken locale behoeften. Zoo vertoefde dP J \ m'"i;arïS.' W a a l' voornamelijk de localen voor inlaneis bestemd dringend uitbreiding vereischen. Het gevolg an het onderzoek aldaar is onder andere geweest de in
va, ™l° dT'. d e R e S e " " g goedgekeurde inrigting an een suikerpakhuis tot tijdelijk dwangarbeiderskwartier, at r u i m t e aanbiedt voor 350 personen. Ook de bestaande 6 vangems voor inlanders onderging in den loop van 1870 enige verbetering. Eene andere inrigting van de bürgert e gevangenis voor Europeanen in verband tot het plan O L ' 1 ' . e e n e a c e n t r a I . e strafinrigting van te maken, is in ei weging. Het militair huis van arrest te Samarang was * » £ • * ° m v ° o r t d l l r e n d «»e militaire veroordeelden en groeh ,1 ( t e I b e!, a t t?» 1 t e " gevolge van het steeds aandeel? fetal m l I l t a l r e zaken in de tweede militaire aftZ g ' , A a n S a a n d e d e maatregelen dien ten gevolge geW 5 . : ' V 6 r W e z e n W o r d e n D a a r § 6> »Militaire regtOverigens zijn aan verscheidene gevangenissen, zoo op riD?P 6 n M a d u r a a I s daarbuiten, belangrijke verbeteren aangebragt, terwijl voorstellen tot herstelling en rmeuwmgvan andere bij de Regering in overweging zijn.
gerS" ° p z j g t e . v a n n e t beheer en d e talcing der gevan«i&sen valt weinig te zeggen. Aanstelling of vermeerdering ook f e r s o n e e i z a l °P enkele plaatsen nog noodig zijn, vooral Van T -?e7oMe ,^fn, d e b i j d e regeling der heerendiensten bev i D1J {Byblad op het Indisch Staatsblad n°. 2332) %en i- a ff h a f f i n g v a n h e t g e b"»k van heerendienstpligVanl J gevangenissen, behoudens bij die districtsgeV m s s e n , tot welker bewaking, bij uitzondering, niet In ° p P a f e r s v a n h e t districtshoofd kan worden beschikt, 'û d0 ?f t e^ b ezittingen heeft het corps politiesoldaten b e w , V r e s i d e n t l e Lampongsche districten, belast met de der „ g ' gevangenissen en het begeleiden en vervoeren gevangenen, vermeerdering ondergaan. <ïe J! h a n d h a v i n g eener behoorlijke orde en tucht onder e" u l a n g e ° e n l l e t ° P e n k e l e P l a a t gen te wenschen over §etoel^ g e'^ S \ B n g 0 e d e r e g e l e n te dien opzigte werd vaak »•atiV o h T i e r a a n t e g e m o e t to komen zijn bij ordon^treU-™ 1 ,UmJ 1 8 7 1 lJndisch Staatsblad n". 78), met I & * M A § V a l \ lnstl,uctie voor de cipiers bij het Hoo«-„„_ bcsnoi en de raden van justitie [Indisch Staatsblad 1819 W 0 ' m ? t l n g a n g . v a n X Agustus 1871, nieuwe voor
door politiedienaren of wel door inlanders tegen betaling te doen geschieden. °
c ^ o o P , l i D g T?" J u n i j' 1 8 7 0 '»el-voren bedoeld (Bijblad n . 26.52) laat dit vervoer in heerendienst slechts toe uit de dessa naar de districtshoofdplaats, en ook, doch alleen m geval ander geleide (dat van militairen, djayang secars, pradjoerits of pohtie-oppassers) ontbreekt, naar de hoofdplaats der afdeelmg, terwijl daartoe geene personen mogen worden aangewezen, die als getuigen in de zaak moeten optreden. Het vervoer van gewest tot gewest moet op vaste dagen der week geschieden en de geleiders (in heerendienst) moeten naar gelang van den afstand der etappe om de zes palen of daaromtrent door anderen vervangen worden. Een voorstel tot regeling van het vervoer van gevangenen en veroordeelden met den spoorweg langs de lijn Samarang-Vorstenlanden is in behandeling.
De voeding Heeding en ligging der gevangenen en veroordeelden heeft weinig verandering ondergaan In de voorwaarden waarop de verstrekking van het noodde in de verschalende gewesten en plaatsen werd aanbesteed, heeft men getracht, behoudens enkele plaatselijke afwijkingen zooveel mogelijk eenvormigheid te brengen en de mededinging een ruimer veld te laten, door de perceelen zooveel mogelijk te verdeden en kleiner te maken. Voor zooverre de ontvangen rapporten er melding van maken is de aanbesteding meestal gelukt. Eene uitzondering maak onder andere de residentie Lampongsche districten, waar zich voor de levering van het benoodigde voor de Uvang e ™ " . " b l n n e n l t t n d e n g e e n gegadigden hebben aan
Over den gezondheidstoestand der gevangenen en veroordeelden uiden de bengten over het algemeen gunstig. Slechts op enkele plaatsen viel daarop nieste roemen, bij name nie in de kettingkwartieren te Batavia en op Onrust ^verXr met te Pekalongan te Bodjonegoro en te Toeban (residentie Rembang), te Bangkallan (Madura), te Banjoewan" te Madioenen te Telok Betong (residentie Lampongsche' districten . Voor sommige plaatsen werd dit toegeschoven aan overbevolking der gevangenis; voor andere aan min gunstige hggmg van het gebouw. n
zie gt. >rinief de k
°g r
*cbrifl-o„ Drde ^ !\ u i tgevaard.gd tot bevordering en handhaving van fet> tevl o n d e r d e gevangenen in Nederlandsen Indie kgelin t'- m a f w a c l l t l n g zoowel van eene meer volledige
I
rt. i > D1J d e ordonnantie die het uitvloeisel zal zijn van ls van T " f W e t b o e k v a n Strafregt voor do Europeanen , l'beide, f b e w e r k l n g ziJnde reorganisatie van het dwangrbeid / ' t e m g e r e g e l e n gesteld betreffende den
u aer veroordeelden. (1) I *Iee,K e n ' . ? T e r W O r d, t g e t r a c h t h e t venoer der gevangenen s lands zooveel mogelijk door pradjoerits en anders E In i
(l t" èoorliiAS Y a n h f gevan8-eniswezen in 'talg-emeen er. van ^ e r , Ä ,1 1?.™!nn8' der ordonnantie van 3 Junij 1871 in het
er 39
C, ,u«er i» "J„ -.'""'"e ">=i UIUUUMM van j .(umi 1871 n he D n eld van een dern;enA( Ur ™ ^ ^ ^ Ju]iJ JL » ^ g t l g d om, verL , n a " en over ™b f e n a r e n van zijn departement, eene dienstreis te V ° 0 r W n 200damge gewesten van Java als hem wenschelijk
Over de vermindering van de nadeelige gevolgen eener langdurige voorloopige gevangenhouding, deels als uitvloeisel van de genomen maatregelen tot verbetering van hot verblijf m de gevangenissen, deels veroorzaakt door den korteren duur der preventive hechtenis, ten gevold L I spoediger afdoening van zaken, worden in alle "rapporten van de hoofden van gewestelijk bestuur gunstige ber gelezen. Zoo wijst de resident van Rembang 0 Sp de gunstige resultaten verkregen door het opvolgen van de voor schriften der in 't vorig verslag, bladz. 35, bedoelde cir
n . 2169), waardoor de bevolking van de gevangenis te Rembang van 250 tot 150 is gedaald, zonden- daf dit tot bezwaar aanleiding heeft gegeven. Bij de gevangenen in de residentie Madura zijn die maatregelen gunstif S e n werken en is, ten gevolge van het spoedig ontvafgeVd« m revisie gevelde arresten, welke thans gemïddekf binnen 21/2 a o maanden na de inzending van de vonnissen inkwamen de duur der preventive hechtenis aanmerkelijk
Ädent van T ^ l ' ^ ^ W ° r d t g 6 Z e g d d o - - S T sident van Bezoeki, waar, door spoediger afdoening der to"t ÎOO T Cljf-1' ' T ! r n g e n e n * B-dowosso äSi 300 tot 200 daags is gedaald. Ten aanzien van den arbeid der preventive gevangenen (zie t vorig verslag, bijlage O, bladz. 28), deelen P r e s i denten van Soerabaya en Madura nog mede, dat de proeve te Grissee en te Pamakassan genomen, als geheel misUi moeten worden beschouwd. Verreweg het metrendeeTdezer gevangenen weigerde eenigen arbeid te verrigten
Bij sommige groote werken van algemeen nut is van den A t V e r 0 ; r d e e l d - ï o t dwangaÄeid in en buiten den 2 / ' , onlei-gaan buiten de plaats der veroordeeling, blïe GITSSKBP ëetr0kken fzie de aaDgehaal&
Het maken van een weg door het bosch van Soemberwaroe (Bezoek.) tot Badjoelmati (Banjoewangi) is v o o r t ™ Het gemiddeld aantal dwangarbeiders gedurende 1870 k n ï de geheele baan werkzaam bedroeg, na aftrek der o n f
48
slag enen, ontvlugten, zieken en overledenen, 484, waarvan 228 te Badjoelmati en 256 te Soemberwaroe. In December 1870 waren er te Badjoelmati nog 225 en te Soemberwaroe 190, of' te zamen 415 werkzaam. Het zijn meest allen personen aan wie Banjoewangi als strafplaats is aangewezen. De koelie-arbeid bij de werkzaamheden verbonden aan het verplaatsen van het havenlicht te Banjoewangi, tengevolge van een doorbraak in de landtong alwaar het licht geplaatst was , en het herstellen der waterkeeringen aan die landtong, werden door dwangarbeiders verrigt. Op het landbouwetablissem*nt ter genoemde plaatse waren 411 veroordeelden werkzaam. De resident van Banjoewangi geeft met opzigt tot de in zijn gewest ten arbeid gestelde dwangarbeiders eene berekening van de resultaten van hun arbeid in geld uitgedrukt. Volgens die berekening zijn in 1870 in die residentie ten behoeve van 's lands inrigtingen en openbare werken gebezigd per dag 1017 dwangarbeiders, van wie zijn verkregen 344 203 dagdiensten, vertegenwoordigende aan dagloonen à 50 cent per hoofd en per dag, eene som van f 172 101 ; welk indirect voordeel met de waarde der op het landbouw-etablissem*nt geteelde producten en van daar verkregen materialen (bamboe, rotting, alang-alang, hout, steenen, pannen , kalk) ad f 10 064, geeft een totaal van f 182 165. Brengt men hier tegenover in rekening de kosten gedurende 1870 wegens voediüg, kleeding, opzigt en verpleging van gemiddeld 1017 dwangarbeiders ad f 77 737, dan blijft nog over een bedrag van f 104 428, waarmede het Gouvernement volgens den resident door den bedoelden arbeid zou bevoordeeld zijn.
Bij de militaire werken te Willem I en te Banjoe-Biroe (residentie Samarang) waren 300 dwangarbeiders werkzaam. Aan de voortzetting van den bouw der kustbatterij op de landtong van Tjilatjap (residentie Banjoemas) werken ongeveer 700 veroordeelden. In de residentie Kediri waren zij bezig met het verhoogen en verbreeden van den grooten weg langs de benting en het verbeteren en versterken van de oevers der groote rivier aldaar. De werkzaamheden aan het dempen van het moeras m de nabijheid van Sibogha (gouvernement van Sumatra's Westkust) zijn voortgezet; 4160 vierkante meters zijn gedempt en bovendien is een weg midden door het moeras aangelegd. Te Goenoeng-Sitoli (eiland Nias) werd door dwangarbeiders eene waterleiding van 2 palen lengte gegraven, waardoor de plaats van stroomend water werd voorzien. Met het aanleggen van een en weg van de hoofdplaats Padang naar Solok en het herstellen van den grooten weg van Padang naar de Padangsche bovenlanden zijn mede een aantal dwangarbeiders belast. Tijdelijk is in Mei 1870 de arbeid der veroordeelden bij den bouw van een aanleghoofd in de baai te Telok Betong (Lampongsche districten), wegens gemis aan gereedschappen tot vervoer der klipsteenen , moeten worden gestaakt. Wanneer hierin zal zijn voorzien, wordt de aanleg weder voortgezet. Thans zijn zij werkzaam aan de verbetering der wegen om die hoofdplaats. ln.de residentie Wester-afdeeling van Borneo wareneen lóOtal veroordeelden te werk bij den in aanleg zijnden weg van de hoofdplaats Pontianak naar het zeestrand. Op Celebes zijn in 1870 de dwangarbeiders gebruikt tot het leggen van een aarden wal om het etablissem*nt te Pankadjene en bij den bouw van bruggen, zoo als te Segeri - (beide in de afdeeling Noorderdistricten). Voorts werd in 1870 het bezigen van dwangarbeiders nog voorgeschreven voor: het schoonhouden en uitdiepen der grachten en der rivier van Batavia, zoowel in het belang van de praauwenvaart als van den gezondheidstoestand ; het vernieuwen van de doorgangen der riolen onder de straten en wegen ter hoofdplaats Pasoeroean, het sorteren en opstapelen van houtwerken te Cheribon en te Tagal ; het verrigten van koelie-arbeid bij vernieuwingen en bijbouwingen aan het residentiehuis te Magelang (Kadoe), het vernieuwen van een gedeelte wegs langs de Bandjermasinsche rivier ter hoofdplaats Bandjermasin , enz. In 1871 zal van den arbeid der dwangarbeiders weder belangrijk nut getrokken worden bij het slechten der aan het burgerlijk bestuur overgegeven vestingwerken ter hoofdplaats Soerabaija. Het dempen der grachten is reeds door dwangarbeiders geschied onder militair opzigt. Thans zullen zij ook gebezigd worden voor werkzaamheden in verband
staande met op- en aanslibbingen der grachten en waterwerken bij die stad, een arbeid die ongeveer zes maanden zal duren en uit het oogpunt der gezondheid van groot belang is voor de plaats. Op ruime schaal zal van de diensten van dwangarbeiders vermoedelijk worden gebruik gemaakt bij den (ontworpen) aanleg van een weg van Tjilatjap (Banjoemas) door de Dajaloeho*rsche districten naar Ban dj ar (grens der Preanger regentschappen). Een voorstel om van de diensten der dwangarbeiders mede gebruik te maken bij den aanleg en het onderhoud der telegraaphlijn in de residentie Palembang is bij de Regering aanhangig. De verdeeling der veroordeelden tot dwangarbeid , daaronder begrepen zij die hunne straf ter plaatse der veroordeeling ondergaan, ov.er de verschillende gewesten op en buiten Java blijkt uit de aantooning hierachter overgelegd als bijlage lit. G, n". 4, waaraan echter, bij gemis aaO opgaven, de residentie Palembang ontbreekt. Volgens deze aantooning komt het grootste aantal op Java voor m de volgende gewesten: Banjoemas met 1208; Banjoewangi metöill73; Soerabaija met 1033; Batavia met 955 en bovendien' op het eiland Onrust nog 502 ; Samarang met 882Op deze volgen: Kembang met 169; Bagelen met 158. Probolinggo met 136, Pasoeroean met 122 en Madioeo met 113.° Deze cijfers geven het aantal aan dat op ultimo December 1870 in elk dezer gewesten aanwezig was. I» de overige is het aantal veel geringer, in de meeste zelfä minder dan 50 personen. _ 1 Van de gewesten uitmakende de bezittingen buite» Java en Madura staan bovenaan de gewesten Zuideren Ooster-afdeeling van Borneo met 841 ; Amboma me 778; Celebes en onderhoorigheden met 763; Sumatra» Westkust met 755 en Borneo's Wester-afdeeling met 564. Daarna volgen Riouw en onderhoorigheden met 283, Banks" en onderhoorigheden met 254, de Lampongsche districted met- 154 en Benkoelen met 153. De gewone jaarlijksche opgaven van het geheele aantal ge vangenen in Nederlandsch Indie worden gevonden in & staten, als bijlagen lit. G, n°. 1—3, bij dit verslag gevoegd' Op ultimo December 1870 bedroeg het totaal der gevangenen, die reeds in het hoogste ressort veroordeel waren, in geheel Nederlandsch Indie, met uitzondering alsvoren van de residentie Palembang, 15 543 persono« tegen 14 183 op ultimo December 1869. Van dit aant» bevonden zich in de gevangenissen op Java en Madui'» in 1870 10 045, in 1869 8356. _ . Het aantal voorloopig in hechtenis gestelden in gehe« Nederlandsch Indie was op ultimo December 1870 277 (waarvan alleen op Java en Madura 2306) tegen 2957 o dien datum in 1869, van welke laatsten 2441 op Java e« Madura. . ., Civiel gegijzelden waren er gedurende het jaar 1870 1 geheel Nederlandsch Indie 349 personen, tegen 432 ge' durende 1869. Verreweg liet grootste meerendeel der veroordeelde waren verwezenen tot dwangarbeid; hun aantal bedroft bij het eind van 1870 tegenover het cijfer der vier voof afgegane jaren als volgt:
sta het 81 ge 86 Po aa
de vo
18
18
18
18
18
Op ultimo
December.
1866
1867
1868
1869
1870
In
den ketting.
Buiten
den ketting. Totaal.
3684
3890
3507
3713
3850
5827
5985
6304
6738
7980
9 511 |
9 875
9 811
10 451
11830
De vorenbedoelde aantooningen bevatten tevens e
los ab ms Vo St,
n0. 18 de aa Vis be do Vo m; be is Ve tir
he rej oo he st«
he
m ho
OQ
Ve go He hQ an G & V( Pi
If b,
49
statistiek der veroordeelingen tot straf gedurende het gehele jaar. Daaruit blijkt dat in 1870 veroordeeld werden: 81 personen tot tuchthuis- en kruiwagenstraf, 551 tot gevangenisstraf en detentie, 1995 tot dwangarbeid in- en °653 tot dwangarbeid buiten den ketting, terwijl op de politierol tot gevangenis, blok-arrest en ten-arbeid-stelling aan de openbare werken veroordeeld werden 67 191 personen. Hoedanig dit laatste cijfer zich voordoet tegenover dat der vier voorafgegane jaren, wordt aangewezen door het volgende staatje:
JAREN.
1866
1867
1868
1869
1870
Java en Madura.
62 659
48 064
50 399
50 666
49 881
B ui ten
bezittingen.
17 867
20 031
17 841
19 566
17310
In geheel Nederlandsen Indie.
80 526
68 095
68 240
70 232
67 191
§ 4. Gewestelijke en plaatselijke verordeningen.
Brandgevaar. In het gemis aan bepalingen nopens de lossing en berging van buskruid te Koepang (Timor), alwaar na de intrekking van het garnizoen het buskruidmagazijn onder burgerlijk beheer was gekomen, werd v0orzien bij ordonnantie van 29 November 1870 [Indisch Staatsblad n°. 183). De verlenging, laatstelijk bij Indisch Staatsblad 1H70 n°- 5, van den termijn bij de ordonnantie van 22 January 1861 (Indisch Staatsblad n°. 1) gesteld aan de bewoners der stad en voorsteden van Soerabaija voor de voldoening aan de verpligting om hunne met atap of andere ligt ontvlambare materialen bedekte woningen van eenepannen-dakOedekking te doen voorzien, is andermaal ge'tleken onvoldoende te zijn. Om de redenen daarvoor reeds in het Vorig verslag bladz. 36 opgegeven , is die termijn andermaal , doch nu met vijf jaren en alzoo tot ultimo December 1875 verlengd [Indisch Staatsblad 1871 n°. 63). Tevens 18 daarbij straf bedreigd te»en de personen , die na het Verstrijken van bedoelden termijn niet aan hunne verpligt'ngen zullen hebben voldaan. De gouverneur van Celebes en onderhoorigheden deed het voorstel om den voor S »erabaija verordenden maatr egel, in het belang van veiligheid en orde te Macassar , °°k voor die plaats in het leven te roepen. Dit voorstel heeft geleid tot een ontwerp-verordening , waarvan de vaststelling spoedig kon worden verwacht.
Verordeningen van hoofden van gewestelijk bestuur. Op het gebied van gewestelijke en plaatselijke wetgeving zijn sedert net vorig verslas de volgende reglementen of keuren tot stand gekomen (die betreffende eenige min belangrijke wijzigingen m reeds bestaande verordeningen van dien aard , of die houdende vaststelling van begraafplaatsreglementen daaronder niet begrepen). Door den resident van Palembang werd vastgesteld eene Verordening, dd. 27 Junij 1870, tot handhaving eener goede politie en ter bevordering van orde , zindelijkheid en Netheid in het belang der gemeente te Moeara-Roepit, hoedanige verordening reeds vroeger voor een achttal aodere plaatsen in dit gewest was uitgevaardigd (Javasche Courant 20 September 1870); door den resident van "ezoeki, eene verordening dd. 10 January lö71, tot bevordering van orde, netheid en zindelijkheid voor de hoofdPlaats dier residentie, zoomede voor die der afdeelingen Panaroekan en Bondowosso (Javasche Courant 21 February *-87l); door den resident van Tagal, eene keur op de broodbakkerijen en het bedrijf van bakker in die residentie,
N°. 8. 2.
dd. 17 Maart 1871 (Javasche Courant 28 Maart 1871) ; door den resident, der Lampongsche districten , eene keur op de broodbakkerijen ter hoofdplaats Telok Betong, dd. 15 Mei 1871 (Javasche Courant 23 Mei 1871); en eindelijk door den resident van Riouw eene keur op den houtkap te Tandjong Pinang, dd. 28 Maart 1871, en eene op het dobbelspel onder inlanders en met dezen gelijkgestelden aldaar, dd. 8 April 1871 (Javasche Courant 2 Junij 1871). (1) Over do uitnoodigmg aan de hoofden van gewestelijk bestuur gerigt, om in verband met de aanstaande invoering van het Koninklijk besluit van fi Maart 1869, n°. 4 (Indisch Staatsblad 1870, n°. 152), de hand te slaan aan het bewerken van zoodanige gewestelijke of plaatselijke reglementen evt keuren van politie als noodig zijn, opdat geen feit meer op de politie.-rol worde gebragt, dan waartegen bij wettelijke verordening straf is bedreigd, is reeds gehandeld in § 1 van dit hoofdstuk (zie bladz 41/42 hiervoren). Voorts is in den aanhef van dit hoofdstuk (bladz 41 hiervoren) mede reeds molding gemaakt van de bepaling (Indisch Staatsblad 1870, n°. 1«9), krachtens welke de uitvaardiging , door de hoofden van gewestelijk bestuur, van reglementen en keuren van politie eene voorafgaande raadpleging vereischt van den directeur van justitie, in plaats van zoo als vroeger van den procureur-generaal .bij het Hooggeregtshof.
§ 5. Ttegterlijke magt en regtsbedeeling.
Hooggeregtshof. In de afdoening der revisiezaken ontstond, dank zij de voortdurende buitengewone inspanning van 'shof's derde kamer (dat is die welke belast is met de revisie der duizenden landraadzaken) geen nieuwe achterstand. Desniettemin blijft het dringend noodzakelijk om door wijziging in het stelsel van revisie het aantal zaken die aan 's hofs oordeel worden onderworpen , zooveel mogelijk te verminderen. Een eerste stap tot inkrimping der revisie is gedaan bij 's Konings besluit van 6 November lö70 (zie bladz. 46 hiervoren). houdende afschaffing der herziening van de absolutoire vonnissen , gewezen door deraden v»n justitie op Java en de regtbanken van omgang.
Baden ran justitie. Het personeel bij den raad van justitie te Sam arang — het eenige van de drie regtscollegien van dien aard op Java, hetwelk nog op het oorspronkelijk bij de regterlijke organisatie bepaald aantal van een president en drie leden was gebleven — was sinds lang niet meer geëvenredigd aan de vele en toenemende werkzaamheden, zoodat, ondanks veelvuldige toepassing van de exceptionele bepaling van art. 122 Regterlijke Organisatie, krachtens welke de griffier als regter zitting kan nemen, de goede gang der regtsbedeeling niet zelden werd verstoord. Ter voorziening in deze behoefte is bij 's Konings besluit van 18 February 1871, n°. 5 (Indisch Staatsblad n". 53), het persoueel met een vierde lid vermeerderd. In verband met het hiervoren vermelde (zie in § 2 onder Burgerlijke stand) omtrent het te loor gaan door brand van archiven van den raad van justitie te Padang, kan worden aangeteekend, dat in Junij 1870 besloten werd tot het inrigten van een door de Regelung aangekocht pand tot paleis van justitie te Padang.
Regtbanken van omgang. Door het in het leven roepen met 1 Junij 1871 van de nieuwe afdeelingen Soekaboemi, Tjitjalengka, Tassik-Malaya en Soekapoera-Kollot, als gevolg van de reorganisatie van het bestuur in de residentie Preanger regentschappen (waarover zie hoofdstuk J , afdeeling I, § l), zal voortaan in overeenstemming met het voorschrift van de ordonnantie van 31 December 1866 (Indisch Staatsblad 1867, n°. 2) de regtbank van omgang ook zitting moeten houden op de hoofdplaatsen van die afdeelingen. Door den Gouverneur-Generaal is verklaard, dat de omgaande regter s regt hebben op de hun wettelijk toe
ft) Sedert zijn nog drie dusdanige gewestelijke of plaatselijke verordeningen tot stand gekomen. als : eene op het gebruik van trekvee en vrachtvoertuigen in de residentie Pekalongan; eene ter bevordering van orde, netheid en zindelijkheid op de hoofdplaatsen Pekalongan en Batang, beide dd. 3 Julij 1871, zoomede eene keur van politie op de drinkwaterleiding te Anjer, dd. 18 Julij 1871 (Javasche Courant van den Uden en 21 sten dier maand). 13
50
gekende indemniteit voor reis- en verblijfkosten ook al zijn i>ij ten gevolge van binnenlandsch verlof' niet in functie. Iu Mei jl [Indisch Staatsblad 1871, n°. 71) is echter besloten tot intrekking der bedoelde (vaste) indemniteiten , voor son mige kategorien van landsdienaren, waaronder ook de ou gaande regters op Java en Madura, met bepaling dat voortaan ook door hen eenvoudig zal worden gedeclareerd volgens het algemeen tarief'(Indisch Staatsblad 1862 , nu. 153 a). Deze regeling werd in het belang der dienst geacht, omdat in het genot eener vaste toelage voor reiskosten eene aanleiding kon gelegen rijn tot slechte opvolging van het voorschrift (art. 104 Eegterlijke Organisatie), dat de omgaande regter ten minste ééns in de twee maanden of' zooveel meer als de dienst der justitie zal vorderen , in elke residentie zijner afdeeling zitting moet houden. Tot nog toe werd eene aanwijzing gemist van het regtsgebied waaronder de vestiging te Toli-Toli (Tontoli) aan de Noordkust van Cek bes behoorde. Jn deze leemte werd voorzien lij ordonnantie van 2 Junij 1871 (Indisch Staatsblad n°. 77), door de bepaling dat bedoelde vestiging behoort tot het regtsgebied van de regtbank van omgang en van den landraad ter hoofdplaats Macassar.
Landraden. De aan den landraad te Samarang in 1869 tot hi t bijwerken van achterstand verleende buitengewone hulp moest worden verlengd tot het einde van 1870. Sedert is bij die regtbank geen nieuwe achterstand ontstaan. Ook werd door toevoeging van griffie-personeel buitengewone hulp ter bijwerking van achterstand verleend aan de landraden te Indramaijoe in Cheribon en te Berbek en Blitar in Kediri. ! Ten gevolge van de wijziging in het binnenlandsch beJ stuur der residentie Preanger regentschappen zijn, aan! vangende met 1 Junij 1871, nieuwe landraden gevestigd fi te Scikaloeni, te Tjitjalengka, te Tassik-Malaija en te ; Mangoen-Eedja. Door het Opperbestuur is magtiging verleend om in 1872 over te gaan tot de aanstelling v an een afzonderlijken griffier voor de landraden te Meester-Cornelis en Bekassi (Batavia), bij welke regtbanken de toenemende griffierswerk?aamheden niet langer zonder schade voor de dienst konden worden waargenomen d< or den commies op het adsisteut-residentiekamoor te Meester-Cornelis. Op grond dat het wenschelijk was eens voor al te voorzien in de vervulling der betrekking van secretaris of griffier van den landraad te Macassar, werd die betrekking voortaan verbenden aan die % an commies ter magistrature (Indisch Staatsblad 1870, n°. 98). Order het regtsgebied van genoemden landraad behoort voortaan de vestiging te Tontoli aan de Noordkust van Celebes (vergelijk het slot der voorgaande rubriek).
Rcsidents-geregten. De plaatsen waar het residents-geregt kan werden gihouden, ?ijn sedert het jongste verslag vermeerderd niet Arger in de residentie Bantam (Indisch Staatsblad 1870, n°. 106) en met Soekaboemi, Tjitjalengka, Tassik-Malaija en Mangoen-Eedja in de residentie Preanger regentschappen (Indisch Staatsblad 1870, n°. 124, en 1871, n°. 50).
Regentschaps- en districts-geregten. Omtrent den invloed der circulaire door den directeur van justitie , op uitnoodiging der Begering (vergelijk n°. 2368 van het Bijblad op het Indisch Staatsblad) den 29sten Junij 1870 gerigt aan de gewestelijke bestuurders op Java, om de goede werking der regentschaps- en districts-geregten verder te verzekeren (zie het vorig verslag blz. 37) kan, uit hoofde van de kortheid van het sedert verloopen tijdvak, nog geen juist oordeel worden geveld. Ten einde in de nieuwe af'deelingen der residentie Preanger regentschappen, ook in de adsistent-residentien waar binnen geen regent gevestigd is, te zorgen dat het regentschaps-geregt zitting kunne houden, is bepaald (Indisch Staatsblad 1870, n°. 123, en 1871, n°. 45), dat het geregt in die regentschappen, waartoe meer dan ééne adsistent-residentie behooren, zijne zittingen houdt op de hoofdplaatsen van elke dezer afdeelingen, terwijl tevens op den pateh, die aldaar den regent vertegenwoordigt, met opzigt tot justitie en politie toepasselijk zijn verklaard,
alle voorschriften van het zoogenaamd inlandsch regie' ment waarin sprake is van den regent.
Politionele regtsmagt. (1) De omstandigheid dat een adsis* tent-resident op Java, naar aanleiding van een door dezen ter politie-rol gewezen vonnis, door den residtnt van het betrokken gewest was ter verantwoording geroepen en. na in zijne verdediging te zijn gehoord , met betrekking tot de beregting in den vervolge van quaestien als de behandelde, van instructien was voorzien, gaf den Gouverneur-Generaal aanleiding den resident te doen kennen» dat zijne handeling in deze niet kon worden goedgekeurd i aargezien ook de politie-regter bij zijne regtspraak onafhankelijk behoort te zijn van alle regtstreeksche inmenging van het administratief' gezag. Tevens werd bedoelden hoofdambtenaar opgemerkt, dat wanneer een resident van meening is, dat de door hem aan een adsistent-resident, krachtens art. 89, al. 2 van het inlandsch reglement toevertrouwde regtsmagt door dezen niet naar behooren wordt uitgeoefend , hij residtnt de gegeven magtiging kan intrekken en alsdan krachtens de eerste zinsnede van het artikel de beslissing aan zich trekken , terwijl hij ook — zulks geraden achtende —de aandacht van den procureur-generaal op de politierol kan vestigen en aan dezen overlaten te beoordeelen, of de politierol behoort te worden onderworpen aan de kennisneming van het Hooggéregtshof, ten einde ingevolge art 157 van het reglement op de regterlijke orgaiiisatie, daarop do noodig bevonden aanmerkingen te maken.
Emolumenten der griffiers. Het denkbeeld is overwogen om de zoogenaamde emolumenten door de griffiers bij de raden van justitie en het Booggeregtshofgeheven wordende en hun als gedeeltelijke bezoldiging en ter goedmaking van bureaukosten afgestaan, voortaan, tegen verhooging van hunne vaste inkomsten en van die hunner substituten , te doen storten in 's lands kas. De zaak is echter niet rijp voor afdoening bevonden, omdat ook voorzien zou moeten worden in eene regeling van de emolumenten der griffiers voor hunne verrigtingen als hypotheekbewaarders ingevolge art. 1 der ordonnantie op de overschrijving van den eigendom van vaste goederen . en het inschrijven van hypotheken (hidisch Staatsblad 1834, n°. 27), hoedanige regeling noodwendig verband diende te houden met eene herziening der bedoelde ordonnantie, welke moeijelijke en veel omvattende arbeid sedert eenigen tijd (zie § 2 van dit hoofdstuk) is opgedragen aan den directeur van justitie. Genoemde directeur is dan ook aangeschreven bij de door hem te ontwerpen herziening van Indisch Staatsblad 1834 , n°. 27, zoodanige voorstellen te voegen als hem, omtrent de emolumenten der griffiers in het algemeen doelmatig voorkomen. Onlangs (Junij jl.) is aan den Gouverneur-Generaal, in verband met het voorafgegane, cle vraag gerigt, of's landsdienst niet de afscheiding vordert van de thans gecumuleerde betrekkingen van hypotheekbewaarder en griifier. Wanneer zoodanige afscheiding zou hebben plaats gevonden , werd opgemerkt, zou de hypotheekbewaarder zijne emolumenten moeten blijven genieten, doch ten opzigte van den griifier moeten worden nagegaan , of' het overbrengen der uitsluitend aan de griffie verbenden emolumenten in 's lands kas aan gewigtige bezwaren onderhevig ware*
Eedsafneming van leden van landraden, enz. Krachtens de artt. 113 en 114 van het reglement op de regterlijke organisatie behooren de leden der landraden en der regtbanken van omgang alsmede de hoofd pan ghooloes, de pang' hoeloes, de hoofdujaksa's en djaksa's, alvorens hunne betrekkingen te aanvaarden , een eed af te leggen in handen van den resident. Ten einde te wettigen hetgeen ten gevolge eener minder juiste uitlegging van art. 14 van Indisch Staatsblad 1848, n°. 15 (alleen toepasselijk op de eedsafleg' gingen die plaats moesten vinden bij gelegenheid der invot' ring van de nieuw« wetgeving) door de praktijk was ingevoerd, zijn bij Koninklijk besluit van 28 Julij 1871, n°. 26, met uitbreiding van de bovenaangehaalde artt. 113 en 114, de
(1) Zie ook in § 1 de rubriek "Afscheiding t/er regterlijke van W administrative magt ', sub i.
. >ar
51
residenten, eens voor al, bevoegd verklaard de aan hen °ndergeschikte adsistent-residenten in de afdeelingen te ^agtigen tot het afnemen der voormelde eeden.
Inlandsche officieren van justitie. Te Samarang werd een »Weede_ adjunct-hoofddjaksa in dienst gesteld ; ook werd J-en adjunct toegevoegd aan den djaksa te Kraksaän (Probolinggo), tei-o ijl magtiging is verleend om er in 1872 ook ee« toe te voegen aan den djaksa te Pontianak (Wester"Meeling van Borneo.) De bezoldigingen der inlandsche officieren van justitie in "^gouvernement van Celebes, te Gorontalo (Menado) en ' e Tandjong Pandan (Billiton) werden verbeterd. 1-en inlandschen schrijver bekwamen de djaksa's te MaSettan (Kadoe), te Batang (Pekalongan),, te Bangil (Pasoe^oear,), te Biebes (Tugal), te Poerwokerto, Poerbolinggo, «andjarnegara en Tjilaljap (alle in Banjoemas), te Krak?aan (Probolinggo) en te Modjokerto (Soerabaija), terwijl ' n 1872 zoodanig beambte ook zal worden toegevoegd aan ^en djaksa in het regentschap Lamongan en aan dien in flet regentschap Sidaijoe (Soerabaija). Pppassers (politie-dienaren) bekwamen de inlandsche ofperen van justitie in het gouvernement Celebes, die te r°ronlalo, te Pekalongan en te Padang; •Hr.• i -. . F. . . . ° Wijders werd nog bij gelegenheid van de invoering der ,organisatie van het bestuur in de Preanger regentschappen , D elke nituwe afdeeling een djaksa toegestaan, terwijl an den hoofddjaksa (den inlandschen officier van justitie P de hoofdplaats Bandong) een inlandsch schrijver werd toegevoegd en te zijnen dienste, evenzeer als ten dienste van J* der djaksa's, zes oppassers werden aangesteld (Indisch ^aatsblad 1870, n°. 124 en 1871, n°. 50). Omtrent de voorziening in eene speciale opleiding voor arsta;mde inlandsche officieren van justitie wordt onder°C<H. in hoe\ er de zaak ware in verband te brengen met en ander si dert geopperd plan, betreffende de oprigting ,an landswege van een instituut voor voortgezet of midelbaar onderwijs ten behoeve van zonen van inlandsche °ofden en andere aanzienlijke inlanders, die eene betere ,P»eiding wenscben dan de gewone inlandsche school hun a" verschaffen
**eregtelijke statistiek. Hieromtrent wordt ten vervolge ,P de jongste mededeelingen over 1866 en 1867 (zie bij J?e J \an het vorig Regeringsverslag) verwezen naar he het j ? bijlage lit- H hierachter afgedrukt » Verslag ten ge
ldie over de jaren 1868 en 1869." De belangrijkste j <je van de statistiek der regtsbedeeling in Nederlandsch
''komsten > welke de statistiek in die beide jaren "heeft Pgeleferd ten opzigte van de bedeeling des regts, zijn in »enoemd stuk in vergelijking gebragt met de betrekkelijke •!«TS van 1866 en 1867. j. -Bovendien wordt ditmaal nog 'overgelegd (zie bijlage • • J) eene afzonderlijke opgaaf betreffende het aantal de laatste vijf jaren in Nederlandsch Indie voorgekoYen faillissem*nten , welk aantal in 1868 het grootst was. oorts blijkt uit die opgaaf, dat de meeste faillietverkla, "gen werden uitgesproken op eigen aangilte van den J^Pman; weinige slechts op verzoek van een of meerdere
0 "uldeischers en hoogst zelden een op requisitoir van het fe?r^aar m i n i s t e r i e • d a t verreweg het grootste deel der '"Uen insolvent werd verklaard; dat in de opgegeven % r S d e Chinezen het grootste aantal leveren en eindete -Dat z ' c h °innen n e t ressort van de raden van justitie Banda en te Ternate gedurende het vijfjarig tijdvak
2j. e n enkel faillissem*nt voordeed De opgaven over 1870 4h •n!et v o l l e d i " ' o mdat uit den aard der zaak onderin eidene in dat jaar failliet verklaarde boedels onder "ûo December nog niet geheel waren beredderd.
§ 6. Militaire reglspraak.
Ja^et.aantal krijgsraadzaken in de 2de militaire afdeeling van tot * IS g e b l e k e n ÔP d e n d u u r n i e t m e t de bestaande middelen Ijj. geregelde afdoenii g te kunnen worden gebragt. De tijde^ optreding gedurende de vier eerste maanden van 1870 van ^ a l'egterlijk ambtenaar als buitengewoon auditeur militair , j ö arop i u 't vorig verslag werd gedoeld, bleek namelijk jfceptember van dat jaar andermaal noodig tot opruiS van den nieuwen achterstand, die, niettegenstaande
behoorlijke pligtsvervulling van den auditeur militair, door het steeds toenemend aantal krijgsraadzaken in het betrokken ressort was ontstaan. Om blijvend in de behoefte te voorzien, zal, met afwijking van het bepaalde bij Indisch Staatsblad 1848, n°. 11, houdende (art. 9) dat de betrekking van auditeur militair aan de officieren van justitie bij de onderscheidene raden van justitie en hunne substituten wordt opgedragen , worden overgegaan tot de aanstelling van een afzonderlijk regterlijk ambtenaar , als auditeur militair bij een te Willem I te vestigen krijgsraad te belasten met de afdoening van alle militaire strafzaken der 2de militaire afdeeling op Java, uitgezonderd d.ie, welke voorkomen in het garnizoen der hoofdplaats Samarang en voortdurend door den auditeur militair aldaar te behandelen. Op de aanstelling van den nieuwen auditeur militair is gerekend bij de ontworpen begroetingvoor 1872 (1). Bij het Hoog Militair Geregtshof zijn door het openbaar ministerie twee belangrijke vragen in cas van reclame ter sprake gebragt (artt. 15—18 Eegtspleging bij de landmagt) namelijk :
1° of hij die langs hierarchischen weg heeft gereclameerd over eene hem in dienst, zijns inziens, ten onregte opgelegde straf, wanneer hij door de hoogere militaire autoriteiten met zijne reclame in het ongelijk gesteld en ter zake van oneerbiedigheid gestraft is geworden , alsnog met zijne reclame ontvankelijk is bij den krijgsraad;
2°. of hooger beroep is toegelaten van de vonnissen in reclamezaken door de krijgsraden gewezen.
De hoogste militaire vierschaar heeft beide vragen toe- ' stemmend beantwoord (Indisch Weekblad van het Begt n<*. 383), hetgeen den legerkommandant er toe heeft geleid om uitgewerkte voorstellen tot regeling van het regt van reclame te doen, die bij de betrokken autoriteiten in behandeling zijn.
§ 7. Tusschenkomst van den Gouverneur-Generaal in zaken van justitie.
^Regt van gratie. De verzoeken om geheele of gedeeltelijke gratie van straf, daaronder begrepen die om wijziging der uitgesproken straf en verandering van aangewezen strafplaats, waren in 1870 minder in aantal dan in 1869. Toen waren er 1037, thans 1018 gedaan. Daaronder waren in 1870 406, tegen 345 in 1869, waarop afwijzend; 552 in eerstgenoemd, tegen 692 in laatstgenoemdjaar, waarop toewijzend werd beschikt. Van welken landaard de verzoekers waren, van welke straffen of beschikkingen gratie, remissie of wijziging werd verzocht en van welke die werd verkregen, blijkt uit de ondervolgende opgaven.
STRAFFEN.
Doodstraf . . . .
LANDAARD.
Europeanen
Afrikanen
Inlanders
Chinezen
Transporteren
B E S C H I K K I N
G E N .
a
œ a> &ß CD o H
7
3
102
2
114
a>
CD
CD i? <
• J <
O H,
» i
' 159 42 [
3 1
45 159
(1) In verband met nieuwe stoornis in de geregelde afdoening deizaken bij de militaire auditie in de tweede militaire afdeeling op Java, ten gevolge van ziekte van den auditeur, is in Julijjl. {Indisch StaatsMadj81l, n°. 101), in afwachting van de hooger bedoelde definitive regeling-, besloten tot de indienststelling voor den tijd van zes maanden van een regterlijk ambtenaar als tweede (buitengewoon) substituutauditeur militair.
52
STRAFFEN.
BESCHIKKINGEN.
S LANDAARD.
Tuchthuis .
Kruiwagen . .
Gevangenis
Detentie
Dwangarbeid in of buiten den ketting .
Verbanning buiten of wegzending naar een oord van ballingschap binnen Nederlandsen Indie. . .
Tentoonstelling . .
Per transport
Europeanen
Inlanders
Europeanen
Afrikanen
Inlanders
Europeanen
Afrikanen
Inlanders
Chinezen
Europeanen
Afrikanen
Inlanders
Inlanders
Chinezen
Arabieren
Boet«
Veran dering van straf
Wijziging van straf.
Slagen. ,
Provoost
Europeanen
Inlanders
Inlanders
Chinezen
Arabieren
Europeanen
Inlanders
Chinezen
Arabieren
Inlanders
Chinezen
Europeanen
Inlanders
Chinezen
Europeanen
Inlanders
Europeanen
46
13
40
82
152
14
552 466 1018
Onder de personen die gratie genoten, waren er in 1870 350, tegenover 344 in. 1869, aan wie zij ten deel viel bij gelegenheid der viering van 'sKoningsjaardag. Daaronder waren 52 Europeanen (waarbij 47 militairen) en 298 inlanders en gelijkgestelden (waaronder 23 militairen). 21 Europeanen, allen militairen en 113 inlanders en gelijkgestelden , waarbij 7 militairen, ontvingen toen de geheele
kwijtschelding der verdere straf, de overigen een van een jaar, zes of drie maanden. Het noodige werd verordend om voortaan het gratie betoon aan veroordeelden ter gelegenheid van 's Koning; iaarda" op dien dag zelf aan de belanghebbenden over» in Nederlandsch Indie te doen kenbaar maken en ten uitvoer
De 7 Europeanen die gratie van de doodstraf ontvin gen waren allen militairen, die zich hadden schuldig gemaakt aan feitelijke insubordinatie, vijf van hen na reed» eens oi meermalen te dier zake tot straf te zijn veroordeel» o-eweest. Ook de 3 Afrikanen, aan wie lijfsbehoud wer« geschonken, waren militairen. Onder de inlanders, dl« gratie van de , straf des doods vroegen, waren 12 militairen' aan 4 werd die straf voltrokken , 3 hunner waren veroordeeld wegens feitelijke insubordinatie, 1 wegens moor* Onder de 8 die gratie ontvingen, waren 2 veroordeel« ter zake van moord en 6 veroordeeld wegens feitelijke insubordinatie. 1 Onder de overige inlanders aan wie de doodstraf werd vo> trokken, waren er 8 die een werkdadig aandeel genomen ha» den aan de ongeregeldheden en het gewapend verzet tege de openbare magt in de afdeeling Bekassi op 2 en 3 ApJ 1869 De anderen, aan wie de doodstraf werd ten uitvoe belegd, waren veroordeeld geworden: 15 wegens moord.
2 wegens m o o r d n a r e e d s v r o e g e r t e r z a k e v a n m , s d r « t ' zijn gevonnisd, 6 wegens moord en diefstal m vereemgde J gewapende bende, 5 wegens zamenspanning en gewelddafH verzet tegen het gevestigd gezag, 1 wegens vadermoord « 1 wegens moed willigen doodslag, opgevolgd door dielst»; Onder de 94 inlanders, niet militairen, die gratie ver kregen van de doodstraf, waren 35 deelhebbers aan o Bekassische ongeregeldheden, 10 veroordeelden wege» diefstal in vereenigde en gewapende bende gepaard m" moord; de overigen meest allen veroordeeld wegens moor<» enkele wegens moord en diefstal. . De 3 Chinezen die de doodstraf ondergingen , waren sentn dig bevonden aan moord gepaard met diefstal ; zij die graf kregen van die straf, aan moord. Aan één Europeschen en twee inlandsche matrozen gratie verleend van de straf van » laarzen". D Drie inlandsche hoofden door een raad van justitie f zake van misbruik van gezag veroordeeld tot wegzendt» naar een oord van ballingschap, verkregen gratie van a straf. Twee dergelijke, wegens opzettelijke ontrouw hunne bediening van openbaar ambtenaar en valschheid authentieke geschriften, tot dezelfde straf voor den tijd v» vijfjaren veroordeeld, ontvingen eene afwijzende boschi» king op hun verzoek om gratie. Dit was mede hej ge«1
met drie inlanders, die tot die straf verwezen waren t zake van knevelarij.
§ 8. Bijzondere regten.
Regt van verblijf. Opgaven nopens het aantal enz. « gedurende 1870 ter inwoning in Nederlandsch Indie t« gelaten Nederlanders en Westersche en Oostersche vree» delingen worden aangetroffen in bijlage A, n°. 13. Eeeds in 1865, bij het ontwerpen der voorwaarden *' toelating in Nederlandsch Indie van Oostersche vreem» lingen {Indisch Staatsblad 1866, n°. 56), werd hier te lan' het denkbeeld in overweging genomen om de bepaling welke ten opzigte van Nederlanders, andere European en met dezen gelijkgestelden het onderwerp regelden [Inm Staatsblad 1861, n°. 40 en 41), in milderen geest te hersl en tevens te gemoet te komen aan de in de praktijk e, bleken leemte, dat stellige voorschriften dier regeling» konden worden gehandhaafd wegens gemis aan straf palingen, strekkende om de nakoming dier voorschrii te verzekeren. Ten gevolge van de in 1867 wenschelijk geachte ra» pleging der Indische Regering werd de afdoening de aangelegenheid vertraagd. Op 1 Augustus jl. was ec» eene ontworpen herziening bij den Raad van State » hangig gemaakt. (1) : In den loop van 1870 werd door de Indische Kege' beslist, dat de aangehaalde bepalingen (Indisch Staats«
(1) De nieuwe bepalingen zijn vastgesteld bij Koninklijk beslui» 15 September 1871, n°. 1.
53
1861, n°. 40 en 41) nîet geacht kunnen worden toepasselijk te zijn op het tijdelijk oponthoud te Anjer (eene niet voor den algemeenen handel geopende haven), van gezagvoerders, passagiers ot' schepelingen van ter reede aldaar geankerde vaartuigen, noch op het reizen (langs den grooten postweg} van Anjer naar Batavia van, ter eerstgenoemde plaats voet aan wal zettende Europeanen, met het doel om over Batavia hunne reis buiten Nederlandsch Indie onmiddellijk te vervolgen of wel aldaar aan de voorschriften op het regt van verblijf te voldoen. Aan art. 1 der ordonnantie van 6 Junij 1866 (Indisch Staatsblad n°. 57), hetwelk den Gouverneur-Generaal opdraagt op alle plaatsen, waar hem dit noodig voorkomt, •wijken voor vreemde Oosterlingen aan te wijzen, is tot dusver geene uitvoering gegeven wegens de gebleken moeijelijkheid eener letterlijke opvolging van dat voorschrift, in zoover de wijken zelve, dat is de omschrijving harer ligging enz. door den Gouverneur-Generaal zouden Baoeten worden bepaald. Om hieraan te gemoet te komen is in Julij jl. door het Opperbestuur magtiging verleend het artikel in dier voege te wijzigen , dat de Regering alleen de plaatsen waar wijken van vreemde Oosterlingen mogen zijn, zal hebben aan te wijzen, zoodat de aanduiding der •wijken zelve zal geschieden door de hoofden van gewestelijk bestuur. De Indische Regering meende de blijken te hebben bespeurd dat zoowel de bepalingen omtrent de toelating in Indie der bedoelde vreemdelingen als die omtrent hunne vereeniging in wijken (Indisch Staatsblad 1866, n°. 56 en 57) niet immer en overal naar behooren werden nagekomen. Op haren last zijn daarom de hoofden van gewestelijk bestuur door den directeur van justitie indachtig gemaakt op de vereischte meerdere zorg voor eene getrouwe en stipte nakoming en handhaving van die bepalingen. De werking van de in 't vorig verslag vermelde bepalingen betreffende de verpligting om zich bij reizen in Nederlandsch Indie van passen te voorzien, heeft geene bezwaren tegen die regeling doen kennen ; alleen is het noodig geweest bij eene algemeene aanschrijving de hoofden van gewestelijk bestuur voor te lichten omtrent de wijze, Waarop de betrokken ambtenaren zich kunnen verzekeren van de identiteit van den pas-aanvrager en van de waarheid der door dezen gedane opgaven omtrent zijne bedoelingen. i' Blijkens de ordonnantie van 2 Julij 1870 (Indisch Staatsblad n°. 80), waarbij het reizen en inwonen in de residenten Soerakarta, Djokjokarta en Madura verklaard werd door dezelfde bepalingen beheerscht te worden als voor de overige residentien van Java geldende waren, zijn ten opzigfe van het reizen van vreemde Oosterlingen naar de Preanger regentschappen vooreerst nog gehandhaafd gehieven de beperkende voorschriften van Indisch Staatsblad 1820, n°. 27 en 1821, n°. 4, volgens welke tot dat einde alleen passen mogten worden verleend aan de zoodanige vreemde Oosterlingen die in genoemde residentie waren toegelaten. De vraag is gerezen, of het voortduren dezer uitzonderingsbepalingen wel in overeenstemming is te achten met den geest der ordonnantie van 6 Junij 1866 (Indisch Staatsblad n°. 56), welke ten aanzien van de toelating en vestiging van vreemde Oosterlingon in de Preanger regentSchappen geenerlei speciale beperking bevat. De gedachtenWisseling hieromtrent in Februari) jl. met de Indische 1 Regering aangeknoopt, is nog niet afgeloopen. In verband tot de voorschriften van art. 45 en volgende van het Regeringsreglement verdient vermelding, dat aan eenen Europeaan , aan wien in het belang van de openbare orde en rust eene strandplaats tot verblijf was aangewezen, orn gezondheids-redenen veroorloofd is geworden gedurende oenen bepaalden tijd in eene daartoe aangewezene plaats 'o het gebergte verblijf te houden. Van de bedoelde voorschriften van het Regeringsregleraent werd gebruik gemaakt, om aan een inlander van de W"ester-afdeeling van Borneo, wien eenige jaren geleden eene verblijfplaats builen dat gewest was aangewezen, te vergunnen voortaan verblijf te houden te Sintang, en aan zekeren pangeran uit de Pasoemahlanden, aan wien °^e hoofdplaats Palembang tot verblijfplaats was aangewezen, *oe te staan, in afwachting van nadere beschikking, zich °P te houden te Bandar (onderafdeeling Pasoemah). Aan twee vóór eenige jaren bij politieken maatregel N°. 8. 2.
verwijderde inlanders werd vergunniug verleend om naar hunne vroegere woonplaatsen terug te keeren. Aan een voorstel van den resident van Riouw om tot zoodanige verwijdering te besluiten ten aanzien van eenige Chinezen, die getracht hadden aldaar een geheim Chineesch genootschap op te rigten, werd geen gevolg gegeven, nadat gebleken was dat bedoeld genootschap geene slechte, voor rust, orde en veiligheid gevaarlijke bedoelingen had.
Druipers. Op het gebied der drukpers verdient vermelding het volgend geval : In October 1869 verzocht de resident van Soerakarta den officier van justitie bij den raad van justitie te Samarang eene vervolging in te stellen tegen den schrijver van een in het te Soerakarta uitkomend Javaansch nieuwsblad Djoeroe Martani opgenomen artikel, waarbij aan een » panewoe-politie" verscheidene strafbare handelingen werden ten laste gelegd. De officier van justitie voldeed aan dit verzoek, maar de regtbank verklaarde zich onbevoegd, op grond, dat het feit, door en tegen een onderdaan van den keizer van Solo gepleegd, niet to harer kennisneming stond. Vermits alzoo de schrijver niet vervolgd kon worden, requireerde de officier van justitie regtsingang tegen den drukker en uitgever, doch de raad verklaarde hem niet ontvankelijk, op grond dat niet bleek dat de vervolging op de klagt der beleedigde partij was ingesteld of dat deze behoorde tot de in art. 11 Reglement van Strafvordering genoemde personen. Het tegen de uitspraak aangeteekend verzet werd door het Hooggeregtshof niet ontvankelijk verklaard, omdat alleen in de bij art. 72 Reglement van Strafvordering genoemde gevallen verzet is toegelaten. Daarop diende de beleedigde partij eene klagte in bij den officier van justitie en cto toen ingestelde vervolging tegen den drukker en uitgever eindigde met diens veroordeeling tot geldboete. Door den regter is alzoo aangenomen, dat de aangewezen schrijver als onderdaan van den keizer van Solo niet kon worden vervolgd (art. 17 Reglement op de drukwerken, Indisch Staatsblad 1856, n°. 74). Eene andere niet onbelangrijke beslissing werd gegeven met opzigt tot de vraag, of een militair een misdrijf plegende , voorzien 'bij het reglement op de drukwerken, al of niet behoort teregt te staan voor den burgerlijken strafregter. Die vraag werd door den raad van justitie te Soerabaija ontkennend, maar door het Hooggeregtshof toestemmend beantwoord ; dit laatste uit overweging dat elke vervolging, ingesteld op grond der voorschriften van het drukpersreglement, ingevolge zijn 31ste artikel wordt beregt door den raad van justitie, en dat deze bepaling algemeen , en alzoo ook ten opzigte van personen, aan de militaire strafwetten onderworpen, den raad van justitie in het bijzonder aanwijst als de bevoegde regter om kennis te nemen van misdrijven, gepleegd door middel van drukwerken. Gedurende het jaar 1870 waren hangende 18 vervolgingen ter zake van vergrijpen tegen het reglement op de drukwerken, waarvan er 'J waren aangebragt gedurende gezegd jaar. Van die vervolgingen werden er aangebragt bij den raad van justitie te Batavia 3, bij dien te Samarang 9, , bij dien te Soerabaija 3 en bij dien te Padang mede 3. Hangende bij het einde van het jaar waren er nog 7 , terwijl er 4 eindigden met eene veroordeeiing, 1 met eene wederspannigverklaring aan de wet, 1 met eene vrijspraak, 4 met eene weigering van regtsingang on 1 met eene nietontvankelijk verklaring op grond yan verjaring.
Strandvonderij. Quaestien op dit gebied hebben zich niet voorgedaan. Eenige opgezetenen van de Kangean-eilanden (residentie Madura) die, onder voorgeven van te helpen bergen , zich hadden meester gemaakt van zeilen en andere goederen, afkomstig van een gestrand Nederlandsch-Indisch schip, werden ter zake strafregtelijk vervolgd. Door de residenten van Palembang en der Lampongsche districten werden wijzigingen gebragt in het personeel, ingevolge § 1 van de ordonnantie van 8 Maart 1852 (Indisch Staatsblad n°. 21), door hen aan te wijzen voor het
14
54
beheer der strandvonderij in hun gewest. Die wijzigingen werden door den Gouverneur-Generaal goedgekeurd. Eene opgaaf der met bedoeld beheer in de verschillende gewesten van Nederlandsen Indie belaste ambtenaren wordt aangetroffen in den Regerings-almanak van Nederlandsch Indie voor 1871, bladz. 115 en volgende.
Pandelingschap. De berigten omtrent het pandelingschap in die bezittingen buiten Java en Madura, in welke het nog bestaat, zijn gunstig. Binnen het gewest Sumatra's Westkust is het nemen van pandelingen tot zekerheid van schuld in de bij de adats voorziene gevallen alleen in de residentie ïapanoli nog gebruikelijk, doch het wordt al minder en minder. In de residentie Palembang bestaat alleen nog pandelingschap in de sem*ndo en de Makakou. Met opzigt tot de residentie Riouw en onderhoorigheden deelt de resident mede, dat de pogingen om in de afdeelingen Siak sri Indrapoera, Assahan, Panei en Bila het pandelingschap geleidelijk af te schaffen, met gunstigen uitslag worden bekroond, dank zij de daarin van de betrokkene vorsten ondervonden medewerking. In de Westerafdeeling van Borneo baart het pandeliugschap in Pontianak en Mampawa, waar het reglement (Indisch Staatsblad 1859, n°. 43) werkt, geen zorg meer; in het rijk Sambas bestaan geen pandelingen meer, maar in de overige lijkjes is het pandelingschap nog in zwang. Gedurende 1870 is in de Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo het aantal geregistreerde pandelingen, dat op 1°. January van dat jaar 1776 bedroeg, gedaald tot 1753. In de onder regtstreeksch gouvernementsgezag staande gedeelten van het gouvernement Celebes en onderhoorigheden is het getal geregistreerde pandelingen mede zeer afnemende; op ultimo 1868 bedroeg het 1993, op ultimo 1869 612 en op ultimo 1870 394. In de residentie Meuado zijn nog alleen pandelingen in de onafhankelijke rijkjes op de noordkust van Celebes en op de Sangir- en Talaut-eilanden ; door herhaalde aansporingen tracht het bestuur zooveel mogelijk daarin verandering te brengen. In de residentie Ternate bestaat het pandelingschap nog in geringe mate in de landen onder het bestuur der inlandsche vorsten ; het wordt echter zooveel mogelijk tegengegaan en nimmer gaat de schuld over op de erfgenamen van den oorspronkelijken schuldenaar. Op west-Timor, Rotti en Savoe is het pandelingschap nagenoeg verdwenen, maar overal waar de regtstreeksche invloed van het Nederlandsch-Iudische gezag gering is, bestaat het nog, bij name op Soemba, Endeh, Floris, Solor-eiïanden en Midden-Timor.
Pand- of beleenhuizen. Ofschoon sedert de afschaffing met 1 January 1870 der zoogenaamde pandjespacht het uitleen en van geld op pand en tegen interest een gewoon bedrijf is geworden , is echter in het belang der openbare orde, eene regeling van het politie-toezigt op de uitoefening daarvan noodig bevonden. Nadat de strekking dier regeling [Indisch Staatsblad 1869 n'. 85) reeds in 't vorig verslag is medegedeeld, schijnt het niet overbodig hier op te nemen hetgeen thans nopens hare werking blijkt. In 't geheel werden in 1870 op Java en'Madura 316, in de buitenbezittingen 55 licentien uitgereikt tot het hou_ den van pand- of beleenhuizen. Vergeleken bij het aantal dezer pandhuizen in 1869, dus onder de werking deipacht, geeft dit eene vermeerdering voor Java en Madura van 85 en voor de bezittingen daar buiten van 15. Van deze laatste cijfers moeten echter worden afgetrokken de pandhuizen in Bagelen, op Madura en in Palembang, •wier aantal wel over 1870 (respectivelijk 11, 19 en 11) maar niet over 1869 is opgegeven. De pandhuizen werden gevestigd overal waar zij den ondernemers voordeelig voorkwamen. Men trett ze aan zoowel op de hooldplaatsen van afdeelingen en districten als in dessa's en kampongs. In sommige gewesten is het aantal onder de nieuwe regeling belangrijk vermeerderd, in andere daarentegen aanzienlijk verminderd. In de residentien Preanger regentschappen, Soerakarta, Lampongsche districten en Menado, waar vroeger , althans in 1869, geene pandhuizen bestonden, heeft de nieuwe
regeling tot oprigting van één of meerdere uitgelokt. In Banjoewangi en Riouw evenwel heeft het bestaan van het pandjeshuis, dat op de hoofdplaats van elk dier gewesten gevestigd was, opgehouden ; ook werden geene licentien aangevraagd in Krawang, waar reeds in de laatste jaren geen pandhuizen meer bestonden, en in Djokjokarta, welk gewest, even als Soerakarta, sedert jaren niet meer tot het gebied der pacht had behoord. Op 9 uitzonderingen na, waar het Europeanen zijn, waren alle pandhouders Chinezen, die voor het meerendeel reeds tijdens het bestaan der pacht als pachter , onderpachter of op andere wijze bij de zaak betrokken waren. Meestal sloten de op ééne ptaats gevestigde Chinezen onderling eene overeenkomst, waarbij eene vaste rente bepaald was, die dikwijls hooger, zelden lager was dan onder het pachtstelsel. De berekening van interest op verschillende plaatsen was zeer ongelijk en onregelmatig. De meeste pandhouders haddeu een tarief, waarbij de rente verminderde naar gelang de geleende som grooter werd. Slechts weinige hadden een uniformtarief. De hoogste rente, die berekend werd, was 10 à 12 per cent 'smaands, de laagste 1 à 2 per cent; in het algemeen bedroeg de meest gebruikelijke rente gemiddeld 5 à 6 per cent 's maands. Vele pandhouders leenden geene mindere sommen uit dan van f 1. De bevolking was dus hierdoor tot nog toe weinig gebaat. Bijna alle hoofden van gewestelijk bestuur verwachten evenwel vermeerdering van concurrentie, ten gevolge van de winsten door de pandhouders behaald. Brengt de toe* nemende mededinging — zoo als te verwachten is — ver' laging van rente te weeg, dan kan de nieuwe maatregel) naar de meening der Indische Regering, op die wijze in vervolg van tijd eene voor de bevolking heilzame uitwei" king hebben. ï o t bespoedigde bereiking van dit doel is overigens eene herziening der straks bedoelde bepalingen van Indisch Staatsblad 1869, n°'. 85 , in bewerking, waarbij de bezwaren door de pandhouders geopperd, vooral tegen de artt. 31 8 en 9 (betreffende de boeken van den pandhuishouder en hetgeen met de te verstane panden gebeuren moet) aandachtig overwogen zullen worden.
§ 9. Personen en inrigtingen met het regtswezen in verband.
Advocaten, procureurs, notarissen, translateurs. Op ultim.0 1870 was het aantal der regtsprahtizijns in Nederlandscb Indie ; van deze waren er 12 aangesteld bij het Hoogge' regtshof, 10 bij den raad van justitie te Samarang en ° bij dien te Soerabaija, terwijl 1 zich heeft nedergezet t0
Padang. Onder deze allen was er slechts éën (te Samarang) die wegens het gemis van den doctoralen graad, niet als ad' vocaat, maar alleen als procureur mögt fungeren. Het aantal zoogenaamde vaste notarissen onderging geen« uitbreiding, maar integendeel kwam in overweging een vooi" stel om het notariaat te Poerwakarta (Krawang), als m« het daaraan verbonden vendumeesterschap geen voldoend bestaan opleverende, voor den vervolge op te dragen aa" den secretaris der residentie. Aangezien gebleken was dat het niet aanwezig zijn va* een notaris te Lahat (residentie Palembang) tot groot on' gerief strekte van de ingezetenen, werd, met uitbreiding van de ordonnantie van 9 December 1863 (Indisch Staats' blad n». 170), bepaald, dat aldaar het notaris-ambt binne" den omtrek der afdeeling Lematang-Oeloe en Ilir (d' Pasoemahlanden daaronder begrepen) wordt uitgeoefend door den ambtenaar, die plaatselijk met het bestuur de(' afdeeling is belast. (Indisch Staatsblad 1870, n°. 147). In het vorig verslag bladz. 40 en 107 is reeds meldifl« gemaakt van het voornemen om in de eerste opleiding va" adspiranten voor eene benoeming tot tolken voor de Chn nesche taal, voortaan in Indie te doen voorzien, en val de regeling hier te lande der voorwaarden te verbinde! aan de bijdragen van Staatswege voor zoodanige opleidt (Indisch Staatsblad 1870, n°. 151). Sedert is door de"; Gouverneur-Generaal bepaald: dat van de op te leids' personen één in het tjiang-tjioe- (te Batavia) en de ande' in het kaij-ijing-tjioa-dialect (te Padang) zal worden ondel" rigt; en dat aan ieder der op genoemde plaatsen met <*
55
opleiding der adspiranten te belasten Europesche tolken , oen Chinesche leermeester zal worden toegevoegd , sprekende het dialect, waarin door den tolk onderrigt zal worden gegeven. - In Maart 1871 werd de gelegenheid opengesteld tot het afleggen van het bij art. 2 der voorwaarden bedoeld examen. slechts twee jongelieden hadden zich aangemeld; één hunner slaagde, aan wien Batavia als plaats van opleiding *s aangewezen. Het verslag nopens bedoeld examen is opgenomen in de Javasche Courant van 28 April 1871. Te Batavia is een Europesche tolk aangesteld voor de Javaansche taal, waardoor in eene lang gevoelde behoefte *s voorzien.
Wees- en boedelkamers. Ten aanzien van het reservefonds van het collegie van boedelmeester3 te Batavia, werd bij het Indisch besluit van 1 October 1870, n°. 13, eene ge"jke beschikking genomen als in het vorig verslag (bladz. 40) l s vermeld ten aanzien van de reservefondsen der weeskamers, met bepaling echter, dat vooreerst niet meer dan ^ 1000000 in 's lands kas zal worden overgebragt, omdat, 2°olang de 2de alinea van art. 24 en art. 40 van het reglement voor het collegie [Indisch Staatsblad 1828, n°. 46) bestaan, *en fonds onder beheer van het collegie behoort te blijven. In Mei jl. waren nog geene gelden in 's lands kas overgebragt kunnen worden, omdat de aanwezige onuitgezette gelden moesten worden gebezigd tot het uitkeeren van zeer helangrijke sommen aan meerderjarig geworden pupillen eQ er geene belangrijke gelduitzettingen waren losgekomen, •fort daarop is echter berigt ontvangen dat het collegie f 50 000 in 's lands kas had overgebragt. Eene door den president van het collegie ontworpen instructie voor hetzelve was onlangs bij het departement van Justitie in behandeling gekomen. Naar aanleiding van een daaromtrent gerezen verschil van gevoelen heeft de Indische Regering beslist, dat de bij "o weeskamers te Batavia, Samarang en Soerabaija als buitengewone leden bescheiden Europesche tolken voor de j-'h'mesche taal [Indisch Staatsblad 1866, n°. 103) zijn stemhebbende en niet alleen adviserende leden in Chinesche 2aken, en dat ook zij alzoo voortaan zullen deelen in de " procent provisiepenningen [Indisch Staatsblad 1850, n°. 43) aan de leden der kamers aankomende in alle Chinesche hoedels zonder onderscheid en in dezelfde verhouding als ^e overige leden. Aan de wees- en boedelkamer te Padang is in September *870 [Indisch Staatsblad n°. 13") de aldaar geplaatste tolk voor de Chinesche taal als buitengewoon lid toegevoegd, °nder toekenning eener toelage boven zijn tractement en onder gehoudenis om alle hem door en ten behoeve van het collegie opgedragen diensten te verrigten, zonder daardoor verder eenig salaris in rekening te mogen brengen. Er is bepaald dat de agenten der Bataviasche weeskamer voor de afdeeling Soemedang mede die functien zullen Ultoefenen in de afdeeling Limbangan (Preanger regentSchappen). Aan de weeskamers is als de zienswijze der Regering te bennen gegeven, dat de agenten dier collégien ingevolge aUnea 1 van art. 1808 Indisch Burgerlijk Wetboek aanspraak kunnen maken op terugbetaling van de voorschotten en kosten, welke voor hen het noodwendig gevolg zijn gefeest van eene behoorlijke voldoening aan de verpligtingen , ~'o hun als vertegenwoordigers of vervangers van het collegie ZlJn opgelegd. De vraag heeft zich voorgedaan, of de weeskamers eene ^agtiging der Regering behoeven, om hetzij in hooger be
roep, hetzij in cassatie te komen van eene afwijzende beschikking op een verzoek, door haar gedaan in opvolging van de verpligtingen, die op haar als toeziende voogdes krachtens de wet rusten. Het antwoord hierop is ontkennend geweest. Wijders is door de Indische Regering als regel aangenomen dat, zoolang de wees- en boedelkamers verpligt zijn om een vast rentecijfer uit te keeren, de kosten der bij art. 35 harer instructie [Indisch Staatsblad 1818, n°. 72) voorgeschrevene opneming van vastigheden behooren te komen ten laste van den lande. Nadat de Indische Regering te dier zake van haar gevoelen heeft doen blijken, zal in het vervolg door de weeskamers ten aanzien van de kapitalen van minderjarigen, waarover zij het beheer voeren , omdat het beheer aan den voogd is ontnomen, worden opgevolgd het voorschrift van art. 391, alinea 1 Indisch Burgerlijk Wetboek, betreffende het beleggen van het batig slot der inkomsten van den minderjarige. Het bureau-personeel der weeskamer te Batavia werd tijdelijk met één, dat der kamer te Samarang voor goed met twee commiesen uitgebreid. De gestadige toeneming van werkzaamheden bij de kamer te Soerabaija, ah gevolg van de voortgaande ontwikkeling van Java's Oosthoek, maakte ook eenige voorzieningen noodig ten aanzien van het personeel bij die instelling, met opzigt zoo tot de tractementen der hoogere ambtenaren als tot eene uitbreiding van het eigenlijk bureau-personeel. Hiertoe zal in 1872 worden overgegaan. Daar het op nieuw gebleken was , dat het beheer der agenten van de boedelkamers dikwijls zeer veel te wenschen overlaat, en dit veelal ook daaraan moet worden toegeschreven, dat de hoofden van gewestelijk bestuur de betrekkelijke bepalingen niet naar behooren opvolgen, heeft de directeur van justitie, op uitnoodiging van den Gouverneur-Generaal, aan de besturende ambtenaren medegedeeld, dat het de uitdrukkelijke wil der Regering is, dat de artt. 16 en 62 (betreffende de toezending aan boedelmeesteren van acten van uitersten wil, het te gelde maken van sterfboedels en het in 's lands kas deponeren van het provenu) van het reglement voor het collegie van boedelmeesteren te Batavia (bij deszelfs vaststelling ook van toepassing verklaard buiten het ressort van het collegie) —- Indisch Staatsblad 1828, n°. 46 — getrouwelijk door de hoofden van gewestelijk bestuur worden opgevolgd. Bovendien is een resident aansprakelijk gesteld voor de schade die het land mögt komen te lijden ten gevolge van het door eenen agent niet verantwoorden van gelden, hetgeen zoude zijn voorgekomen indien de resident bovenbedoeld art. 62 naar behooren had opgevolgd. De nieuw ontworpen instructie voor de weeskamers in Nederlandsch Indie is nog niet kunnen worden vastgesteld. Aan de wenschelijkheid eener afdoening is de Indische Regering in den aanvang van 1871 herinnerd. In voldoening aan het gouvernementsbesluit van 31 Augustus 1869, n°. 9, (zie het vorig verslag bladz. 40) was tot Mei 1871 door de verschillende weeskamers eene som van f 1 173 988,415 in 'slands kas overgebragt, als: door de weeskamer te Batavia f'625 000, te Samarang f 252,600, te Soerabaija f206 879,385, te Padang f 17 746,11, te Macassar f 35 554,065, te Amboina f 30 611,03, te Menado f 597,825 en te Banda Neira f 5000< De staat van beheer over 1870, aangevuld met eenige nieuwe opgaven, kan blijken uit de ondervolgende aantooning :
56
K]
S6i
Kl
te;
i ' d O P-i CD A O r g S s 15 © .
I C l C l « c m
^ i - l co d < - < c3 c^
S ED
•*-* a ß cl oc:d> H
^ p
g £& w — o a, p
c 03
»H 0) TO d O O
hM
0> d ©
© T3
S-i © CD rW M ,i_, p
a ta h © © h
S H
d
CG
H-* ci -^
P U ns es
t~ CM »fi o
I : U ' O © „
A a ° © © o ' O f ö -*^ m IL r« P e g ~ s ?
c3 ca a c» t» ' O S a
03 »r-J on-d •e o
2 ® S
K c fe O O O O ' O j , d f £
°3 'S 3
• Ö w 03 P © •!-! /S S 'S M CS - M —.5'3
t - , <—I i-*
C? O) O c3 O >
"£L.ä •**
M fe p cp P P c-i © C3 ,.K *» c3 P - ' S
d 'o 0 3 * ©
p CS > 'B '3
© ' O OD P © I—I S.s
K - - ! - = • ©
OD P
^ 'S
-{-3 © P t»
P - S
0Q
= sS P g (3 o3 03 © t* CO r*i
o .2
p +J © 03 •5 W
ü p P © - w . r t © T J S h S ° O eg acts :R> P-, p ^ o o o
i© © . d ffog I
tn . U © f* © M « 03
j - j © ' O
o a g > p S :a? a «„, 5 © © © p • U I ) « d
© ^ a 55 03 Q 03 "3 ± i 03 O ' O £ o © •V-5 N Ä
d ' O 03 P t» © > P aj © M e'S © o © M ©
d § 03 W t- 5> ^
P S ?3 » J S « » a * 3 rt © a*. M
03 © „, -*! rP .S
© o . t ; ' o 'O ^a p © 03 OB >•£ OB p 03 >
S d * © tB T) ' o ^ d
© CQ aß "
' O © © rrj -°^ P 03 © rr) bfi _ O d O © ^ o © P
,© C^C|_
© rS on
' O +a © u © o
© - 5 M
• u ö n i d n d iB!)9-jj)
©
©
© ' O d c2
© • a o B c
CO
' O o
© ' O
."S <»
d © >
bu -^ i& d
© ' O a o
OD ©
O O CO
t CO 00
CO o CO as (N 00 (M co cçq
c» CO
CO CO o
CO o m o (N
uO eo co
CO
l > CO 00
WO CM
CM
CO co
o oo l O CD
CO I > CO
CO co O »o CO t~
- * CO 00 • * o »o co co eo O o en a i H CM CO t > I N (M
C» 00 o (M
CO OS co
co
T - l WO
co ( N WO -'H CO CM (M O O ^ * <M 00 »H O CO wO f . •^l CO SM CO
O0 p 03 >
© ' O
' O p o O — •" -=
p ©
S
PH 03
' O P O o t co
« CD ^1
0) ^
S « U ï À
œ ^ t E Cù OO - . ' O •*« er1 d co O
a O 03 !» &B
s ^ ^ -1 ^ S K)
t» 03 ou
o (M
^H
CO
CM
CO WO WO WO ~«
co co co
(N 00 oo
• *
o WO CO t'
co c t> CO H CO <35 wO CM
CM t CO CM
i l CM t O O CC
WO
o oo
CM
C M
O
co o co co
oo CO CM^ <N~ cn CO
CO
CM
(N C» CM
co co
oo CO CM CM
CO eo WO co
o o CM WO CO
wo CM WO cn
co
l> WO —H O CM «^
WO t». o 00
Ol
o eo CM co
o .CO co 00 CO CO
WO (M co iH WO
WO WO WO eo
eo WO C3 t-1
TU eo 00 WO CO «0
WO CM Ol oo CM T H
I—1 "* » i-l CÜ
^H WO oo o oo
WO oo 01
1*1 co
t~ . WO Ol
T-H CM
CO o co o wo o -* o 00 »o i-l CM
"B' i *
o
CO
O l
CO
^ fq ^ K|
© ^ 3 O ,H a o ^ 4
' O O „o
a o
w
o
o CO CM O co
eo eo
co WO CO o co
o
CM
oo l > CO CM CM
- d O ..
© 5 n 03 S ' * O cn O o > . P u S3 ' O co d © o ©
co O l l > eo t
co
oo CO CO
O l
03
CM co
CM O l
CM oo
03 03
"Si W) O
TK r P © ©
d <n
O cc
© C3 •*% u 'o 1^
" d M © O ' O d o r-i 03 CS
^ Pq co co co o CM
'cä"

E
CO WO CM co i—i
Ci
795,!
CTS CO
O eo CO
CM CM C H t~ i—i Ol CO tt-1
1—1
CM CO
1 — t
•K2 CO Ol CM tCM
^
O co Cl
1—1
-K
O oo Cl 1—1 1—1
CO 1-1 iH
•i—
co r
i—i
i—«
WO
CO WO
-!—
WO
CO WO
wo co
i H
•1—
CM eo O CM
CM CO Cl
•f—
CM eo O rH
03
03 • M
£
© 'g .2 2 > , P 03 d °3 «W
© .2 ** bc oa © M - H © o " " O
OD P
a 03
03 4 3 03
© O CO
6 0 d 03 ' O 03 P-l
c3
03
a ' o - P a <
o ' O 03 d ©
03
d 03
03 d u o EH
9^ J8UI13î[pp90q U9 - 8 9 9 ^
57
a. Algemeen« ïXekenkanier en Comptabiliteit.
. § 1. Algemeene Rekenkamer.
Het uitzigt op geheele buitendienststelling in de eerste maanden van 1871 van liet sedert 1867 bij de Kamer Werkzame buitengewoon personeel voor de examinatie en liquidatie van de verantwoordingstukken en het afsluiten der begrootingen van vóór 1867, is niet verwezenlijkt, zijnde slechts een klein gedeelte der betrokken ambtenaren onder ultimo January 1871 buiten dienst gesteld. Men heeft overwogen of hetgeen nog bij te werken viel niet door het gewone personeel der Kamer zou kunnen worden verrigt, doch kwam tot de bevinding dat daardoor schade zou worden toegebragt aan de loopende dienst. In Junij 1871 zou echter de Kamer te berigten hebben omtrent het al dan niet, noodzakelijke eener langere aanhouding van het overgebleven tijdelijk personeel. Van nadere beschikkingen dien ten gevolge was op 1 Augustus jl. hier te lande nog niet gebleken. (1)
§ 2. Comptabiliteit.
Aan de bij Indisch besluit van 12 Augustus 1869 (zie het vorig verslag blz. 42) den raad van directeuren gedane opdragt om de in de praktijk gebleken bezwaren nopens de voorschriften der comptabiliteitswet (Indisch Staatsblad 1864, n*. 106) na te gaan en deswege voorstellen m te dienen, is, ondanks herhaalde uitnoodigingen om die taak spoedig ten einde te brengen, nog niet voldaan. De raad van directeuren is intusschen uitgenoodigd om bij de voldoening aan bovenbedoelde opdragt tevens te dienen van consideration en advies omtrent de volgende vraagpunten :
a. of art. 38 der bedoelde wet niet zal moeten worden gewijzigd in dien zin, dat ter voorziening in dadelijke behoeften aan benoodigdheden, in stede van openbare aanbesteding, onderhandsche inschrijving kunne plaats hebben; , * b. of aan den Gouverneur-Generaal niet de bevoegdheid zal behooren te worden gegeven om af- en overschrijvingen te doen van en op de onderafdeelingen en de artikelen der begrooting, waardoor crediet-openingen boven de begrooting meermalen zullen worden voorkomen ;
c. of het niet aanbevelenswaardig is te achten het Opperbestuur in overweging te geven door gelijksoortige posten onder één artikel te verzamelen, het aantal artikelen, Waarin de begrooting gesplitst wordt, zooveel "mogelijk te beperken, vermits daardoor het aantal overschrijvingen Van het eene artikel op het andere zal verminderen ;
d. of het in het belang der comptabelen niet billijk is bij de wet te regelen , binnen welken tijd de rekeningen van comptabelen, die de dienst verlaten of in eene andere betrekking overgaan, worden afgesloten en zij van verdere Verantwoordelijkheid ter zake ontslagen worden. Deze aangelegenheid is bij de comptabiliteitswet alleen geregeld ten aanzien van overleden of onder curatele gestolde gewone °f buitengewone comptabelen ;
e. of art. 92 van meergenoemde wet (volgens hetwelk de rekeningen van comptabelen, wanneer dezen, ook na door de Rekenkamer ter zake te zijn beboet, in het inzenden daarvan verder nalatig blijven, ex officio ten koste der nalatigen moeten worden opgemaakt door een ambtenaar,
(1) Onlangs is het berigt ontvangen (vooral teleurstellend wegens de ^aruit voort te vloeijen vertraging in de afsluiting der begrootingsrekening van 1867), dat de taak van het bewuste personeel op verrena a°R niet is afgeloopen, en zelfs naar de meening der Eekenkamer nog gedurende 1872 zal moeten worden voortgezet. Daar de beschikbare .°ndsen intusschen niet toelieten het personeel gedurende het geheele laar 1871 onveranderd in dienst te houden, is door den Gouverneurgeneraal in Julij jl. bepaald, dat de hoofdainbtenaar met de leiding der Dedoelde werkzaamheden belast, zal worden buiten dienst gesteld en wel 5jet uit". Augustus daaraanvolgende, als wanneer de secretaris der •Rekenkamer zijne bemoeijenis tot het werk betreffende de diensten vóór 1867 zou uitstrekken. N°. 8. 2.
daartoe door den Gouverneur-Generaal aan te wijzen) wel eeno doelmatige bepaling is te achten voor die kleine en afgelegen plaatsen, waar gemeenlijk slechts één ambtenaar , geschikt voor comptabiliteitswerk, gevestigd is, en welke plaatsen niet dan na moeijelijke en kostbare reizen kunnen worden bereikt; en of voor zulke plaatsen niet de bepaling, dat de rekeningen dooi' den titularis, of waar dit onmogelijk is, door zijn opvolger tegen vergoeding, moeten worden opgemaakt, door de omstandigheden wordt gevorderd;
f. of, daar bij een groot materieel beheer alligt eene vergissing kan plaats hebben met de afgifte van goederen, zoodat de eene soort voor de andere wordt afgegeven, het niet billijk zou zijn bij sluiting of opneming van dergelijk materieel beheer , de waarde van hetgeen over bevonden wordt te verrekenen met de waarde van hetgeen te kort bevonden is, zoodat de comptabele slechts belast zou worden met de vergoeding van hetgeen in het algemeen is te kort bevonden ;
g. of het niet wenschelijk is te achten in het belang eener onpartijdige uitspraak, dat art. 88 comptabiliteitswet zoodanig worde gewijzigd, dat het besluit omtrent de daarbij bedoelde herzieningen worde genomen zonder medewerking van die tafel der Rekenkamer, tegen welker uitspraak door een comptabele bezwaren zijn ingebragt.
Ook is de raad van directeuren geraadpleegd nopens de wenschelijkheid eener aanvulling der regelen en voorschriften voor het materieel beheer (Indisch Staatsblad 1866, n°. 151) in dier voege, dat daarbij, even als art. 15 deiregelen voor het administratief beheer (Indisch Staatsblad 1866, n°. 149) zulks voor het geldelijke doet, aan de hoofden der departementen van algemeen bestuur de bevoegdheid worde geschonken tot het doen van verstrekkingen binnen zeker bedrag onder nadere goedkeuring der Regering. Voor de voldoening aan deze opdragt is echter aan den raad van directeuren uitstel verleend tot na de beraadslaging over de herziening der comptabiliteitswet zelve, waarbij uit den aard der zaak ook de toekomstige wijze van beheer van 's lands materieel zal ter sprake komen.
Bij eene aanschrijving van Januarij 1870 werd aan den Gouverneur-Generaal te kennen gegeven, dat de comptabiliteitswet geene bevoegdheid geeft tot het aanvragen door den Gouverneur-Generaal van een nieuw crediet voor vorderingen , welke niet zijn verevend vóór de afsluiting van het dienstjaar waartoe zij behooren en alzoo door verjaring zijn getroffen. Verder is uitgemaakt (ministeriele aanschrijving van 22 Maart 1871): a. dat de Landvoogd bevoegd is , onder nadere bekrachtiging der wetgevende magt, credieten boven de begrooting te openen, strekkende tot regularisatie van reeds gedane betalingen, hoedanige credieten, aangezien in de artt. 83 en 84 der comptabiliteitswet het beginsel ligt opgesloten der fmantiele verantwoordelijkheid van de ordonnateurs, evenwel niet mogen dienen tot dekking der verantwoordelijkheid van hen, die daartoe, zonder het aanwezig zijn van dringende omstandigheden, aanleiding hebben gegeven. Dezen behooren aansprakelijk gesteld te worden voor de gevolgen der niet-bekrachtiging door de wetgevende magt, en op hen moet mitsdien in dat geval het voorschrift van art. 84 der genoemde wet met alle gestrengheid door den Gouverneur-Generaal worden toegepast ; b. dat de aanvulling bij credietopening der posten voor onvoorziene uitgaven met de comptabiliteitswet niet in overeenstemming is, daar het hare bedoeling niet kan zijn eene zoo gemakkelijke gelegenheid te openen tot onbeperkte verhooging van alle artikelen der begrooting, welke voor aanvulling zijn vatbaar verklaard, en langs dien weg aan een crediet eene verder strekkende bestemming te geven dan waarvoor het werd beschikbaar gesteld. De GouverneurGeneraal kan, als het na afloop van een dienstjaar blijkt, dat de begrootingsposten ontoereikend zijn, die posten regtstreeks met het vereischte bedrag aanvullen. Door een der chefs van de departementen werd de aandacht der Regering gevestigd op de mogelijkheid, dat eerst 15
58
na ultimo December van het jaar, volgende op het dienstjaar, alzoo na den termijn tot welken, ingevolge de 3de alinea van art. 13 der comptabiliteitswet, de dienst openblijft om alles ten einde te brengen wat het bewerkstelligen der ontvangsten, het verevenen en ordonnanceren der uitgaven betreft, bij het opmaken der begrootingsrekeningen, bedoeld bij de artt. 77 en 78 der genoemde wet, blijkt, dat ter bestrijding van eene in het dienstjaar gedane uitgaaf in het geheel geene affectatie of wel eene onjuiste boeking van het bedrag of van het begrootingsärtikel heeft plaats gehad. Hij vond hierin aanleiding voor te stellen om te verklaren, dat ook na ultimo December van het jaar, volgende op het dienstjaar, de cijfers der betrokken begrootingsposten kunnen worden gewijzigd en verhoogd, voor zoover zulks noodig mögt zijn in het belang deirekening, bedoeld bij de artt. 77 en 78 der gemelde wet, alzoo alleen tot regularisatie van betalingen, reeds voor het genoemd tijdstip gedaan. De Indische Regering achtte zich echter met het oog op de aangehaalde artt. 13 en 78 niet bevoegd om , ook niet bij wijze van buitengewonen maatregel, tot herstel der hierbedoelde fouten gelegenheid te geven, wanneer daartoe artikelen der afgesloten begrooting moeten worden aangevuld, dan wel af- en overschrijving binnen de grenzen eener onderafdeeling, onder nadere goedkeuring des Konings, moet plaats hebben en gaf dien ten gevolge bij een besluit van 16 Maart 1870 aan den betrokken directeur te kennen dat, zoolang na afsluiting van eenig dienstjaar de daarover loopende begrootingsrekening niet is afgesloten, er geen bezwaar bestaat tegen redres bij de registers, aangehouden door de departementen van algemeen bestuur, van verkeerde affectatien op de begrootingsartikelen of andere abuizen , doch alleen voor zoover het mogelijk is aan een en ander te gemoet te komen buiten bemoeijenis der Regering. In 't belang eener spoedige voldoening van 's lands uitgaven zijn, bij ordonnantie van 14 Junij 1871 {Indisch Staatsblad n°. 86), de hoofden van gewestelijk bestuur bevoegd verklaard om in de gevallen, waarin 's lands belang zulks volstrekt vordert, het teekenen namens hen van mandaten tot kwijting van 's lands uitgaven binnen den kring van hun administratief beheer, op te dragen aan zoodanige ondergeschikte hoofden van plaatselijk bestuur als daartoe door hen worden aangewezen. Kene algemeene regeling van het kasbeheer in de afdeelingen der gewesten op Java en Madura wordt voorbereid. Een hoofd van gewestelijk bestuur had door het overlijden van een algemeenen ontvanger van 's lands kas de bijwerking en opmaking der kasverantwoording, voor zoover deze daarin achterstallig was, aan een ander landsdienaar opgedragen. Hoewel de algemeene rekenkamer erkende, dat de resident door die handeling naar deletter van art. 94 der comptabiliteitswet in de bevoegdheid van den Gouverneur-Generaal was getreden, kwam het haar toch voor , dat de handeling geheel in 's lands belang was geweest, daar toch, zoo de resident de zaak op haar beloop had gelaten, daarin door de Regering voorzien en daarmede — aangezien die voorziening in eene buitenbezitting moest worden genomen —• geruime tijd verloopen zou zijn, hetgeen welligt voor den lande schadelijke gevolgen zou kunnen hebben te weeg gebragt. De Kamer gaf daarom in overweging de handeling van den resident goed te keuren en, opdat steeds tijdig maatregelen van voorzorg zouden kunnen worden genomen. te verklaren : dat in gevallen als bedoeld bij het 1ste lid van aangehaald art. 94, de hoofden van gewestelijk bestuur gemagtigd zijn om op te treden als gedelegeerden van den Gouverneur-Generaal.
Met het oog op de stellige bewoordingen van het artikel maakte nogtans de Indische Regering bezwaar in het voorstel te treden. Door de Indische Regering is enkele malen magtiging verleend tot afschrijving van zeer kleine sommen, den lande verschuldigd door insolvente boedels van in armoede overleden inlanders en met hen gelijkgestelden-, en zulks op grond dat een onderzoek naar de erfgenamen en hunno aansprakelijkheid voor de nagelaten schuld in den regel zeer omslagtig is, in geene verhouding staat tot het gewigt der zaak en meestal vruchteloos is gebleken. Het Opperbestuur kon zich echter hiermede niet vereenigen en heeft verklaard, dat afschrijving van dergelijke
vorderingen op overledenen alleen kan te pas komen, wanneer gebleken is dat deze geene erfgenamen achterlaten of erfgenamen op wie de vorderingen niet zijn te verhalen doordien zij de erfenis verworpen hebben, en dat in alle andere gevallen art. 22 der comptabiliteitswet moet worden toegepast. Ten einde den lande te vrijwaren tegen de nadeelen welke het gevolg konden zijn van een arrest van het Hooggeregtshof in Nederlandsen Indie van 7 October 1869, waarbij in hooger beroep was beslist, dat in verband met de artt. 1425, 1426 en 1430 van het Indisch Burgerlijk Wetboek door de borgen van een pachter kan worden gevorderd, dat »in vergelijking" met achterstallige pachtpenningen worden gebragt betalingen door den lande uit anderen hoofde aan den persoon des pachters verschuldigd of reeds gedaan, ook wanneer tijdens de betaling het regt van compensatie niet was ingeroepen, werden bij een besluit van 26 February 1870 [Bijblad op het Indisch Staatsblad n°. 2293), eenige administrative maatregelen verordend, ter verzekering dat door de hoofden van algemeen en van gewestelijk bestuur geene betalingen worden gedaan aan personen op wie voor dadelijke vereffening en opeisching vatbare vorderingen bestaan als bedoeld in art. 1427 van het aangehaald Wetboek.
H. Algemeen burgerlijk beheer.
Do nadere_ hervorming der departementen van algemeen bestuur, die blijkens het vorig verslagbladz. 43 een onderwerp van gezette gedachtenwisseling had uitgemaakt met de Indische Regering, zal slechts in beperkten zin uitvoering erlangen , voor zooveel namelijk, met vermijding van eene algemeene fundamentele reorganisatie, verbeteringen mogelijk blijken, die op den loop der dienst niet van störenden invloed behoeven te zijn. Van het denkbeeld om, met inachtneming van dit beginsel, grondslagen te leggen voor de opiïgting van een departement voor de buiten bezittingen (zie de aanvankelijk ingediende ontwerpbegrooting voor 1871) is voor 's hands afgezien. Intusschen heeft het beginsel van partiele verbetering der bestaande organisatie zijne toepassing gevonden in het Koninklijk besluit van 31 Januarij 1871, nc. 14, waarbij:
1°. de verkoop en de uitgifte van gronden en landerijen , krachtens de organisatie van 1866 (Indisch Staatsblad n°. 127) alleen voor zooveel dit met de cultures in aanraking komt behoorende tot de attributen van het departement van binnenlandsch bestuur, en overigens tot die van het departement van finantien, zonder uitzondering aan eerstgenoemd departement zijn opgedragen, met vrijlating aan den Gouverneur-Generaal om, wanneer hij dit om het verband noodig oordeelt, ook de verponding en het kadaster tot den werkkring dezer directie te brengen;
2°. ter bevordering eener gewenschte zamensmelting der post- en telegraaphdiensten , in te gaan met 1 Januarij 1872, het beheer van de (brieven- en paarden-) posterijen is overgebragt van het departement van binnenlandsch bestuur naar dat van burgerlijke openbare werken. Bij de mededeeling van het Koninklijk besluit van 31 Januarij 1871 is aan den Gouverneur-Generaal tevens de vraag ter overweging aanbevolen, of— nu van de instelling eener directie voor de buitenbezittingen voor 's hands is afgezien — de behandeling der staatkundige aangelegenheden onder het oog van den Gouverneur-Generaal kan blijven opgedragen aan een bureau bij de algemeene secretarie, dan wel behoort te worden overgebragt bij een der directeuren , door wie alle takken van algemeen burgerlijk bestuur beheerd moeten worden. (1)
(1) De afkondiging1 van het aangehaald Koninklijk besluit ia dool' den Gouverneur-Generaal gelast bij diens beschikking-van 23 Junij 1871 {Indisch Staatsblad n". 92), waarbij tevens de directeuren van finantieo en van binnenlandsch bestuur zijn aangeschreven om gezamenlijk te dienen van consideratien en advies aangaande de noodzakelijkheid om ook de verponding en het kadaster onder het beheer van laatstgenoemde te brengen. Het denkbeeld om de behandeling der staatkundige aangelegenheden bij eenig departement over te brengen, wordt, volgens reeds ontvangen berigt, ook nu (even als bij het vroeger in Indie gehouden overleg' nopens de behoefte aan een departement voor de buitenbezittingen} doo
59
Met betrekking tot liet personeel werd bij diezelfde gelegenheid door het Opperbestuur magtiging op den Gouverneur-Generaal verleend om bij de departementen hoofdÇpmmiesen, chefs van redactie-afdeelingen, na vijf jaren juenst als zoodanig tot referendaris op f 600 's maandste beamen, wanneer dan prijs gesteld wordt op hun behoud, 1 om de formatie van het personeel beneden den rang van
f eferendaris (ook bij de algemeene secretarie) voortaan te egelen buiten het Opperbestuur, mits blijvende binnen de genzen der begrooting en met behoud van de tegenwoor'ge bepaling der bezoldigingen voor de betrekkingen boven "te van klerk. I De bevordering tot referendaris zal echter niet mogen 107 t o t vei'hooging der bij de begrootingen van 1870 en ,?/l toegestane credieten voor uitbreiding van personeel J de departementen. Derhalve zullen daartoe, bij die spartementen ten behoeve van welke over de credieten let ten volle is beschikt, alleen de vrijgebleven sommen °gen worden aangewend, of waar het crediet is uitgeJut de kosten moeten gevonden worden door bezuiniging Phet mindere personeel. (1) . Tevens is nog herinnerd aan de wenschelijkheid om de ."den laatsten tijd (zie de beide vorige verslagen, bladzz. ,r. en 43), onder den indruk van de berigten omtrent den
t'J te werken achterstand, bij verschillende departementen
e°egestane aanvulling van personeel zoo weinig mogelijk 1 blijvend karakter te doen aannemen, met heenwijzing ,P het belang zoowel eener goede keuze als van eene °eltreffende leiding van het personeel.
s In verband met dit laatste verdient vermelding dat ^ e r t het laatst van 1869 de voorbeelden niet zeldzaam ^ van het in de dienst opnemen, in betrekkingen waaroor het ambtenaarsexamen geen vereischte is, van perk e n die, ofschoon dat examen met goeden uitslag hebj^?e afgelegd, evenwel geene beschikbaarstelling voor de "tische dienst hadden kunnen erlangen. -Set is te verwachten dat naarmate het getal geëxami,6erden toeneemt, de plaatsing van de zoodanigen in strekki .-Jungen waarvoor het examen geen vereischte is, , «nigvuldiger zal worden en daardoor vele ambten door «ter personeel zullen kunnen worden bezet dan tegenwoordig dikwerf het geval is. Ook de bepaling, bij de - l e n i n g der verordening van 10 September 1864 (zie ,ger hoofdstuk S ) , dat bij gelijke aanspraken in 's lands
v e1st verkregen, de geëxamineerden bij bevordering den ^°°rrang hebben, zal er toe kunnen bijdragen om gaandee | het gehalte van het Indische ambtenaarspersoneel te foeteren. 8ev V 0 0 I' s ch rift e n ii den laatsten tijd, sedert de rangOftfl k i n g bij' lndisch Staatsblad 1866, n°. 127, van al de ^derdeelen der dienst onder den werkkring der directe?611' u ^ g e v a a r d i g ^ t o t vereenvoudiging der werkzaam«en bij de algemeene secretarie, losten zich op in eene
v Seringsaanschrijving vàn 6 Mei 1869 (zie het verslag Ü d a t J a a r ' D l a d z- 47), krachtens welke alle voorstellen gooren de tot den werkkring der directeuren, aan het j °'d van het betrokken departement moeten gerigt wor^ 1 en deswege zonder volstrekte noodzakelijkheid niet ^ 8 worden getreden in regtstreeksche briefwisseling met * Gouverneur-Generaal. ^"aar aanleiding van bezwaren tegen dezen maatregel 5j0°Pperd, onder andere ook uit het oogpunt dat daarg6,°r aan de departements-chefs het oordeel wordt over-' V0 aten of de door de gewestelijke bestuurders ingediende its r s t. e^ e n al dan niet verdienen onder de aandacht der ^gering te worden gebragt, werd in Februarij 1871 den (]6 bedoelden aanbevolen, de rapporten en voorstellen ov hooiden van gewestelijk bestuur steeds bij de hunne r te leggen, en om, zoo zij vermeenen die rapporten
JÏM °uverneur-Generaal ontraden, voornamelijk op grond dat de 'et \°,°S^ wegens het belangrijke en teedere der zaak, voor de leiding S v edoelde aangelegenheden onmiddellijk moet kunnen beschikken over L, °rlichting die hij meent te behoeven en zoowel over de behandeling ' ^ ^ g e l e g e n h e d e n als over het aanwezig zijn der bouwstoffen ter at «ering eener goede behandeling, voortdurend zijn oog moet kunnen 1 gaan.
'»dekj^'J het departement van onderwijs, eeredienst en nijverheid is al kftn (T t,ot d e benoeming van een referendaris kunnen worden overgeUndisch besluit van H Julij 1871, n°. 34).
en voorstellen niet in behandeling te kunnen nemen, daarvan aan de inzenders mededeeling te doen. Van hare instemming met het streven om de directeuren als agenten van den Gouverneur-Generaal zooveel doenlijk in de gelegenheid te stellen om alle takken van algemeen burgerlijk bestuur in werkelijkheid te beheeren, heeft nog laatstelijk (in den aanvang van 1871) de Regering hier te lande aan de Indische Regering doen blijken. Er is echter de waarschuwing bijgevoegd, dat geenerlei voet gegeven worde aan het denkbeeld, alsof de aan de directeuren toe te kennen ambtelijke positie zou kunnen strekken tot vervanging of vermindering der verantwoordelijkheid van den Gouverneur-Generaal. Als van te ondergeschikten aard voor regeling door den Gouverneur-Generaal is de vaststelling van den prijs waarvoor de boeken ter landsdrukkerij gedrukt, bij die instelling verkrijgbaar zullen worden gesteld, .sedert Augustus 1870 overgelaten aan den directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid. De commissie, blijkens het vorig verslag, bladz. 4 3 , in Maart 1870 aan een Indiseh hoofdambtenaar opgedragen tot het bewerken, onder de onmiddellijke leiding van den Gouverneur-Generaal, van ontwerpen voor de herziening der bestaande Indische belastingen, is na het verstrijken van den aanvankelijk bepaalden duur achtereenvolgens verlengd geworden en duurde volgens de jongste berigten nog voort. Onderscheidene door hem geleverde ontwerpen zijn nu by het Indisch Bestuur in overweging. Intusschen zijn reeds omtrent twee middelen, waarvan de herziening op de aangeduide wijze is voorbereid, bepaalde voorstellen uit Indie ontvangen, namelijk betreffende de landrente en de vervanging der pacht op de sterke dranken (vergelijk hoofdstuk J , afd. I I I , § 1 en hoofdstuk W, afd. I , § 4). Blijkens het vorig verslag (bladz. 43) zou het buitengewoon personeel, in Januarij 1867 bij het departement van finantien toegestaan voor het bijwerken der begrootingsrekeningen van vóór 1867 en de afsluiting der algemoone boeken van 1860 en 1861, met ultimo Augustus 1870 geheel buiten dienst kunnen worden gesteld. Ondanks alle daartoe aangewende pogingen is het dat personeel echter niet mogen gelukken zijne taak op bedoeld tijdstip ten einde te brengen, en werd in verband daarmede door het Indisch Bestuur bepaald, dat het nog drie maanden, dus tot ultimo November 1870 zou worden aangehouden. Na verstrijking van dezen termijn waren de hierbedoelde werkzaamheden ten einde gebragt en werd het buitengewoon personeel dan ook buiten dienst gesteld.
Bij het nieuw ingestelde departement van justitie bestaat het personeel (sedert April 1870) uit één hoofdcommies, 2 commiesen en een vijftal klerken. In April 1871 werd aan dat departement tevens een secretaris toegevoegd. De uitzondering bij art. 2 van 's Konings besluit van 30 Januarij 1870, n°. 24 {Indisch Staatsblad n°. 42) ten aanzien van dit departement gemaakt, bleef tijdelijk gehandhaafd, zoodat de aanschaffing van het benoodigde voor alles wat onder het departement ressorteert, mitsgaders de comptabiliteit en kosten van hetzelve, nog steeds een deel uitmaken van den werkkring van het departement van finantien. Terwijl de gang van zaken bij de departementen zoowel ten gevolge van de gedurige controle en aansporing van den Gouverneur-Generaal als door buitengewone inspanning van de departements-chefs zei ven, met het oogop den 3teeds toenemenden omvang der dienstaangelegenheden volgens verklaring van den Gouverneur-Generaal vrij bevredigend mögt genoemd worden , liet die bij de residentiebureaux in het afgeloopen jaar te wenschen over. Hoofdzakelijk ten gevolge van gebrek aan personeel en van vermeerderingvan werkzaamheden, ontstond bij onderscheidene kantoren achterstand. Even als in 1869 werden tot bijwerking daarvan voor korteren of längeren tijd eenige ambtenaren op non-activiteit onder genot eener toelage ter beschikking der betrokken hoofden van gewestelijk bestuur gesteld. De aandacht van den Gouverneur-Generaal is gevestigd geworden op de wenschelijkheid van het nemen van meer afdoende maatregelen tegen nalatigheid in het afdoen van flnantiele zaken , waarover zeer gegronde klagten bekend zijn. Maatregelen worden voorbereid om in het beheer en den toestand der gouvernementsarchiven in Indie, met name
60
van die van vroegere dagteekening dan 18 September 1811 j (aanvang van het Engelsen tusschenbestuur) verbetering te brengen. Voor de aanstelling van een kolonialen archivaris I en eenige aan dezen toe te voegen onmisbare beambten, zijn fondsen uitgetrokken bij de ingediende ontwerpbegrooting voor 1872.
J. Departement van binnenlandse!» bestuur.
I . GEWESTELIJK ALGEMEEN BESTUUR EN POLITIE.
§ 1. Gewestelijk algemeen bestuur. (1)
J a v a en M a d u r a .
Algemeen. Bij de regeling in 1867 der tractementsverhooging van de door of namens den GouverneurGeneraal aangestelde inlandsche hoofden en ambtenaren in de gouvernementslanden van Java en Madura (de Preanger regentschappen , waarover lager afzonderlijk , toen nog uitgezonderd) en der daarmede gepaard gaande afschaffing van het apanage- of ambtelijk landbezit en beperking der verpligte diensten te hunnen behoeve , werden de hoofden der betrokken gewesten o. a. aangeschreven (verg. het verslag van 1868, bladz. 128/129 onder VI) a. om te zorgen dat de gronden bij de uitvaardiging deibedoelde regeling door andere inlandsche hoofden en ambtenaren en gewezen hoofden en ambtenaren dan dorpsbestuurders ambtelijk of wederregtelijk bezeten, na afloop van den te veld staanden oogst werden teruggegeven aan de daarop regthebbende bevolking , zonder dat op die gronden eenige last ten behoeve der tegenwoordige bezitters zou mogen blijven kleven, en b. om , in verband met de afschaffing der verstrekking van heerendienstpligtigen aan gewezen inlandsche hoofden en ambtenaren , de noodige voorstellen te doen tot zoodanige verhooging van den onderstand der bedoelde personen (waarvan er sommigen nog dienst deden als leden van landraden of als assessoren van het omgaand geregt) als in verhouding tot het voorregt dat hun ontviel, billijk was te achten. Met de rapporten nopens de voldoening aan de aanschrijving sub a ontvangen werd, blijkens een Indisch besluit van November 1870, door de Indische Regering genoegen genomen. Er bleek dat, voor zooveel bekend en opgegeven geen apanage- of ambtelijk landbezit van inlandsche hoofden en ambtenaren, de dorpsbestuurders uitgezonderd , in de gouvernementslanden van Java en Madura als bovenbedoeld, meer bestond. Aan de residenten werd nogtans aanbevolen om bij voortduring onderzoek te doen naar het al of niet voortbestaan van wederregtelijk of ambtelijk landbezit, in welken vorm ook, in de gewesten onder hun beheer. De voorstellen sub b. betreffende de belangen van gewezen inlandsche ambtenaren, leidden tot het Indisch besluit van 17 October 1870, n°. 20, waarbij als vergoeding voor de op 1 October 1867 aan de zoodanigen ontvallen verstrekking van heerendienstpligtigen, alsnog gerekend van af dien dag aan 79 gewezen inlandsche ambtenaren en weduwen van inlandsche ambtenaren eene verhooging van onderstand is toegekend, berekend naar eene geschatte waarde van f 5 's maands voor ieder dienstpligtige, en voor de meeste belanghebbenden, die een aantal van 2 of 3 heerendienstpligtigen te hunner beschikking hadden gehad, naar dien maatstaf voor ieder f 10 of ƒ 15 's maands bedragende. Het totaal dezer schadeloosstellingen, die echter door het uitsterven der belanghebbenden gaandeweg zullen ophouden , bedraagt aanvankelijk f 888 's maands. De Indische Regering meende in den laatsten tijd de blijken te hebben gevonden dat sommige hoofden van gewestelijk bestuur, voor zooveel het de afdeelingen betrof waar adsistent-residenten gevestigd waren, de zaken niet genoegzaam zelf met de regenten behandelden. Daar zoodanige handelwijze, indien zij werkelijk in alle zaken gevolgd wierd, van nadeeligen invloed zou zijn zoowel op de
'l) Over de voorgenomen geleidelijke opheffing van de regtsmagt der ambtenaren van het gewestelijk bestuur in Nederlandsen Indie, zie men hoofdstuk F , § 1.
stemming van bedoelde inlandsche hoofdambtenaren als op de algemeene belangen der dienst, ontving de directe«1
van binnenlandsch bestuur in Januarij 1871 de uitnooö> ging om met den meesten ernst toe te zien , dat geene aa»' gelegenheden van belang, behoorende tot den werkkrioj der regenten, in behandeling worden genomen, zoolasj niet blijkt dat de residenten daaromtrent persoonlijk ru«1
hen hebben geraadpleegd. _ De vraag kwam ter sprake welk gebruik zich in « praktijk had gevestigd met betrekking tot het voeren de' Nederlandsche vlag door de regenten op Java en Madur* Het bleek dat in een tweetal gewesten de regenten dags' lijks de Nederlandsche vlag voor hunne woningen dede' wapperen, dat in twee andere gewesten het voeren er V»" door de regenten in het geheel niet gebruikelijk was, e" dat overal elders alleen op Zon- en feestdagen , bij OM vangst van hooggeplaatste ambtenaren of bij andere bij' zondere of feestelijke gelegenheden de vlag werd gehesene" Daar de Indische Regering het wenschelijk achtte oD> behalve aan de hoofden van gewestelijk en plaatselijk I>* stuur, ook aan de hoogste inlandsche ambtenaren bepaal' delijk het regt toe te .kennen om voor hunne woninge" die steeds getuigen zijn van de meest belangrijke plegtig' heden, en waar in den regel het omgaand geregt en * landraad zitting houden , dit symbool van het Nederlands^1
gezag te doen wapperen, werden bij een besluit v* 2 Junij 1870 {Bijblad op het Indisch Staatsblad n°. 2330)» voorschriften omtrent het gebruik van de Nederlandsche vM door de adsistent-residenten {Bijblad op het Indisch StaaP 'blad n°. 1665), ook van toepassing verklaard op de regent«1
in de gouvernements-residentien van Java en op Madura, W houdens". dat hun werd toegestaan om niet alleen op Zo» en feestdagen, maar ook bij gelegenheid van teregtzitting* en andere plegtigheden in de regents woning, de vlag doen ontplooijen.
De kosten aan het nu voorgeschreven gebruik verbond» wat vernieuwing of aanschaffing van vlaggen en vlagg* masten betreft, zullen voortaan komen voor rekening v* den lande. Na deswege gehouden onderzoek, waarbij alle hoofd* van gewestelijk bestuur op Java en Madura geraadpleej} zijn, is gebleken, dat de klagten over toenemende onveiW heid door de Indische pers aangeheven, waarvan apr9' is in het vorig verslag blz ii , zeer overdreven en vo' een groot deel als geheel onwaar beschouwd moeten word« en dat de algemeene veiligheid, ofschoon niet absolu1
voldoende, in de laatste jaren niet is verminderd, dat ' dus ook niet gezegd kan worden geleden te hebben do" de afschaffing van de straf van rottingslagen. Hierbij mag echter niet uit het oog worden verlöre11
dat de laatste jaren, jaren waren van grooten voorspoede
welvaart onder den inlander. Het is evenwel naar de meening van den Gouverne^' Generaal niet te ontkennen, dat de inrigting en werki' der politie niet voldoende zijn en verbetering behoef0
Daarom is in Indie een voorstel in overweging om eene reO' ganisatie van het politiewezen in Nederlandseh Indie aan e^1
commissie op te dragen, bestaande uit de directeuren « binnenlandsch bestuur en van justitie en den procure)) generaal bij het Hooggeregtshof, aan welke hoofdamW naren zoo noodig een bekwaam ambtenaar zal worden t" gevoegd om hen bij dezen arbeid als secretaris bij te sta* Intusschen verdient opgemerkt te worden, dat de, ' absoluten zin gesproken, min voldoende toestand der P Jltie mede aan een aantal oorzaken te wijten is, die * met de eigenlijk gezegde politie in verband staan, d<J geen gevolg zijn van de gebrekkige inrigting en werk!1
der politie zelve. Aan voorziening ook in deze leemten en gebreken, wa* toe zelfs in zekeren zin de onvoldoende intellectuele en mof ontwikkeling van de bevolking gebragt wordt, is blijk6
de mededeelingen in hoofdstuk F hiervoren, reeds ged«' telijk de hand geslagen. Daaromtrent kan toch inzon^ heid gewezen worden op de reeds in beginsel aangenof»1
scheiding van de administrative en regterlijke magt, de uitvaardiging van een reglement op de tucht in de| vangenissen en van eenige voorloopige regelen omtrentfl
arbeid der veroordeelden, op het ontwerpen van een stj wetboek voor inlanders en met dezen gelijkgestelde» eindelijk op de daarmede in verband staande voorst^ H'
tot bei ( kin ver een het var. 1 bar op dee Ja\
1 hoo gini tvei 2 1, afdi »lee Mac Boe 60,
I Tver JUn ken VooW: van «ij °vei Hip Vi *as Vo0] heri >as( °nt\ Z reed ßoe2 ^ek vast va a i Btac 'ijd:
bere «et
den
"'s i W" >n 'asti vati< K *a a voor M, v ^ van
J7de
ou. ;i«a
Ni Sie
froot; K'
als op ectefl' loodi' e aa» ckrÏDjl 3ola»ü k me'
in
311 C adur* dag«' dede»
31' as ; j on'' •e bij' sehe"
3 OÖ>
epaaingei [egtiä en c
indsd t v»1
$30)4 ie vW Staat* gent"1
ra,b« . Zo» ;tinj dag
)onde]
flagg*
oo: pleeg1
.veilig s.pr*
Q VO« vord« )solUI
dat n do«
rloi-e" loed*
>rnüii( rei-ki» ioeVe' ie re"' an eß en *' jure"1
amb* en to« 3 St* de, 1er P1
die« i, do' verti>
waJ mor'
ge- i fond* end»1
ent* net"
n-stel'l
61
tot het oprigten van tuchtplaatsen voor de tot dwangarbeid veroordeelden. Ook wordt, volgens zeer recente berigten, eene versterking van het districtsbestuur op Java en Madura, door Vermeerdering van het aantal onderdistricten, voorbereid, «en maatregel die op den geregelden gang van zaken in "et algemeen, maar vooral ook op de werking der politie van gunstigen invloed belooft te zijn. Als eene voorziening die indirect de belangen der openbare veiligheid kan bevorderen, verdient gewezen te worden °P de pogingeD der Regering, hieronder in § 2 dezer afdeling vermeld, om de verspreiding van vuurwapenen op Java tegen te gaan.
Batavia. De zamenstelling van den Chineschen raad ter hoofdplaats, of liever de rangsverdeeling der leden, ondergtog eenige wijziging [Indisch Staatsblad 1871, n°. 70). Voorts ^erd het Chineesch bestuur in de afdeeling Buitenzorg met ^luitenants (een te Parong en een te Tjibinong) en in de «deeling Tangerang met 1 kapitein en 1 luitenant vermeerderd, de laatste ter standplaats Mauk (Indisch Staats"lad 1871, n°. 80). Voor de hoofdplaats van eerstgenoemde afdeeling werden bij Indisch Staatsblad 1871, n°. "", de grenslijnen vastgesteld.
Preanger regentschappen. In 't vorig verslag, bladz. 44, ^erd melding gemaakt van eene Koninklijke magtiging van Unij 1870 tot hervorming van het in deze residentie werende stelsel van bestuur. Onthield die magtiging, welke ^oor het grootste gedeelte in overeenstemming was met de Indische voorstellen, zich van bepaalde bevelen ten aanzien van bijzonderheden der uit te vaardigen regeling, en schreef Zl) overigens ten aanzien van enkele hoofdpunten nadere °v_erweging in Indie voor, ook in de bepaling van het tijdJ'ip der invoering van den maatregel — waarvoor in do ^»dische voorstellen (van Augustus 1869) 1 January 1871 ^as aanbevolen — werd den Gouverneur-Generaal, ter oorkoming van overhaasting, volle vrijheid gelaten, onder herinnering trouwens aan het verband tot de toen nog Yast te stellen Indische begrooting voor 1871, bij welker °0twerp op de iinantiele gevolgen was gerekend. Zoo als bekend, is de Gouverneur-Generaal desniettemin, j^eds terstond nadat de vereischte overwegingen in den °ezem der Indische Regering waren afgeloopen, onder dagtekening van 10 September 1870, onafhankelijk van de aststelling der genoemde begrooting, tot de openbare uitaardiging der betrekkelijke regelingen overgegaan (Indisch ^aatsblad 1870, n°. 121-124), vooral met het oog op den 'Jdroovenden arbeid die nog moest voorafgaan om den j^aatregel tijdig te kunnen verwezenlijken, en welke voorleiding —r- zou zij met goed gevolg geschieden — naar
t et oordeel van den Gouverneur-Generaal steun behoorde 6 vinden in de vaststelling en openbaarmaking der door eQ Koning bevolen maatregelen. •pe bepaling in de uitgevaardigde regelingen van het ^Jdstip harer in-werking-treding op 1 Januarij 1871, achtte j. e Landvoogd zoowel in overeenstemming met de bedoe
v Bg van het Opperbestuur, als geboden door het voorschrift ,an art. 19 der comptabiliteitswet, dat wijziging van bed i n g niet anders in werking treedt dan »met den aana0g van een nieuw dienstjaar". ^«eeds bij vorige gelegenheden is medegedeeld dat en ^aarom de beweegredenen der Indische Regering voor het
t°Oruitloopen op de beslissing der wetgevende magt hier
v lande niet voldoende konden worden geacht. (1) Na de ^werping door de Eerste Kamer dér Staten-Generaal ^ het betrokken begrootingsontwerp (10 November 1870) j7 ei"d door het Opperbestuur onder dagteekening van den V» • d i e r m a a n d b e v e l gegeven tot schorsing der uitgenodigde verordeningen. c,ßen eerste uitwerksel der afstemming (waarvan de la üVerneur-Generaal in de eerste dagen van December gs telegraphischen weg berigt kreeg), was deterugroe
^>oii Z i e °' a' § ' v a n h e t • A n t W 0 O T (l, dd. 1 November 1870 op het Voor u°°Pig Verslag der Eerste Kamer betreffende de Indische bee-rooting Vio ' (Vergadering 1870—1871, n". 5a), zoomede bladz. 1 derMeWf»Va,Ï A n t w o o r d ; dd- 1 0 M a a r t 1 8 " op het Eindverslag der Tweede Stonti ' ^effende »et nader ingediende ontwerp der genoemde beating (Zitting 1870—1871, 8 6 . n°.8).
^ . 8 . 2.
ping van den gouvernements-commissaris, het lid in den Raad van Nederlandsch Indie O. VAN REES, die in de tweede helft van October naar de Preanger regentschappen was vertrokken, ten einde de uitvoering'der verordende maatregelen te leiden en daartoe, na raadpleging zooveel noodig van het hoofd van gewestelijk bestuur en de regenten aldaar, de noodige voorstellen te doen of onder nadere goedkeuring van den Gouverneur-Generaal de noodige beschikkingen te nemen. De ongunstige indruk door die terugroeping en de gebeurtenis die haar veroorzaakt had, in de Preanger regentschappen te weeg gebragt, gaf den GouverneurGeneraal aanleiding om bij een den 26sten December 1870 hier te lande ontvangen telegram de aandacht van het Opperbestuur te vestigen op de wenschelijkheid om de afgekondigde wijziging van het Preanger stelsel alsnog gevolg te doen nemen. In antwoord daarop werd den 29sten December, mede langs telegraphischen weg, de GouverneurGeneraal gewezen op zijne bevoegdheid krachtens hot Regerings reglement, om wanneer de omstandigheden hem daartoe aanleiding gaven, aan het bevel tot schorsing geen gevolg te geven; terwijl reeds eerder, bij telegram van 12 December, ter voorkoming %an onzekerheid omtrent de feiten, den Gouverneur-Generaal begrijpelijk was gemaakt , dat de maatregel der Preanger hervorming langs den normalen weg niet met 1 Januarij 1871 zou kunnen plaats hebben.
Onder dagteekening van 29 December 1870, vóór dat beide telegrammen in Indie ontvangen waren, kwam de Indische Regering, uit overweging dat van de schorsing, hoeveel teleurstelling zij ook geven zou, geen verzet of' gevaar voor de openbare orde te duchten was, tot het besluit, dat aan het bevel van 17 November 1870 behoorde te worden voldaan, en ging zij hiertoe over (met vermijding trouwens van het woord »schorsing" waaraan door hoofden en bevolking alligt een uitgebreider beteekenis zou kunnen worden gegeven dari in de bedoeling lag), door de bepaling (Indisch Staatsblad 1870, n°. 199 en 200), dat het tijdstip van in-werking-treding der Preanger hervorming, in overeenstemming met do nadere bevelen van het Opperbestuur, later zou worden bepaald. Van deze zijne beschikking gaf de Gouverneur-Generaal kennis bij telegram van 4 Januarij 1871 ; het (schriftelijk) berigt der terugroeping van den gouvernements-commissaris werd eerst den 27sten Januarij 1871 hier te lande ontvangen, tegelijk mot voorloopige mededeelingen omtrent den indruk door het votum van 10 November 1870 in de Preanger regentschappen verwekt. Terstond na kennisneming van dit schrijven, en wel bij brief van denzelfden dag — werd de Gouverneur-Generaal in wetenschap gesteld met het dezerzijdsch voornemen om op de nieuwe ontwerp-begrooting voor 1871 de afgekondigde hervorming te handhaven, en ontving de Landvoogd in verband daarmede de opdragt om de voorbereiding onverwijld te doen hervatten, .opdat de regelingen van 10 September 1870, die op zich zelve, behoudens een paar lager te vermelden punten, geen stof tot bemerkingen hadden gogevon, na de sanctie der wetgevende magt zoo spoedig doenlijk in werking zouden kunnen treden. De omtrent het tijdstip van invoering door het Opperbestuur aangekondigde nadere bevelen volgden bij eene Koninklijke beschikking van 5 April 1871, waarbij, in verband met de bewilliging der vereischte fondsen bij de wet van. dien dag (Nederlandsch Staatsblad 1871, n°. 33, Indisch Staatsblad n». 68), aan den Gouverneur-Generaal vrijheid werd verleend om, zoo hij dit noodig of wenschelijk achtte, de wijziging van het Preanger stelsel aanstonds in werking te brengen, ook vóór de afkondiging in Indie der aangehaalde begrootingswet, welke af kondiging in deze niet noodwendig behoefde vooraf te gaan, omdat de bedoelde wet, krachtens haar 4de artikel, geacht moest worden te werken sedert den aanvang van het dienstjaar 1871. Van deze beschikking, wier strekking den GouverneurGeneraal onder andere bij telegram van denzelfden dag werd medegedeeld, heeft de Landvoogd gebruik gemaakt bij besluit van 13 April 1871 (voor zoo veel noodig opgenomen in Indisch Staatsblad 1871, n°. 45—50), en is dien ten gevolge de belangrijke door de Preanger bevolking lang verbeide hervorming, overeenkomstig de grondslagen van 10 September 1870 en de tot uitwerking daarvan ge
16
É
62
van den resident, het beheer over genoemde afdeeling te voeren, (1) In verband met de bij de Koninklijke magtiging van Junij 1870 toegestane vermeerdering van het Europeesch personeel met 5 adsistent-residenten, 4 controleurs en 5 ambtenaren ter beschikking, is het gewest volgens de nieuwe organisatie verdeeld in negen afdeelingen onder beheer van aai' den resident ondergeschikte adsistent-residenten. Het regentschap Bandong bestaat nu uit de afdeelingen Bandong en ïjitjalengka, respectively k met 10 en 6 districten; het regentschap Tjiandjoer uit de afdeelingen Tjiandjoer en Soekaboemi, de eene met 9 en de andere met 7 districten ! het regentschap Soemedang uit de afdeelingen Soemedang en Tassik Malaija, de laatste met 5 en de eerste met <> districten ; het regentschap Limbangan uit de afdeeling va» dien naam, tellende 4 districten, on eindelijk het regentschap Soekapoera uit de afdeelingen Soekapoera en Soeka • poera-Kollot, elk met 8 districten. Het geheel aantal districten bedraagt derhalve 63, zijnde 3 minder dan vroeger, doordien de hoofdplaatsen Tjiandjoer, Bandong en Garoet, tot dusver beheerd door zelfstandige onderdistrictshoofden (tjamats), werden ingedeeld bij en vereenigd met de districten, waartoe zij eigenaardig behoorden. Hetgeen ter verdere voorbereiding e a aanvankelijke regeling in de Preanger regentschappen nog te doen waS overgebleven , werd bij het hiervoren vermeld besluit van 13 April 1871 weder aan de zaakkundige leiding van den hooger genoemden gouvernements-commissaris opgedragen) die dezen (in December 1870 gestaakten) arbeid in't laatst van April jl. hervatte. De zending gold vooral ook het geven eener impulsie, die de goede werking der hervor1" ming moest verzekeren en alle ontstemming van de verschillende klassen der inlandsche maatschappij moest voorkomen. Te dien einde werden al dadelijk op de hoofdplaatsen der verschillende regentschappen vergaderingen belegd met de regenten en verdere inlandsche hoofden waarbij de verordeningen in hare bijzonderheden werde» besproken en uitgelegd. Het kwam er hoofdzakelijk op aa» bij hoofden en bevolking de overtuiging te vestigen, da' de genomen maatregelen geen ander doel hadden dan oB> de krachtige werking van het gezag, evenzeer als de alge meene welvaart te bevorderen.
Om dit doel ten aanzien van de mindere klassen de' bevolking te beter te bereiken, werd eene korte en duidelijke bekendmaking in het Soendaneesch bezorgd, waai" van aan elke kampong minstens een exemplaar werd ver strekt, terwijl bevelen werden gegeven aan de districts' en onderdistrictshoofden om dit stuk op hunne rapportdage5
voor te lezen, en waar noodig verder te verduidelijken. Te Soemedang werd eene afzonderlijke vergadering be' legd met de hoofdpanghoeloes en met de panghoeloes de* nieuwe afdeelingen. Bij die gelegenheid werd hun de reed' in 1866 en 1867 gegeven verzekering herhaald, dat Regering zich niet wenscht te mengen in de betrekking«5
der Mohammedaanseho geestelijkheid tot de bevolking e' dat zij alzoo, behoudens uitsluiting van hare tusschen' komst in zaken van gezag of bestuur, de opbrengsten de' geloovigen kan blijven genieten binnen do grenzen doof hare godsdienstleer afgebakend. Ook van de zijde van d'j in de Preanger regentschappen vrij krachtig ontwikkel element was, naar de overtuiging van den gouvernement8' commissaris, nu de priesters ontwaard hadden dat h"11
geestelijk standpuut onaangeroerd bleef, eer mede- d** tegenwerking te verwachten. Althans was op de herhaal*' vraag of de nieuwe orde van zaken tot eenig bezwaar " verzoek om voorziening mögt leiden, steeds, even als V0" de inlandsche hoofden, een ontkennend antwoord bekome5
Volgens een rapport van den gouvernements-comm'^ saris van 31 Mei jl. was de voorbereiding toen zoo 1* gevorderd, dat de algemeene invoering van den gewigtig6' maatregel op 1 Junij zonder bezwaar zou kunnen pla»' hebben. Alle Europesche en inlandsche ambtenaren wo** op de hun aangewezen oude en nieuwe standplaatsen geVe. tigd en van de noodige voorschriften voorzien, om hun5
taak op het aangeduide tijdstip te aanvaarden. Klei5
plat gek I Qiin en ßiaj ven of r bek «elf «ei als regt gev:
ach reg( van daa: Wi
ï dist ven ^ o dek
I ven
186 in < de en >5aE besi doc op gea \ Wil Voo Vol, . \ »list Un ^ Voo
bin: ^a; «uil tijd op spo tte, gto
«ia hoc ble Ta des in in eis, Itf 1°. De f3
Va] tne
211] e?»
nomen beschikkingen (waarover nader afzonderlijk in de betrekkelijke hoofddeelen van dit verslag), met 1 Junij jl. in werking getreden, slechts met ééne uitzondering, de prijsverhooging namelijk der van de bevolking te ontvangen koffij , welke, uit overweging dat de koffijlevering reeds was aangevangen, [al dadelijk op 13 April 1871 is ingegaan. Slechts in ée'n opzigt stelden de grondslagen van 10 September 1870 eene bepaalde afwijking daar van de bedoeling der Koninklijke magtiging van Junij 1870, voor zooveel namelijk betreft het wereldlijk gezag der inlandsche geestelijkheid, waarvan de Gouverneur-Generaal de dadelijke opheffing had uitgesproken, terwijl het Opporbestuur (verg. het vorig verslag bladz. 45) eene meer geleidelijke gedragslijn had beoogd. Het bij de ordonnantien van 10 September 1870 behoorend besluit van dien dag bepaalt die opheffing in dezer voege : » De Mohammedaansche geestelijkheid in de residentie Preanger regentschappen onthoudt zich van bemoeijing met de bewateriug der velden en al wat tot den rijstbouw betrekking heeft. De regenten zorgen, in verband met art. 17 hunner instructie (Indisch Staatsblad 1867, n°. 114), dat de Mohammedaansche priesters zich geenerlei gezag aanmatigen over de materiele belangender bevolking, dat de opbrengsten aan de geestelijkheid blijven binnen de grenzen door hunne godsdienstleer voorgeschreven en dat de inning daarvan geschiede buiten eenige tusschenkomst , of inmenging van het inlandsch bestuur". Na de openbare vaststelling van even bedoeld beginsel, waarvan de Indische Regering trouwens verklaarde voor de geregelde invoering der gewenschte hervorming geene belemmering te vreezen , kon daarop door het Opperbestuur bezwaarlijk worden teruggekomen. Intusschen is, zoo als lager blijkt (zie afdeeling III van dit hoofdstuk), de heffing op het rijstgewas, die thans (in geld) ten bate van de schatkist wordt geïnd, en waaraan sedert ook zijn onderworpen , als vroeger ten onregte voorbijgezien, andere landbouwvoortbrengselen als eerste gewas verbouwd, op zoodanig lager bedrag bepaald, dat der bevolking gelegenheid is gelaten om op den tot dusver gebruikelijken voet aan de geestelijkheid te doen geworden, hetgeen deze als het hare heeft leeren aanmerken. Behalve ten aanzien der geestelijkheid was bij de regelingen van 10 September 1870 nog in een 'ander opzigt verder gegaan dan hier te lande was wenschelijk geacht, en wel door de onverwijlde toepasselijk-verklaring op de Preanger regentschappen der Indische verordeningen van 1867 (Indisch Staatsblad n°. 122, 123, 124 en 154), betreffende het vorderen van diensten en leveringen door inlandsche hoofden, terwijl het Opperbestuur integendeel een tijdperk van voorbereiding had aangeprezen. Daar intusschen de aanschrijving van Junij 1870 ten deze geen bepaalden last inhield, viel tegen de beslissing der Indische Regering verder geen bedenking in te brengen. Terwijl elders in dit verslag de gelegenheid zal bestaan om nog op andere onderdeelen der regelingen van 10 September 1870 en 13 April 1871 terug te komen (1), zij hier slechts aangestipt, dat sedert nog eenige wijziging is gebragt in het aanvankelijk toegestaan aantal heerendienstpligtigen aan de hoofdpanghoeloes en panghoeloes , hetwelk eenigzins hooger werd bepaald dan de algemeene regeling in Indisch Staatsblad 1867, n°. 123, voor de overige gewesten van Java toestaat (Indisch Staatsblad 1871, n°. 64), dat ook de administrative indeeling van het gewest, zoo als zij bij de ordonnantien van 10 September 1870 geregeld was, alsnog eenige wijziging onderging, doordien een der districten van de afdeeling Soekapoera, zoowel uit hoofde zijner geographische ligging als wegens dienstbelang, werd gebragt onder de afdeeling Soekapoera—Kollot (Indisch Staatsblad 1871, n°. 75), en eindelijk dat ten aanzien van dan werkkringvan den adsistent-resident in Bandong (de afdeeling waarin de resident gevestigd is) nader werd bepaald, dat bedoelde adsistent-resident niet enkel bestemd is voor zoodanige werkzaamheden als hem door den resident worden opgedragen , maar in de eerste plaats om, onder hooger toezigt
(1) In haar geheel zijn de regelingen van 10 September 1870aande Staten-Generaal medegedeeld "bij brief van den Minister van Kolonien a. i. van 31 December 1870 (Zitting 1870—1871 , 88).
.p (1) Sedert heeft, in verband met het overlijden van den regent , Limbangan, nog eene nadere regeling plaats gehad wat betreft de m den nieuwen titularis te genieten inkomsten (vergel. hoofdstuk rV, $
plat gek I Qiin en •na;; ven of r bek «elf «ei als regt gev: ttec ach regt van daa: Wi
I dist ven ÏVo dek
I ven
186
"J t de en >5aE besi doc op gea \ büii Voo Vol, . \ »list tin f Voo
bin: ^a; «uil tijd op spo tte, gto
<
«ia hoc ble Ta des in in eis, 18^ 1°. De f3
Va] tne au] eei dei ko:
63
plaatselijke bezwaren en misverstanden waren en werden i geleidelijk opgelost. Latere berigten bevestigen, dat de hervorming door de ] eindere hoofden en bevolking met ingenomenheid is begroet, en dat van de regenten, ofschoon hun gezag en hunne •nagt door de nieuwe orde van zaken beduidend werden verminderd, niet alleen geen tegenwerking, doch in meerdere °f mindere mate , naar gelang van ieders eigenschappen en bekwaamheden, in de toepassing der gegeven voorschriften ?elfs ijverige medewerking werd ondervonden. Hunne goede Wensten zijn dan ook zoowel door de Indische Regering als door het Opperbestuur erkend; aan e'e'n hunner, den fegent van Bandong, is zelfs de onderscheiding ten deel gevallen eener benoeming tot ridder der orde van den ^ederlandschen Leeuw. Volgens diezelfde berigten hield 2'oh de gouvernements-comraissaris nog onledig met de 'egeling van eenige belangrijke zaken , die met de opheffing van het vroegere Preanger stelsel in verband staan of daaruit moeten voortvioeijen, doch wier afdoening aanvankelijk voor meer dringenden arbeid had moeten achterstaan.
Pekalongan. Bij een besluit van 9 Junij 1871 werd het districtsbestuur van Bandar Sidaijoe (regentschap Batang) vermeerderd met een onder-districtshoofd, gevestigd te ^onotoenggal, en tevens eene uitbreiding van politie-middelen toegestaan.
Banjoemas. Het Chineesch bestuur in dit gewest werd vermeerderd met één luitenant te ïjilatjap {Indisch Staatsbhd 1870, n°. 173).
B u i t e n b e z i t t i n g e n .
Algemeen. Krachtens het bepaalde bij Indisch Staatsblad 1861, n°. 44, geldt ook voor de gezagvoerende ambtenaren '0 de buitenbezittingen — voor zoo veel zulks niet door de met enkele vorsten of volken aangegane overeenkomsten eH de daarbij verzekerde regten wordt onmogelijk gehaakt — de instructie voor de hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madura (Indisch Staatsblad 1859, n°. 102), doch zulks onverminderd de voorschriften die met het oog °P den bijzonderen toestand van eenig gewest waren noodig geacht of nader zouden worden vastgesteld. "Volgens de ter zake van de gewestelijke bestuurders buiten Java en Madura ontboden berigten, werkt deze Voorwaardelijk toepasselijk-verklaring over het geheel zeer voldoende. Van het denkbeeld der vaststelling eener afzonderlijke 'ttstructie voor het gewestelijk bestuur in de buitenbezittingen is uit dien hoofde in den aanvang van 1871, immers voor alsnog, door de Indische Regering afgezien. Eene reorganisatie van het Europeesch personeel bij het binnenlandsch bestuur in de buitenbezittingen, ten gevolge daarvan de betrokken ambtenaren niet langer verstoken 'Uilen blijven van voorzieningen als reeds vóór geruimen tijd. genomen zijn met betrekking tot hunne ambtgenooten °P Java, wordt voorbereid. Ten einde de maatregel zoo spoedig mogelijk na zijne vaststelling kunne in werking 'feden, is daarop reeds gerekend bi] de ontworpen begrooting voor 1872.
Sumatra's Westkust. De algemeene regeling bij Indisch Staatsblad 1863, n°. 45, van de bezoldiging der inlandsche boofden in het gouvernement van Sumatra's Westkust, bleek herziening te vereischen voor zoo veel de residentie ïapanolie betrof, ten einde de hoofden aldaar, wier belangen destijds niet naar behooron waren behartigd, niet langer )ü bezoldiging te doen achterstaan bij hunne ambtgenooten 'ö de Padangsche Boven- en Benedenlanden. Nadat de veraschte fondsen waren toegestaan bij de begrootingswet voor 1871, is aan de bedoelde tractementsverhooging, ingaande 1°- Julij jl., gevolg gegeven (Indisch Staatsblad 1871, n°. 83). •^e aan den maatregel verbonden meerdere uitgaaf van f 32 904 'sjaars (welke som intusschen bij het aftreden van sommige titularissen zal verminderen) belooft, naar de keening der Indische autoriteiten, voor een goed deel te ?ullen worden opgewogen door den gunstigen invloed dien eene betere bezoldiging dezer hoofden zal uitoefenen op ^en gang van zaken in ïapanoli in 't algemeen en op de Wfij cultuur in 't bijzonder.
Bij Indisch Staatsblad 1871, n°. 3 1 , werd in de af deeling Sibogha der genoemde residentie eene nieuwe (vijfde) onderafdeeliug gevormd van de Batang-Taro districten , tot dusver deel uitmakende van de onderafdeeling Sibogha en ommelanden. Deze laatste onderafdeeling zal staan onder regtstreeksch gezag van den resident van Tapanoli, aan wien, voor zoover do ruimte aan personeel ter Sumatra's Westkust het toelaat, voor de werkzaamheden in deze onderafdeeling een der elders bescheiden controleurs zal worden toegevoegd ; terwijl de reeds aanwezige controleur belast werd met het bestuur over de Batang-Taro districten.
Lampongsche districten. Het sedert lang hangende geschil over de grensscheiding tusschen de afdeelingen Boemiagong (Lampongs) on Kommering-Oeloe (Palembang) werd bij schriftelijke overeenkomst, geteekend door de betrokken margahoofdon, beëindigd. Daarbij werd bepaald, dat de mondingen van de riviertjes Pahaboeng en Toeba de twee uiterste punten zullen zijn van de regte lijn, die als grensscheiding tusschen beide afdeelingen is aangenomen.
Banka. In beginsel is onlangs besloten (Indisch Staatsblad 1871, n°. 57) om het inlandsch bestuur op Banka op oenigzins eenvoudiger voet te brengen, zoo door opheffing, naar mate van ontslag of overlijden der titularissen, deibetrekking van kamponghoofd op plaatsen waar een batin (onderdistrictshoofd) is gevestigd, als door geleidelijke zamenvoeging van sommige daarvoor in aanmerking komende onderdistricten, dit laatste onder de mits dat de landsinstellingen en de wenschen der bevolking (die op sommige plaatsen, vooral daar waar sedert overoude tijden batins uit denzelfden stam elkander zijn opgevolgd, veel gehechtheid toont aan de zelfstandigheid van haar batinschap) zich daartegen niet verzetten. Reeds dadelijk is, met instemming der bevolking, kunnen worden overgegaan tot eene in smelting van het onderdistrict Depok (Merawang), aan welks batin kort te voren ontslag uit 's lands dienst was verleend en welke betrekking dien ten gevolge is komen te vervallen. Ook is opgeheven het ambt van sekahhoofd te Koerouw (Koba), uit hoofde de sekalis (menschen zonder vaste verblijfplaats en meestal in praauwen wonende) te dier plaatse langzamerhand verdwenen waren of zich met de inheemsche bevolking vermengd hadden. Voor de onderhoorige Lepar-eilanden is bij Indisch besluit van 18 Junij ji. eene nieuwe en doelmatiger inrigting van het inlandsch bestuur vastgesteld. Onder andere is de betrekking van hoofd dier eilanden en de verpligting van den titularis tot het aanhouden tegen zekere tegemoetkoming van gewapende kruispraauwen afgeschaft, en in zijne plaats een hoofd van minderen rang onder den titel van demang aangesteld.
lïiouw. Volgens Indisch Staatsblad 1863, n°. 60, behoorde het Chineesch bestuur in eigenlijk Siak te bestaan uit een onbezoldigd kapitein. Vermits in den laatsten tijd moeijelijkbeid werd ondervonden om in die betrekking langer kosteloos te voorzien, is magtiging verleend (Indisch Staatsblad 1871, n°. 94) om daaraan, met ingang van 1872 , eene bezoldiging te verbinden van f 100 's maands , hoedanige belooning ook genoten wordt door den kapitein deiChinezen in de afdeeling Lingga.
Wester-afdseling van Borneo. De Indische Regering zag zich geroepen te beslissen in een geschil omtrent de onderlinge verhouding tusschen de kleine vorstendommen Koeboe en Membawang. Het betrof de vraag, of laatstgemeld landschap is eene onderhoorigheid van Koeboe, dan wel een op zich zelf staand rijkj e. Met handhaving eener vroeger (in 1833) door den resident der Wester-afdeeling van Borneo gedane uitspraak werd verklaard , dat Membawang deel uitmaakt van Ivoeboe, doch tevens werd aan de afstammelingen van den eersten » heer " van Membawang de verzekering gegeven van het voortdurend genot in apanage van dat landschap, waartoe de noodige voorziening zou worden getroffen in het met den gekozen »heer" van Koeboe te sluiten contract. (1)
(1) De noodige bepaling deswege is opgenomen in het sedert gesloten contract (vergelijk bladz. 11 niervoren).
^ ^ ^ ^ ^ » ™
64
Celebes. In 1856 was beslist, dat voor alsnog geene verandering zou worden gebragt in de tot dusver in dit 'gouvernement bestaande gewoonte , dat de door de bevolking gekozene regenten door den gouverneur van het gewest worden benoemd en ontslagen, onder nadere goedkeuring van den Gouverneur-Generaal. De vraag of die bevoegdheid langer bestendigd behoorde te blijven, werdopgrond der bijzondere , inmiddels niet veranderde toestanden in het bedoelde gouvernement, bij een besluit van 11 October 1870 door den Gouverneur-Generaal bevestigend beantwoord.
Timor. Bij een besluit van 25 April 1871 (Indisch Staatsblad n°. 55) is onder andere bepaald, dat het landschap En deh (eiland Flores) wordt gebragt onder de administratie van het bestuur op het eiland Soemba, en dat een der uit Nederland gezonden ambtenaren voor de burgerlijke dienst in Indie , onder genot van zijn non-activiteitstractement, zal worden gesteld ter beschikking van den resident van Timor, om te worden toegevoegd aan een der controleurs op Soemba.
§ 2. Bijzondere onderwerpen van politie.
Vuurwapenen. De belangrijke toeneming gedurende 1869 van den invoer op Java, met name te Samarang, van vuurwapenen, die geacht werden grootendeels hun weg te nemen naar de Vorstenlanden, heeft de aandacht doen vestigen op de wensehelijkheid om de verbodsbepalingen op het bezit vän schietgeweer zonder consent van de politie, vervat in het reglement op den invoer , den verkoop en het bezit van vuurwapenen en buskruid in Nederlandsen Indie (Indisch Staatsblad 1828, n0. 58) ook in Soerakarta en Djokjokarta van kracht te doen worden. Voor Djokjokarta, waar de politie in handen is van het Europeesch bestuur , achtte de Regering de invoering harerzijds van de bedoelde verbodsbepalingen niet onbestaanbaar met het regt van zelfbestuur van den sultan. Alvorens echter daartoe over te gaan werd het nuttig geacht den resident omtrent de toepassing van den maatregel tehooren. Volgens latere berigten was het bedoelden hoofdambtenaar gelukt eene opgaaf te krijgen van de in handen der bevolking aanwezige vuurwapenen en was sedert overgegaan om daarvan registers aan te leggen en passen uit te reiken. In Soerakarta, waar de politie aan de vorsten is overgelaten , zijn stappen gedaan om de toepasselijk-verklaring van het bedoelde reglement van dezen te verkrijgen. Het gevolg dezer pogingen is hier te lande nog niet gebleken. Intusschen zijn in October 1870 de hoofden van gewestelijk bestuur in de gouvernements-residentien op Java en Madura mede bij het onderwerp bepaald en zijn zij aangeschreven, te waken en te doen waken, dat aan de aangehaalde bepalingen van Indisch Staatsblad 1828, n°. 58, voor zoover zij niet door latere verordeningen zijn gewijzigd, met den meesten klem de hand worde gehouden.
De omstandigheid dat de hooger bedoelde toeneming van invoer voor een groot deel op rekening was te stellen van eene te ruime opvatting in de beoordeeling van hetgeen onder » wapenen van weelde" moest worden verstaan — en alleen van deze is volgens de tariefwet de invoer toegelaten — heeft in Junij jl. geleid tot eene aanschrijving aan den directeur van finantien om met meer ernst van de zijde der tol- en recherche-ambtenaren te doen toezien, dat de door de tariefwet gestelde voorwaarden tot invoer behoorlijk worden nagekomen en alzoo geene vuurwapenen worden toegelaten dan die, afzonderlijk geëmballeerd ingevoerd , door hen als wapenen van weelde worden erkend.
Landverhuizers. Veelvuldig waren de moeijelijkheden, die het bestuur van Batavia had met eenige transporten Chinesche arbeiders , die ten gevolge van brand of verongelukking van het schip, dat hen naar elders overvoerde, ter hoofdplaats kwamen. Voor het meerendeel echter werden deze koelies, na gedurende korteren of längeren tijd van 's lands wege verzorgd te zijn, met hunne toestemming, naar de plaats hunner bestemming overgebragt; terwijl de overvoerders de gemaakte kosten vergoedden. Wegens gebrek aan localiteit als ook om de vele desertien te voorkomen, was aan bedoelde Chinezen eene verblijfplaats aangewezen geworden
op het eiland Hoorn. Euim 300 (omstreeks een vierde gedeelte van het totaal der van vier ladingen aangebragteDJ verbonden zich als arbeiders in Nederlandsch Indie ot verkregen vergunning tot inwoning aldaar.
I I . PERSOONLIJKE DIENSTEN.
§ 1. Java en Madura.
Reeds in 't vorig verslag (bladz. 47) is met een enkel woord melding gemaakt van het besluit van den Gouvei" neur-Generaal van 7 Junij 1870 , n°. 1 , waarbij , bij wij«6
van vijfjarige herziening, regelen en wenken zijn uitgevaardigd , volgens welke zoodra mogelijk en uiterlijk vóór ultimo December van dat jaar, de persoonlijke diensten waartoe de inboorlingen verpligt zijn , in elk gewest van Java, met uitzondering van de Vorstenlanden, zoomede op Madura moesten worden herzien. De vaststelling van gewestelijke regelingen regtstreek» door den Gouverneur-Generaal, naar het voorschrift van art. 57 Regeringsreglement, moest ook nu nog achterweg« blijven, ditmaal in verband met de aan de Indische Rege' ring kenbaar gemaakte voornemens nopens het vaststellen hier te lande van definitive grondslagen voor de heerendienstpligtigheid, waartoe te gelijkertijd bouwstoffen uit Indie waren gevraagd , die volgens de jongste berigten aldaar iß bewerking zijn. In overeenstemming met hun voorloopig karakter be' palen zich dan ook de voorschriften van Junij 1870 (in hun geheel opgenomen in n°. 2332 van het Bijblad op hel Indische Staatsblad), met uitsluiting van fundamentele wijzigingen, tot administrative verminderingen , hoofdzakelijk door betere verdeeling der diensten en ook doof afschaffing van enkele praestatien. Het beginsel dat de heerendienstpligtigheid rust op dergrond en niet op den persoon is bij het besluit van 7 Junij 1870, op hetwelk in zijne beteekenis van [voorloopigen maatregel in den aanvang van 1871 de Koninklijke goed' keuring werd verkregen, minder op den voorgrond ge' steld , ten einde ook te kunnen rekening houden met de» feitelijken toestand , welke met opzigt tot den grondslag van heei-endienstpligtigheid niet alleen in de verschillende gewesten , maar dikwijls ook in de afdeelingen en verdere onderdeelen van een zelfde gewest zeer sterk uiteenloopt' Eene niet onbelangrijke verligting is gelegen in de be' paling dat de stations der binnenlandsche of zoogenaamde regentsposterijen , even als reeds het geval was met die op de groote wegen , niet meer (wanneer de posterijkasseB ontoereikend waren) in heerendienst, maar in geheel vrijen arbeid gebouwd, hersteld en onderhouden worden. Daarentegen is, in verband met het in 't vorig verslag vermelde besluit van 18 November 1868, n°. 24, ondeï de verpligte (algemeene) diensten opgenomen het bouwen herstellen en onderhouden van inlandsche schoollocalen waarin onderwijs van staatswege gegeven wordt. Deze bepaling zal echter fwijziging vorderen , uit hoofde van het sedert uitgevaardigd Koninklijk besluit van 3 Mei 1871' n°. 17, betreffende de grondslagen van het gouvernements' inlandsch onderwijs, krachtens welks 6de artikel de hee' rendiensten der bevolking voor de oprigting enz. def bedoelde localen slechts zijn toegelaten , wanneer het on' derwijs aldaar geheel kosteloos is. Voor de bewaking van pasangrahans en passarloodseP worden ingevolge het besluit van 7 Junij 1870 mede geen6
heerendiensten meer gevorderd. Deze gebouwen zijn aan de zorg van de gewone dessapolitie toevertrouwd, hetgeen voldoende is. De verpligting om de passars schoon te houden rust op de dessa's waartoe zij behooren, evenwel alleen dan wanneel' daarin niet door de verkoopers zelven wordt voorzien, gelijk reeds op vele plaatsen gebruikelijk is. Op de hoofdplaatsen der residentien en afdeelingen, waar men vrij algemeen groote passarloodsen aantreft, wordt het schoonhouden daarvan zoo noodig aan politioneel veroordeelden opgedragen' Ook de bewaking van tempels en heilige graven, vooi' zoover deze niet aan speciale dessa's is opgedragen, is to' de gemeentediensten teruggebragt. De dienst-praestatie voor het transport van gouverne' ments-reizigers en goederen heeft eene aanmerkelijke vef'
''gtin van »eer V( 6e\ve keere •n d; Ee:
"ndei tooni 'an I 1 fügti 'esidi %di »ehe« *ano ^estè
0, : "i Pi In is ?« di
01 »ohaj
>en i
ds *0rd °P d. oehte > r l le 2 Hb( Öe *W «aen< Ndt Ue: Sr v<>ort S° .Ike' Vtu Slir ^•eai * d "iet ,.Öe Kt W IV:
, Ee:
"*rac S ', } * s ;
«Mee Stl %d Wi M Sid« ;ofd
'«H c V* V V i
!\~=
ierde gten) ver
3nkel ivei" wijze itgevóói' asten van mede
reeks van weg« tegeellen enstIndie ,ar in
be) (in p het titel" fdzadoor
> de« Junij ^igen ;oed' L gede» islag ende •dei-e 30pt' beimde t die issen rijen
rslag mdeï wen j ileni Deze n het 871' 3ntS' hee' def , on'
idsen :eene
aan ;geen
stop meel' lelijk itsen neen uden tgeflvooi' s to'
rne' ver;
65
'gting ondergaan door de bepaling, dat daarvoor voortaan an de bevolking geene heeren- en bedienden-rijpaarden "teer mogen gevorderd worden. Volgens de laatstelijk van de betrokken hoofden van ^Westelijk bestuur ontvangen mededeelingen waren de "«erendiensten voor de bevolking in 1870, behoudens hier 'û daar eene enkele uitzondering, niet bezwarend. ften uitvoerig overzigt der in het afgeloopen jaar in elk Ü^West verrigte heerendiensten wordt als naar gewoonte ""der de bijlagen aangetroffen (zie sub lit. K) Die aan°oning, uit den aard der zaak nog ingerigt naar de regeling 'an 3 September 1864 {Bijblad op het Indisch Staatsblad '• 1580) doet zien, dat in verhouding tot het aantal dienstNigtigen de diensten het veelvuldigst zijn geweest in de ^sidentien Krawang, Bantam, Pekalongan, Soerabaija, l&dioen en Kadoe. Ieder dienstpligtige had daar (over het ^heele gewest gerekend) gemiddeld uit te komen in Krawang 1 dag van de 13, in de vier daarna genoemde geesten 1 van de 17 en in Kadoe 1 van de 19 dagen. In de overige residentien was deze verhouding 1 van de fO, 21, 22, 24, 26, 28, 3 1 , 34 en 38 dagen, de laatste 1,1 Probolinggo. •in het regentschap Pamakassan der residentie Madura *&8 in vergelijking met de in 1869 gevorderde diensten, 'e druk der heerendiensten aanmerkelijk verminderd. Van "e overige (onder het beheer der vorsten staande) regentappen op Madura kon dit evenwel niet gezegd worden. ^n groot kwaad in het regentschap Sumanap was de geegenheid tot vrijstelling, tegen betaling van eene vaste som Jlds aan de hoofden, zonder dat daarvoor vrijwilligers *°rden ingehuurd, zoodat de gansche druk der diensten P den geringen man neerkwam. In die vrijstellingen zijn ^üter enkele beperkingen gebragt. Nieuwe vrijstellingen bij ?orbeeld zullen niet meer verleend worden en alleen zij le zich voor een zeker aantal jaren van heerendiensten äbben vrijgekocht, worden in hunne regten gehandhaafd. De voor de Preanger regentschappen voorgeschreven afcWfing van het stelsel van algemeene dienstbaarheid '"lengawoela) aan regenten, hoofden en gegoeden des lands ,^fderde, ter voorkoming dat het verbod of geen afdoend, ' een verkeerd gevolg zou hebben, plaatselijk veelvuldige 'eSpreking door den gouvernements-commissaris voor de 1<H-bereiding en ten-uitvoer-legging der Preanger hervorzog, zoowel om der bevolking de juiste bedoeling van '1 maatregel duidelijk te maken, als om te zorgen dat i^e inbreuk op het regtmatig gezag van het inlandsch j^tuur werd vermeden. Zoo als hooger gezegd (verg. afdeling I , § 1), is de reorganisatie van het bestuur in de 'eanger regentschappen, op den vroeger vermelden voet, " dus ook de afschaffing van het mengawoela-stelsel, *et 1 Junij 1871 in werking getreden. jDe toestand der bevolking in Banjoewangi met betreki "g tot de heerendiensten kenmerkte zich nog door de e2waren in het vorig verslag vermeld. Voor zooveel de Jfpligte verstrekking van postpaarden daartoe medewerkte, afen bij den aanvang van 1871 voorstellen tot voorzienig in behandeling bij het departement van binnenlandsch B u u r .
i ßen der residenten van West-Java wees op de onbillijkfi& om in de uitkeering van tegemoetkoming voor voeding ^achtens de 4de alinea van § a, art. I I , van het besluit M 7 Junij 1870, n°. 1, door den Gouverneur-Generaal ' bijzondere, daarbij aangeduide gevallen toe te staan) '1 de heerendienstpligtigen bij een en hetzelfde werk inbeeld, verschil te maken. De Regering, de juistheid dier jTOerking beamende, bepaalde dat bij uitvoering van werken heerendienst geen verschil in de uitkeering van te ge^etkoming zou mogen worden gemaakt, met dien verlüde evenwel dat dit beginsel nimmer leide tot ont°^ding daar waar gronden tot toekenning bestaan.
t *ij gelegenheid dat de Gouverneur-Generaal in 1868 de l^identie Pekalongan bezocht, werd door het toenmalig j °fd van gewestelijk bestuur als een bezwaar, waarvan . opheffing in het belang der inlandsche bevolking billijk L hogelijk werd geacht, gewezen op het onderhoud van jj ** grooten postweg en der binnenwegen in do districten ^ o a h , Kalisalak en Keboetr.en (Batang), ten gevolge ^"arvan de heerendienstpligtige arbeid in die streken j'ven het vastgestelde maximum zou zijn opgevoerd (verg. Verslag van 1869, bladz. 47). De tegenwoordige resi
&°. 8. 2.
dent, daaromtrent gehoord, berigtte, dat de druk der heerendiensten welke tijdens het bestuur zijns voorgangers inderdaad van grooten en overwegenden invloed geweest was op de welvaart van de bevolking, sedert door verschillende omstandigheden en wel vooral ten gevolge van de ordonnantie van 26 September 1867 [Indisch Staatsblad n°. 123) aanmerkelijk was verminderd. Het bezwarende van het onderhoud der wegen in Batang lag hoofdzakelijk in het groot aantal binnenwegen in de bergstreken van die afdeeling, welke, hoezeer onder de landswegen opgenomen, zonder eenig speciaal nut voor handel en nijverheid dikwerf alleen dienden tot communicatie van enkele dessa's onderling en met de naburige districten. In aanmerking nemende de gomakkelijkheid waarmede de inlander zich over de voetpaden in het gebergte beweegt, riviertjes en beekjes doorwaadt, ook alheeft hij vrij zware lasten te torschen, zoo werd het niet noodig geoordeeld om op het onderhoud dezer voetpaden of dessawegen in het algemeen bij de nieuwe regeling der heerendiensten te rekenen. Da bewaking van de zouthoofddepôtpakhuizen in de afdeelingen Grissee en Sidaijoe (residentie Soerabaija), vroeger opgedragen aan heerendienstpligtigen, geschiedt thans dooide oppassers toegevoegd aan de aldaar aanwezige pakhuismeesters. Het verstrekken van heerendienstpligtigen als wakers of kemits aan de Europesche wijkmeesters ter hoofdplaats Soerabaija heeft, als in strijd met de regeling van 7 Junij 1870, n°. 1, mede geheel opgehouden. Remplacering of afkoop van heerendiensten tegen eene belooning in geld of in voedsel en huisvesting vond vrij algemeen over geheel Java en Madura plaats. Zooveel mogelijk waakte overal het bestuur er voor, dat deze remplacering niet plaats vond door tusschenkomst van do hoofden, ten einde vrijstelling van diensten tegen betaling te voorkomen. Met opzigt tot de werking van het Indisch besluit van 18 Junij 1865, n°. 5 (Indisch Staatsblad n°. 59), houdende algeheel verbod van verpligte diensten bij 's lands algemeene pakhuizen kan, ten vervolge op vroegere mededeelingen (zie het vorig verslag bladz. 49), worden vermeld, dat bedoelde werkzaamheden in 1870 allerwege, even als in 18G9, op Java in vrijen arbeid zijn verrigt, meerendeels op taak en voor het overige op daggeld, verschillende van 20 tot 50 cent. Zonder bezwaar konden overal in genoefzamen getale vrijwillige koelies worden verkregen. Het groot verschil in betaling voor soortgelijke diensten in verschillende gewesten leidde in September 1870 tot eene aanschrijving aan den directeur van binnenlandsch bestuur om te onderzoeken, of de koelieloonen aan de verschillende pakhuizen niet hooger worden betaald of in rekening gebragt dan inderdaad noodig is. Slechts in vier residentien, reeds in 't vorig versla" genoemd, werden de benoodigde koelies door een aannemerverstrekt. In Pasoeroean deed zich bij de gehouden uitbesteding mede een aannemer voor, doch de toewijzing zou niet in 's lands belang zijn geweest, weshalve besloten werd ook nog gedurende 1871 het benoodigde werkvolk te vinden door regtstreeksche inhuur. Ofschoon volgens onderscheidene residenten de uitbesteding der hierbedoelde diensten ter wille van plaatselijke omstandigheden of van de geringheid der werkzaamheden, niet met kans op gewenscht gevolg kon worden beproefd, deed de Regering toch van haar verlangen blijken om zooveel mogelijk te trachten het werk op de hierbedoelde wijze te doen verrigten. Te Batavia intusschen bleek de thans gevolgde wijze van voorziening (buiten tusschenkomst van een aannemer), immers voor alsnog, uit een geldelijk oogpunt de voorkeur te verdienen. Echter is gelast op de geldelijke gevolgen jaarlijks het oog te houden.
§ 2. Buitenbezitlingen.
Voor het gouvernement van Sumatra's Westkust kwam nog geene regeling tot stand, volgens welke van de bevolking aldaar heerendiensten kunnen gevorderd worden. Die diensten, welke voor 's hands nog steeds overeenkomstig de plaatselijke verordeningen worden gepraesteerd , bestaan in het onderhoud der wegen en bruggen , het bewaken van gouvernements-gebouwen en etablissem*nten ,
17
ÉÉ
66
het doen van wachten en rondes in liet belang der openbare veiligheid, het verrigten van koeliediensten tegen betaling en het vervoeren der goederen van reizende landsdienaren. Ten behoeve van hare hoofden verrigt de bevolking alleen diensten bij den bc uw hunner woningen en voor de bewerking van hunne sawahs, zoomede kemit- of wachtdiensten. Remplacering had dikwijls plaats , steeds echter buiten de bemoeijenis van het bestuur. De aard der heerendiensten in de adsistent-residentie Benkoelen , volgens de met 1 Januari) 1870 in werking getreden nieuwe'regeling (Indisch Staatsblad 1869, n°. 79), is reeds in 't vorig verslag omschreven. Sedert is daarin nog beperking gekomen doordien het vervoer van goederen voor den lande thans bij aanneming geschiedt. Over het algemeen waren de heerendiensten in 1870 zeer weinig drukkend. Hierop maakte eene uitzondering de afdeeling Ommelanden van Benkoelen, alwaar het onderhoud van den communicatieweg van Benkoelen naar Taba Penandjong door het laag moerassig terrein bij voortduring zeer veel arbeid vordert, terwijl daarenboven in de maand Januarij 1870 door de Indische. Regering magtiging werd verleend tot de verlegging in heerendienst , met eene tegemoetkoming van 15 cent par man daags, van het gedeelte bergweg tusschen Taba Penandjong en Kepahiang (Palembang). Hierdoor zou volgens opgave van den betrokken controleur van eiken dienstpligtige p. m. 58 dagen arbeid in het jaar gevorierd zijn, of gemiddeld e'e'n dag van de zes. Voor zooveel is kunnen worden nagegaan , waren in de overige afdeelingen de heerendienstpligtigen eens in de 12 dagen uitgekomen , in enkele zelfs eens in de 20 dagen. Omtrent de heerendiensten in de Lampongsche districten valt alleen te vermelden , dat die, zoo als zij thans geregeld zijn , niet drukkend voor de bevolking zijn. De tot dusver gepraesteerde diensten voor het overbrengen van postpakketten, het bewaken van gevangenissen enz. werden , als in strijd met de regeling opgenomen in Indisch Staatsblad 1866, n°. 137, in het begin van 1870 afgeschaft. Bij eene door de controleurs in persoon bewerkstelligde naauwkeurige volkstelling werden alleen in de afdeelingen ' Telok-Betong en Semangka 3000 heerendienstpligtigen meer gevonden dan vroeger waren opgegeven. n De in 1870 in de residentie Palembang gepraesteerde diensten waren volgens den resident, voor de-bevolking vrij drukkend. Zij bestonden hoofdzakelijk in het bewaken van de gevangenissen, het doen van gemeente-wachten en van koeliedienston ten behoeve der margahoofden , het overbrengen van brieven , het leveren van houtwerken aan het Gouvernement tegen eene onbeduidende betaling (1) ; het
, onderhoud der wegen , bruggen en vaarwaters ; en eindelijk de anteran- of geleidediensten, grootendeels ten behoeve van het militair departement. Bene nieuwe regeling is in bewerking. De aanslag ten behoeve van het stedelijk fonds ter hoofdplaats Palembang wegens afkoopsom voor liet verpligt onderhoud van bruggen , beschoeijingen en wegen (zie het verslag van 1869, bladz. 103), beliep gedurende de jaren 1868,1869 en 1870 achtereenvolgens voor inlanders f 18 939 , f 18 903 en f 19 467 en voor vreemde Oosterlingen f 2073, f 1902 en f 2040. (2) Omtrent de in 1870 door de bevolking van de residenten Banka (Indisch Staatsblad 1868, n°. 78), Biouw (Indisch Staatsblad 1867, n°. 1), Wester-afdeeiing van Borneo (Indisch Staatsblad 1870 , n°. 25), Amboina (Indisch Staatsblad 1869, n° 91 en 1866, n°. 42), Timor (Indisch Staatsllad 1866* n°. 68) en het gouvernement van Celebes en onderhoorigheden (Indisch Staatsblad 1868 n°. 19) verrigte persoonlijke diensten valt niets bijzonders te melden. Voor de adsistent-residentie Billiton bestaat nog geene door de liegering vastgestelde regeling van het onderwerp. De door de bevolking tot dusver gepraesteerde heerendiousten bepaalden, zich uitsluitend tot het onderhond der groote en binnenwegen, het daarsteilen, herstellen en on
(i) Omtrent deze afwijking van het verbod van verpligte levering woadt inlichting- van den Gouverneur-Generaal gevraagd.
(2) Over bedeelingen uit dit fonds zie men hooidstuk K. afd. IV.
derhouden van kleine bruggen en duikers van inlandse!1
maaksel en het overbrengen van dienstbrieven. Ook voor de residentie Zuider- en Ooster-afdeeling va» Borneo ontbreekt nog eene algemeene verordening hoii' dende regeling der persoonlijke diensten. Volgens mede' deeling van den resident bedroeg, met uitzondering van 0a
afdeelingen Koetei en Sampit, waarvan zulks niet ro"' juistheid was op te geven, het aantal werkbare manne" in dit gewest 101 994. De bevolking praesteerde dagelijk9
gemiddeld 4291 dagdiensten, waarvan 105 betaalde e" 4186 onbetaalde, of in het geheele jaar 1566 215 dag' diensten; zoodat ieder dienstpligtige dooreengenomen slecht' eens om de 24 dagen had behoeven uit te komen. De betaalde diensten bepaalden zich uitsluitend tot he' transporteren van gouvernementsreizigers en goederen e" het doen van koeliediensten bij de geniewerken. De onbetaalde bestonden hoofdzakelijk in het houden va" wacht in de kampongs, het doen van diensten bij de io' landsche hoofden en de zorg voor het onderhoud der brug' gen en wegen. In het vorig verslag werd vermeld, welke persoonlijk6
diensten de bevolking in Menado zoowel voor het Gou' vernement als voor hare eigene hoofden jaarlijks te ver rigten heef t ' (Indisch Staatsblad 1870, n°. 85). In den loop van 1870 werden van bestuurswegc maatregelen getroffe» tot verligting van den druk der laatstgemelde diensten in de af deeling Gorontalo. Tegen misbruiken van de zijd« der hoofden bij het vorderen van heerendiensten werd zooveel mogelijk gewaakt. Even als im de residentien Riouw, Westerafdeeling va« Borneo en Timor, mogen ook in de residentie Ternat« van de inboorlingen onder 's Gouvernements regtstreeksc» gezag geene persoonlijke diensten , beloond of onbeloond worden gevorderd dan in het geval zulks tot wering va» rampen van hooger hand, dan wel tot afwending va» algemeen gevaar tijdelijk mögt noodig zijn (Indisch Staats' blad 1866 , n°. 41). De omstandigheid dat de overige inboor' lingen der laatstgenoemde residentie, krachtens de in der tij» door de Regering met de sultans van Ternate , Tidore e» Batjan gesloten contracten, nog tot leveringen en dienste» ten behoeve van het Gouvernement gehouden waren , b!) voorbeeld voor burgerlijke en militaire bouwwerken , voo' het laden en lossen van gouvernementsgoederen, voor be' manning van vaartuigen enz., gaf der Regering, bij d« uitvaardiging van genoemd Staatsblad, aanleiding o»» nopens de afschaffing dier contractueel bedongen die»' sten en leveringen met bedoelde vorsten in overleg te doe» treden. Het denkbeeld der afschaffing heeft echter, zo° als gebleken is, bij de sultans geen steun gevonden. H"9
gaarne zich overigens aan het verlangen der Regerio« onderwerpende, verzochten zij om in den bestaanden toe' stand geene verandering te brengen. Ten einde de goede gezindheid der regerende sultafl8
niet in de waagschaal te stellen heeft de Indische Rege' ring van eene verwezenlijking van het geopperde denkbeeld voor 's hands afgezien, echter met opdragt aan den reside*1
om niet dan in den hoogsten nood de tusschenkomst de» vorsten in te roepen ter verkrijging van werkvolk en va» materialen, maar om in die behoeften zooveel mogelijk of andere wijze te doen voorzien. De diensten bij 's lands algemeene producten- en ander» pakhuizen in de verschillende buitenbezittingen werdeD' in overeenstemming met Indisch Staatsblad 1867 n*. 105' weder gedeeltelijk door dwangarbeiders en gedeeltelijk doe' vrijwillige koolies verrigt, welke laatsten over het algemee» zonder tusschenkomst van het Europeesch of inlandse'' bestuur werden verkregen. Alleen bij de binnenlandse»' pakhuizen in de residentie Menado werden, krachte»' speciale magtiging der Regering, nogheerendienstpligtigel>
gebezigd. De loonen, voor zoover deswege uit sommige gewest opgaaf is gedaan, hebben per koelie bedragen : te Mena 40, te Padang, Macassar en op Billiton 50, en te PaleO5' bang 60 à 70 cent daags. Alleen te Macassar en op Bima'(Celebes) is, doch tfl ongunstig gevolg, eene uitbesteding dor voorziening in ' pakhuisdiensten beproefd. Elders heeft men zich weg8"' de verwachte ongunstige resultaten, van zoodanige pog1*" onthouden.
67
III. LANDELIJKE ISKOMSTER, BEDRIJFSBELASTING.
§ L Landelijke inkomsten.
J a v a en M a d u r a .
_ Landrente, enz. Met de algemeene strekking der Indische voorstellen tot (voorloopige) verbetering van den aanslag en de invordering der landrente (zie het vorig v-erslag bladz. 52) heeft het Opperbestuur, den Raad van State gehoord, zich in den aanvang van 1871 vereenigd, behoudens enkele wijzigingen of aanvullingen, waarop bij de vaststelling der betrekkelijke ordonnantie door den Gouverneur-Generaal zal moeten worden achtgeslagen. Ten einde de verbetering spoedig en zoo mogelijk reeds toet 1 Januarij 1872 kunne in werking treden, is de GouVerneur-Generaal, dadelijk na 's Konings beslissing, in staat gesteld om de voorbereidende werkzaamheden een aanvang te doen nemen. De ontworpen verbetering, waarmede gelijktijdig zal gepaard gaan de invoering van het landrente-stelsel in
Banjoewangi, beoogt voornamelijk het aannemen van een vasten maatstaf voor den tot, dusver willekeurigen aanslag en het verschaffen van waarborgen tegen onregelmatigheden in de heffing en verantwoording: een en ander zonder inbreuk te maken op de later aan te nemen definitive grondslagen voor den aanslag, bedoeld bij art. 59, 2de lid , Regeringsreglement, waarvoor nog geene toereikende gegevens aanwezig zijn, dewijl de statistische opneming op Java nog niet genoeg gevorderd is, en men ten aanzien van verschillende aangelegenheden, die op de vaststelling dier grondslagen invloed moeten hebben, in een tijdperk van overgang verkeert. Een goed deel der verwachte meerdere opbrengst voor den lande zal te danken zijn aan de betere waarborgen voor de behoorlijke verantwoording der door de hoofden geïnde belasting. De reeds in de laatste jaren stijgende opbrengst van het middel kan blijken uit onderstaand vijfjarig overzigt van den aanslag der zoogenaamde landelijke inkomsten op Java en in de afdeeling Pamakassan (Madura) in het algemeen.
Jaren.
Landrente.
Aanslag. Onder ultimo December achterstallig.
Tuinen en
nipabosschen.
Vischvijvers. AANMERKINGEN,
1866
1867
1868
1869
'870
f 11 062 700
11 301 eoo
12 078 500
12 648 900
13 188 900
f 91600
81 100
119 800
282 900
304 100
28 300
26 700
25 600
24 800
25 300
f 245 600
230 500
244 800
249 700
253 400
Blijkens het vorenstaand overzigt was de achterstand ^er landrente in 1870 weder hooger dan in de voorafgaande Jaren. De redenen daarvoor zijn dezelfde als die welke l'eeds in het vorig verslag zijn medegedeeld. Het grootste aandeel in dien achterstand had Bezoeki, hetgeen daaraan *ioet worden toegeschreven, dat onder ultimo 1870 aan 'e suiker rietplar, ten de bevolking het surplus plantloon nog "iet was uitbetaald. Gewestelijke opgaven nopens den aanslag der landrente forden aangetroffen in de jaarlijksche algemeene statistiek van den eigen landbouw der bevolking van Java en Madura, °Ver 1870 hierachter te vinden in bijlage B B. Eene bouwsgewijze berekening van dien aanslag, tevens ^antoonende de verhouding van dit bedrag tot de vermoedelijke waarde van een bouw padi in elk gewest, ^ordt ten vervolge op vroegere overzigten van dien aard ^angetroffen in bijlage L. Deze berekening doet zien dat '1 1870 do betaling per bouw het hoogste was in PasoeJoean , Probolinggo en Bezoeki, waar respectively k f 10,495, 9,24» en f 9,01 per bouwr werd opgebragt, terwijl zij het 'aagste was in Madura, Rembang en Krawang, waar resWctivelijk slechts f 2,65 f 3,71 en f 3,78 per bouw betaald verd. In verhouding tot de (veronderstelde) waarde der geoogste jjadi was de aanslag het hoogst in Bantam, Japara en gawang, namelijk 17.84, 17.43 en 14.33 pet. Daarentegen .as de verhouding het laagst in Madioen, Pasoeroean en ^adoe, waar de aanslag 4.35, 5.14 en 5.75 pet. beliep an de geschatte geldswaarde van één bouw padi.
(a) Ten aanzien van de cijfers der vier laatste jaren valt eenig verschil op te merken met de betrekkelijke opgaven in de aantooningen van de uitkomsten der rijstcultuur. Te dezer plaatse is namelijk mede opgenomen de landrente van het buurland Simbang (geregeld 'sjaars f 3083,34), zoomede de belasting op de zoutwellen in Samarang, in 1867 f 5198, 1868 f 5353, 1869 f 5339 en 1870 f 5378.
(b) Zie voor eene gewestelijke splitsing der belasting: op vischvijvers hoofdstuk ©, afdeeling V hierachter.
Omtrent het sedert 1867 op het domein Bloeboer (Batavia) werkende stelsel van landrente met individuelen aanslag, welke aanslag, zoo als reeds in 't vorig verslag werd aangeteekend, voor 1870 op omstreeks f16 000 werd vastgesteld, zijn geene bijzonderheden gemeld. Intusschen is in Mei_ j L omtrent de werking der proef met deze nieuwe wijze van aanslag, een omstandig berîgt van de Indische Regering ontboden, en tevens aangedrongen op het tot stand komen eener verordening tot (wettelijke) invoering dezer belasting. Sedert is gebleken dat door den directeur van binnenlandsch bestuur ter zake voorstellen zijn gedaan, »de strekking hebbendo om het land Bloeboer. op te lossen en inmiddels het niet te beschouwen als een particulier land in den zin van het reglement op de particuliere landerijen bewesten de Tjimanok". Een der hoofdgrondslagen van de wijziging van het zoogenaamd Preanger stelsel, waarover in afd. I van dit hoofdstuk, was de afschaffing van het aan de regenten tot dusver gelaten regt van belastingheffing in geld, in producten en in arbeid, tegen toekenning aan hen en aan de (in dienst blijvende) mindere hoofden en beambten, van inkomsten en voor zooveel noodig schadeloosstelling uit 's lands kas_, dit laatste ook ten einde do regenten in staat te stellen in het onderhoud van het uitvallend personeel te blijven voorzien. Ook aan da oneigenaardige stelling der geestelijkheid in do Preanger regentschappen, in zoover zij belast was met het toezigt op de rijstcultuur en alles wat daarmede in verband staat, en van dit wereldlijk gezag gebruik maakte om de opbrengsten bekend onder
68
den naam van ndzakat" en »pitrah" in strijd met den Koran als regelmatige belastingen aan te slaan en in te vorderen (1), kwam door de Preanger hervorming een einde. Terwijl deze den priesters de uitoefening van wereldlijke magt ontzegde, werd gelijktijdig den regenten opgedragen te zorgen, dat de opbrengsten aan de geestelijkheid hlijven binnen de grenzen door hunne godsdienstleer voorgeschreven , en dat de inning daarvan geschiede buiten eenigo tusschenkomst of inmenging van hetinlandsch bestuur. De voornaamste door de regenten geheven belasting was die op het rijstgewas ten bedrage van 1/10 van den oogst, tot welk bedrag ook do dzakatheffing door of van wege de priesters werd ingevorderd. Bij de beslissing omtrent de vraag welke belasting, na de afschaffing der tienden aan de regenten, daarvoor van Staatswege zou behooren te worden in de plaats gesteld, werd de voorkeur gegeven — immers zoolang omtrent de elders werkende landrente nog geen verbeterde definitive grondslagen waren aan te nemen — aan het behoud der belasting op het product, welke de Preanger bevolking gewoon was op te brengen, met dit onderscheid evenwel dat zij niet in natura maar in geld zou behooren te worden voldaan. Omtrent het bedrag dor heffing dat de Indische Regering voorstelde op V5 te bepalen, werd door het Opperbestuur geen vast cijfer aangegeven , maar aan den GouverneurGeneraal overgelaten te beslissen , in hoever het in het belang der geestelijkheid noodig zou zijn voor 's hands de heffing ten behoeve van den Staat beneden het voorgestelde bedrag te beperken. De opbrengst der belasting naar den grondslag eener gemiddelde jaarlijksche padi-productie van 4 000 000 pikols, ter waarde van f 2 per pikol, werd in het Indisch voorstel berekend op f 1600 000 's j aars. Aan den wensch van het Opperbestuur nopens beperking van het quantum der heffing , ten einde aan de bevolking gelegenheid te laten tot betaling aan de priesters wat zij gewoon was — hetgeen naar de eigen opgaaf dezer laatsten aan dzakat en pitrah jaarlijks bedroeg f 366 300, — achtte de Indische Regering met het oog op de opgegeven cijfers genoegzaam voldaan, wanneer de voorgenomen heffing van I/5 wierd teruggebragt op 3/ 2o, waardoor de geraamde aanslag met f 400 0U0 zou verminderen. In den hiervoren geschetsten zin is de zaak geregeld bij de ordonnantien van 10 September 1870 (Indisch Staatsblad 11°. 122) en 13 April lte7l (Indisch Staatsblad n°. 46), de eerste houdende bepaling, dat in de residentie Preanger regentschappen , » behalve de thans voor rekening van den Staat werkende belastingen" onder andere wordt geheven eene belasting »op de rijstcultuur", waarvan het bedrag en de wijze van aanslag en invordering afzonderlijk te regelen; de laatste houdende vaststelling van evenbedoelde regeling. Bij de behandeling dezer laatste verordening werd gestuit op eene leemte in de vroegere voorstellen, hierin bestaande, dat bij de heffing eener belasting enkel van het rijstgewas, het product van gronden , met andere voortbrengselen als eerste gewas beplant, onbelast zou blijven. Om in deze leemte, waardoor zonder eenige billijke reden, eene premie ten nadeele der rijstcultuur zou gesteld worden , te voorzien , werd bij de ordonnantie van gelijke dagteekening [Indisch Staatsblad 1871 , n°. 47) , onder nadere goedkeuring des Konings (2),\aan de belasting op de rijstcultuur medo onderworpen het product van gronden in de Preanger regentschappen met andere gewassen dan padi, als eerste gewas, beplant. Ofschoon vroeger van alle eerste gewassen zonder onderscheid door de regenten tjoeké werd geheven, waren de regenten in latere j aren er op gewezen, dat zij volgens de bepalingen van 1809 van geen ander product tjoeké mogten heffen dan van de padi. Zonder stil te staan bij de vraag of die vingerwijzing door de regenten wel steeds was opgevolgd , of dat zij zich schadeloos gesteld hadden door de bevolking zooveel mogelijk te nopen als eerste gewas niet
(1) Zie óver het vrijwillig karakter dat aan de dzakatheffing behoort te -worden toegekend, 'de aanschrijving opgenomen in het BijMad op het laiisch Staatsblad n". 180-2. waarop ook gedoeld werd in het verslag van 1868, bladz. 137.
(2) In Augustus jl. is die goedkeuring verleend,
dan padi te planten , oordeelde de Indische Regering dat geene termen bestonden om andere producten dan padi als eerste gewas verbouwd van belasting vrij te stellen, zoowel met het oog op de later in te voeren landrente, waaraan bedoelde gronden toch zouden onderworpen worden, als ook uit aanmerking dat de opbrengst van den aanplant van vele dier voortbrengselen eene veel grootere waarde vertegenwoordigt dan de' teelt van padi. Vermits de belasting op n de rijstcultuur" en de evenbedoelde uitbreiding daaraan gegeven, slechts een karakter van overgang bezit, sluiten de voorschriften der ordonnantien van 13 April 1871 (Indisch Staatsblad n°. 46 en 47) zich zooveel mogelijk aan èn aan de tot dusver bestaande gebruiken bij de heffing van tjoeké door de Preanger regenten, èn aan de ontworpen verbeterde grondslagen voor den aanslag en de inning der elders op Java werkende landrente. «De belasting", zoo werd bepaald, n bedraagt vooreerst 3/20, o m later geleidelijk te worden opgevoerd tot I/5 van de geschatte waarde der opbrengt van de met padi" (of met andere producten als eerste gewas) » beplante grondenVrijgesteld is alleen het product : a. van nieuw ontgonnen natte rijstvelden (sawahs) die nog geen drie jaren in gebruik zijn geweest; b. van gronden die minder opbrengen dan 5 pikols padi per bouw, of (bij andere gewassen) wier opbrengst geen hooger waarde heeft dan f 10 per bouw, en c. van gronden in gebruik bij de bevolking en hoofden der zoogenaamde perdikan-dessa's, alsmede van die dessa's, uitsluitend bestemd tot bewaking van de graven van voorouders van vorsten, regenten en andere inlandsche grooten of van tempels en andere in de oogen der bevolking heilige plaatsen. De opbrengst wordt geschat naar de vooruitzigten van het te veld staande gewas, wat padi betreft in verband met den gemiddelden oogst van de dri<< laatste jaren, wat andere gewassen betreft, in verhouding tot vroeger verkregen uitkomsten waar die bekend zijn. Indien de belastingschuldige met de schatting geen genoegen neemt, wordt de werkelijke opbrengst geconstateerd en tot grondslag genomen. Van de alzoo bepaalde gemiddeld of werkelijk verkregen hoeveelheid natte padi wordt 20 ten honderd voor indrooging afgetrokken en de belasting berekend over de overblijvende 80 ten honderd. Voorts wordt, waar het padi-aanplant geldt, ook deze uitzondering gemaakt, dat het constateren en tot gronslag nemen van de werkelijke opbrengst steeds plaats vindt wanneer de vooruitzigten van het gewas een meerderen of minderen oogst beloven van meer dan 20 ten honderd boven of beneden den gemiddelden oogst dor drie laatste jaren.
De belasting wordt opgebragt in geld en tot dat einde de waarde van het product berekend naar den gemiddelden marktprijs, voor elke dessa of voor elk onderdistrict of district, wanneer de daarin liggende dessa's in nagenoeg gelijke omstandigheden verkeeren, door den resident jaarlijks aan te wijzen. Even als tot dusver de tjoeké individueel werd aangeslagen, is die wijze van aanslag voor de heffing van Staatswege gehandhaafd. De voorloopige aanslag die door commission van ambtenaren en hoofden geschiedt, wordt zonder verwijl ter kennis van de belastingschuldigen gebragt en nadat dezen gedurende eene maand in de gelegenheid zijn gesteld om hunne bezwaren in te brengen, stelt de resident (die over onopgeloste bezwaren in hoogste ressort beslist) den legger van den aanslag districts- of onderdistrictsgewijze vast, voor het gansche gewest, en wordt uiterlijk binnen ééne maand na die vaststelling, aan eiken belastingschuldig6
een aanslagbiljet uitgereikt. Vóór den 20sten December moet de belasting voldaan zijn. De inning geschiedt dooi' het dessahoofd, tegen eene belooning van 8 ten honderd van de geïnde sommen, gelijk elders voor de landrente wordt te goed gedaan. Eindelijk is aan den Gouverneur-Generaal de bevoegd' heid voorbehouden om in buitengewone gevallen van groot misgewas of bij het bestaan van andere buitengewone eC gewigtige redenen geheele of gedeeltelijke vrijstelling va" belasting te verleenen. Daar de nieuwe belasting ook bestemd is om te werke11
op de voormalig particuliere (door het Gouvernement te' ruggekochte) landen Soekaboemi en Tjipoetri, verviel u'' den aard der zaak de aldaar bestaande padi-levering aa» het Gouvernement. Eene uitdrukkelijke afschaffing der be"
'ekke *aa: »doel eid 1 erde Omi m, i »n h '!ene loede
,yog 'and ]«eek 1 g!
j ' g < l'de ';ittel( fipec Ke.v Mui k 1 Hts Naa |0ml Pgeh . : e i '»dei »mai fia, logri
b,4i 'het Pve %ti Si •»to
> • «
t de Hsv
.
69
dat i als soolarlen, lant irde
•eniter on47) n de re'oor nde
erst van (of Jennen geigen vier uw, :den la's. van sehe vollaar oaeli dri« ling zijn. igen l en ileld ; 20 ting orts idemen neer sren
be
inde Iden :t of îoeg aar' ndirooi'
van wijl adat iteld (die den vijze inen dig" obéi' dooi' derd •ente
egdjroot e eö va«
rkef t te1 iii' aa» I x
!
&kelijke regeling van 1845 vond plaats bij boven aanQaald Indisch Staatsblad 1871, n°. 46. In 1870 werd van joelde landen zuiver aan tjoeké ontvangen eene hoeveel!1<ï van 37 010 pikols padi, die voor f 65 384 verkocht Brden en dus gemiddeld f 1,77 den pikol opbragten. omtrent de welligt noodig gebleken bijzondere schikkin111 in verband met de invoering der belasting te midden ,"> bet jaar , waren op 1 Augustus jl. hier te lande nog •ene bijzonderheden bekend, evenmin als nopens de vergelijke resultaten der heffing over 1871 (1).
Vogelnestgrotten. De exploitatie van dit gedeelte van 'ands domein is slechts in drie residentien van eenige 'i'eekenis, namelijk in Bagelen, waar de grotten of klippan a gouvernementswege geëxploiteerd worden, en in Rem'g en Soerabaija, waar zij aan pachters ter exploitatie | rden afgestaan. De pachtsc'nat voor 1870 beliep in laatst"aeld gewest f 55 608 en in Rembang f 15 120 (voor 1871 f'pectivelijk f 5 2 836 en f 12 120). Voor de vijf andere peäten (Bantam, Probolinggo, Bezoeki, Banjoewangi en Wura), waar de grotten op gelijken voet verpacht worNi bragten deze in 1870 gezamenlijk slechts f 3036 aan Mitschat op, terwijl zij voor 1871 tegen f 3510 zijn afNaan. (Verg. bijl. Z.) | omtrent de uitkomsten der gouvernements-exploitatie in 'agelen, die blijkens het vorig verslag bladz. 49 thans geheel vrijen arbeid moet plaats vinden, zijn geen bij'ïilerheden gemeld. Alleen blijkt, dat het in 1870 (te barang) verkochte product, ten bedrage van 3322 kilo*<n, f 55 889 opbragt, of dooreengenomen f 16,82 polygram. ^aar gelang van 1ste, 2de en 3de soort was die prijs 3M6, f 22,87 en f 10,91. In 1869 golden 2585 kilogram 1 het geheel f 47 708 en gemiddeld per kilogram f 18,45. Overigens ontving het Gouvernement nog f 2750 als reentie wegens vogelnestgrotten in . de Preanger regentaappen aan de zich opgevolgd hebbende regenten van belong ter bewerking afgestaan, en f 205 wegens ver'Ir aan de bevolking van diergelijke grotten in Samarang * Japara.
j') In latere berigten nopens de Preanger hervorming- wordt gezegd , ' de opbreng-st der belasting, zelfs bij matig-en aanslag, zeer zal bevallen."
De voorgenomen uitbesteding der vogelnestklippen in Bagelen, althans van die in het district Karang Bollong, is tegen 1 Augustus jl. aangekondigd. De exploitatie zal gegund worden aan hem die zich verbindt jaarlijks den hoogsten pachtschat te betalen. De duur der te sluiten overeenkomst zal zijn 25 jaren. Bij het eind van 1870 hadden zich reeds onderhands vijf gegadigden, waaronder twee Chinezen, aangemeld, wier aanbiedingen over tijdvakken van 5, 10 à 20 jaren, uiteenliepen van f 12 000 tot f 26 000 'sjaars. Van eene dergelijke aankondiging betreffende de klippen in de Preanger regentschappen, waar de nieuwe bestuursregeling zich tegen verdere exploitatie van wege de regenten verzet, is hier te lande nog niet gebleken. Intusschen zijn de voorwaarden van uitbesteding, bij een besluit van Mei jl., reeds geregeld op gelijken voet als voor Karang Bollong. In September 1870 was van een Europeesch ingezetene van Bandong eene aanvrage ingekomen om onderhandschen afstand » van het regt tot ontginning en productief maken der vogelnestklippen in de afdeeling Bandong", tegen betaling eener jaarlijksche som van f 1000. Echter is een der daar gelegen klippen — trouwens de eenige die werkelijk productief mag genoemd worden, — de Tjihea, reeds sedert lang tegen f 2750 'sjaars aan den regent van Bandong afgestaan. Uit eene opgaaf van den resident blijkt, dat de vijf voornaamste klippen in de afdeelingen Bandong, Tjiandjoer en Soekapoera gedurende de jaren 1867, 1868 en 1869 gemiddeld hebben opgebragt 253 katties, ter waarde (naar een middenprijs van f20 de kattie) van f 5060. Vijf andere minder productive klippen onder Bandong en Soekapoera leverden in genoemde jaren te zamen niet meer dan gemiddeld 13 katties 'sjaars.
B u i t e n b e z i t t i n g e n .
Omtrent de vertienïng en de verdere landelijke inkomsten in het gouvernement van Celebes en onderhoorigheden (waaronder ook de zoogenaamde koffijbelasting in sommige gedeelten der afdeelingen Noorder- en Oosterdistricten), waren in de laatste jaren de opgaven minder volledig. Een nader, voor zooveel noodig verbeterd, overzigt van den onzuiveren en zuiveren aanslag over de jaren 1866-1870 volgt hierachter.
8. 18
^
70
. e *• HD

A SP
~
O OR
OD H
CS CS CK) H
a <o % 6 0 ' O g CS œ •a 'O a S « « M ^3 M o !»
a •~ S g 60 ' O
• a t* ce H 'S a S œ 5 -9 43 60 O * 'o t*
a o ^ 60 ' O g CS !» M cc *3 'O 9 J5 CD CD N 42 tp o !» a -< -2 g . 60 'O .M ? S 'O a g œ S
>
a ca IH 60 ' O
Zuiv«
bedra
olgens
!» a
£ 60 'O t» cS • a ^H CE S "8 a H o S O ^ 'f t»
c4 CD ^ 6 0 ' O 0 es E» « * CO I l M " i a *ri a S j o
O !»
a u _2 g 60 'O > C3 3 'O s S o » o -° -r >
a o SH 60 ' O g es t» H CO •a 'O a S m CD N jS ,60 o t»
a U © g 60 'O •r-* » . r«
Onzu
bedi
olgen:

5 C-|
H 02
< * J a
pp
60 _o3 CE a cS CS
60 es CO a cS cS
60 es ca a es cS
t 60 cS CO a cS cS
6 0 es CE a 03 es
60 C3
CO a cS 03
60 cS CE a 03 es
. &0
p — « to
C3 c3
. fco 03

. 60 03
CC a 03 03
eo 00 of l O co 00 t > i H
«M
eo o t>f c~ H CO O - H
t(H
CO OH .-T
CO
T H
«M
co
• * _ of
.—« ^H CO
CM
ICI t » -*_ o f l O t ~ CO ia ' H
«M
CO oq_ co"
CO o t » r-l
CM
r-1 CR »cf " • # ©
CO ' M
CM
T — 1 © _
1-4 o r H ^H CM
CM
CO CO CO CO
CO -<cH T H
C M
'M 00 c f
©
CO T-t
CM
''S 03 P-l
*a <N -ef* of co T—1 -#
xO CM t > ^H CO •*
ta CO T-H co" o. o CO
»o ' M o " (M T H CO
o © t-f ' H CO -#
O © co T H m
o t>_ of co co CO
o © _ CO" o t CO
lO ia (M t *
©
CO
UO C» CO © CO -*
CD
S
• iH 3 m

6 0 .S "a CD s-. M CD
cj
ci
»o H i c f i—l CO
o "* ccf CO CO
o co_ T H -* o T - t
o o t>f m r H T-H
m CO o_ co" o >c
>o °1 of CO
>n o
^CH"
o ia
o CO
.
a CD a a es
a O N
r-l T H
T - T CT3 CO O l
=
>o o^ »ff o OS
Ä
CO o_ .-T CM co CD
R
CM °1 • * " 03 b00
K
00 CO ^H~ O O »
E
-M •
V3 van he ra) a. ...
a 3 03 +î > S a o°.S « S CO 2 « A IS
CD 60 .SP a 'O 03 o3 H
ci
o o
© © ©_ «> c f -* l O oz co en r-t t »
O © © © o " o co co
o t C3 CN
C c
© 00 . WO 00 ' H 00
© © © co_ C2 ^ j f »O CM co H^ ' H i O
© © © © © © " t C CC
co X
© CM m © ' H CO
© © © CM — o ' of ** ia CM CO C7) rH »CO
O © © © © _ © © © " 00 c o o 00 ia o rH CO
© © Ifï © © _ © _
T H C T t C »CS « s © CO • *
T H CM
© © © © © ia © c f -* CO o t ~ l O CO
c c
' H 0C1
© ia © ia
TH" © " eo ^:
C c
ia co CO CO ' H cM
© © © ia © © , o f © © CM
• ' O a «
- M CD
o o
" * - - * •
60 - ; a S "S c ° 's
1 CD f
•2 ^
ia o î ' H CM

osterdistric
oorderdistrieten. . .
o a - — — ^ — - — v — • • ' ,,— ^.
•S M l CL, CO H O J 55 g' CD ^ H 3 4 3 CD O
Koffl in regent
i a CO ia i > t > • o H © CM
Vc
co CM I > © oa co r H CM
c «
»O © ia co"
rH t>f
H
CM
CO
co" © ' H
CO co T H
CM
ITJ
OS oo CO ©
CO
T H
CM
© 00 of
CM ia 00 T H
CM
i n T H © © oo CO CO © CM
CM
© t > o " ia ia © T H CM
CM
U3 CO ia »T o ©
© T H
CM
CO t > c f -*
i H
CM
'S 03 - M O H
o o M
a <D ^ 1 .° i—H 45 S.
T3 03 OH
T ! M D t» CD
O 60
CD T )
- M CO 61) a CD M 4 2 P H O
CD H3
J4 :CT>
CD ' O CD O a CD t» a
<B U - M CD - 3 •"
-*' co T H
N 1 'C d
^ •
o r • a • > c >
-^= i 03 ' O
a CD
ia eo H
'O cS r - H 4=
CM © CC
CD > C 'O a -I
CD t»
60 a f« CD 43
N CD TS
a CD a o

o
Q
CD >
5 4S
60 a -s e3 -03 4=
CD ISI *S
• * > a CD H
O
2 " C i
71
co
08
03
Ti öS
(M onoc
Volgens mededeeling van den gouverneur had de aanzuivering der opgenoemde belastingen in 1870 geregeld plaats, en was alléén in de Oosterdistricten op ultimo van dat jaar nog een kleine achterstand. De zuivere opbrengst der in natura geheven wordende padi-vertiening in de residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo, bekend onder den naam van dzakat-belasting, bedroeg in 1870 f 96 192 tegen f 90 217 in J869, terwijl nog eenige onder andere benamingen bekende kleine heffingen van soortgelijken aard in 1870 f 124 rendeerden tegen f 427 in 1869. In AI aart 1871 werd te Batavia eene hoeveelheid van 3600 pikols door de vorsten van Bima, Soembawa en Dompo geleverd sapanhout verkocht, waarvan het rendement zuiver f 10 735 bedroeg.
§ 2. Bedrij fsbelasting.
Voorstellen tot verbetering dezer belasting zijn in Indie in behandeling. Intusschen is zij, op de .bestaande grondslagen (Indisch Staatsblad 1857, n". 99, 1863, n°. 100 en 1864, n°. 119), sedert 1 Junij jl. ook tot de Preanger regentschappen uitgestrekt, in verband met de hervorming van het daar werkende stelsel van bestuur. Slechts is voor genoemde residentie deze uitzondering gemaakt, dat ook de houders van vischvijvers en tuinen , voor zoo ver zij daarvan hun gewoon bedrijf maken, aan de bedrijfsbelasting zijn onderworpen, als niet vallende in de belasting »op de rijstcultuur", die in de Preanger regentschappen, immers voor alsnog, de elders werkende landrente vervangt (Indisch Staatsblad 1871, n°. 48). Eene beslissing van Junij 1870 betrof het regt verstand
van art. 5 der bepalingen in aangehaald Indisch Staatsblad 1857, n°. 99, bij welk artikel de zamenstelHng der commission van aanslag is geregeld. Alet het oog op de uiteenloopende opvatting ter zake, verklaarde de Indische Begering bij een besluit van 4 Junij 1870 (Bijblad op het Indisch Staatsblad n°. 2360), dat de in het artikel bedoelde toevoeging aan de genoemde commissien, van onzijdige (niet in 's lands dienst zijnde) personen uit de gemeente, waartoe de belastingschuldige behoort, als verpügtend moet worden beschouwd; dat alleen de bepaling van het aantal der bedoelde personen, namelijk of er twee of meer (nimmer minder) zullen zitting nemen, is overgelaten aan het hoofd van gewestelijk bestuur, en dat, aangezien de maatregel kennelijk ten doel heeft om in het belang der belastingschuldigen een tegenwigt daar te stellen tegen de soms, wegens onbekendheid met bijzondere toestanden, welligt te hoog opgevoerde eischen van den fiscus, aan de onzijdige personen niet bloot eene adviserende, maar wel degelijk eene beslissende stem bij de vaststelling van den aanslag moet worden toegekend. Eene gewestelijke aantooning van den aanslag voor 1870, met onderscheiding van den landaard der aangeslagenen, wordt aangetroffen in bijlage M. Hoeveel van dien aanslag bij het eind van dat jaar geind was, kan blijken uit onderstaand vijfjarig overzigt, getuigende van eene geregelde stijging van het middel. Zoo als bekend, werkt de bedrijfsbelasting alleen op Java en Madura, op eerstgemeld eiland alleen in de gouvernements-residentien , Batavia en (althans in 1870 nog) de Preanger regentschappen uitgezonderd, op Madura met uitzondering van de inheemsche bevolking der regentschappen Madura en Sumanap, voor zoo ver zij niet het visschersbedryf uitoefent.
nmiriKiiTT*-—TTTiirnr TninwiinriiT
Jaren.
Aanslag behalve die der visschers.
A.
Aanslag der visschers.
B.
TOTAAL van den aanslag.
Achterstallig op ultimo December
op den aanslag A. op den aanslag B. TE Z AM EN.
1866.
1867.
1868.
1869.
1870.
f 652 200
683 100
710 500
724 200
774 300
f 215 500
214 500
215 900
218 500
228 600
f 807 700
897 600
926 400
942 700
1 002 900
f 21400
27 300
21200
29 300
39 900
f 8 000
13 400
20 600
14 900
8 800
f 29 400
40 700
41800
44 200
48 700
es
>
SC a
05 ê
S ä
o 2
IV. AFSTAND VAN GROND.
Onder dagteekening van 14 September 1870 (Indisch Staatsblad n°. 118) werd in Indie afkondiging gedaan van het Koninklijk besluit van 20 Julij 1870, n°. 15, houdende regeling, in verband met de wet van 9 April 1870 (Nederlandsch Staatsblad n°. 7 1 , Indisch Staatsblad n°. 55), van eenige agrarische aangelegenheden in Nederlandsch Indie. Met het ontwerpen van de verordeningen en voorstellen tot uitvoering van dit Koninklijk besluit in verband met de aan de Indische Regering, onder dagteekening van 25 Julij 1870, door het Opperbestuur verstrekte inlichtingen en aanschrijvingen, (1) werden belast de directeuren van binnenlandsch bestuur en van justitie. Nadat de| hoofdpunten der te maken regelingen door den Gouverneur-Generaal in conferentie met de bedoelde directeuren waren besproken, onder bekendmaking van het bepaald verlangen dat, overeenkomstig de voorschriften van
(1) Zie de bijlagen der Memorie van Antwoord, dd. 7 November 1870. op het Eindverslag der Commissie van Rapporteurs uit de Eerste Kamer der Staten-Generaal, betreffende de wets-ontwerpen tot vaststelling-van de Indische begrooting voor 1871 (Vergadering 1870—1871, n°. 5a).
het Opperbestuur, aan het Koninklijk besluit de meest spoedige en onbekrompen uitvoering wierd verzekerd, werd door de beide directeuren een beknopt schriftelijk overzigt gegeven van de wijze, waarop zij vermeenden de hun opgedragen gewigtige taak te moeten aanvatten, en waarmede de Gouverneur-Generaal zich vereenigde. Bij de mededeeling van een en ander aan het Opperbestuur (October 1870) werd door den Landvoogd de aandacht gevestigd op het bij beide directeuren gerezen en door hem gedeelde bezwaar tegen de door het Opperbestuur verlangde aanwijzing van de districtshoofden als de autoriteit, die belast zou behooren te worden met de afgifte der bij art. 3 van het besluit bedoelde schriftelijke titels tot verzekering van het inlandsch erfelijk individueel gebruiksregt op grond. De moeijelijkheid om in de voorschriften omtrent de wijze van verkrijging der bedoelde titels voldoende voorzorgen op te nemen, welke onontbeerlijk zijn, omdat die titels den grondslag zouden uitmaken, waarop het eigendomsregt overeenkomstig art. 4 van het besluit verkregen zou worden , vorderde noodwendig, volgens de Indische meening, ook met het oog op art. 81 Regeringsreglement, dat niet een regeringsbeambte, maar eene regterlijke autoriteit die titels
à m
72
verstrekte. Meest eigenaardig kwam het voor die taak aan de landraden op te dragen: aan hen wenschte de Indische Redering de uitspraak toe te vertrouwen over de geldigheid van het^bewiis van het individueel erfelijk bezit, en zulks onder zeer vereenvoudigde procesvormen. In de ontvangen voorloopige opgaven werd aanleiding bevonden om bij eene aanschrijving van 25 Januarij 1871, den Gouverneur-Generaal, ter voorkoming van misverstand en belemmering, mede te deelen, dat, ofschoon de Regering in het algemeen de nopens de uitvoering dor wet van 9 April 1870 gegeven bevelen en voorschriften wenscht te handhaven, zij geneigd zal bevonden worden om de bezwaren te vernemen en te onderzoeken , die by het Indische Bestuur tegen de aanschrijving van 25 Julij 1870 of togen het Koninklijk besluit van 20 Julij te voren mogten zijn gerezen , mits zij tijdig en met de noodige toelichting worden voorgedragen Bii voorbaat werd den Gouverneur-Generaal vrijgelaten om de afgifte der titels van gebruiksragt aan anderen dan de districtshoofden op te dragen Tevens werd bij deze gelegenheid verduidelijkt hetgeen in de aanschrijving van 25 Julij 1870 gezegd is omtrent
a r t, 13 van het meerbedoeld Kon.nklijk besluit, te dien effecte dat de Gouverneur-Generaal zich met gebonden behoefde te achten om van gedeelten erfpachtsgrond, die door den erfpachter om niet aan inlanders mogten zijn afgestaan ter beplanting voor eigen gebruik, landrenten te heffen tegen vrijstelling van erfpacht. Zonder ook te dezen aanzien voor alsnog eene beslissing te nemen, werd dezerziids de meening. te kennen gegeven , dat op het punt der belastinc van dergelijke stukken grond, de in erfpacht afgestane landen op ééne lijn behoorden gesteld te worden met de particuliere landen ; en dat derhalve de belasting die van den in erfpacht afgestanen grond geheven wordt, door den erfpachter moet worden opgebragt, en dat zij met, hetzij in den vorm van verponding of van landrente, ten laste van de inlandsche bruikers of onderhuurders kan komen. Later, bii eene aanschrijving van 7 Maart 1871, werd, ten vervolge op die van 25 Julij 1870, eene gedachtenwi«selin- met den Gouverneur-Generaal geopend nopens den regtstoestand waarin, bij de bepaling van de tot iedere inlandsche gemeente in privaat-rogtelijken zin behoorende gronden of"bij het verleenen van titels van eigendom of gebruiksregt lartt. 6, 4 en 3 van 's Konings besluit van 20 Julij 1870) , moeten beschouwd worden te verkeeren de «ouvernements-koffijtuinen bij uitzondering hier en daar aangelegd op gronden der bevolking. De meening werd te kennen leo-even : dat wanneer het Gouvernement de beschikking over die gronden (omtrent welke de Regering zich m de aanschrijving van 25 Julij 1870 bij de uitspraak nopens s Gouvernements eigendomsregt op de koffijtumen met had uitgelaten) wenscht te bestendigen , het Bestuur alsnog krachtens de 3de bepaling der wet van 9 April 1870 schadeloosstelling moet verleenen waar die gevraagd wordt, tenzij het erde voorkeur aan geeft van de koffij cultuur op die gronden af te zien, en ze derhalve aan de bevolking terug te geven krachtens het Indisch besluit van 25 Julij 1866, n°. 24 {Bißlad op het Indisch Staatsblad n°. 1879). Te gelijker tijd werd stilgestaan bij de gevolgen van het Koninklijk besluit van 20 Julij 1870 ten opzigte van de afschrijving van gouvernements-koffijtuinen, speciaal met toepassing op aanplantingen op woeste gronden aangelegd In de omstandigheid dat bij afschrijving van zoodanige aanplantingen de grond, als woeste grond wel is waar tot het domein blijft behooren, maar dat de bevolking haar regt tot ontginning herneemt, werd aanleiding gevonden de Indische Regering indachtig te maken, om°bij de uitvoering van art. 7 van's Konings aangehaald besluit, in den milden geest der aangehaalde Indische beschikking van 25 Julij 1866 , ook regelen te stellen op het regt der inlanders om afgeschreven koffijtuinen te ontginnen voor eigen gebruik. Zoo als hierboven reeds blijkt, was eene der eerste bemoeijenissen van de beide directeuren , aan wie tot bijstand in de uitvoering der hun gedane opdragt een tweetal ambtenaren werden toegevoegd, het ontwerpen van een Koninklijk besluit regelende de vervanging van het inlandsen erfelijk individueel grondbezit door eigendom (al. 4 der wet en artt. 3 en 4 van het uitvoeringsbesluit). Een ontwerp van zoodanig besluit werd in November
1870 ter overweging aan de hoofden van gewestelijk bestuur medegedeeld. In het laatst van Maart 1871 werden hunne adviesen aan den Gouverneur-Generaal aangeboden. "Volgens eene der bepalingen van dit ontwerp , zou de wijze van in- en overschrijving van dien eigendom bij ordonnantie geregeld worden , en werd alzoo tot uitvoering van dat voorschrift eene ontwerp-verordening zamengesteld. Te gelijkertijd kwam eene ontwerp-ordonnantie in gereedheid , houdende regelen omtrent de verhuur van grond door inlanders aan niet-inlanders krachtens al. 5 der wet en in overeenstemming met art. 5 van het uitvoeringsbesluit. Al deze ontwerpen waren in Mei jl. bij den Raad van; Nederlandsch Indie overgebragt. Het ontwerp van een Koninklijk besluit tot uitvoering van art. 4 van het K o ninklijk besluit van 20 Julij Ï870 is terstond door den Raad behandeld en werd door den Gouverneur-Generaal bij missive van 19 Junij jl. aan het Opperbestuur gezonden, bij hetwelk hot nu in overweging is genomen. De bepalingen noodig tot uitvoering van de artt. 9 —18 van het Koninklijk besluit van 20 Julij 1870, handelende over de wijze , voorwaarden enz. van uitgifte van gronden in erfpacht, even als die tot uitvoering van deszelft 6de en 7de artikel betreffende de bepaling van het detsagebied en de te stellen regelen op het regt van ontginning door inlanders buiten dat gebied, waren ontworpen en wachtten in Mei jl. op eene laatste bewerking. Na indiening dezer ontwerpen zal de regeling der agrarische aangelegenheden in de bezittingen buiten Java en Madura in behandeling worden genomen; terwijl verscheidene met de agrarische aangelegenheden zamenhangende onderwerpen , ais: de vervanging van Indisch Staatsblad 1838, n". 50, de toepasselijkverklaring van sommige gedeelten van het Burgerlijk Wetboek op inlanders, regeling van gemeentebestuur en gemeentewezen, enz. zullen afgedaan worden , zoodra omtrent die punten het noodige licht zal z'jn verkregen. Ook zijn overleggingen aanhangig nopens de geschiktste wijze waarop bij de ontoereikendheid van het aanwezige landmeters-ipersoneel aan de te verwachten aanvragen om meetbrieven (tot vervanging van inlandsch erfelijk individueel bezit door eigendom) naar behooren zal kunnen worden voldaan. De mogelijkheid om inlanders als landmeters te bezigen, kwam daarbij ter sprake. Van het denkbeeld om het erfpachtsregt toe te _ passen op de exploitatie door particulieren van de domaniale vogelnestgrotten of holen, waarover zie het vorig verslag bladz. 54, is sedert afgezien. Bij nadere overweging is het namelijk voorgekomen, dat uitgifte in erfpacht van de vogelnestklippen niet zou strooken met art. 12 van het Koninklijk besluit van 20 Julij 1870, waarbij, in overeenstemming met het Burgerlijk "Wetboek, is bepaald, dat de erfpachtsgronden alleen voor landbouw, veeteelt en voor inrigtingen tot bereiding der voortbrengselen gebezigd worden? Men heeft daarom aan eenvoudige uitbesteding der exploitatie voor een bepaald getal jaren de voorkeur gegeven. (Vergelijk blz. 69 hiervoren). Over de exploitatie door particulieren van gouvernenements -sagoebosschen in de residentie Amboina, zie men hoofdstuk ®, afdeeling I, § 2, sub 12°. De bij art. 62, 2de lid Regeringsreglement toegestane verkoop van »kleine stukken gronds, bestemd tot uitbreiding van steden en dorpen en tot het oprigten van inrigtingen van nijverheid", en welke stukken volgens art. 8 van het Koninklijk besluit van 20 Julij 1870 ieder eene oppervlakte van 10 bouws niet mogen te boven gaan, eischt volgens van den Gouverneur-Generaal bekomen berigt geene nadere regeling. De ten deze bestaande verordeningen, voor zoover zij met juistheid worden toegepast, verschaffen toch genoegzamen waarborg zoowel tegen inbreuk op de regten der bevolking als togen afstand van grootere uitgestrektheden dan noodig is voor het doel waarvoor de gronden worden aangevraagd. Geen verzoek om afstand van gronden in eigendom wordt ingewilligd dan na overlegging van een behoorlijken meetbrief en van een proces-verbaal, opgemaakt door eene plaatselijke commissie, krachtens het bepaalde bij Indisch Staatsblad 1866, n°. 25, uit welk stuk blijken moet : a. dat het aangevraagd perceel is gouvernementsgrond, vallende in de termen van art. 62 Regeringsreglement; b. dat het tot geene andere doeleinden door de inlandsche bevolking benoodigd is, bij
73
oorbeeld voor den aanplant van voedingsmiddelen, begraafplaatsen, gemeene weide, enz., en dat er geene » aci Caparatie plaats vindt ; en c. dat, zoo de grond geoccupeerd is, de overige bezitters in den afstand hebben beMlligd en naar hun genoegen zijn schadeloos gesteld. Ofschoon tot hiertoe geen maximum der grootte was vastgesteld, heeft de afstand in eigendom van stukken van eenigzins aanzienlijke uitgestrektheid, bij voorbeeld van 2 *°t 8 bouws, zoowel vroeger als later, zeldzaam plaats 8ehad. De massa der afgestane gronden bepaalde zich in ^ laatste jaren en ook in 1870 tot uitgestrektheden van
minder dan één bouw, zoowel aan Europeanen als aaü inlanders en vreemde Oosterlingen. In 1870 werd wegens dusdanigen verkoop ontvangen f 38 123, tegen f 23 2U0 in 1869. (Omtrent de cijfers van vroegere jaren zie laatstelijk het vorig verslag bladz. 103.) Afstand van grond met regt van opstal op den voet van Indisch Staatsblad 1858, n°. 98 en 1861, n°. 6, vond in 1870 plaats ten behoeve van 38 personen (25 Europeanen, 11 Chinezen en 2 inlanders) en wel tot de navolgende uitgestrektheden (in vierkante meters) :
G E W E S T E N . Europeanen.
Preanger regentschappen
ïagal
"ekalongan
^amarang
*°erabaija •
^ asoeroean
Probolinggo
ßezoeki . . . ,
ßanjoemas
hagelen . . •
Radoe
Kediri
D meters
270 083,50
56 786,39
18 383,00
84 780,16
22 678,38
51 066,46
12 711,62
34 295,00
12 960,00
»
11 851,83
80 748,62
Chinezen.
656 34-4,96
412,00
Inlanders. Totaal.
14 198,00
14 251,33
14 633,33
5 897,37
20 095,37
270 083,50
56 786,39
18 383,00
99 390,16
22 678,38
51 066,46
12 711,62
34 295,00
12 960,00
20 148,70
11851,83
80 748,62
691 103,66
ne jig8 ne U i 6 rit, nan •r>m an en ra56, gd an ire bij
Over de uitgifte van gronden in huur zie men hoofdstuk ° , afdoeling I, § 1, sub 3°. Van de bevolen overbrenging bij het departement van jjinnenlandsch bestuur van al wat den afstand van grond "etreft (tot dus ver gedeeltelijk ook behoorende tot de ^tributen van den directeur van finantien) is reeds melding Smaakt in hoofdstuk 11.
V . AGRARISCHE, STATISTISCHE EN TOPOGRAPHISCHE OPNEMINGEN.
§ 1. Agrarische opnemingen.
, Ten einde de bewerking van het Verslag nopens de uitblusten van het onderzoek naar de regten der bevolking Vatt Java op den grond (1) zooveel mogelijk te bespoedigt* , zijn, behalve de vijf in het vorig verslag bedoelde arûbtenaren, nog eenige andere aan den chef der afdeeling "statistiek" ter algemeene secretarie toegevoegd voor de aamenstelling der gewestelijke resume's. Tot leiddraad is hun gegeven het door bedoelden hoofd^ ^btenaar bewerkte resumé van het onderzoek in de resi|*eQtie Bantam, tot dat einde in druk verschenen (zie ook !letgeen met betrekking tot bedoeld resume' wordt gezegd ln hoofdstuk R , afdeeling I I , § 1 , onder » Soendaneesch"). De bewerking van het algemeene verslag houdt zooveel ï^gelijk met die der gewestelijke overzigten gelijken tred ; h e t kan tegen het laatst van 1871 worden te gemoet gezien. De twee controleurs op Madura, blijkens het vorig ver
,J}) Zie hieromtrent de stukken betreffende de -wet van i April 1870 (Z "ting 1SG8—1863, lï& , n". 4—0).
S°. 8. 2.
slag in Mei 1870 in commissie gesteld om een onderzoek in te stellen naar de regten, welke de bevolking in do regentschappen Madura en Sumanap op den grond uitoefent en naar de daaraan verbonden gebruiken en instellingen , hebben, uit hoofde van veelvuldige andere werkzaamheden, die taak eerst in April jl. kunnen aanvaarden. Het in de gouvernementslanden op Sumatra in te stellen naauwgezet onderzoek naar do regten dor bevolking op de woeste gronden aldaar, zal krachtens een besluit van den Gouverneur-Generaal van 18 Maart jl., worden uitgevoerd door de plaatselijk gezagvoerende' ambtenaren. Den directeur van binnenlandsch bestuur is opgedragen om, na den afloop van dat onderzoek, welke tegen het einde van het loopende jaar kan te gemoet gezien worden , in overleg met zijn ambtgenoot van justitie, de vereischte voorstellen in te dienen, om dat gedeelte der agrarische wet, dat betrekking heeft op de uitgifte van woeste gronden of met de vereischte wijzigingen daarvoor vatbaar wordt bevonden, van toepassing te verklaren voor de gouvernements-landen op Sumatra. In het belang der spoedige verwezenlijking van dit laatste is onlangs (Julij jl.) aan de Indische Regering de wenschelijkheid voorgehouden, dat aan het onderzoek niet meer tijd worde besteed dan volstrekt vereischt wordt.
§ 2. Statistische opneming van Java.
Opneming. In de residentie Bagelen liep de herziening van de uitkomsten , door de vroegere opneming verkregen , in do regentschappen Karang-Anjar, Koboemen en Ambal geheel af, waarmede nu in dit gewest het veldwerk der opneming voltooid is, behoudens eenige welligt noodige kleine hermetingen. Aan do vervaardiging van de klad-dessakaarten en het be* 19
••
74
rekenen van de uitgestrektheid der velden werd volijverig gearbeid, zoodat in het begin van 1871 magtiging kon •worden verleend om do betrokken opnemingssectie naar Madioen te doen overgaan. In de residentie Samarang, waar twee sectien bescheiden zijn, was do opneming werkzaam in de afdeelingen Samarang (districten Singen-lor, Singen-kidoel en Grogol), Kendal (districten Bodja en Kaliwoengoe) en in de afdeeling Grobogan (districten Grobogan, Kradenan, Wirosari en Poerwodadi). Tevens was in 1870 de opneming onderhanden genomen der particuliere dessa's enz. in deze residentie, welker gronden bij de vroegere opmetingen (dat is bij die welke plaats hadden gehad vóór de vereeniging van al de opnemingssectien in Kadoe) waren ter zijde gelaten, omdat toen nog niet beslist was dat de statistische opneming zich ook tot de particuliere landerijen zou uitstrekken. In Maart jjl. is een gedeelte der opnemingssectie van de afdeeling Samarang bestemd geworden voor hermetingen i t het regentschap Demak. De twee laatste volgens het vorig verslag nog niet begonnen districten van Tagal, Brebes en Lossari, alsmede
het toen nog niet geheel voltooide district Boemiajoe werde" in 1870 geheel opgemeten en de uitgestrektheden berekend! de uitkomsten moesten nog aan de bevolking worden voor gelegd, maar waren reeds aan het bestuur opgegeven. ID* dien hierna geene hermetingen noodig blijken, zou de vol' tooijing der opneming in dit gewest binnen zeer korten tij* kunnen worden te gemoet gezien en zou ook deze sectie weldra eene nieuwe bestemming kunnen volgen. In Japara werd de opmeting geleidelijk voortgezet e" was bij het eind van 1870 een groot gedeelte van het re' gentschap Koedoes gereed , zijnde de districten OendakaO en Koedoes geheel, Tjendana gedeeltelijk voltooid. Dijk' breuken en overstroomingen hadden in dit gewest het veld' werk zeer belemmerd en talrijke hermetingen noodig ge' maakt. Ook liggen de bouwvelden der dorpen hier zo" weinig aaneengeschakeld, dat één dessa-gebied soms ui' 80 verspreid liggende stukken bestaat, hetgeen veel op' merkzaamheid en moer dan gewone geoefendheid vereiscW' Een kort overzigt van het in 1870 verrigte wordt ge' geven in den volgenden staat. (Over de hermetingen i" Banjoemas en Gheribon wordt lager onder » Bijhouding' gehandeld).
G E W E S T E N .
Van hoevele dessa's de sawah- en tegalvelden berekend.
Eerste Tweede
halfjaar.
In hoevele dessa's de volkstelling verrigt.
Eerste Tweede
halfjaar.
In hoevele dessa's bijhottdingsregisters ingevoerd.
Eerste Tweede
halfjaar.
Hoeveelheid gemaakte net-dessakaarten op de schaal van 1: 2500.
Eerste Tweede
halfjaar.
Bagelen
Samarang (twee sectien).
Tagal • •
Japara
TOTAAL . .
675
360
142
122
1299
600
599
111
72
Keeds beëindigd. Reeds beëindigd.
62
78
18
1382 158
95
169
44
62
77
18
308 157
95
170
62
327
2681 466 484
30
252
130
10
422
10
205
95
40
350
772
Eene niet onbelangrijke verbetering die met het oog op de bij te houden veranderingen, de langore bruikbaarheid der dessakaarten zal bevorderen, is de bepaling (30 April 1870) dat de verschillende soorten van terrein voortaan, in stede van door kleuren, door teekens zullen worden aangeduid. Om geen aanleiding tot verwarring te doen ontstaan , zullen echter de dessakaarten der reeds in opneming zijnde gewesten nog op de oude wijze worden voortgezet. Het eerst is de nieuwe legenda DU toegepast op de kaarten van Japara. In Januarij 1871 werd besloten ook do vreemde Oosterlingen in de volkstelling op te nemen en in de registers der opneming en bijhouding te boek te stellen. De uitgestrektheid sawah's in de opgemeten districten is door de opneming bevonden meer te bedragen dan bij het bestuur bekend: ïn de residentie Bagelen , in het district Leksono 36 pet. ; in de residentie Samarang, in de districten Singen-lor 13 pet., Singen-koelon 7 pet., Grogol 7 pet., Bodja 33 pet. en Kaliwoengoe 8 pet. ; in de residentie Tagal in de districten Boemiajoe 59 pet. ; Brebes 30 pet. en Lossari 45 pet. In het district Singen-Kidoel (Samarang) werd bij uitzondering door de opneming aan sawah's minder bevonden dan bekend stond, en wel 7 pet. Wat betreft de verschillen tusschen de uitkomsten der
opneming en de cijfers bij het bestuur bekend voor âe
tegalvelden valt op te merken , dat in het reeds genoemd6
district Leksono (Bagelen) slechts 92 bouws tegalveidej1
werden bevonden, terwijl de opgave van het bestuur 32$ bouws bedroeg. Dit belangrijk verschil, ook in de overig" districten van het regentschap Ledok in geen geringe mat6
waargenomen, bevestigt de reeds vroeger opgevatte mee' ning, dat het juiste cijfer der jaarlijks beplante tegal' velden bij het bestuur doorgaans volstrekt onbekend i'' In de residentie Samarang, district Singen-lor, werde" daarentegen bevonden 1291 bouws tegen 18 bouws bij be' bestuur bekend; district Bodja 3486 tegen 677 bouws! district Kaliwoengoe 3824 tegen 1387 bouws.
Bijhouding. Was blijkens het vorig verslag bladz. 56' met toepassing en gedeeltelijke wijziging van de artt. 21
en 28 van het zoogenaamd Inlandsen Reglement, eece
voorziening in 't leven geroepen om de goede werking va" het Indisch besluit van 8 December 1869, n°. 23, betref' fende de verantwoordelijkheid der de?sahoofden voor d" rigtige bijhouding van het dessaregister, speciaal op he
gebied der bevolkingsstatistiek te verzekeren , in het belafr» eener rigtige bijhouding van de overige deelen van 1>8
dessaregister, met name van dat gedeelte betrekking heb' bende op den grond, bleken voor 's hands geene bijzonder* maatregelen noodig of wenschelijk, wanneer slechts de haf''
75
Werd gehouden aan het bepaalde bij Indisch besluit van 31 Maart 1866, nq. 31 {Bijblad op het Indisch Staatsblad n°. 1821), krachtens hetwelk geene veranderingen in de bestemming of het gebruik van den grond in de door de statistische opneming opgenomen en in kaart gebragte districten mogen worden gemaakt, zonder dat daarvan vooraf zij kennis gegeven aan den resident, ten fine van opneming en aanteekening op de dessakaarten en kadastrale registers. Daar intusschen de opvolging van dit voorschrift niet overal met de noodige stiptheid plaats had, werd de zorg Voor eene behoorlijke naleving dezer verpligting, bij eene aanschrijving van April 1870, door den directeur van bin«enlandsch bestuur in de bijzondere aandacht der hoofden Van gewestelijk bestuur aanbevolen, met opdragt om hunnerzijds voor zooveel noodig de dessabestuurders ter zake Van nadere bevelen te voorzien. De invoering van het nieuwe dessaregister, waarvan de bijhouding nu volgens de namen en niet meer door middel van streepjes geschiedt, had geleidelijk plaats, voor het grootste gedeelte nog in het eerste semester 1870. In de meeste gewesten leverde de invoering geene bijzondere ftoeijelijkheden op, omdat reeds sedert korteren of längeren Jijd, nevens het bestaande dessaregister, zoogenaamde onstaten of naamregisters waren aangehouden, zoodat voor de naamsgewyze inschrijving der bevolking geene nieuwe opneming noodig was. Alleen in Pekalongan en Tagal ïnoest zoodanige volksopneming worden bewerkstelligd. Van wege het bestuur werd al het mogelijke gedaan om de^ dessahoofden van het besef hunner verantwoordelijkheid voor de rigtige bijhouding te doordringen, en doorgaans slagen deze pogingen naar wensch. Reeds valt meerdere zorg hunnerzijds niet te miskennen, terwijl hunne Verschijning op de rapportdagen weinig te wenschen overlaat. Wegens de meestal geringe ontwikkeling dezer hoofden gaat intusschen de bijhouding van het register nog vrij algemeen hunne eigene krachten te boven en moeten zij Worden bijgestaan door de districtsmantries der opneming °f door dessaschrijvers. Het aantal kadastraal statistische bureaux werd in Maart 1870 met een achtste vermeerderd, door de oprigting van een zoodanig bureau in de sedert 1869 in opneming zijnde residentie Japara. In de residention Kadoe en Pekalongan Werd, daar al de dessakaarten waren voltooid, respectiVelijk in February en October 1870, uitvoering gegeven aan het hooger bedoelde Indisch besluit van 8 December 1869, door het overbrengen van het kadastraal statistisch bureau onder de onmiddellijke bevelen van den resident. De opgaven krachtens het bepaalde bij Indisch Staatsblad *864 n°. 16, (art. 7, lit, C) door de kadastraal statistische
bureaux, nadat zij eene afdeeling van het residentie-kantoor uitmaken, op het gebied van statistiek aan de algemeene secretarie te Batavia in te dienen, zullen, volgens de beslissing der Regering, zich voor 's hands bepalen tot de bevolkingsstateu en hetgeen verder wetenswaardig is voor eene regeling der heerendiensten en de invoering van een verbeterd belastingstelsel. De vorm en inrigting dier opgaven maakten in Juli) 1870, in eenige daartoo te Samarang belegde vergaderingen, een onderworp van gezamenlijke bespreking uit tusschen den chef der betrokken afdeeling ter algemeene secretarie, den inspecteur der opneming on diens adjunct, zoomede de chefs der kadastraal statistische bureaux in de verschillende residentien. Onder de punten, waaromtrent bij die gelegenheid overeengekomen werd, behoorde onder meer het ontwerpen van een register van de bedrijfs-belastingschuldigen en van een jaarlijkschen opnemingsstaat van de karren en vruchtboomen. In bijlage lit. N wordt een districtsgewijze ingerigt overzigt gegeven van de resultaten der bijhoudingsstatistiek gedurende 1870, voor zooveel betreft de veranderingen in het bevolkingscijfer. Dat overzigt betreft de residentien Kadoe, Bagelen, Pekalongan en Banjoemas in haar geheel en drie andere gewesten gedeeltelijk, namelijk Tagal voor 14 van de 16 districten, Samarang voor 17 van de 24 en Cheribon voor 3 van de 26 districten. Van Japara, waar trouwens de bijhouding (van 1 district) eerst in de laatste maanden van 1870 geregeld in gang kwam, zijn wegens de kortheid des tjjds nog geen voldoende gegevens voorhanden. In Banjoemas en Cheribon had de bijhouding zich tot dusver uitsluitend tot de bevolkingsstatistiek bepaald, in afwachting dor vereischte hei-metingen , waarmede omstreeks medio 1870 een begin is gemaakt door personeol getrokken uit de opnemingssectien van andere gewesten. Ook tor toetsing eenigermate van de vertrouwbaarheid der gegevens door de bijhoudingsstatistiek verkregen , speciaal wat de meerdere geboorten dan sterfgevallen betreft, is in Indie eene vergelijking gemaakt met de overeenkomstige opgaven voor Nederland (over het laatst bekende jaar 1863) en wel — om eenigzins groepen te hebben die de districten op Java nabij komen — met de opgaven omtrent de gemeenten des Rijks die meer dan 10 0Ü0 zielen tellen. Die vergelijking heeft er niet toe geleid om de Indische cijfers volstrekt onverklaarbaar te achten. Terwijl toch in de betrokken 33 gemeenten van Nederland met eene gezamenlijke bevolking (in 1863) van 1055 559 pielen, de gehoorton (ad 38 026) de sterfgevallen (ad 26 909) overtroffen met 11117 s= 29,2 pet., welke pereentsgewijze verhouding voor elke gemeente afzonderlijk afwisselde tusschen 11.7 en 5,34, vertoonden zich de resultaten voor Indie, volgens de statistiek over 1869 (zie bijlage O van het vorig verslag) als volgt: (1)
DISTRICTEN OP JAVA.
Zielen t al
onder
uit. December
1869.
Aantal
geboorten
in
1869.
Aantal
sterf
gevallen in
1869.
MEER GEBOORTEN DAN STERFGEVALLEN.
Totaal.
Percentsgewijze verhouding voor al de diätricten te zamen.
Percentsgewijze verhouding in elk district.
Hoogste
cijfer.
Laagste
cijfer.
*;' districten van Kadoe. . .
a » » Bagelen .
-(2) » » Pekalongan
w n Tagal. . ,
» n Samarang
614 492
1 061 894
403 816
361 271
623 428
25 061
39 439
11 452
10 859
19 354
3 094 901 106 165
15 194
22 115
6 732
5 729
10 252
60 021
9 867
17 324
4 721
5 130
9 102
46 144
39.37
43,92
41,22
47,24
47,02
43,46
49,68
75,03
53,79
57,31
75,36
20,54
12,31
31,00
29,10
19,47
i ' l ) Aroor Nederland leverde 1869 de volgende cijfers: 3i gemeenten j . " e n de '10 000 zielen; gezamenlijke bevolking bij liet eind van 't jaar 40 288; aantal geborenen en overledenen respectivelijk 40 518 en 29 051 ;
o'e«'maat der eersten boven de laatsten 10 807 = 20,8 pet. In de M00 e r ige gemeenten des rijks, met een zielental van 2 511 782, beliep het
aantal geborenen in 1809 89919, dat der overledenen 59550, alzoo meer geborenen 30 369 = 33,7 pet.
(2) Hierbij niet opgenomen het district Pekalongan, waar — bij uitzondering — het aantal geboorten minder was dan de sterfte.
76
Al is dus de voor Java opgegeven verhouding, lettende op do uitkomsten in Nederland, niet zoo onwaarschijnlijk als bij den eersten aanblik wezen mag, er heerschte toch — zegt de directeur van binnenlandsch bestuur — tusschen de cijfers der districten onderling te veel afwijking dan dat zij een merk van innerlijke geloofwaardigheid in zich zouden dragen Zeker is het evenwel — voegt hij er bij —dat de bijhouding eene betere toekomst tegemoet gaat, nu de dorpshoofden verantwoordelijk zijn gesteld voor de opgaven en de veranderingen nominatief en niet meer door middel van streepjes in de registers worden aangeteekend. Het opmeten en op de kaarten overbrengen van do opgegeven of opgespoorde veranderingen in de bestemming of het gebruik der gronden, had geregeld plaats. In Tagal en Pekalongan evenwel moest dit werk eenigon tijd achterliggen voor de volksopneming die, zoo als hooger gezegd, in deze residentien vereischt werd voor de beschrijving van het nieuwe dessaregister. Intusschen werd van de bekend geworden veranderingen voorioopige aanteekening gehouden, waardoor het verwijl op de zaak zelve van geen nadeeligen invloed was. Het getal opgemeten en geïnsereerde grondveranderingen gedurende 1870 bedroeg voor Kadoe 1164, Pekalongan 501, Bagelen 567, Samarang 160 en Tagal 40. In Cheribon en Banjoemas werden bedoelde veranderingen nog niet door het bijhoudingspersoneel geconstateerd. Waar de bevolking genegen blijkt bij het doen der hierbedoelde metingen hare hulp kosteloos te verleenen, wordt hiervan gebruik gemaakt. In het tegenovergestelde geval wordt betaling te goed gedaan. Ten slotte verdient nog aanteekening, dat bij een besluit van Julij 1870 (Bijblad op het Indisch Staatsblad, n°. 2369) de voorwaarden werden goregeld waarop voor particulieren de gelegenheid openstaat tot het nemen van kopijen der op de kadastraal statistische bureaux aanwezige kaarten deistatistische opneming.
§ 3. Civile topographische opneming van Zuid-Celebes.
Werd op grond van vroegere mededeelingen verwacht, dat de hierbedoelde opneming tegen het einde van 1872 zou zijn voltooid, uit een schrijven van den gouverneur van Celebes van September 1870 bleek, dat toen nog eene uitgestrektheid van ruim 700 vierkante palen moest worden opgemeten en in kaart gebragt (de wenschelijk geachte opneming van de bergregentschappen der afdeoling Noorderdistricten daaronder begrepen). Voor dezen arbeid en de latere vervaardiging der netkaarten van de geheele opneming der Oosterdistricten, van Saleijer en de evenbedoelde bergregentschappen werden vier jaren noodig geacht, zoodat de beëindiging der topographie van Zuid-Celebes_ (1) eerst tegen het einde van 1874 kan worden te gemoet gezien. Ten onregte is in de regeringsverslagen sedert 1863 aan de hierbedoelde opneming tevens een statistisch karakter toegekend. Het is althans gebleken dat reeds in genoemd jaar van het statistisch deel voor goed is afgezien, wat de vorstenlanden betreft, om politieke redenen, daar het verzamelen van deze soort van gegevens aldaar in het algemeen eene door de opnemers niet te overwinnen achterdocht opwekte
die het beter was te vermijden, en wat de gouvernementslanden aangaat, ter voorkoming van vertraging in de opneming. Afgescheiden daarvan ware, naar de meeningvan den gouverneur van Celebes, aan de te verkrygen cijfers toch weinig Waarde te hechten, uit hoofde van de gedurige verandering van woon plaits der bevolking, die zoowel in de gouvernements- als in de vorstenlanden al zeer weinig aan haar geboortegrond gehecht is. De opneming werd gedurende 1870 even als in 't voorafgegane jaar, onder oppertoezigt van het hoofd van gewestelijk bestuur, geleid door een controleur der lste klasse te zijner beschikking. Mutatien onder het opnemers-personeel, uit vier personen bestaande, vonden niet plaats. De werkzaamheden bepaalden zich tot het voortzetten der opneming van de afdeeiingon Oosterdistricten en Saleijer op de schaal van 1:10 000 en het voltooijen der opneming van de hoofdplaats Macassar op de schaal van 1: 2000. Bij het eind van 1870 waren van de afdeelingen Oosterdistricten in 't geheel 720 en van de afdeeling Saleijer in 't geheel 122 vierkante palen opgenomen en in kaart gebragt. De opneming van de hoofdplaats Macassar werd in de maand November 1870 voltooid. Na het gereed komen der Eetkaart van die hoofdplaats, hetgeen vermoedelijk nog in het lste quartaal 1871 het geval zou wezen, zou de betrokken opnemer, die middelerwijl bolast was geworden met eenige opmetingen in het belang eener doorgraving van de rivier van Tanette, naar Saleijer worden gezonden, waar dan het werk door twee personen zal kunnen worden voortgezet. Overigens werden in 1870 op de vroeger vervaardigde kaarten de veranderingen en verbeteringen aangebragt dje door den chef van het topographisch bureau te Batavia (vergelijk het vorig verslag blz. 57) waren noodig geacht. Onder andere werd do netkaart van Lamoeroe, waarvan het oorspronkelijk exemplaar niet aan de bestaande voorschriften voldeed, geheel overgeteekend. De arbeid der opnemers wordt zeor geroemd, zoo wat ijver als naauwkeurigheid betreft. Te meer moet dit erkend worden, zegt de gouverneur, wanneer gelet wordt op de vele moeijelijkheden, verbonden aan de opneming van oen gewest als Zuid-Celebes, waar het terrein zeer bergachtig en geaccidenteerd is, alleen de hoofdplaatsen onderling door groote wegon verbonden zijn , en men bovendien va» tijd tot tijd met politieke bezwaren te kampen heeft. Van de f 27 620 's j aars voor deze opneming toegestaan f was verbruikt in 1867 f 18 255, in 1868 f 18 897 en i» 1869 f 19 680.
V I . PoSTWEZEN. *
§ 1. Brieven- en paardenposterij. (2)
Brievenpost. De geringe achteruitgang in het cijfer dei' binnenlandsche brievenbeweging gedurende 1869 maakte i» 1870 plaats voor de niet onbelangrijke toeneming van eire» 5 pet., zoo als blijkt uit het volgend driejarig staatje> waarin eenige der voornaamste opgaven omtrent bedoeld6
brievenbeweging zijn zamengevat.
(!) Noordelijk tot aan de grens van Wadjo (en dus met uitzonderingvan dit rijk) en zuidelijk met uitzondering van Goaen hetrijkje Laijkan (ïorathea-ianden).
(2) Blijkens liet medegedeelde in hoofdstuk II hiérvofen wordt he* helieer der brieven- en paardenposterij met 1 Januari] 1872 overgebrag hij liet departement der burgerlijke openbare werken £ een maatregel o1^ men vertrouwt dat eene gewensehte zomensmelting der post- en tolegraap1 diensten zal bevorderen.
11
JAREN.
!868. .
*869. .
1870.
PORTBETALENDE BRIEVEN.
Aantal.
1 635 974
1 625 489
1 704 526
Porto's.
f 191733
193 659
207 175
Aangeteekende
brieven.
Aantal.
56 442
65 955
75 210
Dienstbrieven.
Aantal.
1 270 014
1277 621
1 378 825
Totaal
der
aan postwissels
overgemaakte
sommen.
f 1807 827
1 865 326
1 999 703
Sedert in de residenten Menado en Amboina voor het _ervoer van postbrieven geene heerendienstpligtigen meer *°rdon gebezigd, geschiedt dit door vaste postloopers of jtoor onderhandsche inhuur van transportmiddelen. In de ^sidentie Amboina zou te dezer zake met een aannemer gorden gecontracteerd voor de jaren 1871—1873. In de 6sidentie Menado geschiedt het overbrengen per as der Postpakketten tusschen Menado en Kema mede bii uitbesteding. J
In de brievenverzending op Java kwam in Junij jl. deze gftreiding, dat voortaan tusschen Batavia en Soerabaija ' a Samarang ook postpakketten over zee worden ver
zonden, op dezelfde voorwaarden als waarop het vervoer over land plaats heeft.
Het buitenlandseh verkeer van brieven en drukwerken gedurende 1870 getuigde van eenige mindere levendigheid in vergelijking met de cijfers van 1869 ; tegenover die van 1868 viel echter toeneming op te merken. De volgende statistiek wijst dit nader aan. In verband met het in 1870 ingevoerde stelsel van begunstigde frankering, is het aantal gefrankeerde en ongefrankeerde brioven, voor zooveel noodig, afzonderlijk aangeduid.
N • 8. 2. 20
78
' O s o
C3 C3 o
SO bu
<D
a o3
• 5
•«S <
H
O
H
œ _ o3 i' s „ â t, œ o a ;- , a rrt o3 O o CC
- o! 03 w
o
03
+a 03 C3
~ a © ^ 3 °- I 2 cc « AS 0) ^L — S Ö 03 — u _2 so a « ' S c « S c 'S-M o Po M e« PS
CD PH
03 a
TS a
PH
B 03
a o bß a 03 > a o
o PH
03 a 03 -«I
o PH
a c3
O PH
a 03
O PH
o
(M
Q0 CO O
00
os CM
l> 0 0 <M

O CO CV (M
CO »o
00
t co CO
CO
c» 00 00 co
( N o !>• Ol (M
CO (M (M
• < *
CO
to o t
O
03 »O
>n CO co t»n
B 03 «1
O .a o
'O B 03 'S CD n3 o ,_;
a a
fcO
<D, PH
o PH
a 03
O
T5 h Cl; o JA
Cl
C<-<
'd
CU SD <» a O ^ (S C!
CO t
cn co CD t CM (M
C M
CO CO
C» »o cn
CS) oo
(M (M
CO CO o
<M
O
-* -*
o o »o o
CD O t CD CO
CO
I M (M
CM
oo <M 00 i H co CM
>ra o m o co
CO
as
00 t »o
CM
• > * CS) o (M CM
CM I> 00 00 00
CO o
CM
CO
co 00
»o OS >n »o
CO 0 0 co >n
C» CTi
o
C» CO
cn
00
CO
CO co CO
00 o o
t-o 00 CO
co oo
o o eo
co (M t > eo co
CM
00 CO
o
CO
CO
co
t '
cn C O eo
V n d ii b J °:
n
o J d P b
P 'V
C5 CO
eo co
CD CO m oo i n
i n oo
O t00
o
oo c
00 oo t> CO
Ir
i n o o
eo o

CO m t00 Ol
CM »n eo
CT5 CO
CO CM
co CO >ra CM CM
m (M oo
CM
en
oo co CD
co CM
eo b CO
P<5 «i
• " 8
S u
•M u »
s h TS S «J
i-< >
es
CO
C5 ( S CO o t» es
es C P es co es O es
79
In de regeling der buïtonlandsclie correspondentie (per Engelsche of Fr ansehe mail) werden sedert het jongste verslag verschillende wijzigingen gebragt deels in verband met definitive regelingen omtrent het gebruikmaken van den nieuwen verzendingsweg over Brindisi (Italie), waarvan in het vorig verslag, bladz. 57, sprake was, deels in verband met den oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland. In Julij jl. is echter de dienst der Fransche pakketbooton weder op den vroeger en vóór den oorlog bestaanden voet hersteld. Eene nieuwe (goedkoope) gelegenheid tot correspondentie met Nederlandsch Indie is in Julij jl. ontstaan door de opening eener directe stoomvaart tusschen Nederland en Java door het Suez-kanaal. De verzending door middel der bewuste stoomschepen, die van zes tot zes weken zal plaats hebben, geschiedt krachtens de bestaande wettelijke bepalingen op het brievenvervoer, tegen het gewone zeeport, bedragende voor brieven 20 cent per enkelen brief van 15 gram en voor gedrukte stukken en monsters van koopwaren, 5 cent voor elke 40 grammen of daarbeneden. Ten einde aan de nieuwe bepalingen omtrent het zeeport
in 't algemeen, gelijk die vervat zijn m de wet van 22 Juli, 1870 (Nederlandsch Staatsblad n°. 138), eene gelijkmatige uitvoering in Indie te verzekeren, waren op 1 Augustus jl. overwegingen aanhangig om de voorschriften van het reglement op de brievenposterij in Nederlandsch Indie (Indisch Staatsblad 1862, n°. 103 a) in overeenstemming daarmede te wiizi^en (1). Het getal zeebrieven is trouwens zeer onbeduidend; het beliep in 1870 149, in 1869 130. Van plaatsen in Indie, die in regtstreeksche stoomverbinding staan met Singapoer, zooals Macassar, Soerabaija, Samarang en Riouw, geschiedt de verzending, wanneer dit door de afzenders verlangd wordt, buiten tusschenkomst van het kantoor Batavia en dus buiten do gesloten brievenmalen. Deze stuksgewijze expeditie door tusschenkomst van het postkantoor te Singapoer, tot dusver krachtens huishoudelijke regeling in werking, werd gewettigd bij gouvernementsbesluit van 11 October 1870, n\ 8. Ten vervolge op vroegere opgaven van dien aard volgt hieronder een driejarig overzigt van de geldelijke uitkomsten der brievenposterij in Nederlandsch Indie.
JAREN.
1868
1869
1870
Porto's en regt van 1 per cent op geldartikelen.
Gedebi
teerde
postzegels.
f 398 297
395 175
351339
f 46 790
47 003
114 922
Te zamen.
Tractementen van het personeel.
bij de postkantoren.
f 445 087
442 178
466 261
bij hot brievenvervoer
Fourrage voor de paarden en buffels.
f 156 586
170 891
169 934
f 183 893
184 964
183 808
f 203 914
196 958
200 548
Diverse
andere
uitgaven.
f 193 288
192 207
159 370
Internationale correspondentie.
f 33 439
30 050
34 689
Te zamen.
f 771120
775 070
748 349
Paardenposterij. Het verkeer van de gouvernementspaardenposterij gaf in 1870, in vergelijking met de twee
voorafgegane jaren, de navolgende uitkomsten :
JAREN.
1868 .
1869 .
1870 .
O N T V A N G S T E N .
Particuliere reizigers.
Aantal verstrekkingen.
527
722
571
Bedrag.
f 34 240
34 896
28 689
Dienstreizigers.
Aantal verstrekkingen.
3763
3737
3642
Bedrag
(fictief).
f 166 046
157 531
154 862
Te zamen.
Aantal verstrekkingen.
4290
4459
4213
Bedrag.
f 200 286
192 427
183 551
U I T G A V E N .
Trac
tementen.
Fourrage voor de paarden en buffels.
f 51472
52 296
51436
f 132 876
126 956
127 580
Diverse
andere uit
gaven.
f 47 481
48 488
71810
Te zametii!
f 231 829
227 740
250 826
In het vervoer (van dienstreizigers) tusschen Soerabaija, Pasoeroean, Probolinggo en Malang en op do binnenwegen der regentschappen Pasoeroean en Bangil wordt voortdurend door een aannemer voorzien. Ook werd in 1870 eene overeenkomst gesloten voor den overvoer van zieken van Samarang naar Weliri, zijnde de laatste post op de grens Samarang—Pekalongan. Door overeenkomst met een particulier te Soerabaija werd de proef genomen om eene gesubsidieerde diligence-dienst in het_ leven te roepen van Soerabaija via Modjokerto naar Kediri. Op het eiland Madura wordt in de regentschappen Madura en Sumanap de paardenposterij onderhouden door de •heide panembahans. Behalve de gouvernements-paardenposterij langs de wegen Waa Soerakarta naar Samarang en Djokjokarta, bestaan in
de Vorstenlanden langs de wegen van Soerakarta naar Ngawi en van Djokjokarta naar Magelang nog paardenposterijen, die door den soesoehoenan en den sultan worden bekostigd. De te Djokjokarta bestaande particuliere onderneming, die met dergelijke ondernemingen te Magelang en Ambarawa in verband staat, is sedert ingetrokken. Voor zooveel bekend bestonden overigens in 1870 voor den overvoer van personen de navolgende particuliere ondernemingen: twee tusschen Batavia en Buitenzorg, één tusschen Samarang, Oenarang en Ambarawa, één tusschen Sa^marang en Koedoes, één tusschen Salatiga en Bawen,
(1) De -wijziging heeft plaats gehad bij Koninklijk .besluit van .48 Augustus 1871, n°. 13.
80
één (in 1870 opgerigt) tusschen Salatiga en Bringin, (1) één tusschen Ambarawa en Magelang, één (die echter sedert heeft opgehouden) tusschen Salatiga en Soerakarta, en twee tusschen Soerabaija en Pasoeroean.
§ 2. Pakketvaart en andere stoomvaartdiensten.
In de mail- en pakketvaartdienst in den Indischen Archipel , bewerkstelligd door de stoomschepen van de Nederlandsch-Indische Stoomvaartmaatschappij ingevolge het met haar aangegaan contract, werd in 1870 geen stoornis ondervonden. De aansluiting met de Fransche maildienst tusschen Marseille en China is tot Augustus 1870 éénmaal, en van af die maand tot 25 November 1870, — toon de aansluiting, ten gevolge van stremming in de communicatiemiddelen in Frankrijk, weder tot éénmaal 'smaands was moeten
worden tcruggebragt, — tweemaal 's maands onderhouden geworden door een stoomer van de Messageries Impériales de France, sedert genaamd »Messageries maritimes de France ". Het aantal stoomschepen der Nederlandsch-Indische Stoomvaartmaatschappij bedroeg op ultimo December 1870,' 12 of 3 minder dan in 1869. Van de 6 door haar van de vroegere maatschappij der heeren BESIER en JONKHEYM overgenomen stoomschepen, werden er drie van de hand gedaan, deMenado, Vice- Admiraal Fabius en Betsy, respectively groot 600, 300 en 150 ton en een vermogen bezittendo van 90, 50 en 40 paardenkracht. Nog in het looponde jaar zal het materieel met twee stoomschepen van groot charter vermeerderd worden, terwijl de Maatschappij een derde stoomschip in aanbouw had gegeven. Eene aantooning van de namen, de tonnemaat en het stoomvermogen dor 12 schepen volgt hieronder :
N A M E N
DER
S T O O M S C H E P E N .
TONNEMAAT.
waarvoor zij bij de Maatschappij te boek staan.
Koning Willem I I I . . .
Koningin Sophia
Baron Sloet van de Beele . .
Minister Fransen van de Putte
Baron Bentinck
Minister van Staat Pochussen .
W. Cores de Vries . . . . . .
Koningin dor Nederlanden . .
Vice-president Prins . . . .
Sunda
Singapore . . . . . . . .
Batavia
naar hetgeen
zij werkelijk
innemen, a.
PAARDENKRACHT.
volgens de
tegenwoordige
opgaaf.
7562
1055
1055
1055
808
808
505
505
480
444
197
350
300
1000
1000
1000
800
800 300
400
500
600
200
260 300
7160
200
200
150
125
125
80
80
120
120
40
150
80
volgens
vroegere
opgaaf.
1470
200
200
150
120
120
80
80
120
120
40
80
80
1390
a. Deze ;opgaaf is ook in 't vorig verslag gevolgd.
Door de stoomschepen werden in het jaar 1870 afgelegd 249 340 Engelsche mijlen, tegen 245 380 Engelsche mijlen in 1869; het aantal overgovoerde passagiers dat in laatstgenoemd jaar bedroeg 48 272, was in 1870 48 296. ; , De ontvangsten der Maatschappij bedroegen, met inbegrip'Van het gouvernementssubsidie ad f 6,97|por geographische mijl, in 1870 per semester f 1 403 060 en f1491486, tegen f 1 379 675 en f 1 396 247 in 1869. Over de eerste zes maanden 1870 werd aan de aandeelhouders een dividend van 3 pet. uitgekeerd. Dat over het tweede semester zal vermoedelijk hetzelfde bedragen. In 1869 werd een dividend van 5 pet. uitgekeerd. Sedert December 1868 wordt tegen betaling van het gewone gouvernementssubsidie per geographische mijl — én dit diene tot verbetering der aanteekening in do noot op bladz. 58 van het vorig verslag — eene maandelijksche dienst onderhouden tusschen Padang en de noordelijke havens van Sumatra's Westkust. Het niet opnemen van die dienst in de door den directeur van binnenlandsch bestuur vastgestelde regeling der pakketvaart, is toe te schrijven aan de omstandigheid, dat die dienstregeling, als geheel
(1) Haar hetgeen van elders is gebleken, moet deze dienst, althans in. 1870. nog- niet in werking zijn gekomen.
van localen aard, steeds geschiedt in overleg met den gouverneur van Sumatra's Westkust. Deze stoomvaartlijn blijft voldoen aan de behoefte en wordt geregeld bodiend. De in Mei 1870 ondernomen proefvaart langs Java's Zuidkust, in verbinding behalve met Batavia en Soerabaija met de plaatsen beoosten Soerabaija, is na het volbrengen der vastgestelde zes maandelijkscho reizen, ongeacht hot weinige voordeel daarbij voor alsnog behaald, gedurende November en December onveranderd ;— en sedert op gewijzigden voet bestendigd. Terwijl in 1870 de dienst bij afwisseling plaats had : do eene maand van uit Batavia via Anjer, Tjilatjap, Patjitan, Banjoewangi, Bezoeki, Probolinggo en Pasoeroean naar Soerabaija, en de andere maand van uit laatstgenoemde plaats langs dezelfde havens terug naar Batavia, is met ingang van 1 January 1871 de lijn in twee op zich zelve staande maandelijksche vice-versa diensten gesplitst: ééno van Batavia via Anjer naar Tjilatjap en terug, slechts om de twee maanden uit to strekken tot Patjitan en terug, en ééno van Soerabaija naar Pasoeroean, Probolinggo, Bezo#ki, Banjoewangi en, met het oog op het meer en meer ontluikend handelsvertier tusschen Bali en Java, ook naar Bali Boelelong en terug. Behalve door het aandoen van Bali beveelt zich doze regoling overigens hierdoor aan, dat Batavia voor Tji
81
latjap het natuurlijk aanrakingspunt op Java's noordkust is, en op eenig beduidend vertier tusschen laatstgenoemde plaats en Soerabaija weinig uitzigt bestaat, terwijl daardoor tevens vermeden wordt de af' te leggen zeeweg tusschen Patjitan en Banjoewangi, het bevaren waarvan door het gemis van handelshavens op dat gedeete der zuidkust, geoordeeld werd , in den eersten tijd althans , geen enkel voordeel te zullen afwerpen. De nieuwe regeling zal aan subsidie kosten , naar den aangenomen maatstaf van f 6.97 per geographische mijl , f 3 0 026,76 'sjaars, terwijl de proefvaart van 1870, over 12 maanden berekend, een subsidie zou vereischen van f 20 575,44. Op beide sommen komen echter in mindering het subsidie voor de in Mei 1870 vooiioopig en sedert definitief ingetrokken tweede maandelijksche lijn tusschen Batavia en Palembang via Muntok (zie het vorig verslag bladz. 59) bedragende voor 12 reizen per jaar f 15 138,84. Bij de bestendiging der bovenbedoelde stoomgemeenschap, van welke krachtens eene in September 1870 verleende magtiging tevens voor het vervoer van militairen beneden den rang van officier mag worden gebruik gemaakt, ook in de gevallen dat zij bestemd worden naar plaatsen in de nabijheid der aan te doene kustplaatsen gelegen (zie het voiïg verslag, bladz. 59), is aan de Stoomvaartmaatschappij alsnog uitgekeerd het haar aankomend subsidie over de proefreizen van 1870, die alleen dan zonder meerdere kosten voor den lande zouden zijn uitgevoerd , voor het geval de proef' door het Opperbestuur niet mögt zijn goedgekeurd. Van het plan om, na afloop van het betrekkelijk .contract, aan de hierbedoelde stoomverbinding ook het transport van zout naar Java's zuidkust vast te knoopen , is moeten worden afgezien. Bij eene vergelijking van de tegenwoordige kosten van dat transport met hetgeen aan de Stoomvaart maatschappij zoude moeten worden betaald, is gebleken , dat het transport met zeilschepen aanmerkelijk goedkooper is. De Maatschappij heeft dan ook van alle concurrentie afgezien en zal bedoeld transport, waarvoor het contract met ultimo 1871 eindigt, in het loopende jaar als gewoonlijk worden uitbesteed. Met het oog op de groote hoeveelheid goederen , die sedert de opening van het Suez-kanaal direct van Europa via Singapoer te Batavia wordt aangebragt, besloot de Maatschappij wekelijks een harer booten tusschen Batavia en Singapoer te doen varen. Dien ten gevolge is sedert September 1870 de stoomcommunicatie met laatstgenoemde plaats verdubbeld en wel door eene ongesubsidieerde dienst. Daarentegen is, ingaande met 1871, wegens de onvoldoende resultaten, ingetrokken de maandelijksche niet gesubsidieerde dienst van Soerabaija naar Bandjermasin, zoodat laatstgemelde plaats thans slechts eenmaal 's maands wordt bezocht. Met het oog op het deswege aangeteekende in het verslag van 1869, bladz. 56, kan gemeld, dat bij een arrest van den Hoogen Raad der' Nederlanden van 25 November 1870, met vernietiging van de uitspraak des eersten regters, werd uitgemaakt, dat met de uitdrukking »passagiers", voorkomende in art. 14 der met de Stoomvaartmaatschappij bestaande overeenkomst (Bijblad op het Indisch Staatsblad n°. 1782) niet kunnen bedoeld zijn expeditionaire troepen, zoodat de Regering verklaard werd die overeenkomst niet te hebben geschonden door voor het vervoer dier troepen (bij gelegenheid der Pasoemah-expeditie) geen gebruik te hebben gemaakt van de booten der Slaat schappij. De eisch tot schadevergoeding is alzoo aan deze laatste ontzegd. Omtrent de voortzetting der pakket vaart in den Indischen Archipel, na het ten einde loopen van het thans werkende contract (ultimo 1875) zijn bij de Indische Regering adressen in behandeling zoowel van den hoofdagent en vertegenwoordiger der Stoomvaartmaatschappij als van de firma DÜMMLER & O . te Batavia.
Buiten de hooger genoemde pakketbooten waren in 1870 voor zooveel noodig met vergunning van de Regering overeenkomstig Indisch Staatsblad 1866, n°. 146, nog de volgende meerendeels kleine stoomschepen, in Indiein de vaart :
de raderstoombooten Tjitarum en Tjiliwong (respectivelijk groot 53 en 29 last), dienende voor het vervoer van per
sonen en het slepen van vaartuigen naar en van de reede van Batavia en nabijgelegen plaatsen', waaronder ook het slepen , naar en van Moeara Gembong, van de ijzeren laadschouwen bestemd tot het afhalen der producten van Tjikao naar Batavia; (de drie aan dezelfde onderneming, het Bataviaasch praauwenveer , behoorende stoompraauwen voor goederenvervoer tusschen den vasten wal en de reede van Batavia — zie het verslag van 1869, bladz. 56 — zijn van hare werktuigen ontdaan geworden en derhalve uit de lijst der stoomvaarUiigen afgevoerd) ;
de schroefstoomsloep Tjidani, groot 10 last, toebehoorende aan het Bataviaasch tjuniaveer en bestemd voor het vervoer van personen en goederen naar de reede, buitenreede en omliggende eilanden van Batavia, als ook voor het slepen van vaartuigen ;
de stoomschepen Javaan en Mareah (vroeger genaamd Samarang) (respectivelijk groot 31 en 25 last), voor diensten op de reede van Samarang en voor het slepen van vaartuigen langs de noordkust van Java ;
de houten raderstoomsleepbooten Ardjoeno en Semeroe (respectivelijk groot 58 en 56 last en elk van 50 paardenkracht), voor het slepen van vaartuigen naar en van de reede van Soerabaija en tot het verleenen van alle zoodanige diensten als de omstandigheden medebrengen;
de raderstoompraauw Soengiet, groot 6 last, voor het personenvervoer tusschen Soerabaija en Grissee;
da schroefstoomboot Onderneming, groot 14 last, voor personenen goederenvervoer tusschen Padang, Priainan en Painan (Sumatra's Westkust) ;
het voor particulier gebruik in dienst zijnde houten raderstoomschip Coquette (groot 26 last) en de ijzeren schroefstoomsloep Melatti, beide in eigendom toebehoorende aan den eigenaar der Pamanoekan- en Tjiassemlanden (Krawaii") ;
deschroefstoomsloep Kentjil, toebehoorende aan eene firma te Batavia, en gebezigd wordende ten dienste eener particuliere houtkap-onderneming op de Lagoendi-eilanden (Lampongsche districten);
de schroefstoomsloep Insulinde, bestemd tot het overbrengen van drinkwater van Anjer naar de voorbijvarende schepen , tot sleepdiensten en tot het overvoeren van dekpassagiers en goederen van Anjer naar de Lampongsbaai en nabij gelegen eilanden vice versa;
het raderstoomschip Eersteling en het schroefstoomschïp Prins Hendrik der Nederlanden, respectivelijk groot 46 en 86 last, toebehoorende aan de Billiton-maatschappij en bestemd voor het vervoer van goederen der maatschappij en van personen in hare dienst;
het schroefstoomschip Menado, groot 295 last, bestemd tot het vervoer van passagiers en goederen en het slepen van vaartuigen in en buiten den Indischen Archipel, voornamelijk dienstdoende tusschen Batavia en Djeddah (Arabie) ;
de stoomer Betsy, groot 39'/2 last, voor de vaart tusschen Pontianak en Singapoer en tusschen Pontianak en Sintang (1);
de stoomboot Henriette, blijkens de in Augustus 1870 aan de agenten dier boot te Batavia verleende vergunning bestemd voor het vervoer van passagiers en goederen en het slepen van vaartuigen ; en
eindelijk het houten schroefstoomvaartuig Ogan Oeloe, dienende tot het vervoeren van goederen langs de rivieren en stroomen der residentie Palembang.
De in 't vorig verslag bedoelde voorstellen der Nederlandsch Indische Stoomvaartmaatschappij tot het in 't leven roepen, met ondersteuning uit's lands kas, eener additionele dienst voor eene meer of minder directe stoomgemeenschap met Nederland (in 't laatst van 1869 door haren hoofdagent te Batavia, den heer A. FEASER, tijdens diens aanwezen
(t) Zoo als hooger blijkt, behoorden de Menado en de JBetsy in 1869 aan de Nederlandsen-Indische Stoomvaartmaatschappij, die echter deze booten, zoomede het stoomschip Vice-admiraal Fabius van de hand had gedaan. Van laatstgemeld stoomschip is geene nieuwe bestemming vermeld gevonden. F . 8. 2. 21

82
hier te lande, voorgedragen) werden door de Regering slechts in overweging genomen voor zooveel de in liet plan beo-repen lijn Batavia-Bombay betrof, waaromtrent den Gouverneur-Generaal een onderzoek werd opgedragen. Sedert is op die voorstellen niet teruggekomen en schijnen de plannen, waarop zij betrekking hadden, te zijn opgegeven weo-ens het uitblijven der in Australie ontworpen maildienst° tusschen Sidney en Singapoer via Torreestraat, waarmede de zaak in verband stond. Vermits het door den heer FRASER destijds geopende uitzigt, dat in deze laatste lijn Java zonder subsidie zou worden opgenomen, volgens latere mededeeling in geen geval verwezenlijkt beloofde te worden , werd door hem in 't laatst van 1870 aan de Indische Regering een plan ontwikkeld betreffende het op andere wijze tot stand brengen van een stoomverkeer tusschen Java en Australie, in zoover dat daarbij geen eigenlijke (snelle) maildienst met Europa, maar eene soort van kustvaart beoogd werd, die eens per maand Singapoer on Nederlandsen Indie (Batavia, TimorKoepang en Soerabaija) in verbinding zou brengen met alle voorname havens van Australie, en waarvoor van de zijde van Nederlandsch Indie gedurende tien jaren een subsidie werd verlangd van minstens f 120 000 en hoogstens f 144 000 's j aars, terwijl van de belanghebbende Australische gouvernementen gezamenlijk een subsidie zou gevorderd worden van minstens f300 000 en hoogstens f360 000 'sjaars. Vol-ens den ontwerper had de Br'itsch-Indische Stoomyaartmaatschapp'y', die de kustvaart in Britsch-Indie exploiteert, voor de ontworpen onderneming drie en des noods vier stcomschepen beschikbaar. Van deze nieuwe door de Indische Regering ondersteunde poging tot verwezenlijking van het sedert 1865 besproken denkbeeld eener geregelde stoomgemeenschap tusschen Java en Australie , werd hier te lande met belangstelling kennis o-enomen. Daar echter de ondernemer nog onderhandelingen met de Australische gouvernementen moest_aanvangen of tot een gewenscht einde brengen, werd in Maart 1871 aan den Gouverneur-Generaal geantwoord, dat de vraao- of het Nederlandsch-Indisch Gouvernement subsidie zou toeleggen, nog niet rijp was te achten voor eene beslissing, en dat het aan den heer FRASER te geven antwoorden dien stand der zaak geene andere strekking ko n hebben dan dat zijne voorstellen , zoolang hij geene meerdere zekerheid voor de uitvoering der bedoelde plannen zou kunnen aanbieden, niet voor eene bepaalde beschikking vatbaar waren. Volgens berigten van Mei jl. had de lieer FRASEER het voornemen in 't laatst dier maand via Ceylon naar Australie te vertrekken , ten einde zich nader met de verschillende gouvernementen over de zaak te verstaan. De te Amsterdam gevestigde stoomvaartmaatschappij » Nederland" (zie het vorig verslag bladz. 59) had, na de ramp op 19 Mei jl., daags na het vertrek uit het Nieuwe Diep, aan het stoomschip Willem III overkomen, op den lsten Augustus nog slechts één stoomer in de vaart, de Prins van Oranje, welke bodem den 29sten Julij jl. deregtstreeksche stoomvaart tusschen Nederland en Java via het Suez-kanaal heeft geopend (1). Het aan boord van de Willem III geëmbarqueerd geweest detachement van 125 militairen is, na gedurende eemge dan-en door de welwillende zorgen der Engelsche autoriteiten te Portsmouth gehuisvest te zijn geweest, via Nederland per gewone schèepsgelegenheid naar Indie vertrokken. Voor den overvoer van gouvernementsgoederen kon, wegens de zeer hooge vrachten, van de booten der Maatschappij slechts gebruik worden gemaakt voor die boDoodigdheden, op welker versnelde overbrenging naar Indie bepaaldelijk prijs was te stellen. Daaronder waren, tijdens het in lading liggen van de Willem III, alleen te rangschikken 126 kisten opium benevens f 200 000 aan specie. Ofschoon in beschadigden toestand, is van de opium een niet onbelangrijk deel, van de specie schier alles later nog uit het wrak°gered en geborgen. . De gouvernementslading- aan boord van de Frins van Oranje bestaat uit f 100 000 specie. Van de door deze stoomvaart verschafte goedkoope gelegenheid tot overbrenging van brieven is reeds gehandeld in°§ 1 dezer afdeeling ; terwijl van eene beslissing aangaande
het afteekenen van certificaten van oorsprong, waardoor de handel in het gebruik maken van schepen als de hierbedoelde wordt geriefd, lager melding wordt gemaakt in hoofdstuk M, afdeeling I , § ib (1). Het verzoek van de Maatschappij om als tijdelijk hulpmiddel, in afwachting van verbetering in den voor groote schepen onvoldoenden toestand van de havens op Java, voor den opslag van steenkolen, waarloos materieel en c. q. ook van vrachtgoederen, gebruik te mogen maken van het eiland Purmerend aan de westkust van de reede van Batavia, is met aanbeveling aan de Indische Regering ter beslissing doorgezonden.
Bi. IBepartement van onderwijs, «eredienst en nijverheid.
I. ONDERWIJS.
§ 1. Voor Europeanen en met dezen gelijkgestelden.
Gymnasium Willem III te Batavia. Het verslag dezer instelling over den cursus 1869/70 (I October—ult°. September) luidt weder zeer bevredigend zoowel wat de afdeeling »hoogere burgerschool" als wat die voor »taal-, land- en volkenkunde" betreft. Het onderwijs bij laatstgenoemde afdeeling, ofschoon door de in 1869 plaats gehad hebbende vervroeging van het zoogenaamd groot ambtenaarsexamen gebaat (zie het vorig verslag bladz. 60), ondervond echter nog eenige stremming, doordien dat examen , in September begonnen, niet eerder dan medio October was afgeloopen, zoodat de cursus eerst na dien tijd kon aanvangen. Bij de afdeeling » hoogere burgerschool" deed zich nog gedurende den geheelen cursus de behoefte o-evoelen. aan eene uitbreiding van het aantal leeraren, vermits de aanstelling der twee nieuwe docenten , ofschoon in Mei 1870 toegestaan, eerst in 'September daaraanvolgende plaats vond, zoodat de gowenschte splitsing deitalrijkst bezochte klasse eerst met den nieuwen cursus 1870/71 is kunnen worden ingevoerd. Omtrent het gedrag der leerlingen en hun ijver voor studie en lectuur blijft het algemeen getuigenis der leeraren gunstig. Door de studenten voor taal-, land- en volkenkunde°(voor welke afdeeling het beginsel van vrije studie in zijn geheelen omvang is aangenomen) werden de collégien zeer geregeld en met vrucht bezocht. Aan het overgangsexamen der hoogere burgerschool namen 77 leerlingen deel, waarvan 1 vóór den afloop van het examen de inrigting verliet. Van de 76 overigen konden , even als in 't vorig jaar (toen het aantal deelnemers 80 beliep), 26 niet tot eene hoogere klasse overgaan, hetgeen nogtans voor do meesten, hun aanleg in aanmerking genomen, niet aan gebrek aan ijver kon geweten wordenVoor de eerste maal werd het eindexamen der hoogere burgerschool afgenomen. De daartoe door den Gouverneur-Generaal benoemde commissie, waarin eenige leden van het collegie van curatoren en de directeur der inrigting zitting hadden, was uitgenoodigd geworden om bij het afnemen van dit examen als leiddraad te nemen de ten behoeve der Nederlandsche commissien voor de eindexamens der hoogere burgerscholen hier te lande gegeven voorschriften , vervat in het Koninklijk besluit van 10 Maar' 1870 [Nederlandsch Staatsblad n». 49). De drie leerlingen van het 5de studiejaar, die aan het examen deelnamen (September 1870), verkregen alle» het diploma. Door 6 anderen van datzelfde studiejaar werd het gedeelte A, door 8 studonten van het^2de studiejaar der afdeeling » taal-, land en volkenkunde " het gedeelte P van het groot ambtenaars-examen met goed gevolg afgelegdHet volgends staatje geeft eene recapitulatie van het aanwezig getal leerlingen en studenten op 1 Octobei 1869, de in den loop van den cursus daarin voorgekomen veranderingen, zoomede van de aanwezige sterkte bij h« begin van den cursus 1870/71.
(1) In de volgende maand zal ook het stoomschip Prins Hendrik in de vaart komen.
(1) Naar diezelfde paragraaph zij ook verwezen voor de onlang-s ' 't belang- der stoomvaart op Indie in 't algemeen, door den Gouverneur Generaal ten behoeve van stoomschepen toegestane afwijkingen van "• bepalingen op het laden en lossen van goederen.
83
Afdeeling >> hoogere burgerschool."
Istestu diejaar,
2de
3de »
4de »
5de »
Toehoorders.
§ A .3° 'B O N O C ^ , f e « o ß > K « ^ =e B OS •—. • I H t o OS DÇoo t o
i ^ ai H « = S< 03 tK 05 _B ^ . B S O
: B > " ** M
Afdeeling "taal-, land en volkenkunde".
Eene splitsing Daar gelang f \an het stu-} ^iejaar is nie tl opgegeven.
33
27
20
14
100
10
t» -B O . œ r* 8<3 S
ß K » 05 g M ' B rH X^~fl 03 , B B
2 &C S ß %* + ^ B &0 " 'u p.5 IB 'B © 'B 03 « B S ß 05 ' S 2-5 § 3 03 03
O
34
27
20
16
104
14
2 M 3 B i-. *^ 3 SO u "S
'B 05 'B 05 ^ ß £ - ° . . 5 05 ' B j H 03 HH
Aanwezig bij het eind van den cursus (September 1870).
16
a 32
e 11
a t*
10
18
10
43
16
29
'B °
05 B - g 05 ,3 |£ 03 3 60 S 03 . S O fi H
g OM 'B O N Z. 05 BCLfe « H a > b c3
S ? 5 HH U O ß O w
AANMERKINGEN.
26
25
16 541
114
72
c l
42
/ 9
d 114
12
a. Van de 32 leerlingen die de afdeeling " hoogere burgerschool " verlieten, geschiedde dit bij 1 wegens ziekte, 2 wegens finantieel onvermogen, 5 wegens vertrek naar Europa, 6 na afgelegd ambtenaars-examen (gedeelte A), 3 na afgelegd eindexamen der afdeeling »hoogere burgerschool," 2 om in gouvernementsdienst te treden,' 1 om tot architect, 1 om in den'handel te worden opgeleid, 2 om elders hunne opleiding te ontvangen , 3 om hunne studiën zelfstandig voort te zetten en 6 met het voornemen om later terug te keeren.
b. Hiervan 4 oudleerlingen en 37 nieuw ingeschrevenen. Aan het toelatingsexamen werd deel genomen door 55 en voldaan door 40 jonge lieden, 3 van de laatsten lieten zich echter niet inschrijven.
. Oudleerling aan wien vergund werd de lessen in het 4de en 5de studiejaar als toehoorder te volgen.
d. Hiervan 61 internen en 53 externen.
Hiervan vertrok 1 om zijne studiën voor het gedeelte A van het ambtenaars-examen voort te zetten, 2 om in Nederland voor gedeelte B van dat examen te gaan studeren, terwijl de 8 overige bedoeld examen B te Batavia met goed gevolg aflegden.
, Hiervan 4 leerlingen der afdeeling »hoogere burgerschool'', die in September 1870 examen A hadden afgelegd en 5 nieuwe leerlingen.
Over eene gelijkstelling van het gymnasium te Batavia •Det eene hoogere burgerschool in Nederland ten opzigte van de regten aan het diploma van goed volbragt eindexamen verbonden, welk diploma voortaan ook in Indie 'e verkrijgen zal zijn door personen die het onderwijs aan Zodanige inrigting niet hebben bijgewoond (1), zijn overwegingen aanhangig. Gedurende het schooljaar 1868/69 bedroegen de uitgaven <W inrigting f 151900 en de ontvangsten f 41560; voor tfen cursus 1869/70 waren deze cijfers respectivelijk f 150108 eQ f 43 810. Aan de huishouding werd in het jongste schooljaar uitgegeven f 45 888, aan tractementen van leerden , opvoeders, administrateur, geneesheer, suppoosten enz. f 104 220. Gerekend over de dienstjaren 1869 en 1870 Waren de cijfers als volgt :
, (!) Vergelijk het medegedeelde in hoofdstuk W, § i, betreffende de "ersiening der verordening van 10 September 1864, omtrent het benoemen van ambtenaren bij de burgerlijke dienst in Indie.
1869.
Uitgaven f 153 515
Ontvangsten. 42 080
1870.
f 158 464
43 365
De in 't vorig verslag bedoelde uitbreiding op grootere schaal van het natuur- en scheikundig kabinet had in 1870 nog niet kunnen plaats vinden. Een eersto gedeelte deiuit Nederland gevraagde toestellen, instrumenten enz. is vóór weinige maanden verzonden. De eerste Koning van Siam stelde, ter herinnering aan het door hem in Maart 1871 aan het gymnasium gebragt bezoek, bij zijn vertrek van Java (zie hoofdstuk C, § 1, hiervoren) eene som van f 10 000 ter beschikking van het collegie van curatoren, met het doel om daarmede eene beurs te vormen, waaruit een zoon van een verdienstelijk landsdienaar bij de instelling zal kunnen worden onderwezen en opgevoed.
Ambacl*tsschool te Soerabaija. Het getal leerlingen ver
84
meerderde met 4. Tegen 22 in December 1869, telde de inrigting er 26 op het einde van 1870, waarvan 2 in de hoogste, 11 in de middelste en 13 in de laagste klasse. Even als in het voorafgegane jaar werd de school achtereenvolgens door 39 leerlingen bezocht. 13 leerlingen verlieten de school: met welke bestemming kon niet worden opgegeven. Aan den lsten onderwijzer werd in het begin van 1871 en sedert ook aan den 2den onderwijzer wegens ziekte verlof naar Nederland verleend. Gemis aan geschikte candidaten deed aanvankelijk moeijelijkheid ondervinden om in deze vacatures te voorzien. De voorziening heeft echter sedert plaats gehad. Omtrent de resultaten en den toestand van het onderwijs kon over het afgeloopen jaar niet gunstiger worden berigt dan vroeger. Aangezien geen der leerlingen genoegzaam gevorderd was om in eene hoogere klasse over te gaan bleef het openbaar examen ditmaal achterwege. De voorstellen betreffende eené hervorming van de ambachtsschool in eene industrieschool (zie het vorig verslag bladz. 60; bleven in Indie nog in behandeling.
Lager onderwijs. De werking der verordeningen op het lager onderwijs voor Europeanen en met dezen gelijkgestelden {Indisch Staatsblad 1868, n°. 81 en 82) liet over het algemeen weinig te wenschen over. Aangaande sommige harer bepalingen had echter de ondervinding de wenschelijkheid eener wijziging aan het licht gebragt. Die wijzigingen betroffen onder andere: het aannemen eener betere verhouding van het getal hulponderwijzers tot dat der leerlingen, wier ontwikkeling, vooral in de laagste klassen, doorgaans zeer veel te wenschen overlaat en wier onderwijs derhalve veel tijd en moeite kost; — het zoo min mogelijk bezigen van kweekelingen , van welk hulppersoneel men slechts zeer weinig diensten ondervond ; — het schenken Tan meerdere vrijheid aan de inspecteurs van het school
wezen omtrent het al dan niet herhalen, meer dan eenmaa' 'sjaars, van het bezoek der scholen in hun ressort;—b e
aannemen eener betere tijdsverdeeling voor het onderwijs def
verschillende klassen; — het stellen van regelen ter bevor
dering eener meer gelijkmatige toepassing van het tartf' van schoolgelden, enz. (1). Wat den toestand van het lager onderwijs geduren«9
1870 betreft, viel ten aanzien van het openbaar onderwijs i in weerwil van de vele in 't vorig verslag (bladz. 62) vet' melde bezwaren die dat onderwijs in Indie in den vt*& staan, eenige vooruitgang niet te miskennen. Werktuig6' lijkheid, waar deze bestond, maakte meer en meer plaat' voor een ontwikkelenden leergang en voor ruimere opvat' ting van het doel van het onderwijs. Ten aanzien der bijzondere scholen getuigen do versla' gen der inspecteurs wel is waar mede van eenigen voor uitgang, doch tevens met de opmerking — enkele gunstig6
uitzonderingen daargelaten — dat veelal nog te wein'ê wordt gestreefd naar ontwikkeling van het verstand. Zul»' wordt voornamelijk toegeschreven aan het maar al te vaa* toegeven door de onderwijzers aan het verlangen van vele
ouders om hunne kinderen , op welke wijze dan ook, z°° ver te brengen, dat zij reeds vroegtijdig aan het middel' baar onderwijs kunnen deel nemen. Het groote meerendeel der scholen werd in het afge' loopen jaar door de drie inspecteurs, ieder in hun ressort' geregeld twee malen, al de overige ééns bezocht. Terwijl eene statistiek van het bijzonder onderwijs laget
hare plaats vindt, volge hier een algemeen overzigt va" het aantal enz. der openbare lagere scholen op het einde va' 1869 en 1870.
(1) De uitvaardiging dezer wijzigingen wacht op de gevraagde mag tiging des Konings. Eene voordragt, strekkende om die magtigö>« voor zooveel vereischt, te verleenen en waarop reeds de Raad van Sta' is gehoord, is op dit oogenblik bij het Departement van Kolonien ' eindbewerking.
85
Si _ •U9}sSaBAiao J9p 5}9JJJB va ' 2ajia99i agd ppppiuioS u9}so;ji
Jaar
lijksche
inkomsten.
Jaar
lijksche
uitgaven.
Aantal leerlingen die in den loop van het jaar de school verlieten.
•U9Î0U9S ngqqgq 9} sftiAjap -UO pU90p{OA J9pn02
•SflAl -jspno ptOOJJOA B^J
•U9SUJJJ9JS00 9pm99JA U9 BJ9pUB]UI
a a) > u <S a
Aantal leerlingen. Aantal onderwijzers in
active dienst. (1)
Aantal
gou vernementsscholen.
•essBiq 9}SSBBJ gp ni
•9SSBJ3[ 9}«S00q 9p UI
•U9UTBZ 9J,
•9pU9|BJ9q !)9Ij£
•gpnaj'Bjgg;
•U9UTBZ 9X
•n9§UJI9^99Ai2I
•sj9z(tM.J9pnodjnjj
•sj9zfiAijepuopjoojj
•TOUTBZ 9J,
•uoSnjwjzgqugjmg;
•BjnpBJÇ U9 BABJ»
Ultimo
December ven
(7)
f 95,62
(7)
f 103 027
(7)
f 488 401
1665
1235
— H * CO t>0» rH
(5)266
(6)193
2347
2060
© »o
CD t >
(3)4223
(4)4030
2047
2001
2176
2029
»o co
rH rH
CO rH T-H i-H
rH TH t> CO
68
(2) 68
00 00 co co
Ci Ci rH rH
Ci Ci TH TH
1870 . . . .
1869 . . . .
a a
& a
B a
O co • * a
m
co
oo »1 a
a 00
co Ci -* a
co
TH T-H a
Od rH B
O
t> ". _
a a
a a
a a
a a
Vermeerdering.
Vermindering .
N". 8. 2.
M i> T3
i r a o
-S m m OJ CJ
a; H 3
m U
* T te o T-I d o >ra -^ 3
O on i-H
C a! > CD 13 a CD
A
C i CO CO T-H
a
n cn Sf a
tu
tu CP f* -M •—< T-H
Ö OJ
O a 0J
w
GLi c3
T i
m o A
« a o
rs W .9
MH O u a> >
o a <P ' d a s s> a ^ tu CP
a
(!) S
f/) o
'O a o 1 t/J c CD a O a u OJ > s o
a a> T3 U CP 'W
M o 1 3
r^ a OJ
OJ X ) C!) OJ t* - M
OJ T l >ra CO
T 0)
Oi OJ
OJ ' O
• * r H
a o;
0J -*-> • r a o fcß _a OJ ^ 3
cp * -M
CO r H
m a 0) > OJ a OJ taoA n
O
» cp WJ
tfl
J4
§ r §
o CO CP 'T}
J3
t o
CP K
n
T-H t ~ a OJ
CP 1 1
CP CD l* H>-»
• • 86
Het getal openbare lagere scholen onderging^ in 1870 geene verandering; dat der leerlingen echter beliep onder ultimo 1870, 193 meer dan het jaar te voren._ (L) De twee nieuwe scholen, tot welker oprigting blijkens het vorig verslag besloten was, te Sitoebondo (Bezoeki) en te Telok-Betong (Lampongsche districten), konden vóór het eind van 1870 nog niet geopend worden. (2) Voor sommige plaatsen, zoo op als buiten Java, is de oprigting van scholen in overweging. In afwijking van het aangenomen beginsel, dat de oprigting van eene school afhankelijk maakt var. de aanwezigheid van minstens 20 kinderen (vergelijk het vorig verslag, bladz. 62), werd aangenomen (Januarij 1871), dat tot het oprigten van scholen in de bezittingen buiten Java en Madura kan worden besloten bij een minimum-getal van 15 kinderen, en tevens bepaald dat dit cijfer voor de hoofdplaatsen der residentien niet behoeft te worden bereikt, indien de behoefte op aannemelijke gronden kan worden aangetoond. In 1870 traden in Indie bij het openbaar lager onderwijs 5 personen in dienst, waarvan 1 als onderwijzer der 2de klasse (welke klasse het bezit van den hoofdonderwijzersaang vordert) en 4 als onderwijzer der 3de_ klasse, voor welke klasse met den rang van hulponderwijzer kan worden volstaan. De 8 hulponderwijzers, die onder ultimo
(1) Zie omtrent de toelating- van inlanders op de Europesche openbare lagere scholen het lager vermelde in § 2 dezer afdeelinç (bladz. 89).
(2) De laatste is sedert Maart 1871 in werking.
1869 nog als waarnemend hoofdonderwijzer werkzaam waren , werden in 1870 allen teruggeplaatst in hun vorigerang of op verzoek eervol uit 's lands dienst ontslagen, zoodat alle scholen thans onder de leiding van eenhoofdn onderwijzer staan. De (respectivelijk voor de jaren 1870 en 1871) uit Nederland aangevraagde 8 hoofd- en 18 hulponderwijzers (onder deze laatsten de 8 in 't vorig verslag bedoeld) zijn allen op één na, die zich vóór zijne uitzending terugtrok, achtereenvolgens ter beschikking van de Indische Regering gesteld, de laatste 14 in Januarij 1871. Van de 17 hulponderwijzers hadden 10 den rang van hoofdonderwijzer. Maatregelen waren genomen om met de te Batavia te openen normaallessen voor hulponderwijzers (zie het vorige verslag bladz. 62) met 1 Julij 1871 een aanvang te maken. De cursus is op twee jaren bepaald en omvat al de vakken van het programma ter verkrijging eener acte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer, bedoeld bij Indisch Staatshlad 1868, n°. 82. Aan de hoofdonderwijzers der openbare lagere en der bijzondere scholen, zoomede aan de hoofden hulponderwijzeressen is het vergund bij de lessen tegenwoordig te zijn. De volgende staat geeft een overzigt van de inrigtingen van bijzonder onderwijs over de jaren 1869 en 1870, wat eerstgemeld jaar betreft, aangevuld met de in 't vorig verslag ontbrekende opgaven van Meester-Cornelis en van Bima. (Van Bandjermasin, waaromtrent in't vorig verslag mede de cijfers ontbraken, is thans in 't geheel geen opgaaf gedaan.)
87
§>
s
C cä «4
•P3B}0X
•sefsiepj
•sneSnof
60 si OJ 'i ss
».g'
c
0 O
.g S
- S o i M es _ SB O CI S c3 o o ^
O h ° PH | § S
C3 t-* j _ . •s ° S ™;3 °
§.2'S
c3 et fcD 03 r a
' S »
g 8>.8 s
S 2
OS 6D M « S O !- ?„ o so R te co P P «
bc.!
CD ä _£ CD . S * — ^ j ^ j bD »s 2 3 CO r^ . £
3 te Ji
CU r~i bc g
c3 > ."S > O P
-rJH - H O l CM oo CM co o 00 "-I co >c »ra (M <M
oo »ra r-1 CO CO
00 i H C
CM
CO i—i CO
OS CD CD CM CD vO O -*
© lx «
a.
•uaAvno.T^
•uganejç
fc
•U9SS9.I -azfiAi..i9pnod|njj
•sjszftjtt..T9puod]nx-l
•n9SS9J9zflAJ8paO -pjooqPAÏjo-pjooH
00 CO
-"f l >
00 CM
1-H CM PH ^ CO "*ƒ<
•g.I9ZftjVi..I9pU0 -pjooq-pA4.jo-pjooji
•U9iot[os jtnirey
'IBBIOJ,
•sgfsigpi
CO CM r-( i - H C O r - I C M C O C D r H r - l -*
• *
o o o o o o a o « * c o c o o o » o c M ^ i r a o c M c o » o c M » r a O * i t > C D * - H CM (M rH CO CO CO rH CO T H I O C N C M T H r H i - H C M CD »ra CO o o CM
0 0 O C 0 0 0 O C 0 C 0 0 0 C M C 0 0 5 * O C M r i a 0 < M O O t > . - # CD C M O T M CO i l C 0 r - ( T H C M ' > - I r - I r - I - * CO CM Ci - I CO
•sugSaof
Si
<X)
d o CO o PH
•n9Avno.iA
•ugunupj
•U9SS9J -9zfiM.i9pnodpaj[
O 00 (M CO -H CM
- ^ CO O O CO C75 »O O l r-l CO O CM ! > 00 oo CD
co CM
•sjgzfiAi.rapuodpjj
•n9SS9J9zftMJ9pno •pjooq-pMjo-pjooH
•SJ9zflAi.J9pU0 -pjooq-pM.jo-pjooH
C l CM
•trajoips jwjiiBy
C 0 C M T - 4 r H ^ H O l - H C M C M Ï > T - ( i H r H r H T - l i H T - l r H T H T - C 1—t
CO . . . . . • 1
O . f l - r » • • * ° a hn • -î-î «• * • • . 9 « „ i ï f , i Ä l « J ï ï . K .a • g s § | § S | ä § i g ^ g . | § ^ * - g g , | i | s ^ i j - s j 8 5 s s I .a i ? 1 ,a I p q S M O P - i ! » ^ a 2 « a ! S P - i P M S P c o W P H S W
OS
CE
Px
es C3 ^-* o H
88
De gelegenheid tot het afleggen van examen ter bekorning van eene acte van bekwaamheid tot het geven van schoolen huisonderwijs, werd in 1870 tweemaal opengesteld te Batavia, Samarang, Soerabaija, Soerakarta, Macassar,
Amboina en Padang. In het geheel hebben zich tot afleggen van examen 58 persoieu aangemeld tegen 67 I 1869. De uitkomsten dier examens kunnen blijken uit ße
volgende staatje.
1870.
Toegelaten
Afgewezen.
1869.
Toegelaten .
Afgewezen. .
Aantal candidaten ter verkrijging eener acte van bekwaamheid als:
'O a o 'O o o w
4
10
14
14
'O a o
t—* 3 Hl
o 'O a o
O O «
'O a o fi« 13 W
u <o ' O • O CQ 'B n
OQ ©
©
ÏÎH»
CD ' O a o CO • FH 3 M
3
2
2
2
• g fm CD ' O n
8 1 f*
'S ° a m O
1)
2
5
1
i 60 O o tu CD •d «'S
§_§ IH»-« £• °
C? M
CD S ' S * O
»
1
»
n
'a
01 'g 00 CD &0
o ' O
d
03 CO S CD
CD S N M :z? o 5 <*>
T" o
a _: .a
£ 5
r—' crt c8 +•»
o
3 'O
2
>
»
j
i a
o 'O a • i-H
S 5 © -^
U CO «'S 'g U) O
3
1
2
))
1 CO • rH
CD ' O
C • FH
( d CD
F 'O
CD a 'S-S o
2
»
1
1
a a CD
1 'H »5 O CD
P Ö . 3 © © 'o a a •*" P CO o CD o CD ^
: = > a 5 CD
CD CD 'O te o
§ 2. Foor inlanders. (1)
Zoo als in 't vorig verslag (bladz. 64) werd medegedeeld, waren tegen den aard en de strekking van het Koninklijk besluit van 30 Mei 1868, n°. 37, regelende de grondslagen voor het onderwijs van gouvernementswege aan de inlandsche bevolking van Nederlandsch Indie te geven, bij de Indische Regering bedenkingen gerezen, die haar de afkondiging hadden doen uitstellen. De punten van verschil betroffen voornamelijk de taal, in welke buiten Java en Madura onderwijs zou gegeven worden , en het oprigten van meerdere kweekscholen indan wel van eene centraal-kweekschool voor de buitenbezittingen. Ofschoon de gemaakte bedenkingen door het Opperbestuur niet van zoodanig gewigt werden bevonden dat zij het uitstel der afkondiging konden regtvaardigen, is echter in de zoowel in Indie als hier te lande over het onderwerp geleverde beschouwingen , nu de afkondiging toch niet had plaats gehad, aanleiding genomen tot eenige nadere voorzieningen , die deels tot verduidelijking strekken, deels zullen medewerken tot de praktische uitvoerbaarheid der aangenomen grondslagen. Zoo is het beginsel omtrent onderwijs in de volkstaal ook voor de buitenbezittingen, alwaar de GouverneurGeneraal het Maleisch in de plaats wilde hebben gesteld, behouden gebleven; maar de bepaling van het besluit van 1868, dat waar de volkstaal voor het onderwijs onbruikbaar is, eene andere taal kan gebezigd worden, die in de streek waar de school gelegen is, mede door de bevolking verstaan wordt, vervangen door het de bedoeling beter uitdrukkende voorschrift, dat in zoodanig geval in het Maleisch wordt onderwezen. Zoo is onder de opsomming
(1) Van het jaarlijks te Batavia verschijnende uitvoerig verslag n o pens den toestand van het inlandsch onderwijs heeft dat over 1867 in het afgeloopen jaar het licht gezien; terwijl dat over 1868 in het eerste semester 1871 ter perse is gegaan. Van het eerste is een exemplaar aan de Staten-Generaal aangeboden bij brief van den Minister van Kolonien van 21 Maart 1871, n°. 13. Over de opleiding van inlanders zoowel tot genees- en verloskundigen als tot veeartsen, wordt gehandeld in afd. V van het tegenwoordig hoofdstuk Omtrent de bestaande gelegenheid voor inlandsche militairen tot het erlangen van schoolonderwijs bij de corpsen, zie men de rubriek » dorpsscholen en inlandsch onderwijs " in hoofdstuk D , g 3 hiervoren.
in het besluit van 1868 der vakken, waarin buiten . schrijven en rekenen, op de gouvernements- inlands'^ school onderrigt kan worden gegeven, ook opgenomen kennis van een of meer inlandsche talen en van de Nedf ( landsche taal. Eene andere nieuwe bepaling heeft de strekKi' om te doen uitkomen, dat de opsomming van verpligte I facultative leervakken (voor de gewone scholen) niet &. sluit het denkbeeld van meer uitgebreid onderwijs V°j inlanders, wanneer daartoe gelegenheid bestaat, be"] in afzonderlijke inrigtingen , hetzij in inrigtingen aan ee". kweekschool voor inlandsche onderwijzers verbonden. 0" is door de nadere bepalingen bevoegdheid geschonken : °\ bij gebreke van hoofdonderwijzers, hulponderwijzers w delijk aan het hoofd eener school te plaatsen ; om den J,( specteur van het inlandsch onderwijs één of meer (inst^ van één) adjuncten toe te voegen, met vermelding te***1
dat het toezigt van den inspecteur en zijne adjuncten oöK contrôle staat van den directeur van onderwijs enz., ^ laatste in het besluit van 1868 niet uitdrukkelijk was \ paald, en eindelijk om , waar geene plaatselijke scb° commissien kunnen worden aangesteld, een punt w«* omtrent het besluit van 1868 geene voorziening bev»'/ tijdelijk op andere wijze in het schooltoezigt te voor«'0, Eene verdere aanvulling, in de laatste plaats , had * de strekking om aan de in dienst zijnde onderwijl', hulponderwijzers en kweekelingen , mits geschikt, het " houd hunner tegenwoordige betrekkingen te waarborg*, doch de regels voor de bevordering dezer hulponderwïj2 | en kweekelingen over te laten aan den Gouverneur-Gener" Liever dan deze verschillende nadere bepalingen op | nemen in een afzonderlijk aanvullings-besluit, te gelijk te kondigen met dat van 30 Mei 1868 , n°. 37, werd voorkeur gegeven aan de zamensmelting tot ééne verof ning. De nieuwe redactie is, met intrekking van het ofy spronkelijk besluit, nedergelegd in het Koninklijk bes' van 3 Mei 1871, n°. 17. (1)
(1) Sedert in Indie afgekondigd bij besluit van den Gouvern6 ,,< Generaal van 22 Julij 1871 {Indisch. Staatsblad n°. 104). De dire°y van onderwijs, eeredienst en nijverheid is uitgenoodigd om met »t u spoed dien het gewigt der zaak gedoogt, de noodige voorstellen té ^ tot verzekering van de werking, uitvoering en toepassing der bepaWj* van het afgekondigd besluit en wel in de eerste plaats omtrent de rigting van nieuwe kweekscholen.
IJ »che kehi de i tine «teil »tul, &ed «elv
'ai u 'igd Dorr 'Int stee I "pv. har non »ch toet dan J «nia 'en kos «eh, ver dee »ad blij nie, der J *ei aar o m ve s til der te »eh §ui Me
00< I au,
«iii Vol »ai on<
«ei ( »0( «n Ua *a,
l i j
"ei
spi
he
Hl: hi: op ve zu ft« ft'H tl)
on
W
Vo, v(J v a «o. lee
89
tot , 67'» uit i«'
45
2*
! leze»;
neu " Ned6
reklsi' •igte L iet «i
i s A he« J' I
• o)»1 tij'
an in. an :ers den * instil tev«;
n o »
vas sen"01
, e v < 3orZ'e
lad ^ vijzelfa; het f8' b o r t * .-wiF,' 3ne.>
elljK verd
Uitgaande van het beginsel, dat bij de oprigting van s<Aolen voor den inlander voornamelijk te letten valt op de •ehoefte der aanzienlijkste standen , waaruit in den regel Jp inlandsche ambtenaren voortkomen , zonder daarom de 'loderen van mindere afkomst van het onderwijs te weren , stelt het bewuste besluit voorop : de opleiding van geschikte onderwijzers in kweekscholen in verschillende gedeelten van Nederlandsch Indie en hunne verdere vorming op de scholen 2elve , terwijl naar gelang van het getal beschikbare onderwijzers door den Gouverneur-Generaal scholen in Nederyidsch Indie worden opgerigt. Uitdrukkelijk is bekrachllgd het reeds in 1865 door de Indische Regering aangeH'mien beginsel {Bijblad op het Indisch Staatsblad n°. 1694), ^ t onder de vakken van onderwijs op de kweekscholen steeds wordt opgenomen de kennis der Nederlandsche taal.
Ten einde de bevolking geen verkeerde denkwijze te doen Jpvatten aangaande het doel dat de Regering bij het van harentwege gegeven onderwijs beoogt, is de bepaling opge"oraen , dat alle godsdienstig onderwijs zoowel op de kweekscholen als op de overige inlandsche scholen is verboden, "Bet bevoegdheid nogtans om de schoollocalen voor zoonig onderwijs beschikbaar te stellen buiten de schooluren. Met betrekking tot de kosten van het gouvernements l nlandsch onderwijs verklaart het besluit dat deze komen !en laste van den lande. Ter tegemoetkoming in deze bosten wordt op alle scholen , behalve op de kweekscholen , Schoolgeld geheven. Hiervan zijn uitgezonderd •— zoo luidt verder het betrekkelijk artikel — de scholen in die gebelten van Nederlandsch Indie, waar tot dus verre gratis pderwijs werd gegeven, mits de bevolking aldaar zich "lijve belasten met het oprigten, onderhouden en vernieuwen der schoolgebouwen, behoudens medewerking en ondersteuning van regeringswege waar die gevorderd worden. Een eerste vereischte om de verordening eene vruchtbare Werking te verzekeren, is de zorg voor een genoegzaam a*ntal onderwijzers. T e dien einde is magtiging verleend Ooa het aantal kweekelingen aan elk der twee op J a v a gematigde kweekscholen in 1872 te brengen van 30 op 50, *n is de Gouverneur-Generaal, met vrijlating in de keuze ^er plaatsen, aangeschreven ten spoedigste voorstellen in ' e dienen omtrent de oprigting van drie nieuwe kweekscholen op gelijke schaal als de twee op J a v a en wel: op ^Umatra's Westkust, in de Molukken en in de residentie Menado, zonder daarom voorstellen tot oprigting van anders Boodig geachte kweekscholen achterwege te laten. in het belang der verkrijging van genoegzame stof'voor i n s t a a n d onderwijzerspersoneel is de Indische Regering Ojiderhouden over het ontwerpen eener herziening, in nag g i n g van het reeds voor Menado verordende (zie lager), ^'àr\ de velerlei bepalingen, die de bezoldigingen van het °nderwijzend personeel in de overige buitenbezittingen r egelen, welks inkomsten voor het meerendeel zóó gering 'lJo , dat daarin weinig aanmoediging tot het kiezen van ' e n onderwijzersstand kan gelegen zijn. omtrent de behoefte aan een of meer inrigtingen van °ortgezet lager of middelbaar onderwijs voor inlanders
j n de beste wijze van voorziening daarin, is reeds in 't a&tst van 1870 een overleg uitgelokt tusschen de directeuren
eror' iet oo, besi*
S S * at »t
n te'
t de °P
*" binnenlandsch bestuur, van onderwijs, eeredienst en ?\1 verheid en van justitie (met laatstgenoemde voor zooveel eti'eft de vroeger ter sprake gebragte wenschelijkheid eener .Peeiale opleiding voor aanstaande inlandsche officieren van •justitie). Aanleiding hiertoe vond de Indische Regering in fet onder de inlandsche ambtenaren zoo van den eersten ?js van minderen rang, opgemerkte streven om aan hunne '"deren en enkele hunner familiebetrekkingen eene betere °P'eiding te geven dan hun de gewone inlandsche school Vei'schaft. Bij het ontwerpen van voorstellen ter zake **1 , in' verband met 's Konings besluit van 3 Mei 1871, • 17, tevens moeten worden overwogen, of het bewuste . eer uitgebreid onderwijs zal behooren gegeven te worden 11 afzonderlijke inrigtingen dan wel in inrigtingen aan nderwijzers-kweekscholen verbonden. , tiet denkbeeld eener opleiding in Nederland van inat>dsche jongelieden tot onderwijzers speciaal bestemd °or de kweekscholen of voor de evenbedoelde scholen °°i' meer uitgebreid lager onderwijs, maakt nog een punt a n behandeling uit. Omtrent het nemen eener proef'met .°°danige opleiding, waarvoor eenige der uitstekendste eei'lingen van de kweekscholen zouden moeten in aanN°. 8 . 2.
merking komen, is de Gouverneur-Generaal verzocht zijn gevoelen te doen kennen. Ten aanzien der toelating van inlanders op de scholen voor Europeanen (Indisch Staatsblad 1868, n°. 135) is aan de Indische Regering onlangs in overweging gegeven om van eerstgenoemden eene zekere mate van kennis te vorderen, genoeg om hen zonder bezwaar met de laagste klasse te kunnen doen beginnen. Die voorwaarde zal geenszins het karakter eener beperking moeten d r a g e n , maar alleen moeten strekken als maatregel in het belang van het onderwijs zelf.
In afwachting der besproken eindbeslissing omtrent de grondregeling van het inlandsch onderwijs, bepaalde zich inmiddels de Indische Regering, even als blijkens het jongste verslag, bladz. 64 en 6 5 , weder tot zoodanige regelingen als, zonder inbreuk te maken op de aan te nemen grondslagen, voor eene dadelijke behandeling vatbaar werden geacht. Werd in het aangehaald verslag als zoodanig onder andere gewezen op de bepalingen omtrent de kostelooze verstrekking van leermiddelen en schrijfbehoeften aan de leerlingen der gouvernements inlandsche scholen op J a v a en M a d u r a en in de residentie Menado (1) (wat laatstbedoelde scholen betreft tegen invoering met 1 Januarij 1871 der aldaar nog niet bestaande heffing van schoolgeld), sedert werd ook eene regeling getroffen , wat de gouvernementsscholen op J a v a en Madura a a n g a a t , omtrent de uitreiking ten laste van 's lands kas van prijzen bij gelegenheid der jaarlijksche examens, en wat bedoelde scholen in de Minahassa en Gorontalo betreft, o m trent de geldelijke belangen van de onderwijzers en van het hun ter zijde staande (tot dus ver onbezoldigd) hulppersoneel (Indisch Staatsblad 1871, n°. 44).
Vermelding verdient ook eene aanschrijving van den Gouverneur-Generaal aan de hoofden van gewestelijk bestuur op J a v a en M a d u r a , van Julij 1870, waarbij de belangen van het inlandsch onderwijs aan hunne naauwo-ezette zorg werden aanbevolen , met uitnoodiging om alles aan te wenden en te doen aanwenden wat tot een beteren toestand van dat onderwijs zou kunnen bijdragen, daarbij inzonderheid in het oog houdende, dat geen degelijk onderwijs mogelijk is zonder bekwame onderwijzers. Met betrekking tot de hulpmiddelen voor het inlandsch onderwijs kan gezegd, dat onlangs besloten is tot het uitschrijven , met toepassing van de regelen in n°. 2289 van het Bijblad op het Indisch Staatsblad (zie het vorig verslag, bladz. 70), van prijsvragen voor het vervaardigen in het Maleisch, Javaansch of Soendaneesch, dan wel in het Nederlandsch van de volgende voor den inlander geschikte leer- en leesboeken, als: 1°. eene beschrijving van het heelal, ook geschikt als handboek voor het elementair onderwijs; 2°. eene handleiding voor de beginselen der physica, beide werken voor zooveel noodig opgehelderd door eenvoudige afbeeldingen tusschen den tekst ; en 3°. een populair leesboek over de staathuishoudkunde, met toepassing op Indische toestanden en op het dagelijksch leven van den inlander.
Gedurende 1870 werden aan vijf personen voor het vervaardigen van nuttige werkjes ten dienste van het inlandsch onderwijs of'ter verspreiding van kennis in 't algemeen, belooningen uitgereikt tot een bedrag van f 2275, namelijk voor 2 werkjes in het Javaansch, 1 in het Maleisch en 1 in het Mandhelingsch, zoomede voor het vervaardigen van teekenvoorbeelden (waarover lager). Eerepenningen werden in 1870 niet toegekend. De v r a a g , in hoever de medewerking der Maatschappij » tot N u t van den J a v a a n " in het uitgeven van schoolboeken voor het inlandsch onderwijs wenschelijk voorkomt (zie het vorig verslag, bladz. 64) is door de Indische Regering in September 1870 beantwoord met de mededeeling , dat met belangstelling van de door de Maatschappij aangeboden bescheiden was kennis genomen, doch dat daarin voor 's hands geen aanleiding was gevonden tot dadelijke beschikkingen. Het aantal plaatsen, waar voor den inlander bestemde
(t) Daaronder niet begrepen de scholen op de Sangir- en Talauteilanden, tot verbetering van wier toestand voor het oogenblik niets anders te doen stond dan eene aanschaffing van betere leermiddelen en schoolbehoeften. Daartoe is in Maart jl. voorloopig eerie som van f 100O beschikbaar gesteld. 23
90
boeken van regeringswege zijn verkrijgbaar gesteld, werd niet vermeerderd, hetgeen ook bij de kostelooze verstrekking aan de gouvernements inlandsche scholen van leermiddelen en van ter landsdrukkerij uitgegeven boekwerken , hoe langer hoe minder noodig zal worden. Bedoelde instelling leverde aan leer- en leesboeken voor den inlander af:
JAREN.
-IRB8. . . _ . .
1870.
Aantal exemplaren.
Java en Madura.
13 587
14 362
14 185
15 344
Buiten
bezittingen.
12 640
3 276
10 750
5 000
Eene lijst van de boeken, welker uitgave van regeringswege is bevolen ten behoeve van den inlander, zich aansluitende en door bijvoeging der titels of bestemming der boeken in de Nederlandsche taal, aanvullende die bij het vorig verslag als bijlage lit. P overgelegd , wordt thans onder lit. O bijgevoegd. Er blijkt tevens uit , dat ook de aanschaffing plaats had van eenige voor bijzondere rekening uitgegeven inlandsche werken. De omstandigheid dat de landsdrukkerij in den loop van 1870 verbouwd en de stoommachine , waarmede de persen gedreven worden, was afgebroken, is oorzaak geweest, dat bij het velerlei werk , dat geene vertraging duldde, het drukken of herdrukken van inlandsche boekjes slechts uiterst langzaam vorderde. Echter zijn sedert maatregelen genomen om den achterstand op te ruimen. Ter voorziening in de behoefte aan teekenvoorbeelden op de inlandsche scholen op Java en Madura ten behoeve van eenigzins meer gevorderden zijn een 24tal goede afbeeldingen van voorwerpen uit de dagelijksche omgevingvan den inlander (voornamelijk van den Soendanees) van regeringswege aangekocht , die hier te lande zullen worden op steen gebragt. Ook zijn eenige gelden en photographische afbeeldingen ter beschikking gesteld van den heer K. F. HOLLE voor het verzamelen van gegevens tot zamenstelling van voor de inlandsche jöugd geschikte schoolprenten. Zoo als bekend, is in de laatste jaren van regeringswege ook gezorgd voor hulpmiddelen bij het onderwijs in het metriek stelsel van maten en gewigten op de inlandsche scholen. Nevens handleidingen ten gebruike bij dat onderwijs zoowel in het Javaansch als in het Soendaneesch zijn ook volledige stellen van maten en gewigten aan een aantal scholen verstrekt , terwijl eenige proefbladen van een zoogenaamd schooltableau van maten en gewigten volgens het metriek stelsel, uit Nederland werden ontvangen , ten einde, bij bevonden bruikbaarheid, door bijvoeging van Javaansche en Maleische opschriften als anderzins, voorde inlandsche scholen te worden geschikt gemaakt. Onlangs is uit Indie berigt geworden , dat over de doelmatigheid van zoodanig tableau (welks aanvulling met eene legenda in inlandsche talen bovendien bezwaar inheeft, omdat zelfs het Maleisch of Javaansch nog geen uitdrukkingen bezitten voor de technische benamingen van het metriek stelsel), geen bepaald oordeel kon worden uitgesproken, zoolang niet omtrent de wijze waarop dit stelsel bij algemeenen maatregel in Indie zal worden ingevoerd , meerdere zekerheid zal zijn verkregen. Volgens den inspecteur van het inlandsch onderwijs is dan ook het uitblijven der werkelijke invoering in Nederlandsch Indie van het bewuste stelsel oorzaak, dat het onderwijs daarin van den inlander, als missende alle praktisch nut, over het algemeen slecht gegeven en nog slechter aangehoord wordt. Naar aanleiding van een en ander heeft de Gouverneur-Generaal in den aan
vang van 1871 den betrokken directeur aan de weusOM lijkheid herinnerd om de indiening van voorstellen betrei' fende de invoering van het metriek stelsel te bespoedig611
(verg. hoofdstuk 09, afdeeling V hieronder). Eene opgaaf der in de laatste drie jaren (1868—L8'"l geauthoriseerde uitgaven ter voorziening in sehoollocal611
ten dienste van den inlander, zoo op als buiten JaV>' doet zien, dat magtiging werd verleend: voor 6 plaatse11
tot het oprigten voor 's lands rekening van nieuwe schoo1' gebouwen en voor tien plaatsen tot herstellingen en vef' bouwingen van de bestaande schoollocalon, waaronder " kweekscholen te Ïanah-Batoe en te Bandong, een en ande^ tot eene (geraamde) uitgaaf van in 't geheel f 22 815. B°' vendien was gedurende genoemde jaren achtereenvolge" ten dienste van 7 scholen de inhuur van localen toegeswa" tegen prijzen van f 7,50 tot f 50 's maands.
J a v a en M a d u r a .
Kweekscholen. De 9 kweekelingen der kweekschool te
Soerakarta, die volgens het vorig verslag bij het eind van 1869 op eenen werkkring wachtten , werden sedert all6" geplaatst. Die kweekschool leverde verder drie kweekelingen, g6' schikt om tot onderwijzer benoemd te worden , welke me® zoodanige benoeming deelachtig werden, namelijk te Karang' Anjar, te Magelang en te Magettan (de twee laatsten te
vervanging van ontslagen onderwijzers), zoodat bij d« j aanvang van 1871 geen geëxamineerden van deze schooi beschikbaar waren. In de kweekschool te Bandong wachtten bij het beg10
van 1871 8 kweekelingen op het aanwezig zijn der localeO' waarin zij als onderwijzer zouden optreden (1). Onder & kweekelingen bevindt zich sedert 1866 een Balinees (verg' het verslag van 1868 bladz. 79), terwijl in den aanvaoë van lö71 een Maleische jongeling, afkomstig van De' (Sumatra's Oostkust) op de school zou worden geplaatst' Eerstbedoelde, wiens studiën ten gevolge van herhaald ziekte veel vertraging hadden ondervonden, zou in 18' als onderwijzer kunnen optreden. De Bandongsche kweekschool voldeed zeer goed a»11
hare bestemming, vooral wanneer men in aanmerking nee*1' dat haar onderwijzers-personeel bij het einde van 18' nog niet voltallig was. Beide kweekscholen gaan echter gebukt onder de moeij6' lijkheden, verbonden aan het vinden van geschikte Eui'°. pesche onderwijzers, moeijelijkheden, die van dien aaf zijn, dat men er toe is moeten overgaan de betrekking6
van tweeden en van derden onderwijzer aan de SolosC" kweekschool, bij wijze van voorloopige waarneming, op' dragen aan personen, die nimmer bij het onderwijs war6
werkzaam geweest en wier vorige loopbaan met paedagog1
op geene wijze in verband stond. Tot derden Europeschen onderwijzer te Bandong, wel"^ betrekking eerst in April 1871 is kunnen worden ver' vuld, is echter iemand benoemd die, in het bezit *1 den hulponderwijzersrang, met vrucht bij het particule onderwijs werkzaam was geweest. De bij de kweekscholen geplaatste inlandsche ond^ wijzers (die van de algemeene tractements-verhooging, " doeld bij Indisch Staatsblad 1867, n". 125, waren uitgeslpt* gebleven) zullen de toen aan hunne ambtgenooten bij gewone inlandsche scholen toegelegde verbetering van J' komsten, krachtens eene onlangs genomen beslissing, a' nog in 1872 erlangen. . Over de bevolen uitbreiding in 1872 van 30 tot 50 v*/ het bij elk der twee inrigtingen toe te laten aantal kw* , kelingen is reeds hooger gehandeld, even als over f denkbeeld eener verdere opleiding in Nederland van een1» der meest uitstekenden onder hen.
Volksschulen. Een onderzoek is ingesteld naar het ond6
wijs, dat uit den boezem der inlandsche bevolking . voortgekomen. Hoezeer dat onderzoek nog niet is * geloopen, blijkt toch dat bedoeld onderwijs, voor z°°* zulks openbaar en min of meer klassikaal wordt gegeV" ! van godsdienstigen aard is, en met behulp van een gr°
(1) Sedert zijn, voor zoover gebleken, 4 dezer kweekelingen bes geworden voor scholen in de Preanger regentschappen.
te»"
91
aantal Arabische boeken door meestal zeer onkundige priesters van minderen rang, hadji's of ouden van dagen hoogst gebrekkig wordt gegeven. Op Java bedraagt het aantal dezer priesterscholen (langars en pesantrens) eenige duizenden, welke door tienduizenden leerlingen (jongens en meisjes, mannen en vrouwen) gewoonlijk zeer ongeregeld worden bezocht. De statistieke gegevens nopens deze scholen zijn te onvolkomen om voor alsnog in meerdere opgaven te treden dan die, welke sedert 1863 (zie het verslag over dat jaar bladz. 1) geregeld worden ingediend onder de aantooningen betreffende de bevolkings-statistiek en voor 1870 te vinden zijn in bijlage A, n°. 8, hierachter. Er wordt inmiddels naar gestreefd, afzonderlijke opgaven te verkrijgen van de leerlingen , die de bedoelde scholen bezoeken met het doel om van de oudst bestaande gelegenheid voor lager onderwijs gebruik te maken , afgescheiden van hen, die bepaald godsdienstig onderwijs verlangen, zoo als op de pesantrens wordt gegeven. Scholen voor werkelijk lager onderwijs zijn hoogst zelden eigener beweging als middel van bestaan, door inlanders opgerigt. Een paar voorbeelden daarvan vindt men in de residentie Bagelen. Tal van scholen van dien aard zijn echter op Java door inlanders op aanraden en met hulp van eenig hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur of van den plaatselijken controleur (1) opgerigt, maar het onderwijs, dat in die scholen gegeven wordt, kan niet gezegd worden uitsluitend uit den boezem der inlandsche bevolking te zijn voortgekomen. Van dien aard waren vroeger de districtsscholen, aldus genaamd in tegenoverstelling van de instellingen op de hoofdplaatsen der regentschappen, aan wier hoofd door het Gouvernement bezoldigde onderwijzers staan. Die naam is nu niet meer passend, daar ook op vele hoofdplaatsen van districten gouvernementsscholen zijn, aan wier hoofd waarnemende onderwijzers staan, of wel van de kweekscholen afkomstige onderwijzers worden geplaatst, naar mate ze daarvoor beschikbaar komen. In verband ook met het hiervoren bedoeld beginsel der verordening van 3 Mei 1871 (zie de onderstaande noot) schijnt het beter deze zoogenaamde districtsscholen voortaan eenvoudig particuliere scholen te heeten , als hoedanig zij dan ook in de lager volgende tabellen zijn opgenomen. In de Preanger regentschappen waren in den laatsten
(1) Het door de grondslagen voor het (gouvernements) inlandsen 30 Mei 1868 onderwijs van bekrachtigd beginsel, dat tot oprigting van 3 Mei 1871 inlandsche scholen slechts moet worden overgegaan, naarmate men behoorlijk opgeleide onderwijzers daarbij kan aanstellen, laat voor eene medewerking als de hierbedoelde geen plaats meer.
tijd, nog met medewerking der Europesche ambtenaren, een aantal dergelijke scholen tot stand gekomen , waarop onderwijs wordt gegeven door personen, gekozen uit de uitstekendste leerlingen der gouvernementsscholen in dat gewest. De regenten verzekerden aan deze onderwijzers eene bezoldiging deels uit de schoolgelden, deels uit de belastingen, welke door de bevolking aan de regenten en priesters worden opgebragt. Vermits nu bij de invoering der reorganisatie van het stelsel van bestuur in genoemde residentie (vergelijk hoofdstuk J , afdeeling I, § 1 hiervoren) op die bijdragen uit de belastingen niet moer kon worden gerekend, en het der Indische Regering gebleken was, dat het onderwijs op schier al deze scholen gegeven (in 1871 ten getale van 44) goede vruchten droeg, achtte de GouverneurGeneraal het oorbaar maatregelen te nemen om het te niet gaan dezer inrigtingen te verhoeden, tot dat ze achtereenvolgens door gouvernementsscholen met goed gevormde onderwijzers aan het hoofd vervangen kunnen worden. Dien ten gevolge is bij een besluit van 30 Mei jl., als eene voorloopige regeling, ter beschikking van den resident der Preanger regentschappen gesteld eene som van f 6840's jaars , teneinde daaruit aan de zoodanige dezer districtsscholen die daarvoor om het gehalte van het onderwijs in aanmerking kwamen, ten getale van 38, subsidien te verleenen tot een gemiddeld bedrag van f 15 's maands per school.
Ofschoon een gewigtig bezwaar tegen een subsidie als het toegezegde gelegen was in de omstandigheid , dat de onderwijzers der bedoelde scholen niet zijn voortgekomen uit eene gouvernementskweekschod, en die onderwijzers niet genoeg geschikt zijn, om ingevolge de slotbepaling van het Koninklijk besluit van 3 Mei 1871, n°. 17 in 's lands dienst te kunnen overgaan (waardoor hunne scholen tot gouvernementsinstellingen zouden worden verheven), is echter aan de beschikking der Indische Kegering, in haar uitdrukkelijk karakter van overgangsmaatregel, de goedkeuring van het Opperbestuur niet onthouden. Door de verheffing van eene particuliere school tot gouvernementsinstelling, waar kosteloos leermiddelen verstrekt worden en de onderwijzer van gouvernementswoge wordt bezoldigd, wordt de inrigting dier school en de aard van het onderwijs, daarin gegeven, dermate gewijzigd, dat die maatregel wat uitbreiding van het onderwijs aangaat, geheel met het oprigten eener nieuwe school gelijk staat, hetgeen men niet uit het oog moet verliezen, zegt de directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid , wanneer men onder het 23tal scholen, tot welker oprigting alleen op Java en Madura de Indische Regering gedurende 1869 en 1870 besloot (gedeeltelijk reeds in 't vorig verslag vermeld), slechts 11 werkelijk nieuwe scholen telt. De bedoelde 23 scholen zijn de volgende:
Volgens beschikkingen van :
1869. December.
1870.
Maart.
Julij.
Augustus.
Idem.
_.
Nieuw op te rigten gouvernementsscholen.
Gewesten.
Samarang,
Madioen,
Kadoe,
Batavia,
idem,
idem,
idem,
Preanger regent- x/ schappen,
Idem,
Idem,
Idem,
Plaatsen.
Kendal,
Pangool,
Tjandiroto,
Batavia,
Idem,
B uit en zorg,
Tangerang,
Soekaboemi, '-^
Tjitjalengka, v/"
Tasik-Malaija, \/
Mangoen-Redjo,
Volgens beschikkingen van :
1869. December.
1870.
Maart.
Idem.
Idem.
Idem.
Augustus.
September.
Tot gouvernements-instellingen verklaarde particuliere scholen.
Gewesten.
Bagelen ,
Idem,
Cheribon,
Idem, t
Idem,
Soerabaija,
Pekalongan,
Banjoemas,
Idem,
Idem,
Batavia,
Banjoemas'
Plaatsen.
Koetoardjo,
Karang- Anjar,
Koeningan,
Madjalengka,
Galoe,
Modjokerto,
Batang ,
Kertanegara,
Adjibarang,
Karangkobar,
Toegoe,
Djamboe,
92
Weîkts van de 11 van onderwijzers of men is niet gemeld, stellen tot oprigting Bekassi (zie het vori gevolg was kunnen onderwijzers (1). Ten vervolge op volgt hieronder een
nieuwe scholen door beschikbaarheid localen sedert zijn in werking gekoAlleen is gebleken dat aan de voorvan scholen te Meester-Cornelis en g verslag bladz. 65), tot dusver geen worden gegeven bij ontstentenis van
de aantooning in 't vorig verslag, gewestelijk overzigt over 1869 van
(1) Onlangs is berigt ontvangen dat bij de vier opgegeven nieuwe scholen in de Preanger regentschappen in J ulij jl. onderwijzers zijn geplaatst geworden, afkomstig van de Bandongsche kweekschool. In de behoefte aan localen was bereids op voorloopigen voet voorzien.
het aanwezig getal inlandsche scholen op Java en Madura, verdeeld in gouvernements- en particuliere scholen, en van het aantal leerlingen door welke die scholen, »in dat jaar" bezocht werden. Tot nog toe is het, volgens ontvangen berigt, onmogelijk bevonden om de statistiek van het inlandsch onderwijs gelijken tred te doen houden met de mededeelingen , die op elk ander gebied in het Koloniaal verslag worden aangetroffen. De reden daarvan is, dat de gegevens, zelfs uit de verst afgelegen streken, met welke de gemeenschap zeer ongeregeld is, moeten worden ontvangen en de hoofden van gewestelijk bestuur voor het opmaken van het verslag omtrent sommige particuliere scholen geheel afhankelijk zijn van de welwillendheid vanpersonen, die niet onder hunne bevelen staan.
P L A A T S E N .
Bantam
Batavia
Krawang '
Preanger regentschappen.
Cheribon
Tagal
Pekalongan
Samarang . . . • •
Japara
Rembang . . . . . .
Soerabaija
Pasoeroean
Probolinggo
Bezoeki
Banjoewangi
Banjoemas
Bagelen
Kadoe
Djokjokarta . . . .
Soerakarta
Madioen
Kediri
Totaal in
in 1869
Madura
1869
( 1868
meer .
minder
in 1869
( in 1868
minder in 1869 .
AANTAL SCHOLEN.
a o ©"3 > CG
O
9 5
P-i
1
2
1
5
2
3
1
5
4
4
2
3
1
1
1
5
6
3
»
1
7
6
64
62
d. 2
»
a. 1
4
8
14
2
2
6
2
3
1
13
70
64
-f, O
1
3
5
13
10
3
15
7
6
4
4
3
1
1
1
11
8
6
1
14
7
10
AANTAL LEERLINGEN.
134
126
8
»
3
3
a o
O
p s . ta a O o •S -a u o 03 cß PH
20 108
45
321
172
211
83
421
277
354
78 135
66
58
57
462
1086
361
»
124
783
671
» 54
54
464
b. 455 »
881
149
31
»
6. 208 »
»
»
))
350
312
248
49
220 »
58
5893
5555
338
»
215
229
14
3533
3584
»
51
O
Aanmerkingen.
20
162
99
785
627
211
964
570
308
354
286
135
66
58
57
812
1398
609
49
344
783
729
9426
9139
287
215
229
a. Vermoedelijk is dit cijfer niet volledig.
b. Bij gemis aan opgaven over 1869 is verondersteld dat er in het getal der leerlingen sedert 1868 geene verandering was gekomen.
c. Externen-school bij de kweekschool.
d. Dit zijn de vroegere particuliere scholen te Karang-Anjar en Koetoardjo (Bagelen), in 1869 tot gouvernements-instellingen verklaard. Beide scholen tellen nog als particuliere inrigtingen in het achter de recapitulatie over 1868 uitgetrokken getal van 64.
e. De vermeerdering bedraagt eigenlijk 8, zijnde van de voor 1868 opgegeven 64 scholen, 2 overgegaan tot de gouvernementsscholen (zie de voorgaande noot). De 8 nieuwe particuliere scholen in 1869 bijgekomen, zijn de volgende: 1 in Batavia, 5 in de Preangfer regentschappen en 2 m Bagelen.
14
93
In den ouderdom der leerlingen van de gouvernements inlandsche scholen en in den duur van hun leertijd kwam in 1869 geene noemenswaardige verandering. Onder de onderwijzers werden aangetroffen :
SOORT
VAN
SCHOLEN.
JAVA.
Gouvernements.
Particuliere . . . .
MADURA.
Gouvernements. . .
In eene kweekschool
opgeleid.
1868.
45
2
3
50
1869.
47
2
2
51
niet opgeleid.
1868.
19
59 a
78
1869.
17
68 b
1
86
a. Onder welke 10 Europeanen.
b. Onder welke 9 Europeanen.
Omtrent de zamenstelling en sterkte van het hulppersoneel zijn geene opgaven ontvangen.
B u i t e n b e z i t t i n g e n .
De moeijelijkheid, waarop reeds hiervoren gewezen werd om namelijk op het gebied van het inlandsch onderwijs steeds geregeld de uitkomsten van het jongst verloopen jaar mede te deelen, geldt uit den aard der zaak inzonderheid de buitenbezittingen. Uit dien hoofde betreffen de ondervolgende mededeelingen voor het meerendeel nog het jaar 1869.
Kweekscholen. Hooger is reeds gemeld, dat eene vermeerdering van het aantal kweekscholen wordt voorbereid, waarvan aanvankelijk één op te rigten ter Sumatra's West
kust, één in de Molukken en één in de residentie Menadö. Tot dusver zijn de eenige gouvernements-kweekscholen, buiten die op Java, de inrigtingen te Fort de Koek en te Tanah-Batoe, beide ter Sumatra's Westkust. De eerste zal wegens hare geringe waarde slechts behouden blijven tot dat de. nieuwe grootere kweekschool op Sumatra in werking komt. De andere echter, die te Tanah-Batoe, welke meer uitsluitend is ingerigt ten behoeve van het onderwijs in de Battaklanden en onder de leiding staat van een in Nederland opgeleiden zeer ontwikkelden inlander uit die streken, zal zoo mogelijk uitgebreid en verbeterd worden. Overigens bestaat nog eene kweekschool van het Nederlandsch Zendeling-genootschap te Rotterdam, namelijk die te Tanawangko in de residentie Menado. Deze inrigting, die vroeger ook onderwijzers leverde aan de gouvernementsscholen aldaar, was echter in den jongsten tijd, uithoofde van 's genootschaps beperkte geldmiddelen zeer moeten* worden ingekrompen, zoodat zij zelfs niet meer in staat was in de behoefte der genootschapsscholen te voorzien. Gedurende 1869 leverde de inrigting te Fort de Koek slechts 1 kweekeling geschikt om tot onderwijzer te worden benoemd, tegen 4 in 1868; die te Tanah-Batoe in elk dier jaren 2. Van deze 9 kweekelingen werden in beide jaren in 't geheel 3 tot onderwijzer aangesteld. Over 1870 zijn ten deze nog geen opgaven ontvangen. Alleen kari worden gezegd dat in dat jaar kweekelingen van Tanah-Batoe werden bestemd voor nieuwe gouvernementsscholon op Sumatra.
Speciale scholen. De verhooging van het kostgeld der internen in de school voor zonen van hoofden, enz. te Tondano (zie 't vorig verslag, bladz. 67) heeft vele leerlingen externen doen worden. (Voor het ontoereikend bedrag van het tot dus ver betaalde kostgeld is de regent van het kosthuis schadeloos gesteld ten laste van 's lands kas.) Op ultimo December 1868 waren in deze school aanwezig 43, op ultimo December 1869 46 leerlingen. Voor de Ambonache burgerschool, waarover zie onder andere het verslag van 1869 bladz. 63, zijn die getallen 128 en 115. De schoolgelden gedurende 1869 geïnd, bedroegen te Tondano f 1097 en te Amboina f 2056. Beide scholen bleven voldoen aan het doel harer oprigting.
Volksscholen. Een overzigt van den aard dezer scholen en van het aantal harer leerlingen in 1868 en 1869 volgt hieronder.
N°. 8. 2. 42
94
E I L A N D .
AANTAL SCHOLEN.
Gouvernementsscholen.
1868. 1869.
Particuliere scholen.
1868. 1869.
Totaal.
1868. 1869
AANTAL LEERLINGEN.
Gouvernementsscholen.
1868. 1869.
Particuliere scholen.
1868. 1869.
Totaal.
1868. 1869.
[ Sumatra's Westkust. .
* \ - ^ i * is } Benkoelen
es J
g J Lampongsche districten
j Palembang
Poeloe Tello
Nias
Banka
Riouw Borneo (Zuider- en Oosterafdeeling
!
gouvernement Ce
lebes . . . .
Menado . . . .
Sangir-eilanden
Talaut-eilanden. . .
Ternate
Halmaheira
Batjan
Ceram
Boeroe
Manipa
Boano
Ambon
Haroekoe
Saparoea
Noesalaut
Banda-eilanden
Ai'oö-uilanden
Zuidwester-eilanden . . .
Nieuw-Guinea
Timor
Eotti
Savoe
Flores
14
8
1
»
»
»
1 »
1
2
16 y
y
1
»
1
11
1
1
1
29
6
12
6
4
4
5 »
9
18 »
))
14
8
1
J) »
»
1
»
1
2
16 y y
1
»
11
29
6
12
6
4
4 y
»
9
18
1
»
15
1
»
1
1
1 »
1
5
»
(a) 144 y y
»
1
»
» »
il
»
»
»
»
n
»
»
»
1
(e) 1
15 »
(<?) 1
15
»
» y
»
1
» y
6
»
136 y
y
»
1
»
» »
»
n
n
»
»
»
»
»
» ?
4
15
«
»
29
9
1
1
1
1
1
1
6
2
160 y
y
11
29
6
12
6
4
4
5
1
'10
33 »
1
29
8
1 y
»
1
1
?
7
2
152 ? ?
1
1
1
11 1
1
1
29
6
12
6
4
4 ? ?
13
33
1
1
604
405
24
43
46
37
2 489
?
?
100
n
?
1214
41
15
112
2 684
826
2 284
826
100
?
± 1 5 0
?
518
2 038
691
476
31
»
H
»
54 »
75
45
2 383
? ?
112 »
19 ?
32 17
115 ? y y
y
110 y ?
»
489
2 003
40
»
485
24
n y
5 y
n y
y
n
(c) 10 242 y y
» y
» »
»
»
»
»
M
M
H
ÎJ
»
M y
y
939
U ?
460
{d) 9 662
y
y
»
»
H
I!
II
1]
U
II
II
y
82
901
»
62
1089
429
24 y
5
y
43
37
12 731
y
y
100
y
y
1214
41
15
112
2 684
826
2 284
826
100 y
± 1 5 0
y
W? 2 977
1151
476
31
?
54
12
45
045
y
y
112
y
19
y
32
17
115
y
y
y
y
110
y
y
y
571
904
40
62
(a) Dit aantal bestaat uit 23 negorij- en 121 genootschapsscholen. (b) Als voren 24 en 112. (c) Hiervan 1248 leerlingen voor de negorij- en 8994 voor de genootschapsscholen. {d) Als voren 1327 en 8335. (e) Deze school (te Soelamoe) is in het vorig verslag niet vermeld, omdat haar bestaan onbekend was. (/') Het cijfer in het vorig verslag opgegeven (518) kan wegens het niet meetellen van de leerlingen te Soelamoe niet juist zijn. (</) Nopens deze school (Larantoeka) geldt ook de aanmerking bij e.
95
61 k]
Het aantal scholen vermeerderde in 1869 met 1 zende'g-school in de residentie Zuider- en Ooster-afdeeling 3D Boaneo en met 3 andere particuliere scholen (Oejboefoe, eJkabiti en Ajer Koesambi) in de residentie Timor. Heropend werden op Celebes 1 negorij-school in de Jidentie Menado (Masing), en op Savoe 1 gouvernements!l>ool (Sebo). !-Daarentegen was het aantal scholen in 1869 verminderd Se' 2 particuliere scholen (1 in Benkoelen en 1 op Poeloe ,eUo) zoomede met 9 genootschaps-scholen in de residentie 1<3Qado. Voor zoover blijkt, bleef het aantal leerlingen P de verschillende scholen gedurende 1869 nagenoeg sta|°Dair, alleen in laatstgenoemde residentie had eene be'Igrijke vermindering (met omstreeks 700) plaats. In 1870 werd magtiging verleend tot de oprigting van polen te Singkel, Baros en Natal in de residentie *panoli (Sumatra's Westkust), terwijl de particuliere hooi op Timor te Oejboefoe, hiervoren vermeld, in eene °Uvernementsschool werd veranderd. Wegens het betokbaar zijn van onderwijzers en de gelegenheid tot in"ttr van localen, zouden de drie nieuwe scholen op Sua'ra vermoedelijk reeds in den aanvang van 1871 kunnen I Werking treden. Met betrekking tot de oprigting later 111869 , van nieuwe particuliere scholen, is onder andere ,i8 gebleken, dat voor de school, blijkens 't vorig verslag ,;° r den sultan van Deli (Oostkust van Sumatra) op te s'en, in Maart 1870 een onderwijzer was gevonden , °dat die school sedert zal zijn in werking getreden ; dat ' op Billiton (te Tandjong Pandang) in aanbouw zijnde caal voor eene particuliere school sedert was gereed ge^0lQen, doch dat men nog niet geslaagd was in het vinden Pjeen onderwijzer; dat door een der administrateurs van Ij •Billiton-maatschappij , op zijne standplaats in het district r&üggar , in den loop van 1870 eene school was opgerigt, aarop aan een 12tal Chinesche en inlandsche kinderen r^rwijs werd gegeven, en dat op het eiland Savoe door bevolking uit eigen beweging eene kampongschool met . perwijzerswoning werd gebouwd in het regentschap a_sare, terwijl de radja pogingen aanwendde tot het ver1 ygen van een onderwijzer. 'oor de gouvernements- en negorijscholen in de Minassa (Menado) werd met 1 January 1869 eene nieuwe gelijkvormige regeling der schooluren ingevoerd, voorgelijk ten einde het schoolgaan van die kinderen te J°rderen , die door hunne ouders niet voor het landbouwopijf kunnen worden gemist (vergelijk het verslag van J~" bladz. 64). Gedurende den koffij- en rijstpluk is de ftooltijd van 4 op 2 uren daags teruggebragt. Tevens J~ de resident stappen gedaan om die regeling ook bij de a°len van het zendelinggenootschap te zien ingevoerd. afwijzend werd in Julij 1870 door de Indische Kegering . chikt op de toen nog aanhangige reeds vroeger gedane : l'stellen van bedoeld genootschap, om tot betere rege8 van het inlandsch onderwijs in de Minahassa, hetzij lo?-. l genootschap een j aarlijksch subsidie toe te kennen ,
6,ZlJ deszelfs scholen, onder zekere voorwaarden, voor
ö,ening van den lande te nemen. Tegen de gevraagde Sidiëring verzette zich het godsdienstig karakter van | ëeoootschapsonderwijs ; tegen het overnemen der scholen , ;e °ötstentenis van gouvernementsonderwijzers om de plaats ik^.ervangen der. tegenwoordige meesters, die door den ^ hunner opleiding niet wel aan het hoofd van neutrale ' vernementsscholen konden geplaatst worden. Lö de Battaklanden (Sumatra), waar het toezigt over het ij .ornements inlandsch onderwijs bij uitzondering aan
6 §e daar geplaatste zendelingen is opgedragen onder 0t eener toelage, zal hierin uit krachte der verordening ° Mei 1871 verandering komen, en zullen de zendee n niet m e e l. a i s zoodanig met het schooltoezigt belast Gel0611 blijven. Bij wijze van overgang zal echter hunne . age ter zake nog tot en met het jaar 1872 bestendigd
| f Bali (en wel te Boeleleng) zal in 1872 eene eerste . üdsche school verrijzen. Als onderwijzer zal daarbij hi ?den de thans nog bij do kweekschool te Bandong in 2 zijnde Balinees, van wiens plaat g gemaakt in het verslag 8RR ° zÜnde Balinees, van wiens plaatsing aldaar, in ,i "i werd melding gemaakt in het verslag van 1868, 9. Een zevental Balinezen hadden sedert korteren fe. 7
( angeren tijd, onder genot eener toelage van 's landsk i onderwijs genoten aan de gouvernements inlandsche
school te Banjoewangi. Sommigen hunner zijn echter vertrokken of ontslagen. De twee verstgevorderden waren bij het eind van 1869 met verlof naar Bali vertrokken om bij terugkeer over te gaan naar de kweekschool te Soerakarta, doch hadden (volgens berigten van November 1870) sedert niets van zich doen hooren.
II. KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN.
§ 1. Taaistudie (1).
Javaansch. Het Javaan sch-Nederlandsch woordenboek van den ambtenaar J. A. WILKENS is in zoover voltooid, dat de letter nga, de laatste van het Javaansche alphabet, is afgewerkt. De schrijver houdt zich thans onledig met het werk in zijn geheel te herzien en te systematiseren, waarvoor hij denkt nog nagenoeg drie jaren noodig te hebben. Intusschen is reeds hier te lande, behalve van de laatstbewerkte letter, achtereenvolgens een afschrift van het manuscript ontvangen (laatstelijk in Maart 1871 van het gedeelte de zeven voorlaatste letters betreffende) en zulks ten dienste van de Rijksinstelling voor onderwijs in de taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch Indie te Leiden, aan welke inrigting ook zijn overgegaan de voorgaande bundels, in der tijd aan de voormalige Koninklijke Akademie te Delft ten gebruike verstrekt geweest. De hier te lande in bewerking zijnde nieuwe vermeerderde uitgaaf van het Javaansch-Nederlandsch handwoordenboek van J. F. C. GEKICKE wordt, behalve door ruime inteekening overeenkomstig de vroeger gedane toezegging (zie het vorig verslag, bladz. 69), in den laatsten tijd meer regtstreeks van regeringswege bevorderd, door de bewilliging, te rekenen van 1°. January 1871, ten behoeve van een hier te lande met verlof aanwezigen onderwijzer aan de kweekschool ter opleiding van inlandsche onderwijzers te Soerakarta, van eene toelage boven zijn verloftractement, ten einde gedurende zijn verloftijd den bewerker, den hoogleeraar dr. T. ROORDA te Leiden, den gewenschten bijstand te verleenen. De eerste der vijf afleveringen, waaruit vermoedelijk het woordenboek zal bestaan, heeft in Junij jl. het licht gezien. Van de vertaling van het door DIPO NEGORO nagelaten manuscript over de Javasche oorlogen, hetwelk fragmentsgewijze aan verschillende personen is opgedragen, onder toezigt van den ambtenaar voor de Javaansche taal- en letterkunde A. B. COHEN STUART, is een gedeelte voltooid.
Maleisch. Van het Maleisch-Nederlandsch woordenboek van den ambtenaar H. VON DE WALL waren, volgens de laatste berigten (April 1871), acht vellen (128 pagina's) afgedrukt en stonden nog zeven vellen (112 pagina's) gezet, waarvan de afdruk wachtte op de toezending uit Europa van eenige aangevraagde geaccentueerde letters. Na de ontvaugst dezer letters (in Mei jl. verzonden) zal met den afdruk van het woordenboek onafgebroken kunnen worden voortgegaan. Het programma der werkzaamheden van genoemden taalvorscher brengt mede, dat hij zich nu nog verder zal hebben te wijden aan het zamenstellen van een Nederlandsch-Maleisch woordenboek en van eene Maleische grammatica. Een onderzoek is ingesteld ter beantwoording van de vraag, in hoever op en buiten Java de Maleische taal en welke soort van Maleisch gebezigd wordt in de briefwisseling tusschen de besturende Europesche ambtenaren en inlanders. Dit onderzoek heeft tot resultaat opgeleverd, dat voor de behandeling van dienstzaken, zoowel schriftelijk als mondeling, in geheel Nederlandsch Indie, met weinig uitzondering uitsluitend het Maleisch wordt gebezigd. Op Java, de Vorstenlanden uitgezonderd , in de Lampongsche districten , in de benedenlanden van Palembang en op de eilanden der residentien Amboina, Ternate en Timor uitsluitend Laag-Maleisch, en wel in verschillende
(1) Zie over het verkrijgen van geschikte leer- en leesboeken, voornamelijk ten dienste van het inlandsch onderwijs, het aangeteekende op bladz. 89.
*
96
schakeringen vermengd met uitheemsche woorden, die den landaard der gebruikers , den Europeschen en Chi:,eschen niet uitgezonderd , kenmerken, met even veel verschil in zinbouw, woordvoeging enz. als de plaatselijke toestanden schijnen mede te brengen : het geschreven Laag-Maleisch met aanwending van Latijnsche k a r a k t e r s , het gesproken Laag-Maleisch met zeer verschillende accenten in de uitspraak. Daarentegen wordt de officiële briefwisseling m zuiver Maleisch gevoerd (met gebruik van Latijnscli en vaak ook van Arabisch schrift) in het gouvernement van S u m a t r a s Westkust en in de adsistent-residentie Benkoelen (in beide gewesten met uitzondering van sommige streken of onderhoorige eilanden , zoo als de Battaklanden , Nias , Engano enz.) , ifl Riouw , zoomede op geheel Borneo , voor zoover dit eiland onder Nederlandsen gebied staat. W e l is waar zijn op Borneo de meeste Dajaksche hoofden geheel onbekend met de schrijfkunst, maar in den regel heeft ieder hunner een beschaafd Maleijer van Bandjermasin als schrijver te zijner beschikking. Geheele uitsluiting van het Maleisch in de ambtelijke briefwisseling met inlanders treft men alleen aan in het gouvernement van Celebes en onderhoorigheden , waar nog altijd het Macassaarsch of Boegineesch daarvoor in de
plaats treedt. . , , ' • » » In de residentie Menado wordt het Maleisch der M o lukken voor de behandeling van dienstzaken algemeen gebezigd ; alleen volgt men een middenweg door het Maleisch (in de briefwisseling met de radja's op de noord-oostkust van Celebes en in de bogt van Tomini) te doen vergezeld gaan van eene Boeginesche of Macassaarsche vertaling. Evenzoo geschiedt zulks in de Vorstenlanden op J a v a , door aanwending van Nederlandsen met Javaanschc vertaling en van Javaansch met Maleische vertaling. Ka in het Palembangsche door het Maleisch te doen vergezeld gaan van eene vertaling in het Redjangsch of in het .. Oeloesch".
Soendaneesch. Omtrent de afwerking van het onvoltooid gebleven woordenboek van wijlen dr. D . KOORDERS is nog geen definitive beslissing genomen. ° Zoo als in het vorig verslag reeds is medegedeeld , is dr. H . N E U B R O N N E R VAN DEK T U D K als de geschiktste persoon daartoe aanbevolen , en is het Gouvernement met dezen afgevaardigde van het Nederlandsch Bijbelgenootschap in onderhandeling om hem aan 's lands dienst te verbinden, ten einde van zijne talenten als Oosterseri taalgeleerde, in het algemeen partij te trekken en hem in de eerste plaats te belasten met de voortzetting van den arbeid van wijlen dr. KOORDERS. (1) Laatstelijk hield dr. VAN DER T U U K zich met de studie der Balische taal onledig. De in bewerking zijnde bescheiden omtrent de uitkomsten van het onderzoek naar de regten van den inlander op den grond (waarover zie hoofdstuk J , afdeeling V , § 1 hiervoren) zullen ook uit oen taalkundig oogpunt waarde hebben. Althans ten aanzien van het resumé der uitkomsten in B a n t a m , welk stuk het eerst het licht zal zien , heeft een bevoegd taaikenner , de heer K. F . H O L L E , op zich genomen de Soendanesche woorden toe te lichten en zullen die woorden met hunne toelichting in eene alphabetische lijst worden verzameld, bestemd om aan het r e sumé als bijlage te worden toegevoegd.
Lampongsch. De in het vorig verslag bedoelde verhandeling over het Lampongsch en zijne tongvallen en de negentien piagems door dr. VAN DEK T U U K der Regering aangeboden, zagen het licht in het X I X d e deel van het tijdschrift van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. De door denzelfden taalgeleerde ingezonden « d r i e L a m pongsche vertellingen" konden nog niet worden g e d r u k t , bij gemis aan de daarvoor noodige druktypen. Voor de aanschaffing daarvan , volgens de door dr. VAN DER T U U K verstrekte gegevens , wordt hier te lande het noodige verrigt.
(1) Over het denkbeeld om door middel eener tijdelijke voorziening, bijv. van drie jaren, voorloopig op de minst kostbare wijze hulpmiddelen voor de studie der Soendanesche taal te doen vervaardigen, is in Augustus jl. met den Gouverneur-Generaal in overleg getreden.
§ 2. Oudheidkunde.
Aan het instandhouden van de gedenkteekenen der oudheid blijft de Regering zooveel mogelijk hare zorg wijdenNadat in 1868 fondsen waren toegestaan voor het be* waken en onderhouden (in vrijen arbeid) van die monumenten (in de residentien Soerabaija, Bezoeki, Kediri f Pasoeroean , Kadoe en Banjoomas), welke geacht werde» eene meer bijzondere belangstelling te verdienen , werde11
bij een besluit van Julij 1870 de oudheden op Java j» 't algemeen alsnog uitdrukkelijk onder de hoede gestel" der hoofden van gewestelijk bestuur, met uitzondering van die der Vorstenlanden, waar de zaak genoegzai»6
behartiging vond in den eerbied der bevolking of de zorg der inlandsehe hoofden. Met het schoonhouden en bewake* der tempelruïnen van Boro-Boedoer (Kadoe) waren to dusver, tegen vrijstelling van landrente, belast twee nabij' gelegen dessa's. Sedert medio 1870 is hierin op meer rege1' matige wijze voorzien door opdragt van het onderhoud aaD
een Europeesch ingezetene in de nabijheid.
Het groote plaatwerk aan laatstbedoelde bouwvalle» gewijd en op 's lands kosten hier te lande uit te geven« is nog niet in den handel kunnen worden gebragt. Vs
tekorten in het geleverd aantal afdrukken der plate» (zie het vorig verslag bladz. 70), worden door den litb.0* graaph aangevuld, en zal eerlang met het afdrukken va» den tekst kunnen begonnen worden. Even als de eigenlij» afbeeldingen zijn ook de zoogenaamde tekstplaten, dat z i r die welke aan den tekst, tot toelichting van de beschrlj* ving vooral uit oen bouwkundig oogpunt, zullen worde» toegevoegd, bereids afgedrukt. De uitgravingen op het Diëngplateau (Bageïen), waarvä' herhaaldelijk in vorige verslagen sprake w a s , werden voort* gezet en do verslagen deswege door het Bataviaasch O6' nootschap van Kunsten en Wetenschappen geregeld in zij»« Notulen gepubliceerd. Deze uitgravingen hebben onde andere tot de ontdekking geleid van de fundamenten va een en ouden tempel. In het district Tjendono (Japara) op het Moriogebergl is, ter hoopte van 2200 voet, het sedert jaren gezocht* graf van pangeran GADOEN'G , den vader van den soeso«' hoenan van Morio, ontdekt door den regent van Koedo« en den ad si stent-residen t dier afdeeling. Een kort versla» hieromtrent is door genoemden regent gepubliceerd in a
aangehaalde Notulen (deel V I I I , n°. 3 en 4 , 1870).
§ 3. Natuurwetenschappen.
Magnetische en meteorologische waarnemingen. De viUt waarnemingen van den barometerstand, de temperatuflj den vochtigheidstoestand van de lucht, de windrigting, a
hoeveelheid gevallen regen en de declinatie van de ra8« neetnaald werden voortgezet, evenzoo de absolute bepalinge
van het aardmagnetismus. Met de bewerking der waarnemingen werd voortgegaa°j Het drukken der waarnemingen, in October 1869 gestaag omdat de noodige cijfers niet in voldoende hoeveelheid % landsdrukkerij aanwezig waren , werd in Junij 1870 herV» Tegen het einde van het eerste kwartaal lö71 waren x meteorologische waarnemingen van de jaren 1866, 1" en 1868 en de uurwaarnemingen van de declinatie, d„ van 1 Julij 1867 tot ultimo Junij 1868 gedaan zijn, » gedrukt; terwijl een begin was gemaakt met het ter per leggen van de inleiding, welke de uitkomsten bevat die» de waarnemingen zijn afgeleid. , Met de reizen in het belang eener magnetische opnem1 * van J a v a kon nog geen begin worden gemaakt, bij o^, stentenis van een persoon aan wien , gedurende de afwe2'»( heid van den ingenieur, het toezigt over de dienst bij » observatorium zou kunnen worden opgedragen. De meteorologische waarnemingen bij 's lands plant 6^ tuin te Buitenzorg, in 't vorig verslag aangekondig ondervonden eenige vertraging. Met 1 December 1870*8 zij echter geregeld begonnen, zoodat sedert dien tijd e
tweede station voor weerkundige waarnemingen verkregen In het belang van de kennis der natuurverschijnsel hebben de hoofden van gewestelijk bestuur op en bui . J a v a in last, om van de in de gewesten onder hun ben ^ waargenomen berg-uitbarstingen , aardbevingen enz. tel»6
Jij a üd, mi\
Hïng
Ver& »ode
fe
< '
fo z
«Blij
»tab
»ON foor D, jVan foui Nb io m 'jijzc •St] «6t -0 '%h vüo,
^o n «toe 'al c *iim «B , Vet, ich l|ez( G %
•let Mc
V0lT, <4
H\ s hh 'oei \
80o
» :
"aa te foii [oe' Vat K
1 'lit;
%
«p (
] Ha jtiii K
97
•oudïjdeiit beaonU
adii'i, erden orde11
va i» esteld lering rzame
' zorg srake* n to* nabij" regel' daa»
even« t. P e
jlateO lithoT va» olijk0
,t zij° cbrijordeo
a vV3» yoox't' a Ge' i zijn6
ondef n va"
bergt« zocht« oesoo'
3edo^ erslag in de
uut' atutt'?
mag' .linge»
eg»0, •stasia aid tf
di« •fie, in.
die«1'
lerni^ ij °flt'
bij ^
laut«»' mdig.^
j n s « bui^ beh< telkO
JU afzonderlijk schrijven aan de Regering berigt te geven. Ju den aanvang van 1870 is die verpligting aan de gewestelijke huurders voor zooveel noodig in herinnering gebragt. .Van den op 18 September 1869 in de dessa Tjabé (RemnS) gevallen meteoorsteen werden een drietal stukken, ergezeld van eene beschrijving der omstandigheden, waar"nd.er de val heeft plaats gehad, tot scheikundig onderzoek festaan aan den hoogleeraar E. H. VON BA.UMHA.UER te Harlem.
.Natuurkundige en ethnographische reizen en nasporingen. &n de twee togten in 1869 en 1870, telkens gedurende 'e zeven of zes eerste maanden des jaars, naar het noor6'ijk gedeelte van Nieuw-Guinea ondernomen door den '"ibtenaar voor wetenschappelijke nasporingen C H. B. '°N ROSENBERG (zie het vorig verslag bladz. 71), zijn °or dezen nog slechts voorloopige reisverhalen ingediend. De eerste togt, die, gerekend van den dag van vertrek !an Ternate tot dien der terugkomst aldaar, 205 dagen '"Urde, had ten doel de Geelvinksbaai en hare eilanden 6 bezoeken ; de tweede, mede van uit Ternate ondernom e n en die in zijn geheel 161 dagen duurde, werd meer ponder dienstbaar gemaakt aan onderzoekingen in het ?l8trict Andai, behoorende tot het landschap Arfak , en in et meer binnen 's lands gelegene Hattam. .Ofschoon beide togten zich in meerdere of mindere mate ^Bmerkten door een zamenloop van ongunstige omstan'gheden, als: zeeramp, veel regenachtig weder en daaruit "ortgesproton ziekte zoowel van den onderzoeker als van 'Jn onderhebbeud personeel, en op den tweeden togt verkonding van den betrokken ambtenaar (voetwond) en jPeijelijkheid in het verkrijgen van een genoegzaam aanRdragers, waren toch resultaten verkregen , welke volgens 'JIQ verklaring allerbelangrijkst mogten genoemd worden, 11 die, buiten en behalve de ontdekkingen van meerdere ,Tetenschappelijk nog niet bekende dieren , een geheel nieuw 'ctt zullen verspreiden over do géographie en fauna der Pochte gedeelten van Nieuw-Guinea.
, Gedurende den togt van 1869 werden verzameld een "tal zoogdieren, ruim 750 vogels, een 60tal reptilien, !erscheidene vissehen, doch slechts weinig insecten wegens jjet ongunstige jaargetijde; voorts nog enkele zeesterren on '°lotliurien, meerdere vogelnesten en eijeren, een 40tal °gelskeletten en even zoo vele monsters van mineralen. °k op zijne tweede reis slaagde de ambtenaar vos R O SBERG vrij wel in het erlangen van nieuwe of zeldzame "tüurkundige voorwerpen, vooral vogelsoorten, waaronder ,^n 20tal geheel nieuw voor de wetenschap, maar boven.'en ook onderscheidene soorten, wel reeds sedert andera'Ve eeuw bekend naar verminkte, door de inboorlingen °ebereide huiden, doch waarvan nog nimmer complete jPtDplaren door eonig Kuropeesch reiziger, den beroemden ALLACE niet uitgezonderd, waren aanschouwd. De verv^elaar verwachtte dat hierdoor de in 'sRijks Museum te /^den aanwezige collectie papegaaijen , ijs- en paradijsvogels ^ kunnen worden aangevuld tot een geheel, eenig in zijn Vt. Ofschoon de togt naar het landschap Hattam alleen door .e inlandsche jagers was ondernomen, tijdens de ambte^ar YON ROSENBERG door eene voetwond genoodzaakt was i\A.ndai te verblijven, en deze bij herstel geene gelegen,e'd meer had den togt zelf te aanvaarden, was het hem °cn gelukt voldoende berigten in te winnen over een gedeelte ha,Q het binnenland en den daar woonachtigen volksstam. °vendien was het bewijs geleverd, dat het binnenland ei degelijk toegankelijk is. ,,'olgens berigten van den aanvang van 1871 kon een ^gewerkt verslag van de eerste reis weldra worden te *Jetüoet gezien, en was eene voorloopige gedachtenwisseling |6°pend omtrent de streken waarheen de ambtenaar VON °SENBERG zijne nieuwe togten zou uitstrekken. In de rste plaats was daarbij onder anderen het oog gevestigd P de Sangir- en Talaut-eilanden. Over eene door een gouvernements-commissaris met een ^eer algemeen doel te ondernemen nadere zending naar Nieuw Uloea, is reeds gehandeld in hoofdstuk C, § 3 hiervoren. De weinig bekende Battak-landen van Sumatra's Oostkust aakten ook een onderwerp uit, waarop de Rogering hare Indacht gevestigd hield. Op voorstel van den resident van '°U\v werd deze gemagtigd eon tot het doel geschikt
SP. S. 9
ambtenaar bij het binnenlandsch bestuur in zijn gewest aan te wijzen, om eene reis naar de bedoelde streken te maken , ten einde kennis op te doen van land en volk en daarvan eene beschrijving te geven. Aan een photograaph werd vergund dien ambtenaar op zijne togten te vergezellen, en werd hem eene tegemoetkoming van f 1000 toegezegd, waarvoor hij de platen zou leveren, die tot verduidelijking van het verslag zouden dienen. De Indische Archipel werd in het laatst van 1870 met een wetenschappelijk doel bezocht door een Duitsch geleerde, dr. A. B. MEIJER, aan wien de Indische Regering, op zijn verzoek om hem in de somtijds zeer moeijelijk en slechts met veel kosten te bekomen transportmiddelen te gemoet te komen, vergunde om voor trajecten welke door 's lands oorlogs- en gouvernements-stoomschepen werden bevaren, van deze vaartuigen gebruik te maken. De vroeger meermalen genoemde officieren van gezondheid SEMMELINK en WIENECKE bleven hunne belangstelling in 's Rijks musea betoonen door de aanbieding van verschillende voorwerpen.
's Landsplantentuin te Buitenzorg. Ook gedurende 1S70 mögt 's lands plantentuin zich in den gewonen bloei verheugen. Het aantal bezoekers behoefde voor dat van vorige jaren niet onder te doen. Onder de talrijke vreemdelingen bevonden zich ook enkelen , die aan hun bezoek een wetenschappelijk doel verbonden. In het personeel der inrigting kwam geene verandering. Met het herzien der in den catalogus opgenomen botanische namen, het vervaardigen van botanische afbeeldingen en het bestemmen van nog onbekende planten werd onafgebroken voortgegaan. Vele geheel nieuwe vormen kwamen daardoor aan het licht en het wordt hoe langer hoe duidelijker, zegt de directeur der instelling, dat onze kennis van de flora van den Archipel nog lang niet volledig is. Voornamelijk kwam dit feit gterk uit bij het bewerken van het in 18G9 op Banka verzamelde materieel. Ook met betrekking tot de planten-geographie waren deze onderzoekingen van belang. Waarschijnlijk zal men tegen het einde van 1871 of het begin van 1872 het eerste gedeelte van een nieuwen catalogus ter perse kunnen leggen. Herhaaldelijk had de tuin te lijden door zware bandjers in de rivier Tjiiiwong. Zelfs werd een gedeelte plantsoen van den nieuw aangelegden benedentuin weggeslagen. De oppervlakte van den tuin wordt bij de groote aanwinst van planten meer en meer te klein. Onderhandelingen om een nabijgelegen stuk grond te erlangen, hadden nog niet tot het gewonschte resultaat geleid. Do toestand van het museum was even ongunstig als in vorige jaren. Steeds blijft er dringende behoefte aan ruimte bestaan, waarin echter weldra zal worden voorzien. Met het ordenen van een gedeelte van het herbarium wTerd voortgegaan ; reeds zijn al de aanwezige gedroogde planten wetenschappelijk gerangschikt. Met het in orde brengen en uitbreiden der verzameling houtsoorten werd een aanvang gemaakt, even als met het daarstellen van eene wetenschappelijke verzameling vruchtsoorten. In den toestand der bergtuinen kwam, sedert daarvoor een Europeesch tuinman is aangesteld (zie het vorig verslag blz. 71), eene lang, gewenschte verandering. Met het in de eerste plaats in orde brengen van den tuin te ïjibodas was reeds krachtig aangevangen. Ten behoeve van den kolonialen laadbouw werden eenige planten afgestaan. Het nemen van proeven omtrent de waarde der verschillende soorten van koffij in "s lands plantentuin voorhanden , vergeleken met de gewone Java-soorten, werd voorbereid. Daar het niet genoeg is, dat hiertoe alleen te Buitenzorg proeven genomen worden, werd ook eene partij zaden toevertrouwd aan den ambtenaar, belast met de leiding der kinaeultumr. Het aaar Bandong gezonden zaad schijnt echter van minder goede qualiteit te zijn geweest, zoodat het grootste gedeelte mislukt is. In 1871 wordt eene nieuwe hoeveelheid zaad verwacht, terwijl ook proeven op andere berghoogten worden voorbereid. Tot het nemen van proeven met de aankweeking in Indie der Zuid-Amerikaansche braakwortelplant eephaelis Ipecacuanha zijn in 1865, op voorstel der Indische Regering, enkele exemplaren vau dit medicinale gewas, hiar
25
È
98
-te lands van eene bevoegde zijde verkregen, naar Java verzonden. De aanvankelijke pogingen zijn echter, vermoedelijk omdat de exemplaren in kwijnenden toestand ontvangen waren, niet met gewenscl*ten uitslag bekroond. Zoowel de in 's lands plantentuin uitgekweekte plantjes als die welke waren afgestaan aan den ambtenaar belast met de leiding der kinacultuur waren allen gestorven. Laatstelijk is ecl*ter eene tweede proeve voorbereid, waartoe een 25tal plantjes uit Nederland waren ontboden, die in den besten toestand zijn aangebragt. Deze zijn onverwijld naar de kweek-inrigtingen der bergtuinen verzonden, waar zij zicli bij het eind van 1870 reeds goed begonnen te ontwikkelen. Van de cultuur van zonnebloemen , ondernomen met het doel om den gezondheidstoestand op de kustplaatsen te verbeteren, kwamen tot nu toe slechts ongunstige berigten in. Proeven op grootere schaal blijven aanbeveling verdienen en worden voorbereid. Door middel der Javasche Courant (zie het nommer van 13 December 1870) werd eene lijst gepubliceerd van nuttige plantensoorten, waarvan zaden of planten kosteloos voor ieder belanghebbende verkrijgbaar zijn. Reeds aanstonds waren vele aanvragen daarvan het gevolg. Aan den directeur der inrigting werd het doen van kleine botanische reizen opgedragen. Deze reizen bepaalden zich in lö70 tot de residentie Batavia, en door hem werden eene belangrijke hoeveelheid herbarium en eenige houtsoorten verzameld. De inspecteur honorair der cultures J. E. TEYSMAN bragt weder eenige maanden op Banka door, zoowel in het belang der botanie als om den Bankanees het aanleggen van sawahs te leeren en verder den proefaanleg te leiden (verg. bijlage lit. K R hierachter). Genoemde inspecteur is onlangs aangewezen om voor botanisch gedeelte deel uit te maken van de voorgenomen nieuwe zending naar NieuwGuinea, waarover zie de voorgaande rubriek.
Ichthyologie. De ten laste der Indische begrooting gesubsidieerde uitgaaf van den » Atlas ichthyologique des Indes Néerlandaises" van dr. P. BLBEKER vordert thans goregeld. Van de 9 afleveringen blijkens het vorig verslag naar raming nog aan het werk ontbrekende, hebben er 3 sedert het licht gezien, waarvan 2 nog in 1870 en de derde i n Julij jl.
§ 4. Wetenschappelijke genootschappen.
Door het Bataviaasch Genootschap van Kunsten ea Wetenschappen werden, behalve de vervolg-afieveringen van notulen en tijdschrift, uitgegeven de 34ste en 35ste deelen van zijne verhandelingen. Van gouvernementswege werd ter opneming in de werken des Genootschaps onder andere afgestaan: eene door een der controleurs in de residentie Timor vervaardigde beschrijving van het eiland Soemba, met daarbij behoorende kaart, woordenlijst en zamenspraken ; een rapport vaneen dor controleurs in de residentie Riouw, betreffende eene in Julij en Augustus 1869 door dezen gedane reis naar de bovenlanden van Kota Pinang; zoomede de zich onder berusting van den ambtenaar voor de zamenstelling van een Maleisch woordenboek bevindende verzameling pantoens of epigrammen. Overigens ontving het Genootschap weder het gewone gouvernements-subsidie van f 8000. De Koninklijke Natuurkundige Vereeniging mögt zich evenmin als vroeger in eene groote belangstelling van het publiek verheugen. Het aantal leden nam niet toe en slechts zelden werden bijdragen ontvangen voor het tijdschrift. Niettemin zag daarvan in 1870 het 31ste deel het licht en werd met den druk van het volgende deel een begin gemaakt. Voor de uitbreiding van bibliotheek en museum werd zorg gedragen; beide werden met geschenken verrijkt. Het Gouvernement schonk zijn jaarlijksch subsidie van f 2000; terwijl een gelijk bedrag door vrijwillige bijdragen werd bijeengebragt. Voortaan zal echter van de leden eene vaste contributie worden geïnd (zie het gewijzigde reglement der Vereeniging door den Gouverneur-Generaal goedgekeurd blijkens Indisch Staatsblad 1871, n". 89).
pok de Nedüirlandsch-Indïsohe Maatschappij van Nijverheid en Landbouw ondervond niet in gewenschte mate »e
medewerking van het publiek. _ , De Vereeniging van Landbouw en Nijverheid te Djokjo' knxta, van welker ontbinding reeds is sprake geweestverkeerde in ongunstige omstandigheden. De Soerakartasche Maatschappij van Landbouw in 186D
opgerigt, werd in 1870 opgeheven, doch onmiddellijk vet' vangen door een ander ligchaam onder den naarn^ va" n Indisch Landbouwgenootschap." Daar deze vereenigmÓ eerst kortelings is opgerigt en ook nog geene afdeeling^ heeft, valt van hare werking nog weinig te zeggen. In 187* is zij met de uitgave van een tijdschrift begonnen. De » Vereeniging tot bevordering van geneeskundig6
wetenschappen in Nederlandsen Indie" verzocht 's GoU' vernements goedkeuring op het door haar vastgesteld gf wijzigd reglement. Die goedkeuring werd bij ordon nanti6
van 10 September 1870 [Indisch Staatsblad n°. 120) dol* den Gouverneur-Generaal verleend. Door de nieuwe erkeö' ning kwam voor de Vereeniging te vervallen de voor' waarde bij hare erkenning ten jare 1852 gesteld: » o«" bij de uitgave van het Geneeskundig Tijdschrift voor Nedef landsch Indie, zich te onthouden van gisping der hande' lino-en van-het Bestuur in Nederlandsen. Indie of van W Opperbestuur in Nederland." Aanvangende met 1872 is aan de Vereeniging tot w^ deropzeggens toe een subsidie van f 2000 's jaars^ toege' kend tot goedmaking der kosten van het opnemon in ha» tijdschrift van door of namens de Regering aan te wijzj rapporten, mededeelingen enz van geneeskundigen aar<J' onder voorwaarde dat zij een zeker aantal exemplar«0
van dat tijdschrift aan de Regering afievere. Aanteekening verdient nog dat de chef van het dopsr' tement van oorlog in het afgeloopen jaar de belaugen de^ verschillende in Indie gevestigde instellingen van wete»' schappelijken aard in de medewerking der officieren va' het leger aanbeval, met aansporing, voor zooveel noodjg' om door het leveren van bijdragen, hetzij schriftelij^ hetzij in natura, op het door de bedoelde instellingen bfl' hartigd gebied, ook hunnerzijds, in navolging van het do" sommigen reeds gegeven loffelijk voorbeeld, een aande« te leveren in het verspreiden van nuttige kennis omtre» Nederlandsch Indie,
§ 5. Tijdschriften en nieuwsbladen.
In 1870 werd door het Bataviaasch- en het Nieuw BaW vidasch Handelsblad het getal verschijndagen 's weoks vjj meerderd; van de Soerabaija-Courant verscheen in àn
jaar eene Zondags-editie. Daarentegen is de uitgave v» het in November 1869 te Soerabaija verschenen dagbl»' Insulinde, in Junij jl. gestaakt. _ Sedert 1*. Januarij 1871 ziet een tijdschrift van het Indis"' Landbouwgenootschap te Soerakarta het licht. Met betrekking tot de bladen in inlandsche talen kan word^ medegedeeld, dat de uitgave van de te Batavia verschijnen' Maleische courant Mata Harie in 1870 werd gestaakt. In het belang van 's Lands onzijdigheid in denjongst^ oorlog in Europa, werd in Augustus 1870 aan de red»'' teuren der in Indie verschijnende nieuwsbladen, van B geringswege de uitnoodiging gerigt, om zooveel mogeUJ te vermijden, dat op eenigerlei wijze blijk wierd gegev6
van voor- of tegeningenomenheid ten aanzien van de o» logvoerende Mogendheden, de betrokken Vorsten, nati° naliteiten of staatsdienaren.
§ 6. Landsdrukkerij.
Deze inrigting beantwoordt voortdurend aan hare V stemming. De onvoldoende en ongeschikte loealen werd6
in April 1871 verlaten en de landsdrukkerij overgebrf» naar een daartoe opgerigt nieuw gebouw. Tot opruim1^ van den door die verplaatsing en het tijdelijk gemis v» het stoomwerktuig ontstanen achterstand in het afdruk* van werkjes ten dienste van het inlandsch onderwijs,
(1) Met 1 Julij 1871 ook de uitgave van de Bintang Sarat, e Maleisch blad dat sedert April 1809 ter hoofdplaats het licht zag.
m
onlangs , voorloopig voor den tijd van zes maanden, het aantal inlandscbe zetters en boekbinders met 30 vermeerderd. Door het betrekken der nieuwe localen is gelegenheid ontstaan om het getal snelpersen, welke door da aanwezige stoommachine kunnen worden in beweging gebragt, te vermeerderen en daardoor het materieel op zoodanigen voet te brengen, dat aan alle eischen van de dienst naar behooren kan worden voldaan. Reeds zijn twee nieuwe persen uit Nederland ontboden. De verzameling Chinesche druktypen, in 1862 ten behoeve der inrigting aangeschaft (zie het verslag over dat jaar bladz. 150), wordt geregeld aangevuld met nieuw bijkomende letters. In J ulij jl. is een nieuw supplement verzonden, hier te lande weder in gereedheid gebragt onder het opzigt van dr. J. J. HOFFMANN te Leiden. D e kosten der inrigting over 1870 bedroegen t' 104 498 en de werkelijke ontvangsten f 2S 567. De drukkerij heeft gratis geleverd ten behoeve van de verschillende bureaux on administration niet minder dan 7 650 252 exemplaren van 6889 modellen van imprimés, welke volgens tarief eene golds waai de aan druk- en zetloonen vertegenwoordigden van f' 187 3 7 3 , zoodat, wanneer deze in rekening mogten worden gebragt, de drukkerij een voordeelig saldo zou aanwijzen van f 111 442. Blijkens Indisch Staatsblad 1871, n°. 4 3 , zal'echter, in te gaan met 1 Januarij 1872, in navolging van hetgeen in Nederland plaats vindt, elk departement,, collegie of administratie bezwaard worden met de kosten van hetgeen te zijnen of haren behoeve ter landsdrukkerij wordt gedrukt, en wel wat de zet-, druk- en bindloonen betreft volgens het herziene (tot het minimum der kosten verlaagd) tarief {Indisch Staatsblad 1871,n°. 14), en wat het papier betreft, dat voortaan door de landsdrukkerij zal moeten worden geleverd, volgens den prijs van uitbesteding verhoogd met 10 pet. voor spillage als anderzins. Alleen ten aanzien van de levering van »circulaires" zal do bestaande regeling behouden blijven en dus het zetten eu drukken kosteloos geschieden met levering van het benoodigd papier door don lastgever. Het gebruik van de landsdrukkerij zal overigens voor de autoriteiten alleen verpügtend zijn voor zooveel aangaat de imprimés te rangschikken onder de zoogenaamde Standmodellen (modellen uit do bundels »periodieke stukken" en »kasbeheer"). Bij eene verlangde levering van andere imprimés door de landsdrukkerij moet in het noodige papier door den lastgever worden voorzien.
I I I . E E K E D I E N S T .
§ 1. Christelijke.
a. Protestantsche.
Kerkbestuur. Het door do Regering aanhangig gemaakt onderzoek naar de punten, ten opzigte waarvan de Staat in zijne betrekking tot de Protestantsche Kerk in Nederlandsch I n d i e , afstand zou kunnen doen van zijne inmenging of bemoeijing, gaf het betrokken kerkbestuur te Batavia aanleiding de verschillende kerkeraden in Indie te raadplegen, nopens het denkbeeld om, na aanvulling van het bestuur mot twee leden, op zijne voordragt dooide Redering te benoemen, het aldus uitgebreide kerkbestuur te magtigen, om als vertegenwoordiger van de I n dische Protestantsche Kerk op te treden en mitsdien bevoegd te doen verklaren om te beschikken in zaken van kerkelijken aard, waaromtrent de beschikking tot nog toe aan de Regering is voorbehouden. Inmiddels werd aan eene commissie uit het bestuur opgedragen een algemeen reglement te ontwerpen, waarbij werd uitgegaan van het beginsel eener vertegenwoordiging der Kerk door het kerkbestuur, ton einde wanneer de kerkeraden verklaarden zich met dit beginsel te veroonigen het ontwerp-reglemen t al dadolijk aan hunne booordeeling te kunnen onderwerpen. Hiertoe zou volgens berigten van April jl. weldra worden overgegaan , daar reods de meeste kerkeraden hadden te kennen gegeven de aanneming van gezegd beginsel in het belang der Indische Protestantsche Kerk noodzakelijk te achten. Inmiddels heeft de Regering hier te lande van hare
gezindheid doen blijken om met meer doortasting dan in de aanvankelijke aanschrijving lag opgesloten, te geraken tot eene zoo volledig mogelijke losmaking der betrekkingen tot het kerkgenootschap. I n Mei jl. is namelijk de Gouverneur-Generaal uitgenoodigd aan het Protestantsch kerkbestuur het voornemen der Regering mede te deelen, dat deze zich op een nader te bepalen tijdstip geheel aan de bemoeijing met kerkelijke zaken wil onttrekken, en dat hot aan het kerkgenootschap zelf overgelaten moot worden voor zijne belangen hier te lande zorg te dragen, waartoe het zich regtstreeks in betrekking zou kunnen stellen met de te 's Gravenhage gevestigde Commissie tot de zaken der Protestantsche Kerken in Nederlandsch Oost- en West-Indie. Wierd deze al dadelijk van de noodige volmagt voorzien tot de benoeming en het ontslag van predikanten, de Regering zou dan aan de benoemden de bezoldigingen en verdere voordeelen uitbetalen, welke aan de bedoelde leeraars van Staatswege worden toegekend.
I n verband tot deze beginselen worden t h a n s , door tu3schenkomst van den Gouverneur-Generaal, van het kerkbestuur voorstellen te gemoet gezien omtront de wijze waarop do hier te lande aanwezige Commissie zal kunnen worden aangevuld of geheel op nieuw benoemd, opdat met het oog op art. 122 van het Regeringsregloment dit onderwerp in gemeen overleg met de Regering kunne behandeld worden. Volledigheidshalve verdient nog vermelding het Koninklijk besluit van 29 October 1870 [Nederlandsch Staatsblad n°. 173), waarbij, ter definitive opruiming van de overblijfselen der Departementen van Eeredienst hier te lande, de nog bestaande bemoeijingen der Regering met kerkelijke zaken, werden overgebragt bij andere ministeriele departementen , eu als gevolg daarvan met opzigt tot de koloniën bepaald , met wijziging in zoo ver van het Koninklijk besluit van 7 December 1820, n°. 113 (1), dat de meorbodoeldc Commissie voor de zaken der Protestantsche Kerken, enz. voortaan (d. i. tot zoolang het status quo zou voortduren) in regtstreeksche betrekking zal staan tot het Departement van Kolonien.
Predikanten, enz. In April 1870 on Januarij 1871 werd achtereenvolgens aan twee der in Indie dienstdoende predikanten eervol ontslag en pensioen verleend, hetgeen de uitzending van een tweetal leeraars uit Nederland noodzakelijk maakte, waarvan de één , reods in 't vorig verslag bedoeld, in Mei 1871 is vertrokken, terwijl de ander, in Julij jl. benoemd, weldra volgen zal. Van de 5 plaatselijke vacatures die blijkens het vorig verslag, na de aanstelling (in Maart en April 1870) van een vijftal nieuw aangekomen predikanten , nog waren overgebleven, werden in November en December daaraanvolgende die te Amboina en te Pamakassan vervuld door de beide predikanten in Mei 1870 in Nederland benoemd. Daarentegen vertrok in Maart 1871 de predikant te Madioen met verlof naar Nederland en moest ook deze plaats voorloopig onvervuld blijven, vermits de oenige sedert het vorig verslag van verlof teruggekeerde predikant de plaats van den jongst gepensioneerden (te Samarang) had ingenomen. Op 1 April 1871 bestonden derhalve vacatures te Salatiga, Fort de Koek , Banda en Madioen , en waren van het organiek bepaalde aantal van 35 predikanten, 29 in werkelijke dienst (daaronder de 2 zendelingleeraren, waarnemend predikanten te Ternate en te Menado), 3 in het genot van buitenlandsch verlof en 1 (de gewezen predikant bij de Evangelische gemeente te Batavia, van wien in 't vorig verslag sprake was) nog niet in activiteit hersteld.
Do twee veldpredikers waren bij voortduring werkzaam in de gemeenten van Weltevreden en Moester-Cornelis on van Salatiga en Ambarawa. Aan don hulppredikor bij de Protestantsche gemeente te Bonthain werd wegens ziekte verlof naar Nederland verleend. Die to Benkoelon on Timor-Koepang bleven aldaar werkzaam. I n het verkrijgen van geschikte hulppredikers voor de inlandsche Christengemeenten op den voet van het K o ninklijk besluit van 22 December 1867, n°. 4 (Nederlandsch
(I) Gedrukt. bij de stukken der Staatsbegrooting- voor 1862 (Zitting'1801—186-2 , I I . n°. -139Ä).
100
Staatsblad n°. 154, Indisch Staatsblad 1870, n°. 71), wordt in Indie bezwaar gezien wegens het gemis van aanspraak •op pensioen en op bnitenlandscli verlof. De aanstelling van bedoeld personeel, dat men in do eerste plaats uit de zendelingen dacht te trekken, is dan ook tot nog toe achterwege moeten blijven. Voorzieningen om hieraan te gemoet te komen zijn in behandeling. Intusschen zijn bij ordonnantie van 10 September 1870 {Indisch Staatsblad ii°. 125) de aard en omvang der aan het ambt verbonden werkzaamheden en bij een besluit van gelijke dagteekening de standplaatsen der vooreerst aan te stellen tien titularissen geregeld. Als zoodanig zijn aangewezen: Waai, Hutumurij , Allang, Saparoea, Haroekoe, Ameth, Kamai'ian en Letty, benevens twee later aan te wijzen standplaatsen , waarvan één op Timor en één op Rotti. De bepalingen omtrent den werkkring der hierbedoelde hulppredikers zijn nedergelegd in een bij de aangehaalde ordonnantie van 10 September 1870 vastgesteld reglement op het hulppredikerschap en het inlandsch leeraarsambt bij de inlandsche Christengemeenten in Nederlandseh Indie. Behalve het uitoefenen van het leeraarsambt en het bezoeken der gemeenten in hun ressort, is den hulppredikers daarbij opgedragen de opleiding tot godsdienst-voorganger van inlandsche jongelieden, tot welk ambt, tijdens het bestaan te Amboina eerier kweekschool van het Nederlandsche Zendelinggenootschap te Rotterdam, tot vorming van inlandsche onderwijzers, gelijktijdig de aanstaande onderwijzers werden opgeleid, doch waartoe aan de van gouvernementswege in de Molukken op te rigten onderwijzerskweekschool do gelegenheid zal ontbreken , wegens de volstrekte uitsluiting van elk godsdienstig onderwijs aldaar.
Ieder der hulppredikers zal hoogstens vier leerlingen te gelijk onder zich kunnen hebben, voor wier verpleging, kleeding en leermiddelen van 's landswego f 20 's maands per hoofd wordt te goed gedaan. Eene commissie bestaande uit de hulppredikers in hetzelfde gewest, voorgezeten door den oudst in dienst zijnden predikant binnen hetzelfde ressort of door dengene die hem vervangt, neemt de examens af en wijst de standplaatsen aan der inlandsche leeraars, wier bezoldiging op f'25 's maands is bepaald. Bij den aanvang van elk jaar wordt zoowel het getal aan te nemen leerlingen als dat der aan te stellen inlandsche leeraars bepaald door het kerkbestuur te Batavia , in overleg met den betrokken directeur van algemeen bestuur. Van bedoeld kerkbestuur zouden ook de noodige bepalingen moeten uitgaan betreffende de opleiding, den werkkring en de verpligtingen der inlandsche leeraars. Het toozigt op de kerkelijke aangelegenheden der inlandsche Christengemeenten is opgedragen aan de hulppredikers, ieder voor zooveel zijn ressort aangaat.
Kerkelijke dienstreizen. De dienstreizen naar plaatsen die een eigen predikant missen, werden overeenkomstig de vastgestelde regeling zooveel mogelijk verrigt. De op het eiland Billiton aanwezige Protestanten gaven het verlangen te kennen , om geregeld door eenen predikant te worden bezocht. Ten einde aan dit verlangen te gemoet te komen r werd eene wijziging gebragt in het dienstwerk van den predikant te Pontianak (Wester-afdeeling van Borneo) en aan dezen opgedragen de gemeente op Billiton 2 malen 's jaars te bezoeken ; terwijl zijne dienstreizen naar Sambas , Montrado en Sintang van vier tot drie malen 'sjaars werden teruggebragt [Indisch Staatsblad 1870, n°. 115). De hulpprediker te Koepang (Timor) vergezelde den resident in September 1870 onder andere op eene reis naar Savoe. Vele inlanders, waaronder 40 van de eersten des lands, meldden zich bij die gelegenheid ten doop aan. Ten opzigte van hen die blijken gaven van die plegtigheid een juist begrip te hebben, werd aan dit verlangen voldaan.
Godsdienstig/ onderwijs, enz. In sommige kleine gemeenten , waar geen predikant bescheiden is, werden even als vroeger aan door den kerkeraad voorgedragen personen (meest onderwijzers bij de openbare lagere scholen) tijdelijke toelagen uit 's lands kas verleend voor het houden van godsdienstige voorlezingen en het geven van onderwijs buiten de schooluren in de Bijbelsche geschiedenis en de Christelijke aedeleer aan de Protestantsche jeugd. Ook voor de belangen der openbare eeredienst werd aan
sommige kerkoraden ter bezoldiging van kosters, voorlezers , organisten, enz. van regeringswege ondersteuning verleend. Het denkbeeld nopens het doen vervallen dezer verschillende toelagen, waar zulks zou blijken uitvoerbaar te zijn, ook afgescheiden van de quaestie der betrekking van de Kerk tot den Staat, heeft in den loop van 1870 een onderwerp van overleg met het Indisch Bestuur uitgemaakt. Bij die gelegenheid is gebleken, dat de toelagen voor de bekostiging van het genoemde kerkelijk personeel niet worden verleend dan uit hoofde van ongenoegzaamheid der gemeentemiddelen en telkens slechts voor den duur van één jaar, ten einde steeds na te gaan of de ongenoegzaamheid der gezegde middelen al dan niet voldoende is aangetoond. (In 1870 werden aan 13 gemeenten zoodanige toelagen verstrekt.) Ook de toelagen voor catechetisch onderwijs (in 1870 voor 7 plaatsen beschikbaar gesteld) worden onder gelijke voorwaarden op tijdelijken voet verleend en slechts daar waar de minvermogendeu anders geheel van dat onderwijs verstoken zouden zijn. Ten opzigte van het verder verleenen der bedoelde regerings-ondersteuning is daarop bij eene aanschrijving van September 1870 aan de Indische Regering, even als vroeger in de zaak der kerkgebouwen (zie het vorig verslag , bladz. 74), het beginsel aanbevolen van onthouding zooveel mogelijk. Tevens zijn wenken gegeven omtrent eene geleidelijke beperking der toelagen zelve.
Kerkgebouwen. Aan den kerkeraad der Protestantsche gemeente te Bandjerraasin werd voor 1870 alsnog eene toelage verleond van f 100 's maands voor de inhuur van een voor kerkgebouw geschikt woonhuis, onder de uitdrukkelijke voorwaarde evenwel, dat die toelage in volgende jaren niet meer zou worden toegekend. Aan den kerkeraad te Banda werd magtiging verleend om tot het oprigten van een nieuw kerkgebouw uit de kerkefondsen dier gemeente te beschikken over eene som van f 14 925. Tot herstel van het kerkgebouw der Protestantsche gemeente te Samarang werd bij de Indische begrooting voor 1871, bij wijze van voorschot uit 's lands kas, toegestaan eene som van f 10 000, of zooveel minder als de opbrengst zou bedragen eener door den kerkeraad inmiddels beproefd wordende inschrijving in geheol Nederlandseh Indie, dit laatste ter voldoening aan de voorschriften, blijkens het vorig verslag, bladz. 74, van het Opperbestuur uitgegaan omtrent de beginselen, voortaan bij de beoordoeling der gepastheid van gouvernementshulp in deze in acht te nemen. Van de benoodigde f 20 0 '0 was door de gemeente voor omstreeks f 10 000 ingeschreven, eene som die reeds de uiterste grenzen der eigen bijdragen had bereikt, en waarvan de inning zelfs zeer traag ging. Wegens den bouwvalligeii staat van het kerkgebouw was de gemeente reeds sedert vrij geruimen tijd verpligt geweest voor de openbare eeredienst gebruik te maken van een particulier huis, daartoe kosteloos door den eigenaar, een Chinees, afgestaan. Voor verbetering en vernieuwing van het kerkgebouw der Protestantsche gemeente te Menado is, mede na toetsing der aanvrage aan de bovenbedoelde voorschriften, bij de ontwerp-begrooting voor 1872 gerekend op een subsidie van f 3000. Een beroep op de liefdadigheid van geloofsgenooten in Indie was vruchteloos gebleven, terwijl de gemeente, die reeds voor reparation aau het kerkgebouw in de jaren 1863—1865 haar fonds bezwaard had met een nadeelig saldo van f 6 256, tot geene verdere offers in staat bleek. Eenige dringend noodzakelijke herstellingen aan het bouwvallige kerklocaal te Serang (Bantam) vorderden eene uitgaaf vas ruim f 1 800. Nadat bij gemis aan kerkefondsen» de helft der benoodigde som was bijeengebragt door een beroep op de algemeene liefdadigheid, ook buiten de residentie Bantam, is vrijheid gevonden om de ontbrekendef 900 als subsidie uit 's lands kas toe te zeggen , mits na de vaststelling der Indische begrooting voor 1872, waarbij; op bedoelde som is gerekend. Met opzigt tot deze gemeente en die te Menado bleek afwijking noodzakelijk van den regel om de geldelijke ondersteuning in den vorm van voorschot te verleenen. Daar ook in andere gevallen eene terugvordering wel kon geacht worden vruchteloos te zullen blijven en de overi
101
Eens bestaande regelen omtrent het verleenen van 's lands gelden voor het onderhoud enz. van kerkgebouwen voldoende waarborgen tegen misbruik aanboden, maakte het een punt van overweging uit om voortaan het denkbeeld van voorschot in deze geheel los te laten. (1) Met betrekking tot de kerkgebouwen der inlandsche ^hristeugemeenten in de residentie Menado werd bij de Oltvaardiging der provisionele voorschriften van Juiij 1870 omtrent de verpligte persoonlijke diensten van de inboorlingen der Minahassa (Indisch Staatsblad 1870, n°. 85) den Resident opgemerkt, dat hij zich voor den vervolge zou Oefiooren te onthouden van elke tusschenkomst of bejûoeijenis aangaande het opbouwen en onderhouden van kerken en het als een ernstigen pligt zou hebben aan te berken, de bevolking wel te doen beseffen dat zij volkomen vrij is te dezen aanzien te werk te gaan , zoodanig als zij zelve zou vermeenen te behooren.
Statistiek. Even als vroeger ontbreekt het aan gegevens voor eene genoegzaam volledige statistiek van het aantal zielen, lidmaten, gedoopten, enz. der verschillende gebeenten.
Zendelingen. Blijkens het vorig verslag beliep het getal indelingen op ultimo Februari) 1870 op Java 14 en in ^e buitenbezittingen 54. Sedert werd dit getal vermeerderd met 1 zendeling in de Preanger regentschappen, 2 lt> Cheribon, 1 in Kediri, 1 in Soerabaija en 3 op Sumatra's Westkust. Overleden was 1 zendeling te Ternate, 'erwijl 4 zendelingen naar Nederland vertrokken , als : 2 van Menado, 1 van Timor en 1 van Sumatra's Westkust. Voorts heeft 1 zendeling van Menado zich tijdelijk in het gouvernement van Celebes gevestigd; terwijl twee anderen hun dienstwerk in de niet onder Europeesch bestuur 8taande Battaklanden, wegens gemis aan resultaten hadden gestaakt en zich sedert te Sipirok (Sumatra's Westkust) °phielden. Over de genomen beslissing om de zendelingen in de ^attaklanden niet meer als zoodanig met het toezigt over ?e gouvernements inlandsche scholen belast te doen blijven , J8 reeds gehandeld in § 2 der Iste afdeeling van dit Wdstuk. Aan berigten omtrent Nieuw-Guinea wordt het volgende PjHleend niet betrekking tot den zendingsarbeid aldaar, ^ijdens een bezoek , in Junij 1870 door den resident van ternate aan dat eiland gebragt, werd op Meoswar in de ^»eelvinksbaai eene conferentie gehouden met de gezamenlijke zendelingen aan en in die baai gevestigd. "Volgens •Jünne verklaring bejegende de bevolking hen welwillend. ^P veel bevredigends , zigtbare vruchten van hun arbeid , ^as echter nog niet te wijzen. Vergeleken met de bevinding bij het laatste dienstbezoek Jjo 1868) aan die verwijderde streken gebragt, was er , naar ^ meening van den resident, zelfs achteruitgang in de °ütwikkeling van het zendingswerk , want van de school ^P Meoswar , destijds 25 à 30 zeer geregeld opkomende hinderen tellende , bestond niets meer. De resident haakte van deze gelegenheid gebruik om aan de aanwezige hoofden en verdere omstanders andermaal het p t van het onderwijs voor oogen te houden en hen aan ,® sporen dat onderwijs voortaan meer geregeld door de anderen te doen bijwonen. De zendelingen gaven de hoop te kennen dat het, door J*e ophanden komst van meerdere door het Utrechtsche Zendinggenootschap naar Nieuw-Guinea bestemde evanS^liepredikers (2), misschien al spoedig mogelijk zou wezen , ?at een of meer hunner het ondernamen om zich onder 6 Wandammers en Wandessiers te vestigen, stammen aö wier roof- en zwerftogten de in de omgeving der
j(l) Over eene daartoe betrekkelijke voordragt aan den Koning van J ugustus jl., tevens strekkende om het hooger bedoelde voorschot aan J ê"«meente te Samarang niet meer als zoodanig maar als subsidie te j en aanmerken. is dezer dagen het advies van den Baad van State Sekomen. Eene beslissing kan dus weldra worden verwacht.
Ij-'*.) In Maart 1871 zijn een tweetal zendelingleeraars en een zendej^JJ-Werkman door genoemd genootschap uitgezonden, te Ternate aanj* «omen, aan wie de gevraagde toelating voor Nieuw-Guinea, voorty°PU? en in afwachting dat hun welligt eene andere bestemming zou °rden aangewezen, bij een besluit van 2 Julij jl. door den GouverUr-Generaal is rerleencL
tf'. 8 . 2.
zendelingen aanwezige negorijen nu en dan overlast hadden Volgens berigten van den ambtenaar VON BOSENBEKG (zie §3 der voorgaande afdeeling) viel echter ook over de bevolking van Doren en Mansinam, waar de zendelingen het langst werkzaam zijn, weinig te roemen wegens haar roofzucht, gehechtheid aan overgeërfde bijgeloovigheden en losbandige levenswijze. Omtrent den zendingsarbeid op Galela (Ternataansch Halmaheira) waar sedert vijf jaren twee zendelingen en een zendeling-werkman gevestigd zijn, wordt door den resident berigt dat ook zij tot dus ver, evenmin als hunne broeders op Nieuw-Guinea, op eenig resultaat kunnen wijzen. Aan een der in de residentie Amboina gevestigde zendelingen werd in Junij 1870 door den Gouverneur-Generaal een binnenlandsch verlof (naar Java) verleend wegens ziekte, met toekenning van overtogt voor rekening van den lande. De vraag rees, of hierdoor geen inbreuk zou worden gemaakt op het in 1869 aangenomen beginsel, dat geen vrije overtogt aan zendelingen of hunne gezinnen van gouvernementswege wordt verleend noch van Nederland naar Indie, noch in den Indischen Archipel. De Gouverneur-Generaal echter besliste, dat dit beginsel kennelijk alleen betrekking had op zendelingen die zendingswerk verrigten op het terrein der zending , en dus niet van toepassing was te beschouwen voor de van 's lands wege bezoldigde zendelingen op Amboina en onderhoorigheden, die geacht moesten worden op het terrein der gevestigdo kerk van Staatswege werkzaam te zijn.
b. Koomsch-katholijke.
Geestelijken. Bij het eind van het jaar 1870 telde het Apostolisch vicariaat van Batavia 15 van 's lands wege bezoldigde geestelijken. Van die 15 waren echter 3 niet verlof buiten Indie, waaronder het hoofd der missie, die, een eenjarig verlof naar Europa buiten bezwaar van den lande bekomen hebbende, tot bijwoning van het oekumenisch concilie te Bome, in het begin van 1871 in Indie terugkeerde. De 12 geestelijken in werkelijke dienst waren verdeeld als volgt: te Batavia 3, Samarang 2, Ambarawa 1, Djokjokarta 1, Soerabaija 2 en Larantoeka 3. De statiën Padang (Sumatra's Westkust) en Soengeislan (Banka) bleven vacant. In December 1870 zijn twee geestelijken voor de dienst van het Apostolisch vicariaat naar Indie vertrokken, waarvan een — tot zoo lang hij in Indie tot vervulling eener vacature zou kunnen optreden — buiten bezwaar van 's lands schatkist (1); zoodat daardoor het vastgestelde organiek getal van 16 (de verlofgangers er onder begrepen) thans voltallig zal zijn. In verband met hunne aankomst zijn in Mei 1871 de vacatures te Padang en Soengeislan vervuld. Een der met verlof hier te lande aanwezige geestelijken zou weldra naar Indie terugkeeren.
Kerkelijke dienstreizen. Op Java werden de verschillende plaatsen, waar geen geestelijken gevestigd zijn, kerkelijk bezocht overeenkomstig de bestaande regeling. Kerkelijke dienstreizen in de buitenbezittingen vonden, buiten die in het ressort van den pastoor van Larantoeka (Flores), alleen plaats naar de in 1870 vacante statiën Padang (Sumatra's Westkust) en Soengeislan (Banka).
Catechetisch onderwijs, openbare godsdienstoefeningen, enz. Hetgeen in 't vorig verslag omtrent deze onderwerpen is aangeteekend, is ook voor 1870 toepasselijk. Alleen wordt thans nog gemeld, dat door een der geestelijken van Batavia des Zondags om de veertien dagen godsdienstoefening wordt gehouden in de militaire school te MeesterCornelis voor de Katholijke militairen van het garnizoen, terwijl een der geestelijken te Soerabaija om den anderen Zondag dienst verrigt in de kerk bij het marine-etablissem*nt, ten behoeve van het aldaar werkzaam personeel.
(1) Eerstdaags zal weder een geestelijke naar Indie vertrekken boven de formatie. De Gouverneur-Generaal is gemagtigd tot zijne erkenning als geestelijke van den 2den rang en om hem, bij vacature in het organiek bepaalde getal, te stellen in het genot der gewone voordeelen uit 's lands kas.
26
102
In het geheel telt men in het vicariaat 19 kerken, waarTan 9 alleen in de statie Larantoeka, en 14 kapellen, waarvan insgelijks 9 in voornoemde statie. Vier dier kapellen zijn in den laatsten tijd van hout opgetrokken. Overigens telt men in de verschillende statiën van het vicariaat eenige particuliere bedehuizen. De kerken van Batavia en Soerabaija hebben in den loop van 1870 belangrijke reparatien ondergaan. Daartoe ontving Soerabaija van gouvernementswege ter aanvulling van het door de ingezetenen ingeteekende, een subsidie van f 581. Zoowel te Djokjokarta als te Samarang is eene kerk in aanbouw. Aan laatstgenoemde gemeente is daarvoor in der tijd een subsidie uit 's lands kas toegezegd van hoogstens f 50 000. Eeeds is daarvan (in twee termijnen) f 32 000 uitgekeerd. Aan de uitbetaling van een nieuwen
§ 2. Mohammedaansche.
Met uitzondering van het voorgevallene in de residentien Pekalongan en Banjoemas, waarover zie hoofdstuk C § 2 hiervoren, vielen er sedert het jongste verslag in Nederlandsch Indie op Mohammedaansch godsdienstig gebied geene bewegingen van eenige beteekenis voor. Daar vooral, waar de bevolking als ligtgeloovig bekend staat, wordt door het bestuur met klem gewaakt, dat de geestdrijverij niet leide tot verstoring der openbare orde. Zoo wordt bijv. in Rembang en Madioen in den laatsten tijd een waakzaam toezigt gehouden op de handelingen van zekeren Javaan, verkondiger van eene zoogenaamde nieuwe leer; terwijl van Batjan werd verwijderd een niet ter inwoning toegelaten Arabier, die aldaar eene godsdienstige beweging trachtte uit te lokken.
termijn is echter weder de voorwaarde verbonden, dat voor af ten genoege der Kegering moet zijn aangetoond • dat door nadere publieke inschrijving voor vrijwillige bijdragen als anderzins, van de zijde van het kerkbestuur al het mogelijke is gedaan ter verkrijging der verder be' noodigde gelden. (1) Overigens werd aan drie gemeenten (die teAmbarawfti Djokjokarta en Soerabaija) voor het jaar 1870 een maan' delijksch subsidie toegelegd ter bezoldiging van kerkelijke beambten (koster of organist). Voor Padang werd de toe' lage ingehouden zoolang daar geen pastoor zou gevestigd zijn*
Statistiek. Over het jaar 1870 zijn de volgende opgaven ontvangen.
Voor gewestelijke opgaven nopens het aantal santries o' leerlingen der priesterscholen op en buiten Java, zij^vef wezen naar bijlage A nc. 8 van dit verslag. Hieronder volgt als gewoonlijk eene aantooning van he' aantal gedurende de laatste vijf jaren naar Mekka ver' trokken en van daar teruggekeerde bedevaartgangers' Daaruit blijkt dat het aantal der van Java en Madura ver' trokkenen, althans in vergelijking met 1869, gedurende 1870 niet onbelangrijk was toegenomen. Vooral echter ,J
het cijfer van Sumatra's Westkust gestegen, zelfs in ver gelijking met de opgaaf over 1868, welke reeds hoog6' was dan in eenig jaar te voren.
(1) In 't laatst van Junij jl. is door den Gouverneur-Generaal m&S' tiging verleend tot uitkeering van den laatsten termijn ad f 18 000.
S T A T I Ë N .
lste statie, standplaats Batavia.
2de statie, standplaats Samarang.
3de statie, standplaats Ambarawa.
4de statie, standplaats Djokjokarta.
ode statie , standplaats Soerabaija.
6de statie, standplaats Padang.
7de statie, ! standplaats Soengeislan.
8 ste statie, standplaats Larantoeka.
Molukken en Celebes.
A A N T A L Z I E L E N .
3640, waaronder 1289 militairen.
1559,
2250,
1417,
450
1460
549
2500, » 668 »
Aantal
communicanten.
1049, 651 »
869, » 409 Chinezen en 270 militairen.
11277 (alleen inlanders).
800, waaronder 428 militairen.
2384
1128
1540
635
1362
600
480
1288
Aantal
gedoopten.
170
175
144
91
159
46
25
284
Aantal
huwelijken
kerkelijk
ingezegend.
30
19
103
V E R T R O K K E N V A N :
Java en Madura
Sumatra's Westkust
Benkoelen
Bampongsche districten
Palembang
Banka
Billiton .
Riouw
Wester-afdeeiing van Borneo . . . .
Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo
Celebes en onderhoorigheden . . . .
/ Amboina Amboina . . \
( Banda
Ternate
Menado
Timor
Java en Madura . . . Te zamen . . \ Buitenbezittingen. . .
T E R U G G E K E E R D N A A R :
Java en Madura
Sumatra's Westkust
Benkoelen
Bampongsche districten
•Palembang
Banka
Billiton
Biouw
Wester-afdeeiing van Borneo . . . .
Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo
Celebes en onderhoorigheden . . . .
f Amboina •amboina . . J
( Banda
Ternate
^tenado
Timor
,p t Java en Madura . . . *o zamen . . \ Buitenbezittingen . . .
1 S 6 6 .
1404
350
1
53
149
3
geen
geen
81
136
25
5
geen
5
geen
geen
1404
808
1375
148
37
136
12
geen
geen
17
108
2
geen
geen
14
geen
geen
1375
474
18617.
1504
1 8 6 8 .
1986
404
7
31
82
geen
geen
4
55
335
10
8
niet opgegeven
5
geen
geen
1504
941
1302
121
1
39
151
niet opgegeven
niet opgegeven
geen
61
163
5
geen
niet opgegeven
geen
geen
Igeen
1302
541
734
7
64
153
geen
4
geen
48
232
47
10
niet opgegeven
geen
geen
geen
1986
1299
2067
172
4
45
82
geen'
geen
geen
21
269
10
3
niet opgegeven
6
geen
geen
2067
612
1 8 6 » .
1291
693
8
40
215
49
3
geen
46
445
47
18
geen
geen
geen
geen
1291
1564
1712
395
8
49
167
geen
6
geen
41
203
5
geen
geen
1
geen
geen
1 8 7 0 .
1749
926
niet opgegeven
32
131
niet opgegeven
1
geen
82
302
20
14
1
geen
geen
1749
1509
1677
1712
.875
416
niet opgegeven
20
212
niet opgegeven
2
11
20
371
16
geen
geen
1
geen
geen
1677
1072
104
Ia verband met bijzonderheden ter kennis van de Indische Regering gekomen omtrent de behandeling van Nederlandsch-Indische bedevaartgangers te Singapoer, werd bij eene circulaire van Maart 1870 {Bijblad op het Indisch Staatsblad n°. 2305) aan de hoofden van gewestelijk bestuur op en buiten Java de uitnoodiging gerigt, om aan de regenten en hoofden op te dragen de ter bedevaart naar Mekka vertrekkende personen bij de afgifte aan hen der vereischte passen, bekend te maken met de kwade praktijken die zij ter eerstgenoemde plaatse kunnen ondervinden en hun mede te deelen dat zij van de autoriteiten aldaar steeds beschermiug kunnen verwachten, wanneer zij die slechts inroepen. Tevens zouden de Mekkagangers moeten worden aangemaand om getrouwelijk op te geven welke gelden en goederen door hen worden medegenomen, ten einde daarvan in de uit te reiken passen melding te maken en om die passen bij aankomst te Singapoer, behalve aan het Nederlandsch consulaat, ook aan de politie aldaar te vertoonen, die daardoor in staat zal zijn gesteld om bij verduistering van gelden of go«deren meer krachtdadig op te treden. Tot bescherming der bedevaartgangers uit Nederlandsch Indie zal vooral strekken de voorgenomen vestiging van een Nederlandsch consulaat te Djeddah (Arabie) waarover reeds op bladz. 2 hiervoren. Eene regeling van het toezigt op hunne huisvesting enz., aan boord i bij vertrek uit Nederlandsch Indie;(zie het yorig verslag bladz. 76), is nog in behandeling. In Mei jl. is bij het Indisch Bestuur op eene bespoedigde afdoening aangedrongen (vergelijk bladz. 106 van dit verslag). (1)
I V . INSTELLINGEN VAN LIEFDADIGHEID.
(1) Onlangs is het gevoelen der Nederlandsche Kegering gevraagd nopens een voorstel van de te Konstantinopel werkzame gemengde commissie voor de herziening van het sanitair tarief in de Boode Zee, om van de Mekkagangers een hoofdgeld van 10 piasters'(ongeveer f 1,10) te heffen als bijdrage ter bestrijding van de onkosten der sanitaire dienst. De Regering heeft verklaard tegen dat voornemen geen bezwaar te maken.
vang van 1871, op elk dier plaatsen eene belangrijke som (respectivelijk f 10 000 en f 8600) beschikbaar gesteld ter verdeeling onder de aldaar aanwezige liefdadigheidsgestichten. en armen. Eerstgenoemde som is door den resident van Batavia verdeeld aldus: f 1100 aan elk der vijf volgende instellingen : Parapattan-weezengesticht, Christelijke ambachtsschool, Rehobôth-asyl, Vincentius-asyl en Djatigesticht ; f 500 aan elk der drie volgende : Ursulinenklooster, Kleine klooster en Roomsch-katholijk armbestuur; f 1000 aan het collegie van diakenen der Evangelische gemeente en eindelijk f 2000 aan de commissie tot ondersteuning van behoeftige Christenen.
Parapattan-weezengesticht te Batavia. Het aantal kinderen bedroeg op ultimo 1870 83, waarvan 41 jongens en 42 meisjes, tegen 88 op ultimo 1869. Het gesticht werd door 7 kinderen verlaten, terwijl 4 werden opgenomen. De gezondheidstoestand was minder goed dan in 1869. In het begin van 1870 heerschten de mazelen in sterke mate, doch geen der kinderen overleed daaraan. Een jongen en een meisje stierven ten gevolge van andere ziekten. Het kapitaal bedroeg op uitimo 1870 f 38 831, waaronder eene som van f 10 980 in contanten ontvangen na de scheiding des boedels van wijlen den heer W. MAYOR, over wiens nalatenschap zie het verslag over 1863 bladz. 90 en dat van 1869 bladz. 77. Behalve deze som komt uit dien boedel aan de inrigting nog te goed de helft in eene tweede hypotheek op zeker land, aflosbaar op 31 December 1871, welke helft bedraagt f 25 000 en omtrent welker behoorlijke aflossing geen twijfel werd gekoesterd. Overigens werd ook in 1870 het jaarlijksch gouvernementssubsidie van f 6000 aan het gesticht uitgekeerd.
Diakonie-armenhuis op Molenvliet {Batavia). Op ultimo December 1870 bedroeg het getal verpleegden 33, namelijk 1 man, 17 vrouwen, 4 jongens en 11 meisjes. De kinderen genoten even als vroeger onderwijs in eene der gouvernements lagere scholen. De gezondheidstoestand was bevredigend.
Stadsverband te Batavia. Gedurende 1870 zijn in dit gesticht verpleegd geweest 3508 lijders, waarvan 3017 mannen, 479 vrouwen en 12 kinderen. Het sterftecijfer bedroeg 228 of 6,5 percent. Deze ongekend gunstige verhouding wordt toegeschreven eensdeels aan de genomen voorzorgsmaatregelen tegen onzuivere lucht, en ten andere aan het evacueren van 300 berri-berri-lijders naar Buitenzorg. In 1869 bedroeg het getal verpleegden 3650 en de sterfteverhouding 11,5 percent.
Chineesch hospitaal te Batavia. Het aantal verpleegden bedroeg in 1870 511 tegen 443 in 1869, waarvan overleden in 1870 122 en in 1869 100. De verhouding der sterfgevallen tot het aantal verpleegden was de gewone, gedurende vele jaren waargenomen, namelijk p. m. 1,1.
Djatigesticht te Batavia. In den loop van 1870 werd één kind in het gesticht opgenomen , terwijl vier hetzelve verlieten , zoodat het getal verpleegden daalde van 46 tot 43. De gezondheidstoestand liet even als in 1869 niets te wenschen over. De geldmiddelen stonden op ultimo 1870 gunstiger dan het jaar te voren; vooral in het laatst van 1870 werden vele bijdragen ontvangen.
Christelijke ambachtschool te Batavia. Het laatste verslag over deze inrigting loopt van 1 Julij 1869 tot uit. Junij 1870. Op eerstgenoemd tijdstip bedroeg het aantal kinderen 31 > waarvan 14 jongens en 17 meisjes. Hierbij kwamen sedert 8 kinderen, terwijl 4 het gesticht verlieten , zoodat op uit. Junij 1870 aanwezig waren 16 jongens en 19 meisjes i te zamen 35. De ontvangsten bedroegen gedurende 1869/70 f 11 064 en de uitgaven f 9812. Onder de uitgaven is begrepen eene som van f 500, afbetaald in mindering van een vroeger genoten renteloos voorschot van het Gouvernement, groot f 10 000. De gezondheidstoestand was naar wensch.
Omtrent de verschillende in Nederlandsch Indie bestaande instellingen van dezen aard worden eenige bijzonderheden over 1870, voor zooveel noodig plaatsgewijze, hieronder opgenomen. Afzonderlijke vermelding verdient de oprigting te Batavia in October 1870 van een comité der vereeniging van het » Roode Kruis" tot het verleenen van hulp aan zieke en gewonde krijgslieden in tijd van oorlog, waarover reeds meer uitvoerig in hoofdstuk D , § 3 hiervoren; zoomede de openbaarmaking {Javasche courant van 30 December 1870), van een verslag, loopende van 1 September 1864 tot ultimo Augustus 1870, van de permanente commissie voor het beheer der fondsen, overgebleven van de voor den watersnood op Midden-Java in 1861 zoowel in Indie als in Nederland bijeengebragte liefdegiften. De afgelegde rekening doet zien dat het zoogenaamde » watersnoodfonds ", hetwelk blijkens het regeringsverslag van 1861, bladz. 6, omstreeks medio 1862 een saldo aanwees van f 49 517,175, onder ultimo Augustus 1870, voornamelijk ten gevolge van gekweekte rente, geklommen was tot f 59 359,57s en zulks niettegenstaande daaruit in 1865 en 1867 beschikt was over een bedrag van f 13 053 als tegemoetkoming aan door natuur-onheilen noodlijdend geworden personen, die opgeene andere wijze in hunne dadelijke behoefte konden voorzien. Uit den aard zijner instelling mag het fonds in den regel alleen dienstbaar gemaakt worden aan de leniging van belangrijke rampen, veroorzaakt door watersnood, vulkanische uitbarstingen,- aard- en zeebevingen en andere natuurverschijnselen. Volgens latere berigten is uit het fonds nog verstrekt f 30':0 aan noodlijdenden door eene overstrooming in het district Plaboean (Preanger regentschappen) en f 10 000 aan eenige door brand geteisterde dessa's in Demak (Samarang). Ook zou eene tegemoetkoming uit hetzelve worden verleend aan de bevolking der door eene vulkanische uitbarsting en daarmede gepaard gaande zeebeving verwoeste kampong Tagoelandang (Sangir-eilanden). Door den eersten Koning van Siam werd, bij gelegenheid van diens bezoek aan Batavia en Samarang in den aan
105
Vincentiusgesticht voor verlaten Christenländeren te Weltevreden [Batavia). Op ultimo 1870 werden verpleegd 26 meisjes, Wier opvoeding bleef toevertrouwd aan de geestelijke zusters Orsulinen. De gezondheidstoestand der kinderen, waarvan e'én overleed , was naar wensch. De inrigting verleende ook onderstand aan 14 bejaarde en gebrekkige lieden. De inkomsten Helden gelijken tred met die van het Voorafgegane jaar. Het saldo in kas bedroeg op ultimo December 1870 f 55.
Rehobôth-asyl te Meester- Cornells. Het getal kinderen Was op ultimo 1870 12 jongens en 10 meisjes. Een dezer jongens heeft met goed gevolg het zoogenaamd klein ambtenaarsexamen afgelegd. Het geregeld onderwijs leed wegens het gemis van eenen onderwijzer. De geldmiddelen waren voldoende.
Protestantsch wees- en arrnhuis te Samarang. Behalve de gewone som voor de verpleging der kinderen, werd in 1870 aan dit weeshuis een subsidie verleend van f 4 500 Voor den aankoop van kleedingstukken , waartoe niet werd overgegaan dan nadat overtuigend was gebleken dat het bestuur der inrigting op geene andere wijze in deze behoefte konde voorzien. Echter werd bij de toekenning het beding gemaakt, dat de gelden geheel of gedeeltelijk zouden moeten worden terugbetaald uit de opbrengsten van een door het bestuur der inrigting nader te doen beroep °p de algemeene liefdadigheid in Nederlandsch Indie. Het getal verpleegde kinderen beliep 227. De uitgaven bedroegen in 1870 f 24812 en de ontvangsten f 26 533.
Roomsch-katholijk weeshuis te Samarang. Ook dit gesticht bekwam van gouvernementswege, boven de gewone fondsen voor het onderhoud der kinderen, een subsidie voor «en aankoop van kleedingstukken, en wel ten bedrage Van f 5500, insgelijks met de verpligting tot latere gebeele of gedeeltelijke terugbetaling zoo mogelijk. Het getal verpleegde kinderen beliep 245. In den loop'van 1870 zijn eenige geestelijke zustors in dit gesticht werkzaam gesteld , welke zich vooral met het °aderwijs en de opvoeding der vrouwelijke weezen belasten pn zich daarin bijzonder onderscheiden. De orde en tucht 'Q het gesticht worden door dit toezigt beter gehandhaafd. Gedurende 1870 beliepen de ontvangsten, met inbegrip van het saldo onder ultimo 1869 ad f 196, f 30 514, de uitgaven f 30 278. In Maart 1871 brak in het gesticht eene besmettelijke ?ogziekte uit, waardoor al spoedig omstreeks 150 kinderen 'Q meer of minderen graad werden aangetast. Door eene «oo geregeld en zorgvuldig mogelijke behandeling, waarde een officier van gezondheid aan de plaatselijke civile Seneeskundige dienst ter adsistentie werd toegevoegd. °opte men de epidemie weldra te stuiten en de aangelaten te genezen.
Oudema/menhuis te Samarang. Aantal verpleegden onder "Itinio 1870, 75 tegen 73 het jaar te voren.
Chineesch hospitaal te Samarang. Als voren , respectivelijk a° en 83.
. Bedelaarsgesticht te Samarang. Als voren, respectivelijk i§0 en 149.
, Jongens weezeninrigting te Soerabaija. Het getal weezen, a t op ultimo December 1869 31 bedroeg, verminderde et 6, waarvan 5 de inrigting verlieten om zelven in hun ûderhoud te voorzien, terwijl de zesde, als leerling van 6 ambachtschool nog op gouvernementskosten (zie 't vorig 6l'slag bladz. 60), naar Nederland werd gezonden om °h verder in een ambacht te bekwamen. •"e gezondheidstoestand was over het algemeen gunstig.
, "rotestantscli weeshuis te Soerabaija. Het aantal weezen, e t^eïk op 1 Januarij 1870 22 (20 jongens en 2 meisjes) N°. 8. 2.
bedroeg , werd met 3 meisjes vermeerderd, zoodat op ultimo 1870 verpleegd werden 25 kinderen. De inkomsten bedroegen f 7381 en de uitgaven f 7127. Het saldo in kas was op ultimo December 1870 f 2072, terwijl de kapitaalrekening bedroeg f 36 574, waarvan f 3324 toebehoorende aan de weezen.
Gesticht voor gebrekkige inlanders ie Djokjokarta. Meerdere bijzonderheden dan die in 't vorig verslag opgenomen, zijn niet gemeld.
Gesticht voor oude en gebrekkige Chinezen te Muntok [Banka). Aantal verpleegden onder ultimo 1870 35, tegen 21 in 1869.
Roomsch-katholijke weeshuizen te Blinjoe en Soengeislan [Banka). Deze gestichten zijn opgerigt door den laatstelijk op Banka geplaatsten pastoor en worden door de Roomschkatholijke Chinezen aldaar onderhouden. Sedert het vertrek van dien geestelijke naar Nederland, die eerst in Mei 1871 kon worden vervangen, waren deze gestichten echter in verval.
Protestantsch weeshuis te Amboina. Geene mededeelingen ontvangen.
Als voren te Temate. Hier waren gedurende 1870 7 verpleegden, waarvan echter 2 vóór het einde des jaars het weeshuis verlieten.
Leprozengestichten. Op Java worden in drie residentien zoodanige gestichten aangetroffen en wel te Soerabaija, te Beton (Soerakarta) en te Kandangan (Djokjokarta). Te Poorwakarta (Krawang) bestaat een gesticht onder den naam van leprozengesticht, hetwelk echter uitsluitend gebezigd wordt ter opneming van andere lijders. Buiten Java en Madura bestaan thans nog in vijf residentien leprozengestichten, namelijk nabij Benkoelen, nabij Palembang, te Tandjong Pinang (Riouw), te Soengei-Boentoe (Banka) en te Temoempah en te Modelemo (beide in de residentie Monado). De andere in vorige jaren bestaan hebbende, en wel te Pontianak ( Westerafdeeling van Borneo), te Molano onder Saparoea en te Pisang onder Banda (beide in de residentie Amboina) en te Castella (Temate), zijn achtervolgelijk opgeheven. Nadat was uitgemaakt dat de lepra niet onder de besmettelijke ziekten was te rangschikken en dien ten gevolge lepra-lijders niet meer verpligt werden zich in gestichten te doen verplegen, zijn de bedoelde vier inrigtingen langzamerhand ontvolkt en eindelijk geheel ledig gebleven, zoodat tot hare opheffing kon worden overgegaan. De nog aanwezige gestichten worden meorendeels bekostigd door het Gouvernement. Nieuwe lijders worden daarin niet meer opgenomen, zoodat ook deze gestichten van lieverlede zullen worden opgeheven. Des noodig zullen leprozen voortaan, even als andere lijders, in de hospitalen kunnen worden opgenomen. Slechts van de volgende gestichten is het aantal lijders op ultimo December 1870 opgegeven: Soerakarta 57, Benkoelen 20, Palembang 45, Tandjong Pinang 24, Banka 17, Temoempah 9 en Modelemo 13.
Instellingen van bedeeling. Te Batavia werd door de Protestantsche diakonie maandelijks eene som van f 218 aan bedeelingen uitbetaald, daaronder begrepen de bedeeling aan de armen der Evangelische gemeente te Toegoe (afdeeling Meester-Cornelis). Door het Roomsch-katholijke kerk- en armbestuur te Batavia werden gedurende 1870 13 huisgezinnen bedeeld. De Protestantsche diakonie en het Roomsch-katholijke kerk- en armbestuur te Samarang bedeelden in 1870 respectivelijk 87 en 5 personen. Omtrent de bedeelden te Soerabaija zijn geene opgaven ontvangen. Slechts is vermeld gevonden de oprigting aldaar in 1870 eener vereeniging onder den naam van »Caritas", die zich de ondersteuning van behoeftige Christenen ten doel stelt. Onder ultimo 1870 had zij aan contribution geind f 406 en uitgegeven f 356.
27
106
De Protestantsche diakonie te Pekalongan bedeelde onder ultimo 1870 insgelijks 5 en die te Pasoeroean 12 personen. De van regeringswege op de drie hoofdplaatsen van Java ingestelde commissien tot ondersteuning van behoeftige Christenen bedeelden bij het einde van 1870 te Batavia 101, te Samarang 82 en te Soerabaija 65 personen. In 1869 waren die cijfers 98, 78 en 64. De uitgaven aan bedeelingen gedurende het geheele jaar zijn slechts opgegeven door de commissien te Samarang en Soerabaija en wel tot een bedrag van respectivelijk f 4800 en f 4900. De Vincentius-vereeniging te Soerabaija (van die te Batavia is hooger melding gemaakt en van die te Samarang is geen opgaaf ontvangen), keerde in 1870 aan bedeeling en onderstand van anderen aard uit een bedrag van f 1564. De ontvangsten bedroegen, met inbegrip van het saldo in
kas onder ultimo 1869 en van de opbrengst eener buitengewone kerkcollecte f2742. Door de armbesturen te Padang en elders ter Sumatra's Westkust werden gedurende 1870 te zamen 220 personen bedeeld. Het diakonie-fonds te Macassar (Celebes) bezat op ultimo December 1870 f 32 875, het kerkfonds f 4463. Te Palembang ontvingen gedurende 1870 uit het stedelijk fonds aldaar 88 personen bedeeling. Door de Protestantsehe diakonie te Ternate werden in genoemd jaar 15 behoeftigen gealimenteerd.
Spaarbanken, Omtrent de werking der spaarbanken op de drie hoofdplaatsen van Java zijn over 1870 de volgende opgaven ontvangen:
En terug genomen . . .
Aan rente en dividend voor de inleggers gedurende 1870. . . .
Batavia.
f 816 497,11
419 667,995
f 1236 165,105
322 786,15
f 913 378,955
33 726,75
f 947 105,705
37 029,715
Samarang.
f (1)677 999,98
303 113,775
f 981113,755
350 534,06
f 630 579,69 s
37 184,69 '
f 667 764,39
24 193,335
Soerabaija.
f 788 015,37
355 853,99
f 1 143 869,36
352 497,76s
f 791371,59*
38 777,55
(2)
f 20 655,35
(1) Verbeterde opgave.
(2) Daar niet blijkt of het rentebedrag al of niet is begrepen onder de ingebragte gelden, is totalisering achterwege gelaten.
V . BURGERLIJKE GENEESKUNDIGE EN VEE ARTSENIJ-DIENST.
§ 1. Burgerlijke geneeskundige dienst.
De voorstellen in 't vorig verslag bedoeld betreffende eene betere organisatie der burgerlijke geneeskundige dienst in haren geheelen omvang zijn hier te lande nog niet ontvangen. Verschillende omstandigheden, waaronder de optreding van eenen nieuwen chef over de geneeskundige dienst en de verplaatsing van den dirigerend officier van gezondheid die den directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid in den hierbedoelden arbeid ter zijde stond, hebben tot dusver de afdoening in Indie vertraagd. Intusschen is in Junij jl. bij de Indische Regering aangedrongen om het spoedig tot stand komen van de reorganisatie harerzijds met kracht te bevorderen, maar tevens om in afwachting daarvan, niet terug te blijven in het nemen of voordragen van maatregelen, waardoor in bestaande behoeften kan worden voorzien zonder op de definitive regeling vooruit te loopen. Tot verbetering van den toestand op zoodanige wijze als met of zonder de reorganisatie al dadelijk noodig en mogelijk zal blijken, is bij de ingediende ontwerpbegroting voor 1872 een crediet van f 50 000 uitgetrokken. Eene onlangs voor de hoofdplaats Batavia verordende verbetering bestaat in de aanwijzing van twee particuliere geneesheeren voor de behandeling der behoeftigen en der verder in de gouvernements-praktijk begrepen lijders gevestigd in de buurten buiten de stad, welke tot dat einde in twee wijken zijn verdeeld. De stadsgeneesheeren ter plaatse, wier taak, ten gevolge van de toeneming der Europesche bevolking, te veel omvattend was geworden om die naar eisch vervuld (e zien, zullen nu uitsluitend belast zyn met
de dienst in de ziekengestichten en met de behandeling der behoeftigen enz. binnen de stad. In afwachting van de hooger bedoelde algemeene reorganisatie heeft de onderwerpelijke, bij Indisch besluit van 5 Junij jl. vastgestelde regeling het karakter van een tijdelijken maatregel. Op het gebied van gezondheidspolitie verdient gewag gemaakt van de in Mei jl. aan de Indische Regering verleende magtiging tot uitvaardiging van » algemeene bepalingen , ter voorkoming van het overbrengen in Nederlandsch Indie van (de algemeene gezondheid bedreigende) besmettelijke ziekten, enz." Reeds is bij die gelegenheid eene ontwerpverordening van die strekking, oorspronkelijk geleverd door eene commissie ad hoc te Batavia, door het Opperbestuur in beginsel goedgekeurd, behoudens eene aanbevolen wijziging of uitbreiding op enkele punten , waaromtrent echter de beslissing aan den Gouverneur-Generaal is gelaten. Tevens is aangedrongen op het spoedig tot stand komen eener regeling van het toezigt op vertrekkende schepen, vooral met het oog op het vervoer van Mekkagangers (verg. o. a. het verslag van 1869, blz. 72). (1) De ontworpen algemeene bepalingen hierboven bedoeld, die meer het karakter hebben van algemeene hygienische maatregelen dan van strenge quarantaine-voorschriften kenmerken zich door eenvoudigheid en door het streven i om zoo min mogelijk aanleiding te geven tot belemmering of bemoeijelijking van handel en scheepvaart. Ter verzekering intusschen van de behoorlijke handhaving der in 1870 verordende voorloopige quarantaine-bepalingen voor schepen die suppletietroepen aanbrengen (zie
(1) Ia Julii jl. zijn de betrokken autoriteiten aan de vroeger terzaks ontvangen opdragt door den G-ouverneur-G-eneraal herinnerd.
107
het vorig verslag bladz. 19/20), in welker opvolging, van de zijde der gezagvoerders niet altijd genoegzame medewerking werd ondervonden, zijn in den aanvang van 1871, door aanvulling der contracten van overvoer , hier te lande de noodige voorzieningen genomen.
Betreffende den algemeenen gezondheidstoestand over 1870 zijn door den chef over de geneeskundige dienst de volgende bijzonderheden medegedeeld. Ofschoon de verhouding van de overledenen tot de behandelden, inzonderheid voor de buitenbezittingen, zich minder gunstig dan in 1869 vertoont, zoo was toch de gezondheidstoestand in algemeenen zin bevredigend te noemen. Uit den aard der zaak geven de rapporten der plaatselijke geneesheeren (zie de als bijlagen P , n°. 1 en 2, hierbij overgelegde »summiere ziekenrapporten") (1), als alleen betreffende de geneeskundig behandelden, het werkelijk ziektecijfer slechts hoogst onvoldoende terug. Blijkens de medegedeelde cijfers speelden koortsen en pokken de belangrijkste rol. Aan die ziekten werden op Java en Madura respectivelijk 44 en 32 per cent van het totaal behandeld ; in de buitenbezittingen respectivelijk 23 en 51 per cent. Op sommige plaatsen duurde de reeds in 1869 begonnen pokken-epidemie dan?ook in de eerste maanden van 1870 nog hevig voort, inzonderheid ter Sumatra's Westkust, waar van de in 1870 behandelden slechts 131 personen stierven aan koortsen,. buikziekten enz., doch niet minder dan 3391 aan pokken. Hetzelfde gold, maar in engeren zin, voor Celebes. In Mei 1870 kon echter de
(1) Deze bijlagen, wier hoofdinhoud toch in het Regeringsverslag Zelf wordt opgenomen, schijnen zonder bezwaar voortaan achterwege te kunnen blijven. Zij zijn ditmaal nog, even als vroeger, ter griffie Bedergelegd ter inzage voor de leden der Kamer.
epidemie, althans op Java en Madura, als geëindigd worden beschouwd. De hoofdplaatsen van Java muntten in 1870 uit door betere gezondheidsverhouding. Zij bleven geheel vrij van groote epïdemïen. Moeraskoortsen kwamen voornamelijk voor in de residenten Bezoeki en Japara, waarschijnlijk ten gevolge van de vele regens en het lage moerassige kustland. De koortsepidemie te Cheribon scheen voor goed geweken. Van cholera kwamen slechts enkele gevallen nu en dan sporadisch voor. Beri-beri vertoonde zich weder bijna uitsluitend te Batavia. De verplaatsing dezer lijders naar Buitenzorg kwam op groote schaal tot stand ; van de 530 aangetasten ter hoofdplaats werden 300 geëvacueerd. Tegen het einde van het jaar begon beri-beri zich epidemisch te Banda te ontwikkelen. De syphilis bleek zich meer en meer uit te breiden. Maatregelen tot tegengang waren bij de betrokken autoriteiten in overweging (vergelijk het aangeteekende in hoofdstuk D , § 2, ten slotte). Langzamerhand begint de Europesche geneeskunde ingang te vinden onder de inlandsche bevolking. Op Java althans, zegt de chef over de geneeskundige dienst, is dit duidelijk. Volgens berigten van medio 1871 was de gezondheidstoestand zoo op als buiten Java over het algemeen zeer voldoende.
Overzigt der behandelde lijders. Voor het nosologisch overzigt der behandelde lijders en de plaatselijke cijfers der behandelden en overledenen wordt verwezen naar de hierachter overgelegde staten (bijlagen lit. Q en B). Een vijfjarig overzigt der totalen, met afzonderlijke vermelding der epidemielijders, volgt hieronder.
108
J
1
i-H
02 « W p
1-3 M
K
M g
p M Pi W
1
•Stnpnoi •a •no
Verouding
• r t

1 B w J «i l i O fr<
•uoqj.t'Ba'Bq -raaspSBBjç
•§Up[ -O^SjnO 5[B} -dftd^uonq;
i r* n . ° o a z
d CD i—i co
C3 S
i a> 0 0 "K O -2
d D Al -M O PH
Beri
beri
o3 u CD o « a
© s » B CD CO >> p
C o CO
h O O M
t.IOA95JJ0|g -0 raopopoAQ 'Ç pppiTBUog; •»
§ i 1 - J 3 fe 'S ^ ^ 33 ° œ a
•w ,a
i e'
JH a> a, a t> CD O 'S f - H
a CD *8 (D 'O a 03 r d CD W
1? S « ^
l-S
( N
t M
K O O
• * -*
to
r - l
hC 2 C i
CO H
-* ( N t
i->
1—1 00
J
<M 0 0 \ o
CO m
on •«ti e»
CO
w t >
T H
r-uo OU t ^ o 1—1
O l CO co -* i H
i c i t>
i - l
t - l co CD
<M CO
CO ou t
0 0
CO T - l
I > .. T H
R R * R
CJ3
O co o © (M « _ r i CM T H
CO
• * CO o 0 0 ( M CO en
I Q O
CO
C i CO (M
C i IM
' CD
C3 CO O
co
oo CM GO
1 ^ O J ȣ3
O r^ 0 0 on - H
o t CO
CO —H (N
3
00
© (M CO
lO oo oo oo
^ i (M co*~
Tfl CO
<M e n O
t ^ GM
i—i t -* CO
r^ r^
>o © t o i—!
i H CO CM
i—l
r^ CO
i-H
© CT3 CO
CO -*
C i © ©
CO
-*, • * r - l
CO CO
• * CO
o CO ©
1 ^
CM i—< o î \n
oc
(M
CO
tM
CM co co
© "
©
©
CD © (M
CO
CO CO oo CO
en
co
(M CO »co ©
© (M ©
CO
CM t »
• *
ire
00 en © «0 ©
co co
co CO ©
ts e » N
i » «S OD H
OEI « «CI PI
« » OD N e « t « PI
CO
R c«
c3 - M c3 a
PH «
(D O -*»
O
O ••g o a o o
a o a CD
CD
%i <L> r» O
n CD a CD T l
CD ' O H CS
CD ^ 2
CD 'O
a CD 'S o
'O
a
a CD P H CD bn CD A J
Ö : a *
T J
O
' O
CD ' O a o
CD
O
CD P
r H
CD b() a es > a o c « 03 c3 te Ui o a CÛ
b t l
o > ca cä p
©
co
a C3 >
CD
T !
CD
l a r=5
Ä
a o
• I H —"]
W
c3
03
•f5s
O O
-H
•^3 a o
Q • r - l M
CN
S CD bD
«S
-f* e O
c «
S bn D H o a CD CJ bD
C CS t >
—i C3 C3 t*
03
C3 OH S
1-5
CD
03 : - ^ s
AO C8 Sn
O
o '-o5
03 O r d 'O O!
e c«
CO
CA
CD 'O
T ) a
rial CD
CD bc a O
CO
cS
3 ' O 03 g
C C3
CO « 03 S
(J-l
Cl CD
bfi a 03 AO a
CD PA
o o b l ) CD a o ''C? o
a 03 A O
H
bn a 03 le 03 h «
d «i r »
CD 'O C CD h O 1>
<i
•«Jl
d
"öS bn « pq
o ^ 2 O CO O d o £ a
o o bo CD d o 'O 5
o - J
d 03 A O
O H
03
03 t-H cS h i
bo a 03 le 03
d 03
r > cb 'O
d CD
o >
<
i O
p o bo CD d o 'C? W
d CJ
bn a 03 |S 03
PH
d 03 > CD 'O
d
o i>
CO <!
CO
PO
" •
o b U CD d o "-o5
o W
* • d cS ^ CD O
a o . o
CD
U
bD d o ' O d 03 FS ^ o o •-=? d 03
• r — 5 H
«r-l <u 0 w
i f-i
02
a?
d
t» S 'O d O K o r >
00 r - J -9j
t j .
109
c3 M o3 S cS PH
a ©
M o '•g o
o OJ C O "r? O W
0 tS -O © O H
.d O
so d o 'T) B 03
o f? s
d o O
S 'd d © u o k
z .65
H* H O H
r-4
02 M W Q
l-S M 1-5
1 H
M S w (-) M
PH w
•agqjj^iîîi -UI.IBpS'BBJC
•Snjsj -Q^sjao ^B} -dfid^qoti/j
è £ o ° Q -S
a o "3 09 §
i © &o +i O r « O .2
a © M 3 o fc
• i .-H
© ©
o -d O
T H l > O CO o 0 5
ia
tM t ^ tM 00 rH
O co 00 (N
00 h»
r H
O CC • ^ «o CO
-* I N "* CO
t o ta
i H
05 ' N m r-o«
CO CO 00 -«« «o „ r es i-i co ° 2 <» ^ CM •• OS >ft rH °<
»t»
a © 03 k» P
13 m m "S O O
§aipnoqj9A9yj9!jg -o •neuapapsAQ 'q •ugpjgpntfqgcj •»
» e „ a 2 § i .S ^ i g ' 0
»'w « P § .2 "» > S § o ^ 'S •^ o S -M r d 9 u » » a t» » O 'o D
N8
» ' O »-H » 'd
03 I
>"5
2.
2L
8
•S •s
8
3
CO
r H
O •5(1 ( N O

00
co 00
co
(M
CO 05
8
CO C5~
=
o ( N 00 r H

co ( N ( N CO
O
CM
»O
=
CO
_
ia
rH
ia
r H
ta_ co"
r H
O
ia o o ta
*
CO
=
1-4 CO »n co
-* • # ( N
CD CO
e
r H
ia r H
K
05 00
E
05 O
Ä
rH CO 00
o -4 r H
ia o. r H
' O
&
I N
CO >a
r H
R
ta •e'
rH

r H -*"
r-1
e» of
i-i
ta ia CM
r H
U
CO o
CO
E
00
05
O
CO
00
O ta <N I N
CO 00 o r H I N
B
CO co"
( N
<N
R
OS • * r H
O ' H
ia o CO
I N CO
CO CO . 05
rO
CO
r H
&
05 ta
r H
of
1-4
oo^
CO
r H
CM
rH
C5

E
00 OS CO ( N
O »o r H
TH OS • *
00
s
CO o o" !N

CM I N CD
OS
SM r H
ta CM CM r H
' O
~
<s
ia 00 co
7-t
-*
r H
O
-*
r-*
O
00
y-4
O o CM
•* OJ
Ä
S
CM CO l > CM
CM r H
CD
=
CO r^
S
CM 00
ta
N . CM
05
=
R
O 05 05
s
CO
=

' O
CO co CM
rH
TH t»
r H
•<)< -* O r H
r H
=
Ä
CO
ia
r-i
r H
S
r H C0_
CM
r H
C5
CO a » CM B
'o
a »
• d
> o a »
» IH "3 a C«
r d
rO
O 'd a
© "S
O
©
'd .S
© ' d
03 2 » ' O a oS C3 E? O O
© ' O
0 » CJJ c 03 >
P O
0Q
=r<
W) R H O
» © b d a OS > rH 03 03 *
"S3
03
©
' d
r d » eu a i r d 03 h 03 » O
a ©
'a © "© o rM

© a o
a 03 (*
O0 a • FH "© » S 03 1 U »
O O a © i u » ' O •M B N
'u o a H
S3 » O "S 03 U a H5 a o
© o P H © O P H
o Fl • F4 H
03
© O H*
03 u S3
a © » o P H
O
o » a o B a 03 > bn a »—i — < © » fd
03 1 tH ©
^
O ' O S3 U
— » a o
' a . o
CO ' N ta
0 0
CO U3
O t» t»
CO CO o CM
0 0 00 CO
CM ( N CO t »

CM
t» OS O 05 -c»
co
ta
t» ta co co ta
a © P H © Sn ©
O o J 3
© 'd a o
9 CD
I» » (D (O e
P H O
0Û a "r3 tH © a a 03 S3 ©
a o
W 'd a ©
© tH © a O
© B
&D a o '-o5
a
S3 H a S3
© na
' d a © -M ©
© 6 0
os t a
60 a
© PH
a 03 >
O >
©
© •© O
3D a S3 t»
© ''d a © tH O >
" r2
B e8 ' O B 03 PH
6 0 a o 'O» B
03 H
B S3 >
tH O r>
HH
28
É
110
Europesche geneeskundigen. De stedelijke en plaatselijke geneeskundige dienst werd in 1870 op Java en Madura op 28 plaatsen uitgeoefend door burgerlijke en op 25 plaatsen door militaire geneeskundigen ; in de buitenbezittingen schier uitsluitend door officieren van gezondheid (op 53 van de 56 plaatsen). ;
De in 't vorig verslag reeds aangekondigde plaatsing van een gouvernements-geneesheer in de af deelingen Soekapoera en Limbangan (Preanger regentschappen) zou in 1871 plaats hebben, evenzeer als de aanstelling van een civiel geneesheer te Gorontalo (Menado), noodzakelijk geworden door de intrekking in het tweede semester 1870 van het garnizoen aldaar. Over eene verbetering der stedelijk geneeskundige dienst te Batavia, waartoe in Junij jl. besloten werd , is reeds gehandeld in den aanhef dezer afdeeling. Uitsluitend particuliere praktijk werd krachtens acte van toelating uitgeoefend door 64 geneesheeren, allen op Java. Omtrent de beëediging van geneeskundigen werden in Mei 1871 (Indisch Staatsblad n°. 74), met wijziging der voorschriften van 1829 (Bijblad op het Indisch Staatsblad n°. 315), nieuwe vereenvoudigde bepalingen vastgesteld, ten gevolge waarvan onder andere die beëediging niet meer uitsluitend voor den betrokken raad van justitie, maar op plaatsen buiten den zetel van zoodanig collegie, in handen van het hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur zal plaats hebben.
Inlandsche genees- en verloskundigen. Het aantal doctorsdjawa voor Java en de buitenbezittingen bedroeg 94, terwijl op ultimo December 1870 32 élèves voor die bestemming te Weltevreden in opleiding waren. De gewone promotie onder hen had niet plaats , omdat geen der candidaten kans van slagen had. De cursus van het laatste jaar werd daarom tot 1871 verlengd. Niettegenstaande de groote zorg, aan hunne opleiding besteed, missen de -doctors-djawa de geschiktheid om met vrucht zelfstandig als geneesheer werkzaam te zijn. Onder deskundige Europesche leiding kunnen echter van hon goede diensten worden verwacht. De tijdelijke plaatsing van een doctor-djawa te Boeleleng op Bali (zie het verslag van 1869 , bladz. 77) werd ook voor 1870 bestendigd. Een van Bali afkomstig jongeling, in 1869 tot doctor-djawa bevorderd, is in het belang zijner verdere praktische bekwaming tijdelijk geplaatst bij de civile ziekeninrigtingen te Soerabaija, om aldaar onder het toezigt der stadsgeneesheeren werkzaam te zijn. Het aantal vroedvrouwen bedroeg 146. De lust om als zoodanig te worden opgeleid aan het verloskundig gesticht te Weltevreden wordt van lieverlede minder, slechts 4 élèves namen aan de lessen deel. In het tweede semester van 1870 werd aan een paar Europesche vrouwen het bijwonen der lessen vergund.
Ziekengestichten enz. Te Buitenzorg werden twee groote bamboezen loodsen opgerigt tot opneming van de beri-berilijders uit het stadsverband te Batavia, terwijl voor een tweetal kampongs ter hoofdplaats Soerabaija de bouw van localen bevolen werd tot uitoefening van het geneeskundig toezigt op prostituées. Ter verkrijging van meerdere kennis omtrent de geneeskracht der warme bronnen in de residentie Bantam is aldaar vóór eenigen tijd van regeringswege de gelegenheid geopend tot verpleging, onder toezigt van een doctor-djawa, van eenige inlandsche lijders. In 't laatst van 1870 zijn maatregelen genomen, ook door de bestemming van een tweeden inlandschen geneesheer, speciaal voor de bronnen in de afdeeling Lebak, om tot meer zekerheid aangaande den uitslag dier proeven te geraken. Door den eigenaar van het gezondheids-etablissem*nt te Sindanglaija was vóór eenige jaren op nabij gelegen gouvernementsgrond een hospitaal voor behoeftige inlanders opgerigt, met verzuim evenwel om voor het in gebruik genomen terrein regt van opstal te vragen. In 1870 is dit verzuim hersteld. De Regering heeft echter aan den afstand der bedoelde gronden de voorwaarde verbonden, dat het bewuste hospitaal de gelegenheid aanbiede tot kostelooze opneming en geneeskundige behandeling van een vijftal behoeftige lijders. In verband met de nieuwe bestuursinrigting in de resi
dentie Preanger regentschappen zijn in Mei jl. maatregelen genomen tot instandhouding der aldaar bestaande inlandsche hospitalen te Bandong, Tjiandjoer, Soemedang en Manondjaija, waarvan de kosten, behoudens de bezoldiging der daarbij van landswege geplaatste doctors-djawa, tot dusver werden bestreden uit de ten behoeve der geestelijkheid geheven dzakatbelasting. Vermits echter deze padiopbrengst door de tot stand gekomen hervorming even als elders een geheel vrijwillig karakter heeft verkregen, en dien ten gevolge het voortbestaan der bedoelde nuttige inrigtingen niet behoorlijk verzekerd was te achten, besloot de Indische Kegering ze voortaan geheel voor 's lands rekening te nemen. Bedoelde etablissem*nten zullen , even als vroeger, in de eerste plaats bestemd zijn tot verpleging van syphilitische publieke vrouwen, en voorts, voor zooveel de localiteit zulks toelaat, ook van zieke gevangenen, pradjoerits en andere inlanders die krachtens de bestaande bepalingen regt hebben om in dergelijke zieken-inrigtingen te worden opgenomen.
Krankzinnigen-verpleging. Met de ontworpen verbeteringen aan de op de drie hoofplaatsen van Java bestaande inrigtingen voor krankzinnigen wordt een begin gemaakt. In April jl. is namelijk magtiging verleend om in de eerste plaats te verbeteren de inrigting te Samarang, die aldaar eene afdeeling van het groot militair hospitaal uitmaakt. De kosten van dit werk zijn geraamd op omstreeks f31000.(1) De plannen voor het nieuwe, te Buitenzorg te bouwen centraal-gesticht zullen, wegens de groote kostbaarheid hunner uitvoering, geheel moeten worden omgewerkt, zoowel wat den aanleg betreft, als.welligt ook met betrekking tot zijne bestemming voor de verpleging van gemengde landaarden. Eerlang zullen de twee speciaal voor het krankzinnigenwezen in Indie in dienst zijnde geneesheeren, die zich tot dusver met opnemingen en voorbereidende regelingen onledig hielden, te Batavia en Samarang met de dadelijke behandeling van lijders belast worden. Eene door hen verzamelde statistiek toonde voor Java en Madura en de buitenbezittingen onder de inlandsche en met deze gelijkgestelde bevolking het aanzienlijk cijfer van 7468 (2) krankzinnigen aan, waaronder 1395 als gevaarlijk werden opgegeven. Onder het aantal op Java (4589) kwamen er 446 en onder die in de buitenbezittingen (2879) 127 voor, die minder dan een jaar krankzinnig waren en dus bij doelmatige verpleging voor een goed deel voor genezing vatbaar waren te achten. De verhouding tot het bevolkingscijfer van Java en Madura gaf één krankzinnige op de 3000 inlanders. Meerdere gegevens kunnen blijken uit het volgend overzigt:
KRANKZINNIGEN
IN NEDERLANDSCH INDIE,
(behalve die van Europeschen en daarmede gelijkgestelden landaard).
Landaard.
Java
en
Madura.
4479
100
10
Buitenbe
zittingen.
2836
38
5
(1) In Junij jl. is ook magtiging verleend om verbeteringen en bij— bouwingen te doen aan de krankzmnigen-afdeeling van het Chineesch hospitaal te Batavia, waarvan de kosten zijn geraamd op ruim f 37 000. Voor Soerabaija moet de verbetering van het daar ter plaatse aanwezige krankzinnigengesticht, wegens deszelfs ligging in de nabijheid van het groot militair hospitaal, in verband gebragt worden met eene door het departement van oorlog aanbevolen verbouwing ook van laatstbedoelde inrigting. Definitive plannen voor het krankzinnigengesticht zijn nu in behandeling. (2) Ongerekend 197 verpleegden in de hospitalen te Samarang en Soerabaija. /
I l l
KRANKZINNIGEN
IN NEDERLANDSCH INDIE,
(behalve die van Europeschen en daarmede gelijkgestelden landaard).
Geslacht.
Pannen
•Vouwen
Ouderdom,
beneden de 10 jaren .
V i 10 tot 20 » .
» 20 » 30 » .
» 30 » 40 .. .
» 40 » 60 » .
"oven de 60 jaren. .
Maatschappelijke stand.
tegoed
^rm ' . .
Vorm der krankzinnigheid,
aanhoudend krankzinnig. . .
"ij tusschenpozen id. . . .
^Pgewekt, druk en luidruchtig
treurig en afgetrokken . . .
S'il en suf
^iotisme
^vaarlijk.
"iet gevaarlijk
Verpleging en verzorging.
uoor en bij familie of vrienden .
"oor het dessahoofd of eenig ander bestuur (1)
*» hospitalen (2)
Java
en
Madura.
U eigen onderhoud voorziende
^eheel onverzorgd gelaten . .
Duur der krankzinnigheid.
^lnder dan 3 maanden . . .
att 3 maanden tot 1 jaar.
" 1 tot 3 jaren. . . .
" 3 » 10 » . . . .
» 10 » 20 » . . . .
^öger dan 20 » . . . .
2520
2069
7
272
1200
1535
1407
168
708
3881
2915
1674
1783
848
1941
17
663
3926
4093
Buitenbe
zittingen.
1879
1000
7
167
727
984
839
155
785
2094
1675
1204
1155
356
1321
47
732
2147
2706
127
158
110
101
177
269
907
497
022
717
12
13
114
34
41
86
406
1116
760
470
v U) Hieronder ook de hier en daar in de gevangenissen Veegden.
.(2) Hiervan 138 in de residentie Batavia. De verpleegden j. Samarang en Soerabaija zijn in de onderwerpelijke sta..shek niet begrepen ; hun aantal bedroeg te Samarang * het militaire en Chinesche hospitaal, zöomede in het ^ v e r b a n d ) 183, te Soerabaija 14.
Het in 't vorig verslag bedoelde ontwerp eener regeling van de wijze van opneming en ontslag van krankzinnigen in de daartoe bestemde gestichten, was bij de Indische Begering in behandeling.
Vaccine. Het getal der in de laatste vijfjaren op Java en Madura gedane inentingen en hare verhouding tot de sterkte der bevolking kunnen blijken uit onderstaande opgaaf.
03 I-S
<o
c3 o o 03 t>

03 S O
03 t> M
c O) S 03
© H
VERHOUDING VAN HET GETAL
vaccination revaccinatien
tot de sterkte deibevolking.
1866
1867
1868
1869
1870
516 934
538462
572 976
596 298
561860
113502
143 594
453 272
387 243
722 938
630 436
682 056
1026 248
983 541
1284798
1 : 27,19
1 : 27,02
1 : 26,69
1 : 26,00
1: 28,89
1 : 123,84
1: 101,34
1 : 33,74
1: 40,04
1 : 22,45
Ofschoon over het algemeen de verhouding der vaccinatien vrij stationair blijft, zoo valt, volgens den chef der geneeskundige dienst, niet te ontkennen, dat het vertrouwen der bevolking in de vaccine sterker wordt, blijkende daaruit, dat in landstreken alwaar men vroeger met den hoogsten onwil in deze van de zijde der bevolking te kampen had, bedoelde kunstbewerking thans zeer gewild is. Dat eene vergelijking der uitkomsten van 1870 met die over het voorafgegane jaar een nadeelig verschil van 34 438 vaccinatien oplevert, kan alzoo van geen overwegend bezwaar zijn. De aanzienlijke toeneming van het aantal revaccinatien in 1870 is te beschouwen als een gevolg der laatstelijk geheerscht hebbende pokkenepidemie en der dien ten gevolge gegeven voorschriften. Beduidende stijging van het aantal vaccinatien werd waargenomen in de residentien Batavia, Tagal, Madioen , Bezoeki en Banjoewangi, terwijl een aanmerkelijke achteruitgang viel op te merken in de residentien Samarang, Banjoemas, Bagelen, Djokjokarta, Rembang, Soerabaija, Madura en Pasoeroean, en onder deze laatsten viel hoofdzakelijk de residentie Madura in het oog, als hebbende voor bijna de helft tot het nadeelig verschil bijgedragen. De opgaven der in de bezittingen buiten Java en Madura verrigte inentingen wijzen voôr de laatste vijf jaren de navolgende totalen aan. Het gouvernement van Sumatra's Westkust, benevens de gewesten Berikoelen, Palembang, Westerafdeeling van Borneo, Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo en Celebes hebben daarin het grootste aandeel.
<x>
i-s
1866
1867
1868
1869
1870
03 .5 à o S
03 - ^ >
88 524
76 640
71782
86 809
108 782
'3 à
« p
35 290
21798
15 436
28 324
78 980
B a
H
123 814
98 438
87 218
115 133
187 762
Aanmerkingen.
De algemeene verhouding der vaccinatien en revaccinatien tot het bevolkingscijfer is niet opgegeven, vermoedelijk wegens onzekerheid nopens het zielental dat daarvoor in sommige gewesten, waar de vaccine niet algemeen werkt, totgrondslag zou moeten worden genomen.
De sedert 1869 beproefde verbetering der Indische vaccine-lymphe door geregelden aanvoer uit Nederland, zoo
112
van oorspronkelijke als van gehumaniseerde koepokstof, kan beschouwd worden als voor Java te zijn gelukt en wel met gehumaniseerde koepokstof. Voor zoover betreft de bezittingen buiten Java kan een gelijk resultaat slechts van Celebes gemeld worden. De vaccineregeling op Java gaf op zich zelve geen stof tot bemerking, doch het opzigt over de vaccine in sommige residentien, waar dit aan officieren van gezondheid moet worden opgedragen, laat te wenschen over, omdat hunne reeds overigens zeer drukke dienstbetrekking hun niet veroorlooft zich voor zoodanigen tijd van hunne standplaats te verwijderen, als eene inspectiereis in 't belang der vaccine vereischt. Ten opzigte van den stand der vaccine in de bezittingen buiten Java kan gezegd worden, dat er steeds enkele gewesten waren, waar de zaak nog met tegenstand van de zijde der bevolking te strijden had. Een verblijdende vooruitgang ten deze is hoofdzakelijk van Sumatra's Westkust te vermelden, immers werden aldaar in 1870 39 997 vaccination en 43 850 revaccinatien verrigt tegen 22 832 en 8873 in het voorafgegane jaar. Op Celebes werd het getal vaccinateurs met 3, in de residentie Palembang met 2 vermeerderd. Van deze laatsten is één bestemd voor Djambi (waar de vaccine, in 1867 ingevoerd, meer bijval beloofde te vinden wanneer zij, in plaats van door den officier van gezondheid ter hoofdplaats , door een inlandsch deskundige geschiedde) en de ander voor de Pasoemahlanden, waar de tegenstand tegen de kunstbewerking allengs afnam. In 't laatst van 1870 verkreeg de kunstbewerking ook ingang in het rijk van Koetei (Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo), en betoonde men aldaar zooveel ingenomenheid met de zaak, dat zelfs de sultan en zijne rijksgrooten als vaccinateurs optraden. Op Halmaheira, waar vroeger de bevolking tegen de vaccine was ingenomen, werkt zij thans met goed gevolg. In 1872 zal het aantal vaccinateurs aldaar met 2 worden vermeerderd, ten einde werkzaam te zijn op Ternataansch Halmaheira. Voor Tidoreesch Halmaheira werd een dergelijke maatregel reeds in 1863 genomen. In Maart 1871 (Indisch Staatsblad n°. 24) zijn ook voor de residentie Timor, waar tot dusver slechts twee vaccinateurs werkzaam waren (één naby Koepang en één op Savoe), de middelen tot eene betere vaccineregeling verschaft. Magtiging werd namelijk verleend om 5 vaccinateurs meer in dienst te stellen en om ook de 2 doctorsdjawa, respeclivelijk gevestigd te Koepang en op Rotti, mede niet de vaccine te belasten. Voor die gedeelten van Timor en Rotti, welke niet door deze laatsten kunnen worden bezocht, zullen dien ten gevolge 2 vaccinateurs beschikbaar zijn, en voorts één voor de eilanden aan de Solorstraat en één voor elk der eilanden Savoe, Semaoe, Soemba en Flores. Intusschen waren reeds in 't laatst van 1869, in verband met het heersenen der jongste pokkenepidemie in den Timor-Archipel, op Rotti, Soemba en de Soloreilanden door tusschenkomst der plaatselijke ambtenaren , en op Flores met medewerking van den Roomschkatholijken geestelijke te Larantoeka, maatregelen genomen tot invoering der vaccine aldaar, die reeds aanvankelijk niet zonder vrucht waren gebleven. Op Soemba werden door de twee aldaar aanwezige controleurs van November 1869 tot November 1870 niet minder dan 18 500 personen - gevaccineerd, zoowel tot het strand- als tot het bergvolk behoorende. De vaccinateur op Savoe verrigtte van October 1869 tot ult°. Februarij 1870 omstreeks een gelijk getal (19 000) inentingen. Vooral op laatstgemeld eiland was de pokziekte zeer hevig geweest. Volgens de ontvangen opgaven zouden van het geheele zielental ad 30 000, tijdens den geheelen duur der epidemie niet minder dan 12 300 personen daaraan overleden zijn.
Door de plaatsing van een tweeden vaccinateur op Timor en van één op Semaoe hoopt men langzamerhand de vaccine ook tot de onafhankelijke bergvolkeren op Timor te doen doordringen. Over het gehalte der vaccinateurs luiden de berigten in het algemeen bevredigend. De vaccinateurs, zegt de chef over de geneeskundige dienst, zijn, mits aanhoudend gecontroleerd, doorgaans geschikte personen, met het technische hunner werkzaamheden goed bekend en zorgvuldig in hetgeen tot hunne dienst behoort.
§ 2. Veeartsenij dienst.
De bijzonderheden omtrent dezen tak van dienst, welke tot dusver eene plaats vonden onder de rubriek » Veeteelt" in hoofdstuk ©, worden thans, naar het voorkomt meer eigenaardig, hier opgenomen. De gezondheidstoestand onder den veestapel in Indie gedurende 1870 kon over het algemeen bevredigend genoemd worden. Van Sumatra's Westkust werden geene verdere berigten omtrent veeziekte ontvangen, terwijl het miltvuur, eene naar het schijnt in Indie inheemsche ziekte, slechts in de volgende gewesten van eenige, ofschoon doorgaans niet van groote boteekenis was, te weten : in de Preanger regentschappen, Japara, Rembang, Cheribon, Samarang, Pekalongan, Banjoemas, Soerakarta, Kediri' en Celebes. Bovendien werd het zoogenaamde ongansch (cachexia verminosa) onder de buffels op de houtaankaponderneming te Blitar (Kediri) waargenomen. Waar de ziekten een ernstig karakter vertoonden, werd > door den betrokken gouvernements-veearts plaatselijk het noodige voorgeschreven of verrigt, terwijl naar plaatsen, • i waar geïsoleerde gevallen voorkwamen, medicijnen met gebruiksaanwijzing werden verzonden. Volgens onlangs ontvangen berigten was in een der districten van Gorontalo (Menado) de hart- en longziekte, welke in vroegere jaren den karbouwenstapel aldaar zwaai' geteisterd had, op nieuw uitgebroken, doch verzuimde het bestuur geene middelen om de ziekte te stuiten. •In de laatste maanden (Februarij—Junij 1871) heef t ook eene veeziekte geheerscht in de af deeling Sampit der residentie Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo, waar dien ten gevolge de kleine veestapel zoo goed als geheel vernietigd was geworden. Tegen de in 't vorig verslag bedoelde ordonnantie van 27 December 1869 (Indisch Staatsblad n°. 122), houdende bepalingen tot wering van veeziekten in Nederlandsen Indie, rees het bezwaar, dat zij van toepassing was op iedere besmettelijke veeziekte, niettegenstaande de maatregelen tegen verschillende veeziekten geenszins dezelfde zijn. Om hieraan te gemoet te komen werden bij ordonnantie van 8 Maart 1871 (Indisch Staatsblad n°. 28) de voorgeschreven voorzieningen alleen op den veetyphus van toepassing verklaard, zoolang daaromtrent geen nadere bepalingen zullen zijn afgekondigd. Te gelijk werd vastgesteld, ter mededeeling aan de hoofden van ] gewestelijk bestuur op en buiten Java, eene » handleiding voor de kennis der kenteekenen van runderpest of veetyphus." De behoefte aan afzonderlijke voorzieningen tot wering van andere besmettelijke veeziekten, tot vaststelling van welke voorzieningen, zoo noodig, de Gouverneur-Generaal reeds magtiging bezit, maakt een punt van onderzoek in Indie uit. Door de aankomst achtervolgelijk in Augustus 1870 ett April 1871, van een veearts uit Nederland is het bepaalde vijftal dezer ambtenaren voltallig geworden , waarvan thanS geplaatst zijn : 2 te Batavia, 1 te Samarang, 1 te Soerabaij* en 1 te Padang. De werkkring van laatstbedoelde omvat Sumatra's Westkust, Palembang, Benkoelen en deLampong' sehe districten. De tweede veearts te Batavia is meer bij' zonder aangewezen om beschikbaar te zijn voor de dienst in streken waarvoor geen veearts bescheiden is. Twee aan' staande gouvernements-veeartsen zijn sedert het laatst va* 1870 voor rekening van het Departement van Koloniën i" opleiding aan 's Rijks veeartsenijschool te Utrecht. Een der twee inlanders van Timor, die blijkens het vorig verslag, blz. 141, bij den gouvernements-veearts te Soerabaij* voor het vak in opleiding zijn, werd in den aanvang va° 1871 voldoende bekwaam geacht om examen af te legge0' Beiden worden gezegd veel aanleg tot leeren te bezitte" en reeds genoegzaam de Nederlandsche taal te zijn magtig geworden om zich van in die taal geschreven boeken t6
bedienen.
L. Departement der burgerlijke openbare werken,
I. OPENBARE WERKEN IN HET ALGEMEEN.
Véór weinige maanden (Mei jl.) is de Indische Regering' ten vervolge op vroegere aanschrijvingen breedvoerig onder* houden over den min bevredigenden toestand die seder*
113
jaren valt waar te nemen met betrekking tot het beheer en de uitvoering der burgerlijke openbare werken in Indie, en over de noodzakelijkheid dat met vasten wil eene duurzame verbetering worde voorbereid, allereerst door het ontwerpen van een wel overlegd algemeen plan der uit te voeren werken, om tot grondslag te dienon voor eene stelselmatige bepaling der behoeften, die, al naar mate van de belangen daarbij betrokken, hetzij zonder uitstel, hetzij geleidelijk hare vervulling kunnen en behooren te vinden. Eerst na de vaststelling van zoodanig operatieplan zal te beoordeelen zijn, of en in hoever, tijdelijk (tot bijwerking van achterstand) dan wel op den duur, meerdere werkkrachten vereischt en, in verband met de eigenaardige bezwaren aan de uitvoering van werken in Indie verbonden , met vrucht zullen kunnen aangewend worden.
Technisch personeel. In de zamenstelling van het technisch personeel kwam geene verandering. Volgens berigten van April jl waren in Indie voorstellen tot uitbreiding en tot eene geheele reorganisatio van het waterstaatspersoneel in overweging, waarbij ook zou worden gelet op het in het vorig verslag (blz. 83) besproken denkbeeld der instelling eener rivierdienst, tevens waterschapsbestuur in eenig gedeelte van Java. Tevens waren voorstellen aanhangig gemaakt omtrent de toepasselijk-verklaring voor Indie van de bepalingen der wet van 2 Mei 1863 [Nederlandech Staatsblad n°. 50) wat betreft de examina voor civiel ingenieur, ten einde aan het ingenieurs-examen in Indie gelijke waarborgen van deugdelijkheid te geven als in Nederland. Het thans in Indie afgenomen wordende examen (volgens het programma, vastgesteld bij Indisch Staatsblad 1864, n°. 139 en gehandhaafd bij Indisch Staatsblad 1865, n°. 30) zou derhalve komen te vervallen. Dit zoogenaamd verligt examen werd in 1870 door twee candidaten met gunstig gevolg afgelegd, die met één uit Nederland gezonden candidaat, in den loop van dat jaar tot adspirant-ingenieur werden benoemd. Intusschen hebben de benoemingen van in Indie geëxamineerde ingenieurs alleen plaats bij gelegenheid van vacatures, voor welker vervulling geene uit Nederland gezonden candidaten aanwezig of te verwachten zijn. (1)
Voor 1869 en 1870 waren geene adspiranten uit Nederland aangevraagd (1) met het oog op het genoegzaam aantal ingenieurs dat van verlof werd terugverwacht. Voor 1871 zijn er drie ter beschikking van den Gouverneur-Generaal gesteld en in de eerste maanden van dat jaar vertrokken. Voor 1872 is de beschikbaarstelling gevraagd van vier candidaten voor de betrekking van adspirant-ingenieur (2), en van drie voor die van opzigter. Het getal dergenen die het opzigters-examen volgens het programma in Indisch Staatsblad 1857, n". 101, in Indie afleggen , begon gaandeweg te verminderen. In 1870 voldeden slechts twee personen aan dat examen. Zij konden echter nog niet in datzelfde jaar tot opzigters 3de klasse benoemd worden , omdat die benoeming moest ten deel vallen aan vier anderen, die vroeger voldoend examen hadden afgelegd. Tegen twee waterstaatsambtenaren, een adspirantingenieur en een opzigter, moest wegens malversation eene geregtelijke vervolging worden ingesteld.
Uitgevoerde werken. Eene opsomming der gedurende 1870 onderhanden geweest zijnde werken, met uitzondering van die van militairen aard en van die in het belang der kustverlichting en bebakening, wordt aangetroffen in bijl. litt. S. Terwijl voor nadere bijzonderheden omtrent sommige dier werken verwezen wordt naar afdeeling II van dit hoofdstuk, volgt hier, bij gemis voor alsnog van opgaven nopens de verwerkte sommen , eene aantooning van hetgeen voor de in 1870 uit te voeren werken , ten laste van het bij de begrootingswet toegestane crediet van f 5 500 000 door den Gouverneur-Generaal werd beschikbaar gesteld (het geldswaardig bedrag aan materialen is onder de opgegeven sommen begrepen.) Hoedanig de splitsing van evenvermeld crediet door den Gouverneur-Generaal werd vastgesteld , kan blijken uit de achtjr elke rubriek uitgetrokken ramingssommen.
(1) Zie omtrent den maatstaf in 't algemeen gevolgd voor de aanvraag van personeel uit Nederland, hoofdstuk N, § 1, onder »Benoembaarheid".
(1) De candidaat van wiens benoeming hiervoren sprake is, was ter beschikking van den Gouverneur-Q-eneraal gesteld krachtens art. 14, 2de lid, der verordening van 10 September 1804 (Indisch Staatsblad n°. 194).
(2) Bij. buitengewone aanvraag is het aantal op vijf gebragt. In mindering daarvan is reeds dezer dagen een civiel ingenieur ter beschikking gesteld, die per mail zal vertrekken.
Woningen van burgerlijk personeel Bureaux en andere gebouwen voor de algemeene dienst, waaronder de algemeene pakhuizen. . Gevangenissen Kazernes voor gewapende corpsen onder burgerlijk beheer Gebouwen voor koffij n voor suiker » voor andere cultures Bevloeijingswerken Gebouwen voor posterijen » en werken voor het.zeewezen . . . » voor zout n voor het mijnwezen Scholen voor Europeanen » voor inlanders Burgerlijke hospitalen Brandspuithuisjes, wachthuizen en mijlpalen . . Bazaarloodsen Bruggen, wegen en waterstaatswerken . . Militaire gebouwen en andere werken, tijdelijk onder civiel beheer
N«. 8. 2.
Voor onderhoud, herstelling en verbetering.
Beschikbaar gesteld. Geraamd.
f 229 901,00 f 228 400,00
100 529,00 38 043,00
15 700,00 53 647,00 12 382,00 7 514,00 31 129,00 10 291,00 96 088,00 91 584.00 1 269,00 9 951,00 4 840,00 2 090,00 8 567,00 5 773,00 728 665,00
1 092,00
f 1449 055,00
93 800,00 82 800,00
18 600,00 40 000,00 3 200,00 1 900,00 191 000,00 21 800,00 49 600,00 78 600,00 1 200,00 16 100,00 4 100,00 7 300,00 17 900,00 5 800,00 991 500,00
2 000,00
Voor vernieuwingen en nieuwe werken.
Beschikbaar
gesteld. Geraamd.
f 1855 600,00
416 056,00
301 752,00 156 250,00
22 479,00 175 882,00
116 077,00 84 633,00 200 667,00 230 730,00 » 29 568,00 15 213,00 77 655,00 13 755,00 3 410,00 1 826 840,00
424,00
296 000,00
182 800,00 262 300,00
18 500,00 94 000,00 4 500,00 » 518 000,00 43 500,00 160 000,00 40 500,00 » 11 000,00 24 500,00 145 200,00 2 100,00 2 500,00 1 839,000,00
f 3 671391,00 f 3 644 400,00
29
114
Stagnatie in de werkzaamheden, ten gevolge van het niet beschikbaar stellen van fondsen zoo als in vorige jaren, had in 1870 bijna niet plaats. De afschaffing van het stelsel van kasgewijze credietopening [Indisch Staatsblad 1870, n°. 18), waardoor de beschikbaarstellingen door de hoofden der departementen van algemeen bestuur niet langer afhankelijk zijn van eene crediet-opening van de zijde van het departement van finantien, oefende in dit opzigt een zeer gunstigen invloed uit. Behalve dat de administratie daardoor vereenvoudigd werd, geraakten de eerstaanwezende ingenieurs ook veel spoediger in het bezit van de noodige gelden tot uitvoering der werken. De voorafgegane statistiek omvat niet, zoo als die in vorige verslagen, de beschikbaarstellingen voor »onderhoud en benoodigdheden van den stoombaggermolen en de modderschouwen," noch ook die wegens materialen enz. voor » diepe grondpeilingen", en evenmin die ter zake van » huishuur-indemniteit en locaalhuur", voor welk een en ander bij de begrooting respectivelijk werd uitgetrokken f 12 500, f 25 000 en f390 468, terwijl beschikbaar gesteld werd respectivelijk f 9 555, f 550 en f506 996, hetgeen met het bovenstaande bedrag van f 5 120 446 een totaal uitmaakt van f 5 637 547, tegen f 4 509 738 in 1869. Het crediet van f 390 468 wegens huishuur-indemniteit en locaalhuur blijkt dus met ruim 1 ton gouds te zijn gesuppleerd. De reden daarvan moet gezocht worden in de stijgende behoefte aan pakhuizen, welke niet dan tegen hooge prijzen konden worden ingehuurd, en in de toeneming van geldelijke schadeloosstellingen aan op vrije huisvesting aanspraak hebbende landsdienaren, in verband met het beginsel om zoo min mogelijk woningen voor de zoodanigen te bouwen, maar hun in de plaats daarvan indemniteit voor huishuur toe te kennen. Vermelding verdient nog eene beslissing van February 1870 [Bijblad op het Indisch Staatsblad, n°. 2292), waarbij werd uitgemaakt, dat niet uit de fondsen van het departement van oorlog, maar uit die van het departement der burgerlijke openbare werken behooren bestreden te worden de kosten vallende op het onderhoud van zoodanige militaire versterkingen, die, hoewel ontruimd en ontwapend, door de zorg van het civiel gezag in zoodanigen staat moeten worden onderhouden dat zij ten allen tijde weder naar eisch kunnen worden bezet en verdedigd.
Wijze van uitvoering der werken. Aan het beginsel van uitbesteding (art. 38 der colnptabiliteitswet) werd in 1870, even als in vorige jaren, streng de hand gehouden. Het was de ernstige wil der Regering dat er naar gestreefd zou worden om de bezwaren die zich tegen eene opvolging van dat beginsel voordeden uit den weg te ruimen. Voor 's hands zou alleen het denkbeeld in overweging mogen komen om min belangrijke herstellingen zonder voorafgaande uitbesteding in daghuur te doen uitvoeren. Het nieuwe reglement op het heuden van aanbestedingen, dd. 23 Maart 1870 [Indisch Staatsblad n°. 39) en de daarbij behoorende ambtelijke voorschriften [Bijblad op het Indisch Staatsblad n°. 2300), droegen ook bij om de vrije concurrentie in de hand te werken en om door vermijding van allen vroegeren omslag eene spoedige beslissing omtrent de al of niet toewijzing der aanneming te bevorderen. De voorschriften en bepalingen voor de uitvoering en het onderhoud bij aanneming van werken, vastgesteld bij eene beschikking van den directeur der burgerlijke openbare werken van 15 February 1870, zijn gebleken herziening te behoeven. In afwachting van die herziening, waaromtrent in overleg getreden werd met den directeur van justitie, ontving eerstgenoemde departements-chef de uitnoodiging om de bedoelde voorschriften, voor zoover ze niet van louter technischen aard waren, voor 's hands niet te blijven toepassen. (1) Men stuit echter nog steeds op het gebrek aan deskundigen, die, kapitaal bezittende, als aannemers zouden kunnen optreden. Enkele residentien uitgezonderd is de particuliere industrie nergens genoegzaam ontwikkeld om aan uitbestedingen kans van welslagen te beloven. Daarom
(1) Sedert zijn nieuwe, beter aan de eischen voldoende voorschriften ontworpen en Dij een besluit van 20 Junij jl. door den GouverneurGeneraal goedgekeurd.
kon ook in 1870 de uitvoering van werken bij aanneming nog in geenen deele regel worden genoemd. De meeste uitbestedingen mislukten. De gewesten die eene gunstige uitzondering maakten, wraren Batavia, Soerabaija en Probolinggo. Maar de klasse van aannemers bestaat aldaar uit twee of drie personen, zoodat — indien er al geene coalitie behoeft te worden gevreesd — de mededinging toch zeer beperkt is. Met de uitbestedingen voor de levering van materialen ten dienste van in daghuur uit te voeren werken was het nog slechter gesteld. Het behoort nog tot de grootste uitzonderingen als eene dergelijke uitbesteding gelukt. Europeanen en Chinezen zien geen voordeel genoeg in de leverantie van materialen. Die leverantien zouden dus voor inlanders zijn weggelegd indien deze slechts eenig kapitaal bezaten en met mondelinge afspraken konden volstaan, want, zoo als reeds in het vorig verslag is gezegd, van contractuele bepalingen omtrent boeten bij wanlevering, borgen, voorloopige afrekening, enz., gelijk uitbesteding medebrengt, hebben zij een eiganaardigen afkeer. Verklaarbaar is daarom het verschijnsel, dat, terwijl voor de levering van materialen uitbesteding mislukte, onder de inlanders daarentegen wel gegadigden werden gevonden tot onderhandsche levering. Ook gebeurde het veelal dat onderdeelen van eenig werk, nadat het geheel vruchteloos was uitbesteed, bij onderhandsche aannemingen werden uitgevoerd. Zoodanige perceelsgewijze uitvoering strekt zeer in het belang eener spoedige voltooijing van die werken, welke ten gevolge van het mislukt;eu der uitbestedingen onder eigen beheer moeten plaats hebben. Het gewoon onderhoud van 's lands werken had gedurende 1870 voor zooveel het niet in heerendienst geschiedde, in daghuur plaats, met onderhandschen inkoop van de benoodigde niet in 's lands voorraad aanwezige materialen, en zal ook in 1871 op dezelfde wijze plaats hebben. Zonder voorafgaande uitbesteding, werden alleen die werken in daghuur uitgevoerd, welke öf te onbeduidend waren öf geen uitstel gedoogden , öf wier aard de uitvoering in daghuur raadzamer maakte, en voorts alle werken in urgente gevallen door de hoofden van gewestelijk bestuur geautoriseerd, krachtens de bevoegdheid hun.toegekend bij art. 16, 5de alin. van Indisch Staatsblad 1866, n°. 149, nader gewijzigd bij Indisch Staatsblad 1870, n°. 18. Van die bevoegdheid werd ruim gebruik gemaakt, daar vooral tijdens den westmoesson vele bruggen , duikers en dijken door bandjirs beschadigd of vernield werden, waarvan het herstel oogenblikkelijke voorziening eischte. De naleving van het voorschrift [Indisch Staatsblad 1868f n°. 56), dat aanschaffing van materialen ten dienste van in daghuur uit te voeren werken, behoort te geschieden door een persoon buiten het departement der burgerlijke openbare werken, leverde vele bezwaren op. Mitsdien werd bij Indisch Staatsblad 1871, n°. 59, voormeld voorschrift ingetrokken en bepaald, dat zoo aanschaffing buiten contract van aanbesteding door den Gouverneur-Generaal is toegestaan, daartoe door het hoofd van het gewestelijk bestuur in overleg met den eerstaanwezend ingenieur een bepaald persoon wordt aangewezen.
Toestand der werken, gebezigde materialen, beschadigingen. De toestand van de openbare werken in het algemeen kon volgens den betrokken directeur, met het oog op het beschikbare personeel en de beperkte contrôle (waarin trouwens de ambtenaren bij het binnenlandsch bestuur en ook de inlandsche bestuurders de behulpzame hand boden), bevredigend genoemd worden. Men bleef echter nog ver af van het doel om de talrijke werken (vooral bruggen) van inlandsch maaksel, welke veel en lastig onderhoud vorderen, door behoorlijk zamengestelde werken te vervangen. De werken uit ligte materialen zamengesteld staan in hooge mate bloot aan beschadiging door witte mieren en vernielende insecten. Het denkbeeld om de woningen van controleurs en adsistent-residenten buiten de gewestelijke hoofdplaatsen te doen zamenstellen van plaatselijk aanwezig hout, heeft dan ook vele bezwaren ontmoet, ook omdat goed wild (niet-djati) hout moeijelijk te verkrijgen is. Alleen Pontianak en Menado maken daarop eene gunstige uitzondering. Gebrek aan djatihout deed zich ook bijna overal gevoelen
115
In verscheidene residenten moest het van elders worden aangevoerd. Intusschen is onlangs (April 1871) bepaald, dat tot zoodanige ontbieding van elders niet mag worden overgegaan dan nadat door den directeur, onder wien het boschbeheer ressorteert, zal zijn verklaard dat in de nabijheid van de plaats van verbruik geen ander hout dat als surrogaat daarvoor dienen kan , op meer gemakkelijke of minder kostbare wijze te verkrijgen is Doorgaans wordt tot nog toe, althans voor werken van geringen omvang, het benoodigde djatihout verkregen door aankap in de niet onder geregeld beheer gebragte djatibosschen op last van het betrokken hoofd van gewestelijk bestuur (art. 34 van het boschreglement in Indisch Staatsblad 1805, n°. 96). Het laat zich evenwel voorzien dat door het gelukken der uitbestedingen van eenige houtperceelen (zie lager hoofdstuk ©, afd. I, onder » Bosch wezen "), sommige residentien in een niet ver verwijderd verschiet over eene genoegzame hoeveelheid goed hout zullen kunnen beschikken Het verkrijgen van metselsteenen , dakpannen en vloersteenen ging ook niet overal even gemakkelijk. Menigwerf ging de waterstaat er toe over om zelf de steenen en pannen te bakken , wanneer de door de bevolking gebakkene van slechte qualiteit of van te ongelijken vorm en afmetingen waren. Uitmuntenden kalk krijgt men in het Cheribonsche en Madioensche. In di: laatste gewest vindt eene geregelde exploitatie der kalksteen-groeven in de afdeelingen Ngawi en Ponorogo en in de kalksteen-bergen langs de zuidkust op vrij groote schaal plaats. Dit gebeurt ook op sommige plaatsen in hot Buitenzorgsche. De koraalkalk van Japara wordt ook in Tagal, Pekalongan en Samarang gebruikt. Inheemsche materialen waren steeds tegen billijke prijzen te verkrijgen. Er werd voor gewaakt, dat de aanschaffing van materialen steeds bij vrijwilligen verkoop door de bevolking plaats had. Vermelding verdient nog de opheffing (in April 1870) Van de steenbakkerijen op Amboina en Rozengain (Banda). Reeds in 1865 bestond daartoe het voornemen. De gebouwen op Amboina waren in verval, en zonder die inrigtingon zou de particuliere industrie wel in de behoefte aan steenen op Amboina en Banda kunnen voorzien. De gebouwen en goederen, met uitzondering van de bruikbare gebakken steenen en materialen, werden publiek verkocht. Van bandjirs hadden de bruggen van inlandsch maaksel en somwijlen ook steenen waterwerken veel te lijden. De kapitale brug te Luwiliang in den weg van Buitenzorg naar Bentan» , werd onder andere door een bandjir weggeslagen. In Bagelen en Banjoemas ontstonden meermalen vreesselijke bandjirs, welke aan die van 1861 herinnerden en Veel schade veroorzaakten. In Kediri maakten ze eveneens laeer dan gewone inspanning noodig tot verdediging der dijken. In Japara eischen de dijken eene algeheele voorziening , daar door een dijkbreuk groote uitgestrektheden Onder water kunnen worden gezet. In de residentie Soerabaija beginnen de dijken over het algemeen in beteren staat te verkeeren dan vroeger het geval was; althans bij de plaats gehad hebbende hooge Waterstanden hebben geene dijkbreuken plaats gehad. Gedurende 1870 werden op eenige van de meest gevaarlijke {•Unten in den Porrongdijk meer afdoende dijkvoorzieningen *angebragt. Eene hulpgevangenis te Probolinggo en eene noodgevanSenis te Tjiandjoer (Preanger regentschappen) werden door "rand vernield. Door aardbevingen hebben 's lands werken niet geleden. Aardstortingen hadden plaats in den plantentuïn te Buitenzorg, door het buiten hare oevers treden van de Ijiliwong en in den transportweg langs den Batang Natal (Sumatra). Tot herstel der schade werd het noodige verrigt. Door een hevigen storm hadden alle gouvernements-ge"ouwen te Menado min of meer geleden. Ook te Banjoewangï woedde in Augustus 1870 zulk een 8^are storm, dat de strook lands tusschen de haven en 8h'aat Bali doorbrak; de ontstane geul werd al breeder e1 dieper en zonder verwijl werden er bevelen gegeven 'la op de bedreigde punten de noodige voorzieningen aan 'e brengen.
Werkvolk. Werkvolk, heerendienstpligtigen zoowel als
vrije arbeiders, waren over het algemeen in voldoende mate voorhanden. Volgens de nieuwo regeling en verdeeling van de persoonlijke diensten der inboorlingen op Java en Madura (waarover reeds in hoofdstuk J , afdeeling II, hiervoren) mogen , even als vroeger, heerendienstpligtigen gebezigd worden voorliet aanleggen en onderhouden van wegen, bruggen, dijken, dammen en waterwerken, bazaarloodsen, wachthuizen , mijlpalen en voorloopig ook nog van pasangrahans, districtsgevangenissen en inlandsche schoollocalen (deze laatste, ingevolge latere beslissing, slechts zooveel daarin van Staatswege geheel kosteloos onderwijs wordt gegeven). Tegemoetkoming voor voeding werd steeds verleend wanneer de arbeid te bezwarend was voor de heerendienstpligtigen. Maatregelen werden genomen ten einde onder alle omstandigheden tot eene juiste beoordeeling te kunnen geraken van het verband dat de uitvoering van werken in heerendienst met de krachten der bevolking houden moet. Aan het plan om veroordeelden tot dwangarbeid bij de werken te bezigen, wordt meer en meer uitvoering gegeven (vergelijk de aanteekeningen deswege in hoofdstuk F, §3). Op lïiouw worden ook Chinezen voor koelies gebezigd. Op Banda hebben gemiddeld vijftig inlandsche Christenen en Mohammedaan sehe burgers nu en dan als ambachtslieden bij het bouwdepartement gewerkt. Ter hoofdplaats Padang wordt door de bevolking algemeen gebruik gemaakt van de vrijheid, haar verleend bij Indisch Staatsblad 1858, n°. 66, om voor de heerendiensten aan de wegen een aequivalent in geld te betalen ten bedrage van f 4 'sjaars. De werking van dien maatregel was allezins bevredigend, de wegen werden goed onderhouden en de bevolking scheen de betaling van het aequivalent minder bezwarend te achten dan het praesteren van persoonlijke diensten (vergelijk ook het vorig verslag bladz. 49).
Verdere medede eling en. In bet onvoldoende der in 1866 (Indisch Staatsblad n°. 155) uitgevaardigde bepalingen omtrent het aanleggen door particulieren van beschoeijingen , kaaimuren of andere werken langs de oevers van vlotbare en bevaarbare stroomen en rivieren, werd voorzien door de vaststelling bij ordonnantie van 9 September 1870 (Indisch Staatsblad n°. 119) van nieuwe voorschriften ter zake. Deze herziening was onder andere daarom noodig, ten einde het oordeel over de uittevoeren werken, tot dusver aan de rooimeesters opgedragen, over te brengen bij de waterstaatsambtenaren, en zulks uit overweging dat de rooimeesters, sedert deze zooveel mogelijk moeten worden gezocht buiten het corps van den waterstaat (zie het verslag van 1868 bladz. 101), in 't algemeen niet langer als bevoegde beoordeelaars in quaestien van waterbouwkunde waren aan te merken. Eene bijzondere voorziening bleek noodig, ten einde werken en gebouwen, ten dienste van spoorwegen waarvoor de Regering concessie verleent, uit te sluiten van de bemoeijingen en het toezigt der rooimeesters. Hiertoe strekte de ordonnantie van 16 Junij 1871 (Indisch Staatsblad n°. 88). In 1870 werd slechts door één persoon het landmetersexamen volgens het programma vastgesteld bij Indisch Staatsblad 1866, n°. 46, met goed gevolg afgelegd. In de meeste gewesten worden de function van landmeter door waterstaats-ambtenaren waargenomen.
II. BIJZONDERHEDEN OMTRENT SOMMIGE WERKEN.
Wegen. De staat der wegen op en buiten Java is volgens de ontvangen opgaven over het algemeen veel verbeterd. Wel is de toestand nog niet overal naar wensch en behoort vooral aan de binnenwegen nog veel gedaan te worden om ze in behoorlijken staat te brengen en te houden, maar waar die minder gunstige toestand voor sommige groote wegen in voorbijgaande oorzaken gezocht moet worden, moet hij, wat de binnenwegen betreft, worden toegeschreven aan hunnen primitief gebrekkigen aanleg. Welke zorg men ook aan het onderhoud van die binnenwegen besteedde, in den regenmoesson werden ze gewoonlijk moeijelijk berijdbaar. Zonder behoorlijke afwatering en verharding niet bestand tegen te druk en zwaar
116
vervoer boderven ze spoedig. Voor die binnenwegen mogen echter, zegt de betrokken directeur, geene eischen gesteld worden gelijk aan die voor den grooten postweg, die bovendien zelfs voor een groot deel niet volgens do regelen der kunst is aangelegd. Anders zou •— zoo gaat hij voort — in de eerste eeuw wel van geene uitbreiding van het wegennet sprake kunnen zijn. Ter bevordering van de afwatering is ter hoofdplaats Pasoeroean eene proef genomen om kleine waterleidingen , riolen enz. door middel van buizen onder de wegen aan te brengen. De proef is slechts gedeeltelijk gelukt, omdat de buizen te kleine opening hadden. Voor 1872 zijn uit Nederland gegoten ijzeren buizen van grootere afmeting aangevraagd. In andere residentien heeft men door het aanleggen van afvoerkanalen en sloten langs de wegen in de afwatering eenige verbetering gebragt. Van de proefneming om de transportwegen in de Mmahassa te doen begroeijen met eene grassoort, teki genaamd , welke de eigenschap zou hebben om tot verharding der wegen te kunnen dienen . moest op grond van in vroegere jaren verkregen ondervinding worden afgezien. Waar de wegen over de geheele breedte voor het karrenvervoer waren opengesteld, nam de bruikbaarheid zeer af, omdat de met rundvee bespannen tweewielige voertuigen steeds ouder gewoon te achter elkan der in hetzelfde spoor rijden. De reden waarom ter hoofdplaats Batavia het gedeelte wegs, dat door de ïramway-maatschappij onderhouden werd, te wenschen overliet, was in het laatste halfjaar 1870 voor een groot deel weggenomen, toen de Maatschappij hare verpligtingen ten aanzien van het onderhoud van dien weg beter nakwam. Maatregelen zijn genomen om den grooten postweg van Meester-Cornelis naar Bekassi en verder naar de grens van Krawang, welke door gedurige nalatigheid van den grintleverancier in slechten toestand verkeert, te verbeteren. Om dezelfde reden en de zware regens was ook de toestand van den grooten postweg in de afdeeling Buitenzorg gedurende geruimen tijd zeer achterlijk. Met de verbetering van den grooten postweg, van de grens van Bantam tot aan post Oender-Andir, welke vooral in den regenmoesson voor het transport van reizigers en goederen nog al groote moeijelijkheden oplevert, zou in de eerste maanden van 1871 een aanvang gemaaktworden. Aan de verbetering van een gedeelte van den weg van Manondjaija naar Ban dj ar in de Preanger regentschappen zal weldra de hand worden gelegd. Van den weg van Pasoeroean naar Malang werd een aanzienlijk gedeelte in behoorlijken staat gebragt. Aan de daar te werk gestelde heerendienstpligtigen werden bij wijze van tegemoetkoming rijst en zout verstrekt. Het verhard en verbeterd gedeelte heeft zich, niettegenstaande de vele regens en het zeer drukke transport, over het algemeen uitmuntend gehouden. Het gedeelte van den postweg tusschen de posten Kloewoet en Tandjong in de residentie ï a g a l , dat in vorige jaren door overstroomingen dikwerf aanleiding gaf tot stremming der communicatie, was sedert de in het laatst van 1869 bewerkstelligde ophooging verbeterd. De wegen ter hoofdplaats Samarang , sedert 1870 onder beheer van den waterstaat gekomen, zijn aanmerkelijk verbeterd. Met vrucht werd daarbij van de diensten van dwangarbeiders gebruik gemaakt. Meer dan een ton gouds is in 1870 aan die verbetering ten koste gelegd. Voor de verharding zijn van Kedoeng-Djati en Tangoeng verschillende grint- en steensoorten aangevoerd, die duurzamer zijn dan Samarangsch grint. De nieuwe weg in dezelfde residentie, van het spoorwegstation Goendik naar Krikil (zie bladz. 5 hiervoren), is met de daarbij behoorende tijdelijke bruggen en duikers gereed, en dus de verbinding der afdeeling Poerwodadi met den spoorweg daargesteld. De opneming voor de verbinding der afdeeling Demak met het spoorwegstation Kedoeng-Djati is onderhanden. De aanleg van den weg van Bezoeki naar Banjoewangi door het bosch Soemberwaroe kan, voor zoover het onder profil brengen en verharden betreft, als voltooid beschouwd worden. Het aanleggen van bruggen en duikers vorderde echter r.og een belangrijken arbeid. Al het daartoe benoodigde moet op de plaats zelve door de dwangarbeiders vervaardigd worden. Arbeidende met ongeveer 500 man (in Mei jl. waren er onder Bezoeki 100 en onder Banjoe
wangi 385 veroordeelden bij het werk geplaatst) wordt de verwachting gekoesterd, dat de weg bij het eind van het loopende jaar geheel zal kunnen voltooid zijn. In de nabijheid van Soemberwaroe hebben zich een twintigtal ontslagen veroordeelden met der woon aan den weg nedergezet, hetgeen , bij navolging door anderen , eene zeer gewenschte zaak is, daar de landstreek waardoor de weg loopt, thans geheel onbewoond is. Met kracht werd aan den nieuwen militairen weg van Buitenzorg naar Tjiandjoer gewerkt. Onder ultimo 1869 was daaraan in het geheel besteed f 200 060 waarvoor verkregen was een gedeelte geheel voltooide weg ter lengte van 21 palen en ruim 19! roeden en eene lengte aarden baan van 1 paal en 71 roeden (respectivelijk 32 372 en 1774 meters). Het gedeelte van dien weg in zuidwestelijke rigting loopende naar de grens der Preanger regentschappen is geheel verhard en wordt door het Gouvernement onderhouden. Kenige kunstwerken in dien weg zij u nog niet voltooid. Het verkeer tusschen de residentien Batavia en Preanger regentschappen langs dien weg, in stede van den vroegeren over den berg Megamendoeng, neemt meer en meer toe. Door de Daijaloeho*rsche districten moet van Bandjar (grens Preanger regentschappen) een groote tevens militaire weg worden geprojecteerd en daargesteld, die , behalve eene verbinding met Tjilatjap, eene aansluiting zal hebben met den zuidelijken militairen weg naar Bagelen. Na afloop van den westmoesson 1870/71 zou meteene naauwkeurige opneming een aanvang worden gemaakt. Een onderzoek naar de beste rigting van den militairen weg in de residentie Bagelen is bevolen. In Kadoe en Madioen konden de terreinopnemingen voor den militairen weg, wegens gebrek aan personeel, niet plaats hebben. De communicatie tusschen Madioen en Kediri en tusschen Ngawi en Solo zou zeer vergemakkelijkt worden door het wegnemen of omtrekken van eenige steile gedeelten der bestaande postwegen. Uitgebreide terreinopnemingen zijn daartoe echter noodig. Het plan bestaat om Poerworedjo, de hoofdplaats der residentie Bagelen , door een goeden communicatie-weg met Djokjokarta te verbinden. Dit is van groot belang voor de residentie Bagelen , die met hare ongenaakbare zuidkust én van alle andere zijden door bergen omgeven ten opzigte van den handel in zeer ongunstige verhouding verkeert. Van alles , wat zij noodig heeft, moet zij zich van Samarang over een zeer moeijelijken bergweg voorzien. Daarin kan eene gelukkige verandering komen als de spoorweg Samarang-Vorstenlanden tot Djokjo voltooid zal zijn en deze plaats met Poerworedjo verbonden wordt. (1) Het trace van den aan te leggen weg is reeds voorgesteld. Te Djokjokarta tracht men met het oog op het thans daarvoor bestemde beperkt terrein en het gaandeweg toenemen der Europesche bevolking, eene nieuwe Europesche wijk te vormen. Fondsen zijn toegestaan om het aangewezen nieuwe terrein met wegen te doorsnijden en van eene goede afwatering te voorzien. Het gedeelte van den weg van Kaijoe-Tanam naar Padang (Sumatra's Westkust), dat vroeger zooveel stof tot klagten opleverde, onderging eene belangrijke verbetering. Ve
maatregel om 300 dwangarbeiders voor den weg beschikbaar te stellen , heeft doel getroffen. Aan den nieuwen weg van Solok naar Padang werd in 1870 weder met kracht gewerkt. De baan die nu, op enkele moeïjelijke plaatsen na, op de bepaalde breedte is gebragt, zou in 1871, n» eene behoorlijke verharding, voor de communicatie per »6
kunnen worden opengesteld. Reeds werd van dien weg door o* bevolking een druk gebruik gemaakt. De directe verbinding van Padang met de Bovenlanden in die rigting^ wordt al' gemeen , zoowel uit een handels- als uit een militair oog/ punt, van het grootste belang geacht. Te bejammeren l9
het dat de transportwegen van Tanah Batoe naar Nata over eene lengte van 40 paal, en van Loemoet naar B»' tang Taro, een afstand van 19 paal, niettegenstaande be daaraan bestede 'onderhoud nog niet kunnen voldoe0
aan de vereischten van gemakkelijke handelswegen. A»" verschillende wegen behoort eene andere rigting te worde»
(1) Over eene onlangs aangevraagde concessie voor den aanleg en exploitatie van een transportkabel tusschen Djokjo en Poerworedjo z lager bladz. 123, noot 2.
*>
117
i *
gegeven. Er zijn er die over den ruim 4000 voet hoogen bergrug aangelegd zijn. Verschillende trajecten leveren groote moeijelijkheden op. Men doet onderzoek naar andere trace's. Te Benkoelen en op de hoofdplaatsen der residen tien Lampongsche districten en Amboina, zoomede op Banda worden voor het onderhoud der wegen dwangarbeiders gebruikt. Die wegen verkeeren in vrij redelijken staat. De in den aanvang van 1870 bepaalde verlegging van den Weg van Kepahiang (Palembang) naar de grens van Benkoelen werd zoo goed als voltooid. Evenzoo werd in 1870 voortgewerkt aan eene wegsverlegging van Mandi-auer naar Tebing-Tinggi. Ook dit werk Was zijne voltooijing nabij. De weg tusschen Moeara-Enim en Lahat werd met zorg aangelegd en onderhouden. In de residentie Wester-afdeeling van Borneo werd aan den onderhanden zijnden weg, die de hoofdplaats Pontianak Verbinden zal met de bloeijende Boeginesche nederzetting Soengei-Kakap aan het zeestrand aldaar , door dwangarbeiders voortgewerkt. Thans zijn daarbij 150 veroordeelden Werkzaam. Een grooter getal zal echter voor dien arbeid Worden aangewezen ten einde den weg, die eene lengte van Ongeveer 12 palen heeft, te spoediger te voltooijen. De wegen ter hoofdplaats Bandjermasin hadden door de buitengewoon hooge waterstanden veel geleden, zoo zelfs, dal zo geruimen tijd een gedeelte van den dag overstroomd Werden : men was in de eerste maanden van 1871 bezig ze aanzienlijk op te hoogen. Buiten Batavia geschiedt het begieten der wegen door de zorg der ingezetenen. Het voorstel van den resident van Soerabaija om die begieting voortaan voor 's lands rekening te doen plaats hebben , werd door de Regering afgewezen.
Bruggen , duikers enz. De toestand der bruggen en duikers Wordt gezegd in vergelijking met vorige jaren aanmerkelijk te zijn vooruitgegaan. Van lieverlede worden de bruggen en duikers van inlandsch maaksel en uit wildhqut zamengesteld , vervangen door onder behoorlijk toezigt aangelegde permanente werken. Zoo verrezeu in 1870 verscheidene steenen bruggen en duikers in plaats van de houten. Groot is echter nog het aantal dezer laatste, waarvan Vele verouderd zijn. Van daar, dat de toestand nog in Vele opzigten verbetering eischt en dat vooral in den westtooesson het wegslaan van bruggen en duikers door bandjirs bijna aan de orde van den dag is. In 1871 zal de aanwending van ijzeren brugmaterieel in Nederland besteld en gedeeltelijk reeds in Indie aangebragt, op ruimer schaal kunnen plaats hebben. De ijzeren brug over de Kediri-rivier, aan den bouw Waarvan circa f 226 000 is uitgegeven, werd van een tweede bouten dek voorzien. In den weg van Soerabaija naar Grrissee werd de eerste brug op ijzeren schroefpalen gebouwd over de rivier Greges. Eene tweede dergelijke brug zal over de Kali-Anak gebouwd worden. Da landhoofden Voor de ijzeren brug over de Tjikao-rivier (zie het verslag Van 1869 bladz. 81) moeten worden verbouwd. De ijzeren bovenbouw is reeds uit Europa aangebragt. Van het denkbeeld om over het ravijn van de Tjikretek in den nieuwen tüilitairen weg van Buitenzorg naar de Preanger regentschappen een viaduct te bouwen, is afgezien en in Maart Jl. magtiging verleend om in dat ravijn een dam of ,dijk te maken, waarvan de kosten, met inbegrip der bijkomende berken, zijn geraamd op f116 826. De in 't vorig verslag bedoelde uitbestedingen voor den ijzeren bovenbouw der bruggen over de rivieren Tjidani, Tjidoeriau en Tjioedjoeng lö de residentien Batavia en Bantam konden geen gevolg deinen , wegens moeijelijkheden met de inschrijvers omtrent bet gestand doen hunner aanbiedingen. In den grooten weg naar Margasari (Tagal) werd eene vrij belangrijke steenen boogbrng van 8 meter opening over de Kali Doekoe-Salam voltooid. Over eene der grootste en snelvlietendste rivieren in de Residentie Bagelen, de Loh-Oeloe, in den grooten weg van foerworedjo naar Banjoemas, zal eene steenen boogbrng ^an 75 strekkende meters met drie openingen worden gebouwd. De kosten bedragen circa f 150 000. Die brug öioet de voornaamste schakel uitmaken van de bruggenreeks in den grooten post- en transportweg van Banjoemas naar Kadoe, welke weg ook voor militaire bewegingen van groot gewigt is.
N°. 8. 2.
In de Vorstenlanden liet de staat der bruggen (tot onderhoud waarvan de vorsten verpligt zijn), sedert jaren te wenschen over. Daar de toestand dringend verbetering eicht, zijn overwegingen aanhansig om met betrekking tot het onderhoud der bruggen in gemelde rijken een beteren toestand in het leven te roepen. Op Celebes wordt de eerste permanente brug, eene Amerikaanscho van 38 meters spanning, gebouwd over de Segiri-rivier in den grooten weg naar Tanette.
Rivierwerken, waterleidingen (1). De buurten Kebon Siri en Gang Scott ter hoofdplaats Batavia werden even als in vorige jaren overstroomd. Het in December 1869 toegestane werk tot ontlasting van het overtollige water in die buurten is in 1871 voltooid. Eene verbetering van den waterafvoer der rivier Tjidoerian in dezelfde residentie, ter voorkoming van overstroomingen in het noordwestelijk gedeelte der afdeeling Tangerang, is nog in overweging. Ook wordt eene verbetering voorbereid van de Mokervaart, eene afleiding uit de Tjidani en zeer noodig voor het handelsverkeer tusschen'Bataviajen Tangerang, doch die, daar zij geene afsluiting heeft, thans vele hindernissen daarstelt. Eene beteugeling der Rambattan-rivier en het brengen van meer water in de Tjimanok (residentie Oheribon) b'eek meer en meer dringend noodzakelijk. In den jongsten westmoesson hadden verscheidene doorbraken plaats en werd Indramaijoe met overstrooming bedreigd. De opnemingen hebben reeds plaatsgehad en de indiening van een ontwerp kon bij den aanvang van 1871 spoedig worden te gemoet gezien. De opnemingen' in 1869 gedaan voor het afleidingskanaal uit de Samarangsche rivier, ten einde de stad te vrijwaren van bandjirs, hebben de indiening van een project ten gevolge gehad Ofschoon dit ontwerp nog omwerking behoefde, zou echter binnen kort het definitief project kunnen worden te gemoet gezien. Een duiker voor de afwatering der benedenstad werd voltooid. Voorstellen zijn gedaan om door middel van sluisjes de bandjirs van de benedenstad af te sluiten. De opneming ten behoeve van de uitbreiding en verbetering der waterleidingen te Samarang zou spoedig worden voortgezet. Dijkversterkingen en beschoeijingen hadden in verschillende gedeelten van Samarang plaats. De kaarten der opneming van een gedeelte van Soorakarta tot het daarstellen van waterleidingen bij hoogen rivierstand werden voltooid. De opnemingen om de hoofdplaats Cheribon van doelmatige tot algemeen gebruik dienende straatgoten te voorzien , moeten nog plaats Rebben. Een goed gotenstelsel, is vooral daarom wensehelijk, omdat de typhusgevallen die zich in de laatste tijden ter genoemde hoofdplaats hadden voorgedaan , voornamelijk aan den zeer vervallen staat der straatgoten worden toegeschreven. De bamboezen waterleiding (ongeveer i palen lang), die Fort de Koek (Padangsche Bovenlanden) van drinkwater voorziet, werd geheel vernieuwd. Op Riouw werden door dwangarbeiders een reservoir en waterleiding gegraven ten dienste van het Chinesche kamp.
Havenwerken. De toestand van het meerondeel der havenwerken laat te wenschen over. De gunstigste uitzondering maakt de haven van Tjilatjap, die met den onveranderlijken zuid-oost passaat gemakkelijk bezeild, en waar men met behulp van eene sleepboot zonder eenig bezwaar de reede binnengebragt wordt. De havenhoofden van het kanaal te Karang Antoe en die van het kanaal te Anjer (residentie Bantam) moeten verlengd worden, de laatste wegens de jaarlijks toenemende verzanding van het havenkanaal. De havenwerken te Batavia verkeeren over het algemeen in goeden staat. De slechte ataat van eenige gedeelten der hoofden is een gevolg van de ontgronding der koraalfundering. Ter voorkoming van herhaling zal bij de te vernieuwen gedeelten de fundering moeten bestaan uit zinkblokken van waalmoppen. Bij eene diepte in het havenkanaal bij zeer lage waterstanden van 2,50 meter blijft het evenwel voor alle vaartuigen bevaarbaar, bedragende de diepgang van de grootste beladene praauw 1,80 meter. De baggermolen doet steeds uitmun
(1) Over werken in het belang van den landbouw zie men hoofdstuk O, afdeeling I, § 1. onder » Rijstcultuur, enz." 30
4
118'
tende diensten. Het steeds toenemend vertier doet meer en meer de behoefte gevoelen aan meerdere ruimte voor aanlegplaats van geladen praauwen in den omtrek van den Kleinen Boom. De ontwerper van het denkbeeld tot daarstelling van een bassin voor de reparatie van schepen aan de oostzijde van het havenkanaal (zie het vorig verslag bladz. 85 en dat van 1869 bladz. 82) kwam op dit plan terug. Aan hem werd in hoofdzaak te kennen gegeven, dat in geen geval gerekend mögt wordon op het daartoe dienstbaar maken van het oosterhavenhoofd te Batavia, als zijnde niet diep genoeg aangelegd "om bestand te zijn tegen de uitdieping, welke bij de ten-uitvoerlegging van zijn denkbeeld aan het buitentalud van dat zeehoofd gevorderd zou worden. De weinige diepte van de haven van Cheribon, vooral bij laag water, levert nog steeds een groot bezwaar voor den handel op In den laatsten tijd had weer eene aanzienlijke opslibbing plaats gehad. Intusschen is met de uitdieping zeer krachtig aangevangen. Vóór de haven bevindt zich eene vrij groote bank, die nu wel gedeeltelijk opgeruimd is, maar zonder andere maatregelen weer spoedig gevormd zal zijn. De gemeenschap van Tagal met de reede is door de weinige diepte in de rivier of haven zeer gebrekkig. Tot uitdieping der haven, herstel der havenhoofden en het maken van een kaaimuur langs den westelijken oever der rivier werd in den aanvang van 1871 magtiging verleend. In de rivier van Pekalongan, die de gemeenschap daar» stelt van de stad met de reede, vertoont zich reeds jaren achtereen bij afwisseling eene zandbank, dan eens aan den oosteroever, dan weder vóór en binnen den bovenmond. Intusschen wordt, hoe moeijelijk ook, de rivier zooveel mogelijk in bevaarbaren toestand gehouden. Het stoomvaartuig met dregtoestel, in 1867 aangeschaft en sedert, tot October 1869, gebezigd voor het uitdiepen van de monding der Kalimas-rivier te Soerabaija , is thans voor goed buiten dienst gesteld. Men is hiertoe overgegaan, nadat twee op verschillende tijdstippen gedane peilingen hadden doen zien, dat in den toestand van den bodem nog nagenoeg geene verandering was gekomen, niettegenstaande de toestel in het tijdsverloop tusschen do beide peilingen voortdurend in werking was geweest Het maakt nog een punt van overweging uit, in hoever het stoomvaartuig, bij ophaling van den dregtoestel, als communicatieboot zou kunnen dienen. Intusschen behoort de monding der Soerabaija-rivier te worden uitgediept, daar het in- en uitkomen van praauwen bij laag tij zeer moeijelijk wordt. Reeds zijn meer doelmatige stoombaggerwerktuigen uit Europa ontboden. Twee der bedoelde molens zijn reeds besteld, zijnde omtrent de inrigting der twee verder aangevraagde nog eene briefwisseling met het Indisch Bestuur aanhangig. Behalve voor Soerabaija, zullen de aangevraagde werktuigen in de eerste plaats bestemd worden voor de uitdieping der havens te Cheribon , Tagal en Probolinggo. De opnemingen die aan eene vorbetering van laatstgenoemde haven moeten voorafgaan (zie het vorig verslag bladz. 85) zijn in gang. Aan het verbeteren van de haven van Bszoeki is niet te denken, dan door het daarstellen van zeer belangrijke werken, wier geldelijk bedrag zeer hoog zal klimmen. De toestand van het landhoofd te Panaroekan, in dezelfde residentie, is van dien aard, dat het meer en meer wenschelijk wordt een nieuw hoofd te bouwen. Pasoeroean heeft eene veilige opene reede, die in communicatie staat met de Gembong-rivier. Doordien de rivier veel te breed is voor het weinige van boven komende water, slibt zij sterk aan en wordt die slib eens in het jaar zooveel mogelijk opgeruimd. De haven van Wijnkoopsbaai (Preanger regentschappen) is slechts eene door de natuur gevormde baai zonder kunstwerken. Plannen zijn in overweging ter verzekering der gemeenschap van Padang met de reede. De in 1869 plaats gehad hebbende aardstorting in de rivier van Padang, is de voornaamste oorzaak van haar bederf. Daar de Telok-rivier (Benkoelen) door de aan hare monding liggende zandbanken bij lagen waterstand onbe
vaarbaar was, werd door kettinggangers eene temporaire bamboezen laadbrug van ongeveer 500 meters lengte in zee uitgebouwd- Met het leggen van een zeehoofd van koraalsteen, mede door kettinggangers, was men bij den aanvang van 1871 reeds vrij ver gevorderd. De herbesteding voor de daarstelling van een ijzeren schroefpalenhoofd te Muntok (Banka) was gelukt, zoodat met de uitvoering weldra een aanvang zou worden gemaakt. Het zeehoofd te Tontoli (Celebes) was door zeeworm en witte mieren vernield , en zou daarom door een nieuwvervangen moeten worden. De zware reparatie aan het zeehoofd te Menado is voltooid. De zeeworm blijft steeds schade aanrigten aan de zeehoofden te Menado, Kema en Gorontalo. Omtrent de havenwerken te Samarang kunnen de volgende bijzonderheden worden medegedeeld. Even als in het voorafgegane jaar werden ook in 1870 de werkzaamheden ijverig voortgezet, doch eene belangrijke wijziging aan het primitive denkbeeld van uitvoering gegeven, en dat eene vereeniging van het havenkanaal met de Samarangsche rivier, door middel eener schutsluis , ten doel had, bragt in de uitvoering der onderhanden werken eene onvermijdelijke vertraging te weeg. üe quaestie kwa;a echter nog vóór het einde des jaars tot beslissing en de uitvoering der schutsluis kon reeds bij het begin van 1871 volgen. Bestond er bij den aanvang van 1870 (zie het vorig verslag bladz. 86) , gegronde hoop dat de eindoplevering nog tegen het einde van dat jaar zou kunnen plaats vinden, ten gevolge der evenbedoelde uitbreiding van werkzaamheden is nu die algeheele voltooijing eerst bij het einde van 1872 te verwachten. De steenstortingen voor de tiavendammen werden in het afgeloopen jaar tot de maand Maart krachtig voortgezet, toen tot October slechts voor het bijwerken der zettingen even aan den gang gehouden en daarna gestaakt-, de dammen aan eigen zetting overlatende tot dat het nader onder eindprofil brengen met succes kan worden ondernomen. De beide stoombaggermolens uit Europa aangebragt, ^•holpen door de kleinere, die op het werk waren aangemaakt, bragten en hielden de voorhaven tot aan den spoorwegdam op volle diepte; verder opwaarts in het havenkanaal konden zij door het bestaan van dien dam voor alsnog niet komen en bestond trouwens aan de verdieping van dit gedeelte nog geene- dadelijke behoefte. Als gevolg van het uitbrengen der havendammen wordt meer en meer de buiten verwachting snelle aanslibbing der regts en links gevormde hoeken benevens de neiging van toenadering dier slibben voor den mond ondervonden. Hoewel dus binnen de dammen de volle diepte aanwezig is, heeft men vóór den mond aanmerkelijk in diepte verloren, zoodàt reeds een der baggermolens buiten de dammen is moeten worden te werk gesteld. Verlenging der havendammen, tot vergrooting dor hoeken, die als natuurlijke slibvangers werken en het opzoeken van een meer krachtigen vloeden eb-stroom, behooren dus hier, even als elders op Java en in Europa, tot de te nemen maatregelen. Voorstellen dienaangaande waren in behandeling. De opgebaggerde specie wordt met goed gevolg gebezigd tot het dempen van moerassen in den omtrek. Alle metselwerken, het afdekken der muren met hardsteen en de aanleg van trappen daaronder begrepen, zijn voltooid. Als bijzonderheid kan nog worden vermeld, dat bij de steenexploitatie onder Tangoeng, eene mijn met 1600 kilogram buskruid werd geladen. Bij hare uitwerking leverde zij de meest gunstige resultaten op. Met het oog op de ligging van alle pakhuizen langs den ouden waterweg is de nieuwe voor handelsgoederen nog weinig in gebruik en zal eerst dan verre de voorkeur verdienen, indien door don bouw der schutsluis de vereeniging van beide is verkregen. Als vlugthaven in den westmoesson bewijst de nieuwe haven echter voortreffelijke diensten. Het personenverkeer vindt bijna uitsluitend lang'9 den nieuwen waterweg plaats en wordt geregeld met een particulier stoomboot j e onderhouden. De oude geul vóór de Samarangsche rivier werd als bestaande gemeenschap met de reede, even als in 1869 t
119
zooveel mogelijk op diepte gehouden, in afwachting van de voltooijing van den nieuwen waterweg. Zij bleef echter uiterst gebrekkig.
III. SPOORWEGEN EN ANDERE VERBETERDE MIDDELEN VAN VERVOER TE LAND.
Herhaaldelijk verzocht de Gouverneur-Generaal om, uit aanmerking van het groote belang dat voor Java in den verderen aanleg van spoorwegen op dat eiland gelegen is, en in verband met concessie-aanvragen, te worden bekend gemaakt met de inzigten van het Opperbestuur aangaande dit aangelegen onderwerp. Eenige wenken werden hierop gegeven , ook omtrent het verband der verschillende middelen van vervoer, maar daar nog geenerlei vast plan was aangenomen, konden die niet anders dan van zeer algemeenen aard zijn. Intusschen was reeds een algemeen plan voor spoorwegen op Java geschetst in het bekende rapport (zie het vorig verslag bladz. 86), door de heeren KOOL en HENKET uitgebragt, nopens de vraag welke spoorwijdte voor de behoefte van dat eiland het meest aanbeveling verdiende. Bij de overweging van hetgeen der Regering tot bevordering van de zaak te doen stond, werd het nuttig geacht het door genoemde heeren aangegeven tracé aan een nader onderzoek te onderwerpen. Te dien einde werd bij Koninklijk besluit van 22 Februari) 1871, n°. 12, eene commissie van deskundigen benoemd , aan welke eenige bepaalde vraagpunten werden voorgelegd , terwijl tevens haar advies gevraagd werd over het door de Regering opgevatte voornemen nopens de uitvoering van het plan tot aanleg van een spoorweg over de lengte van Java. Van een en ander werd mededeeling gedaan aan den Gouverneur-Generaal, met verzoek om over de aan do commissie onderworpen vraagpunten en denkbeelden, voorloopig ook zijn oordeel te doen kennen. Op 1 Augustus jl. was de commissie (te wior beschikking ook waren gesteld de voorhanden rapporten en bescheiden , uitmakende het archief der in 1864 ontbondene commissie voor de vervoermiddelen op Java) met haren arbeid zoo goed als gereed, terwijl weinige dagen te voren ook werden ontvangen de adviesen van den GouverneurGeneraal en van de door hem geraadpleegde autoriteiten (1). De wenschelijkheid van den aanleg van spoorwegen in een gedeelte van Sumatra, waarvan reeds met een enkel woord in 't vorig verslag gewag werd gemaakt, heeft nieuwen steun gevonden in de ontdekking van rijke steenkolenmijnen in de Padangsche Bovenlanden , waarover zie hoofdstuk O, afd. II. Eenige voorbereidende onderzoekingen waren reeds vroeger gelast, omtrent de wijze van Uitvoering van welke in Mei jl. een overleg hangende was tusschen den directeur der burgerlijke openbare werken en dien van onderwijs, eeredienst en nijverheid. Onlangs Js bij bedoelde directeuren aangedrongen op eene bespoedigde 'ndiening hunner voorstellen.
§ 1. Stoomspoorwegen.
Het algemeen reglement voor de spoorwegdiensten in Nederlandsch Indie (Indisch Staatsblad 1866, n°. 132) onderging geene nadere veranderingen. De beschouwingen van de Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatschappij omtrent dat reglement en meer bepaaldelijk °mtrent de bezwaren welke het oplevert met het oog op ^en spoorweg Batavia-Buitenzorg, waarvan in het vorig verslag melding gemaakt is, worden benuttigd bij de overweging van de wijzigingen, welke het reglement in andere opzigten eischt.
Ten aanzien van de belastings-proeven voor bruggen van Sroote spanning is , uit overweging, dat ook in Nederlandsch Indie kan worden volstaan met wat in Nederland ten op2igte der door particuliere ondernemingen aangelegde spoor
, (1) Omstreeks medio Augustus jl. heeft de commissie rapport uitge"'agt. De vrucht van een en ander is geweest het ia gereedheid brengen *3n een wees-ontwerp tot aanleg van spoorwegen op Java, 't welk dezer ^agen bij den Raad van State is aanhangig gemaakt. De bedoelde c°mmissie is intusschen bij Koninklijk besluit van H September 1871, tt • 17, ontbonden.
wegen plaats vindt, bij besluit van 6 Augustus 1870, n°. 9, met wijziging in zooverre van dat van 11 Augustus 1869, n°. 30, door den Gouverneur-Generaal bepaald, dat de proeven onder toezigt van regeringswege zullen worden genomen, nadat de bruggen in den weg zijn opgesteld; terwijl de bruggen van kleine spanning, indien er geene bijzondere aanleiding bestaat waardoor een meer opzettelijk onderzoek wenscheiijk schijnt, niet anders dan met overtrekkende treinen zullen worden onderzocht, wordende het oordeel te dezer zake overgelaten aan de commissie met de opneming van het betrokken spoorweggedeelte belast.
Omtrent de in aanleg zijnde spoorweglijnen SamarangVorstenlanden en Batavia-Buitenzorg valt in de eerste plaats het volgende aan te teekenen De berigten zijn deels ontleend aan opgaven van den directeur der burgerlijke openbare werken, deels aan rapporten van den regeringscommissaris bij de Nedeilandsch-,Indische Spoorwegmaatschappij hier te lande.
1°: Samarang-Vorstenlanden.
Blijkens het vorig verslag bladz. 86. was na de staking der spoorwegwerken in de laatste dagen van April 1870 door den Gouverneur-Generaal, bijeen besluit van 21 Mei daaraanvolgende , aan de Spoorwegmaatschappij een voorschot van f 175 000 verleend, zoo tot het voltooijen van de nog vereischte werken op de reeds in exploitatie zijnde 1ste en 2de sectie, als tot onderhoud (tot medio November 1870) van het aanwezige op de 3de en 4de sectie, en was hier te lande (den 30sten Augustus 1870) eene overeenkomst met de Maatschappij gesloten, ten einde haar in staat te stellen tot voortzetting der werken. Het eerste gedeelte dier overeenkomst wees aan , onder welke voorwaarden , indien de Maatschappij buiten hulp van den Staat zich de middelen verschafte om den weg te voleindigen , door de Kegering voor de algeheele oplevering van den spoorweg, het inmiddels gevraagde uitstel van twee jaren (en alzoo tot 26 September 1873) wierd verleend, terwijl op grond dat de Maatschappij op het toenmalig oogenblik , in verband met dun oorlog, buiten staat was de vereisohte som van 2 millioen te negotieren, bij het tweede gedeelte de wijze geregeld werd , hoe zij door den Staat zou worden te gemoet gekomen zoo noodig tot den fatalen termijn van 26 September 1871, als wanneer de Regering vrij zou zijn te beslissen over verlenging van den opleveringstermijn of vervallen-verklaring der concessie.
De Gouverneur-Generaal werd wijders uitgenoodigd om, in afwachting der wettelijke bekrachtiging van het tweede gedeelte der overeenkomst, daaraan reeds terstond gevolg te geven, wanneer door voortzetting der werken nog tijdens het goede saizoen, dat is vóór het invallen der zware regens, een toestand kon worden verkregen die van dadelijken invloed was op de ontvangsten, door het bereiken bijv. van punten, tot welke de exploitatie (zij het ook voor 's hands slechts voor goederen-vervoer) met voordeel aanstonds kon worden uitgebreid. Nog vóór dat van deze opdragt door den GouverneurGeneraal was gebruikgemaakt, ontving deze de aanschrijving (dd. 12 November 1870) om, in afwachting van de wettelijke bekrachtiging der overeenkomst van 30 Augustus te voren , het verstrekken van 's lands gelden ter voortzetting van de spoorwegwerken te doen staken, onder opmerking dat de vroegere opdragt reeds een einde had genomen, vermits het tijdstip der zware regens gewoonlijk in December invalt. Intusschen waren door de Maatschappij , overeenkomstig de bepalingen der overeenkomst, de werken dadelijk hervat geworden, terwijl door inhouding hier te lande van het aan aandeelhouders overblijvend gedeelte in het dooiden Staat gewaarborgde rentebedrag , op 1 Januarij 1871 een bedrag van f 135 000 op het voorschot van f 175 000 was aangezuiverd. Terwijl de bevoegdheid der Indische Regering om voorschotten te verleenen door de aanschrijving van 12 November 1870 was ingetrokken, zou de spoorlegging op de 3de sectie hebben moeten gestaakt worden , zoo de landhuurders van Solo door het geven van een voorschot van ongeveer f 60 000, te verrekenen met de te verdienen transportkosten, niet waren tusschenbeide gekomen. Met
120
dat voorschot en de baten der exploitatie konden ds onderhanden genomen -werkzaamheden worden voortgezet, terwijl de Gouverneur-Generaal door te vergunnen dat het nog beschikbare gedeelte der als voorschot toegestane som van f 1 7 5 000, welk gedeelte aanvankelijk slechts voor zekere werken der Jste en 2de sectie bestemd was, ook voor de 3de sectie zou mogen worden aangewend, daarbij eveneens te hulp kwam. Desniettemin raakten de middelen ten einde en reeds had het comité van bestuur besloten de werkzaamheden in Maart 1871 te doen staken, toen door een op magtiging uit Nederland door den Gouverneur-Generaal verleend nieuw voorschot (thans ten bedrage van f 200 000 en tegen 6 per cent rente 'sjaars) tot het voortwerken weder gelegenheid werd gegeven. Een ander voorschot door de landhuurders uit de Vorsten landen ten bedrage van f 34 000 aangeboden, om daarmede het spoorleggen tot Klatten te voleindigen, behoefde dien ten gevolge niet te worden aangenomen. Het eerste voorschot door de landhuurders verstrekt, was reeds verrekend met de vrachtloonen op vervoerde producten. De onderhandelingen over het sluiten eener leening waren in verband met de verbeterde tijdsomstandigheden door de Maatschappij inmiddels hervat geworden en met een goeden uitslag bekroond. Den 4den April jl, werd de leening definitief gesloten en nadat de Regering rich overtuigd had dat daardoor de Maatschappij over f 2 000 000 effectief tot het voleindigen van den spoorweg kon beschikken, is haar in Mei jl. te kennen gegeven , dat het eerste gedeelte der overeenkomst van 30 Augustus 1870, dat is het tweejarig uitstel van oplevering des spoorwegs,' in werking kon treden en dat het tweede gedeelte zou komen te vervallen, nadat het bedrag van de verleende gouvernementsvoorschotten met de daarop verloopen renten zou zijn terugbetaald. Volgens een bij de Maatschappij ontvangen berigt van het Indisch comité van bestuur dd. 11 Julij jl., had die terugbetaling toen plaats gehad, behalve nog wat betreft de rente. Eeno onlangs, krachtens 'sKonings besluit van-30 Junij 1871, n\ 36, tot stand gekomen wijziging in de concessie (overeenkomst van 28 Julij jl.) had ten doel, het verband te herstellen tusschen den termijn met opzigt tot de bestemming van de baten der gedeeltelijke exploitatie genoemd in art. 78, 3de lid, en art. 84; een verband dat anders door de latere ©plevering van den spoorweg dan bij het verstrijken van de acht jaren in art. 23 vermeld (26 September 1871) zou verbroken, worden. Ter wille eener regelmatige verrekening (bij geheele maanden) is voorts aan de Maatschappij, op haar verzoek, magtiging verleend om den termijn van uitvoering voor art. 78, 3de alinea, te stellen op ultimo September en voor art. 84 op 1°. October 1871.
a. Aanleg.
\ste en 2de sectie. Met de fondsen krachtens hethooger vermelde besluit van 21 Mei 1870 door den GouverneurGeneraal voorgeschoten, en met een bedrag van f 14 500 per maand uit de baten der exploitatie werd in Junij 1870 een begin gemaakt om de 1ste en 2de sectie af te werken en de werkzaamheden te volbrengen, die in het vorig verSlag zijn opgegeven. Op het ballasten na, dat vertraging ondervond door de vele regens, waren al die werken in den aanvang van 1871 ten einde gebragt. Omtrent de werking der in Januarij 1870 verleende gedeeltelijke vrijstelling van afsluiting der spoorbaan (zie het vorig verslag bladz. 86) wordt berigt, dat gedurende 1870 meermalen dieren op den weg werden aangetroffen, die echter bij de nadering van den trein den weg verlieten. Slechts in één geval had het ontmoeten van dieren tot eene kleine vertraging van aankomst aanleiding gegeven.
3de en 4de sectie. Met de baten uit de exploitatie voortspruitende boven het voor de 1ste en 2de sectie daaruit aangewende bedrag van f 1 4 500 's maands en met het hooger bedoelde voorschot der landhuurders werd het spoorleggen volbragt tot Delangoe (14 650 meters van Soerakarta) den 12den Augustus 1870 en tot ïjepper (6350 meters voorbij Delangoe) op 14 December daaraanvolgende; terwijl op de 4de sectie het spoorleggen op 24 Augustus 1870
gereed kwam tot Bringin (20 300 meters verder dan Kedoeng Djati). Ook werden deze baanvakken, ter gezamenlijke lengte van 41300 meters, met dezelfde middelen voor de exploitatie gereed gemaakt. In November 1870 verzocht het comité aan de Regering de opneming van de gedeelten SoloDelaugoe en Kedoeng Djati-Bringin en in Januarij 1871 van het gedeelte Delangoe-Tjepper. In Februarij had die opneming plaats, waarna onder dagteekening van 2 s Maart daaraanvolgende vergunning tot exploitatie werd verleend. Vier dagen later nam deze op de drie gedeelten een aanvang. Omtrent het vak Kedoeng Djati-Bringin op de 4de sectie wordt door de commissie van opneming in haar verslag o. a. gezegd : » het geheele gedeelte is fraai zoowel uit een aesthetisch als uit een bouwkundig oogpunt en belangrijk om de stoutheid der hellingen en krommingen, terwijl door eene naauwkeiirige studie van het terrein het tracé zoodanig gekozen is, dat groote kunstwerken als tunnels en viaducten vermeden zijn". Op het verdere gedeelte der 4de sectie Bringin-Willem I werd nog altijd niet voortgewerkt, doch er werden opnemingen gedaan naar eene betere rigting. Aanvankelijk waren de uitkomsten niet bemoedigend en later is het onderzoek vertraagd door ziekte van den daarmede belasten ingenieur. Men dacht echter vóór den eerstkomemien regenmoesson daarmede gereed te zullen zijn. Vrij zeker wordt het geacht, dat het maken van den kostbaren viaduct zal kunnen worden vermeden. Blijkens het vorig verslag was de termijn van oplevering der 4de sectie laatstelijk tot (26) September 1870 verlengd. In afwachting der in Nederland te nemen beslissing aangaande het lot der Spoorwegmaatschappij werd het bij de naderende verstrijking van dien termijn door de Indische Regering niet raadzaam geacht om door onthouding harerzijds een vervallen van de regten der Maatschappij te doen intreden. Bij Indisch besluit van 22 September 1870 werd daarom door haar eene nieuwe termijnsopening toegestaan voor den tijd van ééne maand, welk uitstel sedert van maand tot maand is verlengd. (1) Wat het gedeelte der 3de sectie voorbij Tjepper betreft, daaraan werd sedert de mededeelingen in het vorig verslag slechts gewerkt naar gelang de middelen het, toelieten. Wel werd, behalve aan het spoorleggen van ïjepper naar Klatten, ook begonnen aan het opwerpen der aardenbaan tusschen Klatten en Djokjokarta, doch de in't laatst van. 1870 verwachte geldelijke ondersteuuing uit 's lands kas niet verkregen zijnde (zie hooger), werden de aard- en kunstwerken voorbij Klatten in de eerste drie maanden van 1871 gestaakt Het in Februarij 1871 verleende regeringsvoorschot mögt namelijk tot geen ander doel worden gebruikt dan tot het gereedmaken van den spoorweg tot Klatten en tot onderhoud van het aanwezige tusschen Klatten-Djokjo en tusschen Bringin-Willem I. Nadat echter in de maand April jl. wederom fondsen voor den aanleg zijn kunnen worden beschikbaar gesteld, is de voltooijing der derde sectie hervat. Er werd echter belemmering ondervonden door gebrek aan werklieden die gedurende den stilstand verloopen waren en niet zoo spoedig weder waren bijeen te krijgen. Tot Klatten , ruim 30 kilometers van Solo, was het spoorleggen sedert gereed gekomen en de opneming van den weg tegen het einde van Mei, op 21 April jl. aangevraagd. De opneming heeft plaats gehad in Junij en de opening voor het publiek verkeer op 9 Julij jl. De Maatschappij heeft aan hare ingenieurs en opzieners aanzienlijke premien uitgeloofd, indien zij den weg tot Djokjokarta, voldoende berijdbaar, tegen ultimo Februarij 1872 gereed krijgen. Volgens de ontvangen berigten bestond er hoop dat dit zou kunnen geschieden.
De op de 3de sectie ondervonden tegenspoeden bestonden o. a. in het bezwijken ten gevolge van hooge waterstanden van tweelandhoofden , één van de brug over de kali Tjepper in December 1870 en één van de brug over de kali Brambang. Over elke dezer rivieren is eene noodbrug gelegd en zouden de openingen vergroot worden.
(1) Laatstelijk bij g-ouvernements-besluit van 21 Julij 1871, n°. 6' Het uitstel van twee jaren bedoeld bij de overeenkomst van 30 Augustus 1870 en van kracht gewojden door het sluiten der leening v&° f 2 millioen in April jl., was toen in Indie nog niet in werking gekomen.
121
Van do '200 kilometers die de spoorweg lang is, waren derhalve in Julij jl. 158 in exploitatie, 28 in aanleg en 14 in onderzoek. Onder deze cijfers is niet begrepen het zijtakje van Solo naar de Solorivier ter lengte van 4214 meters. Even als voor de 1ste en 2de sectie heeft de GouverneurGeneraal ook voor de 3de en 4de sectie er in bewilligd, •dat slechts daar afsluitingen van de baan zouden gevorderd worden, waar dit voor de publieke veiligheid eenbepaald vereischte is.
b. Exploitatie.
Tot 18 Februari]' 1870 had de exploitatie plaats over 35 kilometers, maar op dien dag het verkeer langs de tweede sectie, dat is tot Solo geopend zijnde, had de exploitatie plaats over 109 kilometers. Sedert 27 Maart 1871 toen het geregeld verkeer tot Tjepper op de 3de ectie en tot Bringin op de 4de sectie geopend werd, waren 150 en sedert 9 Julij jl. toen de lijn Tjepper-Klatten voor het verkeer werd opbiigesteld, 158 kilometers in exploitatie. Het vervoer van goederen had echter op meerdere deelen reeds vroeger plaats, en begon den lsten Julij 1870 van Poerwodadi, den 20sten Augustus van Delangoe en den 22sten December van Tjepper, allen op de lijn Solo-Djokjokarta gelegen, den 17den Julij 1870 van Gogodalem en den 5den September van Bringin , beide op de lijn Kedoeng Djati-Willem I. De wegen die naar den spoorweg leiden laten nog veel te wenschen over. Een nieuwe rijweg van Passai- Krikii naar het statiën Goendih, in heerendienst aangelogd, kwam in November 1870 voor het verkeer gereed. Overwegingen waren aanhangig om Goeboek met het station Kedoeng Djati door een karreweg in verbinding te brengen. De Tveg die van de dessa Delangoe naar het station van dien naam voert, is als behoorende aan particulieren niet voor het publiek opengesteld. Te Samarang en Solo bestaat eene omnibusdienst. Met 1 December 1870 zou eene postwagendienst van Salatiga en Ambarawa (Willem I) op Bringin worden geopend ; men is daartoe echter niet overgegaan, waarschijnlijk omdat op dat tijdstip de sectie Bringin-Kedoeng Djati nog niet voor het verkeer van reizigers was opengesteld. Wijders had men het voornemen opgevat om ook tusschen Goendih en Poerwodadi eene postwagendienst op te rigten.
Weg en werken. Nog gedurig kwamen kleinere en grootere afschuivingen voor, die zich even als in 1869 meerendeels bepaalden tot het tweede gedeelte der eerste sectie (Tangoeng-Kedoeng Djati). De meest beduidende werking van den grond was die in den dam bij mijlpaal 29 (gat van Dumas). Door onafgebroken arbeid, het aanbrengen van zware draineringen van steenen, gelukte het echter den dam in rust te brengen. Ook aan de kunstwerken werd door zware regens en de kracht der bandjirs eenige schade te weeg gebragt. Door spoedige en doelmatige voorziening werd de dienstbelemmering tot het minst mogelijke beperkt. Het voornaamste ongeval had plaats met de brug nabij Padas, de 3de halte voorbij Samarang. Door een hoogen bandjir stortte in September 1870 de pijler in. Tot voorziening werd een der viaduct-bruggen bestemd voor de 4de sectie tusschen Bringin en Willem I, die vooreerst niet in gebruik was, in de plaats gelegd en de pijler weggebroken. Het afballasten van den weg ging geregeld voort en werd Voor een goed onderhoud van den bovenbouw gezorgd. Het gruis uit de steengroeven bij Tangoeng werd met goed gevolg voor ballast gebruikt.
Materieel. Bij het einde van 1870 waren voor de exploitatie-dienst beschikbaar 16 locomotiven, waarvan echter een gedeelte bij den aanleg dienst doet, terwijl het wagenpark bestond uit 36 rijtuigen en 208 bagage-, vee-, goederen- en andere wagens', van welke laatste 75 stuks bij den aanleg in gebruik waren.
Exploitatie. De exploitatie gaf bevredigende uitkomsten. Gedurende 1870 werd ontvangen, blijkens de maandelijksche N«. 8. 2.
specificatie hierachter opgenomen in bijlage lit. T, f 656 070, terwijl de kosten der exploitatie bedroegen , uitgezonderd de renten van de gelden tot aanleg van den weg gebruikt, f 4 5 1 7 5 2 , hetgeen eene winst opleverde van f 204 318. Berekend over eene gemiddelde exploitatie-lengte van 99 kilometers, ware de ontvangsten per dag en per kilometer f 18,16, de uitgaven f 12,50 of omstreeks 69 per cent van de ontvangsten. Hierbij valt op te merken , dat door het instorten van de brug over de rivier Mongot in het begin van January 1870 de opening van den spoorweg tot Solo en dus over eene lengte van 109 kilometers tot 18 February daaraanvolgende vertraagd werd , en vermits daartoe reeds alles in gereedheid was gebragt , hebben de uitgaven reeds van 1 January. 1870 af gedeeltelijk over de volle 109 mijlen geloopenNog zouden de uitgaven verminderd moeten worden met die welke gedaan zijn ten behoeve van het vervoer op niet geopende lijnen , waarvan het bedrag echter niet afzonderlijk is opgegeven. Laat men de twee eerste maanden van het jaar, toen nog slechts 35 kilometers in exploitatie waren , buiten rekening , dan verkrijgt men voor de ontvangsten f 615 338, voor de uitgaven f 396 228, alzoo winst f 219 110. Naar dien maatstaf bedroegen de uitgaven f 11,88 en de ontvangsten f 18,45 per dag kilometer.
De uitgaven waren zeer hoog ; zij overtroffen de raming met ongeveer f 1000 per kilometer. De vele verzakkingen en afschuivingen zijn oorzaken van groote uitgaven aan baan en bovenbouw. Aan baan , wegens de vereischte snelle , dat is kostbare herstellingen ; aan bovenbouw , omdat de beschadiging der baan ook steeds den ballast doet verloren gaan, die dan vernieuwd moet worden. De vele uitgaven voor den bovenbouw spruiten gedeeltelijk ook voort uit het spoedig vergaan der dwarsliggers en de spoedige vernieling der spoorstaven op een ongeballasten of niet voldoend geballasten weg. De kosten van onderhoud van den weg worden echter gezegd te zullen verminderen naar mate de zwakke punten meer versterkt zullen zijn , de baan zich zal zetten en inklinken en door de ondervinding de werking der bandjirs op de kunstwerken meer bekend zal zijn. Het getal reizigers beliep gemiddeld 14 400 's maands ; het grootste getal werd vervoerd in Junij , namelijk 23 890; het minste in Maart, toen slechts 13 969 kaartjes werden uitgegeven. De ontvangsten gedurende de laatste 10 maanden van 1870 waren het hoogst in October, namelijk f 90 889 ; het laagst in April, namelijk f 38 957. Gedurende de eerste zes maanden van 1871 wisselde de ontvangst per maand \ af tusschen f 46 489 (in Februarij) en f 75 676 (in April). (1) Het aantal reizigers nam in die maanden zeer toe; gedurende April, Mei en Junij jl. beliep het achtereenvolgens 26 956, 28 956 en 29 616 (vergelijk ten deele de aangehaalde bijlage lit. T). Ten aanzien van de vroeger gerezene quaestie over de spillage, te verleenen bij het transport van onderscheidene producten en goederen, zijn de Maatschappij en de handel het nog niet eens, en wel speciaal ten aanzien van de koffij en suiker, waarop de Maatschappij 2 per cent spillage verlangt, terwijl de handel vermeent dat 1 per cent voldoende is gebleken. Bij wijze van proef zal gedurende 1871 ook voor den afvoer der gouvernements-koffij uit Soerakarta, die tot dus ver |naar Soerabaija werd getransponeerd, van den spoorweg worden gebruik gemaakt, en zulks tegen gewoon vrachttarief.
2°. Batavia-Buitenzorg.
Zoo als bekend, wordt bij dezen spoorweg, zoowel door smalle spoorbreedte als door minder kostbaar materieel, het stelsel van goedkoopen aanleg gevolgd Tusschen Batavia en de voorsteden, zelfs tot MeesterCornelis zal men zeer goedkoope treinen, zoogenaamde omnibussen laten loopen, in navolging van hetgeen in Europa op vele plaatsen ten gerieve van het publiek gedaan wordt. Vooidoopig, en in afwachting dat daaromtrent anders zal worden beslist, zullen alle benoodigde gebouwen tijde
(1) Volgens voorloopige berigten werd in Julij 1871 f 108 000 ontvangen.
31
122
lijk zijn, en in ,het algemeen bestaan uit steenen voetstukken of neuten, ligte houten stijlen, pannen daken en bamboezen wanden. Een en ander is bij een besluit van 13 November 1870 door den Gouverneur-Generaal goedgekeurd, onder voorwaarde, dat deze tijdelijke inrigtingen uiterlijk binnen vijf jaren werden vervangen door permanente gebouwen in den geest van de artikelen XII en XIII der concessie-voorwaarden. De werkzaamheden werden geregeld voortgezet voor zoo ver de afloop der onteigeningsprocessen zulks toeliet. De eindaanwijzing der te onteigenen perceelen, blijkens het vorig verslag bladz. 88, in Junij 1870 voor de afdeehng Stad en voorsteden van Batavia geschied, heeft voor de afdeeling Meester-Cornelis sedert plaats gehad bij gouvernemontsbesluiten van 10 December 1870 en 1 Junij 1871 {Javasche Courant van 13 December en 6 Junij jl.), voor de afdeeling Buitenzorg (waar trouwens de gronden reeds voor een groot gedeelte door minnelijke overeenkomst in het bezit der Maatschappij zijn overgegaan of de overdraft daarvan is toegezegd), bij gouvernementsbesluit van 20 Maart 1871 {Javasche Courant van den 24sten dier maand). De onteigeningsprocessen voor Meester-Cornelis hebben eerst in Maart 1871 een aanvang kunnen nemen. Volgens de berigten over Junij jl. naderde de spoorweg in de stad en voorsteden , dat is van Batavia naar Parapattan, zijne voltooijing. In genoemde maand was de laatste brug in dit baanvak gesteld , waren de spoorstaven tot bij Noordwijk gelegd en de afsluitingshekken gereed, terwijl de gebouwen der stations Batavia, Kleine Boom, Noordwijk en Koningsplein hunne voltooijing nabij waren , zoodat men hoopte spoedig de exploitatie tot het Koningsplein en Parapattan over eene lengte van 9 kilometers te kunnen aanvangen. Daartoe zal uitsluitend ten gerieve van het publiek worden overgegaan, zijnde de exploitatie van dit gedeelte wegens don korten afstand niet dan met verlies
doenlijk. (1) . . . , , . , „ In Mei 1871 kwam de Maatschappij m het bezit van den grond waarop te Meester-Cornelis het station , de werkplaatsen, magazijnen en park voor het rollend materieel moeten opgerigt worden. Onmiddellijk is daarop een aanvang gemaakt met de aardwerken die daar voor deze lijn vrij aanzienlijk ziin Verder werd de baan, voor zoover de grond in het bezit der Maatschappij was, op alle punten afgewerkt. In Junii il. waren in de afdeeling Meester-Cornelis 14 en in de afdeeling Buitenzorg 21V2 kilometers gereed, zoodat in de eerste nog slechts 6 en in de andere 7 kilometers te maken blijven. , Het metselwerk der kunstwerken was nagenoeg gereed. De S e ™ bovenbouw der bruggen en eemge ijzerer.duikers zullen ^plaatst worden zoodra zij per spoor naar de plaats hunner "bestemming kunnen vervoerd worden. De onderlaag ballast was in de afdeelingen Meester-Cornelis en Buitenzorg reeds over 141/2 kilometer uitgespreid. Van de bijgebouwen der stations was alleen de goederenloods te Buitenzorg in aanbouw. _ Behalve een klein deel van het ijzerwerk voor de rijtuigen, is alles, wat voor dezen spoorweg uit Europa gevraaed is, verzonden. Eerst nadat alle gronden in het bezit der Maatschappij zijn , kan met eenige zekerheid gezegd worden .wanneer de lijn gereed en in exploitatie zal zijn. De lengte bedraagt, met inbegrip van de twee zijtakjes naar deKieme Boom en naar Meester-Cornelis, 58 506 meters. 3°. Concessie-aanvragen.
Bii het voornemen van de Regering om den aanleg van spoorwegen op Java van Staatswege te doen plaat* vinden (2) is omtrent de in der tijd door den heer C C . VAÏ. HALL gedane aanvrage om concessie voor den aanleg van een spoorweg van Soerabaija naar Pasoeroean, die blijkens het vorig verslag (blaclz. 88) regt van prioriteit had ten opzigte van de aanvrage der heeren H. DE BRUYN en H. HOPE LOUDON, geene beschikking genomen en evenmin
[11 Volffens ontvangen telegraphisch berigt is op 15 dezer de opening der 'seleTleine Boog m-KonKingVein door den Uouverneur-Generaal ingewijd. (2) Vergelijk het hooger aangeteekende op bladz. 119.
over voorloopige voorstellen van de Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatschappij , betreffende eene eventuele concessie voor den aanleg van een spoorweg naar de Preanger regentschappen. De voorloopige concessie bij gouvernementsbesluit van 24 October 1866, n°. 72, aan de firma CHAULAN DEELEMAN en Cu. verleend, tot het vervoeren van producten en personen met locomobilen in de residentie Batavia, was nog niet gevolgd door eene definitive. In Junij 1870 was eene commissie benoemd geworden , om met de locomobilen van genoemde firma eenige proefritten te maken van Batavia naar Buitenzorg en terug, met het doel om te constateren, in hoever die werktuigen aan hunne bestemming zouden voldoen , en of er al dan niet locale of technische bezwaren bestonden, welke het verleenen eener definitive concessie tot exploitatie eener locomobile-dienst zouden in den weg staan. Slechts ée'u proefrit is gehouden, waarbij de locomobile defect »eraakte. De aansporing om nadere proefritten te houden was tot dus verre buiten gevolg gebleven.
§ 2. P aardenspoorwegen [tramway's).
Stad en voorsteden van Batavia. De dienst van den paardenspoorweg Batavia—Meester-Cornelis (welks exploitatie sedert 1 September 1870 door de betrokken Maatschappij voor den tijd van vijfjaren aan twee ondernemers in huur is afgestaan voor f 1250 's maands) had gedurende 1870 geregeld plaats , behoudens de staking omstreeks medio Maart (zie het vorig verslag bladz. 89) van het vervoer op de lijn Harmonie-Tanah-abang, voor welk gedeelte de concessie sedert is vervallen verklaard. Inlanders en vreemde Oosterlingen beginnen zich aan dit nog niet lang geleden voor hen geheel onbekende vervoermiddel , meer en meer te gewennen. Gedurende 1869, toen de dienst op 20 April gedeeltelijken op 4 September geheel geopend was , en dus in een tijdvak van ruim acht maanden werden vervoerd op alle lijnen te zamen 1280 961 passagiers, en werd aan passagegelden ontvangen f 120 495. Het aantal passagiers gedurende geheel 1870 beliep 2 124 374, zijnde gemiddeld per dag 5820, en de opbrengst f' L'33 083, of gemiddeld per dag f 638,58. Het vervoer en de inkomsten gedurende de vijf eerste maanden van 1871 wijzen eenigen teruggang aan; het aantal passagiers bedroeg 5294 en de inkomsten bedroegen f 628,84 gemiddeld daags.. Ten einde na de afschaffing van het stelsel van wagenklassen en de invoering van een uniform-tarief (zie het vorig verslag) indirect tot de afscheiding van Europesche en inlandsche passagiers te geraken, werd in Januarij 1870 een abonnement ingevoerd , waarvoor — doch slechts voor een zeker getal ritten daags — bepaalde wagens werden aangewezen , voor het overige publiek niet toegankelijk. Het aantal dezer abonnés (in 1870 1690 en gedurende de maanden Januarij tot en mot Mei 1871 947) is niet , de opbrengst aan abonnementskaarten (respectivelijk f 17 575 en f9470) wel onder de voorafgegane cijfers opgenomen. De Tramway-maatschappij kwam hare verpligtingen met opzigt tot behoorlijk onderhoud van een gedeelte van den weg langs de railroute , in het laatste halfjaar van 1870 beter na dan in het eerste semester. Het politiereglement op de dienst der onderneming [Indisch Staatsblad 1869, n°. 45) werd behoorlijk gehandhaafd. Ongelukken kwamen in 1870 niet voor.
Concessie-aanvragen. Een concept-reglement houdende voorschriften op het bezigen van beweegbare spoorbanen voor het vervoer van producten van landbouw langs de voor het gewoon vervoer per as bestemde openbare wegen (verg. het vorig verslag bladz. 89), was volgens de laatste berigten in gereedheid gebragt. De beschikking op twee inmiddels ingekomen nieuwe verzoeken van administrateurs van suikerondernemingen (Tandjong Modjo in Japara en Poerwodadi in Madioen) om vergunning tot den aanleg en het gebruik van een tramway naar de suikerrietvelden, was van de vaststelling van bedoeld reglement afhankelijk. Door de heeren SOESMAN , STELLING en ENGELHARD werd der Regering aangeboden een ontwerp der voorwaarden van concessie voor den aanleg en de exploitatie van een
123
straatspoorweg ter verbinding van hot hoofdstation der Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatschappij met de stad Samarang en het Chinesche kamp. Zij zouden echter eerst dan de concessie kunnen verkrijgen indien de Spoorwegmaatschappij afzag van de voorkeur om zelve den straatspoorweg aan te leggen. Bedoelde voorwaarden waren in Mei j l . nog in behandeling bij den resident van Samarang, die tot eene spoedige behandeling is aangespoord. Van de heeren J. W . .JäGER en J. D. HEYNING , aanvragers eener concessie voor het leggen van een t r a m w a y in het belang van een verbeterd transport van producten Van Tengelles (Japara) tot in de stad Samarang, is een ontwerp ontvangen van de voorwaarden waarop zij genegen zijn die concessie te aanvaarden. T o t het uit den^ weg ruimen der daartegen bij de Regering gerezen bedenkingen is een overleg uitgelokt tusschen den resident en de aanvragers, waarvan het resultaat nog niel, gebleken is. Omtrent het gebruik dat gemaakt is van de bij een besluit, dd. 8 Junij 1870, door den Gouverneur-Generaal aan de firma DÜMMLER & O . te Batavia verleende concessie voor den aanleg en de exploitatie van een paardenspoorweg te Soerabaija, zijn geene berigten ontvangen. Volgens art 30 der voorwaarden moest de concessionaris, binnen een jaar Da den dag waarop de concessie verleend was , doen blijken Van beschikbaarheid van het benoodigde kapitaal.
§ 3. Andere vert'rterde middelen van vervoer te land.
Het vervoermiddel bij uitstek voor geaccidenteerde terreinen geschikt, de zoogenaamde » w i r e - t r a m w a y " of »transportkabel" v zie het vorig verslag bladz. 89) deelde ook in de belangstelling der Indische Regering. D e heer J s . S L U I T E R , van wiens voornemen om de eerste toepassing van dit transportmiddel in Indie te ondernemen , Oaeteen enkel woord in het vorig verslag (1) werd melding gemaakt, is sedert op J a v a aangekomen. Hem is tijd gelaten om de vereischte voorwaarden van Concessie te ontwerpen. Uit een voorloopig onderzoek is reeds gebleken, dat eene. afvoerlijn uit de Bandongsche Vlakte zeer goed uitvoerbaar is. (2) Concessien van den hier bedoelden aard zijn inmiddels aangevraagd : door den heer H . J . P O T T E R , voor den tijd van vijfjaren , voor den aanleg van een wire-tranrway tusschen Pasoeroean en Malang;
door de heeren F . W . MONDRIAAN en E . F . L A N S , voor den tijd van 99 j a r e n , voor het daarstellen en exploiteren Van een wire-tram: 1°. langs den grooten weg van Pasoeroean naar Malang; 2«. links en regts uitgaande van den Spoorweg Samarang-Vorstenlanden tot de nabij gelegen Particuliere ondernemingen ;
door den heer R. D. V E R B E E K , voor het aanleggen van i Sen wire-tramway tusschen Padang en de Padansche B o venlanden.
Alvorens op deze aanvragen, die trouwens niet alle van behoorlijk toegelichte projecten waren voorzien, eene eind; beslissing te nemen, oordeelde de Indische Regering het ^enschelijk eenige algemeene voorwaarden betreffende het verleenen van dusdanige concessien vast te stellen. Volgens de jongste berigten waren voorstellen ter zake aanhangig. (3)
(1) Het daar bedoelde verslag; der heeren J. A. KOOL en P. J. SIE»ENBUKG heeft sedert het licht gezien en is in den handel verkrijgbaar gesteld (Rotterdam, NIJGH en VAN DITMAR 1870). Aan de StatenÖeneraal werd daarvan een exemplaar aangeboden bij brief van den Minister van Koloniën, dd 27 December 1870. (2) In de tweede helft van Junij jl. is de heer SLUITER tot het aanjagen eener bepaalde concessie overgegaan en wel voor de verbinding ^oerworedjo—Djokjokarta. (3) Die voorstellen hebben zich opgelost in een besluit van den Q-ouverneur-Generaal van 9 Julij 1871 (Indisch Staatsblad n°. 102), 'oudende - algemeene voorwaarden, waaronder de Kegering genegen zal borden bevonden, het aanleggen en exploiteren in Tiederlandsch Indie Jan transportkabels te vergunnen". Ter nadere aanwijzing van de strekking dier regeling zal het genoeg zijn hier enkele harer voornaamste "«palingen op te nemen: Concessie met uitsluitend regt', zoodanig dat <ie vergunning zou beletten ook aan anderen concessie te geien voor ^zelfde eind- en tusschenplaatsen, wordt niet verleend (art. 3); het bezigt der Regering over den aanleg en de exploitatie van den transPortkabel bepaalt zich tot de zorg voor de algemeene veiligheid en voor
I V . STOOMWEZEN.
Het toezigt der Regering op de beziging van stoomwerktuio-en en toestellen in Nederlandsch Indie werd uitgeoefend in"evol"e de voorschriften van het reglement in het Indisch Staatsblad 1852, n». 20. Doordien sedert het j a a r 1852 op het gebied van het stoomwezen belangrijke verbeteringen en wijzigingen hebben plaats gevonden, deed zich in den laatsten°tijd niet zelden het geval voor, dat vele der in genoemd reglement opgenomen bepalingen omtrent de aan te wenden veiligheidstoestellen bezwaarlijk konden worden toegepast, en had zulks inzonderheid plaats ten opzigte van vervoerbare stoomwerktuigen (locomobiien) en locomotiven. T e r voorziening daarin was het ontwerp van een nieuw reglement bij de Indische Regering in behandeling. Even als in de laatste jaren hebben zich ook gedurende 187(1, bij steeds toenemende aanwending van stoomkracht, o-eene onheilen voorgedaan. Slechts ééne overtreding werd geconstateerd, naar aanleiding waarvan het noodig werd bevonden de in het reglement opgenomen strafbepalingen te doen toepassen. Tegen 20 in 1869 werden in 1870 29 vergunningen uitgereikt tot beziging van voor het eerst in gebruik gestelde stoomwerktuigen en toestellen. De vergunningen voor gewijzigde werktuigen en toestellen (waarvoor de vroegere acten mitsdien kwamen te vervallen) waren, even als in 1869, 4 in getal. V a n de bedoelde 29 vergunningen strekten er onder andere 7 voor werktuigen en toestellen ten dienste der suiker-industrie, 4 voor locomotiven, 5 voor stoomwerktuigen geplaatst in stoomschepen, 4 voor stoomketels, waarvan de bestemming niet is opgegeven , terwijl de overige 9 betrekking hadden op werktuigen tot het drijven van pompen , tot het vervaardigen van kunstijs en tot het drijven van een graanmolen. Voor eene gewestelijke aantooning van het aantal en het vermogen der onder ultimo 1870 in Nederlandsch Indie aanwezige stoomwerktuigen, benevens van het aantal stoomketels zij verwezen naar bijlage lit. U , tevens bevattende eene algemeene opgaaf van de bestemming der aanwezige stoomwerktuigen en stoomtoesteüen (ook van die voor 's lands dienstgebezigd). Gedurende 1870 werden geene examens afgenomen voor het vak van ingenieur van het stoomwezen [Indisch Staatsblad 1864 n°. 123). N a afgelegde praktische proeven van bekwaamheid werden diploma's of certificaten uitgereikt aan 6 personen als machinist en aan 8 als stoker.
V . TELEGRAPHIE. (1)
De aansluiting der lijnen op J a v a aan het telegraaphnet in Azië, Europa en Amerika, w a a r o p , in verband met de aan de » British Australian Telegraph Company" verleende concessie, in 't vorig verslag uitzigt werd gegeven, heeft sedert plaats gehad. De gemeenschap tusschen J a v a en Singapoer werd voor het publiek geopend op 19 November 1870 en die tusschen Singapoer en Penang op 16 December 1870, terwijl de verbindingslijn tusschen Penang en M a d r a s , waardoor de
de openbare orde (art. 0) ; gebouwen of andere zamenstellmgen die geheel of ten deele bestaan uit ligt brandbare materialen, mogen niet worden opgerigt, tenzij met vergunning van het betrokken hoofd van gewestelijk bestuur (art. 7) ; tariven van vervoer behoeven niet de goedkeuring van de Regering of hare ambtenaren, tenzij hulp door de Regering wordt verleend of indien de bepalingen, regelende de onteigening ten algemeenen nutte worden toegepast, in welke gevallen van bedoeld beginsel kan worden afgeweken (art 11); de concessionaris zorgt, buiten benneijenis des bestuurs voor het in gebruik bekomen van het benoodigd terrein en voor het verkrijgen der toestemming van de regthebbenden boven wier grond de kabel wordt gespannen (art. 12); van onteigening ten algemeenen nutte ten behoeve der onderneming kan geen sprake zijn, zoolang de concessionaris met heeft aangetoond, dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het benoodigde terrein in der minne te verkrijgen (art. 13); de verklaring dat het algemeen nut onteigening vordert, wordt niet gegeven, zoolang door den concessionaris geen waarborg-kapitaal is gestort, tot het bedrag door oen G-ouverneur-G-eneraal aan te wijzen, en terug te geven zoodra het vervoer voldoende in werking is (artt. U en 15.
(1) Door de tegen 1 Januarij 1872 bevolen overbrenging bij het departement der burgerlijke openbare werken van de dienst der posterijen (verg. hoofdstuk II 'hiervoren) is de gelegenheid gunstiger geworden voor eene gewenschte zamensmelting der post- en telegraaphdiensten. In Februari] jl. is de Indische Regering over het nul van zoodanige zamensmelting onderhouden.
124
aansluiting volledig werd, tot algemeen gebruik werd opengesteld op 4 Januarij 1871. Overeenkomstig art. 10 der concessie (behalve in de 2V'ederlandsche Staatscourant van 15/16 Mei 1870, in haar geheel ook opgenomen in de Javasche Courant van 28 Junij 1870, zoomede in n°. 2351 van het Bijblad op het Indisch Staatsblad) werden op het buitenlandsch verkeer van Java al dadelijk toegepast de bepalingen van het internationaal telograaphverdrag in 1865 te Parijs gesloten en in 1868 te Weenen gewijzigd. (1) De wisseling van buitenlandsche telegrammen liet niets te wenschen over. Door het broken van den kabel werd den lOden Maart 1871 de gemeenschap tusschen Batavia en Singapoer gestoord, doch was deze den 4den April daaraanvolgende hersteld. Het tarief voor het plaatselijk verkeer tusschen Java en Singapoer, aanvankelijk bepaald op f 13,25 per 20 woorden (gerekend van het aansluitingspunt op Java en dus te verhoogen met het tarief voor de _gouvernements-kantoren aldaar) (2) werd , met ingang van 10 April jl. door de telegraaph-maatschappij, bij wijze van proef, verlaagd tot f 8,90. Het tarief voor Nederland, in den aanvang op f 73,60 en van af 20 April jl. op f 74,50 bepaald, bedraagt sedert 1 Junij jl-, van af het aansluitingspunt en dus mede ongerekend het tarief voor Java, f 73,90. (3) Cijfers omtrent het buitenlandsch verkeer of omtrent de opbrengst daarvan aan den lande zijn voor alsnog niet ontvangen. Voor eene reeds vroeger als noodzakelijk erkende maar met het oog op de buitenlandsche correspondentie dringender geworden uitbreiding van het personeel der gouvernementstelegraphen werd tijdig gezorgd. In September 1870 werd namelijk besloten tot de aanvankelijke indienststelling boven de formatie in Indisch Staatsblad 1864, n°. 173, van 35 telegraphisten , waarvan onder anderen 16 der eerste en 13 der tweede klasse, ten einde te gelijker tijd in de behoefte aan rangsverbetering te voorzien. Ook werden voor plaatsing bij de télégraphie al dadelijk hoogere eischen gesteld , zonder dat zich dien ten gevolge gebrek aan candidaten heeft voorgedaan.
Met opzigt tot Sumatra zal zoowel de doortrekking der landlijnen (van Lahat over Tebing Tinggi en Benkoelen tot Padang) als de verbinding met Java vermoedelijk nog vóór het einde van 1871 zijn tot stand gebragt. De voorbereidende werkzaamheden voor de nieuwe landlijnen (gereedmaking van het tracé, plaatsing der steunpunten, verdeeling van het aanwezig materieel langs het tracé", enz.) zijn reeds in April j 1. afgeloopen, waarna in de daarop volgende maand het noodige personeel van Java naar Benkoelen gezonden is, om van daar zoowel in de rigting naar Padang als in die naar Lahat, te beginnen met het spannen der lijn en het inrigten der kantoren, waarmede men waarschijnlijk in Augustus jl. gereed zou komen. In de geregelde werking der reeds bestaande (schoon voor hot algemeen verkeer nog niet officieel opengestelde) kantoren op Sumatra: Telok-Betong, Menggala, BatoeRadja, Lahat en Palembang, (4) werden in 1870 weder minder storingen ondervonden dan in 1869, namelijk 75 tegen 93 in laatstgemeld jaar. Beschadiging door olifanten kwam in 1869 22 malen voor (alle in de nabijheid van Lahat), in 1870 slechts 16 malen en daarvan geen enkel geval in de Lampongsche districten. Tot het leggen eener gouvernementslijn tusschen Java én Sumatra werd eerst besloten, nadat de kans omtrent het verkrijgen dezer verbinding zonder kosten voor den lande (zie het vorig verslag bladz. 90) als opgegeven moest worden beschouwd, doch genoegzame zekerheid verkregen , was omtrent de medewerking der Britsch-Australische
(1) In Augustus jl. zijnde vereischte stappen gedaan om Nederland ook voor de telegraphen in Nederlandsen Indie tot het bewuste verdrag te doen toetreden. (2) Dit tarief bedraagt per telegram van 20 woorden: voor Batavia en Weltevreden f 0,50, voor Samarang en de plaatsen daar bewesten (waaronder volgens eene onlangs genomen beslissing ook de gouvernements-telegraaphkantoren op Sumatra te begrijpen zijn), f 1,25 en voor de plaatsen beoosten Samarang f 2,50. (3) Zie overigens de tari ven in de Javasche Courant van 7 en 14 April en 23 Mei 1871. (4) De aanleg der lijn Telok B «tong—Palembang (met inbegrip van het riviergedeelte Lorrok—Palembang) ter lengte van 662 kilometers, heeft gekost f 92 032 , waaronder f 32 480 aan materialen.
Telegraaphmaatschappij in het verschaffen — telkens tegen billijke vergoeding — van de vereischte middelen van onderhoud en later welligt noodige horstelling. De levering en het uitlegden van den daartoe benoodigden kabel tusschen Anjer en Telok Betong is opgedragen aan dezelfde leveranciers die den kabel voor ovengenoemde Maatschappij hebben vervaardigd. De kosten van het geheele werk zullen bedragen f 240 000. Volgens het in April jl. gesloten contract moet de kabel, die geheel van dezelfde soort is als die voor het traject Batavia—Singapoer, vóór ultimo November aanstaande in werking zijn (1). Terstond na de sluiting der overeenkomst is het Indisch Bestuur aangeschreven te zorgen, dat de voorbereidende maatregelen tot de verbinding in de telegraaphkantoren te
Anjer en Telok-Betong, de juiste bepaling omtrent het te volgen trace' enz. in tij ds geschieden en de benoodigde toestellen in gereedheid gehouden worden. Tevens zijn velschillende voorzieningen, zoo van directen als van indirecten a a r d , aanbevolen om het gevaar van beschadiging doof scheepsankers zooveel mogelijk te verminderen (2).
Met de voorbereidende werkzaamheden voor de gepro* jecteerde nieuwe lijn over J a v a , in verbinding met den kabel naar Australie (die luidens de aan de Britsch-Australische Telegraaphmaatschappij verleende concessie vóór of' op ultimo December 1871 moet in werking zijn) is in den westmoesson 1870/71 een aanvang gemaakt. Deze directe lijn moet dienen voor de spoedige afwerking, onafhankelijk van het binnenlandsch verkeer, der telegrammen van en naar Australie (3). De bestaande lijnen op J a v a w e r d e n , ten einde minder van storingen afhankelijk te zijn , uitgebreid met eene nieuwe korte verbinding tusschen de lijn langs de noord- en zuidkust, en wel van Bandong (Preanger regentschappen) naai' Soebang (Krawang), aan welke laatste plaats als oveidragingskantoor de voorkeur gegeven werd boven Poerwakarta , van waar men aanvankelijk de directe verbinding met Bandong wilde doen uitgaan. Het kantoor te Soebang werd den lsten November 1870 voor het publiek geopend. De werking van den telegraaph op J a v a kon uitmuntend worden genoemd en de toestand der lijnen was door de in 't vorig verslag bedoelde wijze van onderhoud (in d a g ' huur in stede van door vast personeel) met minder kosten belangrijk verbeterd. In 't geheel deden zich , niettegenstaande de over 't algemeen ruwe weersgesteldheid van 1870 , in dat j a a r slechts 79 storingen in de gemeenschap voor tegen 99 in 1869, Slechts eenmaal, 's avonds, ten gevolge van zwaar weder, was de telegraphische gemeenschap tusschen West- en Oost-Java op beide lijnen geheel gestremd geweest. Het gebruik van den telegraaph door particulieren waS in 1870 meer toegenomen dan in vroegere j a r e n , hetgeen wordt toegeschreven aan de genomen maatregelen ten aanzien van een meer beperkt gebruik van den telegraaph vooï 's lands dienst. Het in 1863 {Indisch Staatsblad n°. 12) vastgestelde regie' ment voor de dienst der gouvernementstelegraphen werd dooi' een nieuw, naar het internationaal telegraaphverdrag herzien, reglement vervangen, dat in de tweede helft van Febr. 1871 {Indisch Staatsblad n°. 19) werd afgekondigd en met ingang van 1 Maart daaraanvolgende in werking g e b r a g t , m°' eene belangrijke verlaging van het tarief voor het binnenlandsch verkeer en de invoering voor dat verkeer van 10 woorden als enkelvoudig telegram. Tegen deze vei" mindering van het maximum woorden, afgescheiden van het verlaagd tarief (de prijs per 10 woorden on per kring werd bepaald op f 0,25 tegen f 0,70 per kring voor het vroegere enkelvoudig berigt van 20 woorden) (4) zijn echter hier te lande bedenkingen geopperd, waarvan het gevolg nog niet bekend is.
(1) Beeds is het stoomschip Investigator, dat den kabel aan boor» heeft, in de tweede helft van Augustus jl. naar Java vertrokken. (2) Bij een besluit van 22 Julij jl. is de directeur der burgerlijk openbare werken gemagtigd zich in het belang der voorbereidende werk' zaamheden, vergezeld van den chef der afdeeling télégraphie of van ee« der ingenieurs van de gouvernements-telegraphen, naar Anjer en Tel0"5 Betong te begeven. (3) In Julij jl. is bepaald dat te gelijk met die nieuwe lijn en hare dwarsverbindingen vijf nieuwe kantoren worden opgerigt (te NgaW' Bodjonegoro, Toeban, G-rissee en Sitoebondo). (4) Het aantal kringen loopt thans tot 5, vroeger tot 6.
125
De in-gebruik-stelling voor de betaling of verrekening van "verseiningskosten van telegraaphzegels (art. 37 van het nieuwe reglement) is, als voor Indie nog ontijdig, mede °ntraden. Van de 32 kantoren op Java, buiten het hulpkantoor le Batavia en het tijdelijk kantoor te Lengkong, werden er,
met ingang van 15 Maart jl., 11 gerangschikt in de klasse van doorloopende dagdienst (7 uur 's morgens tot 6 uur 'snamiddags) (1); de overige 21 hebben alle beperkte dagdienst (8 tot llV-jUur's morgens en 4 Vä tot 6 uur's namiddags) (2). Het verkeer gedurende 1869 en 187>i kan gekend worden uit de volgende cijfers :
Jaren.
Bijzondere berigten.
Totaal derberigten (a). a. handels— en scheepvaartberigten.
b. dagbladberigten
c. berigten van gemengden aard.
Totaal der berigten, tct berigten van 10 woorden herleid.
Gouvernements- en dienstberigten.
1869
1870
a. 40 928 b. Til c. 54 878 96 533
a. 45 642 b. 992 101389 e. 57 755 )
[b)
215 285
Opbrengst.
f 207 903
226 223
Totaal
der
berigten.
Totaal der berigten, tot berigten van 10 woorden herleid.
Opbrengst,
(fictief.)
Totaal-generaal.
Totaal
der
berigten.
Totaal der berigten, tot berigten van 10 woorden herleid.
Opbrengst
8 376
8 354
34 715
35 487
f 38 503
40 397
104 909
112 743
(*)
280 722
f 246 406
266 620
(a) Van de particuliere berigten waren er in de Maleische taal geschreven in 1869 29 472, in 1870 33 546, iu Vreemde talen respectivelijk 313 en 617. (b) Deze herleiding kan over 1869 niet worden gemeld.
De kosten der telegraphische dienst hebben in 1869 (volgens verbeterde opgaven) en in 1870 (volgens de voorloopige cijfers) achtereenvolgens bedragen f 422 588 en f' 398 088, Waarvan respectivelijk f311611 en f 315 723 aan tractementen. Onder deze laatste sommen zijn nog begrepen de kosten van het inlandsch personeel, welke uitgaven echter in den vervolge onder den post voor onderhoud der lijnen zullen borden opgenomen. Wegens voorbereiding en aanles van Dieuwe lijntrajecten op Java werd in 1870 uitgegeven f 9018. Ten einde zich in de behandeling van den HuGHES-toestel te bekwamen, waarvan een vijftal voor de Indische dienst zijn aangeschaft en in Julij jl. naar Java verzonden, Werden achtereenvolgens een drietal telegraphisten met verlof hier te lande, op hun verzoek m de gelegenheid gesteld tot bijwoning te Amsterdam van den cursus daarin voor ambtenaren van den Rijkstelegraaph, Reeds hebben twee dier telegraphisten den cursus met goed gevolg volbragt. De proef betreffende de aanwending van den Indischen goemoeti-vezel als omkleedingsmaterieel voor onderzeesche telegraaphkabels (zie onder andere het verslag over 1864 bladz. 134 en dat van 1869, bladz. 89) werd in Junij 1870 afgeloopen verklaard. Zij had geleerd dat dit middel van omkleeding, wegens de ongelijke dikte van den vezel, en zijne mindere geschiktheid dien ten gevolge voor fabriekmatige bewerking, alleen voor korte trajecten kon worden aanbevolen. Bij het scheikundig laboratorium te Batavia werd een onderzoek ingesteld naar den toestand van- en de vermoedelijke oorzaken van het bederf opgemerkt in de getahpertjah afkomstig van den in 1859 tusschen Batavia en ^ingapoer uitgelegden telegraaphkabel. Wegens de voorname plaats die de bewerking der bedoelde grondstof inde nijverheid inneemt, werden de uitkomsten van het onderzoek belangrijk genoeg geacht om het desbetreffende rapport ûier te lande ter publicering af te staan (3). Het nog voortanden opgehaalde gedeelte van laatstbedoelden kabel zal zoo mogelijk gebruikt worden voor het onderhoud der rivierv'erbinding Lorrok-Palembang.
De overeenkomst met de Britsche Kegering tot regeling der wederzijdsche overmaking van telegrammen tusschen ^ritsch Indie en Java, waarover zie bladz. 2 hiervoren, Werd den 21 sten October 1870 te Londen gesloten (Nederkndsch Staatsblad 1870, n°. 193, Indisch Staatsblad 1871,
(t) Bedoelde kantoren zijn: Bandong, Banjoemas, Buitenzorg, Cheribon, Djokjokarta, Magelang, Pasoeroean, Samarang, Soerabaija, Soerakarta en Weltevreden. (2) Bij een dezer kantoren (Tjiatnies) is sedert 1 Julij jl. doorloopende dagdienst ingevoerd In de verdeeling der beperkte dagdienst van het kantoor Probolinggo is met 1 Augustus jl. eenige verandering gebragt. (3) Zie het tijdschrift der Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering ''an Nijverheid te Haarlem, deel XII, aflevering 3. N°. 8. 2.
nc. 7). Ofschoon door de sedert tot stand gekomen volledige lijnaansluiting de overeenkomst geen dadelijk nut heeft gesticht, behoudt zij toch hare waarde door bij eventuele afbreking der gemeenschap in de behoefte te voorzien.
M. Departement van (inantfen.
I. FlNANTIEN. '
§ 1. Begrooting.
Earning. Sedert de indiening van het jongste verslag zijn vastgesteld de begrootingswetten voor Nederlandseh Indie voor het dienstjaar 1871 en wel die betreffende de uitgaven en middelen in Nederland (hoofdstukken I), onder dagteekening van 13 November 1870 (Nederlandseh Staatsblad n°. 201 en 202) en die betreffende de uitgaven en middelen in Indie (hoofdstukken II), onder dagteekening van 5 April 1871 (Nederlandseh Staatsblad n°. 33 en 34). De afkondiging daarvan te Batavia had achtereenvolgens plaats den 24sten Maart 1871 (Indisch Staatsblad n°. 29 en 30) en den lsten Junij 1871 (Indisch Staatsblad n°. 68 en 69). In afwachting van de vaststelling van hoofdstuk II der uitgaven (uitgaven in Indie) voor 1871 strekte, ingevolge art. 8, laatste lid der comptabiliteitswet (Indisch Staatsblad 1864, n°. 106), de begrooting van 1870 tot grondslag van het beheer. Te dien einde waren, met ingang van 1 Januari) 1871, ter beschikking van de hoofden der departementen van algemeen bestuur gesteld dezelfde bedragen als ten laste van do verschillende artikelen der begrooting voor 1870, die voor onvoorziene uitgaven uitgezonderd, te hunner beschikking waren gesteld. De splitsing der begrootingen van uitgaven in artikelen, overeenkomstig art. 3, laatste lid der comptabiliteitswet, werd vastgesteld, wat de uitgaven in Nederland betreft, bij Koninklijk besluit van 29 December 1870, n°. 21, en voor zooveel die in Indie aangaat, bij Koninklijk besluit van 11 April 1871, n°. 1. In het belang der publieke contrôle werd besloten aan de bedoelde splitsingsbesluiten, ofschoon geen ander karakter bezittende dan dat van ambtelijke voorschriften tot uitvoering der begrooting, nu en voortaan openbaarheid te geven. Voor zooveel op 1 Augustus jl. hier te lande bekend was, is tot die openbaarmaking , voor zooveel betreft het eerst aangehaald besluit, reeds overgegaan blijkens Indisch Staatsblad 1871, n°. 51. Op gelijke wijze zal te zijner tijd worden gehandeld met de wijzigingen die in die splitsingsbesluiten roogten worden gebragt. De bedoelde begrootingswetten en die der twee voorafgegane jaren wijzen in ontvangst en uitgaaf de volgende totalen aan : 32
126
Middelen in Nederland .
Uitgaven in Nederland .
En de sluitpost alzoo . . . .
1 8 6 9 .
Oorspronkelijk bedrag.
f 56 865 410,00
62 168 614,00
f 119 034 024,00
f 19 127 386,00
84 943 907,00
f 104 071293,00
f 14 962 731,00
Gewijzigd bedrag.
»
»
a.
b.
f 19 136 165,29
86 401204,57 5
f' 105 537 369,86 5
f 13 496 654,135
^ ^ * a s
a. Het oorspronkelijk eindcijfer, ad f 19 127 386,00
is verhoogd:
door afschrijving van het hoofdstuk der Uitgaven in Indie : Koninklijke besluiten van 25 Junij 1869 {Nederlandsch Staatsblad n". 108) en 15 December 1870 [Nederlandsch Staatsblad n°. 197), met f 14 000,00
door de wetten van 31 December 1869 [(Nederlandsch Staatsblad n°. 222 en 225), met 116 397,00
(Laatstbedoelde verhooging zou echter grootendeels door meerdere ontvangsten ter zelfder eake worden opgewogen.)
en daarentegen verminderd :
door overschrijving op het hoofdstuk der Uitgaven in Indie : Koninklijke besluiten van 15 Augustus en 31 December 1870 (Nederlandsch Staatsblad n°. 152 en 248), met. . .
130 397,00
121 617,71 8 779,2
Zoodat het eindcijfer klimt tot f 19 136 165,29
De verhoogingen bedoeld bij de wetten van 4 April en 25 December 1870 (Nederlandsch Staatsblad n". 59 en 203), »<* respectivelijk f 300 000 en f 104 965, hebben geen invloed op het eindcijfer gehad, omdat zij gepaard gingen met even' rédige vermindering van andere posten.
b. Op de wijziging van het oorspronkelijk eindcijfer, ad f 84 943 907,00
zijn van invloed geweest :
de door den Gouverneur-Generaal boven de begrooting geopende credieten, bedoeld bij:
4 ordonnantien, bekrachtigd bij de wet van 5 April 1870 (Nederlandsch Staatsblad n°. 65) f 385 882,675
1 ordonnantie, bekrachtigd bij de wet van 21 Julij 1870 (Nederlandsch Staatsblad n°. 135) 75 000,00
9 ordonnantien, bekrachtigd bij de wet van 3 April 1871 (Nederlandsch Staatsblad n°. 29) 1 027 679,86 5
5 ordonnantien, bekrachtigd bij de wet van 25 Julij 1871 (Nederlandsch Staatsblad nc. 93) 322 000,00
f 1810 562,54
Alleen de credieten bedoeld bij de twee eerstgenoemde wetten hebben geene verhooging van het eindcijfer ten gevolge gehad, omdat de bekrachtiging gepaard is kunnen gaan met evenredige vermindering van andere posjen. Bij de twee andere wetten kon, vermits de dienst van 1869 met ultimo 1870 was afgesloten, van zoodanige vermindering (ofschoon anders ruimschoots mogelijk door het te verwachten overschot op de onderafdeelingen »Waterstaat" en »Materieel der zeemagt") geen sprake meer zijn, zoodat door de bedoelde credietopeningen eene verhooging op het papier ontstaat van . . . . f 1349679,865
De af- en overschrijving bij de Koninklijke besluiten van 15 Augustus en 31 December 1870, bedoeld onder a hierboven, gaf bovendien eene verhooging van 121617,71
f 1471297,57 5 doch daarentegen die bij de Koninklijke besluiten van 25 Junij 1869 en 15 December 1870, mede hierboven bedoeld, eene vermindering met 14000,00 1 457 297,5?5
Waardoor het eindcijfer klimt tot f86 401204,575
Er is niet gerekend op de aanvulling met f 320 000, bekrachtigd bij de wet van 4 April 1870 (Nederlandsch Staatsblad n°. 58), omdat het bedrag waarover beschikt, nog vóór het einde van 1869 weder in 's lands kas werd terugontvange°*
d.
c. Wt Hit vc bedr
d. tyjdr
vir yd
27 J
(E*J6va
te zij
de Volge
ter »'. 3 M f Seact
ver m
• ^ *ord feha(
Êli
Si W N* Vt. J87o "tierk ff. op f Hik leQde "inde
127
is?o.
Oorspronkelijk bedrag.
o. f 53 459 109,00
64 134 272,00
f 117 593 381,00
f 19 473 575,00
86 257 295,00
f 105 730 870,00
d. f 11862 511,00
Gewijzigd bedrag.
n
n
»
e.
f
f 19 487 375,00
86 768 495,00
f 106 255 870,00
f 11337 511,00
1 8 7 1 .
Oorspronkelijk bedrag.
f 48 753 348,00
69 553 700,00
f 118 307 04-,00
f 19 513 953,00
88 491 394,00
f 108 005 347,00
g. f 10 301701,00
Gewijzigd bedrag.
»
»
»
n
n
c De middelen worden bij de wet slechts aangewezen, niet het bedrag door den wetgever vastgesteld. Uit dien hoofde «eelt het in de Iweede Kamer geopperde denkbeeld, om de raming der middelen met f 1754 762 te verminderen, geen ««voering erlangd, maar is daarentegen de sluitpost (het voordeelig verschil tusschen ontvangsten en uitgaven) met dit "edrag verminderd, eu deze alzoo vastgesteld op f 10 107 749.
d. In stede van den geheelen sluitpost is bij de Indische begrootingswet voor 1870 slechte f 10 107 749 bestemd als "Ödrage aan de Rijksmiddelen. Vergelijk de voorgaande aanteekening.
e- Het verschil met het oorspronkelijk eindcijfer, a d . f 19 473 575 00
vindt zijne oorzaak in de afschrijving van het hoofdstuk der Uitgaven in Indie en de overschrijving y dat der Uitgaven in Nederland van de sommen bedoeld bij de Koninklijke besluiten van 4 Junij en i' Julij 1870 [Nederlandsch Staatsblad n°. 89 en 146), te zamen ad 13 800 00
"Waardoor het eindcijfer klimt tot f 19 487 375 00
(Eene dergelijke af- en overschrijving moet nog plaats hebben met eene som van f 86 612,12 voor aanschaffing van «Pantsche opium in Indie, terwijl de kosten daarvan behooren op het hoofdstuk der Uitgaven in Nederland) ,-tgaven in Nederland) ^an het door de wet van 21 Julij 1870 [Nederlandsch Staatsblad n°. 133) toegestaan crediet van f 5 863,685 ter vol u°emng eener niet tijdig verevende vordering in Nederland, behoorende tot de di V
-ienst van 1868, behoeft hier geen sprake zijn, omdat het bewuste crediet is aangewezen ten laste der Onvoorziene uitgaven.
f. Op de wijziging van het oorspronkelijk eindcijfer, ad. f 86 257 295 00
is van invloed geweest:
de af- en overschrijving, bedoeld in aanmerking e hiervoren, die namelijk eene vermindering ten ge°lge hoeft gehad van f °13 800,00
terwijl van de 7 ordonnantien (Indisch Staatsblad 1870, n°. 135, 172 en 176, en 1871, • 3, 26, 41 en 58), houdende opening van credieten boven de begrooting, te zamen 11 f 768 804, voor alsnog de vier laatste — nog tor bekrachtiging voor te dragen •— jjeacht moeten worden het eindcijfer slechts tijdelijk te verhoogen, vermits eene bepaalde ^wijzing welke andere posten voor evenredige vermindering vatbaar zijn (hoedanige ^mindering bij de bekrachtiging der 3 eerstbedoelde ordonnantien heeft plaats gehad) ^ Wet van 3 April 1871 (Nederlandsch Staatsblad n°. 30) — nog van de Indische Kegering erdt te gemoet gezien. Tot zoolang zoodanige wettelijke vermindering niet heeft plaats seQad, veroorzaken de bewuste crediet-openingen eene verhooging op het papier ad . . 525 000,00
•Blijft, na aftrek der bovenbedoelde vermindering, dus eene verhooging van . . . '• 511200 00
"Waardoor het eindcijfer klimt tot f 86 768 495,00
.Overigens verdient nog opmerking dat de dienst van 1870 voor régularisation nog openstaat tot ultimo 1871 en dat bij }8 °Pg eg e v e n cijfers buiten sprake zijn gelaten: a. de credieten toegestaan bij de wetten van 5 April en 26 December kt A (Nederlandsch Staatsblad n°. 66 en 215), tor voldoening van in Indie niet tijdig verevende vorderingen, behoorende 1 de dienst van 1867, omdat die credieten zijn aangewezen ten laste der Onvoorziene uitgaven; b. het door den Goufneur-Generaal boven de begrooting geopende crediet van f 175 000 (voorschot aan de Nederlandsch-Indische Spoorwegj aatschappij). omdat daarvan de terugbetaling is bedongen nog vóór de afsluiting van het dienstjaar (Indisch Staatsblad '0, n° ol) en c. de van het hoofdstuk der Uitgaven in Indie nog af te schrijven som van f 86 612,12, bedoeld in aan6rking sub e hiervoren.
S'- De bijdrage aan de Rijksmiddelen is bij de wet, houdende vaststelling der uitgaven in Nederland over 1871, bepaald teï-1 1 0 . 2 " 2 8 7 ' overeenkomende met het verschil tusschen de ontvangsten en uitgaven volgens de begrootings-ontwerpen, fenri Zij' <1-°0r d e T w e e d e . K a m e r d e r Staten-Generaal waren aangenomen. Van die ontwerpen is echter o. a. dat betref«inri - - 0 u i t 8 a v e n , i n I n d i e d o o r d e Eerste Kamer verworpen, en daar het nieuwe sedert tot wet verheven ontwerp in ««cijfer f 2414 lager is dan de afgestemde begrooting, is de sluitpost uit den aard der zaak zooveel hooger geworden.
128
In den loop van 1870 werd door de Indische Regering | het standpunt in beschouwing genomen, dat door den , directeur van finantien, als belast met het algemeen be- I heer van- en toezigt over 's lands geldmiddelen , tegenover zijne ambtgenooten behoort te worden ingenomen bij de jaarlijksche zamenstelling der ontwerp-begrooting Hem werd opgemerkt dat art. 4 van Indisch Maatsblad i860, n° 149 volgens hetwelk de hoofden der departementen de inkomsten ramen en de begrooting van uitcaven opmaken, elk voor zijn departement den directeur van finantien niet ontheft van de bij art. 5 van Indu* Staatsblad 1866 n° 127, hem opgelegde verpligtmg om de a gemeen'e begroeting van Nederlandsch Indie zamen te stellen, en dat gemeld art. 4 evenmin toelaat die zamenstelling op te vatten in den beperkten zin van bijeenvoegmg^oorzending der ontvangen begrotingsstukken. De Kegenng verlanode geene omwerking en algemeene toelichting zij nerS d s der ontwerpen van de overige directeuren maareene voorafgaande zamenwerking, in dier voege, dat bij zijn departement begrotingsstukken zouden worden ontvangen, die in overleg met hem waren samengesteld. Opzigtens de toepassing van het middel van cred.etopeninf boven de begrooting, werd de Indische Regering m Maart 1871 van eenige nadere voorschr.ften voorzien (vergeliik hoofdstuk d, §2 hiervoren). Onder andere werd daarbij de aanbeveling herhaald om te streven naar de grootst mogelijke beperking in het openen van dergelijke credieteii. Als middelen die de noodzakelijkheid daarvan zullen verminderen , werd gewezen op het betrachten van voortvarendheid in het verzamelen der uitkomsten van vroegere dienstjaren, als gelegenheid gevende tot juistere ramingen, en op de zorg dat nieuwe regelingen en organisation, wier invoering van invloed is op de begrooting , zooveel de dienst het maar eenigzins toelaat, niet in werking worden gebrag dan met den aanvang van een nieuw dienstjaar en na het vaststellen,der begrooting voor dat jaar.
Bekening. De aanzuivering van den achterstand in de verantwoording van het geldelijk beheer in In die,, c.vei het tijdvak aan de invoering der comptabiliteitswet voorafgegaan 11863—1866), is sedert het jongste verslag bij het departement van finantien ten einde gebragt. Van de twee laatst afgesloten rekeningen tot dat_ tijdvak behoorende, die over de jaren 1865 en 1866, is tot dusver nog alleen de eerste hier te lande ontvangen. /,ij wordt, aangevuld met de ontvangsten en uitgaven m o e derland, in den vroeger gebruikelijken vorm bij het tegenwoordig verslag als bijlage overgelegd (zie sub lit. V Frachter). Tot eenige, in verband met bovenbedoelde afsluh ng noodig bevonden wijzigingen ir, de begrootten van beide jaren werd overgegaan bij de Indische besluiten van U Julij 1870, n". 8, en 20 Maart 1871, n . I. Omtrent de niet tijdige ontvangst hier te lande (respectivelijk vóór ultimo 1869 en ultimo 1870) der rekeningen
wegens de ontvangsten eu u i t g a f ^Nederlandsdi Indfe over de dienstjaren 1867 en 1868 is, mgevolge£t Uatote lid van art. 80 der comptabiliteitswet, aan de biaten Generaal de verdachte mededeelinggedaan « J * » ^ ^ bij brieven van den Minister van Kolomen dd. 15 December 1869 en 24 Januarij 1871. . ... Sedert het jongste verslag is de Indische Regering bij vernieuwing over deze toenemende wetsovertreding onderhouden geworden. Volgens de in antwoord op che aansporingen ontvangen verzekeringen wordt harerzijds mets onbeproefd gelaten om den arbeid der begrootingsrekenmgen over 1867 en volgende jaren met den meesten spoed te beëindigen. , . i ce7 Met de afsluiting en indiening der rekening y an 1867 werd volons berigten van Mei jl. nog gewacht totdat de bemerkingen der Algemeene Rekenkamer zouden zijn at
geintusscnen blijven de departementen van algemeen bestuur in Indie niet achterwege in het verzamelen der voorloopige opgaven nopens de uitkomsten der reeds verstreken d S j a r è f . Twee overzigten dier voorloopige »Tomate* respectivelijk betreffende de uitgaven op d e , > e n s \ e ^ ö 6 7 r 1869 en de ontvangsten op de diensten l 8 6 7 " 1 8 ™ ' ^ f als bijlagen gevoegd bij de ontwerp-begrooting voor 1872 (2). Met genoegzame zekerheid schijnt te kunnen worden aangenomen , schrijft de directeur van finantien dat de befwarTn, welke tot dus ver de tijdige indiening der begrootLsrekeningen in den weg stonden (uitvloeisel van de invoering der nieuwe comptabilitertsregeling) thans grootendeels zijn overwonnen, zoodat welligt de mdieningsterm5n voor de algemeene rekening van 1871 met zal behoeven te worden ovorschreden. De rekeningen betreffende de ontvangsten en uitgaven der Indische administratie in Nederland zijn tijdig afgesloten, laatstelijk (onder dagteekenmg van 31 December 1870) die van 1869. Op 1 Augustus jl. was deze laatste nog in onderzoek bij de Algemeene Rekenkamer (3). Zij wijzen de navolgende uitkomsten aan:
ril (Inder dasteekening van 6 Julij 1871 berigtte de GouverneurG nlra?i dat degSenkagmer dien arbe'id had volbragt, en dat hijziefa S e i d nader op te geven, wanneer de *g%%Vg™%*%£ <«R7 »nu kunnen worden ingezonden. Het uitzigt aat aaaruooi wei dopend is later echter wedefminder helder geworden, daar eene depêche fanP13 Juli wederom melding maakt van een zeer langdurig uitstel in de afdoening der reWng over de dienstjaren 186« en vroeger verg de noo?op bladz 57 hiervoren). Daar het slot dezer rekening onder de middelen van het dienstjaar 1867 moet opgenomen worden, is het te Meezen dat de afdoening der rekening over dat laatste jaar nieuwe vertraging zal ondervinden.
(2) Zitting 1870—1871, 148, n°. 25 en 31.
(3) Sedert van haar terug ontvangen, gewaarmerkt overeenkomstig art. 78 der comptabiliteitswet.
Ontvangsten.
Geraamd f60 581420,64 5
Ontvangen . . . 65 243 191,96
Meer ontvangen. . . f 4 661771,315
Uitgaven.
Geraamd f33 998 930,995
Verevend 32 269 759,64
Minder uitgegeven f 1729 171,35 5
Ontvangsten.
Geraamd f 58 832 097,00
Ontvangen . . . . 55260867,045
Minder ontvangen . f 3 571229,955
Uitgaven.
Geraamd f32 332 102,99 5
Verevend 30 968 764,10
Minder uitgegeven. . f 1 363 338,89 5
Ontvangsten.
Geraamd f 56 865 410,00
Ontvangen . . . . 53 973 652,95&
Minder ontvangen . f 2 891 757,04
Uitgaven.
Geraamd f34 098 896,2»
Verevend 28 146 866,53
Minder uitgegeven . f 5 952 029,76
129
Van hetgeen bij de begrootingen voor de onderstaande jaren is uitgetrokken wegens bijdragen van Nederlandsen lndie aan de middelen tot dekking van 's Kijks uitgaven zijn tot dusver uitgekeerd de volgende sommen:
Bijdrage
aan de
Rijksmiddelen.
Vastgestelde raj ming.
Uitgekeerd . .
Alzoo nog uit te keeren . . .
1 8 8 ? .
(1) f14856 334,63
Oct. 1868 f 10 000 000,00
Dec. 1868 f 4 856 334,63
11 H^ft T H C\
w
18©?^.
f 11305 869,00
Julij 1869 f 4 200 000,00
Dec. 1869 f 6 571359,39
f 534 509,61
1 8 6 9 .
f14962 731
Mei 1870. f 8 000 000
Aug. 1870. f 2 000 000
10 000 000
f 4 962 731
1 8 * 0 .
f10107 749
Jan. 1871. f 8 000 000
Maart 1871. f 2 107 749
10 107 /49
• 1
(1) Aanvankelijk bepaald op f 16 231 789,63, is dit bedrag bij de wetten van 6 Julij 1867 (Nederlandsch Staatsblad n». 66) en 19 April 1868 [Nederlandsch Staatsblad n*. 61) achtereenvolgens met f 347 455 en f 1 000 000 verminderd.
Het achterstallige op de bijdragen over 1868 en 1869 zal bij latere regularisatiewet nog aan 's Rijks schatkist kunnen worden uitgekeerd. Op de bijdrage over 1871 heeft nog geene uitkeering plaats gehad. Ten laste van het nader bij de wet vast te stellen batig slot van de algemeene rekening wegens ontvangsten en uitgaven van Nederlandsch lndie over de dienst 1867, is ten behoeve van de rijksmiddelen over 1869 en 1870 bereids beschikt over een bedrag van respectivelijk f3 475 000 en f 2 900 000 (wetten van 31 December 1868, Nederlandsch Staatsblad n°. 182, en 31 December 1869, Nederlandsch Staatsblad n°. 212). Onder de middelen en inkomsten van het dienstjaar 1867 Werd bii de wet van 3 April 1871 (Nederlandsch Staatsblad n°. 28) alsnog opgenomen het batig slot der koloniale rémise-rekening van het jaar 1866, ad f 764 517,395, op 1°. Januarij 1868 in 's lands kassen voorhanden. (1)
(1) De op 1°. Januarij 1868 in Nederlandsch lndie aanwezige saldo's behoorende tot dienstjaren aan 1867 voorafgegaan, krachtens art. 98, 2de lid, der comptabiliteitswet aan diezelfde middelen toe te voegen,en blijkens het vorig verslag, met inbegrip van het zoogenaamd admini
Algemeene boeken. De zoogenaamde n algemeene boekhouding" in lndie heeft door de afsluiting (in November 1870) der algemeene boeken van 1861, thans goheel opgehouden. De uitkomsten dezer boekhouding, welke alleen voor de administratie in lndie, althans over het tijdvak aan 1862 voorafgaande, eigenaardige waarde had (vergelijk het verslag van 1869 bladz. 91), zijn niet van genoegzaam belang om ïn het regeringsverslag te worden opgenomen, ook omdat ten aanzien van de bestanddeelen der medegedeelde eindcijfers elke toelichting ontbreekt. Alleen vinde ten vervolge op vroegere soortgelijke aantooningen (zie laatstelijk het verslag over 1860 bladz. 90-92) hieronder eene plaats, hetgeen uit de ontvangen opgaven nopens de laatste vier jaren waarover do algemeene boekhouding nog is voortgezet (1858, 1859, 1860 en 1861), blijkt ten aanzien van de baten en lasten van elke buitenbezitting.
stratief kapitaal van 12i/j millioen gulden, bedragende f 15 205 582.93, zijn, volgens de deswege, onder dagteekening van 22 Julij jl., van den Gouverneur-Generaal ontvangen verbeterde opgaven, nader geconstateerd op een bedrag van f 14 926 052,235.
N J. 8. 2. 33
130
33 w4
®
HS
CR «5 ® IN
•n tu a
c OP
33 CS
+ J ai Ä
ia
• ° 13
' O
o -* — Cn o i-i I S
X co CN ^ H OS m Cn 00 T H m
co co TO »O
co co co
SS Cn uo
GS
O
i a uo co co o en en
en co TO
en c (M i—f O co co
CO
CO en t> CS
ee m al d< h< bi
3 rS a
13 S
2 «
c3
o T ) Ö 0)
c; i-H
+-* K
P
•«ti
i—« en "* r-1
~H r~ rSM i—i (M
TO en co co t» •«tl
CO I > o
CO CO co
CS •«tl en
co >» o co o >o t
co en *# o es t>
00 •«tl t 00 en
co •«tl co t> en
•«ti TO CO t 0 0 CM
00 o
es o
en lO
en co 0 0 oo co
O TO
rt-co TO en
tres 0 0 CO
ca e t m en oo
co en co t
CO
CO
CS oo O
o
es o
«CH es o co CO o
s
s!
CO »o oo
TO t> -* t
ia
a o3 ' O
03 a
13
r i
H M
JZ5
co t -o CM
O CO
•«d CO o es o t
Iren • * (M l > «W
-r* 0 0 en i—i r
t oo o
CO o
o o (M ( N CO
0
t 00 cn TO en en es o t
co t i H C en en
es oo 00 CO
t 0
3
t
a g
02
a cS >
a u o W
a es >
ta a
a o pq a es >
M) n
o O
a o
a
. O
a es J*
O o JA a O PP
o a. a CS
SC a c« rO S o> —-t 03
PM
•3 • i o
03 JA a es PQ # * N
-M
' o a
a CD S O
3 o CS
Ä o
>
03 D3
131
§ 2. Landskassen.
Op het voetspoor van het vorig verslag volgt hieronder eene maandehjksche aantooning van den stand der kassen in Indie ditmaal over 1870. In de opgegeven cijters zijn als naar gewoonte begrepen de gelden onderweg tusschen de verschillende kassen. Daarentegen blijft, even als vroeger, het depot voor de emissie van recepissen (ad f241245) buiten aanmerking. De in 1869 gedane aanbevelingen tot het benuttigen der
in de kassen aanwezige pasmunt, zoowel om daardoor meerdere ruimte aan betaalmiddelen te erlangen, als om, wat het koper betreft, den nog altijd ruimen omloop van het oude kopergeld (duiten) te temperen (zie n°. 2246 van het Bijblad op het Indisch Staatsblad) zijn meermalen herhaald. Dat de aanbevelingen niet zonder gevolg bleven, kan hieruit blijken dat het saldo aan pasmunt, dat onder ultimo January 1870 f6 284 228 bedroeg, onder ultimo Augustus was teruggebragt op f 3 914 330. Tot ultimo December klom het cijfer echter weder tot f4 704 662.
K A S S E N . Zilveren
munt. Bankpapier. Koperen
munt.
31 Januarij.
Op Java en Madura . . .
» de buitenbezittingen ' . .
28 Februari).
Op Java en Madura. . .
» de buitenbezittingen . . .
31 Maart.
Op Java en Madura .
» de buitenbezittingen
30 April.
Op Java en Madura . . .
» de buitenbezittingen . .
31 Mei.
Op Java en Madura .
» de buitenbezittingen
f 10 687 380
3 509 534
f 14198 914
(1) (2 071509)
f 10 262 284
3 259 769
f 13 522 053
(1991094)
13 236 758
2 434 808
f 15 671566
(1801339)
9 785 848
2 198 206
f 11 984 054
(1 690 107)
f 8 472 704
2 251 432
f 10 724 136
(1630 054)
f 3 431100
323 840
3 755 240
3 552 715
297 795
3 850 510
3 771595
322 320
4 093 915
3 379 690
167 060
3 546 750
3 220 165
243 840
3 464 005
f 3 923 304
289 415
4 212 719
3 955 358
290 297
4 245 655
f 3 981 534
139 065
4120 599
3 913 164
136 881
4 050 045
f 3 685 730
139 922
3 825 652
18 042 084
4 122 789
f 22 164 873
f 17 770 357
3 847 861
f 21618 218
f 20 989 887
2 896 193
f 23 886 080
17 078 702
2 502 147
f 19 580 849
f 15 378 599
2 635 194
f 18 013 793
(1) Het cijfer hier en bij de volgende maanden tusschen ( ) vermeld,wijst aan hoeveel onder de opgegeven zilveren ^Unt aan pasmunt begrepen is.
132
K A S S E N .
30 Junij.
Op Java en Madura . . . .
» de buitenbezittingen . . .
31 Julij.
Op Java en Madura . . . .
» de buitenbezittingen. . . .
31 Augustus.
Op Java en Madura . . . .
w de buitenbezittingen . . .
30 September.
Op Java en Madura . . . .
» de buitenbezittingen. . . ,
31 October.
Op Java en Madura . . . .
- » de buitenbezittingen . . .
30 November
Op Java en Madura . . .
» de buitenbezittingen . . ,
Zilveren
munt. Bankpapier. Koperen
munt. TOTAAL.
7 015 747
2 446 793
f 9 462 540
(1083 640)
f 3 392 860
225 270
f 3 618 130
6 249 947
2 490 977
f 8 740 924
(1077 279)
f 2 277 175
249 755
3 197 614
125 278
f 3 322 892
f 2 974 457
158 349
f 2 526 930
6 039 463 f l 450 540
3 112 675 333 065
f 9 152 138
(912 359)
f 6 104 253
2 637 117
f 8 741 370
(1015 448)
f 1 783 605
f 3 132 806
13 606 221
2 797 341
f 16 403 562
f 11501579
2 899 081
f 14 400 660
2 777 521
224 450
f 3 001 971
f 1 586 065
271 790
f 1 857 855
6 201 869
2 556 571
f 8 758 440
(1085 448)
f 7 422 078
2 382 872
f 9 804 950
(1232 004)
f 1754 205
240 820
2 716 965
230 197
f 10 267 524
3 670 190
f 13 937 714
f 10 407 283
3 139 104
f 2 947 162 f 13 516 387
f 2 731 692
164 976
•f 1995 025
f 2 340 185
258 420
f 2 598 605
f 2 896 668
2 920 883
146 781
f 10 687 766
2 962 367
f 13 650 133
f 3 067 664
f 12 683 146
2 788 073
f 15 471219
K A S S E N .
133
Zilveren
munt. Bankpapier. Koperen
munt. TOTAAL.
31 December.
Op Java en Madura . . . .
» de buitenbezittingen . . . 9 521252
2 710 154
f 12 231406
(1451853)
f 3 520 615
284 800
3 805 415
f 3 073 871
178 938
3 252 809
16 115 738
3 173 892
f 19 289 630
De Indische kas werd in de drie laatste jaren door wisseltrekking en specie-aanvoer aangevuld als volgt:
Ij-Nominaal bedrag f6 725 780,135, waarijl voor tegen koersen van 1021/2, 102 en J / 1011/2 per cent verkregen werd:
ê Indisch courant. . .
/Dienst 1867 f 800 000
» 1868 11251220,90
» 1869 100 000
, f 6 584 035,70
12 151 220,90
f18735 256,60
Nominaal bedrag f 6 136 142,28, waar voor tegen koersen van 102, 1013/j, 10H/2 101V4 101, 100V2, 100 en 99I/2 per cent verkregen werd :
Indisch courant. .
Dienst 1869 f 3 900 000
>» 1870 4 800 000
f 6 032 775,64
8 700 000,00
f 14 732 775,64
Nominaal bedrag f9 101381,17, waarvoor tegen koersen van 102, 1013/. ion/ 2, ion/4, 101, 1003/4, looi/,, 100, 993/4, 991/2 en 99 per cent verkregen werd: Indisch courant. . . . f 9 007 072,61
Dienst 1870 f 8 200 000
» 1871 (1) 3 902 000
12 102 000,00
f21109 072,61
, (1) Hiervan f3 800 000 aan rijksdaalders en f 102 000 aan Meiicaansche dollars (volgens den koers van inname bil" 8 lands kassen). J
Aan de Indische Eegering is bevoegdheid gelaten om, b\j gunstigen stand van den wisselkoers, ook in 1871, even *'s reeds in 1870 het geval is geweest, op ruimere schaal dan gewoonlijk in het Indisch tekort te voorzien door middel van wisseltrekking. Zoowel in verband daarmede J's uit aanmerking van den meerderen suiker- en koffijver«pop op Java gedurende het loopende jaar, zijnde specieJ'JtzendiDgen na die welke voor 1870 hebben plaats gehad , t ep bedrage van f 13 millioen, voorloopig bepaald op f 137, ^'Hioen aan rijksdaalders en 200 000 stuks Mexicaansche ?°Hars , waarvan, zoo als hooger blijkt, reeds een gedeelte j 0 1870 is ontvangen en de laatste partijen in de eerste e l f t van Augustus jl. zijn verscheept. Alleen moest toen n°g eene partij van f200 000 worden uitgezonden (1),
(1) Sedert mede afgeladen. N°. g. 2.
ter vervanging van de gouvernements-specie aan boord geweest van het sedert verbrande stoomschip Willem III (zie bladz. 82 hiervoren). De van af Mei 1871 met magtiging van het Opperbestuur ingevoerde verkorting (van 6 tot 3 maanden) (1) van het uso der gouvernements-wissels beloofde aanvankelijk een gunstigen invloed op den te bedingen koers. Tot welke koersen de wissel-inschrijvingen van 1870, en — voor zooveel op 1 Augustus jl. bekend — ook die van 1871 gegund zijn , blijkt uit de volgende aantooningen :
(i) Zie overigens de voorwaarden in n°. 2279 van het Bijblad op het Indisch Staatsblad.
34
134
Afgifte volgens het nominaal bedrag.
1870.
January
Februari) .
Maart . .
April . .
Mei . . .
Junij. . .
Julij . . .
Augustus .
October. .
November .
December .
f 2 337,14
68 288,51
1 891,56
1 010 165,00
185 539,86
1 522 250,08
2 038 216,305
1274 840,885
972 476,69
1 465 268,88
565 106,26
f 9 101 381,17
1871.
Januarij .
Februarij .
Maart . .
April . .
Mei . . .
Junij . .
f 9 624,00
1 007 156,50
1 008 773,445
1 007 510,845
977 782,05
1512 450,05
(1) f5 523 296,89
(1) In Julij 1871 is van het ter inschrijving aangeboden bedra» van f IV2 millioen, tot op den limite-koers van 1011/4 per cent slechts f' 580 363,28 gegund kunnen worden. De inschrijving voor Augustus jl. is op f 2 000 000 bepaald.
Naar de koersen waren bovenvermelde sommen verdeeld als volgt :
1871.
1870.
Nederl. Courant.
f 3 330 909,03 à 102 pet.
202 105,60 » 101 % »
352 767,31 » 101 '/, »
700 787,70 » 101 7 4 »
1278 383,95 » 101 »
202 003,75 » 100 V4 »
25 125,00 » 100 7 2 «
2 341 699,27 ., 100 »
481332,66 .» 99 3/4 »
90108,20 » 99 y, »
96158,70 » 99 »
Ind. Courant.
• 3 265 597,08
198 629,58
347 554,00
692 l'36/O
1 265 726,68
200 500,00
25 000,00
2 341 699,27
482 539,00
90 561,00
97 130,00
Nederl. Courant.
f 37 968,75 à 101 74 pet.
1778 651,00 » 10 L >,
1 201 293,64 » 100 V4 »
1040 005,15 » 100 V3 »
232 575,24 » 100 V4 »
704 219,00 » 100 »
204 187,50 .. 99 3/4 »
263 675,00 » 99 '/, «
16 872 50 « 99 % »
43 549,11 .» 99
Ind. Courant.
= f 37 500,00
— 1 761 010,595
= 1192 351,00
= 1034 830,995
= 231 995,25
= 704 219,00
== 205 000,00
= 265 000,00
= 17 000,00
= 43 989,00
f 5 523 296,89 waarvoor verkregen werd f 5 492 925,84
Van de gelegenheid voor particulieren om in In die gelden boven de f 100 over te maken door middel van wissels op 's lands kassen werd bij voortduring ruim gebruik gemaakt. Voor zooveel die overmakingen gewenscht worden naar andere plaatsen dan Batavia, Samarang en Soerabaija is eene speciale magtiging noodig van den directeur van finantien, aan te vragen door tusschenkomst van het hoofd van bestuur van het gewest alwaar de uitbetaling verlangd wordt {Bijblad op het Indisch Staatsblad n°. 1527). *(l)
§ 3. Consignatie-stelsel.
Veilingen.. In navolging der beide jongste verslagen wordt weder overgelegd (bijlage W) eene uitvoerige zamentrekking van de uitkomsten der gedurende het afgeloopen jaar in Nederland gehouden veilingen van gouvernements-producten. Eenige opgaven nopens elke veiling afzonderlijk, althans wat de drie voorname artikelen koffij, suiker en tin betreft, worden ook voor de zeven eerste maanden van 1871, bij de behandeling van elk dezer onderwerpen lager aangetroffen (hoofdstuk O, afdeeling I en II). Ten gerieve van den handel zijn de veilings-conditien vooi de hier te lande verkocht wordende suiker van af het loopende jaar eenigzins gewijzigd door verlaging der tarra, en de afschaffing van de 1 per cent » ordinaire korting" (voor qualiteits-vermindering), zoodat nu op de rekeningen, even als bij den koffij verkoop, alleen wordt bijberekend 1 per cent voor veilingskosten en afgetrokken 1VS per cent voor contante betaling. Die wijzigingen doen den bruto verkoopsprijs per pikol met ongeveer f 2 dalen. Zij zijn echter op de netto opbrengst van geen invloed, omdat het uitgeleverd gewigt per pikol daardoor met 3 kilo is verhoogd. Met opzigt tot de koffij verdient nog aanteekening, dat zeer onlangs, voor zooveel noodig, het vroeger gegeven voorschrift is herhaald, om het aangebragte product steeds zoodra mogelijk na aanvoer en opslag aan de markt te brengen. Als vervolg op hetgeen in 't vorig verslag (bladz. 97) werd gezegd over administrative en andere ongelegenheden , bij het consigneren van groote koffijoogsten naar Nederland in den Oosthoek van Java ondervonden, diene dat de factorij der Nederlandsche Handelmaatschappij , na in 't laatst van 1870 kennis te hebben bekomen van het belangrijk cijfer der koffijproductie in Pasoeroean over dat jaar, onverwijld de noodige maatregelen trof ter bevordering van den spoedigen afscheep van dien oogst. De uitkomsten der in Indie gehouden veilingen van gouvernements-producten (suiker, koffij, peper en kruidnagelen) vinden lager hare vermelding in het reeds aangehaalde hoofdstuk O , te gelijk met andere tot den plaatselijken verkoop betrekkelijke bijzonderheden.
f 9 101 381,17 waarvoor verkregen werd f 9 007 072,61 (i; Vergelijk ook het verslag van 1861 bladz. 101, en dat van 1864 bladz. 114.
135
Bevrachtingen. Tegen den met 1 Jannarij 1870 in werking getreden maatregel (zie het verslag van 1869 bladz. 96) om hij de uitbesteding van den overvoer herwaarts van gouvernementspro lucten de voorkeur te gunnen aan schepen, Waarvoor bij de inschrijving twee certificaten van expertise borden overgelegd, en eerst wanneer geene genoegzame "uimte aan zoodanige schepen wordt aangeboden, eene euze te doen uit de schepen die slechts één certificaat oeien, werden in de tweede helft van 1870 een paar dressen ontvangen, die echter, in verband ook met de mstandigheid dat de aanbieding van schepen met slechïs én certificaat van zeewaardigheid tot dusver tot de groote îldzaamheden had behoord, geene termen deden vinden
om in de bestaande bepalingen omtreDt de retourbevrachtingen verandering te brengen, ook niet wat betrof de in de bewuste adressen subsidiair gevraagde toelating van andere certificaten dan die van de Fransche vereeniging »Veritas" en van de Nederlandsche Vereeniging van Assuradeuren. (1) Bij de maandelijksche uitbestedingen van scheepsruimte hier en in Indie gedurende 1Ö70 en de eerste maanden van 1871 zijn de volgende vrachten bedongen. Zoo als reeds in 't vorig verslag werd aangekondigd , wordt sedert het hopende jaar van de jaarlijks benoodigde ruimte 3/5 in Nederland en 2/. i n Indie aanbesteed.
IN NEDERLAND.
Maanden.
J870.
January.
February
Maart. .
A-pril. . .
Mei . . .
ü u m j . . .
J«lij . . .
Augustus
"öptember
October .
November
december
1871.
Januarij.
^ehruarij
Maart. .
April . .
Mei . . .
Ji JUnij. July .
Aantal
schepen.
Aantal
lasten.
3
20
13
10
7
7
9
7
3
2
3
2
8
3
9
5
2
Vrachten per last.
1825
7762
5545
4863
4599
4182
4127
3734
1129
893
1089
953
1363
683
3523
2208
5507
2378
1477
f 68,67
75,74
79,94
a 76,98
75,97
74,00
70,99
73,96
74,98
74,74
70,69
73,49
à f 74,99
» 82,68
» 82,99
.. 80,98
>< 77,99
» 75,47
» 75,99
,, 79,95
.. 76,80
» 74,75
» 74,00
» 73,87
74,50 ..
77,45 »
76,24 »
75,40 »
74,89 »
74,45 ..
f 73,90
79,00
78,74
78,93
76,40
77,42
75,00
IN INDIE.
Maanden.
18 ï®.
January. .
February .
Maart,
Aantal
schepen.
Aantal
lasten.
7 b 1 van Menado.
April . . .
Mei . . . .
Junij. . . .
July . . . .
Augustus .
September.
October . .
November.
December .
ISffl.
January. .
February .
Maart. . .
April . . .
Mei . . . .
9
7
6
10
3
1927
»
2327
395
n
n
1866
3143
2714
2780
4942
1359
Vrachten per last.
f 40,95 à f 47,44
»
f 74,89 à f 78,74
f 100,00
»
»
f 90,00
f 74,94 à f 85,00
75,00 ., 79,50
72,40 » • 73,80
74,47 » 79,80
76,39 » 77,49
1809 74,89 à f 80,00
a- In 't vorig verslag abusivelijk f 76,94. b. In 't vorig verslag niet vermeld.
ßij de invoering van het stelsel van uitbesteding deic h t e n (1 January 1868) werd tevens bepaald, dat de Cargadoors-provisie, ad I/4 pet. van de vracht, niet meer , oor 's lands rekening zou worden genomen. Over de 11 1^65—1867 verantwoorde gouvernements-producten was e r zake achtereenvolgens betaald geworden f 16 438, f 12 867 ?D f13 322. Eerst over de in 1870 verantwoorde producten ^eoft die uitgaaf gehoel opgehouden, vermits in de verantwoordingen van 1868 en 1869 nog producten begrepen waren, die, onder het vroeger stelsel afgeladen, uit den ard der zaak nog met bedoelde provisie bezwaard moesten ™°rden. Over 1868 beliep het bedrag f 11829, doch over '869 reeds niet meer dan f 739.
§ 4. Andere bronnen van inkomst.
a. Verpachte middelen.
Opiumpacht. Zoo als reeds in 't vorig verslag werd medegedeeld , heeft de, met 1862 ingevoerde beperking der
(1) Ia Augustus jl. is echter besloten tot toelating' ook van de certificaten van zeewaardigheid. afgegeven door Lloyds. De hooger bedoelde voorkeur aan schepen met twee certificaten zal nu op zoodanige wij ie worden toegepast, dat de aanbieding van een certificaat der Bngelsche Lloyds, met een van Veritas, of met een van de ïfedorlandsche vereeniging, gelijke kracht zal hebben als de aanbieding van een certificaat van Veritas en een van de Nederlandsche vereeniging, gelijk tot hiertoe voorgeschreven. De expertise der drie voormelde inrigtingen is alzoo geheel gelijk gesteld, zonder dat nogtans de overlegging van drie certificaten eenige buitengewone voorkeur verzekert.
J
136
opium-verstrekking op Java en Madura met het einde van 1869 opgehouden en is het zoogenaamde maximumstelsel, omdat het niet doeltreffend was gebleken, met den aanvang van 1870 weder vervangen door het stelsel van tiban-verstrekking tegen hoogen prijs en verstrekking van het meer verlangde (siram) tegen handelsprijs. Het oogmerk der veranderde regeling was om langs wettigen weg verkrijgbaar te stellen hetgeen onder het maximum-stelsel gebleken was door sluikhandel verkregen te worden. Gedurende 1870 hebben de pachters een bijzonder ruim gebruik van de siram-verstrekking gemaakt. Terwijl onder de vroegere werking van het stelsel van verstrekking naar gelang van behoefte, het hoogsto cijfer van het wettig verbruik klom tot 105 537 katties (in 1860), bereikten de verstrekkingen van 1870 een totaal van 129 639 katties, tegen slechts 70 478 katties in 1869, en zulks ondanks de (door den directeur van finantien) veronderstelde aanwezigheid bij het eind van 1869 van eene ruime hoeveelheid vroeger gesmokkelde opium (zie het vorig verslag bladz. 100). Hoeveel van die verstrekkingen bij het eind van het pachfjaar door de pachters is overgehouden en dus aan het
Gouvernement terug geleverd, blijkt alleen ten aanzien va» 1870, toen die hoeveelheden gezamenlijk circa 3311 katties bedroegen. Omtrent de werking der nieuwe pachtvoorwaarden schrijft de directeur van finantien het volgende: »De wederinvoering van het zoogenaamde siram-stelsel heeft, naar vermeend wordt, krachtig medegewerkt tot tegengang van den sluikhandel in opium voor zooveel namelijk betreft den invoer op Java en Madura. In verband met den korten tijd, sedert die wederinvoering verloopen, kan echter te dien aanzien nog geene stellige uitspraak gedaan worden." Eene statistiek der opium-aanhalingen op Java en Madura gedurende 1869 en 1870, ten vervolge op die over 1865—1868 in 't vorig verslag medegedeeld, volgt hieronder. Er blijkt uit, dat in alle gewesten (in 1869 alleen Pekalongan en in 1870 alleen de Preanger regentschappen uitgezonderd) aanhalingen plaats hadden en wel tot eene gezamenlijke hoeveelheid van ruim 34 kisten (à 100 katties). in 1869 en van ruim 25 kisten in 1870. De totalen der vier voorafgegane jaren waren achtereenvolgens ruim 3739, 1028, 1007 en 3691 katties.
RESIDENTIEN.
Bantam
Batavia
Krawang. . . . .
Preanger regentschappen
Cheribon
Tagal
Pekalongan . . . .
Sam arang . . . .
Japara
Rembang
Soerabaija . . . .
Madura
Pasoeroean . . . .
Probolinggo. . . .
Bezoeki
Banjoewangi . . .
Banjoemas : . . .
Bagelen
Kadoe
Djokjokarta. . . .
Soerakarta . . . .
Madioen
Kediri
Totaal . . .
*
1 8 6 9 .
p <B
c3 .S
CD öS r j j ^ a 03 03
4
16
15
7
1
60
»
74
44
106
8
17
7
6
19
11
2
2
1
1
9
21
46
a. 477
02 »
03
3
203 2
1
7
318
»
136
1830
60
15
448
5
1
5
»
»
1
n
1
65 17
283
b. 3411
m "3 H
6
9 2
13
»
14
» 1
6
15
3
3
11
15
14
8
10
15
1
4
1
2
9
11
CQ P
7
5 1
7
»
4
» 9
4 7
1
1
9
»
2
6
5
7
n
»
5
2
6
5
GO ~03 -*» 03
4
5 »
4
»
2
» 2
4 2
6
»
6
»
8
4
7
6 »
»
2 1
9
2
1 8 7 0 .
c
CSD a.S + ^ T—• 0> 03 B ^ a 03 CS
3
1 14
H
. 6
54
49 151
31 110
40
c. 30
19
29
20
9
1
7
17
1
16
116
59
d. 783
OQ <D
03 M
»
24
73
»
11
8
31
98
814
629
607
19
12
6
44
»
»
9
4
1
69
15
24
2508
. OD '3 j a
6
n
3
»
4
12
11 15
3
7
6
11
13
1
14
1
6
10
10
4
14
10
2
9
BÖ F
8
n
i
»
n
1
» 3
7
4
4
7
»
»
8
5
»
5
3
»
» 1
3
7
tn 's +a CO
n
u
2
»
»
3
8 7
6
2
3
1
5
9
8
»
7
5
3
»
» 6
3
8
AANMERKINGEN.
a. Van 16 dezer aanhalingen is de hoeveelheid niet opgegeven. De 12 belangrijkste aanhalingen vertegenwoordigden alleen eene hoeveelheid van te zamen 2587 katties; de grootste daarvan bestond uit 415 katties, de kleinste uit 75. De overige inbeslagnemingen, ten getale van 449, betroffen derhalve 824 katties » dat is gemiddeld circa 2 katties voor elke aanhaling.
b. De (voorloopige) opgaaf van 20 kisten (2000 katties) in 't vorig verslag, blijkt nu zeer onvolledig te zijn geweest.
c. Volgens opgave was in de afdeeling Sumanap geen enkele opiumovertreding ontdekt ; de resident beweert echter, dat de smokkelhandel aldaar zeer groot is ; doch dat het der politie niet gelukt was eenig geval te constateren.
d. Van 60 dezer aanhalingen is de hoeveelheid niet opgegeven. De 11 belangrijkste aanhalingen vertegenwoordigen alleen eene hoeveelheid van te zamen 1848 katties ; de grootste daarvan bestond uit 400 katties; de kleinste uit 72. De overige benaderingen, ten getale van 712. betroffen derhalve 660 katties.
137
Het meerendeel der personen, die in overtreding van het pacl*treglement [Indisch Staatsblad 1869, n°. 81) werden bevonden, bestond uit inlanders; men vermoedt echter, dat in vele gevallen zij slechts de handlangers waren van Chinezen. _ De meeste aangehaalde opium was uit naburige gewesten binnengesmokkeld, wanneer de opium in het eene gewest belerkoop kon worden verkregen dan in het andere , doordien het gemiddeld kostende (tiban en siram met pachtschat), m verband met de benoodigde grootere hoeveelheid siram, lager was. Ter wegneming van eene voorname bron van sluikerij, door de gelegenheid tot bedriegelijke uitklaring, was in der tijd het denkbeeld geopperd tot sluiting van de entrepôts op Java voor de opium door particulieren aangevoerd, met intrekking van Indisch Staatsblad 1854, n°. 94. Etwas intusschen, in verband met de overwegingen nopens eene wijziging van pachtstelsel, nog altijd geene beslissinggevolgd. De terugkeer echter in 1870 tot het stelsel van onbeperkte siramverstrekking tegen den gemiddeld kostenden prijs, waardoor reeds van zelf de prikkel tot sluikschen aanvoer verviel, maakto naar het oordeel der Indische Regering de verwezenlijking van het denkbeeld onnoodig en, als belemmerend voor den handel, niet wenscheiijk, Weshalve daarvan bij een besluit van December 1870 is afgezien. Bepaalde men zich voor 1870 tot de verandering van pachtstelsel waarop zoo even gedoeld werd, te rekenen van af 1871 [Indisch Staatsblad 1870, n°. 154 en 160) werd in een ander opzigt op vroegere proefnemingen tot beperking Van het opium-gebruik teruggekomen, door de intrekking namelijk van die verbodskringen, waar een behoedzaam onderzoek en overleg de overtuiging hadden geschonken van d«) verkeerde werking van het verbod. Het waren de residenten Krawang en Banjoewangi geheel, op Madura het regentschap Pamakassan, in Probolinggo het district Loemadjang ,in Banjoemas de districten Kertanegara en Tjahijana, m Djokjokarta het district Goenoeng Kidoel en in Kediri het regentschap Trengalek, allen verbodskringen dagteekenende van de jaren 1862, 1863 of lö64 , doch die nu, te rekenen van af 1871, weder voor de pacht werden opengesteld , terwijl de betrokken residenten werden aangeschreven om, ter wegneming van onjuiste gevolgtrekkingen, de inlandsche hoofden met de beweegredenen bekend te maken. Deze uitbreiding van pachtgebied, die eene vermeerdering vau het aantal verkoopplaatsen ten gevolge had, waardoor het geheel aanwezig getal klom van 6S1 tot 714, leidde, zoo als trouwens verwacht was, niet tot opdrijving der pachten. Daarentegen was van belangrijken invloed op het eigenlijke pachtcijfer de verhooging zoowel in prijs als hoeveelheid van de vastgestelde tiban-verstrekking. Do Indische Regering achtte het namelijk wenscheiijk om de opbrengst voor den lande voor een grooter deel dan tot dusver uit de winst op tiban te doen bestaan en daardoor de speling in den pachtschat, die van allerlei nevenoorzaken afhangt, te verminderen. Welken invloed deze wijziging op den bedongen pachtschat heeft uitgeoei'end, kan blijken uit de lager voorkomende «antooning van do geldelijke uitkomstender pacht in geheel Nederlandsch Indie. Ook nog in een ander opzigt leverden de pachtvoorWaarden over 1871 verschil op met die voor 1870, en wel door eene afwijkende prijsbepaling voor ïurksche en voor Bengaalsche opium , in verband met de toenmauge rijzing van den marktprijs der eerste en de daling van dien der tweede soort. Terwijl vroeger beide soorten door de pachters betaald werden met f 20 per kattie siram en niet f 100 per kattie tiban, werd voor 1871 do prijs van verstrekking bepaald voor Turksche opium op respectiy,elijk f 25 en f 125 en voor Bengaalsche op respectively 115 en f 115 per kattie. Die gedeelten van Java en Madura waar het verbod van den invoer en het bezit van opium behouden bleef, hetzij °nidat nog geene voldoende grondslagen voor eene beslisSlng aanwezig waren, hetzij omdat niet bleek van een eenigzins beteekenend opiumverbruik binnen het verbodsgebied , waren , behalve de van ouds voor de 'opium gesloten residentie Preanger regentschappen [Indisch StaatsbJad 1824, n°. 44, en 1827, n°. 46], in Bantam doafdeeün»en Pandeglang, Lebak en Tjeringin [Indisch Staatsblad N°. g. 2.
1861, n°. 97); in Batavia de districten Djasinga en Tjibaroassa der afdeeling Buitenzorg [Indisch Staatsblad 1862 , n°. 122, en 1864, n°. 158); in Cheribon de zuidelijke Soendadistricten [Indisch Staatsblad 1858, n°. 131); in Tagal de zoogenaamde bergdisiricten en de districten Pangka, Doekoewringin en Tjomal-Kidoel [Indisch Staatsblad 1861 , n°. 97, en 1863 , n°. 127) ; in Probolinggo het district Tenger en de districten Ranoe-Lamongan en Kandangan [Indisch Staatsblad 1863, n". 127, en 1864, n°. 158); in Banjoemas de .districten Poerwokerto, Bandjar, Djamboe, Adjibarang, Daij aioeho*r, Madjenang en Pegadingan [Indisch Staatsblad 1861, n°. 97, 1862, n°. 122, en 1863, n°. 127); in Bagelen het regentschap Ambal [Indisch Staatsblad 1863 , n°. 127), en eindelijk wat Soerabaija betreft, het tot die residentie bohoorende eiland Bawean [Indisch Staatsblad 1863, n°. 127). De vroeger gebruikelijke opium-verstrekking aan het personeel bij de van 's lands wege bowerkte vogelnestklippen in het district Karang Bollong der afdeeling Ambal (Bagelen) is sedert den aanvang van 1862 (zie het verslag over dat jaar bladz. 133) gedeeltelijk, en sedert den lsten Januari] 1864, te gelijk met het algemeen verbod van invoer en bezit van opium in de afdeeling Ambal, geheel gestaakt. Deze staking wordt gezegd geen nadeeligen invloed te hebben uitgeoefend op den gewonen gang van zaken bij den vogelnestpluk, terwijl de taak van het bestuur om het opiumgebruik onder Ambal te weren daardoor zeer is vergemakkelijkt. In het district Karang Bollong was het verbruik trouwens reeds van oudsher verboden. In het gouvernement van Sumatras Westkust bleek het in 't laatst van 1861 over een uitgestrekt deel van dat gewest, en reeds in 1858 op Nias uitgevaardigd verbod tegen den invoer en het bezit van opium insgelijks oen maatregel te zijn, die, wel verre van aan de beoogde wering van het verbruik te beantwoorden, aanleiding gaf tot een de bevolking demoraliserenden sluikhandel. Van de algemeene magtiging, blijkens het vorig verslag, blauz, 98, door het Opperbestuur verleend , om in zoodanigo omstandigheden tot intrekking van verbodskringen over te gaan , maakte de Indische Regering bij ordonnantie van 9 November 1870 [Indisch Staatsblad n°. 170), nu ook voor Sumatra's Westkust gebruik, ten gevolge waarvan het pachtgebied aldaar, te rekenen van 1 January 1871 is uitgestrekt tot de residentie Padangscho Bovenlanden, de adsistent-residentie Mandholing en Ankola (residentie Tapanoli), de districten Kau, Panti, Loeboe-Sikapping on Ophir-districten (afdeeling Aijer Bannies en Kau), hot zuidelijk gedeelte van de residentie Padangsche Bonedenlanden , zoomede het eiland Nia3. Tegelijker tijd werd in het stelsel dor pacht eene belangrijke verandering gebragt door de intrekking [Indisch Staatsblad 1870, n°. 171) van het n Reglement voor do opiumpacht voor de benedenlanden ter Westkust van Sumatra, van af Indrapoera tot Singkel en daaronder bohoorende eilanden" [Indisch Staatsblad 1854, n°. 70), on zijne vervanging, naar den plaatselijken toestand voor zoovecd noodig gewijzigd, door hot rcgloment voor do opiumpacht op Java en Madura [Indisch Staatsblad 1869, n". 81). Het voornaamste gevolg van dezen maatregel is niet zoozeer dat de strengere strafbepalingen van laatstbedoeld reglement ook op Sumatra's Westkust van toepassing zullen zijn , dan wel dat voortaan aldaar , even als op Java en Madura, de opium van 's lands wege aan de pachters zal worden verstrekt, terwijl dezo tot dusver, zoo als in de meeste overige buitenbezittingen, als daartoe uitsluitend geregtigd , zelven in den aanvoer on inkoop voorzagen. Bij do regeling der wijze en voorwaarden van verpachting, die nu voor het jaar 1871 niet meer door het hoofd van gewestelijk bestuur, maar door den GouverneurGeneraal geschiedde [Indisch Staatsblad 1870, n°. 177), werden dan ook geheel dezelfde beginselen als voor Java en Madura gevolgd. Do geheele tiban-verstrekking voor de drie pachtperceelen (elk hst gebied van eon der drie residenten uitmakende), werd ditmaal op het lage cijfer van 1020 katties, en het aantal verkoopplaatsen op 21 bepaald. Op de Batoo-eilanden (tot het pachtperceel Padangsche Benedenlanden behoorende) zou voorts na 1870 de opiumpacht niet meer zamengaan met die der zoogenaamde kleine middelen aldaar. Do geldelijke uitkomst dezer nieuwe regeling ter Su
35
138
matra's Westkust voor het eerste jaar, wordt zeer bevredigend genoemd , daar de pacht in 't geheel f 63 000 meer opbragt dan in 1870. Gedurende 1870 werden in dit gouvernement 26 opiumaanhalingen geconstateerd, te zamon eene hoeveelheid betreffende van circa 31 katties. Omtrent den aanvoer van opium in entrepôt aldaar, waaromtrent tot dusver bepalingen voorkwamen in do artt. 19—25 van het afgeschafte pachtreglement (Indisch Staatsblad 1854, n". 70), werden bij ordonnantie van 21 December 1870 (Indisch Staatsblad n°. 196) nieuwe voorzieningen uitgevaardigd in den geest der te dien aanzien voor Java en Madura bestaando bepalingen. Voorstellen werden gedaan om in de adsistent-residentie Benkoelen — (waar van af 1863 (Indisch Staatsblad 1862, n°. 110) het verbruik in P/7 gedeelten van het gewest is verboden)— den invoer en verkoop van opium geheel te verbieden , zoomede om in de residentie Zuider- en Oosteratdeeling van Borneo verbodskringen in het leven te roepen. De Indische Regering achtte echter de inwilliging van een en ander niet raadzaam. Uitwijzen s de bijlagen litt. X en Y hierachter, bevattende nevens andere gegevens eene gewestelijke aantooning over 1861), 1870 en 1871 van de geldelijke uitkomsten der pacht, afzonderlijk voor Java en Madura en voor de buitenbezittingen, is het nadeelig verschil der opbrengst van laatstgenoemd jaar hot meest belangrijk wat betrek de rósidentien Bantam en Batavia (met Krawang) , Djokjakarta , Madioen en Riouw , in welke gewesten de pacht voor 1871 ruim f 900 000 minder opbragt dan voor 1870. In de drie eerstgenoemde residentien , bij ordonnantie van 7 December 1870 (Indisch Staatsblad n°, 187) tot e'ën perceel vereenigd , nadat de verpachting voor het perceel Batavia alléén totaal was mislukt, beliep het hoogste bod f 236 040 minder dan de perceelen Bantam, Batavia (zonder Krawang) en Buitenzorg voor 1870 hadden opgebragt. Dit resultaat was het gevolg van eene fusie der partijen ,
welke elkander in de laatste jaren het bezit dier pachtperceelen betwist hadden, waardoor ditmaal nagenoeg geene mededinging bestond. In de residentie Djokjokarta bragt het middel eerst f 25 200 meer op dan voor 1870. Pachter en borgen bleken echter niet solvabel te zijn , zoodat tot eene herveiling moest worden besloten. Door bijkomende omstandigheden kon de herveiling niet dan zeer laat in het jaar (27 December 1870) gehouden worden en bleef, door het zich vereenigen van de solide mededingers , het hoogste bod toen f 232 800 beneden het pachtcijfer van 1870. Tot verhaal, zoo mogelijk, langs geregtelijken weg van het nadeelig verschil van f 258 000 tusschen deze en de vroegere uitkomst, overeenkomstig art. 4 van het verpachtingsreglement (Indisch Staatsblad 1853 , n°. 86), zijn onverwijld de noodige stappen gedaan ; met welken uitslag is voor alsnog niet gebleken. In de residentie Madioen bleef het hoogste bod f 293 400 beneden dat van 1870. Het in laatstgenoemd jaar verkregen pachtcijfer was echter bijzonder hoog, en is het zelfs aantenemen dat de toenmalige pachters hebben schadegeleden. Het voor 1871 verkregen cijfer was intusschen nog hooger dan het gemiddelde der opbrengst in de laatste 15 jaren. In de residentie Riouw bragt de pacht ruim f 138 000 minder op dan voor 1870; te dien aanzien valt echter op te merken, dat de pacht voor 1870 (ruim f 157 000 hooger dan voor 1869), ten gevolge van te hoog gespannen verwachtingen nopens den invloed der met 1 Januarij 1870 plaats gehad hebbende uitbreiding van pachtgebied en deiverstrekte meerdere bestuursmiddelen (zie het vorig verslag bladz. 100), is gebleken te sterk te zijn opgevoerd geweest, zoodat daarop verlies was geleden. Eene recapitulerende opgaaf der opbrengst van het opiummiddel in geheel Nederlandsch Indie, teruggaande tot op 1855, voor Java en Madura tevens aanwijzende de cijfers van wettig verbruik, opslag in en uitvoer uit entrepot, zoomede het aantal verkoopplaatsen, volgt hieronder.
.*
139
'B
« • H E w 'S i* o
et e
N
» I
'B ««i <ti 9
V «! « 8 " i ft
e •s

' S
S!
sa
es
-s
e
c.
« «4
iZ5
«4
O
<!
«3 - a
'g
PH
O a 0)
p Ö
P< o
ce
C3
0 0
l O to CD CO
CO
co
(M »o L'en »o
CO
CO
CO
CO C i
CO ( M
C J
CS
CO - # O GM GM (M >-i CO lO r~i t CO
CO CO t
CO C i
c -r
o
o o t (N CO O
r^ i—i vra C i r^ l O
IM n> c CO C i O»
CO
0 0
o CO
t> Ci
(M CO co C i t
CO CO co
»ra 0 0 o I M CS
co CO CO co
CS
o
- H
CM CO CO N o e» o C » o
t-00 co CO co o o
o ( M T *
0 0
i r a
co -i'
CO c-o
I M
co
C i CO o o
CO CO co oo t»
CO IM i > co CM
00
I M o
t
C i (M o C i
o (M Ci
(M C l
o o CO o co I M co CO oo Ci
o GM o CO CO
Ci
c CO c [ M
CO o
C i
o o » co
co
CO
0 0 •SM CO o CO I M
i O i r a i r a CS
o h . o CO
CO
CO
CO
CO
CO
O Ci -=* o CO C i t ^ CO (M CO E co
CO
I M
CO
o CO
T * o
o o (N
o
a CC
P H o
S a 'Ei o a a >
* B ° i > PH " H 03
<o P H
-3 °
IM r-o o CO
C i (M
O O C i C i
( M
CO
oo o CO CO CO
o
o CO
c o ira O IM co • * - ^ -*ti ira co c i
I M
C i I M o
o
I M
CO
©
o (M C i o o CO
o
o
o CO CM CO CO CO
o 55 ira r> CO ( M
C i
o o
C i C i ira (M
C C0 CO »o o t
o CO t> o IM CO
Q CO T-H e-i O CO
co (M
M O i I M i r a o CO
ira 'M co t-» m co co >o t>. t>. T-i co co
CO r-» 0 0 ( M CM r H T H r - l — I T H
66'« ig o ,—i co C O ' o 60 CO
60
Ç f t O ) O — i O S T f CO C O s O CO CO
(N o
• > * CO t— C i CO T-t
CO GM ( M CO O CO r-< CO T-H T H CO
CO - * CS CO CO C i »n tt*.
—i o o »ra co co
3 8
CO t>" t Oi co t ^
c;
'H O H
C CO r/j § ffi"S
fccg
2 60 a -_•_. S c ^ A -i« • O > f g .s a a ,
" * * YO CO O CM •*)< CM • * r H
( M CO O CM co co
CO . S ' o ^H I M Ä f l N
Sco
( M CO CO
^ 'o CO .2:2 co O -a p, co C0 CMCN ° CM g ^
CM O
CM CO
1 ^
GO
O CO
o o co co co
GM O
^ CO M
T—« »-( t
O o
t> CO
C i o o
00 t »
o
C i CO CO C i I M
GM CO
O co
o o
o t>
CO t -rH O L>
S-3 3 ^ ci ~i o 5 ^ i i
% S S - t. &
c! _ J ^^ > ^ O 3 -a k2 ?>' 3^3 a & S
• 6 § & S S . n ^ H ^ i f t .s ^-î
•N a a v f
o
C i CM
CO CO GO
C i CO C i
CO C O
co i r a o CO
co CO e oo
CO C i O IM CO CO t C i • * M< i O
co C i o
CO >ra t
" * • * ^ t i - * - * - *
(N CO CO •ra
1 8 1 0 es TH
es
03 18 t »
05 10 CO
CO 18 00 v
O CO 05 rH (M
CS 00
M to CO • H "* o CO
18 «O 00 o eo oo
r» co 05
03 «0 S3 m f0 03
O !-• 03 0 3
« r 2 01 ^
0 0 ci ce
-H H CO <» M
0 a O a co a co S ' H c a g
• H CS a _
C M ^
• *
^-v CO "2 co 1 0 CO co 2
0 s
cp " f 00 a UO CO 00 'i>
0 . 2
GM «
l > o \ l
>io S CO =2
CQ
CO CO CO
B
t l * p—1 C O 0 - * t* ira gg ' I s 'o co « —i
CD O "3 U - * CS C O ce co 1 O > CD
' u co ce t>
& c o d) CD no 00 T—(
J>S O l O
c o
3 O
CD 6C
o c3 PH
CD 1 «
IH O O *5 ce ce
ce PH
a ce >
CD ' S .S 'S
ÄS a
CD • • d
o , a
CD
fcb ce
CD 60
60 P
1 3 a
a ce ' O
a CD 6 0 a ^s
6fl
m 6 0 a o
o
S .5 'E. o 1 B 58
' C D 'U
•- a
co GQ
CO CD -"H > CO «1 co -ai u T 3 P-< s * > ^
as § g I eu a « S * = 6 "
a ^ S a Ol o L> U 3 6 0 O O o
a a ce 3 ce «o a o
CD CD § M T O CD a i O ÇQ ffi CD 6 0 F »
F » r S
- 3 a - a w ce s p.. ° 44 a a 4<Î
P . » . 2 I M
> 0 > "
60 ?nJ2 F s o g - s
r*4
Ol CD te

a S o CO
•s ce p*
•n
60 .S 'a 6 0 CD
m ' O _ 6 0 'S
CD 60
CD ' O
a . CD
a 03
P-i O
CD
• a *
' O CD O a
a CD 6 0
o o o
GM O
~ CD
O ~.i
~-^ a
PH r2 • "S 13
CD
_CD CD CD rn ^> 60jq a
a O l & CD —> h CD 60'O
1 +s —J ce
• o * ^ .S o
- " . 6 o 5 3 £ a Ç D C O
», C3 a 'O r2f"3 > o S .5 ^ ri J> â S ß r? =s P o x b') ci Sc. a 1» >a « ïï ^ ,• œ « a t^Mv
CO " W
^ ^ C l a ' o o o
< CD (H
60 P
§.2
CD .P. ' i a :ai •' o
m ' O CD
S ' S. 2 ÏJT? S a a " 3 4 3 t2 ^ ' ^ 3 ^ - s ce S ' a [_, » S « " " ^ ^ M S S ? <n CD P-1 CD o . 2 : c r i - a q o PO m>s« o
140
Omtrent de uitzending van Levantsehe of Tiirksche opium naar Indie (zie vorig verslag bladz. 100), kan worden aangeteekend, dat voor 1870 in 't geheel zijn uitgezonden 650 kisten, voor een massaal bedrag (met inbegrip van allo kosten tot Batavia) van f 1 609 535, zoodat de gemiddelde prijs per kist bedroeg f 2476,20. Bovendien werden 83 kisten voor permanenten voorraad aangeschaft, waarvan de kosten te staan zijn gekomen op f 219 926, dat is gemiddeld f 2649,70 per kist. Van do voor 1871 benoodigde hoeveelheid waren op 1 Augustus jl. naar In die verscheept — met inbegrip van de 126 kisten aan boord geweest van het stoomschip Willem III (zie bladz. 82 niervaren) — 346 kisten, waarvan de kosten beliepen f 705 269, dat is gemiddeld f' 2038,35 per kist.
Andere verpachte (kleine) middelen. Vooral871 hebben ds pachtvoorwaarden van de zoogenaamde kleine middelen op Java en Madura geene wijziging ondergaan. Echter heeft ten opzigte van een dier middelen (de tolbruggen en overvaarten) het pachtgebied uitbreiding verkregen door art. 3 § IV van het Indisch besluit van 7 Junij 1870, n°. 1 [Bijblad op het Indisch Staatsblad n°. 2332), waarbij werd bepaald, dat alle op Java en Madura nog niet verpachte overvaarten op de groote post- en binnenwegen (tot dus ver hetzij in heerendienst bewaakt — en dan zonder heffing van overvaartgelden — hetzij, door gegadigden op eigen risico geëxploiteerd), voortaan, te rekenen van 1871, zouden worden verpacht. Dien ten gevolge zijn thans, in stede van in 7, in 15 gewesten de overvaarten verpacht. In de 8 residentien, waar de bediening en het onderhoud thans voor het eerst door pachters plaats hebben, heeft de pacht gezamenlijk opgebragt f 20 904, terwijl in 4 andere gewesten, waar het getal der to verpachten overvaarten, als gevolg van den maatregel, vermeerderde, voor de bijgekomen overvaarten te zamen geboden werd f' 9846. Wat betreft de pachtvoorwaarden der kleine middelen in de buitenbezittingen, ook deze zijn voor 1871 dezelfde gebleven. Alleen werd, blijkens Indisch Staatsblad 1870, n°. 70, ingaande met 1871, eene wijziging gebragt in de voorwaarden voor de pacht der toptafels te Amboina (Indisch Staatsblad 1857, n». 105), waardoor is komen te vervallen (als vaak aanloiding gevende tot storing der goede orde) de bepaling dat van deelneming aan het spel onder anderen waren uitgesloten de inlanders , niet oorspronkelijk in de residentie Amboina te huis behoorende. Een vijfjarig overzigt van den uitslag der verpachting van 's lands kleine middelen volgt hieronder. Over de drie eerste jaren zijn tusschen ( ) tevens opgegeven de sommen na aftrek der pandjespacht, sedert 1 January 1870 afgeschaft. Gewestelijke cijfers over 1869, 1870 en 1871 voor elk middel in het bijzonder worden ten vervolge van vroegere aantooningen hierachter aangetroffen in bijlagen litt. Z en AA.
tJ^^U-iUUMAM
(1) Zeer onlangs is aan den Gouverneur-Generaal het denkbeeld -van eigen heffing- (door tusschenkomst der dessahoofden) ter overweging aangeprezen, op hoedanigen voet de slagtbelasting thans in de Preanger regentschappen werkt (vergelijk liet lager aangeteekende op bladz. 113).
Jaren. Java en Madura. Buitenbezittingon. Totaal.
1867
1868
1869
1870
1S71
f 1942 392 (1598 280)
1911924 (1 563 084)
1 938 696 (1 614 900)
1734 924
1 733 778
586 057 (553 989)
650 943 (620 198)
576 994 (545 359)
571068
594 204
f 2 528 449 (2 152 269)
2 562 867 (2 183 282)
2 515 690 (2 160 259)
2 305 992
2 327 932
Do meerdere opbrengst over hot loopende jaar, in ver' o-elijking met 1870, ten bedrage van circa f 2 2 000, is alleen In de buitenbezittingen verkregen en wel voornamelijk in het gouvernement Celebes, waar wegens het zich niet vereenigen der gegadigden de mededinging voor 1871 levendiger was dan gewoonlijk. Eene betere regeling van de voorwaarden voor de runden buffelslagt op Java en Madura wordt in Indie voorbereid (1). . Hier te lande zijn voorstellen in behandeling om de pacht der sterke dranken voor Java en Madura te vervangen door eene verbruiksbelasting op in Nederlandsch Indie gestookte sterke dranken.
b. Onverpachto middelen en inkomsten.
Inkomende en uitgaande regten. Nadat in de vier voorafgegane jaren 1866—18G9 (alle onder de werking van het met°l Januarij 1866 ingevoerde nieuwe tarief) de regten' ontvangst op Java en Madura was gedaald van f7 120 313 tot f 5 027 577, werd in 1870 eenige vermeerdering waargenomen, ten bedrage van f 153 676. Daarentegen bleet fn de buitenbezittingen de teruggang in deze inkomsten aanhouden, zoodat —terwijl het jaar 1866 eene opbrengst aanwees van f 880 092, welk bedrag (behoudens eene klem» vermeerdering van ruim f 14 000 in 1868) achtereenvolgens was gedaald tot f 790 051 in 1869 —gedurende 1870 mei meer ontvangen werd dan f 699 549. De oorzaak der vermindering in 1870 is uitsluitend het gevolg van den min' deren uitvoer van koffij ter Sumatra's Westkust. De bestanddeelen der hooger bedoelde ontvangsten blijken uit de volgende vijfjarige aantooning. De reeds bekendo uitkomsten van het loopende jaar getuigen van vermeer' derde ontvangst (2).
(2) Volgens do jongste (na t Augustus jl. hier te lande bekend geworden) opgaven, werd namelijk ontvangen (met inbegrip van het consumtieregt op tabak, waarover zie de volgende rubriek): op Java en Madura van 1 Januarij tot uit". Mei 1871 f 2 263 603, tegen f 1 941 -179 in hetzelfde tijdvak van 1870. De jaren 1869, 1808 en 18b< gaven voor bedoelde vijf maanden respecthelijk f 1802 6.97, f 2 284 599 en
"in de buitenbezittingen van 1 Januarij tot uit". Apiil 1871 f 299 9« van 1870, 1809 en 1808 respectively1» en gedurende diezelfde maanden f 274 834. f 210 710 en f 277 250.
141
:ÏÏ*
FH
câ J*
ns 0 08
• a r» CD
. O
ÏC w w fcs.
w H
c3 C3
3
H
d
-S * 6 0 » <D P 5 S
"5 ö PH 'o
A l o
B 13 r< o > S.
O 6 0
B O s
eu H
3 3 •S
• 1-1 53
cS PH
CD ' O a
60
a o -Ml 60 a> M.
r H CO
O CM 1-H t >
C i © »o o 0 0
CO
r H
CO
i n
CO
t a
o. vo
( M o i r a
CM CO rH C5 00 O O C5 CM
O CO 00 oo co o 00 CO 00
1-1 C i »ra -# O ira O C i CO i t > ÇO
r H
i r a
r-t co CM
0 0 0 0
O 00 ira CO C i C i ira © rH rH O -rX ira t ira
CO eo 0 0 o
o 0 0 r H
CO
C i r H CO
O
i r a HO
C i
c i r a
V O
13
O 00 CO CO C i rH ira ira O - * ( N -** ( N 00 CO CO eo " # ira co - * (M CO t » SM SM rH
m CM eo o CM
O ta CM ^* O
t » o ( M
WO t a © t >
0 0 CM
r H CO CO
CO
( N CO C i t » CO ( M !>.
t a CM C i as 0 0 0 0
eo co r H
O
0 0
© co Ci CM O C i O CO O oo c» ta 00 C i rH 00 tt»
•i
e. eo C i t»n C i
•eW C i o CM -* r H
C i OO r» t ^ o CM
0 0 T-i o SM ^ H SM
t a m i a
r H CO OM

ßq o o eo co o oo eo ta Ci -rH O O ^H - * —< co co rH m eo
i r a o
SM eo
co CC C i
•rH O
CO
o eo
CO CM
CM
- r * O CO
CO
t a
CM
o C i CO CO -rH C i CM
O CO r H
O UO -*
T * CO l O ta t a CO
t>-* r H
CO CO i a
c SM eo m CO T H
eo t a V«* i r a eo
a> 1 3 H O a
- M
3 M
B CD
6 0
U
* H P3 -«1 i-o
CM 0 0 CO
CO CO
CO
0 0 eo CO
r H
C i
i r a
en o o CO »TS •<*
CO o 0 0
-rH O
• *
Ic»
CO
CM CO o -*
o CC CO
CO co •"*
CO CO vO
CO o »o
o ' M c-. CO -rH co
K S 0 0 r^ co
co
CO c~: CN l > -* CO
t » CO co
oo CO oo
c» CO 0 0 o r» 0 0
CC CO 00
CD .3> u o t» a 03 t»
00 Ci o o
a cS
1> O)
o o
a o >
60
60
T3 n
C3
O o >
a B Si
6 0
C5 60
3
r « m 3 J 3 r * Cl &
I B
PC
C o
CO CM
• *
t a
a
t u 01
Cl ' d fl cS 08 60
3 m a a) 6r: a> is
m t ~
5 <
to u
r3 0 H O 44 a
B O 6 0

t )
C6 ci
1.
B
f-11 a es
B o
6 D ' B 3 h 60 -2.2 "S a ci > .2 M l-H
&
J«!
"o
. V O
r H
•rH » O C u
CD Fi eS N
+ j * t » r» r H
C M
S a> r * «* t > ^^ • *
C M
CM
C M
; r j "3 r*
O CD C-, CB CD M e o M
<
CS cS • • - »
-M» CS
O
6 0
U
<x> > o
1 3 B 03 -a B
B O r d o u CO t»
- M l
T I

-M>
CO r B
6 0
to
- M
u CD
O
T 3
CD
CD
^ 3
CD > a 'S
CO oo
a >
M , o
CD Q
H
• i-<
c3 r— Ä c3 g B CD
03
03 •-o
M O O r» O t> 00
B CD
C73 eo CO r H
CD t» O
CO
03
O
B
CD
6 0 CD
H
1 3
- M l
O O
CD 1 3
B ca r
6 0
03
to a
M -^ M g a & e ?
14 5 S "3 g to
' M M J
6 C - M c a 'S a
- M CD 'S, 60 r/j C U
B
N°. 8. 2. 36
É
142
13
03 •a
o &D
-o
a
fcß
o . O I '3 . O CD 13
CD
,
CD 'a '3 N
•ngjS
a
i
P — 1 J5 3
o S
(D -a
Ï5C a o
S 03 KH
m *ç3
03 a B 02
c <D . a es
O H
6 0
*<D
•afde
van
(D
to o O
C O -4-3 s
. 03
03 w
,_3 0) a o M
&o a 03 a o « fin
p -2
'S
H o 'S o r * a o W
m 3 M
a j O te: r~
O tD a
W
•Jtinqsiiiipi'Bj -o 3.1 epatt-aS} [n •? •u9}cOJ epnainoï[nj •»
fe &3 PS < 1^9 i
ia CM CV C l GO CO
C M
O l O CO co
1 " ^
CM
C l eo O l t > T - l
« M
C l * M l > I >
« M
t co t> 1~*. T H
C M
m eo • * co T—1
CM
oc~ t ^ C l
CM CO
C M
00 t
C M
C l C l t>C0
c «
CO T H CM §8 CM
8
o t>. eo
l O oo 0 0 C l
C M
S CD T—1
CM
C» eo O CM -cH
C M
" ~ C N ~ t > (M
O l O T H
C l T H
C M
~TH"~ t » O m
CM » O
T H l O CO
C M
~ ~ T H ~ ~ t ^ TH CM
00 »-H O l
C M
""ôo~~' CO T M
T H 1—i 00 co
C M
~ C N ~ "
O l c i O o CO
C M
C l oo . t > co CO TH
htS
• W W S3 TH
Ä
R
J .
5;
R
s
CO T—(
l ^ CO c; co
o
CM T — l C l O T"H
T H ( M C l t>
O t > t > t > CM
O CO (M t ^ i-H
l O O l TH
CM oo
S
o ~ C l
T M
TH
T H ~ " O O 00 i r a co
«
CO CO r-1 O t 00
t o o M 1—1
I O 05
CM C l c i t ^
~~3o~ CO
» » C
t > CN
CM
CO i-H i-i co CM
~ T H ~ T H 0 0
i r a
o
TH
CO
Iffl
T—1 c i M
R
S
O C l i—i
T H
K
T H t > CO
M
" o
TH CO t» T H co
^>
L'» «0 CO TH
ft

&

s

" o " CO o CO
C3
O 00 •n*
00
co 1-4 o o 1—1
C l ( M r-<
O l CO
o ~ CM oo eo 1-H
K"" ,m co
CO
CO CM
/
-*~ CM T f
CM
CO co TH o CO CM
s
o CM
CO OO
TH
I H I O 00
T?~ eo
r• > * o o »M
" ~ ^ t ^ eo
. H T K r-* & S2.
CM i—1
TfH 1> T h CO t—1
-* m CO TH
T H CD r H
O T H
~ t ^ ~ " O 0 0
CD en T H
CN co tM
oo O
I O
CM
T H co
CO t 1—1
C l CO
~ o O l CM t ^ CM i O
i ^ .
05 Cffl CS -*
e

s
B
r
s
^
CO \a T H
T*1
1 — <
O
•m t » i > CM
i - <
éS" T H 1-1 O
eo co TH CM eo
eo TH TH TH M
T H ~ co «o 00 CO
CO
»o
1 T—i r— t-CM
CO r> o o o CM
ä
eo § o g
O O O l CM
i O CM »-t
CD l « t—1 O r
CO T H
00 co T H (M eo
"~~>a~~
T H »—I C l
C l 1—1
»M t ^ T H I O
CO t >
C l CO
~~co~~ IC3 O
T H
CO C l T H
i-H
CO C l
o CO t > CM
CM CO i—1 O
CO
f ~ CO CO t^. »ra T H
< }
35 CS es T H
"
»
K
R
=
p
C
O l
C l 00 T T
I O T—1
u
CO C D O l CO r H
ST t > o CO MH
~êT o • CO
CD CM
éo~"
T H T H >ra T H
T H CO CO
C l
00 o i a
co~ 16 C l co
i r a L-~ t ^ CO CM CM
CS
e> O l o i r a I - H
CD t > T*
T H
~ ~ o " »-H (M
(M C » i r a eo T—f
T H
r~ o oo CO CM
00 C l r-»
C l eo eo co CM
CO O l CO t >
CO eo CM o ira
C l CO 00
— CN O
1—1
>ra
i t ^ m o T H
~S
[ ^ co 00 _, 00 ira
-N t > C l -H TH CO
< i '
e ** TH
«
£
i
s
s
E
O T H T—(
CO T M
O
co i-H
d) > O •a 'o 0 d
143
De terugbetaalde regten in de buitenbezittingen waren verdeeld als volgt :
G E W E S T E N.
Sumatra's Westkust
Benkoelen
Lampongsche districten
Palembang
Moearah Kompeh
Banka.
Billiton
Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo . .
18G6.
6 582
38
1887.
5 317 f
2
18G8. 1889. 1870.
118
194
2 901
8 761
69
»
991
3 809
87
629
9 833
861
6 180
498
27
f 10319 9 552
13 305
149
H
1 005
34
953
104
f 15 550
Omtrent de vereischte herziening der tariefwet voor Nederlandsen Indie [Nederlandsch Staatsblad 1865, n°. 76, Indisch Staatsblad n°. 99) werden in Mei jl. de adviesen' ' fan den Gouverneur-Generaal en van den Kaad van Indie Ontvangen. Daar een nieuw tarief onmogelijk met 1 Januarij 1872 zou kunnen in werking treden, werd de werking van het bestaande bij de wet van 24 Julij 1871 (Nederlandsch Staatsblad n°. 89) met één jaar en alzoo tot 1 Januarij 1873 verlengd. Met betrekking tot de opvatting van een paar artikelen Jan het Koninklijk besluit van 1 December 1865 (Nederkndsch Staatsblad n°. 131, Indisch Staatsblad 1866, n°. 14), houdende bepalingen omtrent de certificaten van Nederhxndschen oorsprong of bewerking, vereischt voor de betaling van lagere invoerregten in Nederlandsch Indie, werd l« 1871 beslist als volgt:
1°. dat de afteekening der certificaten door de ambtenaren der inkomende en uitgaande regten, welke volgens aït. 12 plaats heeft »bij de inlading ten uitvoer".^niet «erst behoeft te geschieden bij de dadelijke inlading in het Zeeschip maar ook is toegelaten bij de eerste in-of oplading 'o ligters of andere vervoermiddelen, waarmede de goederen Daar het_ zeeschip worden overgebragt; eene beslissing yooral niet zonder belang voor de stoomvaart tusschen Nederland en Java, waarover zie bladz. 82 hiervoren ;
2°. dat er in het algemeen ook geen bezwaar tegen ^staat, dat op de lijst, ingevolge art. 3 jaarlijks in üanuarij door de gemeentebesturen hier te lande op te •^aken van hen die het voornemen hebben te kennen gel d e n , om goederen ter verzending naar Nederlandsch lndie te vervaardigen of te bewerken, alsnog de zoodani§6Q worden geplaatst, die zich later dan in de genoemde maand aanmelden, (i)
Consumtieregt op talak. Behalve de inkomende en uitgaande regten op tabak in het algemeen, wordt op den Javaschen tabak bij eersten uitvoer over zee van een deigewesten op Java en Madura (met uitzondering der resi dentie Batavia), naar een ander op dezelfde eilanden onder den naam van consumtieregt, eene belasting geheven 'van
" «9P61'<7P? V a n 8 p i k 0 l s Vndïsch Staatsblad 1826, n . o4 en /o).
w I n + d e b" i tfn b e z i t t i ngen. nw-t name in de residenten Wester-en Zuider- en poster-afdeeling van Borneo, wordt eene dergelijke belasting, doch tot een hoo-er bédrae geheven op al den daar ingevoerden tabak. Uit het volgende vijfjarig overrfgt blijkt, dat de op?fS^' z o o w e l l n genoemde buitenbezittingen als op Java en Madura, gedurende de drie laatste jaren is toegenomen ofschoon het cijfer van 1867 dat van 1870 no- overtreft '
fcÜz Vermelding- verdient nog de ordonnantie van 5 Junij 1871 {lnf lio 1 ° '"» * * " " " " " ^ ö L*1-' uinuiiiioiltic Vtlll 2i> Ü Ulli J l ö ' / l ( ä t e V .ß n°" 9 5 )' h o u d e n d e vaststelling, onder nadere goedkeur de i'14011111!?3' van- "Bepalingen voor de stoomschepeu ten aanzien van tossing en lading der goederen". De strekking dier ordonnantie is *W v o o r r e g t e n r e e d a s e d e r t jaren , krachtens administrative aanschrijïè« r i-*6? . %?noten doOT d e stooraschepen tot ds pakketvaart m ' indischen Archipel behoorende, uit te strekken tot alle stoomschepeu ;'aBi ,r OOK komende, en wel hij wettelijke verordening, Aan 'Ie ^sTe algemeene voorziening, waarbij zooveel mogelijk gestreefd is naar an lSr™11,? van alle beperkingen en formaliteiten. die de vrije fiewee-inff Hofft Y,erkeer d e r stoomschepen belemmeren, deed zich ten zeerste de «M 8"evofïeP n u t a , s e T en gevolg der opening van het Suez-kanaal, stoomvaart tusschen Java en Europa mag verwacht worden eene
J A E E N.
1866
1867
1868
1869
1870 (1)
Java
en Madura.
f 79159
92 816
80 402
81024
89 410
Buiten
bezittingen.
f 22 580
28 025
18148
21541
24 229
gioote ontwikkeling te gemoet te gaan. Te gelijker tijd zijn de vermischte maatregelen genomen vooreeneuitbreidingvan personeel én localiteit bij de tol-en recherche-dienst te Batavia ( 7 « t ó Staatsblad mi, n\ 96).
(1) De reeds bekende cijfers van 1871 bedragen voor Java en Madura (van 1 Januarij tot uit". Mei) f 37 840, en vooï de residentien Wes'erfno£n f~ e n Uo3teraftleeling van Borneo (van i Januarij tot uit". Acrin an 1870 * r e S p e C t l v e l iJ k f 4 3 8 3 9 e n f 1° m i a dezelfde tijdvakken
144
Andere belastingen en inkomsten. De in het eerste semes- I ter van 1870 in Indie onderhanden genomen arbeid tot verbetering der belastingen, is sedert ijverig voortgezet. De met dien arbeid onder de onmiddellijke leiding van den Gouverneur-Generaal belaste hoofdambtenaar heeft achtereenvolgens ontwerpen gereed gemaakt tot eene betere regeling, behalve van de landrente, de bedrijfsbelasting en°eener belasting op sterke dranken (waarover zie bladz. 67 , 71 en 140 hier voren) ook van de volgende middelen, als : het regt van zegel, dat van successie en overgang onder Europeanen en met dezen gelijkgestelden, de verponding, de belasting op paarden en rijtuigen en het hoofdgeld der Oostersche vreemdelingen (1) (de drie laatste middelen alleen met'.betrekking tot Java en Madura); terwijl ook eene ontwerpordónnantie is aangeboden tot afschaffing der belasting op het verkrijgen van Nederlandsch-Indische zeebneven voor in den vreemde gebouwde schepen (Indisch Staatsblad 1854, n°. 17). Over deze verschillende ontwerpen wordt thans het oordeel der betrokken autoriteiten ingewonnen. Het ontwerp betreffende de landrente heeft reeds tot eene Koninklijke beslissing geleid ; dat betreffende eene belasting op sterke dranken, is thans bij het Opperbestuur in behandeling.
(1 ) Thans op Java alleen bestaande in de residentie Batavia als pacht en in de Vorstenlanden als eigen heffing.
Omtrent de opbrengst van eenige der opgenoemde middelen en van andere tot den werkkring van het departement van finantien behoorende bronnen van inkomst (voor zoover niet reeds hiervoren afzonderlijk behandeld), volgt hieronder een zesjarig overzigt (1) ter vervanging van de vijfjarige statistiek in 't vorig verslag, die op verscheidene punten minder volledig was. Waar zich dan ook bij vergelijking der tegenwoordige cijfers met vroegere opgaven verschillen voordoen, is dit een gevolg van sedert mogelijk bevonden verbeteringen. Later zullen de^ opgegeven ontvangsten van 1870 vermoedelijk nog blijken verandering te hebben ondergaan. In het overzigt is niet meer opgenomen het hoofdgeld van inlanders en vreemde Oosterlingen, ter hoofdplaats Palembang, waarover zie o. a. het verslag van 1869, bladz. 103. De opbrengst dezer belasting toch is geheel van plaatselijken aard en wordt, ingevolge een^gouvernementsbesluit van September 1854, in de daarbij opgerigte stedelijke kas gestort.
(1) In het tegenwoordig overzigt is ook opgenomen de »verkoopvan gronden" als in 1870 nog behoorende onder het departement ;van finantien, doch sedert (vergelijk hoofstuk H) gebragt tot den werkkring van het departement van binnenlandsch. bestuur.
145
(ƒ) 'arpui TjospuBj - j a p a j l a; napBipuB[ na -arjnapisaj ap fiq uassaoojd ajiAto ap do Say}SB[ag;
•(65 \ u '1&8J pvpjstvvfg yasfpuj) ' apuanBA uapuBi aja;rnoi}jBd do '^noq-ivefp U B A doo5[ -J8A uap j o laoAim nap do aiiraSooa^j;
"(LI '„u 'tS8l pvjqnvms H0SW ~uj) uadaqos apA\noqaJ§ apraaaJA uap u i JOOA uaAauqaaz aqasipuT qaspuB[ - i a p a ^ UBA naSfusfjaA ^aq do SmiSBiag
'(SE 'o n '158> Pm -t}W)g yasipuj) -jqoBcljaA utiz ^atu aip JBBAA jBBp : BJnpBjç ua BABf do ria[ads aqosauiqg UBA uajads ^aq JOOA uariuaoirj
•BABf do uapuBiuaiSJOj^ ap
u; uaSui[ja}soo apureajA j a p piaSpjoog;
•BABj" do uafijapuB[ ajaiinoiiJBd jap SJBBZBq ap do Sui^sBiag
bc fl cd bc 3 > o
Ç
CD "iß CG CJ CJ CJ 3 w a ci >
+ 3 bc CP rA
i * 'S ä
<D Ofl CD a
<> t i
O CO n3 o «S °
a" a 0 ) QJ
•»§•01
s as5
P CD H bD
•n c CJ c j •** « S o 2 CD o * SP bc ^ 3 -S
"ia fe ** cd * J a P J
M d d «D 03 CD i > > * *
S .s f § f .£, *c f ' » S bc .-a "£ CJ O 03
M * 2
^ ^. CD CO fl ' S t 3 Ü 2
i zegi
biteer
na afi
lectek
. 3 CJ i—• CJ rr) CO O r-j cj ^ ° M bc bc a — CJ CO N t »
9 *• S co y bc S Ö h fl ça tu o3 & T3 i-itf A' rg O a CD i >
0 J» S
| * J d g S S S 'O J? » a
fl J. s CJ ,-+^ CD .-i S bc 3 s .a m -° •» C« ca g
s
CJ -i d .•e 'S bc 3 S .S w -0 -s • g 3 S S 'S iS * « ., g
s J. g •§ 'S bc ' 3 cp 3 Ä * »
eä g a
^ cj eö
a 1 a
.•a ' N b c a ® a m -° ^
ca g 5 8 1
a 1 a" S +> CD tï "N bD a CD c; s * "
cj g 3 S 8 ^
(•^uaniajifoj-sânuaJcte'a; 59 *^xy) •u9J8i|noT^jBd U^B napuojS UB A doospsA
bb .9 'S ^ a S p . f i CD >
1 a 1 a CD * Ü © « .-S 'S bo-^ S g a n ^ '43
S3 03 Ü
o3 CD ^ 3 Ha »
CD JE a
a u a s J s __ • " f l ' f l O W g . o « ^gg «4 6DcS ^
Ha r 3 bßjaj
a beu a o o3 CD n
"
%
%
»
*
Ï
»
*
*
6
0 1 m CD
CO
e*H
GO » 1 CO t o
S I
a
a
«
*
*
a
0 0 CQ >ra C O
«IH
O O C O
• * ( W 0 3
fe 03 1 cd «i
O 0 CM -*
=*-t
0 0 C O
e»-.
0
0 0 • e
t w 0 0 CO
© 1
«w <o 0 CO
C O
« M
0 0 C O
««H
0 0 O i
CO
K M
0 0
CM
e*H
0 C O © 1
0 1
«4-i
C O 0
C D ^_, «* -** - H
GO
OO
\ © * CO
C O
© »
0 0 C O
C 5 G l
« M
O co
0
C O
C O 0 m 0 0 C D
O O CO O OO
tt-t
C O 0 • *
1 0 m
C*-t
0 0 m -* • H
C O
« M
O O C D
C O
t j - i
• H O •tH
CO CO
C O C O CA
C S O O
» O C O GO *
c?
nfl
, 0
a 'S CÖ
fc
«
»
a
>
*
k
%
*
-* 0 —1
C i
O rG )
O
G l G l
a
*
=
*
^
ft
O CO CO »o co
0 0 0
GO CO OS
bi a
09 fl
C3 <(
0 0
1 0
0 0 C O
0 0 t o
CD G l
0 0
0 C O C D
CO
0 0 C O
0 0 0 1
CO
C O 0 G l
O l
0 0 • *
« H
0 C O CO
G l - n
C O CO 0
0 3
G l G l C O „_«
G l © 1
CO 0 a i
GO G l
O O
" • * G l • 3 1
O O co
C O t
0 0
CO
0 0 - H
i l O m
0 0 C O «* 1.0 C O
0 C O C O
CO
—1 r-co M CO
CD • * 1 —
CO
ai
cû C O CO
bß Cd
1 3 CD
•3 "53 05
*
%
6
»
«
ft
*
*
*
*
i n CO CO
CO
rco 0
CO CO Gl
*
Ä
»
a
Ä
a
O CO t
. 0 CO
0 0 -* o» 1 0 0
bi
' M fl ci -3
0 0
t
O CO
0 0 C O t o
0 0
G l "^
C O 0 C O
C O
C O C O C O
0 0 CO
C O 0 O S ,-H
0 C O c
0 0 t
C O CO * H
CO
eo G l CO cCf» G l
0 C O l-O
C O G l
C O 0
0 *n
C O C O CO
C O r
0 CO
C 5 C O
0 0 CO
C O G l
0 ^
0 0 C D
C O 1/5 r
0 CD CO
*^
0 0 t » CO
1 0 C O
eo m 1 0
0 C O es
r C D CO "^
Öd CS s CD • 0 •0 fl
:co 0
*
*
k
5
*
*
*
*
*
*
0 O S ^, CO
1 0 OS «5J. «* es G l
5
*
»
s

5
C O 0 O S
trC O
0 0
t 0 0
Û
' m a cd <
0 0 CO •<*
0
0 C O 0
0 0
r
co 0
co
0 C O eo
0 C O
CO
0 0 CO
CO
0 C O 0 0
0 C O 0
G l
• * t - ? *
0 0
t 1 0 ^ 1
CO 0 0 G l
O C O CO
G l Gl
O CD C D
CO 0 0
C O 0 E
l O es
0 C O 0 0
t
0 0 es -* CO
ï i
0 0 C O
CO
— CD C j
0 0 t
G l
CD i f S 0 0
CD CO
f * eo « 1 <o 0 0
0 0 C D 0 0 "*
faß CCt
' O
a
• 3 CS
O O O * es
r%
0 C O
a CO
0 0 * s • * *
0 C O C D
* CO
0 CO * -*
C O C O CD %
O O • 4
* G l d
O O C D
* CO
O O
* I r i n
CO CD - « * CO
- F * 0
CO CO
CO 0 0 G l CO C D C O
CO C O t i r G l G l
O O CO
5 G l C O
O 0 1 0
r* G l
O C O T-"
* 0 0 CO
0 0 0
1 0
t a m
c^
1 r
es
* - r * es , — uO C^
O O G l
G l
O G l 0 e s 1 0 « *
0 0 r C O C O
0 - * 0 CO G l ^
O S " * G l O O O
C S CO C O ^ ^
bc cd H
CD bo - 0
03 « -< $
C O CO
* G l
C O m
c C O
5 • *
G l O G l * es
• * • * O D
* CO
es * « *
C S G l G l * ^ <
C O
CO * r
G l C O l O
Ä T H
es • * * O l
* CO
• H t O - * l O • * *
0 0 GO
C S G l CO •*•* 0 0 m
I f t CO 0 0 e o G l 9 1
G l C O O
* C S G l
t — OS
* O *<* G l
e> 0 0 * —> es
0
* C O
-*
0 O S OS
* t • ^ ,
C D t co
% 0 C O ^ - N . 1 0 • ü
eo G l
* OO CO
0 1 t i f S l O ^ < - H
0 0 r CO C O
CO 1 0 • * t 1 0 0
G l CO • * O O O
O r 0 0 '*''
bo 03
TS CD SP -0
• S ' O s s OJ CD < d?
a
CD SO a es > a o
bij CD 60
. O C CD CD 6 0
60 O C
o t> CO
o o o •* (M c«
*ë3 'O 'O "a CD 6 0 a CD 0 C3
Ö CD
C CD O • r-l ' O ci
3 c3
cS -M O
O
a CD 60 O S 8 S CO
o
00
o
6 0 0 S o g o
CD »O
C*H PI
CS ,cS
O " c 5
CD O 3 <M
1 1 1 M
o» 'p
Ç£J CD C O CD -* a S 60
„ «3 CD aa t! ^ O C3 ' O CD P CS c s g
CD p ' O cS
§ra •S'3
wo=. i* «D g» p "-*
00
Pu es ,J3
P CD 6 0 CD
P CD JO CD -P • • A O CL • . J3
es P "S ^3
60 p cS CD
PH
CD 03
P
CS >
CD ^
cn eS
es a p CC
es
CD -a
p CD P CD
O 60
eS
P eS >
O ' O P CD .SP 'S
p CS feta p
-p a
CD > O
P H O
_CD
9 « CS CD a 'S p p ? S
ci 43
603
6 0 P eS
60 CD 60
CD P CD
60 O P
C
CO
o >
o •*
O CD O t ,
'a! eS _, S | 0 g)
CD S
CD
eS P
S
3 T
C*H 60 2 "•^ CS 'O 60 ® cu S o o fe- CD P ' O o
CD CD •fl'5
CD
o 60 A â^ 'o CO re co p ^ s •«
co S e e .2 02 'O „ p ' « Msj
CD ~ 2 fl », CD g CD fe
p OJ CD ' O U +* Cü a o o
o c o m
CD ' O ' O • r-C a CD 60 P CD a
cS N
• o
CD 6 0
cS
O
fl 'O
fl CD
fees 1-3
Cu o
CD
a CD O
' O eS
00
t . cS fl fl CS 1-3
> S
N°. 8. 2. 37
146
•Buroquiy 9T}U9piS9j op n; uesutj -.I9ÏS0Q 9pUI99JA UBA pi9SpjOOJJ
•(pjap -uoza^iin BpuBg Smjaapje ap) Buioqcuy eiiuepTsa.i aap 2up[ -TOAaqftjoSau ap UBA uauujzaS -smq aap ugpjooq ap do 801138193
•(open
- 8W) OJBIUOJOQ gujjaapjB ap ui (jisseq) Supgnjaq asjftiapjoojj
•(opBu - Ö H ) BSSBq«uijç SmjaapjB op ui (jissuq) SurjSBiaq o^ftjgpjoojj
•JBSSBOBJ^ .lapuo uapuBj -ia 9p do SujisBjaq 9i[fH9PJ00jj
\IBSSBOBJ\[ 01 XBlSinjJ
•(aadajSeq japuo -.iBBp BOOTBJJ na goiBiauog; uopuBjjg ap) aafiaiBg Sajjaap -JB ap ui SujisBjaq e^fjiapjoojj
- M b D 0 B M © 2 bD -g a .2 ~
- M fc* — c o " ' O •c„ B 2? § «
•09u.iog; U B A S u i i a a p j B - j a i -SOQ ua -.raping
•gaqe{9Q
(,/) (aisBcujafpuBg;) lipUBOiy Ua fJBjy UBSBUIB.IJ uaddBqospuBi ap .loop sepisau -J9§0A Ua pnoS UBA SaiJQASrj
•UISBUI -iafpUBg; UI ^UBUIBJp UBA U9A - B J S iaq do (uajiueotj) SujisBjag;
H 1 n • S m S
Iden idjer land 1O0; ag vî p).
<B S © - M © btvg 2 ; © a ra P ris i ï h C M CD M rM O S ® S r S ^ M
H« in c masii (Zuii ter-f
•U93Uipai -SOQ apurea-t^.
•S.I9pUB][UJ
•09n.iog; U B A Sui[a9pjB-j9ig9j^ 9p ni uaSui^ -.laisoQ opuiaajA UBA ppSpjoojj
(q) -3JBIS m (imsjqosiA UBA ISSUBA) ftjaqos -siA-ï[ooqao.ii ap do SuiiSBjag;
•9}U9jpUB^ pUIBBU9§ J9AL 5[oo 'SuBqurajBj aiiuepisaj ap ut uauuizaSsjnq ap do àuiisBjag;
CD S) P > ' e 0 • M s 0 B 0 " S N M <g
r - , ' O « 0 f i l M « 5 *«s -a; bu 0 g , J 05 > •* '"B ' B © 2 bb-M S «> ? S soi-;
© O CS
Q
j j .
CD ( N CO
CD H
C M
i n I N - H
( N
C M O
I N
CD CO
C M
CO t > .
• # t '
C M
T X m i-t
O ( N
C M
1 0 ( N i n
I N
C M
=

=
=
TU
T H CT)
C M
CO O CD
r H O r H
C M
CTS
T H CD
CO I N
C M
t ~ CO CT» r H
C M
T * eo
T H co « w .
b D 03
03 <
r H
T H
C M
CD CTJ CM
CO r H
• * CD T U
< N
O t~ •* T H 0 0
0 I N "* t >
O t 0 0 CT)
o - .
CD tCD
T H
C M
d CO t
C M
eo CO CT)

0 0 CT) O »n ( N
C M *X CT) co
c 0 I> CT) CT)
CT) Tt< CD co ( N
-* eo •* I N
l O CO CO
r H
CO
ia t o » r H
S B C3 U ' O <o Xi
a 'S O
E
t > 0 en co ( N
O i~i I N
-*
O t » r H
t co
r H t>CO
CD
CO r H CO CT)
T U >a CT) T ^
E

E
E
O CT) CT)
O O O
t > O
r H 0 0 CO
CO I N
CT) CO r^*
r H T-i
CO CD
,—1 CO co
so oä
02 a es «s
CO "*
I N CO t a
( N ( N
T H r H I N
CO co
r H co \o »n 0 0
ÏTÎ..
t a CT) 0 CT)
CV.
r H I N I >
r H
CD CD t a
CD CTJ CT)
l > CD CT) I N
-*X 0 0 0 0
0 0 0
CO _ ©
CT) 0 0 0
CO I N
W r H r H
CO
O r H
CO
O 0 0 co
CD CD CO r H
SB 03 r» T S 03 rO
' O p '3 O
•«s
-* I N ( N
( N
O 0 0 CT)
t > TjH
O >o CO
0 CT)
0 0 !>. r H
CO
O CO t >
0 0
co t a CO
r H ( N
=
=
s
=
I N r H H
r H
O CO e» r-^ r H
t> —H t a
I N
CT) CT) CT) l O
iC5
CT) CO
.
SD 43 IQ a 03 O
0 0 r H
CT) CT) CO
CO I N
O I N
CO
I N « 5 0 0
t > 0 0
i v .
CT) » O -* 0 0
c v .
>o CT) CO
r H
CD CD co
0 0 i m
0 0 t a CO so CO
I N t > CT)
CO co CM
CO 0
CT) »» t a s" -* t a w t a
t~ 0 0
I N CT) - g " CO
t» CD CO r H
SO 03 M n 3 0 M Î 'o a 1
e
< N 0 0 CO
co
l O y—t
T H
0 0 •*
t a CO CT) CO CT)
O t~ I N
CO
I X O CO CT)
CO
CD
r H I N
K

=
=
CO CO w^
t a I N CD
l > r H
r H r H r H
T d I N
CM l O r H
CO
t~
co CT) CO
t
SP 03
' w a 03 <!
• < * 0 0 co
0 M 0
CO CO
co f>J SM
O CO
I N l > CT) O CT)
CM I N CM CT)
( V .
>o CM I N
CM
t a T H CO
co CM
t >
eo CM CD
- H >o
CD O O
t>r> i >
CO r H
t > CD CT)
CO CM
t >
• * CO
t a
I N m CO co CT) CO
X> CO x> r-i.
S O CS M H S Cj> Ä r0 a 'S O
s
>n CM CT) CM CO
urs CM CD
CO T U
i n co co CD CT)
0 0 m CO
CD
I > CO 0 0
O
. 0 *
0
0
CM CM
~
~
=
=
CM t > r H
eo 0 0 CT) r H
r H "*
CM CM
m 0 0 T J I
CO
co T X < N
CO O
S B CS l-H a 03 <
0 0 CT) CO
_, m
CM CM
CO i n GM
T}l CO
i n t > >n -* CT)
c*-.
0 1 0 CO
0 CM
Cv.
0 0 0 0 • *
CM
O -* CO
0 0 CD CO
I >
O CM O
CM T h
T P CO O
t > 0 0 T U -* i - \
CD CD O
CO ,CM 2. CT) 0 0 CT) i n
0 CM
CO
CO 0 'Ô'TfH
CT) CD 0 0 r H
b û es M ' O ca ^ 3
' O _a "S O
^
0 i n CT) O eo
o •* CO
r H >n
0 CO CO
CO 0 r H '
r H r H m CD
CT) t > Ttl
CM
CO 0 0 I N
0 0 CO
s:
E
K
E
CO CO
1 ^
CD r H TJH 8
I > co CO
CM CM
O m CO
CD
T P
Tt<
CD I N
SB 03 FM CO a 03 -J!
r H CO l >
CD
LT CT) O O
T U _ ^ ( N
t ^ i n t > co m
CV*
0 0 l > CT) 0 0 r H
O . .
Tl< 0 0 1 >
CM S
r H t r H — S
CD O m t>
T d CM
CO CO
0 CO co s
t > CO CM m r H
"^
T^t. O CM
rH
O
CO CO CO
CO CM T *
O t» CO r H
S D 03 M ' O CD r Q
' O C *S O
S D T I a =3 cS cS a CB M O O =? S CS O SD fcT SD c3 a S M SD <B . M
nrs - M ' O O M § a g boS > a CD g
•,ss
tn r* T: e5- « S *
r P P
0) ' O ' O a g a 1 * o
B « S . tD S m > O M o> a °s 5 » « - a bo-Mj CJ M tC CO © r
QD o CM £ CT) 3 CO 03
CD y~* rH j a CO
" S o g U '^ SD N <C c3
§ t r S r P CD a <D a S « f« > T H
bD - ^ ^ * <D 0 CO -O i Sl
CO N g a J5 —
O N
' O bD CS cS >
SD
P CD bo
à.2
S.2 SDS a C3 - M
® "S M © CD ^ 3 ' O CS o a 'O a a) CK © ©• b D ^ 2 • SrS ' O
3.5 a <D
N .—. a CO <D O 'O
. p N cS •o > cS 3 P CD » rM
CT) CD S e
rH O O a t>
03 > a a*! 'SI
•S so rS.5 .8-1 -S. P cS ' r P P £ © F Q SD CS « M t»
• " CS
- M I » CO SD bD a a .
o a a ^ « • s j . l l p
'O CT) CD . 2 00 CD ÖD bD 'O 43 5 B c ® ; K «s es n g O r> t» O CS > g CS bo p • r S f i S S r-, œ ro bD M o CS 0) _ M cä ( • • *
CD sog a :rr> ' O *^ FM 5 e ' * Ä -a _ o S D M ^ ' S 00 2 es : c ? i * _ ; r P —H r M M «n CD © . a « ^ t,' g ^ »-Sjg-F» « ' O « 0 co SD 2 CT) SD B B w rH P CS CS cS > ' O U HH > 'M © -M P -M >. B a O SO M t> © B cS
' O bD. cS c«
C . O a' a S.2
CS * M bD _ °>.F1 o :a» N
© FP " ' O 'S a S D »
OD M f^-i '-Ö o g ©w _ a F « a a es p © <D a
a a< t» s i 03 FFJ © M _ " ^ rf CD s p g © 5 F- S -S J S -g
F 2 © 1° ^ b ro 9 p s»
P -M P :H» <D C3 N g cS
S SPg P P CD ë ^ 6 D « . W F S ^
O N 3 g g rS w N SD M g) o F—« s . M y w © © ; M . H
©
e ' O „ © cS 1 a p " © <-> SD a o • S S O -M P H
g -M P P © ©
2 £ • £ 2 © S g-SgrSf
o.
efi
© S ^1 ^ É B - ' S ' M . ^ S P - 3 ' » ' ^ § — ' c3 0= g'© ' f © g'
B c o ~ " f 7 H » ' O S5 ® M g ^ - o ©.2 rt S)?'*'d
^ S M * P N B Q Î I « S ' S ^ c o - e œ a i o © FP a
^ c d w - H -»-• «j § Mcs.spS'S § . . t . T* CC U U g •§ § « bo a & "3 s I g
3 ^OÄH ^ O ^ "J ^ » <. ca-e'
;
147
Ten aanzien van sommige der in vorenstaande statistiek fooi-komende belastingen valt nog liet volgende te melden.
Verponding en kadaster. (1) Hooger is reeds gemeld, dat «ene nieuwe ordonnantie op het middel der verporiding op Java en Madura onder de onmiddellijke leiding van den gouverneur-Generaal ontworpen is. Volgens berigten van February jl. was bedoelde verordening ten fine van consideration en advies gezonden aan de directeuren van flQantien en justitie. Op Sumatra's Westkust, waar de verponding alleen te hadang werkte, tot in 1864 alleen onder de Europeanen °f hunne afstammelingen en Chinezen en van af 1865 onder de niet-inheemsche inlanders, dat is onder hen die tuet waren Maleijers van Padang, is sedert 1 January 1871 deze belasting uitgestrekt over het geheele gouveräement, tevens zonder verdere uitsluiting van de inheemsche ingezetenen [Indisch Staatsblad 1870, n°. 96). Buiten ^adang zijn echter voor alsnog alleen te Priaman percelen aangetroffen in den aanslag der belasting vallende. Over 1862—1864, vóór dat de niet-inheemsche inlanders jvaren aangeslagen, bedroeg het verpondingscijfer te Padang ' 1 4 536 's jaars, terwijl na hunne opneming in bedoelde belasting het kohier van 1865—1867 werd vastgesteld tot een bedrag van f 15 788 's jaars. Het cijfer van aanslag voor 1868, 1869 en 1870 is door den gouverneur van Sumatra's Westkust voorloopig en door den Gouverneurgeneraal definitief vastgesteld op f 17 968 's jaars. Voor den aanslag over de jaren 1871—1873 zullen gevolgd worden de regelen ter zake voorgeschreven bii ordonnantie van 13 October 1870 [Indisch Staatsblad n°. 149). Er wordt naar middelen omgezien tot het erlangen van Cadastrale gegevens nopens de hoofdplaatsen der verschilfende gewesten. Bij een besluit van 4 Mei jl. zijn namelijk Jû commissie gesteld de directeuren van finantien,justitie, Dinnenlandsch bestuur en der burgerlijke openbare werken, <*e kolonel-directeur der genie en de hoofdingenieur der geographische dienst, ten einde de noodige middelen te oeramen om, in afwachting van de verdere triangulatie van Nederlandsch Indie, te doen wat voor 's hands uitvoerbaar is ter verkrijging van blokkaarten en bijbehoorende registers van bedoelde hoofdplaatsen.
Belasting op paarden en rijtuigen. Volgens art. 17 van Indisch Staatsblad 1851, n°. 63 wordt voor het invullen van de kohieren dezer belasting aan de daarmede belaste Personen (wijkmeesters en dessahoofden) 5 per cent van «e zuivere opbrengst te goed gedaan. De vraag was hier te lande gerezen, of deze belooning niet te ruim was gebeld, en of met de invulling niet waren te belasten de algemeene ontvangers. De overweging echter dat wijkmeesters en dorpshoofden, in den meer beperkten kring waarbinnen zij zich in de uitoefening hunner iunctien bewegen,
Op Java en Madura:
beter dan de algemeene ontvangers in de gelegenheid zijn om na te gaan of de opgaven hun door de ingezetenen gedaan, juist zijn, en dat het geschiktste middel om hen hiertoe aan te sporen was gelegen in de toekenning van een niet te gering aandeel in de perceptie, heeft echterde Indische Regering van de aanbevolen wijzigingen doen afzien. Daarentegen is de aandacht gevallen op de wenschelijkheid van een paar andere voorzieningen tot betere verzekering van de opbrengst der belasting ; vooreerst door het voorschrijven van meerdere volledigheid bij de invulling van het kohier, in dier voege dat de hoofden van gewestelijk bestuur daarin eene aanwijzing kunnen vinden, of zij al dan niet hebben over te gaan tot de huiszoeking bedoeld bij Indisch Staatsblad 1865 , n°. 84; ten andere door de wederinvoering van het in 1853 afgeschafte aanbrenggeld (en wel tot het verhoogd bedrag van 2/3 der beloopen boete) voor de aangifte van overtreding der belasting. Tot voorziening in een en ander, ingaande met 1 January 1871, strekte de ordonnantie van 22 September 1870 [Indisch Staatsblad n°. 136). Eene betere regeling, aanvankelijk voor zooveel Java en Madura betreft, der onderwerpelijke belasting in 't algemeen wordt, gelijk hooger gezegd, voorbereid.
Zegelregt. Dit laatste geldt ook, doch voor geheel Nederlandsch Indie, ten aanzien der bepalingen op het stuk van zegel. Het zegelregt voor de acten van borgtogt, bedoeld bij het reglement op de toelating in Indie van Nederlanders, andere Europeanen en met dezen gelijkgestelden [Indisch Staatsblad 1861, n°. 40), werd bij ordonnantie van 27 December 1869 [Indisch Staatsblad n°. 119), tot herstel eener begane onregelmatigheid , met ingang van 1 January 1870, van f 0.50 verhoogd tot het bij de zegelordonnantie voor acten van borgtogt in 't algemeen aangenomen bedrag van f 1. In de afdeeling Siak en onderhoorigheden (Riouw) werden zegels verkrijgbaar gesteld te Bengkalis, Assahan en Deli en met het debiet belast de civile autoriteit ter plaatse. De sedert 1 January 1870 gevorderde licentien voor het houden van pand- of beleenhuizen (zie het vorig verslag bladz. 39, zoomede bladz. 54 hiervoren) zijn onderworpen aan een zegelregt van f 50. Gedurende 1870 beliep het aantal dier vergunningen 371, en de ontvangst ter zake alzoo f 18 550. Bovendien komt ten bate van den lande de door de houders, voor zoover zij behooren tot de inlandsche en met deze gelijkgestelde bevolking, ter zake van dit beroep te betalen bedrijfsbelasting.
Openbare verkoopingen. De waarde der door tusschenkomst van het vendu-departement verkochte goederen heeft voor zoover de ontvangen verantwoordingen zulks uitwiizen. in 1870 bedragen:
aan gouvernementsgoederen door de lands-vendukantoren f 8 797 628
" » » particuliere vendumeesters (ambtenaren)
" » » » (notarissen)
» particuliere goederen door de lands-vendukantoren
" » » particuliere vendumeesters (ambtenaren).
" " » » » » (notarissen) .
24 037
45 096
6 338 295
952 214
1 248 626 f 17 405 896 In de buitenbezittingen :
aan gouvernementsgoederen f 13g 839
» particuliere goederen *. . m t 1£34.152 1 772 991
, Ofschoon bovenstaande opgaven niet volledig zijn door e' ontbreken van enkele verantwoordingen der circa twee
bre i ü e o m t r e n t h8* denkbeeld om de verponding en het kadaster te W? g e n t o t d e n werkkring van het departement van binnenlandsch "«stuur, hoofdstuk H hiervoren.
Totaal f 19 178 887
honderd vendu-administratien maakt zulks echter geen belangrijk verschil, daar, met uitzondering van Djokjokarta en Serang, geene noemenswaardige kantoren achterlijk zijn gebleven. Over het jaar 1869 ontbraken meer verantwoordingen.
148
Er is dus vooruitgang in de administratie en het laat zich aanzien , zegt de directeur van finantien, dat daarin weldra geen achterstand meer zal bestaan. De omzet op Java en Madura was belangrijker dan in 1869, zijnde in 1870 f 1 750 000 meer verhandeld. De winsten welke het Gouvernement daarvan heeft, kunnen naar dat cijfer echter niet berekend worden, daar die der opgehoudene goederen, waarvan zeer weinig betaald wordt, daaronder begrepen zijn. In de buitenbezittingen is omstreeks f400 000 meer omgezet dan in 1869. Bij het vendukantoor te Batavia is in 1870 in het rendement voor den lande teruggang waargenomen en wel ten bedrage van circa f 50 000. Bijzondere redenen daarvoor kunnen niet worden medegedeeld. De winsten welke de vendukantoren voor het Gouvernement afwerpen , hoezeer uit den aard der zaak van vele omstandigheden afhankelijk, zijn vrij belangrijk en kunnen na aftrek van de tractementen van het personeel enz. der lands-vendukantoren, ad circa f 200 000, en van een geraamd cijfer van f 50 000, zoo voor kleine verliezen, welke het Gouvernement af en toe lijdt op verleende voorschotten aan particuliere vendumeesters, als voor afschrijvingen van hopelooze posten bij de landskantoren, zuiver gesteld worden op f 350 000. Het maakt een punt van onderzoek bij het departement van finantien uit, hoeveel gemiddeld jaarlijks is en wordt verloren op de vendukantoren, en of verandering in de nu bestaande regelingen wenschelijk of noodig is. Nog komen hier in aanmerking de beschikkingen betreffende de verdeeling van vendu-salarissen (Indisch Staatsblad 1870, n°. 72) en betreffende de oprigting van niet voor 's lands rekening loopende, door ambtenaren beheerde vendukantoren te Lahat in de residentie Palembang (Indisch Staatsblad 1870, n°. 129) en op de hoofdplaatsen van een 21tal afdeelingen in de residentie Preanger regentschappen , Cheribon, Tagal, Samarang, Rembang, Soerabaija, Probolinggo, Banjoemas, Bagelen, Kadoe, Madioen en Kediri (Indisch Staatsblad 1871, n°. 5).
Belastingen in de residentie Palembang. Voorstellen van den directeur van finantien tot regeling van de in dit gewest bestaande belasting onder den naam van huistaks en tot invoering van eenige nieuwe belastingen aldaar, zijn bij de Indische Regering in overweging. Intusschen is in den laatsten tijd de huistaks ook ingevoerd in de Pasoemah-landen en in de onder-afdeelingen Redjang en Lebong. (Vergelijk het vorig verslag bladz. 105.)
Tot deze paragraaph behooren nog de twee volgende middelen :
Belasting op het slagten van buffels en runderen in de Preanger regentschappen. Als gevolg van de met 1 Junij jl. in werking getreden hervorming van het stelsel van bestuur in de Preanger regentschappen, waardoor aan de regenten het regt van belastingheffing ontviel, is de hier bedoelde belasting sedert genoemd tijdstip overgegaan in handen van het Gouvernement. Terwijl elders op Java de slagtbelasting aan pachters is afgestaan, is voor de Preanger regentschappen, bij wijze van proef, besloten tot hare regtstreeksche inning door middel der dessahoofden, onder toekenning aan dezen van 8 pet. perceptieloon. De bestaande heffing liep voor de verschillende regentschappen zeer uiteen. Zij bedroeg in Tjiandjoer voor een buffel f 3,20, voor een rund f 3,17; in Bandong f 0.83 en
» » (nieuwe)
Australische sovereigns
Januarij tot Maart.
f 6,25
5,95
f 12,40 à f 12,50
f 2,55
f 12,30 à f 12,40
f 9,80
f 1; in Soemedang f 2, doch bij gelegenheid van feesten slechts f 0,40, en voor zieke dieren niet meer dan f 0,20; in Limbangan f 1 en in Soekapoera f 0,80. Bovendien werden in alle regentschappen de huid en de horens (gemiddeld ter waarde van f 2 à f 3), in Soekapoera ook nog de kop aan den belastingheffer geleverd. Ook werd zeer dikwijls nog gevorderd de tong en een stuk vleesch van het geslagte dier. Volgens de ordonnantie van 13 April 1871 (Indisch Staatsblad n". 49), tevens regelende de wijze van invordering , is nu de belasting beperkt tot f 3 voor een volwassen en tot f 2 of f 1 (naar gelang van ouderdom) voor een niet volwassen buffel of rund; terwijl aan de bevolking langs huishoudelijken weg is bekend gemaakt, dat zij niet meer verpligt is eenig deel van het geslagte dier af te geven. In het overig deel van Java wordt aan de pachters betaald f 2 voor een volwassen en f 1 voor een onvolwassen of verminkt beest. In het belang van een waakzaam toezigt tegen ontduiking der belasting is het belang der dessahoofden regtstreeks verbonden aan de opsporing van overtredingen. Omtrent de opbrengst van het middel zijn uit den aard der zaak nog geene cijfers te leveren (1). De vroeger door de regenten geheven belasting op den verkoop van buffels en paarden en eenige andere reeds in 't vorig verslag, bladz. 105, genoemde heffingen zijn bij de nieuwe organisatie niet van gouvernementswege bestendigd en zijn dus komen te vervallen.
Hoofdelijke belasting in Benkoèlen. Ten aanzien van de in Indie genomen voorbereidende maatregelen tot uitvoering der in 't vorig verslag vermelde Koninklijke magtiging om. als aequivalent voor de in te trekken verpligte koffij- en pepercultures in Benkoèlen, aldaar eene hoofdelijke belasting (in geld) in te voeren, zijn nog geene berigte» ontvangen.
II MUNTSTELSEL, GELDSOMLOOP.
§ 1. Muntwezen.
Muntr eg eling. De nog in een vrij groot aantal geweateO zoo op als buiten Java in omloop zijnde oude koperen m un' (duiten) begon hier en daar te verminderen. Bepaaldelijk wordt zulks berigt uit de afdeelingen Buitenzorg en Tangerang der residentie Batavia en omtrent het gouvernement van Sumatra's Westkust. Met het op ruimere schaal i° omloop brengen van de in 's lands kassen aanwezige koperen en zilveren pasmunt werd voortgegaan (verg. afd. I, § 2. hiervoren.) De opruiming hier te lande eener partij van ruim 30 OOO kilogram koperen duiten, uit zee opgevischt van eene i» 1860 verongelukte lading, geschiedde door verkoop bij i»' schrijving, onder voorwaarde van toezigt van wege het Departement van Kolonien op de versmelting. De gunning had plaats aan den meestbiedende tegen f 68 per lOÖ kilogram.
Negotiepenningen en vreemde munten. Gedurende 1870 werd voor de Nederlandsche gouden negotiepenningen en voof sommige vreemde muntspecien te Batavia betaald als volgt :
(1) In een onlangs ontvangen schrijven van den gouvernements' commissaris voor de invoering; der Preanger hervorming leest men, da' sedert de nieuwe regeling der belasting meer vee op één dag geslag* werd dan vroeger in eene week; wel een bewijs, voegt die hoofdam?' tenaar er bij, dat de bevolking door de tegenwoordige regeling gebaat i*
Gouden dukaten . . .
» » (nieuwe)
Engelsche sovereigns .
Mexicaan sehe dollars .
Australische sovereigns.
Tien-guldenstukken . .
Januarij tot Maart.
f 6,25
5,95
f 12,40 à f 12,50
f 2,55
f 12,30 à f 12,40
f 9,80
October tot December.
f 6,85
6,35
f 12,40 à f 12,50
f 2,68
12,40
9,80
f 6,85
6,35
f 12,40 à f 12,60
f 2,68
12,40
9,80
f 6,85
f 6,30 à f 6,35
12,60 à 12,75
f 2,68
f 12,40 à f 12,9°
f 9,80
149
Wisselkoers. Deze was als volgt :
MAANDEN.
January . . . .
February
Maart .
April .
Mei . .
Junij. .
Julij. .
Augustus
September
October. .
November
December
Te Batavia op Amsterdam.
Guldens Nederl. courant
voor f 100 Indisch eourant.
Gouvernement.
f 100 à f l 0 1 7 4
100 » 101%
100 » 101 v4
lOOVj » 101
ïoo » ïoi%
100 ». 102
100 » 102
100 .. 102
»
99 » 100
99 Vs » 100
99 » 100
Particulieren.
f 102 à f 103
102 % » 102%
101% » 102%
100% »> 101%
101 » 102
101% » 102
102 .. 102 %
98 » 102 Va
98 .. 102%
100 » 102 V,
100% >, 102%
101 » 102%
Te Batavia
op Londen.
Een pond sterling
voor
guldens en centen.
f 11,57% à f 11,72%
11,75 » 11,77%
f 11,72%
11,82%
f 11,77V, à f 11,80
f 11,80
11,75
f 11,75 à f 11,85
12,20. ., 12,00 >
11,85 » 11,90
11,90 » 11,92%
f 11,82%
Te Batavia
op Calcutta.
100
compagnie
ropijen
voor
guldens.
»
»
»
»
n
n
»
n
»
»
»
f 120
Te Batavia
op China.
Een dollar
voor
guldens en
eenten.
f 2,66
2,66
2,65
f 2,65 à f 2,66
f 2,69
2,70
2,71
2,72
f 2,67 à f 2,66
f 2,64
F 2,69 à f 2,72
f 2,64
Te Batavia
op Singapoer.
Een dollar
voor
guldens en
centen.
f 2,68
2,66
2,68
2,70
2,74
2,72
2,73
2,72
f 2,65 à f 2,66
f 2,68
2,70
2,66
§ 2. Javasohe Bank.
De werking der Bank gedurende het met ultimo Maart 1871 geëindigde 43ste boekjaar is, vooral wat disconto's betreft, binnen zeer enge grenzen beperkt geweest. Het al meer meer ontwaakte wantrouwen tegen de koopers van invoerartikelen , die ten gevolge van eene overvoerde markt gaandeweg groote verliezen hebben geleden , gaf aanleiding dat in het algemeen een belangrijk minder bedrag aan promessen ter discontering aangeboden werd. De rentestand te Batavia en bij de agentschappen op Java voor promessen (met uitzondering van vendu-acceptatien) was bijna doorloopend 6 pet., slechts weinige weken 51/2 pet. Het hoogste bedrag der uitgegeven bankbiljetten, met inbegrip der rekening courant saldo's, was f 31 851 656,20; het minimum f 26 557 103,95. Het maximum van de speciekas was f 25 788 945,93, het minimum f 19 284 370,86. De baten der instelling, in het voorafgegane boekjaar f 728 757,37, beliepen gedurende het jongste boekjaar f786 158,73, waaronder wegens renten van discontering en beleening in 1869/70 f 502 664 en in 1870/71 f585 015 en wegens renten van hypotheek respectively k f 85 967 en f 85 399. De onkosten en afschrijvingen bedroegen achtereenvolgens f 276 285,98 en f308 168,63, zoodat eene netto winst overbleef van f 452 471,39 in het voorafgegane en van t 477 990,10 in het jongste boekjaar. Terwijl in 1869/70 schier de geheele winst (namelijk de ronde som van f 450 000) ter uitdeeling onder de aandeelhouders werd bestemd, moest in 1870/71, daar de winst meer dan 6 pet. beliep, als gevolg van het nieuwe octrooi {Indisch Staatsblad 1870, n°. 34) van het boven dat minimum behaalde, bedragende f 117 990,10, 17 pet. (dat is f20 058,31) worden bestemd tot aanleg van een reservefonds, 4 pet. (f 4719,60) uitgekeerd aan het personeel der Bank (met uitsluiting van de leden der directie), 4 pet. (f 4719,60) aan de commissarissen, terwijl de overblijvende 75 pet. (f 88 492,58) als surplus dividend aan de deelhebbers te goed kwamen. Naar reden van f 7,35 per aandeel werd daarvan uitgekeerd f 88 20O en de overschietende som van f 292,58 op het volgend boekjaar overgebragt.
N°. 8 . 2.
De uitkeering beliep alzoo in 't geheel f 37,35 per aandeel van f 500, tegen f 37,50 over 1869/70. Zoo als in 't vorig verslag werd opgemerkt, was bij de vernieuwing van het octrooi, in navolging van hetgeen voor de Nederlandsche Bank bepaald was, niet meer opgenomen de in het afgaloopen octrooi voorkomende vergunning om een deel van het bankkapitaal te boleggen in Staatsschuld of hypotheken. Sedert is echter door de directie de wenschelijkheid betoogd om op de voorgestelde, door. deelhebbers goedgekeurde voorwaarden, tot dergelijke operatien weder bevoegdheid te erlangen. Eene voordragt strekkende om den Gouverneur-Generaal te magtïgen, in het octrooi en reglement der Bank de gewenschte veranderingen te brengen, was op 1 Augustus jl. bij het Opperbestuur in behandeling. (1). Om te gemoet te komen aan de bezwaren, vooral voor de debiteurs verbonden aan eene dadelijke opzegging der hypothecaire vorderingen , was intusschen reeds krachtens eene Koninklijke magtiging van December 1870, bij ordonnantie van 6 Maart 1871 (Indisch Staatsblad n°. 25) voor de geheele intrekking alsnog een termijn van vijfjaren toegestaan geworden, gerekend van 1 April 1870, met dien verstande dat telken jare ten minste een vijfde deel moet worden afgelost. Onder ultimo Maart 1871 beliep het onder hypothecair verband uitgezette kapitaal f 1196 833,34, tegen f 1436 833,34 op ultimo Maart 1870.
af. Personele verordeningen omtrent landsdlenaren.
§ 1. Burgerlijke landsdienaren.
a. Europesche.
Benoembaarheid. Het Koninklijk besluit van 23 Junij 1871, n°. 27 (Nederlandseh Staatsblad n'. 72) behelst eene her
(1) De gevraagde magtiging is, behoudens enkele beperkingen, onder dagteekening van H September jl. door den Koning verleend. 38
150
ziening der verordening van 10 September 1864 {Indisch Staatsblad n°. 194) op het benoemen van ambtenaren bij de burgerlijke dienst in Nederlandsch Indie. De wijzigingen en aanvullingen komen in hoofdzaak op het volgende neder :
1°. gelijkstelling der eischen voor het Indisch ambtenaarsexamen, voor zooveel het eerste, niet tot de eigenlijke vakstudie behoorende gedeelte aangaat, met die welke hier te lande volgens de wet op het middelbaar onderwijs worden gevorderd voor het verkrijgen van een diploma van goed volbragt eindexamen van eene hoogere burgerschool met Sjarigen cursus, landbouw- of polytechnische school, en dienvolgens afschaffing van het in sommige opzigten ligter Indisch ambtenaars examen A (of dat in de vakken a-i van art. 4 der verordening van 10 September 1864) en het voor allen, als voorwaarde van toelating tot het eigenlijk ambtenaars examen, verpligtend stellen van het bezit van bovenbedoeld diploma of van een daarmede overeenstemmend getuigschrift in Nederlandsch Indie _ verkregen en voortaan ook daar te erlangen, onverschillig waar de vermischte bekwaamheden zijn opgedaan (vergelijk hoofdstuk K , afd. I , § 1 onder Gymnasium Willem III);
2°. wijziging van het eigenlijk ambtenaars-examen, tot dus ver bekend als examen B (voortaan het eenige dat van de candidaten voor de gewone burgerlijke dienst zal zijn af te nemen), en wel door opheffing van het facultative wat de keuze van sommige vakken door de candidaten betreft, en het verpligtend stellen van twee dier vakken , namelijk bekendheid met de godsdienstige wetten, volksinstellingen en gebruiken en met eene tweede Indische taal, zoodat het examen voortaan omvat:
a. de geschiedenis van Nederlandsch Indie;
b. de land- en volkenkunde van Nederlandsch Indie;
c. de godsdienstige wetten, volksinstellingen en gebruiken van Nederlandsch Indie;
d. de kennis der Staatsinstellingen van Nederlandsch Indie, speciaal ook de wetten en verordeningen betreffende de comptabiliteit, het finantiewezen en het belastingstelsel ;
e. Ie. de Maleische taal; 2°. de Javaansche taal of in hare plaats eene andere in Nederlandsch Indie inheemsche taal, wanneer daarin van gouvernementswege onderwijs wordt gegeven daar waar het examen wordt afgenomen. Kennis van het landmeten en waterpassen (een der vroegere ' facultative vakken), mits blijkende uit het bezit van een in Nederland of Nederlandsch Indie verkregen diploma, strekt tot aanbeveling voor plaatsing bij het binnenlandsch bestuur ;
3°. uitbreiding der kategorien van personen die kunnen worden toegelaten tot het eigenlijk ambtenaars-examen , dat thans het vroeger examen B heeft vervangen, tot hen die het examen als adelborst 1ste klasse of als officier der landmagt, na volbragte opleiding aan het Koninklijk Instituut voor de Marine of aan de Koninklijke Militaire Akademie, dan wel het examen van officier van gezondheid of bij de pharmaceutische dienst met voldoenden uitslag hebben af»6le"d , mits voldaan hebbende aan de bestaande of nader vast te stellen bepalingen betreffende hun verpligten _diensttijd ;
4°. beperking uitsluitend tot Indie der afneming van het zoogenaamd klerken- of klein ambtenaars-examen, met vrijstelling daarvan van zoodanige kategorien van personen, wier wetenschappelijke opleiding waarborg oplevert van het bezit der kundigheden voor dat examen vereischt, een en ander met bepaling dat, bij gelijke aanspraken in 'slands dienst verkregen, bij bevordering tot hoogere betrekkingen de voorkeur wordt gegeven aan de ambtenaren, die het zoogenaamd groot ambten aars-examen hebben afgelegd ;
5°. toekenning aan de reeds bij het burgerlijk bestuur in Indie in dienst zijnde ambtenaren op eene bezoldiging van f 150 's maands en daar boven, der vereischten
om toegelaten te worden tot het eigenlijk ambtenaarsexamen (gewijzigd vroeger examen B) ; en zulks in afwijking van de verordening van 10 September 1864, die voor de toen in dienst zijnde ambtenaren der genoemde kategorien de ambten voor welke het groote examen wordt gevorderd, toegankelijk stelde zonder examen ;
6". bepaling dat zij die door den Koning tot organisatie van een of anderen tak van dienst of ter gelegenheid daarvan , in bijzondere commissie naar Indie zijn gezonden, na afloop van die commissie, bij de gewone burgerlijke dienst daar te lande kunnen worden geplaatst zonder aan het examen onderworpen te zijn ;
7'. behoud der oorspronkelijke examens A en B nog gedurende 1871 en 1872 , met dien verstande dat zij die in 1872 of vroeger het examen A zullen hebben afgelegd, later ook worden toegelaten tot het eenig thans voorgeschrevene (gewijzigd vroeger examen B), en dat gedurende beide jaren het oorspronkelijk examen B ook nog zal kunnen worden afgelegd door de personen bedoeld sub 3°. en 5°. hierboven.
Ofschoon voor alsnog niet is overgegaan tot eene aanvulling van de bij het besluit van 10 September 1864 behoorende lijst der ambten , welke alleen voor geëxamïneerden toegankelijk zijn, is echter in het herzieningsbesluit tot zoodanige aanvulling n naarmate der behoefte' de bevoegdheid voorbehouden, zoodat daartoe zonder nadere wijziging der verordening kan worden overgegaan. Ook art. 3 der verordening van 10 September 1864, handelende over de benoembaarheid tot regterlijk ambtenaar in Indie, is bij het Koninklijk besluit van 23 Junij 1871 onveranderd gelaten. Kort geleden zijn eenige voorstellen van den Gouverneur-Generaal met betrekking tot dit artikel ontvangen, welke evenwel als in naauw verband staande met de nog in behandeling zijnde uitvoering van het beginsel van afschaffing van de cumulatie van regterlijke en administrative functien (vergelijk hoofdstuk F , § 1, hiervoren), voor 's hands in advies worden gehouden. Voor het jongste in Indie afgenomen examen B (October 1870), meldden zich 13 candidaten aan, die allen zijn toegelaten. Geen hunner was meester in de regten. Aan het laatstelijk hier te lande gehouden examen B (Junij en Julij jl.), namen deel 62 candidaten, van welke, volgens besluit der examen-commissie, werden toegelaten 44 en daaronder 15 meesters in de regten. Bij de oproeping van adspiranten voor dat examen is beschikbaarstelling slechts toegezegd aan de 20 personen, die bij het examen het meest zouden voldoen , en bovendien — doch alleen met bestemming voor de regterlijke magt — aan de meesters in de regten, die het examen voldoende zouden afleggen, al waren zij niet onder voormeld 20tal begrepen (1). In 't algemeen wordt bij de raming der behoefte aan personeel voor de Indische dienst van den regel uitgegaan, dat daarin voor twee derde gedeelten behoort voorzien te worden door uitzending uit Nederland. De bijzondere voorwaarden van benoembaarheid tot technisch ambtenaar bij het boschwezen [Indisch Staatsblad 1865, n°. 113), zijn gebleken wegens de te hoogo eischen herziening te behoeven. Nadat eene oproeping van gegadigden voor het afleggen in Indie van het voorgeschreven examen vruchteloos was gebleven , heeft eene gelijke oproeping hier te lande, zoo van Nederlanders als vreemdelingen, tot resultaat gehad, dat van het betrekkelijk groot aantal zich aangemeld hebbende personen (allen vreemdelingen), niet één geheel aan de gestelde eischen heeft kunnen voldoen. Daar echter de aanvulling van het personeel bezwaarlijk tot aan het tot stand komen der voorgenomen herziening van het programma der kundigheden kon worden verschoven, is in January 1871 één der candidaten, die bij nader onderzoek daartoe de meeste geschiktheid bleek te hebben (eenige anderen , die mede als deze eene opleiding als boschambtenaar hadden genoten, hadden zich teruggetrokken) , ter beschikking van den Gouverneur-Generaal gesteld, met vrijstelling van de bepalingen van Indisch
(1) De beschikbaarstelling- zal eerstdaags plaats hebben.
151
Staatsblad 1865, n°. 113, welker geheele opvolging ondoenlijk was gebleken (1). Over de wijze van voorziening in het verkrijgen van tolken voor de Chinesche taal is reeds gehandeldan hoofdstuk F , § 9, hier voren. De vaststelling van voorwaarden, waaraan in het verVolg de^ benoembaarheid tot gezworen translateur zou zijn te verbinden, waaromtrent door den directeur van justitie voorstellen waren gedaan, werd door den Gouverneurgeneraal minder noodzakelijk geacht. Aan den directeur vverd geantwoord dat het hem zou zijn overgelaten zich oij elk voorkomend verzoek van de bekwaamheid des adressants voor de door dezen verlangde bediening op de hem directeur meest geschikt voorkomende wijze te overtuigen. Bij 'sKonings besluit van 30 November 1S70, n°. 19 [indisch Staatsblad 1871, n°. 33), werd wijziging gebragt zoowel in het bedrag der gratification voor uitrusting, Voortaan aan de naar Indie vertrekkende onderwijzers (der 2de_en 3de klasse) toe te kennen, als in het bedrag en het tijdstip van ingang van de voorloopige tractementen aan hen toe te leggen, en daardoor eene vrij aanmerketyke verbetering gebragt in de geldelijke voorwaarden, gelijk die waren vastgesteld bij Koninklijk besluit van 22 *ebruarij 1865, n°. 128 (Indisch Staatsblad n°. 52).
Aanvaarding en nederlegging van betrekkingen, berekening »an inkomsten. Het hier te lande geopperde denkbeeld om ten aanzien van het aanvangen en ophouden van inkomsten bij aanvaarding en nederlegging van betrekkingen de regelen van Indisch Staatsblad 1827, n°. 28, en 1Ö28, n°- 60_, welke medebrengen de uitbetaling bij volle maanden , in dier voege te wijzigen, dat de inkomsten voortaan genoten worden tot den dag der nederlegging en van den dag der aanvaarding van liet ambt, is , als geene wezenlijke voordeelen aanbiedende, noch voor 'slands kas, noch Voor de betrokken landsdienaren, in Indie ontraden. Zoovel uit dien hoofde als wegens den meerderen omslag dien ^oodanige nieuwe regeling voor de administratie zou opaveren , is dan ook , even als vroeger (Bijblad op het Indisch staatsblad n°. 1380), van eene wijziging der bewuste bepalingen afgezien.
Periodieke tractementsverhooging. Bij een besluit van 24 ^ei 1870 (Bijblad op het Indisch Staatsblad n". 2324) werd Verklaard, dat de tijd gedurende welken een ambt wordt Waargenomen onder genot van het daaraan verbonden ^oon , zij het ook onder de benaming van toelage of wachtgeld , medetelt voor de toekenning der aan zoodanig ambt Verbonden periodieke tractementsverhooging. In February jl. werd de Gouverneur-Generaal door het ^Pperbestuur gemagtigd om bij bevordering van ambtenaen , dienende bij vakken waaraan periodieke tractementsVerhoogingen zijn verbonden , de aanvankelijk toe te kennen bezoldiging te regelen met dien verstande, dat de bevordering nimmer met verlies van inkomsten gepaard ga. *-ene dergelijke algemeene bepaling werd door de billijkheid gevorderd, omdat zich anders het geval kon voordoen, *&t een ambtenaar in de door hem bekleede betrekking, aaraan behalve het organieke tractement, eene periodieke factementsverhooging is verbonden, hoogere inkomsten genoot dan hem ten deel zouden vallen bij bevordering tot 6ûe hoogere betrekking, waaraan aanvankelijk nog geene Periodieke tractementsverhooging is verbonden. Onlangs (Julij jl.) is door het Opperbestuur magtiging ^fleend tot eene nadere regeling van de aan de land^ eters der statistische opneming toekomende tractements^rhooging, die voortaan in geval van ijverige pligtsbeachting — door den inspecteur der opneming te constata'611 ~ ° m d e v i e r J a r e n z a l W01"den verleend, in stede alR\-blJ' v o l e i n dig i ng der opneming eener residentie, zoo 8 bij Indisch Staatsblad 1864, n°. 166, was voorgeschre«toW d 0 C h W e l k e b eP a l i u£ ' biJ verplaatsing der betrokken t ote n a r e n i gebleken was aanleiding tot moeijelijkheden geven.
tech • ? ï e t t e I a n 8 ' d e r vervulling' eener tweede vacature onder het &eiW- ,° o s c , ,P e r s o n e e l : is in Augustus jl. de G-ouverneur-Generaal *aBvwr-lg' 'S1 i e t v e r l e e n e n e e n e r gelijke vrijstelling aan een in Indie °sSch g e n (Jeskundlë'e> t o t dusver chef van de opneming der djati
Non-activiteit. Ten aanzien van het wachtgeld toe te kennen aan ambtenaren en beambten, wier aanstelling niet van den Gouverneur-Generaal uitgaat, bestaat de bepaling (Bijblad op het Indisch Staatsblad n°. 1497 en 1839), dat het verleenen daarvan geschiedt voor den tijd van eenjaar, en dat_ eene verlenging (c. q. voor den tijd van zes maanden) niet plaats heeft, tenzij blijke dat de betrokken personen door ziekte belet zijn geworden, dan wel vruchtelooze pogingen hebben aangewend om weder in active dienst te worden opgenomen, ook in minder bezoldigde betrekkingen dan die zij laatstelijk bekleedden. Bij een besluit van 23 April 1870 werd die bepaling ook toepasselijk verklaard op de non-activiteits-tractementen, aan zoodanige mindere beambten toe te leggen bij terugkomst van verlof buiten Nederlandsen. Indie. Als middel om het langer dan strikt noodig op non-activiteit of op wachtgeld laten van een groot aantal ambtenaren tegen te gaan, is vóór eenige maanden dezerzijds eene gedachtenwisseling in Indie uitgelokt nopens het denkbeeld om zoodanige ambtenaren , des noods met behoud van vroeger verkregen rang of inkomsten , dienst te laten doen in een lageren rang, zoo na hun terugkomst van verlof geene vacature bestaat in den rang waarin zij vroeger dienden maar wel in den lageren. Bij verwezenlijking van het denkbeeld zou niet telkens by het ontstaan van vacatures in die lagere rangen bevordering van minder of aanstelling van nieuw personeel behoeven plaats te hebben. De uitslag van bedoeld overleg is hier te lande nog niet gebleken.
Pensioenen. In October 1869 werd de Gouverneur-Generaal gemagtigd om, wanneer ambten niet, — often gevolge van daaraan sedert organiek verbonden hoogere bezoldigingen, te laag — zijn geklassificeerd, alsdan de titularissen onder nadere goedkeuring des Konings te pensioneren overeenkomstig de klassen waarin debetrokken ambten volgens de grondslagen van het burgerlijk pensioensreglement (Indisch Staatsblad 1837, n°. 50) alsnog zouden behooren te worden gerangschikt. De toepassing van het beginsel, dat inlanders benoembaar zijn tot ambtenaren bij de burgerlijke dienst (Indisch Staatsblad 1864 , n°. 194) heeft voorzieningen doen beramen, ten einde hen ook te doen deelen in de voorregten aan Europesche ambtenaren toegekend. Zoodanige voorzieningen bleken alleen noodig ten opzigte van de pensioenen en het weduwen- en weezenfonds, waarvan inlanders uitdrukkelijk waren uitgesloten (Indisch Staatsblad 1837, n°. 50 en 1854 n°. 93). Wat de pensioenen betreft, is in de ontstane leemte door den Gouverneur-Generaal voorzien bij een besluit van 13 Junij jl. (Indisch Staatsblad 1871, n°. 84 a), waarbij, krachtens 's Konings magtiging, met wijziging en aanvulling van het reglement in Indisch Staatsblad 1837 n°. 50, is bepaald, dat art. 30, hetwelk de » inlandsche beambten" uitzondert, niet geldt voor de inlanders, die volgens de daaromtrent vastgestelde of nog vast te stellen verordeningen, ambtenaren zijn bij de burgerlijke dienst in Indie, en dat, bij verzoeken of voordragten tot pensioen, in stede van het bij art. 24 gevorderde geboorte- of kerkelijk doopextract, kan worden volstaan met de overlegging eener acte van bekendheid. De toelating van inlanders als deelgeregtigden in het weduwen- en weazenfonds (Indisch Staatsblad 1854 n°. 93) vereischt, wegens de daarbij in aanmerking • komende beginselen van personenregt, nog nadere overweging.
Vaste toelagen voor reiskosten. Een onderzoek is onlangs in Indie ingesteld omtrent het denkbeeld om de ambtenaren die vaste toelagen genieten voor reiskosten, tegen intrekking dezer toelagen, eenvoudig te doen declareren volgens het algemeene tarief (Indisch Staatsblad 1862 n°. 153 a). Met betrekking tot de residenten, adsistent-residenten en controleurs op Java en Madura die alleen voor hunne veelvuldige reizen binnen het gewest vaste toelagen genieten (Indisch Staatsblad 1866 n°. 6) is de verandering ontraden zoowel wegens den grooten omslag daaraan voor de finantiele administratie verbonden, als omdat de gewestelijke ambtenaren voor deze hunnereizen, die voornamelijk vaste uitgaven veroorzaken, als het onderhoud van paarden enz., transport- en verblijfkosten in den regel niet te betalen hebben. Daarentegen is in Mei jl., blijkens Indisch Staatsblad 1871,
152
n". 71, het denkbeeld bereids verwezenlijkt ten aanzien vande hoofdinspecteurs der cultures, de inspecteurs van finantien en de omgaande regters op Java en Madura, voor de beide eerste kategorien op grond van den zeer wisselvalligen aard der reizen van de bedoelde inspecteurs , en voor de omgaande regters bepaaldelijk in het belang der dienst, omdat in het genot een er vaste toelage voor reiskosten eeno aanleiding kon gelegen zijn tot gebrekkige opvolging van het voorschrift (art. 104 reglement regterlijke organisatie), dat de omgaande regter ten minste ééns in de twee maanden of zooveel meer als de dienst der justitie zal vorderen, in elke residentie zijner afdeeling zitting moet houden.
Kortingen. Blijkens de beschikking vermeld in n°._2068 van het Bijblad op het Indisch Staatsblad was in lndie als beginsel aangenomen , dat geene kortingen wegens schulden op de tractementen van landsdienaren mogten worden verleend , wannéér de weg van regten door den schuldeischer was ino-eslao-en. De nadere overweging omtrent het bestaanbare dezer beperking van het regt van korting, waartoe het Indisch Bestuur in den loop van 1869 door de Regering hier te lande werd aangezocht, heeft geleid tot het Indisch besluit van 16 Mei 1871, n°. 4 1 , waarbij, met intrekking van bedoeld beginsel, is verklaard, dat het administratief gezag niet bevoegd is om voor schulden van ambtenaren en officieren , welke bij regterlijk gewijsde zijn erkend, korting te weigeren, indien die gevraagd wordt en bij dat gewijsde niet uitdrukkelijk is verboden of geweigerd.
Vacatiegelden enz. In de behoefte aan eene vaste regeling met betrekking tot de vacatie-gelden en de vergoeding voor reis- en verblijfkosten te genieten door de lede» van door of namens den Gouverneur-Generaal aangewezen bijzondere commission voor het van 's lands wege afnemen van examens werd voorzien bij de Indische besluiten van 4 Jannanj en 8 April 1871 (Indisch Staatsblad n°. 2 en 42). In het belang van 's lands kas zijn die examina, naar gelang van de noodzakelijke wetenschappelijke ontwikkeling der examinatoren, in twee kategorien gerangschikt, terwijl tevens is onderscheiden of president en leden der bedoelde commissien zich in 's lands werkelijke dienst bevinden dan wel ambtelooze personen zijn. Het vacatie-loon per dag is voor deze laatsten bepaald op f 15 en f 10 naar gelang zij zitting nemen in eene commissie van de 1ste of 2de kategorie, en voor de in 's lands werkelijke dienst zijnde personen' op respectivelijk f 10 en f 6. Reis- en verblijfkosten worden alleen toegekend aan de examinatoren , wier woning meer dan 6 palen is verwijderd van het gebouw, waarin het examen wordt afgenomen, en wel aan's lands dienaren in werkelijke dienst op den voet als reizende in het ambt of de bediening door hen bekleed en aan de overige examinatoren volgens de 2de of 3de klasse van het tarief m Indisch Staatsblad 1862, n». 153«, naar gelang het examen valt in de 1ste dan wel in de 2de kategorie.
De regeling der belooning van niet in active dienst zijnde ambtenaren en officieren of particuliere personen voor het verrieten van commissien van toezigt of bevinding ten beboeve van den lande (Indisch Staatsblad 1867 , n°. 55) werd , althans voor de drie hoofdplaatsen van Java, voor vermindering vatbaar geoordeeld, en derhalve bij een besluit van December 1870 (Indisch Staatsblad n°. 188), de belooning voor commissien te Batavia, Samarang en Soerabaija van f 8 tot f 6 per dag teruggebragt, met behoud van f 5 als daggeld voor commissien op andere plaatsen.
Ceremonieel. Bij een besluit van 26 April 1871 werd door den Gouverneur-Generaal verklaard, dat de ressentie Batavia niet valt in de toepassing der voorschriften van 1852 (Indisch Staatsblad n°. 44) betreffende het ceremonieel in acht te nemen bij reizen van den Gouverneur-Generaal en van »ambtenaren en officieren van aanzien", en dat op genoemde residentie evenmin van toepassing zijn de bepalingen van 1862 (Indisch Staatsblad n°. 162) op het verleenen van eerbewijzen aan ambtenaren , die alleen dooiden Koning benoemd kunnen worden, aan generaal-of aan vlag-officieren, wanneer zij in dienst reizen.
b. Inlandsche.
Costuum. Bij een Indisch besluit van 7 November 1870,
n°. 2, werden de in April te voren vastgestelde bepalingen omtrent de dienstkleedij van inlandsche hoofden en ambtenaren in de gouvernementslanden van Java en Madura, de Preânger regentschappen voor 's hands uitgezonderd (Bijblad op het Indisch Staatsblad n". 2308) aangevuld voornamelijk met het doel om voor die soort van dienstverrio-tingen of minder dienstceremonieel, welke wegens het veelvuldig voorkomen er van het gala costuum lastig en te kostbaar zouden maken, de daarbij omschreven mindere dienstkleeding toe te staan. Voorts werd het in het besluit van April aangewezen nog meer eenvoudig costuum. betwelk was voorgeschreven om gedragen te worden uitsluitend bij dienstreizen te paard buiten de hoofdplaats,_ in 't algemeen behoudens een paar uitzonderingen , als officieel reistenue aangenomen. Omtrent de drstinctiven, te voeren door de demangs, marga- en kamponghoofden in de residentie Lampongscbe districten werden bepalingen gemaakt bij een Indisch besluit van 22 December 1870 (Indisch Staatsblad n°. 194).
Bezoldiging. De nieuwe regeling der bezoldigingen van de inlandsche hoofden en ambtenaren , in de residentie Preanger regentschappen, waarvan in 't vorig verslag bladz. 108, sprake was, is met 1 Juuij jl. in werking getreden (verg. hoofdstuk J , afd. I , § 1). Bij de vaststelling dier regeling lag het in de bedoeling om, zoo enkele inlandsche ambtenaren , wier betrekking bestendigd zou worden, door de nieuwe bezoldiging minder inkomsten zouden genieten dan onder het oude stelsel, het verschil door personele toelagen aan te vullen. Bij een besluit van 14 Junij jl., n°. 19, heeft de GouverneurGeneraal dien ten gevolge zoodanige personele toelagen verleend aan één pateh en drie wehono's (1). Omtrent de met 1 Julij jl. toegekende tractementsverhooging aan de inlandsche hoofden in de residentie Tapanoli (Sumatra's Westkust) zie men hoofdstuk *f, afd. I , § 1 hiervoren.
Voorschotten. De regelen omtrent het verleenen aa» regenten van voorschot op tractement bragten onder andere mede, dat hiertoe alleen mögt worden overgegaan ter gelegenheid van hun huwelijk of' dat van hunne oudste zonen, die als hunne opvolgers in aanmerking komen. Bij Indisch besluit van 1 April 1870 (Bijblad op het Indisch Staatsblad n°. 2306) werd het beginsel uitgestrekt in dieï voege, dat ook voorschotten zullen mogen worden verleend voor de eerste inrigting van nieuw optredende regenten op Java en Madura.
Draagpenningen. Het voornemen bestaat om eenige orde
en regelmaat te brengen in de inrigting der onderschei' dingsteekenen door den Gouverneur-Generaal aan ver' dienstelijke en aanzienlijke inlanders en Oostersche vreetn' delingen toe te kennen in den vorm van draagpenningen' Bedoelde draagpenningen, naar gelang van omstandigheden ih goud, zilver of brons te verleenen, zouden volgens lif plan gedragen mogen worden — ook door hen die reed> met soortgelijke medailles begiftigd zijn — aan het lin bepaald voor de medaille van de broederschap der ord« van den Nederlandschen Leeuw. Aan den Gouverneur' Generaal is in Julij jl. vrijheid gelaten zoodanige bepahn' gen vast te stellen.
§ 2. Militaire landsdienaren. (2)
Huwelijken. Bij Koninklijk besluit van 28 Julij 1871
(1) De voor de regenten vastgestelde inkomsten zijn bij de nieiH regelin"- alleen toepasselijk verklaard voor de toenmalige titularisa«1 In verband met het overlijden in Junij jl. van den regent van Limbang» is de bezoldiging van den nieuwen titularis bij een besluit van 16 Juli) ' door den Gouverneur-Generaal, onder nadere goedkeuring des Koning . van f 20 000 terug gebragt op f 15 000 'sjaars en de door hem te g nieten premie op de koffijproductie verminderd van f 1 tot f 0,50 K pikol, met behoud nogtans even als vroeger van f 10 000 'sjaars maximum dier procento's.
„'Eereteehenen", waarover ook aan het slot van § 5 aldaar). Voort» op militaire landsdienaren toepasselijk het aangeteekende hierboven « der » Kortingen,".
153
U°. 28, zijn nieuwe bepalingen vastgesteld omtrent de huwelijken van officieren ook bij het leger tin OostIndie. De verpligting tot het overleggen (door 1ste en 2de luitenants) van gegoedheidsbewijzen, waarover zie laatstelijk het verslag van 1869, bladz. 110, is komen te vervallen , omdat zij wegens de vele ontduikingen slechts schijnbaar van nut was, terwijl de verklaring ten aanzien van de aanstaande echtgenoote vereischt, niet meer haar stand, maar alleen haar gedrag zal behoeven te betreffen. Voorts is bepaald dat het onderzoek ter zake niet meer door de civile autoriteit, maar door den betrokken dienst°f corpschef (in Nederland door den Minister van Kolonien) wordt ingesteld.
Militair weduwen- en weezenfonds Met betrekking tot dit fonds werd in 1869 (Indisch Staatsblad n°. 105 a), met wijziging van art. 6 van het reglement in Indisch Staatsblad 1841. n°. 33, het beginsel aangenomen, dat de gewone contributie door officieren met verlof en op n on-activiteit niet verder verschuldigd zou zijn van het bedrag hunner activiteits-inkomsten in Indie, maar slechts van het bedrag hunner verlofs- en nonactiviteits-tractementen, dus van hunne werkelijke inkomsten. Daarentegen was nog altijd onveranderd gebleven art. 7 van dat reglement, hetwelk ten aanzien van Indische officieren die hier te lande actief mogten dienen op eene mindere bezoldiging dan voor hun rang in Indie was bepaald, wel is waar mede eene evenredige vermindering van contributie voorschreef, doch met bepaling dat in zoodanig geval die mindere contributie (namelijk het verschil) aan het fonds werd vergoed uit 's lands kas. Magtiging is in Julij jl. verleend om aan deze laatste bepaling een einde te maken en om te gelijker tijd de redactie van gemeld art. 7 meer overeenkomstig de behoefte te herzien.
Onbeplant bleven 439 841 bouws tegen 444 516 in 1869. Onder deze cijfers is echter eene groote uitgestrektheid gogo- en andere velden begrepen, waarvan de beplanting öimmer geregeld, maar naar gelang van de behoefte plaats heeft. De vermeerdering van het getal der velden is in deze °pgave voor een deel toe te schrijven aan de uitkomsten Ûer statistische opneming. Voor een ander deel wijst zij eene werkelijke uitbreiding aan van den landbouw, ten gevolge van de verbetering van bestaande irrigatiewerken, ^aardoor velden, van regen afhankelijk, van levend water *onden worden voorzien en woeste gronden in sawah's herschapen werden. De gemiddelde padi-productie was het hoogst in de resiuetien Pasoeroean, waar in het afgeloopen jaar gemiddeld ruim 52 pikols per bouw werden verkregen. Ook in Ban)oewangi en Bezoeki leverde de padicultuur gunstige Resultaten op, daar de oogst een beschot gaf van 45 en *1 pikols. In Japara, Kembang en Pekalongan daarenteN°. 8 . 2.
Toelagen. Krachtens magtiging des Konings werd bij een Indisch besluit van 24 December 1870 (Indisch Staatsblad n°. 1965) verklaard, dat het bij Koninklijk besluit van 23 Julij 1869, n°. 9 (Indisch Staatsblad n°. 86) aangenomen beginsel, dat de Indische toelagen der aan den wal in Indie gedetacheerde zeeofficieren, bij aanvaarding en nederlegging hunner function, over halve maanden worden berekend (zie het verslag van 1869 , bladz. 110) ook van toepassing is op gevallen van bevordering of overlijden.
O. Nijverheid.
I. LANDBOUW, BOSCHWEZEN EN VEETEELT.
§ 1. Java en Madura.
a. Landbouw.
1°. Op gronden gebleven ter beschikking van de bevolking.
R i j s t c u l t u u r en t w e e d e g e w a s s e n .
Blijkens de hierbij overgelegde aantooning van den eigen landbouw der bevolking over het jaar 1870 (bijlage litt. BB) waren op Java (de residentie Batavia en de Vorstenlanden uitgezonderd) en in de afdeeling Pamakassan (Madura) in het geheel meer aanwezig dan in 1869 23 414 bouws bewaterbare sawah's en 35 738 bouws niet bewaterbare velden, onder welke laatste eene meerdere uitgestrektheid van 3580 bouws berggronden. In 1870 werden meer dan in 1869 beplant : met padi 50 619 bouws, waarvan 31 218 bouws bewaterbare sawah'se met polowidjo (tweede gewassen) 5602 bouws. Het volgende overzigt wijst de totalen aan :
gen bedroeg de gemiddelde opbrengst per bouw slechts 10, 12 en 14 pikols. In de afdeeling Pamalang (Tagal) vertoonde zich ook in 1870, even als in vorige jaren, de ziekte onder de padi, niettegenstaande daartegen reeds meermalen allerlei middelen zijn aangewend. Volgens den resident zou dit kwaad te voorkomen zijn door vroeger te planten, en wel zoodanig dat de padi op ultimo December in den grond is. De misgewassen, die in het afgeloopen jaar nog al belangrijk waren, zijn hoofdzakelijk een gevolg geweest van overstroomingen en schadelijke insecten. Van bestuurswege wordt al het mogelijke aangewend om de wijze van zaaijen der padi te verbeteren, doch meestal stuiten die pogingen af op den weerzin der bevolking om van oude gewoonten af te wijken. (1) Ook de verstrekking van landbouwgereedschappen ten
(1) Zie echter het lager aangeteekende onder » Preanger regentschappen" op Wadz. 156. 39
Soort van bouwland.
Bewaterbare sawah's
Velden van den regen afhankelijk . . . .
Aantal bouws met padi beplant.
1869.
1ste aanplant.
1 209 618
816 145
2 025 763
2 07
2de aanplant.
44 911
2 809
47 720
3 483
1870.
1ste aanplant.
1 229 666
834 488
2 064 154
2 12'
2de aanplant.
56 081
3 867
59 948
1102
Aantal bouws met
1869.
1ste aanplant.
15 978
321913
337 891
963
2de aanplant.
441 065
184 148
625 213
104
polowidjo beplant.
1870.
1ste aanplant.
15 977
347 350
363 327
968
2de aanplant.
422 207
183 172
605 379
70C
154
gerieve der landbouwende bevolking, waar deze moeijelijkheid in de aanschaffing ondervond, werd in Bantam als middel tot bevordering der cultuur in overweging genomen. Het algemeen middencijfer der productie (voor de verschillende residentien dooreen genomen) beliep, berekend alleen over de geslaagde velden, in 1870 2243/100 pikols padi per bouw, tegen 21 5% 0 0 (1) in 1869.
De voortgaande uitbreiding der volkscultures en de stijgende padi-productie worden aangetoond door het volgende vijfjarig overzigt. Voor 1871 zijn nog geen cijfers
(1) Het verschil van dit cijfer met de opgaaf in 't vorig verslag is het gevolg eener verbetering m het cijfer der productie van Rembang over 1869, destijds in stede van in pikols, in hamats (van 2 pikols) opgegeven.
De werkelijk beplante (dus met inbegrip der mislukte) s velden gaven eene bouwsgewijze productie voor 1870 vaU i. 21 ?% 0 0 tegen 20«%00 (1) pikols in 1869.
d Het volgende overzigt geeft het verschil in productie aani s naar gelang van de onderscheidene soorten van bouwland:
•j
bekend. Zoo als intusschen reeds uit hoofdstuk C , § 2. zal gebleken zijn, gaf de in gang zijnde oogst over 't al' gemeen goede verwachtingen.
(2) Bij onderzoek is gebleken dat de padi-productie in de resident'8 Rembang van af 1866 in hamats in stede van in pikols is opgegeve"' Van daar dat de cijfers dezer kolom hooger zijn dan in vorige vers lag8"'
S O O R T
VAN
B O U W L A N D .
1 8 6 9 . 1 8 PO.
Bouwsgewijze productie (in pikols). met en zonder inbegrip der mislukte velden.
Met. Zonder.
Percentsge wij ze verhouding der geslaagde velden tot het cijfer van aanplant.
Bouwsgewijze productie (in pikols) met en zonder inbegrip der mislukte velden.
Met. Zonder.
Pereentsgewijze verhouding der geslaagde velden tot het cijfer van aanplant.
Bewaterbare sawah's . .
Niet bewaterbare sawah's.
Moeras-sawah's . . . .
ïegalvelden (tipars) . . .
Gogo- of bergvelden . .
2435
14»o
1881
1345
14"
2484
15"
216S
1381
1585
9803
9363
86?«
9730
9415
258s
1529
1945
10"
15S1
2635
16"
21«
1073
1 585
98«
9434
9051
9 5 "
9781
J A R E N .
Uitgestrektheid der velden door de bevolking voor eigen cultuur beplant.
Waarvan met
padi.
Bouws van 500 vierkante Rhijnlandsche roeden.
Opbrengst
dezer velden in
pikols padi. (2)
Gemiddeld bedrag der markt
prijzen van den pikol padi
in de verschillende gewesten.
Hoogste marktprijzen. Laagste marktprijzen.
1866
1867
1868
1869
1870
2 148 396
2 210 692
2 298 516
2 363 654
2 427 481
f
9
h.
i.
k.
1 848 187
1 906 654
1 982 620
2 025 763
•2 064 154
36 820 000
39 555 600
40 520 000
42 898 600
46 104 200
4,22
4,09
3,415
3,685
3,285
2,65
2,735
2,305
2,47
2,245
Hieronder 300 209 bouws met polowidjo als eerste gewas beplant geweest. Van de overige padivelden werde» 629 747 bouws na afloop van den padi-oogst met polowidjo beplant als tweede gewas. Als voren 304 038. Van de overige padivelden werden 631 726 bouws na afloop van den padi-oogst met polowidjo beplant als tweede gewas. Als voren, respectively k 315 896 en 655 344. Als voren, respectivelijk 337 891 en 625 213. Als voren, respectivelijk 363 327 en 605 379. Van deze velden werden nog 37 512 bouws na afloop van den oogst, voor de tweede maal met padi beplant; & oogst van dezen tweeden aanplant beliep 738 712 pikols, welke hoeveelheid is begrepen onder het cijfer in kolome Als voren 31 425 bouws, waarvan de oogst beliep 479 871 pikols (eveneens begrepen in kolom 4). Als voren 38 405 bouws, waarvan de opbrengst ad 248 211 pikols eveneens is begrepen in kolom 4. Als voren 47 720 bouws, waarvan de opbrengst ad 836 780 pikols mede in kolom 4 is begrepen. Als voren 59 948 bouws, waarvan de productie ad 1 219 081 pikols mede in kolom 4 is begrepen.
155
Bibiet. De bevolking zorgt zelve voor zaadpadi, die zij van haren padi-oogst afzondert en in de dessa's bewaart. Van bestuurswege wordt zij gestadig aangespoord om vooral goede padi-soorten te planten en den aanplant behoorlijk van gras en onkruid te zuiveren, ten einde zoodoende het gewas te verbeteren en de productie te vermeerderen.
Werken in het belang van den landbouw, ontginningen, enz. Als bijdragen ter beoordeeling van de oekonomische ontwikkeling der bevolking van Java, gedurende de laatste dertien jaren, werden in 't laatst van 1869 van de residenten aldaar, die van Batavia en de Vorstenlanden uitgezonderd, statistische opgaven ontboden omtrent de gedurende 1856—1868 ontgonnen velden binnen en buiten den omtrek der dessa's gelegen, de aangelegde irrigatiewerken, de nieuw verrezen markten of passars en de nieuw gestichte dessa's. De ter zake ontvangen rapporten, waarvan de hoofdinhoud, voor zooveel de beide eerste punten betreft, hieronder wordt teruggegeven (1), staven — zoo als de Gouverneur-Generaal zich uitdrukt — het ook van elders bekende feit, dat Java in de laatste jaren in stoffelijken zin aanmerkelijk is vooruitgegaan en ontwikkeld. Volgens de zamentrekking der gewestelijke cijfers zouden in het bedoelde tijdvak zijn ontgonnen omstreeks 360 000 bouws velden en aangelegd ruim 3000 irrigatie werken. Ofschoon op de juistheid dezer totalen, ook wegens de niet volkomen eenvormigheid hunner bestanddeelen, niet in allen deele staat kan worden gemaakt, zijn echter de hoofden van gewestelijk bestuur eenstemmig van oordeel, dat de welvaart over het algemeen is toegenomen, met uitzondering van enkele streken, zoo als de afdeeling Patjitan (Madioen) en de zuidelijke districten der afdeeling Tjeringin jBantam), waar ten gevolge van locale toestanden Weinig of geen vooruitgang te bespeuren is.
Dat de, plaats gehad hebbende ontginningen en de met deze in zoo naauw verband staande aanleg van irrigatiewerken , als onmiddellijke oorzaken van vermeerdering van productie, van goeden invloed op de volkswelvaart zijn geweest, valt uit den aard der zaak niet te betwijfelen. Èr wordt echter op gewezen, dat deze middelen van vooruitgang als zoodanig niet alleen staan, maar dat naast hen eene breede plaats innemen de verbeterde regeling en trapsgewijze verligting der heerendiensten, de intrekking van sommige gouvernements-cultures, de betere betaling bij de twee overgeblevene, gepaard met minderen druk, de afschaffing van gedwongen leveringen en dergelijke meer. De invloed van deze laatste op de ontwikkeling der volkswelvaart is in sommige streken zelfs van moer beteekenis te achten dan die, te weeg gebragt door ontginning van gronden en aanleg van irrigatiewerken. Toch verkeert het irrigatie-systeem in Indie nog in zijne kindschheid. Toen in het laatst van 1870 aan de hoofden van gewestelijk bestuur de vraag gengt werd: wat zou kunnen gedaan worden tot verbetering en uitbreiding der rijst- en andere volkscultures, bleek maar al te zeer hoe ontzaggelijk veel op dat gebied nog te verrigten valt, om streken, die nu als moerassen, rawa's of onvruchtbaar land onbebouwd liggen, tot weelderige rijstvelden te herscheppen , en hoevele reeds bebouwde gronden door den aanleg Tan irrigatiewerken, op enkele plaatsen ook door afvoer van water, voor dankbaarder cultuur geschikt gemaakt zouden kunnen worden. In menig gewest wordt dan ook eene verdere deugdelijke ontwikkeling van den landbouw, door gebrek aan een behoorlijk irrigatiestelsel, belemmerd. . De dammen en waterleidingen, welke over het algemeen }n behoorlijken staat worden gehouden, zijn meestal van jnlandsch maaksel en worden door de bevolking naar de behoefte aangelegd. Personeel ontbreekt echter om opnemingen te doen in ùet belang der irrigatie. Zoo zijn om die reden de opnemingen ter verbetering der irrigatie in de afdeelingen De^ak en Grobogan der residentie Samarang tijdelijk gestaakt boeten worden. (2)
hSi\ ° v e r de n i e u w aangelegde markten zie men afdeeling T van dit "oidstuk.
Val?' ^°° a,s 'a8:er W iJ k t 'zie Wadz- 156) dacllt men in den oostmoeason ft 1871 de opnemingen te kunnen hervatten. uver de aanhangige briefwisseling met den Gouverneur-Generaal
Na deze algemeene aanteekening moge alsnu de gewestelijke ontleding der hooger genoemde totalen hieronder hare plaats^ vinden, te gelijk met bijzonderheden omtrent de behandelde onderwerpen over 1870 en later bekend geworden.
Bantam. Gedurende de jaren 1856—1868 kwamen in deze residentie omstreeks 300 irrigatiewerken tot stand, waarvan 236 alleen in de afdeeling Lebak, voor het meerendeel bestaande indoor de bevolking in heerendienst aangelegde kleine werken, als. dammen, beekjes enz. Toch heeft het vrij aanzienlijk getal dezer werken grooten invloed gehad op de welvaart, ten eerste — zoo berigt de resident — omdat daardoor de ontginning van woest liggenden grond werd mogelijk gemaakt, en ten andere, omdat daardoor voor den inlander eene grootere aansporing ontstond om die nieuw ontgonnen velden te bebouwen , te meer verzekerd als hij zich kon beschouwen van het welslagen van den oogst. De in diezelfde jaren aangewonnen sawah's besloegen in de verschillende afdeelingen eene gezamenlijke uitgestrektheid van 7013 bouws, als: Serang 2296, Anjer 171, Pandeglang 1083, Tjeringin 1297 en Lebak 2166 bouws. Daarvan waren slechts 1545 bouws (onder Serang, Anjer en Pandeglang) van den regen afhankelijk; de overige konden allen van levend water worden voorzien. In 1870 werd een begin gemaakt met het graven van eene waterleiding uit de rivier Tjimerga, ter besproeijing van ongeveer 400 bouws sawah's, welk werk in den loop van 1871 geheel gereed zal kunnen zijn en schoone resultaten belooft. Bovendien werden in het district Menes (afdeeling Tjeringin) twee leidingen gegraven en een stuwdam aangelegd, waardoor met der tijd ongeveer 100 bouws gronden, die thans daarvoor ongeschikt zijn, voor de sawahteelt zullen kunnen gebezigd worden. In het district Tjilangkahan (afdeeling Lebak) is de leiding Tjisangrang tot stand gekomen , waarvan mede voor de ontginning van velden veel nut kan worden getrokken.
Arawang. Over het algemeen is de gesteldheid van het terreinen de gouvernementsdistricten van dit gewest aan de pogingen om rivierwater op do velden te brengen niet bevorderlijk. Van de sedert 1856 tot stand gekomen waterleidingen , zijn die in het district Adiarsa het belangrijkst geweest. Vooral de 15 paal lange leiding van Tjikarangglam, reeds vóór 1856 aangelegd, maar later op 's lands kosten vergroot en verbeterd, bragt veel nut aan den landbouw in de districten Adiarsa en Krawang, wier productief vermogen in de jaren 1856—1867 daardoor meer dan verdubbelde. Het aantal leidingen in genoemd tijdvak (schier alle in heerendienst) gegraven, bedraagt in 't geheel 24, ter gezamenlijke lengte van 62 palen. 3457 bouws sawah's zijn daardoor van levend water voorzien geworden. De kunstwerken bij Pondok Salam, in 1867 en 1868 tot stand gebragt, werden reeds kort na hunne voltooijing weggeslagen. In 1870 is door de bevolking een tijdelijke hulpdam van riviersteenen opgerigt. In het begin van 1871 werd magtiging verleend tot het aanleggen (in heerendienst) van vier dammen en vijf waterleidingen , ter gezamenlijke lengte van ongeveer 5000 meters. Ten aanzien van de ontgonnen velden blijkt, dat gedurende 1856—1868 in cultuur werden gebragt 5224 bouws sawah's, op circa 1000 bouws na, alle besproeibaar met levend water. Bovendien werden circa 2300 bouws velden bij de kampongs getrokken en ingerigt tot erven of tuinen. Het aantal bouws als drooge velden (tipars en gogo's) ontgonnen kan niet worden opgegeven.
Preanger regentschappen. Wegens het geaccidenteerde terrein zijn groote waterwerken hier meestal onnoodig. De 611 leidingen, gedurende 1857-1868 gegraven, beslaan dan ook te zamen eene lengte van slechts 383 palen. In vroegere jaren, vóór 1858, bragten doorgaans alleen de
betreffende het toestaan van meerdere werkkrachten bij het departement der burgerlijke openbare werken en over het denkbeeld der instelling eener rivierdienst op Java, zie men het aangeteekende op bladz. 113. hiervoren.
156
meergegoeden dergelijke werken tot stand, die daarvoor de arbeiders betaalden, doch op deze wijze het bezitregt op den te besproeijen grond erlangden. Sedert echter heeft, op aansporing van het bestuur, ook de mindere man gelegenheid gezocht om zich sawah's te verschaffen, en wel door gemeenschappelijken aanleg van niet al te belangrijke leidingen, in dier voege, dat ieder een deel der werkzaamheden op zich neemt, in evenredigheid van de grootte van het veld dat hij zijn eigendom noemt. Het resultaat is geweest, zegt de resident, dat thans, in tegenstelling van vroeger, vele landbouwers in het bezit van een stuk sawahgrond zijn. De in 1870 gegraven leidingen besloegen eene lengte van te zamen 4 palen. Niet minder dan 94 809 bouws zijn in deze residentie gedurende 1856 — 1868 door de bevolking voor eigen cultuur ontgonnen, en daaronder omstreeks 25 000 bouws sawah's. Vooral dagteekent de opgegeven uitbreiding, waarin ook de tegal-, tipar- en gogo-velden zijn begrepen , van af 1863, zijnde in dat en in de vijf volgende jaren gezamenlijk niet minder dan 80 900 bouws in cultuur gebragt. Eene der voornaamste redenen der toegenomen ontginningen is geweest de schaarschte die in 1862 en 1865 aan levensmiddelen heeft geheerscht. Daardoor en door den meerderen tijd , der bevolking verschaft door betere regeling der heerenen cultuurdiensten, voelde zij zich aangespoord het vroeger verwaarloosde evenwigt in de uitbreiding van den landbouw naar mate van de toeneming der bevolking te herstellen. Het gevolg is geweest dat thans behalve tweede gewassen jaarlijks nog duizenden pikols rijst voor den uitvoer beschikbaar zijn. In de bovenbedoelde 94 809 bouws deelde elk der vijf regentschappen als volgt: Bandong voor 54 492 , Tjiandjoer voor 21 305 , Soemedang voor 7 378 , Limbangan voor 86 en Soekapoera voor 11 548 bouws. De resident voorziet dat eene zoo belangrijke uitbreiding van den landbouw niet op den duur op dezelfde schaal zal kunnen plaats hebben. Vandaar ook dat het bestuur zooveel mogelijk tracht tegen te gaan de gewoonte om naar willekeur nieuwe gronden in het gebergte te ontginnen, die na e'énen oogst weder worden verlaten, en daarentegen de bevolking zoekt te bewegen tot eene betere verzorging en bewerking harer eigenlijke rijstvelden , vooral wat waterafvoer en wijze van zaaijen betreft. De aansporing om de oude zaaiwijze te verlaten en, in stede van halmsgewijze, korrelsgewijze uit te zaaijen, heef t reeds dit uitgewerkt, dat het laatste meer en meer regel en het eerste uitzondering wordt ; alleen de landbouwer in de zuidelijke streken beseft nog niet de voordeelen die de aanbevolen nieuwe manier aanbiedt. Verder wordt er op gewezen , dat de Soendanees ook meerdere voedingsmiddelen van zijne sawah's zou kunnen trekken, indien hij ze niet voor het grootste gedeelte na den padi-oogst braak liet liggen. Aanteekening verdient nog dat het toezigt over de rijstcultuur en wat daarmede in verband staat, in deze residentie van oudsher aan de Mohammedaansche priesters opgedragen, in verband met de hervorming van het zoogenaamd Preanger stelsel, welke aan het wereldlijk gezag der inlandsche geestelijkheid een einde maakte (vergelijk bladz. 62 hiervoren), sedert 1 Junij jl. even als elders is overgegaan op het inlandsch bestuur.
Cheribon. Van af 1856 tot bij het eind van 1868 waren in dit gewest 385 irrigatiewerken aangelegd , over de vijf regentschappen verdeeld als volgt : Cheribon 78, Koeningan 16, Madjalengka 50, Indramaijoe 93 en Galoe 148. Alleen voor laatstgemeld regentschap wordt berigt, dat van deze 148 werken er 29 onder de grootere en 119 onder de kleinere waren te rangschikken. De Sindoepradjaleiding welke voor een groot gedeelte in de irrigatie der afdeeling Indramaijoe voorziet, verkeerde in 1870 in slechten staat. De noodige herstellingen werden verrigt, welke echter spoedshalve voor 's hands van tijdelijken aard waren. Gedurende bovengenoemd tijdvak werden binnen en buiten den omtrek der dessa's nieuw ontgonnen in het regentschap Cheribon 5499 bouws, waarvan alleen in het district 6 e gissiklor 5019. Het blijkt echter niet of deze ontginningen alleen betrekking hebben op sawah's , dan wel op sawah's en tegals beiden. Voor de vier overige regentschappen
is alleen de uitgestrektheid nieuw ontgonnen sawah's opgegeven, bedragende 6418 bouws. Trouwens is het moeijelijk op te geven hoeveel tegals er ontgonnen zijn, daar veelal slechts aanteekening gehouden wordt van de beplante tegals en niet of dit waren : vroeger reeds gebruikte dan wel voor 't eerst beplante tegals.
Tagal. Volgens de ontvangen opgaven zouden gedurende de jaren 1856—1868 in deze residentie 50 irrigatiewerken zijn aangelegd, schier uitsluitend in de afdeelingen Brebes en Pamalang, wordende voor het regentschap Tagal slechts 1 nieuw werk van dien aard vermeld. Bijzonderheden omtrent den omvang dezer werken en hunne gevolgen voor den landbouw zijn niet aangeteekend gevonden. Voor 1870 wordt slechts berigt, dat » eenige aqueducts en andere werken" werden aangelegd. De uitgestrektheid der in het tijdvak 1856—1868 ontgonnen velden wordt opgegeven te hebben bedragen 14 598 bouws sawah's en 19 897 bouws van den regen afhankelijke velden. De Javaan van deze landstreek — voegt de resident er bij — ig ijverig en beplant zijne velden gaarne. Tot in het gebergte worden onafzienbare uitgestrektheden aangetroffen welke geheel beplant zijn en slechts door geboomte van dessa's worden afgescheiden. Misgewas behoort tot de zeldzaamheden. Alleen in Pamalang heeft men daarvan eenige ondervinding ten gevolge van » amas" en padi-ziekten. die er van tijd tot tijd voorkomen en aan plaatselijke omstandigheden worden toegeschreven (verg. het hooger aangeteekende op bladz. 153 hiervoren). Op de algemeene uitkomsten van den landbouw in Tagal hebben deze uitzonderingen geen noemenswaardige invloed. Steeds is de bevolking van levensmiddelen voorzien in zoo ruime^mate, dat zij er een gedeelte van te gelde maakt en in het bezit is gekomen van eenig kapitaal.
Pekalongan. De aangelegde irrigatie-werken worden gezegd niet van dien aard te zijn geweest, dat zij zigtbaren invloed kunnen hebben gehad op de welvaart der bevolkingIn 't geheel werden gedurende 1856—1868 aangelegd 31 leidingen, ter gezamenlijke lengte van 26 710 meters en geschikt ter bewatering eener uitgestrektheid van slechts 1600 bouws. De ontginningen blijken in genoemd tijdvak te hebben bedragen 1573 bouws sawah- en 529 bouWS tegalvelden.
Samarang. In de afdeelingen Salatiga, Ambarawa en Grobogan zijn gedurende 1856—1868 geene werken in het belang van den landbouw tot stand gekomen. In de drie overige afdeelingen Samarang, Demak en Kendal bepaalde het getal zich tot respectivelijk 6, 12 en 3. Van welken omvang die werken waren, is niet gemeld. Als in genoemd tijdvak ontgonnen worden opgegeven 8050 bouws, over de zes afdeelingen verdeeld als volgt: Samarang 1159, Salatiga 350, Grobogan 742, Demak 2708 en Kendal 3090 bouws. Op vele plaatsen, vooral onder de afdeeling Samarang, is er geene gelegenheid meer tot uitbreiding der padi-cultuur. Echter zijn door de reeds aangelegde irrigatiewerken, zoowel in 'tSamarangsche als onder Demak en Kendal, onderscheidene velden die vroeger van den regen afhankelijk waren, van levend water voorzien. Dit middel om de productie meer te verzekeren, heeft veel invloed uitgeoefend op de ontwikkeling der volkswelvaartVan daar dan ook dat in de plaats van de te Demak geheerscht hebbende armoede en nu en dan gebrek, eene welvaart is gekomen, die zich laat verklaren door den grooten jaarlijkschen uitvoer van padi en rijst naar de omliggende plaatsen. Intusschen blijft nog verbetering noodig, waartoe in den oostmoesson van 1871 de begonnen, doch tijdelijk gestaakte opnemingen zouden worden voortgezet. De toestand der irrigatie van de afdeeling Demak is voor het tegenwoordige deze, dat van 92 800 bouws oppervlakte in de districten Singen-kidool, Manggar, Samboeng, Wedoeng en Demak minstens 35 600 bouws zijn geïrrigeerd. Om in het Grobogansche de irrigatiemiddelen te vermeerderen, is de mogelijkheid in onderzoek om aldaar bet in eenige afdeelingen van Soerabaija met vrucht werkende stelsel van wadoeks (reservoirs van regenwater) toe te passen«
157
**et onderzoek , aanvankelijk aan het waterstaatspersoneel 'PRedragen, is uit hoofde van gebrek aan ingenieurs in de tesidentie Samarang, in de tweede helft van 1870 overgegaan °P den controleur der afdeeling Grobogan. Deze zou zich nien ten gevolge met een paar geschikte inlandsche ambtenaren naar de residentie Soerabaija begeven en na zich grondig met de zaak te hebben bekend gemaakt, omtrent nare mogelijke verwezenlijking in het Grobogansche rapport nebben uit te brengen De uitslag van het onderzoek is n°g niet bekend.
Japara. Terwijl gedurende het dertienjarig tijdvak 1856—1868 in de afdeeling Koedoes in 't geheel geene nieuwe irrigatiewerken waren aangelegd en in de afdeeling ^atti I geene van eenige beteekenis, wordt voor de afdeeu0gen Patti I I , Japara en Joana het aantal opgegeven als zijn geweest 2, 80 en l l ß , waardoor respectivelijk 228, '280 en 7792 bouws van levend water zijn kunnen worden v°nrzien. D^ verhouding dezer uitgestrektheid tot het aantal dör werken doet zien dat ook deze meerendeels van kleinen °ttivang moeten geweest zijn , vooral wanneer in het oog wordt gehouden , dat onder de opgaven voor Joana 4 belangrijke berken zijn begrepen, die alleen een besproeijingsvermogen n«dden van 4717 bouws. Bovendien waren een vijftal leidingen aldaar meer uitsluitend bestemd tot den afvoer van Overtollig water. De ontginningen gedurende de jaren 1856—1868 worden opgegeven in de verschillende afdeelingen Patti I . P a t t i l l , "apura , Koedoes en Joana te hebben bedragen respectivelijk 1^77 , 1015, 2292, 405 en 1268 bouws, zijnde te zamen (daaronder vermoedelijk zoowel sawah's als tegals) 6887 bouws.
Rembang. Het a-inleggen van irrigatiewerken blijft in ^e-ze residentie steeds noodzakejijk Van de aanwezige sawah's 'och kunnen slechts 24 pet. van levend water worden v°orzien. Daar waar men in het belang der rijstcul'UUr het noodig oordeelde en de gelegenheid zulks toel,ot, werden rivieren afgedamd, terwijl op andere daartoe geschikt bevonden plaatsen reservoirs (wadoeks) werden aangelegd om het regenwater te verzamelen en daaruit de Jolden, wanneer die gebrek aan water mogten hebben, te °esproeijen. Het totaal der gedurende 1856—1868 aangelegde werken in het belang van den landbouw (zoowel J^idingen als dammen en reservoirs) bedroef;; in de verschillende afdeelingen als volgt: Rembang 29, Toeban 33, ^odjonegoio 35 >n Blora 31, te zamen 128. De uitgestrektheid velden daardoor te besproeijen is niet Vermeid gevonden Een der werken onder Bodjonegoro was J*en geheele afsluitdijk, dienende om het binnendringen van net water der Solorivier bij hoogen waterstand te beletten, 'or wegneming van het gevaar van overstrooming. Op de uitbreiding van den landbouw is vooral van invloed geweest de intrekking der gouvernements tabakscultuur en van de blandongdiensten. Binnen den omtrek ^er dessa's blijken gedurende het tijdvak 1856—1868 ontgonnen te zijn lt' 895 en buiten dien omtrek 4416 bouws, al*oo te zamen 15311. Voor elk der vier hooger genoemde afdeelingen was het cijfer respectivelijk 777, 4218,7702 en * 6U bouws.
Soerabaija. Buiten de voltooijing in 1857 der belangrijke perken aan de stuw te Lengkong (Sidhoardjo) en der °-;}annede in verband staande kanalen en irrigatiesluizen, ZlJn in de regentschappen Soerabaija en Sidhoardjo gedurendo 1856- 1868 geene irrigatiewerken aangelegd. Daarentegen kwamen onderscheidene dammen en leidingen (de laatste tot eene gezamenlijke lengte van 325 palen) tot s'and in het regentschap Modjokerto. Onder Grissee werden alleen in 1«56 en 1859 een paar "aterwerken aangelegd, zijnde het eerste een groot reservoir (wadoek) ter uitgestrektheid van 220 bouws. gesteund ?°or een aarden dam en waaraan eene waterleiding is verf d e n van ongeveer 3 palen lengte, door welk werk omreeks 2566 bouws sawah's in de districten Petambakan .^Gtoenoeng Kending kunnen worden bevloeid. Het werk van °ö was een verbiudingskanaal tusschen twee riviertjes , ^rekkende tot verbetering van den waterafvoer uit de oiorivier, waardoor de daar langs gelegen landen minder a ng overstroomd blijven. In het regentschap Lamongan werden gedurende 1856-1808 N°. 8. 2.
103 reservoirs aangelegd, waarvan 50 in het district Lengkir en 53 in het district Goenoeng Kending. Onder deze laatste verdient bijzondere melding het reservoir in 1867 te Bowo aangelegd en in 1868 voltooid , hebbende eene oppervlakte van 100 bouws bij eene gemiddelde diepte van 3.5 meter. Eindelijk werden in drie districten van het regentschap Sidaijoe , alleen in de jaren 1865 en 1867, te zamen 51 leidingen gegraven tot betere irrigatie van reeds ontgonnen bouwgronden. Daaronder waren er enkele van eene lengte van 5 tot 9 palen; het groote meerendeel was echter veel korter. Het ten behoeve der afdeelingen Modjokerto en Soerabaija te ondernemen belangrijke werk, de aanleg namelijk van het Kaboohkanaal, ofschoon reeds in September 1869 gelast (zie het vorig verslag, bladz. 112) kwam in 1870 nog niet in uitvoering. Ten gevolge van de gebleken moeijelijkheid om de benoodigde houtwerken uit's lands voorraad te verstrekken, op hoedanige verstrekking bij de voorgestelde plannen was gerekend, werd eene omwerking deibestekken noodig geoordeeld. Bovendien kon de uitbesteding niet plaats hebben zoolang de gelaste herziening der bij het departement der burgerlijke openbare werken gevolgde algeineene voorwaarden voor de uitvoering en het onderhoud van 'stands werken bij aanneming (zie bladz. 114 hier voren) haar beslag niet had erlangd. De kans bestond echter dat. dit beletsel spoedig uit den weg zou worden geruimd, (1) en dat bij welslaging der te houden uitbesteding, welligt nog in 1871 met dit inzonderheid voor de districten Modjokerto en Goenoeng Kending belangrijke werk een aanvang zou kunnen worden gemaakt. Een nieuw waterwerk in 1870 tot stand gebragt, was eene aïtapping uit de Kediri-rivier even beneden de verlaatsluis van lvedong-Soroh. Het doel is eensdeels voorziening in de irrigatie van de delta gevormd door de Kedong Soroh- en Gedeh-rivieren, anderdeels verstrekking van molenwater aan de suikerfabriek Gempolkrep (onder Modjokasri.) De sawah's in die delta en de fabriek, die, wat de watervoorziening betrof, in een zeer gebrekkigen toestand verkeerden , zijn daardoor zeer gebaat.
De vermeerdering der ontgonnen bouwgronden gedurende 1856—1868 beliep voor de geheele residentie het in verhouding tot de toeneming van het zielental betrekkelijk niet aanzienlijk cijfer van 28 149 bouws. Eene uitzondering maakt het regentschap Modjokerto, waar de aanwezige velden met niet minder dan 56 pet. of 20 409 bouws vermeerderden. Onder Sidhoardjo hadden geene ontginningen plaats, omdat het regentschap sedert vele jaren reeds geheel bebouwd is. In het Grisseesche is het welslagen der velden voor een groot deel van den regen afhankelijk. Slechte irrigatie en schraalheid der gronden zijn oorzaak, dat steeds een gedeelte der velden braak ligt en dat de bebouwing alleen bij afwisseling plaats heeft. Hier en daar heeft men er kleine stukken gronds aangewonnen door bebouwing van de oevers en van den aangeslibten grond van rivieren en ook door geringe ontginningen. Cijfers deswege kunnen echter niet worden opgegeven. Ook onder Lamongan hangt de hoeveelheid bebouwde velden jaarlijks af van de irrigatie en van de beschikbare handen. De nieuw aangelegde velden aldaar besloegen in 't geheel slechts 1258 bouws. In de beide andere regentschappen Soerabaija en Sidaijoe beliep het cijfer respectivelijk 2167 en 4015 bouws.
Op het eiland Bawean, welks bewoners meer een zeevarend en handeldrijvend dan oen landbonwend volk zijn, schijnen de ontginningen van weinig belang te zijn geweest. De aanwezige bouwlanden zouden namelijk in 1856-1868 slechts zijn vermeerderd van 2274 tot 2397 bouws, waaronder respectivelijk 1887 en 1914 bouws sawah's. Van de sawah's waren in dat tijdvak omstreeks 400 bouws, vroeger van regen afhankelijk, van levend water voorzien geworden.
Pasoeroean. De opgaaf nopens de in deze residentie gedurende het tijdvak 1856- 1868 tot stand gekomen waterwerken treedt in geene bijzonderheden ; zij vermeldt alleen
(1) De nieuwe »algemeene voorwaarden'' zijn in Junijjl. vastgesteld. 40
158
dat het aantal in de drie afdeelingen Pasoeroean, Bangil en Malano- respectively k beliep 36, 9 en 13 of te zamen 58. De in diezelfde jaren ontgonnen 31000 bouws sawah's worden gezegd grootendeels aan het middel van irrigatie, dat hier op groo'te schaal in de verschillende regentschappen is toegepast, hun ontstaan te danken te hebben. Laatstelijk waren plannen in bewerking om door nieuwe waterwerken een doel der woeste en onbebouwde streken in het zuidelijk gedeelte van Malang in cultuur te brengen en productie! te maken. Hierdoor zou ruimschoots de gelegenheid worden gegeven tot nieuwe nederzettingen, tevens van zwervende en niet gegoede landbouwers van naburige districten, doch vooral van Madurezen, die in dit gewest meer dan in het land hunner geboorte een ruimer en beter middel van bestaan schijnen te kunnen vinden. In don aanvang van 1871 werd magtiging verleend voor de uitvoering van aenige werken tot vermeerdering van het irrigatie-water in de districten Winongan en Kebon-Tjandi (regentschap Pasoeroean). Een groot getal der sedert 1856 ontgonnen 24 000 bouws tegalvelden zijn dan ook door Madurezen bearbeid. Natuurlijk, zegt de resident, hebben deze en de hooger bedoelde sawah-ontginningen in eene residentie die niet in staat is om geheel in hare behoefte aan voedingsmiddelen te voorzien°en daarin van buiten moet worden te gemoet gekomen, een heilzamen invloed op de volkswelvaart uitgeoefend.
Probolinggo. De sedert 1856 aangelegde irrigatie-werken bepalen zich tot een 18tal; van hun omvang wordt niets gemeld. Ook blijkt niet hoeveel sawah's daardoor zijn aangewonnen of verbeterd. De nieuwe ontginningen in 't algemeen gedurende 1856 — 1868 besloegen eene uitgestrektheid van 4280 bouws sawah- en 1720 bouws tegalvelden, waarvan in de afdeeling Loemadjang alleen respectively k 3154 en 670 bouws.
Bezoekt. Terwijl met opzigt tot de aangelegde waterwerken gedurende 1856—1868 alleen valt aan te teekenen dat hun aantal — eenige weinig beduidende leidingen in de afdeeling Bezoeki uitgezonderd — in de afdeeling Panaroekan 11 en in de afdeeling Bondowosso 4 beliep, alle werken door de belanghebbende bevolking met inlandsclie materialen tot stand gebragt, blijkt ten aanzien der bewerkstelligde ontginningen dat deze aan sawah's en tenais beiden (eene gesplitste opgaaf is niet wel doenlijk bevonden) in genoemde drie afdeelingen te stellen waren op respectivelijk 652, 2253 en 8975 of te zamen 11880 bouws. Overigens beriet de resident, dat in de benedenlanden van dit gewest3 weinig of geene gelegenheid voor ontginningen op eenigzins groote schaal wordt aangetroffen, althans niet met eenig vooruitzigt op welslagen, doordien het steenachtig bergterrein zich hiertegen verzet. Anders is het gesteld — zoo gaat hij voort — in de meer zuidelijke streken, vooral in de afdeeling Bondowosso, waar aanzienlijke uitgestrektheden grond slechts op den eersten ontginner wachten om in vruchtbare velden te worden herschapen. Reeds nu zijn de noordelijke districten dier afdeeling als 't ware de voorraadschuur der residentie voor rijst en djagong.
Banjoemas. Gedurende het dertienjarig tijdvak 1856— 1868 werden in deze residentie 301 meerendeels kleine waterwerken (leidingen en dammen) aangelegd, waarvan alleen 154 in de afdeeling Tjilatjap en de overige, ten getale van 37, 38, 4 en 68 respectivelijk in de afdeelingen Banjoemas, Poerwokerto, Poerbolinggo en Bandjarnegara. Alleen van de leidingen en dammen onder Poerbolinggo en Poerwokerto wordt opgegeven dat zij een vermogen hadden tot besproeijing van respectivelijk 408 en 1222 bouws. De ontginningen in bovengenoemde jaren bewerkstelligd besloegen 15 629 bouws, waarvan alleen 8139 bouws in de afdeeling Tjilatjap, voor het meerendeel van den regen afhankelijke velden. De nieuw ontgonnen uitgestrektheid was het geringst in de afdeeling Poerbolinggo, namelijk 687 bouws. In de drie overige afdeelingen Banjoemas, Poerwokerto en Bandjarnegara beliep het cijfer respectivelijk 1186, 3981 en 1635 bouws, te zamen 6802, waarvan 4384 bouws sawah's en 2418 bouws tegals. Met het oog op de zeer belangrijke aangroeijing van het bevolkingscijfer gedurende de behandelde jaren, meent de
resident dat de opgegeven uitbreiding van den landboarW slechts gestrekt heeft tot voorziening in bestaande behoeften
Bagelen. Bijzonder belangrijke waterwerken zijn in het tijdvak 1856—1868 in deze'residentie niet tot stand gekomen. Voor de afdeeling Koetoardjo worden slechts^ nieuw aangelegde irrigatie-werken opgegeven. Echter zijn daar sedert 1856 tal van leidingen gegraven tot botere-benuttiging van het reeds door bestaande werken toegevoerde water. Een groot belang voor den landbouw in deze afdeeling is ook de afvoer "van overtollig water. In dit opzigt verdient afzonderlijke vermelding het verschaffen eener eigene uitwatering aan twee rivieren, die vroeger te zamen in de Rawa vielen, een werk in 1869 tot stand gekomen, zoo mede eene verbreeding, uitdieping en verlenging van de bestaande leiding Waled, waardoor eene groote uitgestrektheid velden in de districten Pitoeroeh en Kemiri droog valt, zelfs zeer weinig tijds na den grootsten ban dj ir. Het voordeel, hierdoor ontstaan, kun nog wel niet in cijfers worden uitgedrukt, maar wordt niettemin zeer groot genoemd. De opgaaf der eigenlijk nieuw ontgonnen velden onder Koetoardjo wijstin 't geheel slechts 160 bouws sawah's en 20 bouws tegals aan, benevens 500 bouws sawah's, die door toevoer van slib zijn opgehoogd geworden en op die wijze in goed bouwland zijn herschapen. Het in 1864 voltooide Wawarkanaal is, dank zij den ontzaggelijken waterafvoer, belangrijk verdiept. De dijk tot afsluiting van een deel der rawa Wawar was in 1870 voor ruim ty3 opgeworpen. Dit werk was zeer medegevallen ; vooral de grondsoort is zoo uitmuntend voor het doel geschikt, dat de dijk door langdurig onder water staan niets heeft geleden. Het graven van de in 't wrig verslag bedoelde leiding Kedong Samah (welligt de belangrijkste in gansch Bagelen), was in 1870 met kracht begonnen en voortgezet, en alles deed hopen dat die leiding nog vóór den oogst van 1871 water zou geven. Het vraagstuk , zegt de directeur van binnenlandsch bestuur, of er voor deze leiding, die geheel in vrijen arbeid wordt daargesteld, wel genoeg arbeiders zouden zijn te verkrijgen, is opgelost D • arbeiders kwamen echter zeer ongeregeld. Bij den aanvang in Augustus kwamen er 300 à 40«) daags, al spoedig verminderde dit getal tot nog geen 50, maar in December steeg het aantal tot 1000, ja zelfs tot 2000 à 3000 man per dagBovendien werd onder Koetoardjo een begin gemaakt met de verbreeding van de leiding Loning en met het bouwen van eene sluis in eene andere leiding aldaar. In de afdeeling Ledok zijn gedurende de jaren 18561868 een groot aantal spruitjes en beekjes benuttigd .tot verbetering van bestaande en ontginning van nieuwe sawah's. De opgaaf der met dit doel in genoemd tijdvak gegraven, meerendeels kleine leidingen klimt tot 160. Dt uitgestrektheid sawah's in dat tijdvak ontgonnen , bedraagt 2000 bouws. De ontginningen zijn vooral belangrijk geworden na de zware overstrooming van 1861. In de afdeelingen Poerworedjo en Ambal werden sedert 1856 respectivelijk 13 en 15 leidingen gegraven ter besproeijing eener uitgestrektheid van 340 en 300 bouws ; m de afdeeling Keboemen 1, ter irrigatie van 776 bouws, terwijl nopens de afdeeling Karang-anjar eenvoudig i» opgegeven dat geene andere dan dessa-leidingen gemaakt waren. Omtrent de nieuw ontgonnen velden gedurende 1856—1868 in elk dezer vier afdeelingen blijkt, dat de uitgestrektheid bedroeg respectivelijk 68'.*, 1617, 1022 en 582 bouws. Voor de beide laatste afdeelingen is de soort der velden niet opgegeven ; in Ambal waren het alle drooge rijstvelden en in Poerworedjo 627 bouws sawahen 62 bouws tegalvelden.
Banjoewangi. Vermits alle velden in dit gewest van levend water kunnen worden voorzien, worden jaarlijks een tal van kleine leidingen aangelegd, welke niet langer worden onderhouden dan ze noodig zijn. Tot dirarzaa<8 gebruik werden in de jaren 1856—1868 in het geheel 60 leidingen gegraven tot eene gezamenlijke lengte van 62 palen. Buitengewone uitbreiding van den landbouw valt niet waar te nemen. Bij de algemeen bestaande volkswelvaart en den staat van afsluiting waarin het gewest verkeert i doet zich daaraan geene behoefte gevoelen. De nieuwe
159
ontginningen, doorgaans van weinig beteekenis, houden slechts verband met de toeneming der bevolking. Gedurende genoemd dertiet jarig tijdvak werd, met eone vermeerdering per jaar van gemiddeld 91 landbouwers, jaarlijks dooreen genomen eene uitgestrektheid van 157 bouws of door elk gezin ongeveer 1 % bouws ontgonnen.
Kadoe. In de jaren 1856—1868 werden in het geheel slechts 38 dammen en waterleidingen daargesteld, welk betrekkelijk gering getal zich hierdoor verklaart, dat' in deze residentie het water zoo overvloedig en zoo gemakkelijk overal te brengen is, dat daaraan na 1856 betrekkelijk weinig meer tot stand te brengen viel. Alle damWen en waterleidingen in dit gewest zijn, met uitzondering van een tweetal, van weinig beteekenis en zeer eenvoudig aangelegd. De bedoelde twee uitzonderingen zijn de sedert jaren bestaande leiding Kali Mangis, door welke de hoofdplaats Magelang van levend water wordt voorzien, en de leiding Saropadan, welke mede sedert lang bestond, doch ]n den loop van 1*68 en 1869 verlengd is en meer velden tot ontginning geschikt heeft gemaakt dan al de overige Waterwerken sedert 1856 aangelegd te zamen. De omstandigheid dat in deze digt bevolkte residentie reeds vóór 185ti bijna alles was in cultuur gebragt, Was oorzaak dat de sedert bewerkstelligde nieuwe ontginningen zich slechts bepaalden tot 1451 bouws sawah's (waaronder 53 van den regen afhankelijke) en 623 bouws tegalvelden.
Madmen. In deze residentie werden van 1856 tot 1868 niet minder dan 178 grootere en kleinere waterwerken {duramen en waterleidingen) aangelegd, over de verschillende afdeelingen verdeeld als volgt: Madioen 68, Ngawi 57, Ponorogo 31, Magettan 17 en Patjitan 5. Het klein getal werken in deze laatste afdeelirg en in 't algemeen de mindere ontwikkeling die aldaar valt waar te nemen, wordt grootendeels toegeschreven aan de geringe getalsterkte der bevolking , in verband met de eigenaardige gesteldheid van het terrein, dat groote bezwaren oplevert voor den aanleg van permanente irrigatie-werken en die, ten gevolge daarvan , te kostbaar zouden worden in verhouding tot het nut. Van welken omvang de verschillende irrigatie-werken waren , is niet vermeld gevonden. Alleen blijkt dat van de 31 dammen en leidingen onder Ponorogo gebruik werd gemaakt tot besproeijing van 3050 bouws, «n dat, ten gevolge van een drietal dammen in het district Poerwodadi der afdeeling Magettan, het aantal be waterbare Sawah"s alleen met 1600 bouws vermeerderd was geworden. Ontginningen van nieuwe velden hadden in de opgegeven '3 jaren in deze residentie plaats tot eene uitgestrektheid •Van «541 bouws, namelijk 77^5 bouws sawah-en 816 bouws tegalvelden In die uitbreiding deelden de verschillende afdeelingen in de boven opgenoemde volgorde voor respectivelijk 2261, 1910, 3045, 457 en 868 bouws.
KediH. De opgaaf betreffende de in deze residentie geurende 1856—1868 aangelegde dammen en waterleidingen vijst voor de vier afdeelingen Kediri, Blitar, Ngrowo en ÏWbek een totaal aan van respectivelijk 93, 83, 61 en 8 , *f te zamen 245. Deze vele bevloeijingswerken hebben, ofschoon de meeste van kleinen omvang waren, groote uitkomsten geleverd niet alleen in de ontginning van nieuwe rijstvelden, maar bovenal in het besproeijen van reeds "anwezige velden, die vroeger geheel en al van regen afhankelijk waren en niet beplant konden worden of, beplant 2'inde . misgewas opleverden, omdat de regens niet bijtijds doorkwamen, dan wel te vroeg ophielden. In het begin van 1871 is magtiging verleend tot het Syaven eener waterleiding in de afdeeling Berbek en wel "'t het district Waroedjaijeng naar het district Kertosono. "<>or dit werk zullen niet alleen een duizendtal bouws !*Hwahvelden in laatstgenoemd district voor overstroomingen uDnen worden gevrijwaard, maar ook nieuwe sawah-ontSi'iningen mogelijk worden over eene groote uitgestrektheid z°owe! onder Waroedjaijeng als in het Kertosonosche, alwaar aan zoodanige uitbreiding behoefte bestaat. Üe ontginning van nieuwe bouwgronden zoo voor de rijsta's voor de tabakscultuur is in de jaren 1856—1868 zeer
aanzienlijk geweest, namelijk onder Ngrowo 14 215, onder Blitar 8626, onder Kediri 6557 en onder Berbek 6058, j te zamen 35 456 bouws. Onder de 14 215 bouws in de afdeeling Ngrowo, waren 8639 bouws sawah-, de overige tegalvelden ; de 6557 bouws der afdeeling Kediri bestonden voor 3539 bouws uit sawah- en voor 3018 bouws uit tegalvelden Van de beide andere afdeelingen is zoodanige verdeeling niet opgegeven.
T w e e d e g e w a s s e n (polowidjo.)
De gewestelijke berigten nopens den aanplant van deze gewassen behelzen weinig meldenswaardigs. Een door de residenten op hooger last tijdens den oostmoesson van 1870 ingesteld onderzoek omtrent den invloed welken de voor dat jaargetijde ongewone aanhoudende regens op den landbouw dreigden uit te oefenen, schonk de overtuiging dat, alhoewel vele duizende bouws tweede gewassen dien ten gevolge mislukt waren of niet beplant hadden kunnen worden , nergens buitengewone voorzieningen van bestuurswege vereischt werden. De bemoeijingen der besturende ambtenaren om de bevolking tot een hernieuwden aanplant van tweede gewassen te bewegen, werden met gunstigen uitslag bekroond. Over den invloed van schadelijke insecten tijdens den bloei en de vruchtzetting der tweede gewassen werden ook in 1870 voortdurend klagten vernomen.
K l a p p e r c u l t u u r .
Behalve op enkele plaatsen in de residentien Batavia, Samarang, Soerabaija, Kadoe en Madura, treft men nergens geregeld aangelegde klappertuinen aan, doch wordt deze teelt door de bevolking op hare erven en in en om de dessa's gedreven. De cijfers nopens het aanwezig getal boomen (vergelijk bijlage CC hierachter) kunnen dan ook slechts als zeer benaderend worden beschouwd. De vele variëteiten van den klapperboom laten zich tot twee hoofdsoorten brengen : klappa dalem en klappa gendjah. De boom tot de eerste soort behoorende is wegojis zijn meerderen rijkdom aan oliedeelen het meest gewild; de klappa gendjah daarentegen dient meer tot sieraad van de erven van gegoede inlanders. t Bij voortduring valt te betreuren zoowel de onvoldoende zorg aan de aanplantingen ten koste gelegd, ook wat de onoordeelkundige wijze van planten betreft, als het onrijp plukken der noten en het aftappen der sappen ter bereiding van suiker. Omtrent de productie wordt gezegd, dat zij in 1870 minder heeft bedragen dan in de drie voorafgegane jaren , daar door de natte weersgesteldheid van 1870 vele jonge noten waren afgevallen. Een voldoend ovei'zigt van den handel in klappernoten én olie kan bij gemis aan controle niet worden geleverd. In het binnenland, alwaar het gebruik van petroleum nog niet zoo algemeen is als op de hoofdplaatsen, werd de omzet vrij levendig geacht. De petroleum wordt echter meer en meer mededingster van de klapperolie. Slechts van drie gewesten worden uitvoercijfers opgegeven als: van Bantam omstreeks 20 000 pikols olie, van Pekalongan 122 000 stuks noten en 614 pikols olie en van Soerabaija 73 000 noten en ongeveer 3000 pikols olie. De invoer wordt gezegd in laatstgenoemd gewest het aanzienlijkst te zijn geweest, namelijk ruim 1 millioen noten en circa 27 000 pikols olie. Bali schijnt in dien aanvoer een beduidend aandeel te hebben gehad. De prijzen varieerden voor de verschillende gewesten van f 3,30 tot f 6,86 de 100 noten en van f23 tot f38,13 den pikol olie.
T a b a k s c u l t u u r .
De gewestelijke berigten nopens deze in enkele residentien zoo belangrijke cultuur bepalen zich ditmaal tot het volgende :
Samarang. In dit gewest bestaan 7 ondernemingen voor den opkoop en de bereiding van tabak voor de Europescho
ltiO
markt, waarvan slechts 2 gewerkt hebben, met name Tambangan-Tambakan-Bodja en Weliri, dierespectivelijk 8 en 20 pikols tabak produceerden. In de wijze van werken, waaromtrent in het vorig verslag eenige bijzonderheden werden vermeld, kwam sedert geene verandering.
Japara. De onderneming Klamboe heeft ten gevolge van mislukten aanplant gedurende 1870 niet gewerkt.
Bembang. Ten behoeve der hier aanwezige 13 of' 14 ondernemingen werden in 1870 2726 bouws met tabak voor de Europesche markt beplant tegen 4301 bouws in 1869. Behalve van kooltabak die, naar het schijnt, op de Europesche markt minder gewild is, heeft men in 1870 ook bibiet gebezigd van Kadoe- en Blitar-tabak. De verstrekking van bibiet geschiedt kosteloos door de ondernemers aan hen , die op zich nemen voor de fabrieken te planten. Nu en dan wordt op het p'antloon voorschot gegeven. Het weder was in 1870 voor deze cultuur zeer ongunstig ; te vroeg ingevallen hevige en aanhoudende regens werkten nadeelig op de aanplantingen. Terwijl dan ook in 1869 (volgens verbeterde opgaven) 23 890 pikols verkregen waren, boliep de productie van 1870 slechts ruim 4600 pikols. Sedert 1866 hebben de ondernemers eene wijze van betaling gevolgd, die in den Oosthoek van J a / a algemeen in gebruik was; zij betalen namelijk per 10 bladeren, naar gelang van lengte en gehalte, zoodat hierdoor rijpe en groote bladeren naar de schuren werden gebragt. De ondernemers voorzien zich van houtwerken uit eigene middelen zonder bemoeijenis van het bestuur. Behalve voor de Europesche markt, wordt door de bevolking Java-tabak gecultiveerd voor binnenlandsch verbruik; de handel in deze tabaksoort breidt zich meer en meer uit en wordt meestal gedreven door Chinezen, die het product aan de markt brengen. Op enkele plaatsen vindt men ook inlanders, die daarin handel drijven, doch hun getal is zeer gering.
Soerabaija. In deze residentie is de teelt van tabak voor de Europesche markt van geene noemenswaardige beteekenis. Het grootste deel (de afdeelingen Soerabaija, Grissee, Sidaijoe en Lamongan) bevat, enkele uitzonderingen daargelaten, voor deze cultuur geene geschikte terreinen ; terwijl onder Sidhoardjo en Modjokerto de gouvernementscultures eene zoo groote plaats innemen, dat de ontwikkeling van de tabaksteelt daar niet te verwachten is. De vroeger bloeijende tabaksonderneming Ngemboh werkte in 1870 nog op zeer kleine schaal. De geheele tabaksaanplant in 1870 wordt geschat eene uitgestrektheid van 579 bouws te hebben ingenomen, tegen een aanplant van 1648 bouws in 1869. De productie van 1869 bedroeg 3954 pikols, die van 1870 slechts een derde van die hoeveelheid.
Pasoeroean. Lnidens berigten van den resident produceerden in 1870 6 ondernemingen gezamelijk 18 940 pikols ; van de overigen werden geene opgaven ontvangen. Verdere bijzonderheden zijn niet gemeld.
Probolinggo. In 1870 waren in werking 7 ondernemingen voor den opkoop en de bereiding van tabak voor de Europesche markt. De productie bedroeg 9450 pikols tegen 10 000 pikols in 1869. Buitendien bereidde de bevolking voor de inlandsche markt nog + 2000 pikols tabak. Voorschotten op het gewas werden niet verleend. Wel vond dit plaats van den kant der zoogenaamde sedagars, zijnde tusschenpersonen die den tabak van den kleinen man opkochten en dan aan de loodsen afleverden. De betaling voor de plantjes en de loonen voor de werkzaamheden in de schuren bleven in de laatste jaren onveranderd.
Bezoehi. In dit gewest en wel in het bijzonder in de afdeeling Bondowosso wordt de tabakscultuur op vrij groote schaal gedreven. Geschikte gronden voor deze
cultuur worden in de genoemde afdeeling, vooral in de zuidelijk gelegen districten Soekokerto en Djember, in voldoende mate aangetroffen. De gronden in de districten Bondowosso en Penangoengan schijnen zich evenwel voor de teelt van tabak minder te eigenen, daar de in die districten meest noordelijk gelegen ondernemingen achtereenvolgens opgegeven dan wel meer zuidwaarts verplaatst worden. Zoo werden in 1870 de ondernemingen Boender en Tamanan geheel verlaten; terwijl eenige noordelijk gelegen etablissem*nten van de onderneming Wonosari naar het zuiden werden overgebragt. In de andere afdeelingen treft men ook, doch op geringe schaal, tabaksaanplantingen aan, waarvan het product bestemd wordt tot huisselijk gebruik of voor de inlandsche markt. , De aanplant van 1870 besloeg in de drie afdeelingen Bezoeki, Panaroekan en Bondowosso eene uitgestrektheid van respectively k 474, 338 en 6097 bouws. Door de ondernemers in Bondowosso werden voor do Europesche markt opgekocht + 8960 pikols tabak tegen 1(1160 in 1869. In de schuren geleverd werd 2 à 3 cents per plant betaald. Even als in het voorafgegane jaar werkte men in 1870 meer op qualiteit dan quantiteit. Hoeveel tabak de bevolking voor eigen consurntie of voor de inlandsche markt bereid heeft, is met geene mogelijkheid op te geven.
Banjoewangi. In dit gewest bevindt zich de onderneming Bakoan , op 3 palen afstands van de hoofdplaats Banjoewangi gelegen. Uit den oogst van 1870 verwerkte zij 240 pikols tabak. Het in 1869 verkregen product behaalde wegens zijne inferieure qualiteit op de Europesche markt geringe prijzen. De betaling der planters en die der daglooners voor het werk in de schuren onderging geene vermindering.
Banjoemas. Sedert de vestiging in Banjoemas van EuroI pesche ondernemers voor den opkoop en de bereiding van tabak heeft de bevolking in de afdeelingen Banjoemas, ! Poerwokerto en Poerbolinggo zich bijzonder op deze cultuur j toegelegd. Do weersgesteldheid in het afgeloopen jaar was echter ] ten gevolge van de vele regens voor het gewas niet gunstig, i De ondernemer te Poerbolinggo, die in 1869 nosr 1360 pikols opkocht, verkreeg in 1870 dan ook slechts 480 pikols. In de schuren werd grootendeels de tabak gesorteerd door vrouwen, tegen een loon van 20 à 30 cents per 100 bossen. Voor de afpakking werd doorgaans 20 cent per baal van 150 Amsterdamsche ponden betaald. De onderneming Tjendaga heeft niet gewerkt. Chinesche en inlandsche kleinhandelaars kochten voor de inlandsche markt tabak op en wel naar gelang van soort tegen f 12,50, f 10,50 en f 7,00 de 1000 planten. Over het algemeen was het product van vrij goede qualiteit, dat van Batoor op de inlandsche markt zelfs zeer gezocht.
Kadoe. Ten gevolge van het buitengewoon regenachtige weder was de tabaksoogst van 1870 over het algemeen in de geheele residentie ongunstig. Van daar dat ook veel minder Java-tabak door Chinezen werd opgekocht. De zoogenaamde tembako garagan, dat is de tabak welke boven het vuur wordt gedroogd, werd hoofdzakelijk naar Pekalongan uitgevoerd ; de op de gewone wijze bereide soort naar Samarang. In 1870 telde men in Kadoe nog 5 tabaks-ondernemingen : 4 daarvan behooren aan de Java-tabakmaatschappij. Deze bezat gezamenlijk 35 schuren voor den opkoop en de bereiding voor de Europesche markt van uitheemschen. inzonderheid Manilla-tabak. Laat de schuurruimte het echter toe, dan wordt, zoo geen Manilla-tabak meer te veld staat, zooveel mogelijk ook nog goede Java-tabak opgekocht, die na bewerking eveneens naar Europa wordt verzonden. In 1870 was echter de opkoop dezer laatste soort gering. De vijfde onderneming, Sawangan genaamd, met 8 schuren, bereidt eveneens tabak voor de Europesche markt ; zij heeft veel Java-tabak opgekocht, waarvan 275 pikols verkregen zijn. Geleverd in de schuren werd den planter bij laatstge
161
doemde onderneming te goed gedaan voor Manilla-tabak 'P* 1000 plantjes, f,9,07, terwijl aldaar voor een bouw Java-tabak gemiddeld betaald werd f_ 81,12. Bij de andere ondernemingen liep eerstgenoemde prijs van f 8 tot f 11,30 en laatstbedoelde van f 83 V5 tot f 120. De opkoop door de genoemde maatschappij bedroeg !20 000 plantjes Java-tabak, behalve bij óéne onderneming, van welke de opgekochte hoeveelheid niet is opgegeven. Met zaad van Ranau-tabak uit Palembang werden proeVen genomen , die echter door het hoogst ongunstige weder mislukten. De geheele tabaksoogst van 1870 bedroeg bij de 4 ondernemingen der Java-tabakmaatschappij 1680 en bij de andere onderneming 855'/2 pikol, te zamen 2535'/2, naar 'chatting verkregen van 1300 bouws. De qualiteit van het product liet over het algemeen "Zeur veel te wenschen over.
Kediri. Deze residentie telde in 1870 21 ondernemingen, waarvan slechts 1 niet heeft gewerkt. , De productie bedroeg 70 470 pikols tegen 48 728 pikols 'O 1869. Bijna het geheele product werd voor de EuroPesche markt verwerkt. De uitgestrektheid waarvan dit product verkregen is, is "iet bekend.
K a t o e n c u l t u u r .
De berigten omtrent deze cultuur zijn ditmaal al zeer Geinig bevredigend. Schier eenstemmig luiden de rapporten der residenten ongunstig nopens de weersgesteldheid, die in 1870 buitengewoon regenachtig en alzoo voor deze Cultuur zeer nadeelig was. Vooral in het Samarangsche werd de invloed hiervan gevoeld. Van een aanplant van 8893 bouws in de afdeelingen Demak en Grobogan (en dus 861 bouws meer dan in 1869) mislukten 3154 bouws geheel. De productie der genoemde afdeelingen, die in 1869 59 200 pikols beliep, was in 1870 slechts 8118 pikols. De uitkomsten in de overige gewesten waren, hoezeer »lede verre van bevredigend, echter minder ongunstig. Zoo produceerde Japara met een aanplant van 4707 bouws, waarvan mede een gedeelte mislukte , 7946 Pikols;'Rembang, Madioen, Soerabaija en Probolinggo, respectivelijk met een aanplant van 3934, 2558, 2334 en U53 bouws, 14939, 6550, 4958 en 2331 pikols. Voor Kediri, Cheribon en de Preanger regentschappen met een inplant van respectivelijk 3456, 3419 en 1646 bouws, «ijn geene produciie-cijfers gemeld. In de overige gewese n , voor zoo veel deswege opgaven werden ontvangen, hieven aanplant en opbrengst beneden de aangetoonde «ijfers. ,. , De zeer wisselvallige en weinig bevredigende uitkomsten dezer cultuur, alsmede de weinige geschiktheid van den grond in onderscheidene residentien, houden de bevolking terug om aan deze teelt eene hoogere vlugt te geven. In Me gewesten wordt de katoenheester dan ook uitsluitend voor eigen behoefte aangekweekt. De prijzen der katoen liepen zeer uiteen. Zij verschilden voor fijne soorten van f 20 tot f 30, voor grove soorten van f 8 tot f 15 den pikol. _ Nopens den in- en uitvoer van katoen op Java zijn bij gemis aan controle door de meeste residenten geene cijfers medeo-edeeld. Van Samarang en Japara werd een uitvoer Vermeld van 5308 en 480 pikols, terwijl te Cheribon en te Japara werden ingevoerd 5417 en 1950 pikols.
I n d i g o c u l t u u r .
De gewestelijke berigten omtrent deze cultuur over 1870 opalen zich tot het volgende. Zoo als reeds in het vorig verslag (bladz. 115) werd gelegd, wordt in de residentie Cheribon slechts hier endaar indigo verbouwd. De laatst ontvangen berigten zijn uiterst 8chaarsch; slechts wordt gemeld, dat de aanplant aldaar ll> het afgeloopen jaar niet meer dan 23V4 bouws bedroeg. In de ^residentie Bagelen werden volgens een deswege van de factorij der Nederlandsche Handelmaatschappij ontvangen berigt van de aan haar toebehoorende indigo-onder
N°. g. 2.
nemingen in 1869 6344 kilo indigo verkregen (ofl556kik> minder dan het voorloopig cijfer in 't vorig verslag) en in 1870 slechts 2688 kilo. Deze geringe productie wordt aan verschillende oorzaken toegeschreven, als: voortdurend gebrek aan stekken, mislukking van proeven met Natal-zaad, overstrooming van den aanplant en ook mededinging der inlandsche indigofabricatie voor plaatselijk gebruik. De qualiteit van het product wordt echter gezegd veel te zijn verbeterd. Even als vroeger werden door de factorij ruime voorschotten ten behoeve van den aanplant verleend. Vermits echter de terugvordering dezer gelden met groote moeijelijkheden en verliezen gepaard ging, zou dit middel tot bevordering van den aanplant in den vervolge alleen bij uitzondering worden toegepast. Echter zou de factorij er op bedacht zijn om voortaan op andere wijze partij te trekken van de merkbaar betere gezindheid der landbouwende bevolking ten opzigte dezer cultuur. Om het toezigt op de verschillende fabriekjes te vergemakkelijken, werden een achttal in de afdeelingen Poerworedjo en Tjangkreb aan derden in bruikleen afgestaan, doch later met onderling goedvinden terug genomen. De resident van Kadoe berigt, dat bij de particuliere indigo-onderneming te Magelang, waarvan in 't vorig verslag sprake was, in 1870 ongeveer 392 kilo was verkregen van een aanplant van 20 bouws. De qualiteit werd middelmatig genoemd. Overigens is de indigo-aanplant m Kadoe hoogst onbeduidend, daar hij gezegd wordt te naauwernood 5 bouws te beslaan. Aangaande de zeer onbeduidende indigo-aanplantingen die hier en daar in Banjoemas worden gevonden , doch uitsluitend strekken voor eigen gebruik, zijn geene bijzonderheden te vermei len. Ook in Madioen (hoezeer de aanplant van 18/U óti bouws bedroeg tegen 336 in 1869) blijft de indigoteelt, met het oog op wat zij was vóór de intrekking der gouvernementscultuur, van geringe beteekenis. Zij wordt nog hier en daar op de woonerven of sawah s en tegalvelden door de bevolking gedreven, terwijl de gronden in der tijd van gouvernementswege voor de bewuste teelt bestemd, sedert hunne teruggave aan de betrokken bevolking1", uitsluitend worden gebruikt voor het verbouwen van padi en tweede gewassen.
2°. Cultures ingevoerd op hoog gezag of ten gevolge van overeenkomsten door het Gouvernement met particuliere ondernemers aangegaan.
K o f f i j c u l t u u r .
De voorstellen der Indische Regering naar aanleiding der uitkomsten van het algemeen onderzoek nopens den toestand der koffijcultuur op Java, in 't vorig verslag aangekondigd , zijn sedert hier te lande ontvangen (1). In afwachting eener definitive beslissing zijn intusschen eenin-e maatregelen van verbetering ten aanzien der cultuur genomen of voorbereid, zoowel tot vergemakkelijking van de inlevering van het product als tot vermeerdering van het toezigt bij de cultuur. Van de eerstbedoelde strekking is onder andere de voorziening genomen bij Indisch besluit van 29 December 1870, n°. 30, houdende bepaling, dat de inkooppakhuizen, die tot hiertoe op de meeste plaatsen slechts voor den tijd van zes maanden waren opengesteld, voortaan, te beginnen met 1871, het geheele jaar tot_ inlevering van product zullen openstaan. Behalve dat qualiteit en sortering, althans van een deel van het product, hierbij niet anders dan kunnen winnen, omdat nu zoowel de inleveraars als bet pakhuispersoneel in vele gevallen minder overhaast zullen behoeven te werk te gaan, verwacht men van de voortdurende gelegenheid tot inbreng nog dit nut, dat daardoor de kans wordt verminderd dat koffij aan de gouvernements-levering wordt onttrokken. Tot toelichting
(1) Ia verband met de vroegere mededeeling aan de Staten-Generaal van het algemeen rapport nopens de uitkomsten der koffij-enquête (zie het vorig- verslag, bladz 115, noot) zijn sedert nog de bijlagen van dat stuk en laatstelijk ook de bedoelde voorstellen aan de lweede Kamer ter kennisneming aangeboden (zie de brieven des Ministers van Koloniën vaa 24 Maart, 5 Mei en 13 Julij 1871, gedrukte stukken, zitting 1870—1871, 60). 41
162
hiervan wordt er door den directeur van binnenlandsch bestuur op gewezen, dat de beperkte openstelling der inkooppakhuizen dikwijls oorzaak was, dat er in de dessa's hoeveelheden bereide koffij bijeen waren, die nog niet • geleverd konden worden. Meestal viel dit zamen met den tijd dat de voedingsmiddelen schaarsch zijn en in veel gezinnen, door optering van den voorraad, aangekocht moeten worden. Niet zelden werd alsdan aan in het binnenland gevestigde personen heimelijk koffij te koop aangeboden , en maakten sommige daarvan gebruik of zochten zelfs de gelegenheid op. Daar dit gewoonlijk tegen geringesen prijs geschiedde dan bij de inkooppakhuizen te goed gedaan wordt, zal de aanleiding hiertoe, nu de inkooppakhuizen het gansche jaar door open blijven, eigens den directeur, waarschijnlijk geheel ophouden. Bij het aangehaald besluit van 29 December 1870 is tevens eene nieuwe regeling tot stand gekomen omtrent de voorziening in de werkzaamheden bij bedoelde pakhuizen, waardoor hunne openstelling gedurende het geheele jaar is mogelijk geworden zonder meerdere kosten voor den lande. Terwijl tot dusver gedurende de maanden der openstelling van bestuurswege bepaald personeel voor dit werk was in dienst gesteld als: schrijvers, geldtellers, wegers, mandoors en koelies, is nu de zorg voor de te verrieten werkzaamheden tegen eene evenredige schadeloosstelling (op vier cent per pikol bepaald) opgedragen aan de pakhuismeesters buiten eenige bemoeijenis van het bestuur. Deze wijziging biedt het voordeel aan , dat daardoor eene belooning plaats vindt in evenredigheid staande tot den gepraesteerd wordenden arbeid, terwijl aan de vroegere regeling juist het bezwaar kleefde, dat een niet onaanzienlijk deel der aangewezen fondsen werd uitgegeven voor een arbeid die bijv. vóór en na den druksten tijd der levering , daaraan in het geheel niet was geëvenredigd. Ten einde van de zijde der pakhuismeesters , nu zij zich zei.ven van de benoodigde helpers hebben te voorzien, misbruiken of kwade praktijken te voorkomen , werd bij de uitvaardiging van den maatregel het noodige verordend om de bevolking op doeltreffende en blijvende wijze te onderrigten , dat zij ook voortaan bij de inlevering van koffij tot geenerlei diensten bij de pakhuizen is verpligt, en om, wat de pakhuismeesters betreft, dezen er op te wijzen dat zij, door het eventueel ongeoorloofd vorderen van diensten van de koffij-inleveraars , zich blootstellen aan eenestrafregtelijke vervolging. Tevens werd waakzaamheid aanbevolen om te beletten , dat de door de pakhuismeesters in dienst genomen helpers welligt uit dien hoofde van de op hen rustende heerendier sten zouden worden vrijgesteld : een misbruik dat ten aanzien van het vóór 1871 bij de koffijpakhuizen bescheiden hulppersoneel gebleken was op vele plaatsen te hebben bestaan. Eene andere verbetering — tot welker verwezenlijking fondsen zijn uitgetrokken bij de ontwerp-begrooting voor 1872 — beoogt de inlevering van het product te bevorderen , door den planter het vervoer te verligten. In 1858 (zie Bijblad op het Indisch Staatsbladen0. 506) werd reeds aan de hoofden van gewestelijk bestuur aanbevolen , zoo noodig, pakhuizen te doen oprigten op de plaa-tsen, in welker omtrek minstens 2000 pikols koffij of meer 'sjaars geleverd worden , met dien verstande , dat het meerdere verkregen wordt binnen een kring van zes palen. Er zijn echter verschillende plaatsen waar binnen den omtrek van 6 palen geen 2000 pikols worden geproduceerd en waar derhalve de bevolking hare koffij naar ver afgelegen pakhuizen moet vervoeren. Om in dit bezwaar te voorzien is aanbevolen het oprigten van weinig kostbare, uit ligte materialen zamengestelde loemboengs (schuren) en het belasten van een der dessahoofden met het in ontvang nemen en de afzending der koffij onder de noodige voorzorgen tegen kwade praktijken. Ten einde in Indie naar bevind van zaken kunne beschikt worden over de noodige gelden tot het oprigten van zoodanige kleine inkooppakhuizen en ter belooning van de bedoelde hoofden wordt aanvankelijk een crediet van f30 000 geraamd. Eene derde verbetering, wier uitvoering mede nog overleg vordert, doch op wier finantiele gevolgen eveneens gerekend is bij de ontwerp-begrooting voor 1872, heeft betrekking tot de leiding en het toezigt bij de cultuur. Het voornemen is inlandsche beambten aan de controleurs toe
te voegen om, regtstreeks aan dezen ondergeschikt, hen behulpzaam te zijn in het toezigt over aanplant, pluk en bereiding. Eene dergelijke dienstregeling als voor de vaccinateurs zou voor deze nieuwe mantries fn 't leven zijn te roepen , in dier voege dat zij op eene gegeven oppervlakte de bestaande plantsoenen afwisselend zouden moeten bezoeken. Bij het vinden van genoegzame geschikte personen rekent men voorloopig op de indienststelling van een 50tal dezer beambten. Door hen onder de onmiddellijke bevelen der controleurs te stellen , vervalt het bezwaar , dat dit ondergeschikt personeel te zeer afhankelijk zou zijn van de overige inlandsche ambtenaren. Van den bewusten maatregel worden betere resultaten verwacht dan van de indieüststelling van Europesche opzieners , hoedanige sedert eenige jaren bij wijze van proef'werkzaam waren in de residentie Banjoemas, maar tot wier buitendienststelling de Indische Regering in September 1870 besloot, uit gelijke overwegingen als reeds in 1865 {zie het verslag over dat jaar , bladz. 168) hadden doen afzien vafl het denkbeeld eener meer algemeene benuttiging van deigelijk Europeesch personeel : de overtuiging°namelijk da« het raderwerk, hetwelk de gouvernements koffijcultuur in hare verschillende deelen in beweging brengt en houdt, voor Europesche opzieners geone behoorlijke plaats laat. wegens het gevaar dat een handelend optreden hunnerzijds den zoo noodzakelijken invloed en de bemoeijenis der inlandsche hoofden en ambtenaren verlamt en daardoor grooter nadeel te weeg brengt dan hunne te werkzaamstelling bij magte is in andere opzigten goed te maken.
Intusschen is de Indische Regering in den laatsten tij«' ook bedacht op versterking van het personeel der tegen woordige koffij-mantries. In 't laatst van 1870 en de eerst* maanden van 1871 is daartoe reeds over»e°-aan in Probolinggo , Bezoeki, Tagal en Pekalongan , waar de formatie dezer beambten met een 17tal is vermeerderd, een en andef tegen inkrimping van het personeel der mantries bij de suikercultuur of ook der koffij-mantries in een paar andere gewesten, met name in Bantam en Japara, waar hun aan' tal zonder bezwaar kon worden verminderd. Verder is door de Indische Regering een voorstel gedaa» de strekking hebbende om het oprigten van etablissem*nten tot betere bereiding der koffij aan te moedigen en te regeleD. Tegen eene bij die gelegenheid aangeboden ontwerp-verordening ter zake z'y'n echter in Jù 1 ij jl. eenige bedenkinge» geopperd, bepaaldelijk met betrekking tot de maatregelen tot wering van misbruiken , waartoe het oprigten van dergelijke etablissem*nten , zoowel ten nadeele der bevolking als ten nadeele van de belangen van den Staat aanleiding zou kunnen geven. Het denkbeeld der invoering eener betere sortering va» koffij op Java, hetzij bij de inkoop-, hetzij bij de afscheep' pakhuizen heeft in Indie een punt van veelzijdige en lang' durige gedachtenwisseling uitgemaakt. De meeste der aan' bevolen middelen zijn echter óf overbodig bevonden zoo al* de afscheiding der koffij van elk gewest, hetgeen in den regel reeds plaats vindt, öf wegens de aanzienlijke daaraaö verbonden kosten voor uitvoering niet vatbaar geoordeeld < zoo als de afscheiding der koffij van elk district en de op' rigting van etablissem*nten bij.de afscheeppakhuizen voof de nadere verwerking en sortering der aldaar uit de binnenlanden aangevoerde koffij. Bij hetgeen reeds verrigt of voorgenomen was ter verkrijging eener betere behandeling van het koffijproduct i» het algemeen, meende de Indische Regering zich dan o«^ te kunnen bepalen tot eene aanschrijving aan den directeör
van binnenlandsch bestuur (October 1870) om het noodig6
te verrigten of voor te stellen : a. in het belang der sortering van de op Java te veilen koffij ; b tot uitbreiding va" zoodanige afscheeppakhuizen, waar door gebrek aan ruim'" de koffij van verschillende residentien zou moeten worde» vermengd. Het gevolg dezer aanschrijving is hier te land« nogniet gebleken. Het bewuste gebrek aan pakhuisruirn*" schijnt intusschen alleen te Samarang te bestaan, wa»f
dien ten gevolge geene behoorlijke afscheiding kon worde» gehouden tusschen het koffijproduct der residentien Sam»' rang, Kadoe, Djokjokarta en Japara. Aan het verslag van den directeur van binnenlandse' bestuur met betrekking tot den toestand en de uitkomste» der cultuur over 1870 worden de volgende bijzonderhede» ontleend.
163
Eene gewestelijke statistiek, bij welker zamenstelling is gebruik gemaakt van de gegevens, vervat in de nieuwe koffijleggers en registers, waarvan in 't vorig verslag sprake was, wordt als naar gewoonte hierachter aangetroffen (bijlagen litt. DD en EE). De opgaaf der aanwezige koffijboomen onder ultimo Maart 1870 (bijlage GG van het vorioverslag) is meerendeels onjuist gebleken , voornamelijk wat betreft de residentie Kadoe, waar het aanwezig getal in paggers en kampongs gezegd wordt slechts te hebben bedragen 24 millioen, in stede van 46 millioen, zoo als aanvankelijk was opgegeven. De verbeterde cijfers zijn opgenomen in de tegenwoordige bijlage DD, te gelijk met eene aanwijzing der oppervlakte in bouws van de a a n p l a n t t e n in geregelde tuinen.
Mjplantingen en afschrijvingen. Bij de bepaling van het cijfer der m den regentijd van 1870/71 te bewerkstelligen koffij-aanplantmgen werd van het beginsel uitgegaan om m den regel aan eiken koffijplanter, hetzij tot aanvulling of uitbreiding of wel voor beide, jaarlijks geen grooteren aanplant op te leggen dan van 50 boomen in tuinen of bosschen en van 25 boomen in kampongs enz., met dien verstande voor zoo veel de tninkoffij betreft, dat zooveel minder of niets worde opgelegd aan diegenen, die daardoor meer dan 600 boomen zouden te onderhouden hebben. Dit beginsel werd noodig geacht ter verzekering dat de nieuwe aanplantingen met zorg aangelegd en met de bestaande middelen behoorlijk onderhouden worden. Bovendien werd de regel gevolgd om geen aanplantingen op te leggen op grooteren afstand dan van 10 palen van de woningen der planters, ook dan niet wanneer het cijfer der afschrijvingen dat der aanplantingen mögt overtreffen. Als gevolg van een en ander beliep het totaal der voor het jongste regensaizoen vastgestelde bijplantingen omstreeks 8 millioen boomen minder dan in 1869/70, namelijk ruim 12 millioen, waarvan de helft tot aanvulling en inboeting, en de wederhelft tot uitbreiding zou moeten dienen. Voor afschrijvingen was geraamd een totaal van 15 millioen boomen, waarvan voor Samarang, Preanger regentschappen, Banjoemas, Cheribon en Bagelen (in globale cijfers) respectively 3, 21/ 2, 2V4, 13/4 en U/ 2 millioen of te zamen m deze vijf gewesten alleen U millioen. _ Hoeveel boomen werkelijk afgeschreven en bijgeplant zijn
T^T?1£trTermeld S e v o n d e n - Uit de boven aangehaalde bijlage DD blijkt echter, dat de aanwezige aanplant onder ultimo Maart 1871, ten getale van ruim 3003/4 millioen boomen, in vergelijking met het cijfer onder ultimo Maart 1870, was verminderd met ruim 3 millioen; eene vermindering die uitsluitend de geregelde tuinen gold. De in de residentie Bantam verkregen hoogst ongunstige resultaten (in eene der afdeelingen was gebleken dat van 3210 boomen slechts één katti koffij was geoogst) hebben aanleiding gegeven tot het op nieuw aanhangig maken van de reeds in vorige jaren gedane voorstellen tot intrekking der gouvernementscultuur in de afdeelingen Serang, Anjer en Tjenngin. De Indische Regering heeft het echter raadzaam geoordeeld den uitslag af te wachten van een door den tegenwoordigen hoofdinspecteur voor de koffijcultuur m te stellen plaatselijk onderzoek alvorens ter zake eene beslissing te nemen. De in den regentijd van 1869/70 en van 1870/71 bevolen afschrijvingen hadden bereids het geVolg, dat in de afdeelingen Serang en Tjeringin geene boomen in tuinen meer, maar slechts in kampongs (ten getale van 199 000 boomen) voorkwamen, terwijl in de aideelmg Anjer de cultuur feitelijk had opgehouden te bestaan. ° Ook in Krawang, alwaar in het afgeloopen jaar 90000
I t f i " f ™ afgeschreven, vermindert allengs S o i n Z JT l t S t e r y e r v a nS i nS v a n d e z ö aanplaStmgen geene andere geschikte gronden konden worden aangewezen, zoo werden 12 kampongs op den Bantjadarah m net vervolg vrijgesteld van den aanplant van tuinkoffij o ™ V.erPhgt>ng echter om boven de vereischte inboetingen 22 500 boomen m paggers aan te planten. W T . ™ tlTTï r p n t s c h a P P e n blijkt de aansporing des bestunis tot het planten van pagger- en kampongkoffij met zonder gevolg te blijven. I„ het uitzigt op do hoogere betaling moet de bevolking zich in den afgeloopen west^Z^legT dan geW0De" « " * In Pekalongan geschiedde de aanplant in de laatste jaren met meer in groot e aaneengeschakelde tuinen, doch zooveel mogelijk in de nabijheid derdessa's. Gebrek aan geschikte gronden op niet al te verren afstand van de woningen deiplanters wordt >,h oorzaak hiervan opgegeven. In Samarang wordt van de pagger-en kampongkoffij bij voortduring veel werk gemaakt; in Japara evenzoo wegens gebrek elders aan geschikte gronden Ongunstig luiden de berigten nopens den stand der tuinen m de afdeelmg Tjilatjap (Banjoemas); de intrekking der cultuur aldaar is in overweging. De eenige gelegenheid om in Banjoemas u.tbreidmg aan de koffijcultuur te geven bestaat m het aanleggen van kleine aanplantingen in de de nabijheid der dessa's. In Bagelen zijn de gronden in het algemeen voor de cultuur met zeer geschikt; de boomen bereiken aldaar dan ook geen hoogen ouderdom. In Kadoe wordt met het planten van koffij in en om de dessa s en langs de paggers der woningen steeds voortgegaan. Ook op enkele bosch- en tegalgronden komen aldaar kleine vrijwillige aanplantingon tot stand.
Onderhoud. De mededeelingen van de hoofden van gewestelijk bestuur betreffende het onderhoud der koffiiaanplan tingen luiden over het algemeen bevredigend De resident van Banjoewangi alleen vermeldt, dat het onderhoud ten gevolge van de weinige ingenomenheid der bevolking met de cnltuur, in 1870 over 't algemeen niet naar behooren geschiedde.
Uitkomsten. Nadat reeds in 1869 de koffijoogst met uitzondering van de Vorstenlanden 922 512 pikols had opgeleverd werd m 1870 mede alleen in de gouvernementsresidentien een oogst van niet minder dan 939 428 pikols verkregen. Slechts in zeven gewesten was de opbrengst h r % d a : / n , 1 6 9 D e W i°S u i t de Vorstenlanden beliep 44 206 pikols tegen 38 076 in 1869 Even als in 1869 overtrof de productie van Pasoeroean ook nu met alleen die van alle overige gewesten op Java, maar ook die van alle vorige jaren in deze residentie verkregen In de laatste vijf jaren (1866-1870) werden anL a a«i l n r £ n d e C l j f e r s ) achtereenvolgens verkregen 239 400 192 500, 179 000, 266 100 en 273 900 pikols De oogst van 1871 laat zich algemeen ongunstig aanzien. r«e7VnSt Kt86"" en, uTare W i n d e n i n d e tweede helft van 1870 hebben veel bloesem en jong gezette vruchten doen afva-len. De productie wordt dan ook, met inbegrip van de
fiOVnonngU-l f V o r £ l e n l a n d e n *d 36 000 pikols f op slechts 600 000 pikols geschat.
Ter vergelijking der voornaamste uitkomsten van de gouvernements-koffijcultuur op Java over de laatste vijf jaren (de levering uit de Vorstenlanden daaronder begrepen) volgt hieronder het gebruikelijk overzigt.
164
JAREN.
Getal
v ruchtdragen de
boomen,
waarvan geoogst
is (behalve in de
Vorstenlanden).
Verkregen hoeveelheid koffij, zonder de bij het ledigvallen der pakhuizen bevonden overwigten.
Pikols.
1866
1867
1868
1869
1870
230 101 030
233 372 384
234 051 454
231 009 460
214 553 997
1 088 456
917 358
586 357
960 588
983 634
Hoeveelheid
koffij in het ge
heel „bij
de pakhuizen
ontvangen.
Pikols.
Gezamenlijke
kosten
van de aan het
Gouvernement
geleverde koffij,
Gemiddelde prijs, waarop de pikol koffij aan het Gouvernement te staan komt, berekend over de geheele hoeveelheid ontvangen koffij tot aan de afscheeppakhuizen.
Opbrengst van de in Nederland geveilde koffij per pikol.
Bruto. Netto.
1 094 097
920 057
588 616
962 800
986 038
Qualität. Het ter kennisse van de Indische Regering gebrast schrijven van de Nederlandsche Handelmaatschappij, waarbij over de qualiteit der sedert Julij 1869 hier te lande in veiling gebragte gouvernements-koffij over het algemeen een gunstig oordeel werd uitgesproken (zie het vorig verslag bladz. 117), werd aan de hoofden der koffij producerende gewesten medegedeeld, onder hernieuwde aanbeveling om aan de bereiding der koffij de meest mogelijke zore te doen wijden. De bevinding der in het tweede halfjaar 1870 geveilde koffii was volgens de bij genoemd handelsligchaam ingekomen rapporten » over het algemeen bevredigend '. Ten aanzien der onderdeelen werd in die rapporten onder andere het volgende opgemerkt: Legkoffij moest meer verscheidenheid aanbieden. Omtrent de ïagal-koffij was verbetering in de hoeveelheid geile boonen op te merken, ofschoon er toch herhaaldelijk onder voorkwamen. Preanger, Tiilatjap, Madioen, Bagelen, Cheribon, Kadoe, Pekalongan Kediri, Patjitan waren voldoende. Het gemis van fiine' mooi groene en blaauwe soorten (West-Indische bereiding) deed zich nog gevoelen. De West-Indische bereiding zoo als Cheribon , Tugal, Probolinggo, bezoeki Patiitan die opleveren, is wel gewenscht, maar zij> behoort niet tot de soort door de beschrijving «fijn, mooi, groen en blaauw" bedoeld. De proeven met Mokka worden m bedoelde rapporten gezegd niet aan de bedoeling te beantwoorden : de boon is te groot en het karakter van Mok ka-koity gaat verloren ; de koffij is goed, maar bedingt geen hoogere waarde dan goed ordinaire soorten. Gunstige prijzen zijn behaald voor de door tusschenkomst van een Europeschen ondernemer bereide Pasoeroean-koffij (zie lager onder ,, Bereiding "). In de Junij-veiling van 1870 werden verkocht 1854 balen tegen f 0,373/4 à f 0,4f>3/ per half kilo, en in de Augustus-veiling van dat jaar 445 balen tegen f 0 35 à f 0 403/4, terwijl voor met dezelfde schepen aangebragte gewone Pasoeroean-koffij slechts werd behaald in de Junij-veiling f 0,311/2 à f 0,321/2 en in de Auguatusveilin^ f 0,31 à f 0,313/4, en voor » goed ordinair groen respecüvelijk f 0,33 en f 0,32V2 per half kilo.
De qualiteit van het in 1870 op Java verkregen product wordt door de residenten van Bantam, Samarang, Probolinggo en Banjoewangi zeer goed, door die der overige gewesten over het algemeen goed genoemd. De residenten der Preanger regentschappen, van Kadoe en van Madioen achten de hoedanigheid van de koffij uit den laatsten oogst echter beneden het product van 1869, en schrijven dit toe aan de vele regens gedurende den oogsttijd, welke eene behoorlijke drooging en eene gewenschte spoedige inlevering van het product in de pakhuizen in den weg stonden. De resident van Madioen voegt daarbij de mededeelmg, dat de aanmerkelijke qualiteitsvermindering van de koffij _ uit zijn gewest ook door het transport uit de doorvoerpakhuizen naar~Soerabaija werd veroorzaakt.
14 768 284
13 141 488
8 920.851
13 766 649
14 279 280
13,49 5
14,28
15,155
14,295
14.48
f51,07 •/,,
48,26 3/,o
42,84 V10
44,44 */lt
41,92 V„
f 43,54 7 „
41,73 V„
36,67 %,
38,76
36,73 4/l0
Volgens de gewestelijke berigten, uitgezonderd van Bezoeki (van waar deswege geene opgaaf is ontvangen), waren bij de verschillende pakhuizen gedurende 1870 18 325 pikols inferieure soort koffij ingeleverd. In het pakhuis te Prigi (Kediri) rigtte de snuitkevei- eene aanmerkelijke schade aan. Eene hoeveelheid van 1755 pikols, welke door dat insect was aangetast, werd afzonderlijk naar Nederland verscheept. _ Omtrent de Mokka-plantsoenen wordt ditmaal weinig gezegd. De residentie Samarang telde van die soort 71 300 boomen, waarvan 49 200 vruchtdragende. De oogst bedroeg 4882 pikols. De 22 000 Mokka-boomen in het regentschap Patti (Japara) aanwezig, worden gezegd verbasterd te zijn. Het product zou niet veel van de gewone Java-koffij verschillen. Aangaande het in de Preanger regentschappen ter uitplanting gezonden Edenen Laurina-koffijzaad wordt medegedeeld, dat van de 100 000 geplante vruchten geen enkele ontkiemde. Vermits dit ongunstig resultaat wordt toegeschreven aan de omstandigheid, dat de gebezigdebibiet eenlgen tijd gelegen en dus gelegenheid had gehad tot broeijing, waardoor de kiemkracht verloren ging, zou gedurende 1871 met jonge bibiet eene nieuwe proef ondernomen worden. De opmerking is echter reeds gemaakt, dat de kweeking op groote schaal van Laurina-koffij niet aan te bevelen is, vermits deze variëteit wegens haren bitteren smaak in den handel minder gewild zal zijn.
Bereiding. Nopens dit onderwerp kunnen, met het oog op de reeds in het vorig verslag voorkomende mededeelingen, weinig bijzonderheden worden vermeld. Van de West-Indische bereiding der koffij in de_ afdeeling Patjitan wordt gezegd, dat deze bereidingswijze nog al veel te wenschen overlaat. De aldus bereide koffij onderscheidt zich bovendien uiterlijk weinig van de overige, wijl vaak vermenging van beide soorten door de koffijinleveraars zelven plaats vindt. Voor de geringe meerdere betaling van f 0,83 den pikol schijnt de bevolking zich de moeite niet te willen getroosten om de soorten uit elkander te houden. . . Nopens de tusschenkomst der particuliere industrie m de bereiding van koffij van de bevolking in de districten Penangoengan en Ngantang, onder Malang (Pasoeroean). zijn geene meldenswaardige bijzonderheden medegedeeldTer bereiding der koffij wordt gebruik gemaakt van de» pelmolen te Batoe, vroeger gebezigd tot bereiding in contract met het Gouvernement van koffij op de Braziliaansche manier. Eene hoeveelheid van 6493 pikols koffij tegen 2418 i» 1869 werd gedurende het afgeloopen jaar aldaar bereid, in het pakhuis Sisseer afgeleverd en daarna afzonderliJK
naar Nederland verscheept. Van de aan een Europeschen ingezetene in de resident!»
165
Kadoe verleende vergunning tot inkoop van koffij van de bevolking en bereiding ter inlevering in de pakhuizen, Werd tot nog toe geen gebruik gemaakt. Omtrent eene regeling betreffende de toelating van dergelijke ondernemingen, is, zoo als in den aanhef van dit hoofdstuk gezegd, eene briefwisseling met de Indische Regering aanhangig. Verschillende verzoeken tot overneming van de bereiding der koffij van de bevolking, zijn inmiddels bij de Indische Regering in advies.
Transport. De afvoer van koffij heeft in 1870 geregeld plaats gevonden. Over het algemeen voldeden de verschillende aannemers aan hunne verpligtingen. In Junij jl. is besloten om, na expiratie van het loopende contract, de uit de residentie Madioen afkomstige koffij naar de afscheepsplaats te Djokotro, gelegen aan het zuiderstrand in de baai van Pangool (Patjitan) te doen afvoeren, in stede van, zoo als thans geschiedt, langs da Solo-rivier naar Soerabaija. Deze verandering wordt in 's lands geldelijk belang geacht. Het transport der koffij uit Soerakarta, dat in 1870 nog bij aanneming mede langs de Solorivier naar Soerabaija plaats vond, zal gedurende 1871, bij wijze van proef langs den spoorweg Samarang-Vorstenlanden geschieden. Echter zou in het transport uit de pakhuizen in Soerakarta naar het station ter hoofdplaats aldaar, en van het eindstation in Samarang naar de afscheepspakhuizen worden voorzien bij uitbesteding. Aan het voornemen om ook het koffij vervoer in de Preanger regentschappen , aldaar nog grootendeels in heerendienst geschiedende, aan aannemers op te dragen (zie het vorig verslag bladz. 118), is in zoover een begin van uitvoering gegeven, dat eene uitbesteding ter zake voor de jaren 1872—1876 was aangekondigd tegen Augustus jl. (1)
Betaling. Omtrent de betaling der koffij aan de bevolking is sedert het vorig verslag alleen eene nadere beschikking genomen voor zooveel de residentie Preanger regentschappen
(1) Omtrent den uitslag is tot dus ver niets gebleken.
betreft, waar, in verband met de hervorming van het daar werkende stelsel van bestuur (zie bladz. 61 hiervoren), de koffij betaling voor 1871, bij wijze van overgang, aanvankelijk is verhoogd van f 6,50 tot f 10 per pikol, zijnde f3 minder dan in de overige gewesten van Java, de Vorstenlanden en Banjoewangi alleen uitgezonderd, (van af 1867) wordt betaald. Tot deze aanvankelijke verhooging werd overgegaan bij Indisch besluit van 13 April 1871 {Indisch Staatsblad n°. 50). Terwijl de hervorming van het Preanger stelsel eerst met 1 Junij 1871 zou in werking treden, werd echter de verhooging der koffijbetaling van stonde aan ingevoerd, ten einde haar nog over de geheele levering van 1871 te doen werken. Blijkens de ingediende ontwerpbegrooting voor 1872 ligt het in de bedoeling het verschil in betaling tussehen de Preanger regentschappen en de overige gouvernementsresidentien van Java reeds in het aanstaande jaar te doen ophouden. Vermoedelijk zal dan ook de afwijkende koffijbetaling in Banjoewangi een einde nemen, hetgeen echter afhankelijk is van de invoering van het landrentestelsel aldaar, waarover zie bladz. 67 hiervoren.
Veilingen. Omtrent de uitkomsten der koffij veilingen hier te lande en op Java volgen hier als naar gewoonte twee aantooningen, loopende over de veilingen van 1869, 1870 en de zeven eerste maanden van 1871. In verband met de verhooging voor 1871 van 50 000 tot 100 000 pikols der hoeveelheid op Java te verkoopen koffij, is ook het aantal veilingen verdubbeld, zoodat behalve in April en December, welke maanden laatstelijk voor de veilingen waren gekozen (zie het vorig verslag bladz. 121), in 1871 daartoe ook de maanden Augustus en October zijn aangewezen. In de Aprilveiling 1871 is koffij uit den oogst van 1870 aangeslagen, en wel tot eene hoeveelheid van 35 000 pikols ; de overige 65 000 pikols zullen zijn uit den oogst van het loopende jaar, waarvan 25 000 pikols geveild moeten zijn in Augustus, 25 000 te veilen in October en 15 000 in December. Voor eene recapitulerende opgaaf der Nederlandsche veilingen van 1870 zij verwezen naar bijlage W hierachter.
N°. 8. 2. 42
166
bo a g eu p I
® f M
' O •w a Cs
co eu
te 'O
"Ä c
•2
o s t«
CD a a
08 g'
. à g
.'S 'S Xi m > CD •a
ô
so a.
Xi eu o o ' O 'a? ' O ' O 's <D
2
Si 6D O
S.
0)
(N co
to CO
CO ©
t o eo ©
1-( t»
• 1 *
eo
O l © OS
VS CO -#
O co
eo © '
oo t o C4 © OS ©
© eo
eo ©
t» m *a »o t»
co ©
\a eo ©
t» t
© ©
o» en (M
00
en
CO to
00 t» to en
3 w
'S s I
e *» m o 'O
CD &0
0) e
o a a C3 H bü O
"J3
o 44
CD -a 'S >
O
eo eo ©
CM CO © eo © '
cm (M ©
en *a
to co
© eo ©
00
' ©
en ( N ©
H CO ©
co © CO © eo ©' eo © eo eo eo ©* eo © co © eo ©"
© eo
•o CO ©
t o CO © cn 0 0
o 00 to ©
to co en en.
CM
eo Irin H to © to
\a ta to oo eo ta
to
(M
>n m
7 * en t o CM en
to
o -M
CS U SD O
a o u x> cu o
'O
•o ' O t , "-i SI
C!5 W
CD ' O
CD
a
CD a s 03 CJ3 O
-a « o •s ,3
!> S
CE P
CO eo © <M en
00
t o en tr00
\a
eo © \a
tren en cm oo
eo © trem © cm ©
eo - t * co t o ©
t o CO
t o 00
I A 00 00 co
CO CO © CO © '
00 CO CO © CO ©~ CO ©
en CM
©
en CM ©
00 eo^ ©"
en co © '
CO
©
en CO CM
©
t co to CO ©
CO CO CO eo © '
CM cm
l O CM to CO t
CM CO
CO eo to
CM CO t Ir©
en en t o tr
CO en co ©
to co t o CO t
CO
t o
00
00 ©
CM eo ©
teo © t M
CO
t oo CM
00
to
en
eo oo CM
<M to
en co o
»n CM t
CM
OS t > 00 en to
to
© CM
t © cm
CM t ~ CM cm © t
03 I
C3 03 eu CD i-s
B 'a
CD
m
CD X> O
CD r O a
CD C» O
co ©* St* en «o oo
xi o es
M
S'
i E CS
CIC
JS a c3 fr
ee
c3 M
a il > i ao a •" :^> PH S«
IA
M b D 1 ^ c
cu t» c M 'O CD T3 'O fi
M
C CD •O
CD S
U
ÎP?
CD
T3 _, ^3 O C «
CD k
- t j CD A C sg. > bf a
X) CJ 'o o
-+^ o
t - l
—i fi !M O ao .S 1= CP ^ a> CD t
.D •o S d C
{3 CD N <D ? S ^
"fci ^— a oS
D» r; 'M c«
H 0> (M
p .
i2 eo C7 tH
<3 rrri H a
167
Veilingen op Java.
1 8 6 » .
Tijdstip.
December
Hoeveelheid pikols.
50 000
Opbrengst. Gemiddeld per pikol.
f 1612 610 f 32,25 s
18 TO.
Tijdstip.
April. . .
December
Hoeveelheid pikols. Opbrengst. Gemiddeld per pikol.
25 000
25 000
50 000
f 846 480
823 610
f 1 670 090
Blijkens het vorig verslag, bladz. 121, worden van de op Java te veilen koffij monsters verstrekt aan de Handelsverenigingen op de drie hoofdplaatsen aldaar (10 katties van elke soort). Bij een besluit van November 1870 werd aan de uitgifte van monsters uitbreiding gegeven. De directeur van binnenlandsch bestuur werd namelijk gettagtigd om ten behoeve der gouvernementskoffijveilingen monsters van het in veiling te brengen product in stopflesschen te deponeren, daar waar zulks door hem noodig zou worden geacht (1) Het aanzienlijk verschil tusschen de opbrengst der Preanger- en die der Pasoeroean-koffij in de jongste veiling (respectively k f 37,45 en f 32,50 gemiddeld per pikol) wordt toegeschreven aan de vrij ordinaire qualiteit der laatstgenoemde soort en de zeer goede hoedanigheid der Preangerkoffij, in verband met groote vraag naar deze soort voor Amerika, wegens hare gelijkenis op Padang-koffij. In verhouding tot de Europesche marktprijzen omstreeks het tijdstip van verkoop kon de gemiddelde opbrengst der Pasoeroean-koffij gezegd worden nog hoog te zijn geweest. Even als sedert eenige jaren ten opzigte der op Java verkochte gouvernementssuiker, is thans ook van de aldaar geveilde gouvernementskoffij de bestemming opgegeven. Uit die opgaaf, welke nog alleen het jaar 1869 betreft, blijkt dat de geheele hoeveelheid van 50 000 pikols, op 18 pikols na, die aan kleinhandelaren verkocht zijn, naar Nederland is uitgeklaard, waarvan 27 842 pikols onder Neder landsche en 22 140 pikols onder vreemde vlag.
S u i k e r c u l t u u r .
De uitvoering der wettelijke regeling van de op hoog gezag ingevoerde suikercultuur (art. 1 der wet van 21 Julij 1870, Nederlandsch Staatsblad n°. 136 , in Indie afgekondigd onder dagteekening van 14 September 1870, Indisch Staatsblad n°. 117) wordt in Indie ijverig voorbereid. Voorschriften en beschouwingen om bij die uitvoering tot leiddraad te dienen, werden op 's Konings magtiging, den Raad van State gehoord, aan de Indische Regering medegedeeld onder dagteekening van 23 October 1870. (2) Intusschen waren reeds in Augustus 1870 de residenten der betrokken veertien gewesten door den directeur van binnenlandsch bestuur van wenken voorzien betreffende een al dadelijk aan te vangen plaatselijk onderzoek nopens de vraag, of het thans door de fabrikanten gebezigde molenWater of c. q. voedings- en uitdampingswater voor de stoomtoestellen niet aan de bevolking, hetzij in het dadelijk of in het toekomstig belang van haren eigen landbouw behoort te worden teruggegeven; terwijl bij eene circulaire van denzelfden directeur van September daaraanvolgende bedoelde residenten voorschriften ontvingen nopens het
(1) Over eene aanschrijving aan genoemden directeur in het belang der sortering \an de plaatselijk te veilen koffij, zie men het hooger aangeteekende op bladz. 162 hiervoren. (2) De betrekkelijke aanschrijving is nagenoeg in haar geheel opgenomen in de voor de Eerste Kamer der Staten-Generaal gedrukte stukken nopens de Indische begrooting voor 1871 {Vergadering 1870—1871, tt°. 5 a).
f 33,8592
32,94"
f33,40"
1 8 Î 1 .
Tijdstip.
April. . .
Hoeveelheid pikols.
35 000
Opbrengst. Gemiddeld per pikol.
f 1187 000 f33,9145
voorbereiden hunnerzijds eener oordeelkundige herziening der bestaande aanplant-regelingen. Ten gevolge van deze laatste aanschrijving kwam reeds in de maand April 1871 bij verschillende ondernemingen eene nieuwe regeling van den aanplant overeenkomstig de voorschriften der wet tot stand. Naar gelang de plaatselijke ambtenaren met de onderzoekingen nopens den aanplant gereed komen en de door de residenten ter zake gedane voorstellen voor goedkeuring vatbaar worden geacht, vordert de regeling van deze aangelegenheid, wier beëindiging, volgens berigten van Mei jl., binnen eenige maanden kon worden tegemoet gezien. Ook het omslagtig en tijdroovend onderzoek tot regeling der waterquaestien bij de verschillende ondernemingen, waarbij tevens overleg met de plaatselijke waterstaatsambtenaren als deskundigen is voorgeschreven , is nog niet afgeloopen. In Soerabaija en Bezoeki is daartoe gedurende een vijftal maanden een ingenieur op non-activiteit opzettelijk in commissie gesteld geweest. Voorstellen, in Februari) en Maart j l. door de directeuren van, binnenlandsch bestuur en van justitie ingediend met betrekking tot de bij het in werking treden der nieuwe suikerregeling met de fabrikanten te sluiten overeenkomsten, zijn bij de Indische Regering in behandeling. Aan de indiening dezer voorstellen was een herhaald overleg voorafgegaan met de gedelegeerden van een 53tal suikerfabrikanten die, na het openbaar worden in Indie der door het Opperbestuur, onder dagteekening van 23 October 1870 aan de Indische Regering verstrekte voorschriften, aan eerstgenoemden directeur, onder aanbieding van een door hen op den voet der wet ontworpen concept-contract en van eenige voorstellen nopens de wijze van betaling van den cijns, de schadeloosstelling aan de bevolking voor de afgifte van den grond en de betaling van den arbeid bij den aanplant, die zij bij wijze van abonnement wenschten geregeld te zien , hun verlangen te kennen hadden gegeven om de nieuwe overeenkomsten al dadelijk te sluiten en deze reeds met 1871 te doen ingaan. Naar aanleiding van eene opmerking bij de behandeling der Indische be»rootiug voor 1871 in de Tweede Kamer gemaakt, werd aan de Indische Regering in Maart jl. medegedeeld dat, naar de dezerzijdsche meening, geene goede regeling van den cijns over den verpligten aanplant mogelijk is, wanneer niet, behalve de maatstaf van de gemiddelde productie bij elke fabriek , ook het verschil van productiekosten van de suiker in aanmerking wordt genomen. Later, in antwoord op een daartoe strekkend schrijven van den Gouverneur-Generaal, werd ook het gevoelen der Regering hier te lande medegedeeld (depêche van 4 Mei jl.) nopens de opneming van enkele bepalingen in het in Indie ontworpen model-contract, meer bijzonder betreffende de verstrekking van arbeiders en verdere hulpmiddelen , de beschikking over water en den cijns over den geheel vrijen aanplant. Ter bepaling welk bedrag der bevolking toekomt als eene behoorlijke schadeloosstelling voor de tijdelijke afgifte van den grond en als eene behoorlijke betaling van den arbeid bij den aanplant gedurende de eerste vijfjaren na de in werking treding der nieuwe overeenkomsten , werden in Mei j 1. in.
168
Tndie drie commis sien benoemd, elke bestaande uit een ervaren Europeschen ambtenaar bij het binnenlandsch bestuur , wiens taak meerdere gewesten zou omvatten, en een voor elke residentie door den resident aan te wijzen inlandschen ambtenaar. Deze commissien werden van de noodige instruction voorzien door den directeur van binnenlandsch bestuur, die aangeschreven is om de verslagen dezer commissien , vergezeld van zijne beschouwingen en van de noodige voorstellen , ten spoedigste aan de Regering in te dienen. In verband met de omstandigheid , dat het tijdstip der invoering van de nieuwe suikerregeling nog onzeker was, terwijl toch met den rietaanplant voor 1872 moest worden aangevangen , werden door den directeur van binnenlandsch bestuur in April jl. ter zake instruction gevraagd. Naar aanleiding daarvan gaf de Gouverneur-Generaal, bij een besluit van 5 Mei jl., aan den directeur het volgende te kennen : dat met opzigt tot den aanplant van suikerriet voor het oogstjaar 1872, ten behoeve van de met het Gouvernement in contract staande ondernemingen, moet worden onderscheiden tusschen die ondernemingen, waarvoor de overeenkomsten met het einde van het oogstjaar 1871 zullen zijn vervallen en die, voor welke de overeenkomsten partijen nog over volgende oogstjaren binden ; dat ten aanzien van deze laatsten het Gouvernement, zoolang geene nieuwe op de suikerregeling van 1870 gebaseerde overeenkomst is gesloten, verpligt is, om zooveel bouws te doen beplanten als oorspronkelijk bedongen is, en dat dit dus ook moet geschieden in dit jaar, omdat nog geene overeenkomst die daarin verandering brengt is aangegaan, doch dat, wat overigens den aanplant betreft, in verband tot de wet van 21 Julij 1870 zoodanige regelingen mogen worden getroffen als mogelijk is, aangezien in dat opzigt de Regering door de bestaande overeenkomsten niet is gebonden ; dat, wat aangaat de overeenkomsten, die met het einde van het oogstjaar 1871 ophouden te bestaan, het Gouvernement evenmin aan een bepaald quantum van aanplant voor het oogstjaar 1872, als aan eenige andere regeling nopens de beplanting gebonden is ; dat het dien ten gevolge bevoegd is om dien aanplant zoo groot te doen zijn als zal behooren ; dat echter daar, waar het onmogelijk is zulks nog tijdig te regelen, de hoeveelheid der in het loopende jaar met suikerriet te beplanten bouws, alsmede de verdere regeling van die beplanting dezelfde zullen moeten zijn, als in het voorgaand jaar, en eindelijk:
dat, indien bij de nieuwe op de suikerregeling van 1870 gegronde overeenkomsten een aanplant van een minder aantal bouws moet worden bedongen dan reeds is aangeplant gewol" den, met den ondernemer moet worden overeengekomen i dat hij ook dat meerdere voor dat oogstjaar zal bekomen > onder dezelfde voorwaarden als waaronder hij de bij de overeenkomst bedongen hoeveelheden verkrijgt. Na deze algemeene mededeelingen volgen thans eenige cijfers en bijzonderheden omtrent de uitkomsten en den toestand der suikercultuur en bereiding over 1870. Uitkomsten. Was reeds in de twee voorafgegane jaren de suikerproductie stijgende, zoodat zij zoowel in 1868 als in 1869 die van vroegere jaren achter zich liet, de uit' komsten van 1870 getuigden andermaal van vermeerderde opbrengst, zoowel op zich zelf als in verhouding tot de uitgestrektheid van den aanplant. Terwijl toch in de twee eerstgenoemde jaren achtereenvolgens werden verkregen 2 027 750 en 2 108 187 pikols, of gemiddeld 51,151/2 e ö
52,771/2 pikols per bouw, beliep de productie van 1870 2 191 466 pikols, dat is gemiddeld 55.03 pikols per bou** Deze uitkomst is te meer verblijdend, wijl de weersgesteldheid gedurende den maaltijd van het afgeloopen jaaf over het algemeen de suikerfabricatie zoozeer bemoeijelijkte, dat verreweg het grootst aantal ondernemers den algemeen contractueel gestelden maaltermijn van vier maanden aan' zienlijk overschreed. De verdere uitkomsten dezer cultuur blijken uit de als bijlage litt. F F hierbij overgelegde gewestelijke aantooning i terwijl eene uitvoerige statistiek n pens de productie enzvan elke onderneming in het bijzonder (behalve alleen van die in Soerabaija, van waar deze opgaven nog worden te gemoet gezien) (1) worden aangetroffen in bijlage litt. GG. De hoogste opbrengst werd verkregen in Cheribon, namelijk 68,50 pikols, voor de andere gewesten was dit cijfer, in eene afdalende reeks, als volgt: Pekalongan 61,241 Japara 60,72, Bezoeki 57,725, Samarang 57,60, Soerabaija 54,79, Tagal 52,88», Pasoeroean 52,<>3, Probolinggo 50,23 pikols. In de overige residentien bleef de gemiddelde productie beneden laatstgemeld cijfer. Volgens berigten van Junij jl. stonden de suikerrietaanplantingen voor den eerstvolgenden oogst over het algemeen gunstig. Eenige der voornaamste totalen over de vijf laatste jaren volgen hieronder :
(1) Onder het afdrukken dezes ontvangen en alsnog opgenomen i" :
bijlage lit. G- G-..
ci CD U CS t-s
1866
1867
1868
1869
1870
à
.2
C3 Ci
'E O
97
97
97
97
97
Uitgestrektheid der velden waarvan gesneden is.
Bouws van 500 vierk. Rijnl. roeden.
40 356
40 014
39 636
39 946
39 822
Werkelijk van de velden verkregen suiker.

Pikols.
1 922 636
2 017 642
2 027 750
2 108 187
2 191466
Hoeveelheid suiker (a) aan het
geleverd.
Pikols. (b)
1 030 083
1018 091
1 025 043
1066 720
1 087 589
Gezamenlijke
van deze
suiker.
f 9415 245
9 378 730
9 539 097
9 713 566
10 447 977
Gemiddelde prijs waarop de pikol suiker aan het Gouvernement te staan kwam.
f 9,14
9,21
9,30'
9,105
9,603/5
Hoeveelheid suiker ter beschikking van de fabrikanten verbleven.
Pikols. (b)
907 072
1 013 300
1 025 841
1122 117
1166152
Opbrengst van de in Nederland geveilde suiker per pikol.
Bruto.
f 18,89%0
18,33
18,75
19,887I0
19,75
Netto.
f 13,927,»
13,57%,
13,937,.
15,527,,
15,617,»
a. Ongerekend het aandeel van den lande in de winst der ondernemingen Tjomal en Bandjardawa in Tagal en (van af 1868) der fabriek Wonopringo in Pekalongan, aan welke ondernemingen tot en met 1870 tijdelijk de vrije beschikking over het geheele product was gelaten. b. De omstandigheid dat verschillende fabrikanten ter completering van de gouvernements-levering suiker bij andere» hebben opgekocht, zonder dat het hier opgegevene als ter vrije beschikking gebleven, met die hoeveelheden i* verminderd, strekke tot verklaring van het verschijnsel, dat de cijfers van levering en vrije beschikking nie* met dat der productie van hetzelfde jaar overeenstemmen.
169
Wijze van aanplant; afstanden en bemesting. Het in April 1867 bevolen plaatselijk onderzoek nopens de mogelijkheid van een dessa'sgewijzen aanplant bij de verschillende ondernemingen, door den betrokken hoofdinspecteur der cultures in dat jaar aangevangen en sedert ijverig voortgezet, kon wegens andere meer spoed eischendo bezigheden van dien hoofdambtenaar, niet worden beëindigd. Het reeds ingesteld onderzoek bleek echter bij menige onderneming zeer goede vruchten te dragen. In 't bijzonder was zulks bij de in de residentie Tagal gelegen fabriek Adhiwerna het geval, bij welke door eene meer oordeelkundige regeling van den aanplant, een groot deel der aan de gouvernementscultuur aldaar verbonden bezwaren werden uit den weg geruimd. De voortzetting van het bewuste algemeen onderzoek omtrent den aanplant scheen ongeraden na de afkondiging der wet van 21 Julij 1870, wier toepassing niet alleen eene wijziging van de bestaande voorschriften omtrent den aanplant, doch tevens eeno zooveel mogelijk gelijktijdige regeling van deze bij allo ondernemingen noodzakelijk maakte. Gelijk reeds hooger is gezegd, heeft eene herziening der bestaande aanplantregelingen , in overeenstemming met de aangehaalde wet, reeds bij een aantal ondernemingen plaats gehad, ten gevolge waarvan daarin — luidons berigt van den directeur van binnenlandsch bestuur — beduidend gunstige wijzigingen zijn gebragt. Uit de door de plaatselijke ambtenaren met zorg bewerkte en van Regeringswege goedgekeurde ontwerp-regelingstaten blijkt toch :
a. dat de dessa's-gewijze aanplant waar eenigzins mogelijk (zoo als vooral in de residentie Pasoeroean) toepassing vindt;
b. dat in opvolging van art. 1 § 3°., sub b, der wet van 21 Julij 1870 gelijktijdig over niet meer dan één vijfde der velden van elke betrokken dessa wordt beschikt, tenzij de bevolking zelve afwijking van dit voorschrift verlange;
c. dat planters en ploegvee bij alle ondernemingen in voldoende mate aanwezig zijn om de vastgestelde uitgestrektheid aanplant zonder bezwaar naar behooren te kunnen bewerkstelligen ;
d. dat zoo weinig als de plaatselijke gesteldheid slechts eenigzins toelaat, kanalen voor toe- of' afvoer van water, karrewegen en dammen worden aangelegd (voor den overigens weinig beduiden den arbeid aan bruggen zal de bevolking afzonderlijke betaling erlangen) ; en
e. dat de verste afstanden van de riettuinen naar de fabrieken gemiddeld hoogstens 4 à 5 palen bedragen, en waar zij meer mogten bedragen, mede volkomen ten genoege van de fabrikanten zijn geregeld.
In de residentie Samarang vond de toepassing van de zoogenaamde Heynoso-wijze van suikerrietaan plant bij wege van proef meer en meer ingang. Naar aanleiding van een berigt van den resident aldaar nopens de wenschelijkheid dezer cultuurwijze, werd een naauwkeurig onderzoek bevolen naar den arbeid, dien zij van de bevolking en het ploegvee vordert en van de resultaten, welke zij oplevert. Bemesting van suikerrietvelden vond ook gedurende het afgeloopen jaar plaats buiten overeenkomst met het Gouvernement en alzoo geheel voor eigen rekening der fabrikanten. De mededeeling in het vorig verslag dat de aanzienlijke kosten hiervan door de vermeerderde productie ruimschoots worden vergoed, vindt zoo noodig in dat feit eene gereede bevestiging. Het in gemeld verslag bedoeld regeringsonderzoek naaide uitkomsten van de in de jaren 1865—1867 met hare medewerking bewerkstelligde bemestingen mögt echter niet tot het gewenschte resultaat leiden. Eenstemmig verklaarden de ter zake gehoorde residenten niet bij magte te zijn daaromtrent juiste gegevens te verschaffen, vermits de suikerfabrikanten van de bedoelde resultaten nimmer aanteekening hadden gehouden, noch konden houden. De betrokken hoofdinspecteur der cultures en de directeur van binnenlandsch bestuur waren dan ook van gevoelen, dat een vergelijkend overzigt van de productie van bemeste en niet bemeste rietvelden , met het oog op de daarvoor noodige gegevens, als ondoenlijk moest worden beschouwd.
Onderhoud. De berigten omtrent het onderhoud der suikerrietaanplantingen (mét uitzondering van die van
N°. 8. 2.
Bezoeki en Kediri, waaromtrent ten deze geene opgave» werden ontvangen), luiden over het algemeen vrij gunstic, en wat de residentie Samarang betreft, zelfs zeer bevredigend. Het onderhoud geschiedde op de bekende in vroegere verslagen reeds vermelde wijze. De beveiliging van het te veld staande gewas geschiedt zoowel door ompaggering van de tuinen als door bewaking. De in 1869 bij de Indische Regering gerezen vraao- of in verband met het aanzienlijk aantal dagdiensten, dat de bewaking der riettuinen eener gouvernements-suikeronderneming vorderde, geene maatregelen van voorziening noodig waren tot verligting van deze op de rietplantendo bevolking rustende verpligting , was door de herhaalde onderzoekingen , welke dien ten gevolge door de gewestelijke besturen moesten worden ingesteld, nog niet opgelost. Intusschen was reeds gebleken dat de bewaking zelden door de belanghebbende planters zelven, maar veelal door niet bij de cultuur ingedeelde personen, tegen botalinowordt verrigt.
Qualiteit. Voor zoover de ingekomen berigten reiken luiden deze gunstig omtrent de hoedanigheid der in 1870 door de gouvernements-contractanten bereide suiker. De hoogere bereidingskosten van de superieure suiker en de betrekkelijk betere prijzen, die voor suiker van lagere nummers zijn te bedingen , noopten de meeste ondernemers echter om zooveel mogelijk suiker van de laatste soorten te fabriceren. Verscheidene fabrikanten kochten dien ten gevolde ter voldoening aan de verpïigte gomvernements-levering, welke ook in het afgeloopen jaar volgens de bij do contracten vastgestelde qualiteiten geschiedde, op de gouvernementsveilingen suiker van hoogere nom mers in.
Drijfkracht, bereidingswijze. In de jongste opgaven nopens de gebezigde drijfkracht voor de molens der verschillende suikerfabrieken (zie het vorig verslag, bladz. 122) kwam gedurende 1870 geene wijziging. Groote veranderingen ten deze staan echter voor de deur bij du ophanden toepassing der wet van 21 Julij 1870. Bij het hoofdbestuur te Batavia werden toch door de betrokken residenten in de laatste jaren bij herhaling bezwaren voorgebragt over den afstand van het water aan suikerfabrieken ten nadeele van den landbouw der bevolking. Vooral bij eenige ondernemingen in Cheribon, Tagal, Pekalongan, Samarang en Soerabaija schenen deze bezwaren zeer gegrond en zou de Indische Regerino- reeds tot maatregelen van voorziening zijn overgegaan , ware het niet dat zulks met het oog op de verwachte spoedige wettelijke regeling der gouvernements-suikercultuur geacht werd niet de aanzienlijke geldelijke offers te hebben kunnen regtvaardigen, die de betrokken fabrikanten voorzeker niet zouden nalaten wegens de wijziging van zulk een voornaam contracts-artikel als dat betreffende de aan te wenden drijfkracht, te vorderen. Eene afdoende oplossing van deze netelige quaestie is echter nu met grond te wachten van het ter zake aanhangig plaatselijk onderzoek, waarvan hooger sprake was. De gewestelijke berigten nopens de bereidingswijze gedurende 1870 behelzen niets, wat in het verslag ovor 1869 niet reeds zijne plaats heeft gevonden. Alleen zij aangeteekend , dat de fabriek Pesantren in Kediri, welke drie jaren lang door de eigenaren aan Chinezen was verhuurd geworden, in zoodanig verwaarloosden toestand werd teruggegeven, dat eene zeer aanzienlijke herstelling, zoowel van de gebouwen als van de toestellen, noodig werd geacht. Bij de eigenaren was nu sprake om werktuigen en toestellen volgens de laatste uitvindingen aan te brengen. Ook uit de residentie Pasoeroean werden ernstige klagten ontvangen nopens het gebrekkig beheer van een drietal onder administratie van Chinezen staande ondernemingen. Die klagten liepen omtrent eene van deze ondernemingen zoo hoog, dat de Indische Regering bij ontstentenis van contractuele dwangbepalingen , in overeenstemming met het voorstel van den resident en van den directeur van binnenlandsch bestuur, den eigenaren , die alle vermaningen en waarschuwingen van het bestuur schenen te veronachtzamen , bij een besluit van November 1870 te kennen gaf, dat niet tot eene eventuele verlenging der met hen gesloten
43
170
.»vereenkomst zou worden overgegaan, indien niet in den staat der werktuigen en toestellen en in de verwerking van het suikerriet ten genoege van den resident verandering werd gebragt.
Werkzaamheden voor en in de fabriek. Het transport van het riet naar den molen en van het bij de fabriek verkregen product naar 's lands pakhuizen geschiedde gedurende 1870 op dezelfde wijze als vroeger, namelijk door middel ! van vrijwillig aangeworven koelies of van overeenkomsten j met de bevolking, buiten eenige bemoeijenis van het be- j stuur. Ten opzigte van de residentie Bezoeki zijn intusschen de opgaven minder volledig, zoodat niet bepaald blijkt of de fabrikant van Boedoean, die in 1869 de eenige was die voor het riettransport de hulp van het bestuur behoefde, in 1870 die tusschenkomst heeft kunnen ontberen. Omtrent de naleving van de zijde der bevolking deidoor de fabrikanten met haar gesloten contracten voor het riettransport , welke overeenkomsten in den regel aan het bestuur ter registratie worden aangeboden, luiden de ontvangen berigten, vooral die uit den Oosthoek van Java, nog niet bevredigend. De aanleg van tramway's, speciaal ten dienste van het rietvervoer, vindt meer en meer navolging. Twee fabrikanten (in Japara en Madioen) verzochten in 1870 van het bestuur ' vergunning tot zoodanigen aanleg (vergelijk bladz. 122 hiervoren). De gewestelijke opgaven nopens de van bestuurswege aan de suikerf'abrikanten gedurende het afgeloopen jaar verstrekte rietsnijders (zie de overgelegde bijlage lit. HH) toonen in dit opzigt weinig vooruitgang aan van den vrijwilligen arbeid. Bij verschillende ondernemingen in het Soerabaijasche zijn gedurende 1870 zelfs meer rietsnijders verstrekt dan in het voorafgegane jaar. De redenen worden niet vermeld. Ook het voor de fabrieken Tjipiring in Samarang en Waringin-agong in Rembang opgegeven cijfer was aanmerkelijk hooger. Echter wordt betwijfeld of het voor 1868 en 1869 opgegeven aantal rietsnijders wel geheel juist is. Evenzoo wordt de juistheid in twijfel getrokken der opgaaf over 1870 voor de vijf fabrieken in Bezoeki, zijnde belangrijk hooger, althans voor een drietal fabrieken, dan de cijfers van 1869. Ten aanzien van de straks genoemde fabriek Tjipiring, wordt nog aangeteekend, dat reeds in Januarij jl. ook voor den oogst van het loopende jaar door den fabrikant de hulp van het bestuur ter verkrijging van rietsnijders werd ingeroepen. Naar het inzien der Indische Regering was het tijdstip nog niet gekomen om over het al of niet onmisbare der gevraagde hulp te beslissen en behoorde de ondernemer vooraf geen e middelen onbeproefd te laten, ten einde zelf in de behoefte aan rietsnijders te voorzien. In afwachting van den uitslag dier pogingen werd de resident van Samarang aangeschreven om bij den aanvang van den maaltijd over het al of niet onmisbare van het verstrekken van hulp van gouvernementswege te beslissen en de gevraagde hulp eerst dan te verleenen , wanneer hij van den goeden wil van den fabrikant om zelf in de behoefte te voorzien de overtuiging had verkregen. Bemoedigender luiden de berigten nopens de jongste verstrekkingen van fabriekarbeiders. Uit de hierbij gevoegde aantooning (bijlage lit. JJ) blijkt, dat er in de residentien Pasoeroean en Probolinggo gedurende het afgeloopen jaarvoor het eerst in dit opzigt geene hulp van bestuurswege werd verleend, tegen welke onthouding door geen enkelen fabrikant protest werd aangeteekend. Ook de verstrekkingen in het Soerabaijasche bedroegen aanzienlijk minder dan in 1869 Deze goede uitkomst, waarop alleen het grooter aantal aan den fabrikant van Redjosari (Madioen) verstrekte arbeiders eenige uitzondering maakt, is te danken , zegt de directeur van binnenlandsch bestuur, aan de zeer strenge handhaving van het beginsel, nedergelegd in het besluit van 4 Mei 1866 , dat tot hulpverleening als hier bedoeld geene termen bestaan » ten ware de betrokken fabrikant doe blijken , dat hij alle bestaanbare middelen tot bekomïng der benoodigde vrije arbeiders heeft aangewend, zonder daarin evenwel om redenen onafhankelijk van zijnen wil te hebben kunnen slagen." Omtrent de loonen der vrijwillige arbeiders zijn de ontvangen gewestelijke berigten eensluidend met de mededeelingon in het laatste verslag (zie aldaar bladz. 128).
Vernieuwing van contracten. De nieuwe contracten op den voet van de regeling van 1863 voor de fabrieken Djatibarang en Adhiwerna in Tagal, Kaliwoengoe in Samarang en Langsee en Rendeng in Japara, tot het sluiten waarvan, blijkei.s het vorig verslag, in 1869 magtiging werd verleend , kwamen sedert tot stand. Omtrent de fabrieken Poegoe , Gemoe en Tjipiring in Samarang, welke sedert 1866 op den voet der regeling van 1863 werken , was dooide eigenaresse, de factorij der Nederlandsche Handelmaatschappij , het verzoek gedaan om , in afwachting van de nieuwe overeenkomsten op den voet der wet van 21 Julij 1870, van het sluiten van notariële contracten overeenkomstig de hooger gemelde regeling af te zien. De Regerinf heeft gameend dat het sluiten der contracten niet mögt achterwege blijven, en mitsdien het verzoek der factorij afgewezen. Van de sluiting is evenwel tot dusver geen berigt omvangen. In 't geheel zijn thans ten behoeve van 35 fabrieken overeenkomsten gesloten op den voet der regeling van 1863. Onder de ondernemingen, voor welke indertijd niet tot de algemeene grondslagen van 1860 was toegetreden (zie het verslag over 1861, bladz. 141), en die derhalve ingevolge de regeling van 1863 bij het verstrijken der bestaande overeenkomsten zouden moeten worden uitbesteed, behoorde ook de fabriek Pesantren in Kediri, waarvoor het contract eindigde met den oogst en de afrekening van 1870. Daar echter de regeling van 1863 na de vaststelling deiwet van 21 Julij 1870 als vervallen is te beschouwen, terwijl het — hangende de voorbereiding der uitvoering van die w e t — niet raadzaam werd geoordeeld voor Pesantren intusschen oen e definitive beslissing te nemen, is in de eerste maanden van 1871 met de eigenaren overeengekomen tot voortzetting der onderneming over dat oogstjaar en zulks in hoofdzaak op de voorwaarden der regeling van 1863. De bevolking, wier plantloou gedurende de jaren 1859—1868 gemiddeld per bouw afwisselde van f 90 (in 1865) tot f 109 (in 1859 en 1868) zal dien ten gevolge, bij gelijke productie als in de beide laatstgenoemde jaren (ad 404/5 pikols per bouw), een plantloon ontvangen van ruim f 122 per bouw. Het leveringscijfer van 7600 pikols of 19 pikols per bouw is behouden gebleven, doch de prijs van verrekening bepaald op f 9I/2 P01' pikol voor standmonster n°. 18 (in plaats van f 10 zoo als volgens het afgeloopen contract) en zulks met f I/4 vermeerdering voor elk hooger nommer tot en met n°. 20 en f I/2 vermindering voor elk lager nommer tot en met n°. 12. Te gelijk met de magtiging tot sluiting der bedoelde overeenkomst bepaalde de Regering tevens, dat met den aanplant ten behoeve van 1872 op de gebruikelijke wijze zou worden voortgegaan, met aanzegging aan den fabrikant dat, zoo hij ook voor dat jaar met het Gouvernement in contract zou komen te staan, de aanwending van stoomkracht zou gevorderd worden. De éénjarige overeenkomst blijkens 't vorig verslag gesloten voor de verwerking van den gouvernements-aanplant voor 1870 ten behoeve der in bijzonderen toestand verkeerende onderneming Pagongan in Tagal, werd voor 1871 op dezelfde voorwaarden vernieuwd. (1) Daarentegen werd eene afwijkende regeling aangenomen voor zooveel laatstgenoemd oogstjaar betreft, ten opzigte van de verwerking van den aanplant bij de fabrieken Tjomal en Bandjardawa, mede in Tagal. Die verwerking, welke laatstelijk aan eene handelsfirma te Batavia was opgedragen, onder beding voor het Gouvernement van 60 per cent in de zuivere winst, zal in 1871 regtstreeks van gouvernementswege plaats hebben onder het beheer van twee daartoe aangestelde administrateurs. Met het oog op de zeer ongunstige resultaten die de beide fabrieken in de jaren 1867—1869 hadden opgeleverd, werd deze veranderde wijze van (tijdelijke) exploitatie nog in het meeste voordeel van den lande geacht. (2) Eene beslissing omtrent
(1) Sedert is bepaald (Indisch besluit van 28 Junij 1871, n°. 1) dat, in verband tot de wet van 21 Julij 1870, de aanplant ten behoeve van Pagongan zal worden bestendigd tot dezelfde uitgestrektheid van 150 bouws als vroeger, doch volgens een nieuw ontworpen regelingstaat.
(2) Bij eene in 't laatst van Junij jl. te Batavia gehouden veiling van het uit den oogst van 1871 bij beide fabrieken te verkrijgen product, geraamd op 13 000 pikols voor Tjomal en 17 000 pikols voor Band
171
, äefinitive voortzetting dezer ondernemingen wacht op e vaststelling van het nieuwe model-contract op den 0e' der suikerregeling van 1870. ^e jaarlijksche hulpovereenkomsten voor de verwerking al den aanplant ten behoeve van Wonopringo in Pekakan heb bea met den oogst en de afrekening van 1870 itt einde genoman, zijnde sedert, ingevolge de in het vorig erslag bedoelde uitbesteding, met een definitiven onderwar gecontracteerd voor den tijd van tien jaren, inonde met den aanplant voor den oogst van 1871. Set gouvernementsaandeel in de winst van Wonopringo F 30 par cent), heeft over 1869 bedragen (van de overige rren is ter zake geen opgaaf ontvangen): f 7 9 716; de rPkiitatie van Tjomal en Bandjardawa, bij welke ondergingen het Gouvernement voor 60 par cent in de winst 6(Jlt, bragt daarentegen over genoemd jaar den lande 61echts f 68 551 op, of na aftrek van allerlei afbetalingen, ^ het Gouvernement voor het onderhoud der fabrieken " rekening gebragt, zuiver niet meer dan f 43 146. De pductie van Wonopringo over 1869 beliep 35 417 pikols, H8 van de tvvee andere ondernemingen, wier gezamenlijke plplant even groot is als die van Wonopringo (700 bouws), rchts 31600 pikols. Voor 1870 waren bedoelde cijfers Ktectivelijk 38 479 on 30 253. Omtrent de vernieuwing der loopende suikercontracten PP den voet der wet van 21 Julij 1870 wordt, zoo als P&oger blijkt, het noodige voorbereid. L Ten aanzien van twee ondernemingen: Ketabang in Srabaija en Teedja op Madura (de laatste werkende op 'e voorwaarden van 1863), is door den Gouverneur-Gemaal, in verband met bedoelde wet, tot opheffing der *°Uvernementscultuur besloten, na den afloop der bestaande ï&tracien raspectivelijk met den oogst van 1871 en 1872. 'oor Teedja (aanplant 400 bouws, productie over de laatste :9yen jaren 1863—1869 dooreen genomen 10 761 pikols sjaars, waarvan 4290 verpligte levering), was de voor• i*me reden gelegen in den weerzin van de bevolking tegen 6 cultuur, in verband met de weinige vruchtbaarheid Jjû den bodem en de ongenoegzaamheid der voedingsmiddelen in de afdeeling Pamakassan. Voor Ketabang Knplant 240 bouws, productie over 1863—1869 gemid
deld 'sjaars 7200 pikols, waarvan 2/3 verpligte levering), gold vooral de overweging, dat de bevolking door de nabijheid der stad Soerabaija veel meer kon verdienen dan de gouvernements-suikercultuur bij Ketabang bij magte was haar op te leveren. Als verdere hinderpalen tegen eene deugdelijke nieuwe regeling viel te wijzen op de moeijelijke bewerking der gronden, het gebrek aan voldoend ploeg vee, de versnippering der voor de suikercultuur geschikte gronden, de moeijelijke afwatering enz.
Veilingen. De gouvernements-suikerveilingen op Java werden, als met eene hoeveelheid van 150 000 pikols vermeerderd, voor 1870 van 3 op 4 gebragt, en in verband met eene wenscholijk geachte vervroeging der tijdstippen van verkoop, werden daarvoor in stede van September, October en December, de maanden Augustus, September, October en November aangewezen (de aanwijzing van November werd sedert veranderd in 1 December). De verkoop in Indie der 600 000 pikols suiker in 1871 (alles uit den oogst van datzelfde jaar) is nu over de zes laatste maanden van dat jaar verdeeld als volgt: 31 Julij 50 000, 29 Augustus 75 000, 27 September 150000, 28 October 150000, 27 November 100 000 en 29 December 75 000 pikols. De bezwaren die blijkens 't vorig verslag, bladz. 124, van den verkoop in Julij terughielden wegens de onzekerheid of in die maand wel reeds de vereischte hoeveelheden door de fabrikanten zouden zijn afgeleverd, althans door het pakhuispersoneel behoorlijk konden gesorteord en verkaveld zijn, werden geacht ditmaal niet overwegend te zijn, nu de hoeveelheid betrekkelijk laag was gesteld en over zes afscheepplaatsen verdeeld. De uitkomsten der veilingen van 1870 op Java, tegenover die der twee voorafgegane jaren, blijken uit het volgend staatje. Bij de mededeeling van den uitslag der Augustusveiling werd door het Indisch Bestuur als een blijk van vooruitgang do bijzonderheid aangeteekend, dat een Engelsche stoomboot 'een groot deel der voor Bushire (Perzie) bestemde suiker zou innemen. Men meende dat dit het eerste voorbeeld was van het benuttigen der stoomvaart voor het handelsverkeer tusschen Perzie en Java.
Tijdstip.
Agustus. .
September .
October . .
Seember .
1868.
Hoeveel
heid pikols.
»
95 000
60 000
95 000
250 000
Opbrengst.
»
f 1 438 700
868 600
1514 425
f 3 821 725
Gemiddeld per pikol.
(a)
f' 15,l44ï
14,4766
15.9413
f 15,2869
1869.
Hoeveel
heid pikols.
n
95 000
95 000
110 000
300 000
Opbrengst.
»
f 1 601 150
1 565 500
l 827 150
f i 993 800
Gemiddeld per pikol.
»
f 16,8542
16,4789
16,61°'
f 16,646°
1870.
Hoeveel
heid pikols.
75 000
125 000
125 000
125 000
450 000
Opbrengst.
f 1 121 550
1 893 175
1 855 7Ï5
1 952 900
f 6 823 400
Gemiddeld per pikol.
(a)
f 14,9540
15,1454
14.8462
15,6232
f 15.1631
(a) Berekend naar standmonstor n°. 14, dat van af 1868 als maatstaf voor de prijsbepaling dient, was de behaalde i ledenprijs in elke veiling achtereenvolgens aldus: in 1868 f 14,08, f 13,48 en f 14,87; in 1869 f 15,945, f 15,705 en '15,493 en in 1870 f 14,075, f 14,19", f 13,93" en f 14,649.
^aar gelang van de verschillende standmonsters was de
J^va, is de Tjom al-suiker verkocht tegen f 17,40 en de Bandjardawa(Xer tegen f 16,70 den pikol, standmonster n°. 14. "Vooreerstbedoelde la er w<is als plaats van aflevering aangewezen Pekalongan, voor de "«We Tagai.
zamenstelling der veilingen van 1870 (van vroegere jaren zijn dergelijke opgaven niet ontvangen) als volgt:
à
172
Pikols
4 000
18 500
51 000
17 500
5 000
33 500
22 500
Percentsgo wijze
Grijs n°. 12 0,89
» 13 4,11
5
Wit » 14 11,33
>, 15 3,89
» 16 1,11
» 17 7,45
Transporteren 22 500
Pikols
Per transport 22 500
92 500
132 000
96 000
427 500
Percentsgewijze
"Wit n°. 18 20,56
.. 19 29,33
» 20 21,33
95
450 000 100
Van de in Indie verkochte gouverne<nents-suiker W* de opgegeven bestemming over de laatst bekende vijf jaro als volgt : «Waar
»lei.
BESTEMMING. 1 8 6 5 . 1 8 6 6 . 1 8 6 7 . 1 8 6 8 . 1 8 6 » . Aanmerkingen.
De hoeveelheden zijn opgegevö' in pikols.
TIJ
Blij
optei
»ovei
Uitgevoerd naar
Nederland . . .
Golf van Perzie.
Singapoer. . . .
Denemarken . .
China
Australie . . . .
San Francisco.
Arabie
Padang
Riouw
Muntok
Molukken. . . .
Wegens tekort in hunne verpligte levering door de fabrikanten gekocht en aan het Gouvernement teruggeleverd
In particuliere pakhuizen (tijdens de opgaaf) nog aanwezig, of aan kleinhandelaren op de hoofdplaatsen verkocht
Bestemming onbekend . . . .
Door het Gouvernement verkochte hoeveelheid
116 726
56 745
8 000
»
368
))
1000
182 839
59161
8 000
250 000
164 102
40 000
2 340
500
226
207 168
39 623
3 209
250 000
162 040
34 680
4 195
1000
201 915
36 482
11603
250 000
128 723
33 357
4 179
411
123
166 793
60 955
9 875
12 377
250 000
127 397
17 763
6 671
2 445
1000
»
500
»
73
155 849
126 859
17 292
300 000
In den opgegeven uitvod deelde de Nederlandsche vl
in 1865 voor 132 089 pikols (') 1866
1867
1868
1869
114 450
165 762
114 206
79 420
1(
frsla
K°rdi! *fek(
»Ha; J
Als naar gewoonte vinde hier ook eene plaats de aantooning betreflende de in Nederland gehouden gouvernementssuikerveilingen , zoowel in het loopende jaar als in de twee voorafgegane. Over eene in 1871 inwerking gekomen wijziging der veilconditien, die wel op den bruto-verkoopprijs
doch niet op de netto-opbrengst van invloed is, is ree1
gehandeld op bladz. 134 hiervoren. Algemeene opgav«" omtrent de veilingen van 1870 worden aangetroffen & bijlage- W.
öru
Ulo
*ÏÏ<
rans
173
Veilingen in Nederland.
5
O
T W« f i are!
.ge vet
litvou« >vl
iikolS
TIJDVAK.
1869
Verkochte
hoeveel
heid
in pikols.
Uitgeleverde netto kilogrammen.
Gemiddelde opbrengst per 100 kilogram.
Bruto. Netto.
18-ïO.
Verkochte
hoeveel
heid
in pikols.
Uitgeleverde netto kilogrammen.
*»art. .
Mei. . -.
Julij . .
'6ptember
j °Vembér
221 920 12-415 289
240 071
158 357
13 372 195
!> 817 509
f 35,52if 27,68
35,94
35,21
28,01
27,39
68 015 3 786 121 35,85' 27,92
54 259 3 035 375 35,95 28,74
i ! i « 1 ) I 742 622 41 426 489 f 35,65 f 27,82
194 319 Î10 810 430
214 701 111 992 829
53 711 j 3 024 850
157 174 j 8 819 938
95 561 5 221048
715 466 39 809 095
Gemiddelde opbrengst per 100 kilogram.
Bruto. Netto.
1871.
Verkochte
hoeveel
heid
in pikols
f35,26 f27,77
34,93
33,90
27,82
26.30
152 666
178 784
35,68! 28,43
37,48
I1) f 35,44
30,47;
. I
f 28,021
Uitgeleverde netto kilogrammen.
Gemiddelde opbrengst per 100 kilogram.
Bruto. Netto.
9 018 749
10 535 483
f 36,09! f 29,06
36,83; 29,86
fel in 7 ? - ? e D S J ? e I J V a n h e * vorig verslag en bijlage W hierachter heeft de »gemiddelde veilingsprijs " , berekend t 100 kilogram in 1869 bedragen f 36,17 en in 1870 f 3 6 , 2 3 . Voor het verschil met de tegenwoordige opgaven L , m e n d® t o e l i c h t l n g bij de gelijksoortige aantooning nopens de koffijveilingen op bladz. 120 van het aangehaald 'orlr • i r .suikerveilingen geldt, is de bruto opbrengst bovendien nog verminderd met 1 per cent cünaire korting aan de koopers van suiker toegestaan: eene korting die echter, in verband met eene sewiizio.de Rekening der t a r r a , m 1871 is komen te vervallen. & J s
( ö e samenstelling der veilingen hier te lande, naar geag van de 20 bij den handel bekende standmonsters **» Java-suiker, was over 1869 en 1870 „percentsgewas bekend, aldus: b J
ree$ igaV11
?en «j
3rum.
&lond of
»rijs.
\T°. 1
» 3
»> 6.
» 7.
» 8.
» 9.
.» 1 0 .
» 1 1 .
en 2.
-5.
n
0,2
0,2
0,7
1,2
0,7
1,5
3,5
2,3
t aûsport.
^ 0. 8 . 2
» 12.
» 13.
5,7
8,3
6,3
14,6
22,61
N". 1—3. 0,1
» 4—6. 0,2
« 7. 0,9
n 8. 2,3
3,5
» 9.
» 10.
» 11.
12.
13.
1,8
4.3
5,0
11,1
Per transp.
Wit,
1869.

»
»
))
»
))
n
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
22,6
10,2
10,4
8,1
10,2
21,2
15,4
1,9
77 A.
100
1870.

»
»
»
H
n
»
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
30,1
9,2
9,0
10,2
10,6
15,8
13,0
2,1
69,9
100
8,3
7,2
15,5
30,1
Het middencijfer der standmonster-nommers was in 1869 15,65, in 1870 15,12.
Particuliere teelt. In 't vorig verslag (bladz. 123) werd melding gemaakt van de verstrijking met den oogst van 1869 van het contract voor de fabriek Lemahabang in Tagal. Zoo als bekend, had bedoeld contract een geheel eigenaardig karakter. De onderneming had namelijk sedert 1855 geen gouvernements-aanplant meer, doch aan den contractant^ was vergund om , tegen betaling aan den lande van één pikol suiker per beplanten bouw, gedurende 16 oogstjaren (1854—1869) aanplantingen van suikerriet voor eigen rekening te bewerkstelligen tot eene uitgestrektheid van 400 bouws, zoo veel mogelijk op woeste gronden, en anders op sawah's, van de bevolking in te huren mits tot geen grootere uitgestrektheid dan 200 bouws.
44
É
174
Ofschoon de Regering, blijkens het vorig verslag geen termen vond om de contractuele verhouding der onderneming jegens den lande te vernieuwen, behield zij zich echter eene latere beslissing voor omtrent de uit krachte voormelde overeenkomst bij de onderneming in gebruik geweest zijnde woeste gronden. Van deze zoogenaamde bongkaran fabriekgronden, welke eene uitgestrektheid van 363 bouws besloegen , waren 257 bouws geheel en 89 gedeeltelijk door den fabrikant ontgonnen, terwijl de ontginning van 17 bouws geheel door de bevolking zelve was bewerkstelligd. Tusschen de bevolking en den fabrikant was overeengekomen, dat laatstgenoemde het regt had om op de bedoelde 89 en 17 bouws suikerriet te planten, en de bevolking om na afloop van den suikeroogst daarop padi te telen, welk
r egt — hoezeer door den fabrikant niet erkend — intusschen door de bevolking evenzeer wordt uitgeoefend op de 257 bouws door deu fabrikant ontgonnen. Bij een besluit van January 1871 is door de Kegering uitgemaakt: dat van regten des fabrikants op eenig deel der bongkaran gronden geene sprake meer kan zijn, nu de overeenkomst, waaraan hij die regten ontleende, niet meer bestaat; dat echter de bevolking op de 106 bouws, die door haar voor eigen gebruik waren ontgonnen en die zij reeds begonnen was voor eigen gebruik te ontginnen, toen de fabrikant met haar wegens den rietaanplant overeenkwam, bepaalde regten (gebruiksregten) verkregen heeft; dat echter voor de overige 257 bouws door de bevolking geen beroep op haar ontginningsregt kan worden gedaan; dat intusschen een onderzoek zou moeten worden ingesteld of laatstbedoelde gronden niet welligt als gemeene weide of uit eenigen anderen hoofde als tot_ de dessa's behoorende zijn aan te merken, en dus om die reden te harer beschikking moeten blijven (alinea 3 der agrarische wet, Indisch Staatsblad 1870, n°. 55), dan wel, of de bevolking die gronden niet behoeft voor de teelt van voedingsmiddelen , en zoo ook deze vraag ontkennend mögt worden beantwoord, in hoever die gronden geschikt zonden zijn om in erfpacht te worden uitgegeven. Terwijl omtrent deze verschillende punten een onderzoek gelast werd, rigtte de Regering aan den resident de aanschrijving om, in afwachting van den uitslag, aan de betrokken bevolking te doen weten, dat de meerbedoelde 257 bouws, tot nadere beschikking, door het Gouvernement aan haar in gebruik worden gegeven, en om haar naauwkeurig te onderrigten dat het haar geheel vrijstaat om over die gronden , zoolang zij haar in gebruik worden gelaten, evenzeer als over de andere 106 bouws, die zij oorspronkelijk tot eigen gebruik heeft ontgonnen, zoodanig te beschikken als zij in haar eigen belang raadzaam zal achten, onder opmerking dat het haar alzoo ook vrijstaat daaromtrent nieuwe, ten resi
dentiekantore te registreren overeenkomsten met den onder' nemer van Lemahabang aan te gaan. In afwachting dat de regels nopens de verhuur of in gebruik geving van grond door inlanders aan niet-inlanders bij algemeene verordening zallen zijn bepaald, werd den resident voorts te kennen gegeven, dat met inachtneming der voorschriften i vervat in Indisch Staatsblad 1838, n°. 50, aan den fabrikant van Lemahabang kan worden toegestaan, telkens voor één jaar of voor zooveel langer als het riet te velde moet ' staan om gesneden te kunnen worden, gronden van de | bevolking voor de beplanting met suikerriet in te huren i ! mits niet liggende binnen den kring der velden, welke l afwisselend voor de gouvernements-suikercultuur worde» gebezigd; met uitdrukkelijke aanbeveling aan bedoelde» hoofdambtenaar om te waken tegen de uitoefening va» allen dwang, door wien en op welke wijze ook aangewend) evenzeer als tegen de aanwending van alle onwettige e» voor de inlandsche bevolking schadelijke maatregelen. Bij een besluit van Mei jl. werd aan den contractant van Kremboong (Soerabaija) toegestaan om 13 bouws suikerriet voor den oogst van 1871 vrijwillig door de bevolking geplant, op die fabriek te verwerken, met bepaling dat de overgave aan den ondernemer van den gouvernementsaanplant voor 1871 eerst zal mogen plaats hebben wanneer het riet der bedoelde 13 bouws vermalen zal zijn; niet dien verstande, dat deze vermaling er niet toe mag leide» om met het verwerken van den gouvernements-aanplant later te beginnen dan in verband tot diens vatbaarheid o»> verwerkt te worden, wenschelijk is. Een verzoek van de eigenaren der suikeronderneming Goedo (Soerabaija) van Januarij 1870 om vergunning tot verwerking op die fabriek, na afloop van den gouvernements-oogst, '.'an het te hunnen behoeve door de bevolking vrijwillig aan te planten riet, werd, als in strijd met het contract voor die onderneming, door de Regering afgewezen. Eveneens werd afwijzend beschikt op het verzoek van de» administrateur der onderneming Djombang in diezelfde residentie om den te winnen tweeden oogst van een suikerriet-plantsoen van 17 bouws behoorende tot den gouvernements-aanplant voor het oogstjaar 1869 op die fabriek te mogen vermalen, met bepaling dat de productie zo» worden beschouwd als van gouvernements-aanplant afkomstig te zijn. Eene vergelijking der uitkomsten van de particuliere suikercultuur gedurende de twee laatste jaren volgt inde» gebruikelijken vorm hieronder. Na het in vorige verslage» vermelde omtrent de werkwijze dezer verschillende ondernemingen zijn over 1870 geene nieuwe bijzonderhede» vermeld gevonden.
175
GEWESTEN.
Cheribon
Tagal
Madioen
DISTRICTEN. FABRIEKEN.
Rembang. ,
Soerabaija .
Probolinggo
Bagelen . .
Kadoe. . .
Loearkotta,
Beber,
Id.,
Lossari,
Id.,
Id.,
Sindanglaut,
Lossari,
Kadoe Gedeh,
Id.,
Id.,
Id.,
Tagal, Krangdon, PangkaenDoe- ( koewringin, (
Lossari,
Tagal enKrangdon,
Binangoon,
Goenoeng Kending,
Djengollo I I ,
Id.,
Djaboong,
Keboemen enSokka,
Magelang,
Id.,
Id.,
Id.,
Id.,
Probolinggo,
Menoreb,
Maospati, Boeloe, Poerwodadi en Keniten,
Kalitandjong,
Tjikeleng,
Tjikantjas,
Waled,
Tjigobang,
Kalimaro,
Djatipiring,
Leuweung Gadja,
Dj ambar,
Segarahijang
Sakerta,
Kadhipatten,
Pagongan,
Aanplant.
Bouws.
1S69.
Productie.
Pikols.
Gemiddelde productie per houw.
Pikols.
Aanplant.
Bouws.
100
41
»
183%
450
300
61
217
40
5
30 » t
1 427 Vs
355Vsi
150
3 000
1 120
»
2 909
5 642
5 935
2 490
1 148
400
425
t
23 069
17 756
Lemahabang,
Kedjambon,
Toelies,
Poerworedjo,
Pandjoenan,
Gobaban,
Bagoe,
Kebassekan,
Sekaran,
Pradjenan,
Ponogogo,
Bandowossan,
Bandoong,
Tiban,
Keringon Tjilek,
Poerwodadi,
266V.0
70
259
137
184
»
320
51
7
30
5
MVi 18
57,
28
393%
15 000
1936
8 600
4 760
5 800
»
19 000
1500
200
650
100
310
414
100
700
± 1 5 000
30
26,83
n
15,85
12,54
19,78
(b) „
5,29
8,88
14,16
t
16,16
35,12
56,24
27,66
33,21
34,74
31,52
n
59,37
29,41
28,57
21,66
20
21,38
23
18,18
25
38,09
120
43
t
286%
321%
219
145
214
3
38
30
350
1770
349
150
337
64
297
t 200
t 150
80
350
73
5
23
4
1172 15
25
28 74
400%
(a) De dus f geteekende (kolommen zijn bij gemis aan gegevens niet kunnen worden ingevuld.
(J) Onder de productie van Djatipiring is die van het huurland Blender begrepen.
187©.
Productie.
Pikols.
5 500
788 t
9 235
14 890
12 077
4 800
6 835
600
400
15 000
70 125
16 836
15 550
1798
45,84
18,33 t
32,23
46,32
55,15
33,11
31,94
14,63
13,33
42,86
39,62
33,74
46,14
28,09
13 500
7 090
3 600
2 700
21 000
1744
140
545
80
242
345
1000
700
13 625
K i n a c u l t u u r .
Nadat gedurende de beide eerste maanden van 1870 aanhoudend droogte geheerscht had, waardoor het Jonge plantsoen veel te lijden had, en bovendien tot in April zware winden de aanplantingen teisterden, volgde er eene periode van bijna onafgebroken regen, die de ontwikkeling der plantsoenen beneden de verwachting deed
blijven, den veldarbeid zeer bemoeijelijkte, ontginningen slechts langzaam deed vorderen, soms tegenhield en voor alles een ongewoon onderhoud eischte. Niettegenstaande deze ongunstige omstandigheden, had er aanzienlijke vooruitgang plaats. Door zaden en stekken werden 314152 planten aangewonnen en 429 237 stuks werden in den vollen grond gebragt. Het is niet wel mogelijk den "oestand der gezamenJijke
176
plantsoenen met een enkel weord te beschrijven. De cultuur is niet alleen verdeeld over acht zeer uiteengelegen etablissem*nten, maar ook op deze zelfs vormen de onderscheiden plantsoenen geen onafgebroken geheel, doch zijn zij veelvuldig verspreid. Die toestanden zijn niet alleen gevolgen van terreinsgesteldheid, maar ook van het zoo veel mogelijk nageleefd wordend beginsel om niet op breede schaal onafgebroken te ontwouden. Geen enkel etablissem*nt geeft daardoor een goed en gemakkelijk overzigt van zijne tuinen, daar op korten afstand van elkander een plantsoen schier uitsluitend krachtig ontwikkelde plantrijen bevat, terwijl op een ander daarentegen slechts onooglijke heesterachtige vormen en dikwerf groote leegten worden waargenomen. De hoogstgelegen e etablissem*nten Kawah-Tjiwedei en Kantja-Bolang bezitten slechts bij uitzondering goed plantsoen. De plantengroei is traag en lijdt voortdurend van de daar heerschende winden. Toch is er vooruitgang merkbaar. Intusschen worden de kosten van die etablissem*nten binnen enge grenzen gehouden. De wind blijft de kinaplanten het meest vijandig, maar ook de ziekte, die in vroegere verslagen is besproken, heerscht voort en schaadt op groote schaal, hetzij dat zij de ontwikkeling vertraagt, of een geheel plantsoen tijdelijk ontsiert en terugzet. In oud en jong plantsoen blijft de sterfte op den duur vrij aanzienlijk, maar door inboetingen worden deze verliezen, waar mogelijk en wenschelijk, vergoed. Ware oene naauwkeurige opneming mogelijk , zoo schrijft de ambtenaar met de leiding dezer cultuur belast, men zoude als uitkomst welligt tot de volgende rangschikking geraken, dat: een vierde bepaald zeer slecht staat ; een vierde aanvankelijk weinig hoop geeft, en de wederhelft deels bevredigend, deels zeer gunstig kan heeten.
De oorsprong van de ongelijkmatige ontwikkeling der individuen van dezelfde soort op hetzelfde terrein, kan zoowel in het oorspronkelijk gehalte der bibiet (planten op de kweekbeddingen) als in de verscheidenheid van den grond gelegen zijn , daar deze , in een zoo vulkanisch bergterrein, zeer belangrijke locale verschillen oplevert. Bovendien heeft men die nog onverklaarde ziekte , welke intusschen ook meer en meer bij inheemsche gewassen wordt waargenomen. Zij doodt in den regel niet, maar zij schaadt altijd, hier langer daar korter de ontwikkeling der planten stremmende. De bij dit verslag gevoegde tabel (bijlage lit. KK) kan overigens een denkbeeld geven van de groeikrucht der kinasoorten en overtuigen dat deze, onder normale omstandigheden , niet bij, die van inheemsche planten achterstaat. Waar de planten ongestoord groeijen, daar blijken de aangenomen plantwijdten ook onvoldoende. Keeds zijn zij hier en daar vergroot en in 1871 zullen zij nog op vele plaatsen eene ruimere uitzetting ondergaan. Het blijkt meer en meer dat de cinch. succirubra overal het weligst tiert en dat zij niet alleen het snelst, maar ook met de minste verliezen kan worden voortgeteeld. Er staan van deze kinasoort ongeveer 120 000 planten in den vollen grond en daaronder weinige, die iets te wenschen oyerlaten, In twee- tot di'iejarige succirubraplantsoenen hebben de boomen, op enkele uitzonderingen n a , reeds eene hoogte bereikt van twee à vier meters, met evenredigen omtrek van stam. Het in de jaren 1868, 1869 en ï870 bij de verschillende kwoek-inrigtingen aanwezige aantal boomen , planten en stekken, blijkt uit bijlage lit. LL.
De totalen van elk dier jaren worden in de onderstaande tabel vermeld :
S O O R T .
Calisaya en hasskarliana . .
Succirubra en caloptera . . .
Officinalis' (vroeger condaminea)
Totaal . . .
18«*8.
In
den vollen
grond.
429 329
12 700
24 721
570
386
467 706
..^
741
Op de kweekbeddingen en in de kweekhuizen (hieronder ook stekken).
223 303
31 128
18 820
252
»
273 503
.,..- - « ^
209
ÏSGO.
In
den vollen
grond.
564 484
45 816
61389
795
414
672 898
.———
137
Op de k~weekbedding-en en in de kweekhuizen (hieronder ook stekken).
517 239
77 775
86 602
16 672
»
698 288
1186
18l?0 (1).
In
den vollen
grond.
843 739
130 864
120 314
6 462
758
1 102 137
168(
Op de kweekbeddingen en in de kweekhuizen (hieronder ook stekken).
334 212
37 100
167 535
39 315
»
578 162
)299
(1) Op 1 Julij jl. was het aantal boomen en planten in den vollen grond geklommen tot 1 261 804 , doch dat der overige planten en stekken gedaald tot 487 281 , te zamen 1 749 085.
De tabel in bijlage litt. M M geeft een overzigt van de gedurende het jaar 1870 bewerkstelligde analyses van Javakina. De uitkomsten, zelfs van gelijke soorten en ontwikkeling, blijven zeer uiteenloopend. Verwonderen mag men zich daarover niet, schrijft de betrokken ambtenaar, want ten aanzien der afzondering en zuivere scheiding' van de kina-alkaloïden schijnt de wetenschap haar laatste woord nog niet gesproken te hebben en omtrent de alkaloïd
formatie zelve in de planten, verkeert men nog in volkomen duister. Het is waarschijnlijk, dat zoowel gehalte als onderlinge verhouding der alkaloïden gedurende de verschillende levenstijdperken der boomen wijzigingen ondergaan. In Britsch-lndie beweert men, dat het chinine-gehalte der succirubra's met den leeftijd dezer afneemt en dat over het geheel de hoeveelheid chinine in de onderscheidene kinasoorten gedurende den regentijd eene beduidende reductie
177
ondergaat. Slechts door onafgebroken en rationele proeven en analyses zullen deze vraagstukken bij benadering kunnen *orden opgelost, maar dit schijnt al vast zeker, dat de 'erwerking van versehe basten groote voordeelen oplevert en deze daarom bij voorkeur plaatselijk behoort te geschieden. Omstreeks het midden van Junij 1870 werd voor de tweede maal eene bezending bast naar Nederland verscheept, öie partij bestond uit 24 balen, netto p. m. 910 kilo's, daarvan ongeveer de helft bruine en de -wederhelft koitings-, roode- en loxa-kina (calisaya en hasskarliana, succirubra «n officinalis) Ook deze partij kwam in goeden staat over. In October werden al de bruine basten van deze en de overgeblevene van de eerste bezending, te zamen netto 682 kilo's, benevens 2 balen of circa 84 kilo's koningskina (hasskarliana) te Amsterdam voor het eerst in veiling gebragt. Alles werd verkocht ; de bruine kina tegen f 1,01 à f 1,40, de koningskina tegen f 1,20 per V2 kilo. Een gedeelte der tweede expeditie (6 balen koningskina, 2 balen roode en 2 balen loxa-kina) was overeenkomstig liet advies der ook nopens de eerste bezending door de Nederlandsehe Handelmaatschappij geraadpleegde beoordeelaars, niet in veiling aangeboden, omdat men vreesde dat die basten, wegens hun minder goed voorkomen, tot teleurstelling zouden leiden. Men heeft het beter geacht ze, als bijsoorten, later met grootere en betere partijen te verkoopen. Do bruine kina wordt geacht de volle waarde te hebben opgebragt, terwijl het onbeduidend verschil in het provenu der koningskir.a wordt toegeschreven aan de geringe hoeveelheid, die weinig de aandacht trok, en aan het niet afgeven van monsters , waardoor een voorafgaand onderzoek Onmogelijk was. Naar het oordeel van den verdienstelijken ambtenaar met de leiding der cultuur belast, zou het wenscheüjk zijn voor het product van Java eene eigene sortering in te voeren, ter voorkoming dat het anders vei keerd beoordeeld Worde. » Wil men," zoo zegt hij in zijn jaarberigt, »vasthouden aan eene vergelijking met Amerikaansche kina, die in den regel meer jaren als de Javaansche maanden oud zal zijn, dan is niets natuurlijker dan dat de op Java geteelde producten op het uiterlijk nog geruimen tijd zullen te leur stellen. »Die vergelijking is echter niet billijk, en heeft naar ons oordeel ook geen grond meer, sedert de menigvuldige analyses van bekende basten de oudere meening, als zouden de oudste basten ook de meest chinine-rijke zijn, hebben gelogenstraft. »Nu rijst de vraag, of men niet in dwaling was toen men , in strijd met de gevoelens en handelingen van den kweeker-exporteur, in Nederland op de Java-basten niet de soorts- maar de gebruikelijke handelsnamen toepaste. Bij zulke gegevens worden onze basten met gelijknamig handelsproduct vergeleken en, zoo als hiervoren is aangetoond, kunnen zij dan nog moeijelijk voldoen. » Biedt men de Java-basten daarentegen onder de namen hunner soort, dat is naar hunne afstamming aan, dan hebben de handelaren met een nieuw product te doen, dat zij door scheikundig onderzoek moeten leeren waarderen. n Als de handel van roode- en koningskina hoort, stelt hij zich de onder die namen uit Amerika geëxporteerd Wordende zware dikke basten voor, en het is bekend dat de Amerikaansche exporteurs hunne rangschikking niet uitsluitend naar de afstamming regelen. De benaming en qualificatie van kinabasten in Amerika hebben ten allen tijde veel verwarring veroorzaakt en zoowel botanici als pharmacologen gedurig op het dwaalspoor gebragt, omdat deze de basten niet altijd tot hunnen oorsprong konden terugbrengen. » De cultuur in Britsch Indie en op Java zal de Europesche markt meer en meer gaan suppleren en eene zuivere soortsbenaming mogelijk maken. De handel zoude zich daaraan spoedig gewend hebben ; de wetenschap zoude daarvan belangrijk partij kunnen trekken." In October volgde eene derde partij Java-bast, bestaande "it 17 balen en 20 kisten. Deze 37- collis hielden te zamen ^02fi kilo's product in, waarvan 753 konings- en 1273 Wuiue kina. De bruine kina werd weder uitsluitend van gezonde boomen geoogst. De koningskina voor een deel, P- m. 200 kilo's, eveneens en wel van negenjarige hasskarliana's en vijf- à zesjarige calisaya's. Dit partijtje norNo. 8. 2.
maal-product werd toegevoegd om te laten zien dat geI zonde hasskarliana's en calisaya's een bast produceren , | die ook uiterlijk zeer kan voldoen. In December werd eene vierde partij, groot 8 kisten , verzonden, netto inhoudende aan koningskina, bruine en loxakina, respectivelijk 259, 200 en 62 of in 't geheel 521 kilo's bast. Alhoewel de emballage in jutezakken weinig te wen; sehen overliet, zoo waren deskundigen toch van oordeel, ! dat op den duur, bij massale verzendingen , kisten de voorj keur verdienen. De 28 verzonden kisteii zullen eene vergelijking mogelijk maken. Maatregelen zijn genomen om zoo noodig over goed droog hout voor planken te kunnen | beschikken, waartoe de onvermijdelijke ontwoudingen ten I behoeve der cultuur, voldoende gelegenheid aanbieden. 1 De kisten, naar een vast model solide vervaardigd en inwendig met zoogenaamde kadjangmatten , zoo als men die bij het vervoer van suiker gebruikt, bekleed, kunnen 60 à 70 kilo's bast bevatten Zij pakken gemakkelijker en sneller, terwijl de beste jutezakken niet meer dan 40 à 50 kilo's inhouden en bij het pakken en verder voorzien met bamboe en rottan , naar verhouding meer tijd, zorgen on | kosten eischen. Het schillen, droogen en pakken der basten gaat den j vasten arbeiders reeds goed van de hand. Ziekelijke of doode boomen laten hun bast moeijelijk los en kunnen dus geene gelijkvormige en fraaije stukken of pijpen leveren. Zooveel mogelijk worden de basten ter lengte van 0,2 en ter breedte van 0,05 meter gesneden. Gruis en f'ragj menten worden niet verzonden. Het bedraagt, daaronder 1 de takkenbast begrepen, van 10 pet. tot 20 pet. der geheele I productie eens booms. Ongeveer 700 kilo's zijn van dien | afval verzameld en, tot poeder gestampt, in kisten en blikken aan de geneeskundige dienst verstrekt, deels voor pharmaceutisch gebruik, deels voor de bereiding van » quinium". In het geheel zijn gedurende het afgeloopen jaar naar Europa verzonden 69 collis, netto inhoudende p. m. 3450 kilo's bast. Aan de geneeskundige dienst werden ruim 700 kilo's verstrekt, en in voorraad liggen nog circa 400 kilo's, zoodat de oogst het cijfer van 4500 à 4600, en met dien van 1869 ruim 5000 kilo's heeft bereikt. Dat product staat gelijk .met 15 000 kilo's verschen bast en naar benaderende berekening moeten daarvoor 7000 à 10 000 boomen en planten zijn geschild, waarbij echter opmerking verdient, dat voor zoover gezonde boomen zijn geëxploiteerd, deze niet geheel verloren mogen heeten , daar de overgebleven i stamdeelen voor het meerendeel weder uitbotten en dus na eenige jaren op nieuw zullen kunnen produceren. De volgende aanteekeningen kunnen een denkbeeld geven van de betrekkelijke productie. Verkregen zijn , van .
1440 zesjarige boomen van c. carabayensis . . 1077
90 vijfjarige calisaya's 150
99 zes- à negenjarige hasskarliana's 118
kilo's droogen bast, de afval en takkenbasten (de laatste vooral zeer beduidend van hasskarliana's) daaronder niet begrepen. De omstandigheid dat het tijdstip eener massale exploï! tatie geacht kan worden nabij genoeg te zijn om aan | hare voorbereiding de hand te leggen, heeft de vraag doen • in overweging nemen, of het wenschelijk zal zijn de te oogsten basten geheel voor den uitvoer te bestemmen dan | wel een gedeelte plaatselijk fabriekmatig te verwerken. Verschillende redenen pleiten voor dit laatste. Versehe basten kunnen met meer gemak en voordeel verwerkt worden en plaatselijke verwerking spaart de emballage- en transportkosten van meer dan 90 ten honderd nuttelooze stof uit. Bovendien biedt eene plaatselijke verwerking den daarmede belasten scheikundige eene uitmuntende gelegenheid aan, om talrijke physiologische vraagstukken op te lossen. In overeenstemming met het ook door deskundigen in ] Nederland aangeprezen denkbeeld zijn dan ook zeer onlangs j van den Gouverneur-Generaal voorstellen ontvangen strekj kende om aan de gouvernements kina-onderneming in het 1 regentschap Bandong (Preanger regentschappen) eene in! rigting tot bereiding van chinine te verbinden , staande onder de super-intendentie van den ambtenaar beiast met : de leiding dier cultuur , en om daarbij een scheikundige
45
178
te plaatsen, die zich tevens met den dagelijkschen gang der geheele kina-onderneming zal moeten vertrouwd maken , ten einde tijdelijk ook de leiding der cultuur op zich te kunnen nemen bij inspection enz. van eerstbedoelden ambtenaar. Wanneer onvoorziene rampen zulks niet zouden verhinderen, meende men te kunnen voorspellen , dat langs dien weg reeds over 2 à 3 jaren in de behoefte aan bedoeld koortswerend middel voor de geneeskundige dienst in Indie zou zijn te voorzien. {I) De pogingen tot verspreiding der cultuur in Nederlandsen Indie, door verzending van planten aan de hoofden van gewestelijk bestuur, ten einde te trachten de aankweeking bij de bevolking ingang te doen vinden, werden voortgezet. Sumatra's Westkust, Pasoeroean en Menado ontvingen in 1870 eene belangrijke aanvulling. Ook naar Soerakarta werden planten verzonden. Met inbegrip van die aan particulieren afgestaan, waren bij het eind van 1870 in het geheel circa 12 000 planten verspreid. Tot dusver zijn nog slechts van enkele hoofden van bestuur rapporten nopens den toestand hunner proefaanplantingen ontvangen. Deze zijn over het algemeen niet ongunstig, maar aangezien de vermenigvuldiging der kina door zaden en stekken veel tijd, oefening en zorg vereischt en het niet wel mogelijk is, om de verspreide aanplantingen door voortdurende suppletie uit de gouvernements-kweekerijen te voeden, zoo is het niet wel denkbaar, dat de kina zich spoedig tot eene volkscultuur zal ontwikkelen. Op last van den directeur van binnenlandsch bestuur is eene uitvoerige handleiding voor de kinacultuur zamengesteld, gedrukt en aan belanghebbende ambtenaren verstrekt. De tien particuliere ondernemers, die uit den gouvernementsvoorraad van planten en zaden waren voorzien geworden, hebben bereidwillig voldaan aan een verzoek om berigt. Daaruit blijkt, dat bijna allen deze belangrijke proeven zeer ter harte nemen, dat zij zich ernstig op voort
(4) lu September jl. is in de ontvang-en voorstellen, bij wijze van eerste proefneming, door het Opperbestuur bewilligd, vooral wegens het groote nut eener deugdzame eerste inrigting van 'den bedoelden aard uit hoofde van de weinige ervaring omtrent de kina-exploitatie in Indie' voor alsnog opgedaan. Aan den G-ouverneur-G-eneraal is dan ook medegedeeld dat de te bouwen fabriek als eene model-inrigting te beschouwen zal zijn, welker duur afhankelijk moet gesteld worden van de vorderingen van het particulier initiatief op dit nieuwe veld te verwachten. De indienststelling van den bedoelden scheikundige, waarvoor men reeds een in Indie aanwezig bekwaam deskundige op het oog heeft, zal eerst na het vaststellen der begrooting voor 1872 kunnen plaats nebben.
zetting en uitbreiding toeleggen eri van dezen arbeid goed a verwachtingen koesteren. Zaden zijn voortdurend heinde en ver, ook buiten den Oost-Indischen Archipel verzonden. De aanvragen waren even verscheiden als veelvuldig en kwamen uit schier alle • oorden der wereld. Aan iedere aanvrage kon steeds ruim voldaan worden. Uit Britsch Indie werden ontvangen zaden van c. succirubra en officinalis. De eerste waren op Java zeer welkom, vermits aldaar nog geen bloeijende succirubraboomen gevonden worden. In het laatst van 1869 begon een fraaije boom te bloeijen doch in den aanvang van 1870 werd hij door storm vernield. Het onvruchtbaar blijven der succirubra's, waaronder toch reeds honderde exem- i plaren van 6 à 11 meters hoogte, wordt als een gunstig teeken beschouwd. Door veelvuldig en gestadig bloeijen, vooral op betrekkelijk jeugdigen leeftijd, worden de kina- | boomen in hunne ontwikkeling gestoord en io den regel sterven de takken die vele vruchten gedragen hebben, af. De succirubra laat zich daarenboven zeer snel en gemakkelijk kunstmatig vermenigvuldigen. 3 De uitgaven ten behoeve der cultuur (buiten de tractementen van den ambtenaar met de leiding belast en de hem toegevoegde 10 Europesche opzieners) bedroegen in 1870 * f 24 711 tegen f 23 990 in 1869. Het vaste inlandsche personeel bestond uit 1 timmerman, , 8 mandoors en 109 boedjangs. Door vrije arbeiders werden 50 508 dagdiensten verrigt. Het ongunstig weder in het derde quartaal van 1870 was oorzaak, dat op een paar etablissem*nten het aanbod van werk soms niet toereikeud was voor de behoefte. I
3D. Landbouw op woeste gronden door het Gouvernement verhuurd.
Over de maatregelen tot uitvoering der wet van 9 April 1870 betreffende de uitgifte van gronden in erfpacht, is I gehandeld in hoofdstuk JF, afdeeling IV, hiervoren. Eene herziening in verband met bedoelde wet der verordeningen omtrent huur-ondernemingen is in Indie in bewerking. S Ook zijn aldaar voorstellen aanhangig tot vaststelling van eenige bepalingen omtrent den afstand van gouvernernentsaanplantingen, binnen welken geene uitgifte van gronden J zal mogen plaats hebben. Blijkens den hierbij overgelegden staat (bijlage litt. NN) beliep het aantal uitgegeven perceelen bij het eind van 1870 96, over de verschillende gewesten verdeeld als vohn :
K
179
G E W E S T E N .
Aantal
per
ceelen.
Bantam.
Batavia.
Kr a wang
Preanger regentschap pen . . .
Cheribon
Pekalongan
Samarang .
Japara
•rasoeroean .
Probolinggo .
Bezoeki. . .
Banj oewangi .
B. anjoemas
Bagelen.
Kadoe .
Madioen
Kediri .
15
3
3
b. 31
Totaal
1
1
1
2
4
1
3
8
96
onder
Uitgestrekthoid
in huur afgestaan
(in bouws van
500 vierk.
Rijnl. roeden).
Verschuldigde
huur schat
over 1870.
10
3
3
21
1
1
1
2
3
1
2
7
74
Bedrag van
den huurschat,
wanneer
deze reeds bij al
de perceelen over
de volle
uitgestrektheid
ware
verschuldigd.
1800
401
3 824
4164
1 (»00
8 454
14 155
236
5 336
500
100
300
200
999
284
1000
3 073
45 826
f 540
663
14 565
benevens 334 pikols suiker
56 920
17 700
7 629
83 956
1230
23 643
1800
600
240
800
22 742
»
3 000
5 621
f 241649
benevens 334 pikols suiker.
f 900
663
d. 15 067
70 908
17 700
8 730
84 832
1414
33 346
3 000
600
600
1 100
26 398
3 029
6 333
17182
Aanmerkingen.
a. Men doelt hier op de uitgestrektheden waarvoor afzonderlijke contracten gesloten zijn.
b. Hiervan 2 perceelen tot uitbreiding van reeds bestaande ondernemingen in huur afgestaan.
c. Over 81 perceelen (bij 20 van welke de huurschat nog slechts gedeeltelijk , dat is nog niet over de volle uitgestrektheid, is verschuldigd) ; zijnde van de overige 15 ondernemingen in 1870 de huurschat nog niet ingegaan.
d. Ongerekend de 2 ondernemingen, welke thans opbrengen 1 pikol suiker per beplanten bouw.
f 291802
180
Verder blijkt uit de aangehaalde bijlage, dat 14 ondernemingen behoorden aan maatschappijen , waarvan 5 aan do Oost-Indische Maatschappij van Administratie en Lijfrente, 4 aan de factorij dpr Nederlandsche Handelmaatschappij, 3 aan de Nederlandsch-Indische Handelsbank, 1 aan de Maatschappij tot exploitatie van het land Limburg, en 1 aan de Java-zijdecultuur-maatschappij. In 1870 vermeerderde de in huur afgestane uitgestrektheid met ruim 500 bouws in de Preanger regentschappen en ruim 109 V2 bouws in Samarang, uitgegeven voor een tijdvak van respectivelijk 14 en 15 jaren en tegen een huurschat van f 8 per bouw 'sjaars, trapsgewijze in te gaan op den voet der beschikking opgenomen in n°. 2124 van het Bijblad op het Indisch Staatsblad. Voor de twee andere perceelen , welker uitgifte mede in 't vorig verslag werd aangekondigd, beide in Krawang, het eene groot ruim l31 2/ 5, en het andere 1552/5 bouws, kwamen de overeenkomsten eerst in February 1871 respectivelijk voor 16 en 20 jaren tot stand en tegen een huurschat van f 7l/j per bouw 'sjaars. (De minimum-huurschat was door de Regering bepaald voor het eerste perceel op f 7,33V3, en voor het andere perceel op f 7,33V2 per bouw 'sjaars.) Sedert de indiening van 't vorig verslag werden, in verband met ingekomen aanvragen, ter uitgifte in huur aangekondigd 2 stukken gronds in Kediri, ter grootte van S07Vloo en 88%oo bouws (voor 20 jaren) en 225421/500 bouws in Bagelen (voor 14 jaren) , een en ander tegen f 5 en f 2,50 per bouw 'sjaars als minimum. De lage huurschat voor dit laatste perceel stond in verband met de weinige vruchtbaarheid der gronden, om welke reden de bevolking ze dan ook steeds onbenut had gelaten. Ook deze perceelen zijn even als de hooger genoemde aan de eerste aanvragers als eenige inschrijvers gegund togen den gestelden minimumhuurprijs. (1) Van de sluiting der contracten is evenwel nog geen berigt ontvangen. (2) De aankondiging betreffende de voorgenomen verhuur tegen minstens f 8 per bouw 'sjaars van 431 bouws in Madioen, waarvan in 't vorig verslag melding werd gemaakt, was eene heruitbesteding. Ook nu, even als bij de eerste inschrijving (in 1868), bleven zooweide eerste aanvrager als andere gegadigden terug en werd uit dien hoofde voor 's hands van de uitgifte afgezien. Eenjarige verlengingsovereenkomsten , hetzij voor het eerst, hetzij bij vernieuwing, werden gesloten voor de perceelen Kalangsari en Wanasepi in Krawang en Simbang in Pekalongan, waarvoor de primitive contracten verstreken of verstreken waren ult°. 1870 , ult°. 1869 en ult°. 1868. De verlenging is geschied op de bestaande voorwaarden ,' behoudens vermindering der uitgestrektheid voor Wanasepi van 1009 tot 773 492/500 bouws , tot welke verminderde uitgestrektheid ook de definitive weder-uitgifte in huur zou moeten plaats hebben. (De overige 236 bouws werden aan de bevolking afgestaan.) De wederuitgifte voor den tijd van 20 jaren , ingaande 1°. Januarij lö72, is inmiddels voor de drie perceelen aangekondigd tegen een minimum-huurschat van respectivelijk f 5,50 , f 5 en f 2 'sjaars , reeds terstond in te gaan over de volle uitgestrektheid. De inschrijving staat open tot 24 November , 2 December en 16 October aanstaande. Voor Kalangsari zal bij de wederverhuur de uitgestrektheid van 500 bouws worden teruggebragt op 427 15/5QO bouws. Van Simbang zullen , in stede van het geheele perceel thans groot 7590 bouws, voor wederverhuur slechts in aanmerking komen de 1500 bouws ruim , thans voor suiker- en koffijcultuur ontgonnen, met bijvoeging evenwel van 48 bouws nog woest liggende gronden , en wel in twee perceelen, het eene groot 9243/5 bouws, tot dusverre benuttigd ten behoeve van een jaarlijkschen aanplant van 300 bouws suikerriet, en het andere met inbegrip van de hooger bedoelde 48 bouws, groot 641375/500 bouws, tot hiertoe voor koffij - aanplant in gebruik of daarvoor bestemd. In verband met de schraalheid der lang beplante gron
(1) Alleen voor de Krawangsche perceelen was, zoo als hooger blijkt, eenigzins boven het minimum ingeschreven.
(2) Sedert is nog besloten tot uitgifte in huur voor den tijd van 20 jaren tegen een huurschat van f 10.665 per bouw 'sjaars als minimum, vau twee perceelen in Kediri, het eene groot 49928/500, het andere •*97316/500 bouws. De inschrijving daarvoor staat open tot 10 Januarij 1872.
den , die alleen bij zware bemesting uitzigt geven op eene voordeelige bebouwing, is de jaarlijksche minimum-huurschat op het lage bedrag van f 2 per bouw bepaald. Op de in 't vorig verslag bedoelde aanvrage, betreffende den afstand in huur voor een tijdvak van 40 jaren van het klapperperceel Tjibening (Krawang), werd door de Indische Regering voor 's hands afwijzend beschikt, in afwachting eener ontbinding van het bestaande contract, waartoe"voorwaardelijk magtiging was verleend. Behalve die waarvan reeds is melding gemaakt, kwamen gedurende 1870 nog verschillende andere aanvragen in t om afstand van woeste gronden. Twee verzoeken om uitgifte in huur van 80 bouws en van 100 à 150 bouws (de laatstbedoelde gronden in de Preanger regentschappen gelegen) werden van de hand gewezen , het eene omdat de grond door de bevolking voor algemeene weide werd gebezigd ; het andere als betreffende een afgeschreven gouvernements-koffijtuin, welken de betrokken bevolking geheel ten eigen behoeve wenschte te bezigen. Van 3 huurders in de Preanger regentschappen, van 2 in Samarang en van 1 in Kediri werden aanzoeken ontvangen om afstand in huur van meerdere gronden, welke aanvragen deels nog in behandeling waren, deels reeds geleid hadden tot vergunningen om de bedoelde gronden te doen opmeten en in kaart brengen. Dit laatste werd mede toegestaan ten opzigte van 1000 bouws voor den landbouw ongeschikte gronden onder Tjiandjoer (Preanger regentschappen) in huur aangevraagd door 2 particulieren , die aldaar eene veefokkerij en paardenstoeterij in 't leven wenschten te roepen. Bij die vergunning werd tevens bepaald, dat de huurprijs niet minder zou mogen bedragen dan f 0,80 per bouw 'sjaars, behoudens inachtneming van het bepaalde omtrent de trapsgewijze betaling van huurschat. Een in de residentie Cheribon aangevraagd perceel groot 135 bouws, bleek bij onderzoek voor uitgifte niet vatbaar , vermits een gedeelte daarvan door de bevolking der omliggende dessa's reeds in cultuur was gebragt. Daar dit bezwaar tegen de uitgifte eerst werd ingebragt nadat de gronden waren opgemeten en in kaart gebragt, waartoe door den betrokken resident vergunning was verleend, zoo werd aan den aanvrager restitutie verleend van de deswege gemaakte kosten. Omtrent de bestaande huurondernemingen kunnen gewestelijk nog de volgende bijzonderheden worden vermeld.
Bantam. Van de beide in het district Sadjira gelegen huurperceelen Tjisella I en I I , te zamen 1000 bouws groot, worden gezegd onder ultimo 1870 850 bouws met 850 000 koffijboomen en van het land ïjilaki in hetzelfde district 185 bouws met 277 500 koffijboomen beplant te zijn geweest. (I). De oogst dezer drie ondernemingen die _ alle in ééne hand zijn, bedroeg gedurende 1870 3600 pikols koffij, terwijl die van het volgende jaar op 4000 pikols wordt geraamd. Gemiddeld waren op deze drie perceelen 250 vaste werklieden per dag werkzaam. Het aantal naar gelang der behoefte dagelijks te werk gestelde koelies is echter niet op te geven, omdat, behalve het onderhoud der tuinen, alle werkzaamheden op taak verrigt worden. Vaste werklieden genieten f 7,50 's maands. Voor plukloon betalen de ondernemers 4'A cent per gantang koffij en voor transport naar Batavia f 2,40 per pikol. Met inbegrip van administratiekosten en alle andere uitgaven voor het onderhoud, enz. komt, volgens mededeeling van den resident, de pikol koffij den ondernemer op f 22 à f 24 te staan. Op het land ïjisolear in het district Waroeng Goenoeng is nog geene enkele cultuur geslaagd. Zoowel de tabaksals de koffijcultuur is aldaar beproefd, doch totaal mislukt, deels omdat de grond voor de teelt van die producten niet bijzonder geschikt is, maar vooral ook omdat de ondernemer in de zaak weinig belangstelling toonde. Later is op dit huurland de zijdewormenteelt beproefd zonder dat daarvan gewen schte resultaten zijn verkregen. Sedert het begin
(1) Omtrent de tegenstrijdigheid met de opgave in 't vorig verslag waren den betrokken resident inlichtingen gevraagd, die echter tot dus ver niet ontvangen zijn.
181
van 1870 is Tjisolear dan ook verlaten en niet weder in exploitatie gebragt.
Batavia (Buitenzorg). Van de 296 bouws, waaruit het perceel ïjogrek bestaat, waren onder ultimo December 1870 200 bouws beplant. Het aantal koffijboomen beliep op dat tijdstip 125 000, zijnde 2000 meer dan het jaar te voren. Daarenboven waren voor de thee-, cacao-, kaneelklapper- en padicultuur respectivelijk 21, 6, 4, 6 en 7 bouws afgezonderd. Van het land Tjikema groot 104 bouws waren in 1870 78 bouws in cultuur gebragt; daarvan waren er 63 beplant met padi, 8 met katjang en 7 met moerbeziën (voor de zijdewormenteelt, verg. lager in afd. V van dit hoofdstuk onder » Zijde-industrie".) Beide ondernemingen werken met vast werkvolk op een maandgeld van f 6. De sawah's worden evenwel niet door boedjangs bewerkt,' maar op de gewone inlandsche wijze ter bewerking afgestaan.
Krawang. Met uitzondering van de percoelen Parakantroes, Gintoeng en Tamblang, die geacht worden goede winsten af te werpen , verkeeren de overige ondernemingen in dit gewest in kwijnenden staat. Het perceel Tjilangkap werd reeds in 1865 wegens aanhoudend verlies, ten gevolge van de onvruchtbaarheid deigronden , door den huurder verlaten en de in der tijd Öaarop staande suikerfabriek afgebroken. In verband hiermede werd door den huurder en een zijner borgen op nieuw verzoek gedaan om ontbinding van het contract. Het door eerstgenoemde reeds vroeger ingediend verzoek was bij een besluit van Julij 1868 afgewezen. Hangende de overweging omtrent het laatst ingediend verzoekschrift, meldde zich de eigenaar van Parankantroes aan, om overdragt van het Tjilangkap-contract te zijnen name, echter met beding van een jaarlijksclien huurschat van f 1 per bouw (volgens het loopende contract was f 6 per bouw verschuldigd). Zijn voornemen was om de voor de suikercultuur geheel ongeschikte gronden tot weideveld te bezigen. Beide verzoeken waren nog in overweging. Aan den verwaarloosden toestand van het land Tjibenino-, waarvan reeds hooger sprake was (zie de voorgaande bladz.) moet worden toegeschreven, dat de daarop aanwezige klapper-aanplant geen vruchten afwierp. De suikeroogst van Parakantroes, Wanasepi en Kalangsari bedroeg in 1870 respectivelijk 24 800, 3500 en 4000 pikols, dat is voor Parankantroes ongeveer 41 en voor de beide andere perceelen 25 en 21 pikols per bouw. De geheele uitgestrektheid van de perceelen Gintoeng en Tamblang is met kaneel beplant. Schoon nog vrij gunstig, was de kaneeloogst van 1870 toch minder dan die van het voorafgegane jaar, hetgeen wordt geweten aan den hoogen ouderdom van sommige tuinen, welke op nieuw beplant moeten worden. In het geheel werden geoogst 4000 kilo pijukaneel en 4500 kilo schaafkaneel en afval of bij beide ondernemingen gemiddeld per bouw 16 en 44 kilo, Het product, dat in zijn geheel naar Nederland werd verscheept, behaalde hooge prijzen. Vaste werklieden, behalve mandoors, werden niet aangenomen. De werkzaamheden worden in dagloon verrigt door de bewoners der omliggende kampongs, die zich daartoe gaarne aanbieden.
Preanger regentschappen. Het aantal huur-ondernemingen, in 1870 met één vermeerderd, was daardoor tot 15 geklommen. De 14 reeds in werking zijnde ondernemingen zijn alle thee-plantages slechts 2 uitgezonderd : Tjiboengoer, waar uitsluitend koffij geteeld wordt en Tjioehoet en Margapala, waar nevens den koffij-aanplant in den laatsten tijd ook theetuinen zijn aangelegd. Eene opgaaf der thee-ondernemingen, zoomede van de Uitgestrektheid der tuinen en van de in 1869 en 1870 verkregen productie volgt hieronder. De vijf eerstgenoemde ondernemingen werkten vroeger op contract met het Gouvernement.
FABRIEKEN.
ïjioemboeloeit . .
Parakan Salak . . .
Djatinangor . . . .
Tjikadjang . . . .
Tjisalak . . . . •
Waspada I en II . .
Tegal, Tjinangran en
Tegal mantri. . . .
Tjikembang . . . .
Totaal
u ^ is 12 ° •s a
co a
Öß 3
325
291
300
210
358
1484
174
300
192
80
70
25
25
866
2350
Productie in
1 8 6 9 .
79 100
142 800
108 700
96 800
207 500
634 900
30 600
45 100
44 500
600
»
»
»
120 800
755 700
dlogrammen.
1SÏO.
87 500
152 750
137 618
157 000
190 000
724 868
33 315
73 000
60 000
10 576
200
750
J)
177 841
902 709
N°. 8. 2.
Het aantal plukbare heesters bedroeg in 1870 13 294 300 tegen 10 219 300 in 1869. De betere oogst van 1870 dan van 1869 is hoofdzakelijk een gevolg van het plukbaar worden van vele jonge heesters. Tegen een dagloon van 15 tot 25 cents was voldoende werkvolk te bekomen. Voor het plukken der bladeren, dat op taak geschiedt, wordt van 1 tot 6 cents per kilo betaald, al naar gelang van de soort. Over het algemeen is volgens den resident de stand der theecultuur in de Preanger-regentschappen gunstig en laat 't zich aanzien, dat over eenige jaren , wanneer al de theeheesters plukbaar en de nog onbebouwde gedeelten grond met thee beplant zullen zijn, de oogst het dubbele van de jongste productie zal bedragen. Onder ultimo 1870 waren op de onderneming Tjiboengoer 242 000 koffijboomen geplant, waaronder 75 300 vruchtdragende, welke in het laatste jaar 200 pikols koffij hebben afgeworpen. De op Margapala aanwezige boomen, ten bedrage van 49 700 , zijn nog te jong om vrucht te dragen. De gronden dezer beide ondernemingen zijn niet bijzonder geschikt voor de koffijcultuur ; slechts door zware bemesting kan de koffijboom aldaar eenigzins welig tieren. Daaraan moet dan ook worden geweten, dat de ondernemer van Margapala is begonnen met het aanplanten van theeheesters
Cheribon. De suikeronderneming Kadipatten heeft in 1870 even als in 1869 goede resultaten opgeleverd, welke hoofdzakelijk een gevolg zijn van het draineren en zwaar bemesten der velden. Van een aanplant van 350 bouws werden in 1870 15 000 pikols verkregen tegen 18 000 pikols in 1869, toen 50 bouws meer met suikerriet beplant waren. Van de onderneming Blender werden 145 bouws met suikerriet en 48 bouws met padi beplant. De suikeroogst «^ beliep in 1870 4800 pikols tegen 2680 pikols in 1869, mede afkomstig van een aanplant van 145 bouws, zoodat bij dit etablissem*nt de gemiddelde productie per bouw van 18 tot 33 pikols steeg.
46
182
De theeoogst bij de onderneming Tjarennang in 1870 bedroeg 54 000 kilo tegen 75 000 in 1869 Deze vermindering wordt toegeschreven aan de omstandigheid, dat de gronden reeds geruimen tijd voor dezelfde cultuur zijn gebezigd en zoo doende uitgeput raken, terwijl de theeheesters bovendien reeds zeer oud zijn. Zoowel de werkzaamheden in de fabriek als in de tuinen geschieden door de opgezetenen van het land , zoogenaamde boedjangs, die daarvoor, al naar gelang van den arbeid een maandelijksch loon genieten van t 6 à f 7 per man. Het plukken en sorteren wordt per taak betaald en uitsluitend verrigt door vrouwen en kinderen, die daarmede van 6 tot 16 cent daags verdienen. Behalve de vorenbedoelde betaling wordt aan het geheele personeel één katti rijst daags per hoofd verstrekt.
Samarang. Behalve op twee perceelen, waarvan het eaue bestemd is voor de teelt van klappers en cacao en het andere (van zeer kleine uitgestrektheid) eene verscheidenheid van cultures bevat, wordt op de 27 overige uitsluitend de koffijcultuur gedreven. De oogst in 1870 wordt opgegeven te hebben bedragen 44750 pikols. In de drie voorafgegane jaren beliep dit cijfer achtereenvolgens 41200, 25 600 en 40000. (1)
Japara. Van het perceel Wonoredjo ter uitgestrektheid van 205 bouws, zijn 175 bouws met 230000 koffij boomen beplant, hetzelfde aantal als in 1869. De productie, toen 350 pikols, beliep in 1870 400 pikols. Bovendien waren op dit land 292 klapperboomen aanwezig, die 4000 klappers opleverden. Omtrent het klapperperceel Poeloe Pandjang werden geene opgaven ontvangen.
Pasoeroean. De perceelen Limburg, Tanahwangi, Soembool, Gangsir en Djoengo zijn hoofdzakelijk voor de teelt van koffij bestemd. De beide eerstgenoemde liggen ± 1350, het derde ± 2800 en de beide laatstgenoemde 3000 à 3500 voet hoog. Gangsir en Djoengo hebben voor de koffijcultuur de beste gronden.
(4) Uitvoerige opgaven nopens de productie dezer huurlanden over vroerere jaren worden gevonden in de stukken betreffende het algemeen onlerzoek naar den toestand der koffijcultuurop Java (zitting 1870—1871, 60).
Van de 1291000 koffijboomen op het land Limburg waren 796 200 vruchtdragend, die 2620 pikols opleverdenIn 1869 beliep het aanwezige getal boomen 1 millioen efl de productie 834 pikols. De koffijoogst van Tanahwangi, met 456 600 boomeu bedroeg 500 pikols van 244 100 boomen verkregen. Aanplant en productie in 1869 bedroegen 445 900 boomen e« 61 pikols. Gangsir met een aanplant van 528750 boomen, waarvan slechts 150 000 eenigzins vruchtdrügende, produceerde 41 pikols. In 1869 telde men aldaar 400 000 boomen, waaronder toen nog geene vruchtdragende. Dit laatste was ie 1870 ook nog het geval met de aanplantingen op Djoengo efl Soembool, die sedert het voorafgegane jaar waren uitgebreid van 180 000 tot 440 000 en van 25 000 tot 26 500 boomen Op het land Alkmaar, dat 2593 opgezetenen telt, wordt hoofdzakelijk de suikercultuur gedreven. Gedurende 1870 waren 349 bouws met suikerriet en .520 bouws met padi beplant, welke 22 000 pikols suiker en 19 000 pikols padi produceerden. In 1869 waren die cijfers 21 000 en 18 850 pikols. Het huurperceel Boemiaijoe is nog niet voor eene bepaalde cultuur bestemd, waartoe veel heeft bijgebragt de omstandigheid, dat dit land meermalen in andere handen is overgegaan. De gronden werden in- 1870 aan de opgezetenen ter beplanting afgestaan tegen levering van een vijfde van het verkregen product.
Probolinggo. Even als in 1869 zijn door den huurder van het eenige in dit gewest uitgegeven perceel woeste gronden, ook in 1870 van aanplantingen buiten het huurland circa 4.00 pikols tabak opgekocht. Op het land zelf zijn^ door de daarop gevestigde bevolking voor eigen gebruik padi, tabak en andere tweede gewassen van weinig beteekenis verbouwd. Overigens zijn geene bijzonderheden gemeld.
Bezoeki. Op de gronden behoorende tot het perceel Wonokoesoemo (ook wel plantage Rotterdam genaamd) wordt met eenig succes de koffijcultuur gedreven. Op ultimo 1870 waren aldaar aanwezig 398 000 koffijboomen tegen 200 000 in 1869. De opbrengst bedroeg in 1869 en 1870 respectivelijk 189 en 336 pikols. Bovendien werden een 800tal klapperboomen op bedoeld huurland aangetroffen. i Banjoewangi. Gedurende 1870 hebben bij de in dit gewest gelegen huuronderneming geene nieuwe ontginningen plaats gehad. Eene uitgestrektheid van 20 bouws is met 10 000 koffijboomen beplant, waarvan nog geen product werd verkregen. In 1870 zijn door den huurder 32 pikols tabak van de bevolking opgekocht.
Banjoemas. Het huurland Tjiberem bragt in 1870 op: 15 pikols staartpeper, 60 pikols koffij en eene geringe hoeveelheid vanille. De tot de onderneming Pegadoengan behoorende gronden laatstelijk (in 1868) voor de tabaksteelt gebezigd, zijn sedert niet meer beplant geworden.
Bagelen. De Ledoksche theetuinen waren in 1870 beplant met 3 900 800 heestors, ongeveer hetzelfde getal als in 1869. De productie, toen 193 700 of, volgens verbeterde opgaven, 196 100 kilo, bedroeg in 1870 182 800 kilo. Deze vermindering wordt uitsluitend geweten aan de zeer ongunstige weersgesteldheid, waardoor de bladeren moeijelijk tot rijpheid konden komen en de pluk in alle tuinen herhaaldelijk moest stilstaan. Het onderhouden de behandeling der heesters zoowel als de bewerking der gronden liet intusschen niets te wenschen over. Het bijplanten werd overal zoo krachtig mogelijk voortgezet. De daarvoor benoodigde pitten werden van elders aangevoerd of uit eigen tuinen gewonnen. Eene voorgenomen proef met uit China aangevoerd zaad had geen gevolg, daar de pitten geheel bedorven aankwamen. Bij het perceel Sapoeran kwam met het oog op eene aanstaande uitbreiding der aanplantingen eene belangrijke vermeerdering van personeel tot stand. Onlangs (zie hooger) zyn aan den ondernemer circa 226 bouws woeste gronden in huur afgestaan. Van het perceel Boerat, voor de koffijcultuur bestemd, zijn geene opgaven ontvangen.
Pekalongan. Behalve de eigene cultures van de op de huuronderneming Simbang gevestigde bevolking, wordt op dat land suiker en koffij geteeld. Op de beide andere huurperceelen in dit gewest, met name Pringoembo en Djampangan, wordt uitsluitend de koffijcultuur gedreven. In 1870 heeft Simbang 565 pikols koffij en 8000 pikols suiker opgeleverd. Gedurende de jaren 1863—1869 was de koffijproductie van dit huurland achtereenvolgens geweest 2141, 1322, 1184, 755, 1198, 343 en 588 pikols, en de suikerproductie 9834, 8340, 7427, 10 895, 10 837, 8365 en 6880 pikols. Pringoembo, waar in 1869 voor het eerst, eene hoeveelheid van 24 pikols koffij werd geoogst, bragt in 1870 93 pikols op. Van Djampangan was de koffijoogst in 1870 nog niet noemenswaard. Voor de koffij van Pringoembo werd voor de 1ste soort f 35 den pikol en voor de 2de soort, al naar gelang van de qualiteit, f 14 à f 20 den pikol besteed. Eene uitgestrektheid van dit perceel ter grootte van 230 bouws was met 250 000 boomen beplant. Volgens den resident zijn deze gronden goed gekozen en beloven zij goede resultaten. Van lieverlede klaagt de ondernemer over moeijelijkheden in het bekomen van vast werkvolk. In het afgeloopen jaar waren maandelijks 100 à 150 koelies bij hem in dienst, die, behalve l'/4 katti rijst daags, f 6 's maands verdienden. Van de onderneming Djampangan zijn ongeveer 100 bouws ontgonnen en met koffijboomen beplant. Voor zoover reeds nu een oordeel kan worden uitgesproken, zegt de resident, zal ook deze onderneming kunnen slagen, ofschoon de gronden niet zoo vruchtbaar zijn als die van Pringoembo.
183
Kadoe. De gronden der huuronderneming Ngrantjak zijn voor de teelt van koffij bestemd. In het afgeloopen jaar werd het aantal boomen van 110 000 gebragt op 235 000, beslaande eene oppervlakte van 220 bouws. Tegen 40 cent dagloon was een voldoend aantal koelies voor dagelijksche werkzaamheden te bekomen.
Madioen. Van de koffljcultuur zijn volgens den resident op het huurland Soekaradja de beste uitkomsten te verwachten. Het aantal koffij boomen bedroeg even als in 1869 ongeveer een millioen, die in 1870 volgens raming 3300 pikols koffij afwierpen, tegen 1100 in 1869. (Het aantal vruchtdragende boomen is niet vermeld gevonden.) De gronden van de beide andere perceelen (een dezer dagteekent eerst van November 1869) zijn mede vrij geschikt voor de teelt van koffij. In het geheel waren 500000 boomen aangeplant, die meest alle nog zeer jong zijn, zoodat slechts 45 pikols werden geoogst.
Kediri. Van de huurperceelen in dit gewest is één, in 1865 uitgegeven, Kawedoessan genaamd, nog niet in exploitatie. De onderneming Koedjon, met een suikerrietaanplant van 200 bouws, heeft gedurende het afgeloopen jaar 1669 pikols suiker geproduceerd. De geldelijke uit
komsten dezer onderneming worden gezegd tot dusver nog weinig voordeelig te zijn geweest. Van de overige zes ondernemingen wordt op drie de tabakscultuur gedreven, en zijn drie voor koffij-aanplant bestemd. Opgaven nopens deze laatsten zijn niet ontvangen. Ten opzigte van den oogst der tabaks-ondernemingen wordt gezegd, dat deze ten gevolge van ongunstige weersgesteldheid grootendeels mislukt was. Een der ondernemers, die van Papoh, verkreeg van 250 bouws aanplant, slechts 450 pikols tabak.
4°. Landbouw op landen aan particulieren in eigendom afgestaan.
Ofschoon de gebruikelijke aantooning onder andere betreffende den landaard der eigenaren en den aanslag in de verponding ditmaal niet wordt opgenomen, bij gemis aan de vereischte opgaven nopens de residentien Batavia en Samarang, terwijl de cijfers der overige gewesten met die van 1869 weinig verschillen, kunnen daarentegen in andere opzigten eenigzins meer volledige opgaven nopens de particuliere landerijen worden gedaan. Zij volgen hieronder in tabellarischen vorm, behalve wat de twee genoemde residentien betreft, omtrent welke ook deze gegevens ontbreken. Alleen worden lager nog eenige mededeelingen opgenomen betreffende de landen in het Buitenzorgsche.
184
NAMEN DER LANDERIJEN.
Bantam.
Tjikandi Oedik
Tjikandi Ilir .
Te zamen .
LANDAARD
der
E I G E N A R E N .
Europeanen .
Idem
Krawang.
Pamanoekan- en Tjïassemlanden a.
Tegalwaroelanden b
Te zamen
C h e r i b o n .
Indramaijoe-West. . . .
Kandanghauer
Europeanen
Chinezen .
Uitge
strektheid
in
bouw s.
BEVOLKING.
40 000
32 000
72 000
Zielental.
21748
25 667
47 415
280 640
74 400
Te zamen . . . .
Vagal.
Ketangoengan of Kertasana . . . .
•Fapara.
Soembring, Kalinjamat, Telookawoer, Bodrolangoe, Pekodjan en Pasajangan e
Soerabalja.
Gezamenlijke landen in de afdeeling Soerabaija
Idem in de afdeeling Grissee . . .
Idem in de afdeeling Sidaijoe . . .
Europeanen
Idem
355 040
Aantal
huis
gezinnen.
Werkbare
mannen.
Dienst
pligtigen.
Inlanders.
5 368
5 060
10 428
115 393
23 165
138 558
78 166
182 240
260 406
Inlanderg
{ Europeanen
! Inlanders .
3 673
42 211
47 437
89 648
25 169
5 048
4 059
4 050
8 109
30 217
8 916
10 702
19 618
6 412
24 859
6 648
31507
Be w B
bai
saw E
3 836
3 960
7 796
15 426
6 107
21533
11103
9 022
20 125
1983
832
838 S 18 158
Te zamen
Pasoeroean.
Kedawoong.
Europeanen . . . .
Vreemde Oosterlingen.
Inlanders . . . • •
Vreemde Oosterlingen.
Inlanders
t f t \ 30 166 t \
7199
Europeanen . . 651
2 955
1676
f. 2 917
1573
8 882
7 155
16 037
1573
f. 1021
7 859
692
452
34 777
3 014
9 003
513
5 695
821
487
f. 805
3
7
K
16
5
25
1^
IE

7 003
602
4 580
416
210
5 206
602
a. Bovendien werden van deze landen nog verkregen 5478 pikols arèn-suiker, 223/4 pikols notenmuscaat, 73 pikols i. foelie, 8% pikols cubebe en 2V8 pikols cacao. b. Als voren, 425 pikols arèn-suiker, 140 000 stuks katjangmatten en 35 katties vogelnestjes. &• c. De met | geteekende kolommen zijn bij gemis van opgaven niet kunnen worden ingevuld. ld. De voor de verzending der rijst benoodigde goeni-zakken worden gedeeltelijk op de landen zelve aangemaakt. Zoo w. leverde Indramaijoe-West 307 855 en Kandanghauer 34 259 stuks. ». e. Van het land Soembring werden bovendien nog 1935 pikols katjang verkregen. o. ƒ. Deze cijfers betreffen de landeD Kalinjamat, Telookawoer en Bodrolangoe. Van de overige landen zijn de betrekkelijke opgaven niet kunnen worden verkregen. g. Deze opgaven gelden de landen Kalinjamat, Soembring , Telookawoer en Bodrolangoe.
h. Waarvan 10 300 voor Soembring en 7000 voor Telookawoer.
185
1.
6
0
16
86
)7
Î3
32
55
37
73
05
80
116
HO
206
602
Bewater
bare
saw ah's.
3 880
7 050
10 930
16 821
5 306
22127
17 089
15 280
32 369
»
/• 820
1326
»
1326
t
RIJSTCULTUUR.
Niet bewaterbare sawah's.
Tegal
lans.
Bouws.
5 000
5 000
10 892
e. f
10 892
2 834
4 220
7 054
2 274
f. 90
71
725
51
847
t
3 175
8 950
12 125
t
2 431
2 431
43
14 176
14 219
1)
f. 137
M
87
87
t
Padi
productie
in
pikols.
26 860
31000
57 860
557 266
160 000
717 266
280 976
303 075
d. 584 051
38 608
f. 16 767
k. 5 774
n. 8 292
1217
15 283
t
KLAPPERCULTUUR.
Aantal boomen.
Vrucht
dra
gende.
n
»
M
24 834
5 157
29 991
Kan ni geven,h geheel i
t
1219
g. 10 692
5-641
3 32C
2 245
11
1
20*
r
Jonge.
1!
»
»
40 903
3 039
43 942
et wordei 3t produc lan de bei
t
3 670
g. 19 285
7 933
't t
! t
t
Ver
kregen
klapper
noten.
»
M
»
t t
t
i opget verblijft rolking.
t
24 380
h. 17 300
30 069
18 916 t
t
t
KOFFIJCULTUUR.
Aantal boomen.
Vrucht
dragende.
»
n
4 597 800
60 900
4 658 700
»
4 610
4 610
»
n
»
»
t
Jonge.
»
n
»
566 600 t
566 600
4 870
4 870
»
»
u
11
»
II i
t
Pro
ductie
in
pikols.
n
12 204
100
12 304
3-7/1M
37/,„„
»
»
»
»
t
SUIKERCULTUUR.
Aan
plant
in
bouws.
170
»
170
657
298
955
»
»
»
218
/. 807
t t
t
o. + 200
Pro
ductie
in
pikols.
1880
n
1880
10 700
8100
IS 800
»
»
i. 5 943
m. 22565
t t
t
t
ikols l Hiervan 4200 pikols voor Kalinjamat en 1743 pikols voor Soembring, respectively k verkregen van een aanplant van 143 en 75 bouws. &• Van 3 landen niet opgegeven. '• Als voren van 1 land. Zoo w. Idem van 2 landen.
nDe van de tegallans verkregen productie is niet bekend. °- De betaling voor den riet-aanplant (die door de opgezetenen geschiedt) bedraagt f 80 per bouw. De rietplanters hebben echter tevens hun aandeel in de rijstvelden (circa V, à l'A bouw per persoon). Ook de arbeid m de .toDueK geschiedt in den regel door opgezetenen van het land, die daarvoor, naar gelang der werkzaamheden, met inDegnp van voeding, een dagloon van 15 à 42 cents verdienen. Voorschotten, zoowel in geld als m padi, werden nu en. dan door den landheer verleend.
trek
N°. 8. 2. 47
186
Omtrent de in het Buitenzorgsche gelegen particuliere landerijen zijn over 1870 de volgende bijzonderheden vernomen : Aan den koffij&a.vplant werd op de landen Pondok Gedeh, Tjipamingkies, Soekaradja, Tjomas en Tjiseroe eene vrij aanzienlijke uitbreiding gegeven. Dit vond niet plaats op het land Tjicoppo, waar geene nieuwe bijplantingen bewerkstelligd werden dan tot verwisseling van de uitgestorven boomen. Voor den arbeid in de tuinen sloten de landeigenaren met de opgezetenen overeenkomsten tegen vrijstelling van heerendiensten en van betaling der grond- en tuinhuur. De koffijoogst bedroeg 117141/2 pikols, en was bij vergelijking met dien van voorgaande jaren zeer gunstig. In werking waren 3 suikerfabrieken., met name Grogol, Gobang en Goenoeng-Sindoer, die respectivelijk eene productie afwierpen van 4500, 2400 en 320 of te zamen 7220 pikols. In 1869 werden van een gelijken aanplant bij de twee eerstbedoelde fabrieken 3500 en 1800 pikols verkregea , en bij laatstbedoelde fabriek, trouwens van een aanmerkelijk grooteren aanplant dan in 1870, 1400 of te zamen 6700 pikols. Buitendien bevindt zich 'ook een suikerfabriek op het land Diamaga, die echter van af 1869 heeft opgehouden te werken. De bereiding van Java- of aren-suiker verminderde in 1870 aanzienlijk en wel ten gevolge van de geringe betaling, welke de bevolking voor dat product verkreeg. De iAeecultuur won meer en meer veld en mag in Buitenzorg als de geliefkoosde volkscultuur worden beschouwd. De heesters hadden weinig van rupsen of ander schadelijk ongedierte te lijden. De producde van 1870 bedroeg 5392 pikols. Gedurende de jaren 1864—1869 werden achtereenvolgens 485, 1170, 1392, 3201, 3739 en 3800 pikols geproduceerd. De prijzen der thee liepen zeer uiteen, doch de minst bedungene verzekerden nog eene ruime winst. Op verscheidene landen, onder anderen Tjampea, Sadeng, Eoempen, Tamangoengan, verrezen nieuwe thee-etablissem*nten. De teelt van indigo vond hoofdzakelijk op het land Trogong plaats. De productie bedroeg in 1870 76 pikols. De kaneelcuUmw in het Buitenzorgsche sterft langzaam uit; zij wordt dââr nog alleen op het land Tjibenengaangetroffen; de productie bedroeg slechts 4lV2 kilo. Tabak wordt hier en daar in de kampongs aangeplant, doch hoofdzakelijk voor eigen gebruik. Aan de j?adi'-cultuur wijdt de bevolking steeds de meeste zorg. Dikwerf moest zij echter toch door het bestuur en de landheeren aangespoord worden tot het aanleggen van tipars en de ontginning van voor sawah's bruikbare Wgallans. Waterleidingen van eenig aanbelang ten behoeve van de rijstcultuur werden niet daargesteld. De padiproductie bedroeg 215 593 tjttings van 1000 katties, of omstreeks 1 077 900 pikols rijst. De rijstprijzen waren middelmatig. Gouvemements-djatibosschen worden in de afdeeling Buitenzorg niet aangetroffen. Het zuidelijk gedeelte dier afdeeling levert echter veel timmerhout op, dat zeer gewild is. Op het land Tjomas is een kleine djati-aanplant van weinig beteekenis. Vanille wordt geteeld op de landen Pondok Gedeh, Goenoeng Sindoer en Tamangoengan. In 1870 werden 181 kilo vanille verkregen, welk product op de Europesche markt vrij goede prijzen behaalde. De katoen-cultuur in Buitenzorg is van geene beteekenis. Verder produceerden de landerijen van die afdeeling in 1870 nog: 5362 kilo notenmuskaat., 469 kilo kruidnagelen, 26 600 gantangs katjang, 34VS pikols vogelnestjes, 55 pikols Êapperolie, 335 800 klappernoten en 50 pikols gambier. Omtrent deze cultures, die op de landen als bijzaak beschouwd worden, valt overigens niets bijzonders te melden.
Ter voorkoming van misbruiken waartoe (op de Pamanoekan- en Tjiassemlanden) de bepaling van art. 28 van het reglement op de particuliere landerijen (Indisch Staatsblad 1836 n°. 19) gebleken was aanleiding te geven, in strijd met den algemeenen geest van dat reglement, is de Gou ver deur-Generaal in Julij jl. gemagtigd om, met ampliatie van dat artikel, te bepalen, dat de verpligting daarbij aan de opgezetenen opgelegd, om het aandeel des landeigenaars in de opbrengsten van den door hen bebouwden grond zonder betaling naar zijne pakhuizen te vervoeren en aldaar af te leveren, zich op landgoederen, welke uit
meerdere districten bestaan, niet uitstrekt buiten de grenzen van het district, waar binnen de producten geteeld zijn. (1) De gewraakte toepassing van het artikel (het vorderen van de aflevering der tjoeké ook buiten het district waar het product geteeld is) vond op genoemde landen vooral plaats ten opzigte van die klasse van opgezetenen, die geene zoogenaamde contracten met den landheer hadden willen aangaan ; terwijl die opgezetenen, die overeenkomsten met hem hadden gesloten om buiten verscheidene leveringen , no« diensten te doen in koffij- en suikertuinen , van het bedoelde verre transport verschoond bleven. Bij het inbrengen van klagten ter zake door een deel der opgezetenen verzochten deze tevens aan het bestuur voorlichting omtrent de vraag, of zij al dan niet tuinhuur aan den landheer verschuldigd waren, en c. q. of die tuinhuur in geld of in natura behoorde te worden voldaan. Omtrent dit laatste punt werd bij een besluit van April 1871 aan den resident te kennen gegeven, dat naar de bedoeling van art. 16 van het aangehaald reglement de heffing van tuinhuur in geld de regel, in natura de uitzondering is, met aanschrijving om van deze beslissing aan den betrokken landheer mededeeling te doen. Ook de resident van Cheribon werd met betrekking tot de rigtige handhaving van bepalingen van het reglement in Indisch Staatsblad 1836 n°. 19 van instructien voorzien. Reeds sedert jaren zijn namelijk op het land Kandanghauer in genoemde residentie de opbrengsten der bevolking aan den landheer, met toestemming van beide partijen, niet in overeenstemming met het aangehaald reglement. De opgezetenen toch leveren niet één vijfde van de padi, maar Vi kaiti rijst, 1ste soort, per vierkante Rhijnlandsche roede. Dusdanige regeling is ook in werking op een gedeelte der Indramaijoe-landen in dezelfde residentie. Ofschoon de bestaande levering gezegd wordt voor de opgezetenen 't voordeeligst te zijn (vergelijk onder andere het verslag van 1865 bladz. 196), waren echter in den laatsten tijd door sommigen bezwaren daartegen voorgedragen. In verband hiermede werd door de Regering bij een besluit van Julij 1870 aan den resident te kennen gegeven, dat vermits tusschen de betrokken landheeren en de bevolking van Kandanghauer en Indramaijoe-West geene vrijwillige geregistreerde en goedgekeurde overeenkomst gesloten was om rijst in plaats van padi te leveren, de bestaande rijstheffing is f e beschouwen als onwettig, en de bemoeijenis van het bestuur in deze zich behoort te bepalen tot het handhaven van het regt der bevolking om padi te leveren. In verband met een verzoek der Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatschappij verklaarde de Indische Regering, dat de splitsing van een particulier land in twee of meer perceelen ten gevolge van het doorsnijden daarvan door een spoorweg, kanaal als anderzins geen invloed heeft op de eenheid van dat landgoed en geene verandering brengt in de heerendienstpligtigheid der opgezetenen.
5°. Landbouw op verhuurde landen in Soerakarta en Djokjokarta.
Soerakarta. Het in 1869 aanwezig aantal landbouwondernemiDgen in deze residentie (137) bleef in 1870 onveranderd. Op 60 landen werd koffij geteeld, op 22 suiker, op 19 indigo, op 13 tabak, op 7 koffij en indigo, op 3 suiker en tabak, op 3 koffij en tabak, op 2 suiker en indigo, op 2 kofflj en suiker, op 1 koffij, suiker en indigo, op 1 indigo en tabak, op 1 koffij, tabak en suiker, op 1 koffij en cacao, op 1 koffij, vanille en peper en op 1 vanille en tabak. Onder ultimo December 1870 waien op de huurlanden aanwezig 33 873 000 kofftjboomen , waarvan 21 921 000 vruchtdragende en 11 952 000 jonge boomen. Deze cijfers, vergeleken met de opgaven over 1869 (25 595 000 vruchtdragende en 15 191 000 jonge boomen), zouden aan achteruitgang van deze cultuur doen gelooven, ware het niet, dat de juistheid der opgaven van de landhuurders door geene controle van bestuurswege wordt verzekerd.
(l) De wenschelijkheid eener meer algemeene herziening van Indisch Staatsblad 1836, n°. 19 is nog zeer onlangs bij den G-ouverneur-Generaal ter sprake gebragt.
187
Voor 1870 werd eene productie van 69 700 pikols koffij opgegeven, tegen 72 300 pikols in 1869. De meeste ondernemers bereiden de koffij op de West-Indische wijze, waardoor veel handenarbeid wordt uitgespaard. 25 ««tier-fabrieken waren in 1870 in werking. De uitgestrektheid rietaanplant bij 18 ondernemingen (van 7 werden geene opgaven ontvangen) bedroeg volgens de landhuurders 2772 bouws, waarvan verkregen werden 89 600 pikols suiker, of gemiddeld 32,32 pikols per bouw. Het hoogste aanplantcijfer Jbij een onderneming bedroeg 661 bouws, welke eene productie van 20 000 pikols afwierpen. De fabriek te Malangdjiwa, aan pangeran MANGKOE NEGORO toebehoorende en ingerigt naar de laatste uitvindingen op het gebied der suikerindustrie, had een aanplant van 468 bouws, waarvan in 1870 22 050 pikols Werden verkregen. Verder leverden nog 4 ondernemingen respectivelijk 17400, 13980, 12750 en 12000 pikols op;
de overige fabrieken zijn meerendeels van weinig beteekenis. Even als voor de suikercultuur was ook voor het indigogewas de weersgesteldheid in 1870 vrij gunstig. De indigoaanplant besloeg eene oppervlakte van 2775 bouws; de productie bedroeg 67 400 kilo. Bovendien verbouwde de bevolking veel indigo voor blaauwverwerijen. De taSafe-aanplant op de huurlanden had (met uitzondering van zes ondernemingen, waarvan geene opgaven zijn ontvangen) eene uitgestrektheid aan 545 bouws, waarvan slechts 3430 pikols product werden geoogst. Bovendien plantte de bevolking voor eigen verbruik nog tabak aan, waartoe klimaat en bodem in enkele deelen van dit gewest bijzonder geschikt zijn. Van deze laatste aanplantingen wordt eene productie van 9352 pikols opgegeven , eene opgave, die weinig vertrouwbaar schijnt, als alleen van het inlandsch bestuur afkomstig. De opbrengst dezer vier hoofdcultures in de laatste vijf jaren, ook in verhouding tot den aanplant, blijkt uit de onderstaande aantooning.
JAREN. 60 13 CD U ». o
o
1866 . .
1867 . .
1868 . .
1869 . .
1870 . .
76 900
85 700
83 400
72 300
69 700
-a- ! P ! 60 O O © 60 a cS
25 280 000
27 597 000
27 782 000
25 595 000
21 921 000
i— o X Cd ffi J-o tas CP *C3 ^
i~i fe M Z Ta a 5 *CJ CÖ a >CD
SUIKER, (b)
60 a O) IH . O O
o -M
fi m g' I g 3 W
a.
CD * . . H CO HHS •—" u o 'C O
f V i H
CD 3 £ CE C 'O O •c ^o 'i u i S.
INDIGO, (c)
6(1 a CP u X> RH O
• O
C3 <4
CO
O
.2 M o "o c 73 -o ^1 2 S p,—« <° J' 3 & » 5 'O o 'C -o o
328
322
332
354
3!4
92 800
79 900
92 800 if) 112 000
(#)89 600
3654
2864
3449
3320
2772
25V5
28
26
337,0
0932; o i /100
48 300
52 300
51 200
(/•)55 100
67 400
2413
2351
2501
2061
2775
20
22%
20V,
26%
24V,
TABAK, (d)
6 0 O CD t-i >i3
OH O
J I & P , Ö C O
8110
6570
5980
4070
(h) 3430
1081
(e) 931
791
(e) 459
(h) 545
CD CO O O 3 -M 'g-s. SH.S CD 3 I* CD B •O O 'O X! 'B £ O
7V2
7
7V2
8V,
6V10
(a) De opgaaf van 1866 betreft 64 van de 72, die van 1867, 66 van de 72 en die van 1869, 66 van de 75 ondernemingen. De opgaaf van 1870 heeft bet-ekking op alle koffij producerende landen.
(b) Volgens opgave bedroeg het aantal ondernemingen in de laatste 5 jaren, 24, 22, 25, 25 en 25.
(c) De opgaaf van 1866 betreft 16, die van 1867 15, die van 1868 18, die van 1869 14 en die van 1870 21 ondernemingen.
(d) Idem 21, 15, 11, 12 en 15 ondernemingen.
(e) Van ééne onderneming is de uitgestrektheid van den aanplant niet opgegeven.
(ƒ) Van ééne onderneming zijn geene opgaven ontvangen.
\g) Als voren van zeven ondernemingen.
ih) Idem van zes.
De ^adi-oogst slaagde in het algemeen zeer naar wensch. Minder gunstig, ten gevolge van de vele in den oost^oesson gevallen regens, was de oogst van tweede gewassen, '"e grootendeels op van den regen afhankelijke velden borden geplant. Buiten de genoemde hoofdcultures werden op enkele lan
den, doch op geringe schaal, cacao, vanille, peper en musJcaatnoten geteeld. De cacaocultuur wordt slechts op 3 landen aangetroffen. Voor zoover bekend is, houdt de bevolking zich met deze cultuur niet bezig. Een noemenswaardige vanille-aanplant bestaat alleen op het land Kopen.
188
De van deze cultures verkregen uitkomsten blijken hieronder.
JAREN.
1866
1867
1868
1869
(870
Cacao.

Pikols.
160
33
33
'2
(«) 1
Peper.

Kilo's.
3461
10 593
1332
10 089
(6) 23
Vanille.

Kilo's.
403
169
409
24
99
Muskaatnoten.

Kilo's.
511
788
22
54
(e) 2
(a) Deze opgaaf betreft 2 van de 3 ondernemingen.
(b) Op het land Gettas bevindt zich buitendien een vrij aanzienlijke peper-aanplant ; het aldaar verkregen product is echter niet bekend.
(c) Deze opgaaf geldt alleen de onderneming Melambong; van de overige landen zijn geene opgaven ontvangen
Katoen treft men slechts aan op enkele ondernemingen en dan nog als bijzaak; door inlanders wordt dit product alleen voor huisselijk gebruik verbouwd. De in vorige j aren met uitheemsche katoenzaden genomen proeven hebben geen bevredigende resultaten opgeleverd. Onder ultimo 1870 bestond de veestapel uit: 44 600 buffels, 45 200 runderen, 6200 paarden, 11 900 schapen en 9950 geiten. Het aanzienlijk minder opgegeven getal runderen, in vergelijking met het cijfer in 1869 (77 900), wordt niet toegelicht.
Djokjokarta. Ook ditmaal mögt het gewestelijk bestuur niet slagen in het verkrijgen van de noodige statistische gegevens nopens den stand der landbouw-ondernemingen in deze residentie over het jongst verloopen jaar. Het aantal huurlanden onderging in 1870 geene vermeerdering, en bedroeg alzoo 58, waarvan op 43 landen indigo werd geplant, op 7 tabak, op 4 suiker, op 1 klappers, op 1 siuker en indigo, op 1 indigo en tabak en op 1 indigo, suiker en klappers. De oogst van stapel-producten was gunstig: wat suiker aangaat bevredigend; wat indigo betreft zeer ruim. De prijzen van dit laatste artikel ondergingen echter een gevoeligen teruggang ten gevolge van de gebeurtenissen in Europa. De padi-oog&t van 1870 was gunstig ; ook de teelt van tweede gewassen liet niets te wenschen over. De gemiddelde rijst- en padi-prijzen waren f 8,17 en f 3,90 den pikol. Onder ultimo 1870 bedroeg het aantal klapperboomen 1 312 200 , waarvan 693 100 vruchtdragende en 619 100 jonge boomen, dus in het geheel 110 500 boomen minder dan in 1869. Uitheemsche katoensporten worden in Djokjokarta niet geteeld; inlandsche alleen voor eigen verbruik. Volgens eene opgave van het inlandsch bestuur bestond de veestapel uit 5,2 400 buffels, 63 300 runderen en 8300 paarden. In hoever deze cijfers vertrouwen verdienen is, volgens den resident, met geene mogelijkheid te bepalen, aangezien de middelen van controle daarop ontbreken.
b. Boschwëzen.
In den gedrukten toestand der Javasche houtmarkt viel gedurende 1870 eenige, zij het ook geringe, verandering ten goede waar te nemen; de prijzen van het artikel
ondergingen eenige rijzing. Te Batavia bedroegen zij f 70 à f 80 per kubieken meter, waarmede die te Soerabaija en Samarang in goede evenredigheid stonden, mits men in rekening brenge, dat de verscheepkosten van Soerabaija naar Batavia omstreeks 75 pet. en van Samarang ongeveer 60 pet. van de tariefswaarde bedragen. In uitvoer naar buitenlandsche markten schijnt de houthandel nog altijd weinig heil te zien; slechts werden, volgens mededeeling van de kamers van koophandel en nijverheid te Batavia en te Samarang, in het laatst van 1869 bij wijze van proef twee kleine partijen djatihout naar Nederland verscheept, waarvan de eene door het verongelukken van het schip hare bestemming niet bereikte, terwijl de andere, uit slechts 54 balken van verschillende afmetingen bestaande, te zämen metende 48*34 M3., hier te lande f 95 per kubieken meter opbragt. Ofschoon de lage vracht (f 45 per last, metende 27, M3.) het nemen dezer proef zeer bevorderlijk was geweest, was zij nogtans niet herhaald geworden. Echter was eene hoeveelheid van circa 50 M3. djati-hout door den houtondernemer van Banglé (Kediri) in 1870 naar Nederland verscheept, de uitslag van welke proef nog niet is vernomen. Ook zou het voornemen bestaan om een klein assortiment beslagen balken van den houiaankap Blitar in die zelfde residentie bij wijze van proef naar eene der voornaamste Nederlandsche en Engelsche houtmarkten te zenden. De bemoeijenissen, waarvan in 't verslag van 1869, bladz. 144 , sprake was , om de houtondernemers aan te moedigen djatihout herwaarts te zenden ten behoeve van 's Rijks werven, zijn tot dusver zonder gevolg gebleven. Volgens de van de belanghebbenden verkregen inlichtingen wordt het denkbeeld van zoodanige levering alleen mogelijk geoordeeld, ingeval het hout in Indie kon worden gekeurd en aldaar geleverd. Tegenover de weinige kansen van welslagen, die een aanvoer op eigen risico aanbood wegens de betrekkelijk geringe behoefte der marine hier te lande en de niet aanlokkelijke prijzen , stond namelijk als voornaam bezwaar het besteden van hooge vrachten op het welligt afgekeurd wordende hout en het vermoedelijk gemis aan gelegenheid om dit laatste op andere wijze hier te lande te slijten. Omtrent eene beproeving van djatihout voor 's Rijks openbare werken hier te lande kan nog geene beslissing worden medegedeeld. Inlichtingen nopens afmetingen, prijzen enz. van het bewuste hout, blijkens 't aangehaald verslag uit Indie ontboden ter beoordeeling van de wenschelijkheid eener zoodanige proefneming, zijn sedert eenigen tijd aan het Departement van Binnenlandsche Zaken verstrekt. Het voor 's lands dienst in Indie benoodigde hout, voor zoover daarin niet de ondernemingen voor aankap ten behoeve van den lande en de enkele nog hier en daar aanwezige houtvoorraden (te Batavia, Cheribon, Panaroekan in Bezoeki, Djoeroek in Soerakarta, zoomede die in de residentie Madioen) voorzagen, werd gedurende 1870 deels regtstreeks aangeschaft bij contractanten voor de exploitatie van boschperceelen met vrije beschikking over het gekapte, deels ingekocht bij anderen uit de tweede hand.' Bovendien werd , inzonderheid ten behoeve van het departement der burgerlijke openbare werken , veel hout verkregen op den voet der artt. 33 en 44 van het boschreglement (Indisch Staatsblad 1865, n°. 96), dat is door aankap in 's lands buiten geregeld beheer gelaten djatien andere bosschen op last van den directeur van binnenlandsch bestuur of van den betrokken resident, en overigens ook door uitsleep, uit de wel onder geregeld beheer gebragte dj atibosschen, van dood en omverliggend hout. Aan het departement der marine werd gedurende 1870 door een paar ondernemers ingevolge uitbesteding geleverd eene houtmassa van 222J3° M3, zijnde slechts ongeveer het een vierde gedeelte van wat door hen geleverd had moeten worden; deze hoeveelheid werd door hen te Onrust aangebragt. De levering van het hout, benoodigd voor Soerabaija, kon wegens te hooge prijzen, waarvoor werd ingeschreven, niet worden toegewezen ; nader ter zake gevoerde onderhandelingen hadden tot resultaat, dat de levering werd gegund aan de Rotterdamsche Bank, contractante van het hooger genoemde boschperceel Blitar. Op deze aanneming werd echter in 1870 nog niets ontvangen.
189
In de verkrijging van ligte houtwerken werden geene moeijelijkheden ondervonden; goed zwaar regt hout en krommers van zekere afmetingen zijn daarentegen moeijelijk te hekomen. Door de aannemers voor de levering van hout zijn laatstbedoelde houtwerken nog nimmer tot de toegezegde hoeveelheden kunnen verschaft worden. In vele gewesten op Java gaf het gemis van houtkapondernemingen en de hooge prijzen, welke, waar zij bestaan , dikwerf voor het hout gevraagd worden , aanleiding tot veelvuldige gevallen van regtstreeksche aankappïng in s lands bosschen, van het benoodigde. Ter bevrediging van locale behoeften is de Indische Regering er dan ook in den laatsten tijd toe overgegaan om eenige kleine houtperceelen uit te geven. Van elk der drie in 1867 vruchteloos uitbestede perceelen Padang en Kawak in Japara en Padjaran in Madioen, respectivelijk groot p. m. III8V5, 531VS en 2fi03 bouws, 6n waarvoor destijds, als retributie voor den geheelen contractsduur van respectivelijk 8, 5 en 10 jaren, een minimum was gesteld van respectivelijk f 30 000, f 16 200 en f 32 000 'sjaars, zijn namelijk in de tweede helft van 1870 bij openbare inschrijving gedeelten ter exploitatie aangeboden. Zoo werd van laatstgemeld perceel, gelijk trouwens reeds in 't vorig verslag was aangekondigd, in September 1870 uitbesteed het in 1866 doodgekapt gedeelte, uitmakende het boschcomplex Manggir (district Tjaroeban) en Dader bepaald op eene uitgestrektheid van ruim 2341/2 bouws. De uitgifte zou, op de voorwaarden, vermeld in de Javasche Courant van 29 Julij 1870, geschieden aan den hoogsten inschrijver of, naar keuze der Regering, aan dengene die zou aannemen het perceel binnen den kortsten tijd, mits niet langer dan vijfjaren, uit te kappen. P2en minimum pachtschat werd niet bepaald, doch behield de Regering zich het regt voor, de exploitatie niet te gunnen, wanneer de hoogste inschrijving door haar te laag mögt worden geacht. De uitslag der uitbesteding was, dat het bewuste boschgebied ter velling gedurende vijf jaren, ingaande medio November 1870, werd gegund aan den eenigen inschrijver, een Europeaan, tegen betaling van f 3200 'sjaars. Ook voor de boschcomplexen, behoorende tot de perceelen Padang en Kawak in Japara, uitbesteed in November 1870 (het eene in het district Bandjaran, groot 301 en het andere in het district Bogorame, groot 200l/2 bouws, beide voor ongeveer de helft reeds doodgekapt) was geen minimum pachtschat door de Rogering vastgesteld, doch evenzeer het voorbehoud gesteld van niet-gunning bij te lage inschrijving (Javasche Courant van 7 October 1870). Aannemers zijn geworden , respectivelijk voor de maximumtermijnen van vijf en van vier jaren, in te gaan met 1°. Januarij 1871 : voor Padang een Europeaan, tegen f 10701,20 sjaars en voor Kawak (bij heruitbesteding in December 1870, zijnde voor dit boschcomplex de uitbesteding van November te voren vruchteloos gebleven), een Chinees, tegen f 6 055,55 'sjaars. In de residentie Madioen werd, behalve het hooger bedoelde boschcomplex Manggir, ook uitbesteed voor een tijdvak van hoogstens vijfjaren de exploitatie van het meerendeels uit wortelspruiten bestaande boschcomplex Alas ïengool in het district Sepreh, groot 190 bouws. Bij de voorwaarden was bepaald dat de exploitatie niet zou worden afgestaan Wanneer daarvoor niet minstens een totale pachtschat van f 95d0 geboden wierd. De gunning had echter niet plaats uit hoofde van te lage inschrijving, terwijl eene heruitbesteding wegens de weinige kans op een gunstiger uitkomst voor's hands werd nagelaten. Twee uitbestedingen werden in 1870 gehouden op den voet van art. 9, lit. b, van het boschreglement, d. i. van aankap ten behoeve van den lande tegen het bij contract te bepalen kap- en vervoerloon per kubieken meter. De eerste {Javasche Courant 12 Julij 1870) betrof het uitdunnen van doodstaand en omverliggend hout, zoomede van stronken zuiveren van het onder geregeld beheer gebragte djatibosch Redji Balapoelang, district Lebaksioe, residentie Tagal ; de andere [Javasche Courant 4 November 1870) den aankap en uitsleep van hout uit het onder geregeld beheer gebragte DoschperceelDjatisari, district Soebah, residentie Pekalon8an, alwaar reeds in 1867 een gedeelte der boomen op stam 5^as doodgekapt. De exploitatie van dit laatste perceel werd in •december 1870 aan den laagsten inschrijver (een Europeaan)
No. g. 2.
gegund voor een tijdvak van vijf jaren tegen betaling per kubieken meter vierkant beslagen hout van f 3,50 wegens kap- en f 2,44 (per paal) wegens vervoerloon. Daarentegen werd wegens te hooge inschrijving niet toogewezen de in Augustus te voren gehouden uitbesteding betreffende het bosch Bedji Balapoelang. Tegen medio Maart 1871 werd daarvoor eene nieuwe uitbesteding uitgeschreven, thans echter met zoodanige wijziging der voorwaarden, dat het door de uitdunning enz. te verkrijgen hout, hetwelk volgens de aanvankelijke voorwaarden eigendom van het Gouvernement bleef, alsnu aan den eventuelen aannemer als loon zou worden afgestaan, tegen betaling aan den lande van zoodanigen prijs per kubieken meter als waarvoor door jhem bij de uitbesteding zou worden ingeschreven, mits door de Regering niet te laag geacht (Javasche Courant van 24 February 1871). Van den uitslag dezer tweede uitbesteding is tot dus ver geen berigt ontvangen.
Blijkens het voorafgegane zijn alzoo sedert de mededeelingen in 't vorig verslag 4 nieuwe contracten voor boschexploitatie tot stand gekomen , waarvan dat voor het perceel Manggir (Madioen) nog in 1870 in werking is gekomen. Bijzonderheden omtrent die onderneming worden, te gelijk met vervolg-mededeelingen aangaande de 13 reeds vroeger aanwezige houtkap-ondernemingen, waarvan 5 werkende op de wijze als bepaald bij art. 9, lit. b, van het boschreglement, aangetroffen in bijlage OO. In dat overzigt komen onder andere mededeelingen voor omtrent de aanzuivering van pachtschat, de wijze van aankap en afvoer van het hout, de plaatsen van bestemming, het aantal gebezigde werklieden, hunne loonen, enz.
Een verzoek van den administrateur der onderneming Blitar (Kediri) om het met 1 Julij 1873 verstrijkende contract verlengd te zien voor den tijd van drie jaren, met uitbreiding der aangeduide boschperceelen, werd in December 1870 door den Gouverneur-Generaal voor 's hands afgewezen, met vrijlating aan den belanghebbende om op zijne aanvrage, uitsluitend wat de verlenging betrof, lateiterug te komen. Daarentegen werd magtiging verleend om , ten einde de exploitatie van Barengan (Rembang), die ten behoeve der marine geschiedt, den overeengekomen tijd van elf jaren (tot ultimo September 1876) te doen duren , met den ondernemer eene suppletoire overeenkomst aan te gaan tot uitbreiding van het contractsgebied.
In den staat der onder geregeld beheer gebragte djatibosschen is wegens het korte tijdsverloop sedert de reorganisatie van het personeel (Indisch Staatsblad 1869 , n°. 11) uit den aard der zaak nog niet veel verbetering gebragt kunnen worden. Men is nu echter bij magte tegen verdere vernieling dier bosschen te waken en ze, waar noodig, door aan- en bijplanting te verbeteren. In den west-moesson van 1870/71 werden in verschillende gewesten zoodanige ontredderde bosschen, nadat ze behoorlijk waren schoongemaakt, weder beplant, een arbeid waarmede met kracht zou worden voortgegaan. De toestand der niet onder geregeld beheer gebragte djatibosschen , in welke onafgebroken aankappingen (ten behoeve van de inlandsche bevolking, van den lande en van particulieren) krachtens vergunning plaats hebhen, laat uit den aard der zaak over het algemeen veel te wenschen over. Voor een gedeelte zal hierin verbetering komen door de ordonnantie van 19 April 1871 (Indisch Staatsblad n°. 52), waarbij een aantal der hier bedoelde bosschen , voor zoover zij gunstig voor behoorlijke exploitatie gelegen zijn, onder geregeld beheer en dus onder regtstreeksche controle van houtvesters en adspiranthoutvesters zijn gebragt. Bij diezelfde ordonnantie is ook te gemoet gekomen aan de reeds meermalen ondervonden leemte, dat onderdeelen van djatibosschen bij het onder geregeld beheer brengen dezer laatste niet afzonderlijk bij namen waren genoemd, en dus konden beschouwd worden als niet onder geregeld beheer gebragt. Eene meer naauwkeurige aanwijzing heeft nu plaats gehad, met aanvulling in zoover der vroegere ordonnantien ter zake. Ook zijn bij deze gelegenheid onder geregeld beheer gebragt de in een drietal districten der residentie Banjoemas door de bevolking op hoog gezag aangelegde djatituinen.
De wildhoutbosschen , vroeger wegens gebrek aan boschpersoneel zoo goed als onbekend, kunnen, nu zoodanig personeel aanwezig is, ook langzamerhand in verband tot de krachten van dat personeel worden beheerd. Ter ver
48
190
zekering daarvan zullen zelfs eenige dier bosschen onder geregeld beheer moeten worden gebragt. Eene ontginning van boschgronden op groote schaal in het Krawangsche zonder vergunning, •waarvoor de betrokken districtshoofden werden gestraft, heeft doen zien, dat het bestaande toezigt te wenschen overlaat. Inlichtingen daarop bij de overige hoofden van gewestelijk bestuur ingewonnen nopens het zich welligt voordoen dezer overtreding in hunne residentien, gaven grond voor het vermoeden , dat hoogst waarschijnlijk op afgelegen plaatsen meermalen ontginningen in de bosschen zonder vergunning hebben plaats gehad. Betere voorzieningen daartegen zullen het uitvloeisel zijn der agrarische wet. Onder de maatregelen tot uitvoering daarvan zal namelijk behooren eene regeling omtrent het door de bevolking in ontginning brengen van boscbgrond, waardoor aan de wildhoutbosschen eene betere toekomst zal zijn verzekerd. De vroeger door de bevolking op hoog gezag aangelegde djati-tuinen zijn (thans nog met uitzondering van die in Bantam, Kadoe, Bagelen en Banjoewangi) ook alle onder geregeld beheer gebragt. Onder ultimo December 1870 bedroeg het in die tuinen aanwezig aantal boomen ruim 13 millioen; bovendien waren ruim 2 millioen djatiboomen i aangeplant geworden bij wachthuizen en langs wegen. In de meeste residentien zijn bedoelde tuinen over zeer vele districten verdeeld. De sinds 1859 in de residentie Preanger regentschappen in afgeschreven koffijtuinen aangelegde plantsoenen van wildhout, in den westmoesson van 1869/70 vermeerderd door eene nieuwe bijplanting van 221 bouws, beslaan nu eene uitgestrektheid van 2178 bouws met bijna 2 millioen boomen. De in 1860 in dienst gestelde commissie voor de opneming en kaartering der djatibosschen en aan plantingen op Java, wier taak onder ultimo Junij 1871 zou moeten afloopen , was blijkens 't vorig verslag bij het eind van 1869 in de residentie Soerakarta werkzaam. In Julij 1870 de arbeid daar beëindigd zijnde, ging de commissie naar Cheribon over, alwaar in October daaraanvolgende voldoend personeel beschikbaar kwam om een begin te maken met de opneming der djati-bosschen en aanplantingen in de Preanger regentschappen. Achtereenvolgens in April en Mei kwam men in beide residentien gereed. De gezamenlijke vlakte-inhoud der djati-bosschen bleek in Cheribon te bedragen 19 245, in de Preanger regentschappen 19 498 bouws. Inmiddels waren door een gedeelte van het personeel ook opgenomen de in de gouvernementsdistricten van Krawang gelegen djati-bosschen , ter grootje van 2225 bouws, zoo mede eenige bosschen en wegen in de afdeelingen Lamongan en Modjokerto der residentie Soerabaija ; laatstbedoelde opnemingen meerendeels ter verificatie en verbetering van bestaande kaarten. Het teekenwerk tot de verschillende hiervoren genoemde opnemingen betrekkelijk, evenzeer als hetgeen nog van vroegere opnemingen onder handen was, werd mede vóór ultimo Junij 1871 voltooid. Door de beëindiging van een en ander kon de taak der commissie als afgeloopen worden beschouwdAan de opruiming der drie in 't vorig verslag genoemde stapelplaatsen kon, om de toen vermelde redenen, ook in 1870 nog geen gevolg worden gegeven Ter hoofdplaats Tagal werd tot oprigting eener tijdelijke stapelplaats overgegaan, echter onder beheer van het gewone boschpersoneel. Sedert door de Regering (in 1869) was uitgemaakt, dat het cijfer der in de residentie Tagal door den betrokken contractant jaarlijks te doene aankappingen ten dienste van het departement der burgerlijke openbare werken, als verpligtend moest worden beschouwd, moest namelijk de Gelegenheid verschaft worden tot berging der niet voor bepaalde werken bestemde houtwerken. Intusschen waren onder ultimo 1870 zoodanige houtwerken nog niet beschikbaar gekomen.
Gedurende 1870 werden in de verschillende* gewesten van Java, met uitzondering van Cheribon, omtrent welke residentie deswege geene opgaven ontvangen zijn, in. de niet onder geregeld beheer gebragte djati-bosschen', zoo^ mede in 's lands wildhoutbosschen aan houtwerken van verschillende afmetingen gekapt: op last, dat is ten behoeve van den lande, 196352 stuks, en krachtens vergunning dat is door en ten dienste van particulieren , 43 179 stuks, vertegenwoordigende een inhoud van respectivelijk
14 878931 en 2599<^« M3. en eene tariefswaarde van f 200 697 en f 26 388. Voor de laatstbedoelde houtwerken werd in 's lands kas gestort f8863, benevens f1027 voor 1580 stuks sadingpalmen, mede krachtens vergunning gekapt. Wegens houtvellingen in het tracé der spoorweglijr. Samarang-Solo werd door de Nederlandsch-Indische spoorwegmaatschappij eene som van f 18 963 gestort. Opruiming van afgekeurde of verbeurd verklaarde houtwerken , zoo mede verkoop en verstrekkingen uit den voorraad op de stapelplaats te Djoeroek (Soerakarta) bragten op f 9012, terwijl ter zake van vergoedingen of boeten door houtcontractanten verschuldigd, eene som van f1712 in 's lands kas vloeide, Aan de formatie van het technisch boschpersoneel ontbraken bij het einde van 1870 2 houtvesters en 3 adspiranthoutvesters. Er bevonden zich echter 3 technische boschambtenaren van verschillenden rang met verlof in Nederland. Over de .voorziening in het buiten de verlofgangers bestaande incompleet is reeds gehandeld op bladz. 150/151 hiervoren.
c. Veeteelt.
De aanwezige gegevens omtrent de getalsterkte van den veestapel onder ultimo December 1870, wijzen voor elk gewest van Java, de Vorstenlanden uitgezonderd, zoomede voor de afdeeling Parr.akassan op Madura, de totalen aan verzameld in den hierbij overgelegden staat (bijlage litt. P P). Eene vergelijking dier opgave met de cijfers van 1869 wijst voor de gouvernements-residentien van Java met uitzondering van Batavia (omtrent welk gewest thans voor het eerst dergelijke gegevens zijn ontvangen) zoomede voor de afdeeling Pamakassan eene vermeerdering aan van 9900 buffels , 52 500 runderen en 8400 paarden. In verband met de opgegeven belangrijke vermeerdering van het aantal runderen schijnt het niet te onpas te herinneren , dat de onderwerpelijke cijfers slechts eene betrekkelijke geloofwaardigheid bezitten. Zoo als reeds hooger is gemeld (vergelijk hoofdstuk K., afdeeling V , § 2) deden zich weder in sommige gewesten ziekteverschijnselen voor onder het vee , doch waren die ziekten meerendeels niet van gevaarlijken aard. Alleen hadden zij een meer ernstig karakter in Krawang, waar 295 i in Tagal waar van de 73 aangetaste 61 en in Pekalongan waar 233 buffels aan miltvuur stierven. De oorzaken dezer ziekten worden niet alleen toegeschreven aan atmospherische invloeden, maar ook aan slechte voeding en verzorging der beesten. De inlander betoont over 't algemeen weinig belangstelling in het verbeteren van den veestapel. Gunstige uitzonderingen hierop zijn echter waar te nemen in de residentie Probolinggo , waar integendeel veel werk van de veeteelt wordt gemaakt en zij eene voorname bron van volksbestaan, geworden is. Het gebruik van nog niet volwassen paarden voor zwaren. arbeid , niettegenstaande dit door het bestuur wordt tegengegaan , staat de verbetering van het paardenras bij voortduring in den weg. De berigten omtrent den veehandel zijn schaarsch. Alleen vale te vermelden dat in het regentschap Koedoes (Japara) veel levendigheid in dien handel is waargenomen, terwijl in de residentie Madura op verschillende plaatsen vaste veemarkten werden gehouden, die druk bezocht werden door vreemde kooplieden van den overwal. Ook op de markt te Limpoeng (Pekalongan) was in het afgeloopen jaar veel vertier. Aangaande den invoer op Java van vee j a n elders, wordt aangeteekend , dat runderen hoofdzakelijk van Bali, paarden van Australie , Sumbawa , Macassar , Soemba en Timor werden aan gebragt. Naast de Preanger wedloop-sociëteit is thans ook te Buitenzorg eene zoodanige vereeniging tot stand gekomen, welke als eerste aanleiding mag worden beschouwd, dat door sommige Europesche landeigenaars is overgegaan tot het aanleggen van paardenstoeterijen, zij dit ook vooreerst op kleine schaal. Over voorbereidende stappen van een paar ondernemers tot oprigting eener paardenstoeterij en veefokkerij in de Preanger regentschappen is reeds gehandeld op bladz. 180 hiervoren. Omtrent de fokkerij van merinosschapen te Garoet in laatstgenoemde residentie , waarover zie vooral het verslag
191
van 1864, bladz. 174, luiden de berigten vanjaar tot j aar nünder guiastig ten gevolge van verbastering van het ras.
§ 2. Buitenbezittingen.
Omtrent den landbouw, het boschwezen en de veeteelt in de gewesten buiten Java en Madura wordt het volgende ontleend aan de jaarberigten der hoofden van gewestelijk bestuur over 1870, voor zooveel noodig aangevuld met wetenswaardige bijzonderheden van latere dagteekening.
1°. Gouvernement van Sumatra's Westkust.
Hijst. De rijstcultuur, waarvan de bevolking in dit gouvernement veel werk maakt, wordt bijna uitsluitend °P sawah's gedreven ; slechts dan wanneer de gesteldheid van het terrein zulks niet toelaat, geschiedt de padiaanplant op ladangs. De bestaande waterleidingen worden door de bevolking eigener beweging goed onderhouden en daâr, waar zulks noodig is, nieuwe aangelegd. Zoo is o. a. in het Ankolasche (residentie Tapanoli) eene nieuwe waterleiding aangelegd, waardoor eene uitgestrektheid van + 300 bouws woesten grond in sawah's werd herschapen. Ook in de districten Troessan en Indrapoera, adsistent-residentie Painan, waar nagenoeg 120 bouws velden in besproeibaren staat werden gebragt, gaf de bevolking blijken van groote ingenomenheid met de rijstcultuur. Kunstwerken worden bij de waterleidingen op Sumatra niet aangetroffen. Echter bezigt men in de Padangsche Bovenlanden in streken die langs rivieren gelegen zijn, voor de besproeijing der velden, waterraderen van inlandsch maaksel (kintjirs). Voor bibiet of zaadpadi wordt zonder eenige tusschenkomst van het bestuur behoorlijk gezorgd en worden in den regel de beste padisoorten gebezigd. Zaadverwisseling vond echter niet plaats. Niettegenstaande de vroegere proeven met den aanplant van Java-padi mislukten , namen de hoofden in de Padangsche Bovenlanden zich voor die te herhalen. Met uitzondering van de residentie Padangsche Bovenlanden , waar veel droogte heerschte, was de weersgesteldheid voor de rijstcultuur overal gunstig, zoodat dan ook over 't algemeen de oogst bevredigend was en dien van 1869 overtrof. Ook van den oogst van 1871 , volgens berigten van Mei jl. reeds hier en daar begonnen, koesterde men over 't algemeen goede verwachtingen. De padiproductie en de rijstprijzen waren gedurende 1870 afdeelingsgewijze als volgt :
Padangsche Bovenlanden . .
Padang en Ommelanden. . .
Zuidelijke afdeeling van Padang
Priaman , .
Aijer Bangies en Rau . . .
Tapanoli (zonder Nias) . . .
Te zamen . •
Gemiddelde
rijstprijzen
per pikol.
2 688 900
92 000
402 900
361600
187 000
335 800
4 068 200
f 11,25
8,00
8,25
9,50
8,00
8,00
Bij ontstentenis van contrôle op de rijstproductie kan intusschen aan de opgegeven cijfers geen onvoorwaardelijk vertrouwen worden geschonken. De invoer van rijst beliep eene geldswaarde van f 255 941. De uitvoer was van weinig beteekenis en geschiedde alleen tusschen de kustplaatsen onderling.
Klappers. Behalve in do binnenlanden van Aijer Bangies en Rau, waar het klimaat voor de klapperteelt ongunstig is, worden in dit gouvernement overal uitgestrekte klapper-aanplantingen aangetroffen. De gesteldheid van den bodem, die zich zoo zeer voor deze teelt eigent, houdt de bijeondere ingenomenheid van de bevolking mot de klappercultuur levendig. Bijplantingen vonden allerwege plaats, waar de gronden maar eenigzins voor deze cultuur geschikt zijn en dus goede uitkomsten beloven. De bereidingswijze en dien ten gevolge de hoedanigheid der olie laten te wenschen over. Evenmin als het aanwezig getal boomen , kan ook de verkregen productie, zelfs niet bij benadering, onder cijfers worden gebragt. De uitvoer van klappernoten bedroeg in 1870 te Aijer Bangies 279 400 stuks en te Poeloe Tello 7600, benevens 3600 pikols olie.
Kofflj. Bij eene vergelijking van de uitkomsten der koffijcultuur op Sumatra's Westkust met die op Java bleek , dat de gemiddelde productie per boom in genoemd gouvernement , niettegenstaande de bodem over 't algemeen voor deze cultuur bijzonder geschikt is, veel minder bedraagt dan op Java. De ongunstige verhouding tusschen het aantal boomen en het verkregen product kan dan ook als een der redenen worden aangemerkt, waarom de bevolking met deze cultuur zoo weinig is ingenomen. Hierbij komt nog dat de goede gronden in de nabijheid der woningen gelegen , allengs uitgeput raken , zoodat de aanplantingen al verder en verder van de kampongs moeten geschieden. Een en ander leidde de Indische Regering tot het voornemen om een geschikt en in de koffijcultuur ervaren ambtenaar naar Sumatra's Westkust in commissie te zenden, ten einde plaatselijk den toeetand der cultuur na te gaan en middelen tot verbetering op te sporen. Volgens beiigten van Mei jl. waren de nopens dit plan van den directeur van binnenlandsch bestuur ontvangen voorstellen bij de Indische Regering in overweging. De opgaven betreffende het aanwezig getal boomen, hierachter voor elke afdeeling verzameld in bijlage lit. QQ , wijzen onder ultimo 1870 een totaal aan van ruim 169 millioen , d. i. ruim 5 millioen meer dan thans, op grond van verbeterde cijfers, gezegd worden in 1869 aanwezig te zijn geweest. Dat cijfer zou verdeeld zijn in 1151/2 millioen vruchtdragende boomen, 51/2 millioen oude, geen onderhoud meer waard zijnde en 48 millioen jonge nog niet vruchtdragende boomen, tegen respectivelijk 112, 5l/2 en 461 2 millioen in 1869 De productie, in 1869 (mede volgens verbeterde opgaven) 141962 pikols, bedroeg in 1870 onder den invloed van gunstig weder, 182 869 pikols, een cijfer zeer nabij komende aan de buitengewoon gunstige oogsten van 1857 en 1864, die 190 947 en 187 505 pikols afwierpen. In verhouding tot het getal vruchtdragende boomen werd 1 pikol geoogst: in 1869 van gemiddeld 787, in 1870 van gemiddeld 632 boomen. Hoedanig dit gemiddelde uiteenliep voor de verschillende afdeelingen kan mede uit de aangehaalde bijlage blijken. De hoedanigheid van het product was goed. De oogst van het loopende jaar laat zich tot nog toe niet minder gunstig dan die van 1870 aanzien. Gedurende de maanden Januarij tot en met April jl. werden reeds 84 000 pikols ingeleverd, zijnde bijna 5000 pikols meer dan gedurende hetzelfde tijdvak van 1870. Voor het onderhoud der aanplantingen werd in den regel behoorlijk gezorgd, doch wegens gemis aan belangstelling in deze cultuur van de zijde der inlandsche hoofden, was bemoeijenis van bestuurswege ten deze onmisbaar. Het valt niet te ontkennen, dat zoowel het onderhoud als de uitbreiding der cultuur en het geregeld afleveren van den ganschen oogst zeer veel afhangen van de medewerking en den ijver der hoofden, vooral in de residentie Tapanoli, omdat aldaar bij uitzondering in geregelde tuinen wordt
192
geplant, waardoor de cultuur te beter kan worden nageonlangs bij de gaan. Van de betere stemming der inlandsche hoofden in genoemde residentie, als gevolg van de hun onlangs toegelegde verhooging van inkomsten (zie bladz. 63 hiervoren) verwacht men ook voor de belangen der koffijcultuur goede gevolgen. Het maakt een .punt van onderzoek uit, in hoever ook ter Sumatra's Westkust aanbeveling verdient de regeling
V E I L I N G E N .
Datum. Soort der koffij.
( 1ste
( 2de
! 1ste
J u m J • i 2de
\ 1ste
/ 2de
December . . . . 1ste
2de
1ste
2de
inkoopspakhuizen op Java en Madura ingevoerd (zie bladz. 162 hiervoren) om namely k in het vereischte hulppersoneel door de pakhuismeesters zelven te doen voorzien tegen eene vaste toelage per pikol. De afloop der driemaandelijksche koffij veilingen gedurende 1870 en het eerste semester 1871 te Padang gehouden, kan uit het volgend overzigt blijken.
IS?©.
Hoeveelheid in pikols.
16 400
800
44 400
2 000
(o) 39 800
2 800
56 400
1200
157 000
6 800
Opbrengst.
f 590 520
11450
1 531 460
22 530
1 266 570
25 240
1 928 920
15 080
f 5 317 470
74 300
Gemiddeld per pikol.
f 36,007
14,312
34,492
11,26s
81,82"
9,01"
34,20
12,56«
f 33,86»
10,92°
1 8 7 1 .
Hoeveelheid in pikols.
36 400
1400
40 000
2 200
»
»
»t
»>
)!
»
Opbrengst.
f 1357 010
20 250
1 464 770
35 140
»
Ï>
»
M
»
»
Gemiddeld per pikol.
f 37,28
14,464
36,61»
15,972
»
» »
it
n
«
(a) Van de eerste soort waren 46 200 pikols in veiling aangeslagen, doch de verkoop van 6400 pikols werd opgehouden wegens het niet bereiken van den limite prijs.
De uitvoer van koffij van Padang en de bestemming van het product was volgens opgave, gedurende de laatste vijf jaren, in pikols, als volgt:
J A R E N .
1866
1867
1868
1869
1870
Nederland.
76 359
48 418
112 338
56 166
37 032
Engeland.
4
»
»
282
204
»
Amerika.
63 49,5
57 147
81521
95 278
83 306
Java.
3 705
3 550
8 861
8 482
2 188
Coromandel.
15
>>
»
»
»
Californie.
3 000
3 494
»
«
»
Arabie.
»
»
»
»
107
Totaal.
146 574
112 609
203 002
160 130
122 633
Een voorstel van de Indische Regering om de Padangsche.veilingen naar Batavia te verplaatsen heeft, evenals in 1862, ook in den aanvang van 1871 bij de Regering hier te lande geen bijval gevonden, onder andere op grond van het belang, dat aan het behoud der koffijmarkt te Padang te hechten is voor de ontwikkeling van het handelsvertier en de volkswelvaart op Sumatra.
Katoen, enz. Uitbreiding op groote schaal heeft deze cultuur gedurende 1870 niet ondergaan. In de afdeeling Lima Poeloeh Kotta, residentie Padangsche Bovenlanden, waar ook veel katoen van de oostelijke
districten wordt aangevoerd, wordt de teelt het meest aangetroffen. In Mandheling en in de Ommelanden van Sibogha wordt mede veel katoen aangeplant. Op Nias wordt nog al werk gemaakt van de kapokteelt. Het product, waarvan de hoeveelheid zelfs niet bij benadering is op te geven, wordt uit Mandheling en de Ommelanden van Sibogha hoofdzakelijk naar de onafhankelijke Battaklanden verzonden, terwijl de op Nias geteelde kapok naar de kustplaatsen van dit gouvernement een uitweg vindt.
193
Tabah. Deze cultuur schijnt niet bijzonder in den smaak der bevolking te vallen, want ondanks de vele daarvoor geschikte gronden was de verbouwde hoeveelheid voor de plaatselijke behoefte onvoldoende, zoodat dan ook steeds invoer van tabak van Java plaats vond. Tabak voor de Europesche markt werd alleen in de residentie Padangsehe Bovenlanden in de afdeeling Limapoeloch Kotta's aangeplant ; 86400 planten werden tegen ongeveer f 900 opgekocht. De particulier , die zich blijkens 't vorig verslag met den opkoop aldaar onledig hield, had zijne onderneming opgebroken.
Muskaatnoten. Alleen in de afdeeling Painan, waar ongeveer 20000 muskaatnotenboomen worden aangetroffen, heeft de bevolking van de inzameling der noten nog al werk gemaakt; de prijs aldaar was ook eenigzins hooger dan gewoonlijk. De uitvoer van noten en foelie bedroeg in 1870 respectively^ 3016 en 585 pikols tegen 2823 en 466 in 1869.
Kassia, gambler , peper, suiker. Omtrent deze cultures zijn na het aangeteekende in 't vorig verslag geene nieuwe bijzonderheden vermeld gevonden.
Indigo. De uitgestrekte aanplantingen leveren het bewijs dat van deze teelt, waarvoor in dit gouvernement vele geschikte gronden aanwezig zijn, veel werk gemaakt wordt. Hoofdzakelijk leggen de Chinezen zich op de bereiding van indigo toe, die als natte indigo uitsluitend tot hot blaauw verwen van lijnwaad wordt aangewend. Voor de Europesche markt wordt geen indigo bereid.
Kina. Voor proefaanplantingen zijn in het afgeloopen jaar weder verscheidene kinaplanten van Java aangevoerd, die echter bij de overzending voor ongeveer de helft waren gestorven. Omtrent de ontwikkeling der vroeger aangevoerde en thans op verschillende plaatsen in de residentie Padangsehe Bovenlanden en Tapanoli aanwezige exemplaren luidden de berigten gunstig. De geschiktheid van den bodem in de bergstreken wordt gezegd alle reden te geven om van deze proefnemingen de beste resultaten te verwachten.
Bossche/i. Sumatra's Westkust is rijk aan uitgestrekte bosschen, welke goede houtsoorten en kostbare boschproducten bevatten. Gemis aan geschikte sleepwegen maakt het vervoer van hout van groote afmetingen zeer bezwaarlijk, zoadat de aankap beperkt en de prijzen hoog zijn. Aan een particulier ingenieur ter Sumatra's Westkust Werd in 1870 vergunning verleend om zich op het eiland Moesala nabij Sibogha te vestigen, ten einde aldaar een houtaankap te beproeven. Bijzonderheden omtrent deze onderneming waren nog niet vernomen.
Veeteelt. De veestapel was in 1870 weder toegenomen. Over 't algemeen was de sterfte eeer gering, terwijl de invoer, meerendeels uit de onafhankelijke landschappen, in ruime mate bleef aanhouden. Uitvoer vond niet plaats. De verzorging en bewaking van het vee blijven veel te wenschen overlaten, ofschoon het van bestuurswege niet ontbrak aan aansporingen tot meerdere zorg. Op ultimo December 1870 zouden in het geheele gouvernement aanwezig zijn geweest: 86 000 buffels en 68 000 runderen, tegen respectivelijk 77 000 en 52 900 onder ultimo 1869.
Woeste gronden._ Het vraagstuk der uitgifte van woeste gronden is nog niet tot beslissing gebragt. Een naauwgezet onderzoek naar de verhouding, waarin die gronden tot het Gouvernement en de inheemsche bevolking staan, zal in den loop van 1871 door de plaatselijke ambtenaren Worden ingesteld (zie overigens het aangeteekende op hladz. 73 hiervoren).
2°. Benkoelen.
Rijst. De rijstoogst van 1870, ofschoon niet bijzonder N°. 8. 2.
gunstig, was voldoende voor de plaatselijke behoefte; de prijzen waren niet hoog. In de Ommelanden van Benkoelen had het padigewas op de sawah's veel van veldmuizen te lijden. In de laatste jaren werden tot bevordering van de teelt op sawah's vele kleine waterleidingen aangelegd, terwijl de bevolking van bestuurswege gestadig gewezen werd op de voordeden die de zoogenaamde natte rijstbouw boven de beplanting van niet besproeibare velden oplevert. Toch scheen de bevolking hiervan nog niet doordrongen, daar vooral in Mokko Mokko en Kroë groote uitgestrektheden bewaterbare velden onbenut bleven. De ramingen omtrent de opbrengst der velden loopen zeer uiteen ; cijfers deswege kunnen niet met genoegzame juistheid geleverd worden.
Peper. De pepercultuur is bijna geheel verlaten. Hoeveel in 1870 nog aan den lande geleverd is, wordt niet opgegeven. De hoeveelheid moet echter zeer luttel zijn geweest, te oordeelen naar de in dat jaar (October) van gouvernementswege in veiling gebragte hoeveelheid, bedragende slechts 23 47/ioo pikols zwarte en 14 67/ioo pikols witte peper. Voor de eerste soort werd f 12, voor de witte peper f21 den pikol verkregen. (1) Omtrent de uitvoering der magtiging van Julij 1870 tot afschaffing der verpligte peper- en koffijcultures in Benkoelen (zie het vorig verslag bladz. 106 en 145) is nog geen berigt ontvangen.
Koffij. In 1870 werd geen enkele pikol kofflj geleverd. De hier en daar in de afdeelingen Kroë en Mokko Mokko nog aanwezige koffij boomen worden dan ook bijna niet onderhouden. Zie overigens het slot der voorgaande rubriek.
Katoen, tabak, muskaatnoten. Omtrent de beide eerste cultures geldt ook thans het medegedeelde in 't vorig verslag. De uitvoer van muskaatnoten beliep in 1870 111 ^/4 pikol tegen 156 l/2 in 1869.
Klappers. De aanplant van klapperboomen wordt voortdurend van bestuurswege aangemoedigd. De handel in olie op Poeloe Pisang nabij Kroë was vrij levendig. Ook op Engano wordt klapperolie in groote hoeveelheid vervaardigd.
Bosschen. Zoo als reeds in vorige verslagen is vermeld , bevatten de bosschen van. Benkoelen vele deugdzame houtsoorten. In de Ommelanden van Benkoelen werd veel hout geleverd ter voorziening in de behoefte van de hoofdplaats. Gemiddeld kost het hout in den handel f 6 den kubieken meter.
Veeteelt. De veestapel is ook in het afgeloopen jaar weder vooruitgegaan , zoodat onder ultimo 1870 aanwezig waren 235 paarden, 1383 runderen en 15 558 buffels tegen 194 paarden, 1150 runderen en 13 856 buffels onder ultimo 1869.
3°Lampongsche districten.
Rijst. Even als in de meeste gewesten van Sumatra, wordt de rijst hier voor een groot deel op drooge velden geteeld. Van bestuurswege wordt echter niets onbeproefd gelaten om den aanleg van bewaterbare sawah's te bevorderen. Reeds worden laatstbedoelde velden in de afdeelingen Semangka en IV Marga's schier algemeen en in de afdeeling Telok Betong grootendeels voor den rijstbouw gebezigd. De bevolking aldaar is zoo zeer met de natte rijstteelt ingenomen, dat zij zich zelfs belangrijke offers getroost om door Java insche arbeiders waterwerken te doen aanleggen. Aangezien de hooiden van Semangka van hun verlangen hebben doen blijken om onderrigt te ontvangen in het gebruik van den ploeg, zoo bestaat het voornemen om van bestuurswege eenige ploegen te verstrekken en tijdelijk eenige Javanen naar dit gewest te doen overkomen
(1) Tegen Augustus 1871 zijn nog ten verkoope aangekondigd 25 likols Benkoelen-peper of zooveel meer als op den dag der veiling zou ilijken in voorraad te zijn. 49
194
ten einde de bevolking met de behandeling bekend te maken. Ook zijn onlangs gelden beschikbaar gesteld tot het instellen van een onderzoek naar terreinen, geschikt voor den aanleg van sawah's in de afdeelingen Sekampong, Sepoeti, ïoelang Bawang en Boemi Agong. Terwijl in 1869 bij een zeer gunstigen oogst eene hoeveelheid van 352 000 pikols rijst werd verkregen, bedroeg de productie over 1870 338 000 pikols, waarvan 59 000 van sawah's en 279 000 van ladangs (drooge velden) werden geoogst. De invoer van rijst van Java voor de behoeften der hoofdplaats Telok Belong, waar vele niet landbouwende personen zijn gevestigd, bedroeg 9520 pikols tegen 11824 in 1869, terwijl de uitvoer in 1869 en 1870 achtereenvolgens 1047 en 874 pikols beliep. In de binnenlanden varieerden de rijstprijzen van f 4 tot f 8, doch in de afdeeling Semangka stegen zij tot f 10 en f 12 den pikol, ten gevolge van het weder uitbreken van de veeziekte tijdens de bewerking der sawah's. In January jl. was echter de veeziekte aldaar geweken. Te Telok Betong kostte de rijst gemiddeld f 7 den pikol. De oogst van 1871 wordt, daar waar hij (in April jl.) reeds was binnengebragt, zeer bevredigend genoemd.
Peper. In strijd met de mededeelingen in 't vorig verslag nopens den verwaarloosden toestand waarin de peperaanplantingen zouden verkeeren, getuigt de tegenwoordige resident, op grond zijner inspectiereizen in de afdeelingen Telok Betong, Semangka, IV Marga's en Poeloe Sebessi, Sepoeti en Sekampong, dat de bevolking aan de pepercultuur veel zorg wijdt en hare tuinen in sommige streken zelfs met bijzonder veel overleg bewerkt en onderhoudt. Als bewijs daarvan wordt opgegeven, dat in 1870 214 000 ranken werden bijgeplant, dat onder anderen in de IV Marga's één pikol werd geoogst van gemiddeld 40 ranken en dat de geheele uitvoer van het artikel, in 1865—1868 bedragen hebbende 7966, 12 503, 9000 en 8690 pikols, in 1869 geklommen was tot 14 355 en in 1870 tot 23 988 pikols. Alleen het eiland Sebessi, met eene bevolking van slechts 1000 zielen , leverde ongeveer 6000 pikols. De qualiteit van het product wordt over 't algemeen goed genoemd. De prijzen (in de binnenlanden) liepen van f 14 tot f 20 den pikol.
Koffij. De koffijcultuur is in dit gewest van weinig beteekenis, ofschoon daarvoor vele geschikte gronden aanwezig zijn. In de IV Marga's was de oogst in vergelijking met vorige jaren voordeelig. Door de planters was echter, in de hoop op eene stijging der prijzen, bij het eind van 1870 het product nog niet aan de markt gebragt. De inferieure qualiteit der Lampongsche koffij is een gevolg der minder goede bereiding. De prijzen varieerden van f 14 tot f 16 den pikol in het binnenland en van f 17 tot f 26 op de strandplaatsen. De uitvoer, in de jaren 1865—1868 achtereenvolgens 1090, 3282, 3990 en 763 pikols, bedroeg in 1869 2336 en in 1870 1283 pikols.
Katoen. Deze cultuur, waarvoor in de meeste afdeelingen vele gronden geschikt zijn, wordt door de bevolking met goed gevolg gedreven, en wel het meest aan den westkant van de Telok Betong-baai. Behalve inheemsche soorten wordt ook Fernambuckatoen verbouwd. Volgens opgave bedroeg de geheele oogst 4682 pikols en liepen de prijzen van f 6 tot f 8 den pikol.
Klappers. Behalve het niet onaanzienlijke aantal klapperboomen in iedere kampong aanwezig, bevinden zich op de eilanden in de Telok Betong-baai belangrijke klappertuinen. Deze tuinen, toebehoorende aan de erfgenamen van den vroegeren regent van Telok Betong, zijn voor den tijd van 10 jaren tegen f 5000 'sjaars verhuurd. De J uitvoer van klappernoten bedroeg in 1870 323 000 stuks, tegen 311700 in 1869. Invoer van klappers had niet plaats, doch wel van klapperolie van Java ter hoeveelheid van 112 pikols, zijnde 249 pikols minder dan in 1869. Prijs-opgaven zijn niet ontvangen.
Kina. Ofschoon de kinazaden niet zijn opgekomen, zoo acht de resident het toch wenschelijk om andermaal proeven , en wel met kinaplantjes te nemen/
Sago- en nipapalm. Uitgenomen in de afdeeling IV Marga's, waar de sago ook als voedingsmiddel wordt gebezigd, benuttigt de bevolking van dezen palm alloen de bladeren. die voor dakbedekking bij uitstek geschikt zijn. De oorzaak dat de bevolking de sago over het algemeen niet als voedingsmiddel gebruikt, schijnt een gevolg te zijn van hare onbekendheid met het sago-kloppen. Er wordt omgezien naar middelen om haar hierin te doen onderrigten. Het blad van den nipapalm wordt mede voor dakbedekking gebezigd en in gei-inge hoeveelheid naar Java uitgevoerd.
Tabah. Aan den westkant van de baai van Telok Betong en langs de baai van Semangka worden de meeste tabakstuinen en de beste soorten aangetroffen. De uitvoer van dit artikel is onbeduidend. In den handel werd voor het product 25 à 50 cent de kattie betaald.
Suiker. Ofschoon hier vele voor de suikercultuur geschikte gronden aanwezig zijn, wordt echter het suikerriet alleen hier en daar voor eigen gebruik aangeplant. Het riet, bijzonder lang en dik, is tevens zeer suikerhoudend.
Zijde. In de afdeeling Sekampong legt de bevolking zich op de zijdewormenteelt toe, ter voorziening in eigen behoefte. Volgens mededeeling van de factorij der Nederlandsche Handelmaatschappij, aan wie eenige monsters zijde ter keuring waren toegezonden , zijn de in dit gewest verkregen soorten echter voor den handel niet geschikt. Onlangs heeft men den zijdekweeker op verzoek van den resident kunnen helpen aan cocons van den Japanschen zijdeworoi, welwillend afgestaan door een landhuurder in de Preanger regentschappen.
Bosschen. De uitgestrekte bosschen van dit gewest bevatten een rijken voorraad van uitstekend timmerhout. Gelegenheid tot afvoer bestaat voor 's hands alleen voor het hout, dat in de nabijheid van de zee en van bevaarbare rivieren groeit. In de afdeelingen Toelang Bawang en Sekampong, waar goed hout in overvloed langs de rivieren gevonden wordt, bestaat, volgens den resident, eene uitstekende gelegenheid voor aankap op groote schaal. In 't vorig verslag werd het bestaan gemeld van een houtkap-etablissem*nt op de Lagoendi-eilanden. Bij een bezoek van den resident op Groot-Lagoendi is echter die onderneming gebleken van weinig beteekenis te zijn en reeds in vervallen staat te verkeeren. Volgens opgave van den opzigter waren er niet meer dan 200Ó planken afgeleverd, die te Batavia waren %'erkocht voor f 1 à f 1,20 het stuk. Slechts weinige planken waren in voorraad en deze lagen, even als het aangesleepte hout, zonder bedekking aan wind en weder blootgesteld. De machine was verroest en stond reeds geruimen tijd stil. Van het weinige werkvolk was een gedeelte ziek en de overigen hielden zich onledig met het maken van.tuintjes en het vangen van herten, ter voorziening in hun onderhoud. Da ondernemer had de vijf voornaamste eilanden van de Lagoendigroep gehuurd voor den tijd van 20 jaren, tegen f 300 'sjaars, van den bandhar van Pedada, die regten over deze eilanden uitoefent.
Boschproducten. Voor zoo veel kon worden nagegaan bedroeg de uitvoer van boschproducten gedurende de jaren 1869 en 1870 als volgt:
Gom-elastiek
Witte dammar
Zwarte dammar
Bindrotting
Boombast
(pikols)
»
»
(bossen)
(pikols)
1869.
232
20 288
755
30 071
1674
1870.
211
16 341
2 058
36 379
2 218
195
1869. 1870.
Semamboe (stuks) 1 360 635 519 151
Bakan stijlen » nihil 180
Mengarawan-planken » 28 220 13 055
Nipabladeren (bossen ot stuks) 121800 10 000
Boom-was (katties) 700 3 927
Veeteelt. De veestapel telde in dit gewest onder ultimo December 1870: 667 paarden, 8904 buffels, 468 runderen, 6999 geiten en 2085 schapen. In 1869 werden die cijfers opgegeven als te zijn geweest: 387, 8141, 539, 6946 en 1443.
. 4°. Palembang.
Rijst. Over het algemeen wordt deze cultuur nog steeds °P ladangs en slechts bij uitzondering op sawah's gedreven. Uitgestrekte boschgronden zijn in 1870 uitgekapt voor ladings, doch door de afwisselende weersgesteldheid kon het gevelde hout niet geheel verbrand worden, waardoor de verwachte groote uitbreiding dezer cultuur tegenviel. De oogst van genoemd jaar liet evenwel weinig te keuschen over. Hetzelfde scheen, volgens berigten van Mei 1871, ook van den toen in gang zijnden oogst te kunnen word.-n gezegd. De padierijzen wisselden in 1870 af van f 2 tot f 6 den Pikol, die der rijst van f 4 tot f 10.
Katoen. 'D t bevolking , die allengs de groote voordeelen "8gint in te zien van den aanplant van dit gewas, maakte van de teelt muer wsrk dan vroeger. Deze pogingen werden nogtans in de afdeeling Moesi Ilir niet met den besten uitslag bekrjond, daar het gewas door de vele slagregens grootend'.els mislukte. In deze afdeeling bedroeg de proPuctia 1051 pikols, en in de afdeeling Kommaring Ilir, alwaar aan deze cultuur mede groote uitbreiding is gegeven , 4051 pikols, welkj gemiddeld tegen f 11 den pikol werden van de haid gezet.
Koffij' Deze cultuur wordt bijna overal in deze resideuLia gedreven, dich in vele streken slechts voor eigen gebruik 1 Dj beste soorten worden verkregen in de Kommering Wii' en Ogan Ilir, en de inferieure in de Moesi Ilir en «anjoea^in. Di mindere hoedanigheid van het product der beide laatste afdeelingen is gedeeltelijk een gevolg van de [angdurige overstroomingen, waaraan die streken dikwijls z>jii bloo gesteld. Van uit de P.isoemah, Ampat Lawang en Redjang, Faar betrekkelijk het meeste wérk van djze cultuur gehaakt wo'd. , neemt de uitvoer van koffij jaarlijks toe. In de Lebong breidt zich de koffijcultuur me Ie uit , doch het verkregen product is van geringe hoedanigheid , hetgeen hoogstw larschijnlijk moet worden toegeschreven a&n de gebrekkige bereidingswijze. De in het vori : verslag (bladz. 146) bedoelde koffij °nderne ning bij Kipahiang (Redjang) is om finantiele redenen opgeheven.
Kina. De in 1S69 genomen proeven met den aanplant van kina zijn aanvankelijk het best geslaagd in do PaSoeoiah en in de Ampat Lawang, waar nagenoeg de helft eo twee derden d sr geplante stekjes in het leven bleven , 'erw'ijl in de Vloesi Oeloe en Redjang niet meer dan een vierde en een vijlde zijn geslaagd. De bevolking schijnt °ver het algemeen zeer ingenomen met deze cultuur.
, -andere cultures.. Omtrent de teelt van Mappers, suikerriety tabak, indigo en gambier valt te verwijzen naar het ^°rig verslag, bladz. 146 en 147. Overigens wordt thans er'lgt, dat in enkele streken eenig werk wordt gemaakt a n de vo irtteeüng van zijdewormen en het winnen van 'Vide, uitsluiten! echter voor eigen gebruik. , Het in den handel zeer gewilde ramehgaren wordt in e sem*ndo Darat vervaardigd.
Veeteelt. Ofschoon de veestapel nog niet is hersteld van de verwoesting in der tijd door de veeziekte aangerigt, zoo was toch in vergelijking met 1869 weder toeneming te bespeuren. Onder ultimo December 1870 zouden namelijk aanwezig geweest zijn 215 paarden, 294 runderen, 351 schapen, 39 091 geiten en 10 334 karbouwen, welke getallen het jaar te voren werden opgegeven als : 168, 241 , 277 , 37 146 en 9224.
5°. Banka.
Rijst en tweede gewassen. De rijstcultuur erlangt op Banka meer en meer uitbreiding. De rijstoogst van 1870 was echter, voornamelijk ten gevolge van ongunstig weder, over 't algemeen niet voordeelig. Volgens opgaven van de inlandsche hoofden, waarvan echter de juistheid soms veel te wenschen overlaat, zouden 6375 pikols zaadpadi een oogst opgeleverd hebben van 69 055 pikols , terwijl in 1869 van 7534 pikols zaadpadi eene productie van 114 459 pikols zou verkregen zijn. De prijzen der padi waren gemiddeld f 3 den pikol, die der rijst f 7. Ook do padi-oogst van 1871 moet ongunstig zijn uitgevallen , althans volgens de opgaven uit die districten, waar in April jl. het gewas reeds was ingezameld. Gebrek was echter niet te vreezen. Bovendien stonden de tweede gewassen , die mede van lieverlede op ruimer schaal worden aangeplant, veel belovend. Voor de toekomst der rijstcultuur op Banka zijn van groot belang de uitkomsten die zullen verkregen worden van de proeven tot het aanleggen van sawah's , waarmede eenige van Java overgekomen landbouwers zich sedert de laatste maanden van 1870 in eene vallei nabij dekampong Bakem (district Soengeiliat) onledig houden , aanvankelijk onder de leiding van den gewezen hortulanus van 's lands plantentuin en sedert den aanvang van 1871 onder de leiding van een anderen daartoe aangewezen ambtenaar, laatstelijk adsistent-resident van Montrado. Ongeacht de regenachtige weersgesteldheid gedurende het tweede semester van 1870, waardoor het grootste gedeelte der bedoelde landbouwers door koortsen werd aangetast, en ook de veldarbeid tijdelijk vertraging ondervond , kon toch de stand der onderneming bevredigend worden genoemd, Evenwel zullen , naar het gevoelen van eerstgenoemden ambtenaar, eenige jaren noodig zijn , alvorens de aanleg van sawah's in de verschillende districten van het eiland Banka zal zijn ingevoerd, gedurende welke van Regeringswege dè behulpzame hand zal dienen te worden geboden in de gemakkelijke aanschaffing van het noodige ploegvee ten behoeve van de Bankanezen , die den sawahbouw mogten wenschen te beginnen. Eenige aanteekeningen uit een dezer dagen ontvangen verslag van meergenoemden ambtenaar betreffende zijne verrigtingen op Banka, van Augustus 1870 tot February 1871, zijn vervat in bijlage litt. RR hierachter. Eene oneigenaardige en in den laatsten tijd, met het oog op den genoegzaam ontwikkelden rijsthandel op Banka, ook onnoodig geworden regerings-bemoeijiug , waaraan met 1 Junij jl. een einde is gemaakt, betrof de verstrekking van rijst uit 's lands voorraad aan de bevolking der genoemde residentie. De vroeger nu en dan plaats hebbende verstrekkingen van dien aard aan ambtenaren en particulieren aldaar waren reeds in den loop van 1870 verboden.
Klappers. De klapperteelt gaat slechts langzaam vooruit. Gedurende 1870 was het aantal boomen van 87400 gebragt op 91 100, terwijl het aantal vruchtdragende vermeerderde van 24 200 tot 27 400. Door de eekhorens en de wilde varkens werd weder veel schade aan de plantsoenen toegebragt, ofschoon daartegen zoo veel mogelijk wordt gewaakt. De prijs der klappers was gemiddeld f 6 de 100 stuks, die der olie liep van f 0,40 à f 0,50 de kattie (Vi00 pikol).
Gambier. Gedurende 1870 is het aan het bestuur en de inlandsche hoofden mogen gelukken om ook in de districten Toboali, Koba, Soengeislan, Blinjoe en ûjeboes don aanplant van gambier in geregelde tuinen tot stand te brengen, terwijl in^ andere afdeelingen de aanplantingen aanzienlijk werden uitgebreid. Behalve in het district Blinjoe legt de
196
bevolking overal groote ingenomenheid met deze cultuur aan den dag, hetgeen hoofdzakelijk wel een gevolg zal zijn van de weinige zorg, die de gambierheester vereischt en den betrekkelijk korten tijd, waarin hij vruchten afwerpt. Onder ultimo 1870 waren behalve in het district Koba, waaromtrent geene opgaven zijn ontvangen, in het geheel 1 230 600 gambierheesters aanwezig tegen 499 200 in 1869. De productie in de districten Soongeiliat, Merawang en Pangkalpinang, de eenige waar reeds vruchtdragende heesters zijn, bedroeg 72 pikols tegen ruim 65 in 1869. Te Pangkalpinang werd voor gambier f 10 en in Merawang en Soengeiliat f 25 per pikol besteed. De invoer van gambier bedroeg slechts 31 pikols tegen 97 pikols in 1869. Met het oog op de belangrijke uitbreiding, die deze cultuur in 1870 heeft ondergaan, acht de resident het niet onmogelijk, dat de oogst van 1871 reeds geheel in de behoefte aan gambier in dit gewest, zal voorzien, en dat weldra jaarlijks uitvoer van dit artikel zal kunnen plaats hebben.
Muscaatnoten. Over het algemeen is de grond van dit eiland te schraal om den muscaatnotenboom welig te doen tieren. Zoowel hieraan als aan de weinige voordeelen, die deze cultuur afwierp, zal dan ook moeten worden toegeschreven dat de tuinen in het district Pangkalpinang in het afgeloopen jaar zijn te niet gegaan. Omtrent den staat van de tuinen in het district Muntok zijn geene bijzonderheden gemeld geworden.
Sago. Als eene op gemakkelijke wijze inheemsch te maken cultuur wordt van bestuurswege zooveel mogelijk de sagoteelt aangemoedigd. Opgaven omtrent de bestaande of gedane aanplantingen dier palmsoort zijn echter niet ontvangen.
Boschproducten. De inzameling van honig en was kon in 1870, in vergelijking met de beide voorafgegane jaren, niet onvoordeelig worden genoemd. Van eene hoeveelheid van 18 639 bijennesten werden ruim 611 pikols honig en 142 pikols was verkregen. De honig werd gemiddeld met f 11 en de was gemiddeld met f 132 den pikol betaald. De inzameling van gomsoorten laat nog veel te wenschen over. Eene hoeveelheid van 620 pikols getah-pertja en 160 pikols dammar, ter waarde van f 39 447 en f 4190, werd in 1870 te Muntok uitgevoerd. De bosschen van dit eiland bezitten bovendien zeer goede en deugdzame houtsoorten, doch goed timmerhout wordt steeds minder in de nabijheid der woningen aangetroffen.
6°. Billiton.
Ofschoon de lage gronden langs de rivieren eene geschikte gelegenheid aanbieden voor den rijsibouw op sawah's , is de bevolking nog steeds niet af te brengen van hare gewoonte om op ladangs rijst te telen. Eene hoeveelheid van 3674 pikols zaadpadi, voor den aanplant in October en November 1869 gebezigd, gaf eene productie van 30 500 pikols padi. In verreweg de meeste districten was men tot September 1870 nog ijverig bezig met het vellen van hout op de aan te leggen ladangs, doch de gestadige regens bemoeijelijkten het verbranden van het gevelde hout, zoodat op het einde van dat jaar in het geheel slechts 819 pikols bibiet waren uitgezaaid. Met het oog op den te verwachten schralen rijstoogst werd de bevolking van bestuurswege aangespoord om aardvruchten en andere voedingsgewassen op ruime schaal aan te planten. (1) De invoer van rijst beliep gedurende 1870 in het geheel 48 400 pikols, waarvan 4300 pikols van Singapoer en China. De bevolking schijnt meer en meer tot het besefte komen van de groote voordeelen welke de klappercultuur oplevert. Achtereenvolgens werden in 1869 en 1870 86 600 en 27 100 klapperboomen aangeplant, zoodat het aantal onder ultimo 1870 tot 96 200 was geklommen.
(1) Ofschoon volgens latere berigten overal over een slechten afloop van den rijstoogst op Billiton te klagen viel, schijnen echter geene bijzondere voorzieningen van bestuurswege noodzakelijk te zijn geweest.
Het product van den rambio- of sago'p&lm bekleedt in dit gewest onder de voedingsmiddelen eene eerste plaats. Door bemoeijenis van het bestuur werd het aantal dezer nuttige boomen in 1870 van 12 000 op 15 900 gebragt. De aanplant van den arfaipahn heeft zich bepaald tot de districten Tandjong Pandan, Sidjoek en Eingang, omdat de bibiet, die van elders moest worden aangebragt, niet in voldoende hoeveelheid aanwezig was. Het aantal boomen van deze palmsoort bedroeg dan ook onder ultimo 1870 slechts 1250. De pinctngp&lm, die over 't algemeen weinig zorg vereischt, is weder op ruime schaal aangeplant, zoodat onder ultimo 1870 112 700 boomen aanwezig waren. De £o//?/heester komt hier en daar nabij de woonhuizen in de kampongs voor. Daar deze cultuur echter bij den Billitonees weinig bijval vindt, is de aanplant ook zeer gering. Ofschoon de in der tijd genomen proeven met den aanplant van peperremkeu naar wensch slaagden. hebben zij toch geene vestiging der cultuur ten gevolge gehad. Slechts hier en daar werden enkele in 't wild groeijende planten aangetroffen. Op het eind van 1870 zijn van een der eilanden van den Riouw-archipel <7am6i«rplanten en zaden gehaald om zoo mogelijk deze cultuur op ruime schaal in te voeren. Deze proefneming heeft evenwel niet aan de verwachting beantwoord, daar van de plantjes slechts enkele zijn in leven gebleven en het zaad in 't geheel niet opkwam.
7°. Riouw en onderhoorigheden.
Bijst. In de af deelingen Lingga en Noord-Bintang wordt van deze cultuur tamelijk werk gemaakt. De productie laat echter voor alsnog geen uitvoer toe. Ofschoon het niet aan voor de rijstcultuur geschikte gronden ontbreekt, stellen de vorsten en landzaten toch te weinig be-! lang in deze teelt, dan dat er uitzigt op uitbreiding bestaat. In Siak en onderhoorigheden waar de rijstcultuur uitsluitend op ladangs wordt gedreven, is zij voor een groot deel der bevolking een hoofdmiddel van bestaan. Van uit de districten Assahan en Panei worden aanzienlijke hoeveelheden padi naar Poeloe Pinang en Malakka uitgevoerd ; daarentegen is de rijstproduetie der overige districten zelfs niet voldoende om in eigen behoefte te voorzien. De uitvoer van padi van Assahan bedraagt ongeveer 60 000 pikols 'sjaars; van Panei en Bila kan zulks niet worden opgegeven.
Gambier. Over 't algemeen schijnen de gronden derLinggaRiouw-eilanden voor deze cultuur bij/on der geschikt te zijn. Juiste cijfers omtrent de uitgestrektheid van de voor deze teelt gebezigde ladangs en van den verkregen oogst kunnen niet opgegeven worden (vergelijk deswege het aangeteekende in 't vorig verslag). Volgens opgave van het havenkantoor zijn in 1870 alleen van Tandjong Pinang 186 400 pikols gambier uitgevoerd, tegen 129 600 pikols in 1869. De gemiddelde marktprijzen per pikol waren voor gambier 1ste soort f 9,57 5 en voor 2de soort f 8,22 5 tegen f 11 en f 9,50 gedurende 1869.
Peper. De uitvoer van peper bedroeg , voor zooveel zulk» bij het havenkantoor te Tandjong Pinang bekend was, 30 400 pikols. Voegt men hierbij de hoeveelheid die regtstreeks naar Singapoer en elders wordt uitgevoerd, waaromtrent echter geene zeer vertrouwbare opgaven kunnen worden geleverd, dan kan de geheele uitvoer minstens op 60 000 pikols gesteld worden. De gemiddelde marktprijs, die in 1870 hooger was dan in 1869, bedroeg voor witte peper f 29,08 en voor zwarte f 20,47 den pikol. Schier al de peper-plantages op de eilanden van den Lingga Riouw-archipel behooren aan Chinezen. In den laatsten tijd echter heeft zich in de tifdeeüng Battam,met toestemming van het Gouvernement, een Europeesch ondernemer gevestigd en gronden gehuurd van den onderkoning met het doel om daarop behalve koffij ook peper te j planten. Twee andere Europeanen hadden zich tot het bekomen eener dergelijke vergunning aangemeld.
197
In de afdeeling Siak en onderhoorigheden wordt de pepercultuur voornamelijk in de noordelijke gedeelten gedreven, waar zij echter, door gebrek aan geschikte gronden, achteruitgaande is. De sultan van Siak had daarom het voornemen aan den dag gelegd om in eigenlijk Siak eene proef te nemen met den aanplant van peper.
Sago. _ De sagopalm komt in deze residentie veel voor. Belangrijke hoeveelheden sago worden naar Singapoer uitgevoerd. In 1870 was door een ingezetene van genoemde plaats verzoek gedaan om zich op een der eilanden van de afdeeling Lingga te vestigen tot het drijven eener sago-onderneming. In April jl. had hij evenwel de exploitatie nog niet aangevangen.
Tabak, enz. Op de noord-oostkust van Sumatra, in Deli, Langkat en Serdang, waar deze cultuur reeds lang inheemsen is, werd vroeger alleen tabak voor de inlandsche markt geproduceerd. Sedert eenige jaren hebben zich echter in Deli Europesche ondernemers gevestigd die tabak van uitmuntende qualiteit voor de Europesche markt bereiden. Ofschoon geene cijfers omtrent de productie worden opgegeven, zoo vermeldt de resident, dat volgens bekomen inlichtingen de oogst van 1870 zeer voordeelig is geweest. Wat meer bijzonder de ondernemingen betreft, toebehoorende aan de Deli-maatschappij (waarover zie het vorioverslag, bladz. 148) zijn van elders nog de volgende bijzonderheden gebleken. Behalve door overneming van reeds bestaande cultuurondernemingen heeft die maatschappij ook gronden (in erfpacht) verkregen door het sluiten van een contract met den sultan van Deli, waarbij zij onder andere de verpligtmg heeft op zich genomen tot het aanleggen van een grooten weg tot zoover als zij gronden zal hebben ontgonnen. Naarmate de ontginning vordert, wordt aan die verpligting voldann. Ook met den vorst van Langkat was een huurcontract gesloten voor eene uitgestrektheid land, nestemd voor de cultuur van tabak. Bij hare verschillende ondernemingen is tabak het hoofdartikel. De verdere producten bestaan voornamelijk uit notenmuscaat, foelie en notenmuscaat-olie. Met den aanplant van koffijboomen was eene proef'genomen , die echter eerst later in de hoogere bergstreken met goede vooruitzigten zou kunnen worden hervat. Van het planten van suikerriet had men zich tot nu toe onthouden, ofschoon geloofd wordt dat ook die cultuur goede kansen van welslagen zou aanbieden. Ook voor de teelt van indigo schijnt de grond zeer geschikt te zijn. Eene door de administrateurs genomen proef was gunstig uitgevallen. De hoedanigheid liet echter nog veel te wenschen over door het volgen der Chinesche bereidingswijze. Voor zoover na het kortstondig bestaan van de ondernemingen dor maatschappij in Deli reeds een oordeel kon Worden uitgesproken, waren de verkregen resultaten zoovel als de bestaande vooruitzigten niet ongunstig te noemen. •^en hoofdbezwaar blijft steeds het verkrijgen van de vereischte werkkrachten. Niet alleen wat het getal, maar ook wat het gehalte betreft der koelies, welke uit Penang °t Singapoer worden ontboden, stuitte men voortdurend °P moeijelijkheden. Bij de Deli-maatschappij staat eene goede behandeling der koelies op den voorgrond. (1) ofschoon de geneeskundige behandeling nog niet geheel naar eisch is, ook niet het oog op de moeijelijkheden om daaraan naar wensch te gemoet te komen, is voor Maleische en Chinesche geneeskundigen gezorgd , en voorziet de verpleging in een daartoe ingerigt hospitaal aanvankelijk m de behoefteEen groot ongerief bestaat daarin, dat de Chinesche koelies, gewoon zijnde hunne hutten op den platten grond te bouwen , van die gewoonte °ok m Dell met willen afwijken en, ten gevolge daarvan, reel aan koortsen lijden. De administrateurs der maatschappij hebben daarin voorzien door ten behoeve der Chinozen hutten op palen te doen plaatsen, waarvan zij voor de gezondheid der bewoners veel goeds verwachten. Het voornemen bestond om, zoo mogelijk, als proef een vijftigtal
(1) Over klakten van andere zijden vernomen nopens de behandeling an vreemde koelies ter Sumatra- Oostkust, zijn inlichting-en van den Gouverneur-Generaal gevraagd (vergel. bladz. 10 hiervoren). N° 6. 2.
Madurezen voor Deli aan te werven. In verband met den verbeterden toestand van rust en orde komen meer en meer Battakkers naar de hoofdplaats Deli, niet alleen om daar handel te drijven, maar ook om werk te zoeken op de verschillende ondernemingen. Door de maatschappij worden aan sommigen voorschotten verleend om peper te planten, welke zij later tegen een overeengekomen prijs afleveren.
Bosschen. Tot voor eenige jaren waren al de eilanden van den Lingga Riouw-archipel overdekt met aan goede en deugdzame houtsoorten rijke wouden. De behoefte aan hout voor den aanleg der Britsch Indische spoorwegen en ontginningen voor den aanleg van gambiertuinen, maar vooral het groote verbruik van brandhout op die plantages bragten in korten tijd eene groote ontwouding te weeg, van welker voortduur in de toekomst schadelijke gevolgen voor klimaat en bodem worden gevreesd. ( 1 ) Aan bijplanten werd niet gedacht, zoodat de goede houtsoorten al meer en meer verdwenen en de uitvoer dan ook in vergelijking met vroeger zeer gering is te noemen. De geheele oostkust van Sumatra is als 't ware één bosch, waarin alleen langs de oevers der rivieren eenige openingen voor den aanleg van ladangs gekapt zijn. In de benedenstreken intusschen wordt weinig goed timmerhout aangetroffen, en alleen hoogerop vindt men zeer goede soorten , waarvan echter de afvoer moetjelijk en kostbaar is. De natuurlijke voortbrengselen der wouden leveren voor de bevolking vele voordeelen op en een groot deel daarvan vindt haar bestaan in het verzamelen van getah, rottan, dammar, benzoin enz. Van de meer kostbare voortbrengselen der bosschen als kamfer, drakenbloed, kajoe garoe, enz. wordt slechts weinig ingezameld.
8°. Wester-afdeeling van Borneo.
Ook in deze residentie is de rijstteelt de voornaamste volkscultuur, ofschoon zoowel de inheemsche (Daijaksche) als de Maleische bevolking zich over het algemeen bepaalt tot den aanplant van zooveel, als zij ter voorziening in eigen behoeften denkt noodig te hebben. Slechts weinigen zijn op een ruimeren aanplant bedacht. Alleen de Daijaks van de Melawi en in 't algemeen ook de Chinezen in deze residentie, die een deel van het product ter markt brengen, maken hierop eene gunstige uitzondering. Zoo als reeds in vorige verslagen is medegedeeld, worden in de afdeeling Landakh, in de vallei van Pamangkat en op enkele plaatsen aan het zeestrand sawahvelden aangetroffen, die uitsluitend aan Chinezen toebehooren. Waterwerken voor de rijstcultuur bestaan hier niet. Alleen worden in het Mampawasche door de bevolking de kleine zijtakjes der rivieren afgedamd ter besproeijing van hunne rijstvelden. Deze afdammingen zijn echter van weinig beteekenis. Hoewel geene opgaven omtrent den oogst zijn ontvangen, zoo kan volgens den resident aangenomen worden, dat de productie van 1870 voldoende was voor de behoefte, hetgeen ook blijkt uit de omstandigheid, dat de rijstprijzen in het afgeloopen jaar stationair bleven. De oogst van 1871 moet meerendoels ongunstig zijn uitgevallen. De Wapper-cultuur wordt aan de strandplaatsen van dit gewest op groote schaal gedreven. Vooral in het rijk van Pontianak wordt aan de teelt jaarlijks groote uitbreiding gegeven. Meest alle klappertuinen zijn het eigendom van Maleijers en Boeginezen. De Chinezen bepalen zich tot den opkoop van klappers, ten einde daaruit olie te fabriceren, die zij bijna uitsluitend in den handel brengen. Opgaven omtrent het aantal boomen zijn niet ontvangen. Alleen wordt gemeld dat in het afgeloopen jaar vele gronden voor de klapperteelt zijn ontgonnen. De sago-boom wordt hier doorgaans alleen in het wild aangetroffen. In de afdeelingen Sambas, en Landakh maakt echter de bevolking^nog al werk van deze cultuur, doch uitbreiding had in 1870 niet plaats. De in 1869 op last van den panembahan van Mampawa
(t) Eenige bepalingen tot beperking van den houtkap op hot Goulijk te ïandjong Pinang, zij gelijk bladz. 49'h,'.ervorcn,>. verriements-grondgebied, namelijk te Tan dj OD g Pmang. zijn o'nlangs dooiden resident uitgevaardigd (vergelijk " "
50
198
in de omstreken van Karangan aangelegde proef-aanplant van omstreeks 18 000 koffljboomea schijnt in 1870 niet te zijn uitgebreid. Voor de sttz'£er-eultuur wordt de bodem van dit gewest op verschillende plaatsen zeer geschikt geacht, daar het riet overal welig opkomt en zeer saprijk en suikerhoudend is. Van deze gunstige omstandigheid wordt echter alleen door eenige Chinezen partij getrokken, die suiker van geringe qualiteit bereiden. Gebrek aan handen is volgens den resident oorzaak, dat het suikerriet niet in het groot wordt aangeplant tot fabriekmatige verwerking. De veestapel laat in dit gewest nog steeds veel te wenschen over. Cijfers omtrent de getalsterkte zijn niet vermeld gevonden.
9°. Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo.
Hoewel de landbouw in deze residentie nog van weinig beteekenis is en zich hoofdzakelijk tot de rijst-cuhuur bepaalt, wordt het toch een verblijdend verschijnsel genoemd, dat de bevolking zich beijvert om daaraan eenige uitbreiding te geven. Da weersgesteldheid was voor deze cultuur in 1870 niet gunstig, zoodat de oogst ver beneden het middelmatige bleef. In sommige afdeelingen was de schaarschte aan rijst zoo groot, dat de bevolking zich met sago heeft moeten voeden. De rijstprijzen liepen dan ook van f 6 tot f 15 den pikol en waren vooral in de binnenlanden hooger dan gewoonlijk, hetgeen, behalve aan den ongunstigen oogst, ook aan den politieken toestand in de laatste maanden van 1870 moest geweten worden, waardoor de aanvoer van buiten stremming ondervond. De invoer van Ja va-rijst bedroeg te Bandjermasin in 1870 74 700 pikols. Van den oogst van 1871 viel nog niets met zekerheid te zeggen. Volgens mededeeling van den tegenwoordigen resident is van de &o//ycultuur voor dit gewest niet veel te verwachten, omdat de daarvoor geschikte gronden in weinig of niet bevolkte streken zijn gelegen en de bewoners der lagere streken niet zullen verhuizen ter wille van deze cultuur, •waarmede zij weinig ingenomen zijn. De suikercultuur vindt mede geen bijval bij de _ bevolking, omdat zij met geringe moeite ruimschoots in hare behoefte aan suiker kan voorzien door het product van den arèn-palm, die hier menigvuldig wordt aangetroffen. Bovendien bevat het suikerriet dat hier en daar op kleine schaal wordt aangeplant en alleen tot versnapering dient, over 't algemeen weinig suikerdeelen, zoodat de kosten van verwerking door de productie niet zouden goedgemaakt worden. Alleen in de districten Amandit, Laboean Amas en Batang Alai zijn enkele uitgestrekte Happertuinon, waaraan in den laatsten tijd meer zorg wordt besteed, daar dieteelt goede winsten afwerpt, en voor velen een hoofdmiddel van bestaan uitmaakt. Van bestuurswege wordt de bevolking steeds gewezen op de groote voordeelen welke de teelt van deze palmsoort oplevert, en daaraan is het dan toe te schrijven, dat in 1870 weder een groot aantal klapperboomen is aangeplant, welke hier en daar zelfs in geregelde tuinen voorkomen. Uitvoer van noten en olie heeft niet plaats. Gedurende 1870 werden hoofdzakelijk van Saleijer, Sumanap en Bali ingevoerd 16 500 stuks klappernoten en 569 vaten olie. De tw%ocuituur is in de laatste jaren in de afdeeling Amoenthaij zeer vooruitgegaan. De bevolking houdt zich gaarne met den aanplant bezig en de grond is voor deze cultuur bij uitnemendheid geschikt. Daar de voor de Europesche markt bereide indigo van zeer goede qualiteit is, is het te bejammeren dat zij die zich met de fabricatie onledig houden, niet over voldoend kapitaal beschikken kunnen en de bevolking voor het verkregen product geen uitweg vindt. In bedoelde afdeeling zijn thans zes fabriekjes in werking. De prijs van den indigo in gedegen staat verschilde van f 5 tot f 9 het kilo, terwijl voor natten indigo, waarvan mede eene groote hoeveelheid voor eigen gebruik vervaardigd wordt, f 0.50 per gantang betaald werd. Ook in de afdeeling Martapoera is indigo aangeplant en met vrij gunstig gevolg zijn proeven genomen om het verkregen product in gedegen staat te brengen. Bij on
derzoek bleek, dat de aldaar geteelde bladeren een veel grooter kleurstofhoudend gehalte hebben dan de indigobladeren op Java. Alleen in de afdeeling Amoenthaij wordt tabak geteeld, doch grootendeels van inheemsch zaad. Het product is echter van slechte qualiteit en de oogst voor de behoefte geheel onvoldoende, zoodat veel tabak < van Java wordt ingevoerd. Ofschoon nog van weinig beteekenis, neemt de pepercultuur gaande weg toe en wel inzonderheid in de afdeeling Amoenthaij, waar reeds eenige geregelde aanplantingen zijn, die vruchten afwerpen. In dezelfde afdeeling wordt de katoen-cultuur op vrij groote schaal gedreven. De inheemsche of Kloewasche katoen wordt het meest verbouwd. Wel werpt deze soort in 4 of 5 maanden vruchten af, doch de qualiteit laat veel te wenschen over. De proefnemingen met den aanplant van vreemde katoenzaden, die aanvankelijk goede resultaten beloofden, zijn sedert geheel mislukt. In deze residentie wordt een tal van uitgestrekte bosschen aangetroffen, die aan de bevolking, behalve uitstekend timmerhout, rottan en eene menigte hars- en gomsoorten, ook was, opleveren, waarvan een vrij groote uitvoer plaats heeft. Bijplantingen hadden niet plaats en waren voor als- . nog ook niet bepaald noodig, daar de aankap, in verhouding tot den voorraad, zeer onbeduidend is. Als gevolg der bemoeijingen, waarvan in 't vorig verslag, bladz. 149, sprake was, strekkende om bij den handel hier te lande eenige in deze residentie voorkomende fijne soorten van bindrotting te doen bekend worden, zijn een paar monsters van de bedoelde rietsoorten hier aangebragt. De qualiteit van een dezer monsters is niet meer dan middelmatig bevonden, de andere soort werd daarentegen geprezen als van kostbare waarde , zoowel door zeer begeerde dunte, als door fraaije gele kleur. Van deze bevinding der makelaars, tevens wenken bevattende omtrent de verpakking, is aan het Indisch Bestuur mededeeling gedaan, ten einde langs den eenen of anderen wog de aandacht van belanghebbenden daarop te vestigen. De «««teelt is in dit gewest van nog minder beteekenis dan de landbouw. Het aantal runderen en karbouwen is zeer gering. De pogingen van enkele personen om met hoornvee van Madura eene fokkerij op to rigten, slaagden niet, ten gevolge van minder goede verzorging der beesten. In de afdeelingen ïanahlaut, Martapoera en Amoenthaij worden vrij goede weigronden aangetroffen. De aldaar aanwezige veefokkerij wordt echter op kleine schaal gedreven en kan ook niet in de behoefte aan slagtvee voorzien , zoodat elk jaar een belangrijke aanvoer van elders plaats heeft. Het aanfokken van klein vee, zoo als van geiten en schapen , neemt gaande weg toe. In de afdeeling Sampit brak in Januari] 1871 eene veeziekte uit, welke onder het kleinere vee, inzonderheid onder de varkens, groote verwoestingen aanrigtte. In de bosschen vond men de wilde varkens in groot aantal ziek of dood liggen. De hoofden van plaatselijk bestuur werden aangeschreven om bij vertoon der ziekte al de in hun bereik zijnde middelen aan te wenden tot toepassing der voorschriften van Indisch Staatsblad 1869, n°. 122 en 123. Met het oog op de tamelijk drukke gemeenschap met Soerabaija, werd zoowel de resident van dat gewest als die van Madura met het uitbreken der ziekte in wetenschap gesteld. In April j 1. kon de ramp als geweken worden beschouwd; de kleine veestapel in het Sampitsche wras echter nagenoeg geheel vernietigd. Elders in de residentie had de ziekte zich niet vertoond. De paarden zijn niet inheemsch en worden slechts zeldzaam aangetroffen. Te Pengaron in de afdeeling Martapoera bestaat sedert kort eene paardenfokkerij op kleine schaal, die vrij goede resultaten belooft.
10°. Gouvernement van Celebes en onderhoorigheden.
Bijst en djagong. Ofschoon de weersgesteldheid van 1870 ovor 't algemeen voor de rijstcultuur niet zeer gunstig was il bedroeg de oogst in de gouvernementslanden, volgens schatting, nogtans 496 700 pikols rijst tegen 490 000 in 1869. Vermits echter onder deze cijfers niet begrepen is de productie van die streken, waar geene vertiening, maar hoofdelijke of koffijbelasting geheven wordt, zoo kan veilig
199
aangenomen worden, dat de oogst in werkelijkheid meer heeft bedragen. Aangezien de rijstteelt op Celebes in sommige streken der gouvernements- doch hoofdzakelijk in de vorstenlanden voor uitbreiding vatbaar is, zoo wordt van bestuurswege al het mogelijke gedaan om de bevolking daartoe aan te sporen. De gemiddelde prijs van het product beliep f 6 den pikol. Gedurende 1870 werden te Macassar van plaatsen buiten dit gouvernement 37 800 pikols rijst, ter waarde van f 204 000 ingevoerd. Daarentegen werden 40 100 pikols uitgevoerd ter waarde van f316 000. De djagong, waarvan de oogst zeer bevredigend was, vervangt de rijst in vele streken van dit gewest en vooral op Saleijer, waar nagenoeg geen rijst verbouwd wordt. Minder gunstig moet over 't algemeen volgens de reeds ontvangen berigten de djagongoogst van 1871 zijn uitgevallen; de bevolking was echter tot een nieuwen aanplant overgegaan, die een beteren uitslag beloofde. Omtrent de rijstproductie waren nog geene algemeene opgaven te doen.
Klappers. Klapperaanplantingen in het groot worden alleen op het eiland Saleijer aangetroffen. Volgens opgave der hoofden zou het 'aantal boomen aldaar in 1870 van 200 000 op 218 000 zijn gebragt. Eene hoeveelheid van 658 490 klappers en 1771 pikols olie, gezamenlijk ter waarde van f 6 8 000, werden gedurende 1870 uitgevoerd. De prijs der olie varieerde van f 20 tot f 35 den pikol en die der noten van f 5 tot f 8 de 100 stuks. In de overige afdeelingen van dit gouvernement wordt het aantal boomen geschat op 194 000, een cijfer dat echter gezegd wordt weinig vertrouwen te verdienen.
Koffij. Ongeacht de niet zeer gunstige weersgesteldheid had de koffijproductie van 1870 in de Noorder-, Zuideren Oösterdistricten, volgens schatting. respectivelijk 1800, 23 700 en 25 700 of te zamen 51200 pikols bedragen. Volgens opgave van den havenmeester zijn van Macassar naar Europa, Java en elders 67 192 pikols uitgevoerd, waaronder ook is begrepen koffij afkomstig uit de vorstenlanden. In de Noorderdistricten varieerden de koffijprijzen van f 18 tot f 27 den pikol; te Bqnthain van f' 26 tot f 30, terwijl in de bergstreken der Oosterdistricten gemiddeld f 20, te Balangnipa f 25 en te Boelekomba f 26 voor den pikol betaald werd. De koffijoogst van 1871 zal, uit hoofde van ongunstig weder tijdens den bloeitijd, zoowel in de gouvernementsals in de vorstenlanden hoogstens slechts middelmatig zijn.
Suiker. Bij de in dit gouvernement aanwezige suikerondernemingen te Batoe Batoe en Matjieni-Öijo werd gedurende 1870 eene hoeveelheid van respectivelijk 1850 en 300 pikols suiker gefabriceerd. De oogst bij de fabriek te Batoe Bossi is niet met zekerheid op te geven. Hij wordt echter niet gunstig geacht. Over 't algemeen was het product naar het oordeel van deskundigen van goede qualiteit. De fabrieken te Batoe Batoe en te Batoe Bossi werken niet stoom, terwijl b\j de andere onderneming de oude bereidingswijze gevolgd wordt. Eerstgenoemde fabriek, die tot nog toe door Chinezen werd gedreven, was onlangs in Europesche handen overgegaan , hetgeen als eene aanwinst voor de nijverheid beschouwd wordt. De marktprijzen varieerden van f 18 tot f 21 den pikol bij kleine en van f 16 tot f 20 bij groote partijen.
Tabak. De in sommige streken der Noorderdistricten geteelde tabak is van superieure qualiteit, doch dient alleen voor eigen gebruik.
Katoen. Ofschoon deze cultuur schier in alle afdeelingen •wordt aangetroffen , zoo legt de bevolking er zich niet bijzonder op toe, waarschijnlijk omdat de Europesche garens goedkooper te verkrijgen zijn. Proefnemingen met katoenzaad van Palembang zijn zoo goed als mislukt door de .ongunstige weersgesteldheid. Ta Saleijer, waar het meest inheemsen katoen wordt aangeplant, was de oogst bevredigend. De invoer aldaar bedroeg 541 pikols en de uitvoer 413 tegen 78 en 424 in 1869.
Kina. De op het einde van 1869 naar dit gewest gezonden kina-plantjes werden in de Noorderdistricten uitgeplant, en zijn op eonige uitzonderingen na vrij goed opgekomen. De gouverneur van Celebes , die het terrein voor deze cultuur zeer geschikt acht, heeft verzoek gedaan om toezending van nog eenige plantjes, ten einde daarmede ook in de bergregentsebappen der Oösterdistricten proeven te doen nemen. •
Bosschen. Celebes is arm aan bosschen van goed hout; bovendien zijn de meeste voor eene exploitatie niet gunstig gelegen. Op het eiland Tanah Djampea beproeft een Europeaan Macassar van goed timmerhout te voorzien, waaraan zoowel bij het civiel en militair bouwdepartement als bij particulieren groote behoefte bestaat.
Veeteelt. De veeteelt laat in dit gewest veel te wenschen over. Dezelfde veeziekte. die blijkens het vorig verslag in de Noorderdistricten gewoed heeft, vertoonde zich in den verderen loop van 1870 in het regentschap Tello, afdeeling Oosterdistricten. Gelukkig bezweken aldaar slechts een betrekkelijk gering aantal buffels en paarden. In Maart en April jl. vertoonde zich de ziekte ook in de onderafdeelingen Kadjang en Bikeroe , zonder evenwel tot nog toe een epidemisch karakter aan te nemen. In de Noorderdistricten ging de bevolking nog eenigzinß gebukt onder de verliezen in 't laatst van 18G9 en de eersto maanden van 1870 in haren veestapel geleden. Door aankoop in andere streken begon echter ahet getal karbouwen weder toe te nemen.
11°. Menado.
Rijst. Uitgenomen de meeste districten van de afdeeling Tondano en het district Tonsawang, afdeeling Belang,' waar de bevolking de padi in toenemende mate en mot goed gevolg op sawah's verbouwt, wordt de rijstteelt in de Minahassa in den regel op ladangs gedreven. De mislukking, in den aanvang, van eenige proefnemingen met de sawah-cultuur schijnt de bevolking van eene herhaling te hebben afgeschrikt. De op droogo velden geteelde padi is evenwel meer dan voldoende voor eigen gebruik, zoodat nog jaarlijks vrij aanzienlijke hoeveelheden rijst naar Manilla, Ternate, Amboina en andere nabij gelegen plaatsen worden uitgevoerd. Gedurende 1870 werden met padi beplant 7500 bouws sawah's en 26 600 bouws ladangs, tegen respectivelijk 6200 en 27 800 bouws in 1869. Ter. gevolge van zeer gunstig weder bedroeg de oogst 649 250 pikols of circa 80 000 pikols meer dan in 1869. Ook voor 1871 bestond hoop op een overvloedigen padi-oogst. Over 't algemeen bedient do bevolking zich bij de bewerking barer velden nog van zeer oorspronkelijke gereedschappen. Alleen in de afdeeling Tondano on in het district Tompasso, in de afdeeling Amoerang, wordt bij de bewerking der sawah's de gewone ploeg gebezigd. Pogingen tot invoering van een verbeterd model leden tot dus ver schipbreuk. De hoogste padiprijzen liepen naar gelang der afdeelingen van ï' 3 tot f 4,oO en de laagste prijzen van f 1,25 tot f 3 den pikol. De hoeveelheid rijst, welke werd uitgevoerd, kan niet worden opgegeven, vermits ook tussclien de verschillende districten onderling uitvoer plaats heeft. Even als in vroegere verslagen betreffen de opgegeven cijfers alleen de Minahassa. In Gorontalo wordt de padioogst van 1870, waarvoor 3295 pikols zaadpadi waren gebezigd, op 213 000 pikols geschat. De rijstprijzen aldaar liepen van f 3 tot f 7 den pikol. Invoer van rijst te Gorontalo vond geen plaats; de uitvoer van daar bedroeg 98* pikols. Ten einde in Gorontalo tegen betaling verkrijgbaar te worden gesteld waren in den loop van 1870 210J patjols (spaden) van Java ontboden.
Miloe. Bij ontginning van velden voor de padicultuur wordt daarop gewoonlijk eerst miloe geplant, terwijl later,
200
wanneer de padîvelden na gebruik braak liggen, daarop voor de tweede maal miloe wordt geplant. Gedurende 1870 werden van 1 467 2<K) planten 331 772 000 vruchten geoogst; daarentegen in 1869 van 1 473 900 planten, slechts 314 785 000 vruchten. De prijzen der miloe liepen van f 1,50 tot f' 5 de 1000 stuks. De miloeoogst in Gorontalo was in 1870 ten gevolge van ongunstige weersgesteldheid veel minder dan in 1869. In eerstgenoemd jaar werden slechts 94 millioen vruchten vorkregen, tegen 176 millioen in 1869.
Klappers. Gedurende 1870 werden in dit gewest 31000 klapperboomen brgeplant. Daar echter ten gevolge van sterfte en van vernieling der jonge aanplantingen door wilde varkens, ruim 19 000 stuks moesten worden afgeschreven, was het totaal boomen (Gorontalo niet medegerekend) van 574 500 slechts geklommen tot 586 500. De prijzen der noten verschilden in de onderscheidene afdeelingen van f 1 tot f 5 de 100 stuks, die der olie van f 9 tot f 23 den pikol. In de afdeeling Gorontalo bedroeg het aantal klapperboomen onder ultimo 1870 264 000 tegen 240 000 onder ultimo 1869. Ter hoofdplaats aldaar golden de 100 klappers f 1,50 à f2,50, terwijl voor klapperolie van f 10 tot f 15 den pikol besteed werd.
Sago. Volgens den resident moet de bevolking, althans in de Minahassa, gestadig aangespoord worden om aan deze vrij belangrijke cultuur, waarmede zij niet zeer is ingenomen, de hand te houden. In de Minahassa werd het aantal boomen gebragt van 339 600 op 345 600, in de afdeeling Gorontalo (voor zooveel betreft de aanplantingen in de nabijheid der negorijen) van 29 200 op 31 200. De geringe vermeerdering in laatstgemelde afdeeling is een gevolg van de omstandigheid, dat ieder ingezetone de vrije beschikking heeft over de uitgestrekte sagobosschen die aldaar worden aangetroffen. De prijs der sago was, even als m 1869, in de bosschen f 0.40 en te Gorontalo gemiddeld f 2,50 per pikol. Gedurende 1870 werden ter hoofdplaats uitgevoerd 3250 pikols, tegen 1821 en 6385 in 1869 en 1868.
Koffij. De in de laatste jaren, met name in 1866 en 1867, van bestuurswege gedane aansporing tot vrijwilligen aanplant van koffij, met loslating der verpligte uitbreiding, heeft sedert Julij 1870 (toen voorloopig voor drie jaren besloten werd tot eene proef van meer zuiver gehalte nopens den lust der bevolking in de vrije koffijteelt), plaats gemaakt voor algeheele onthouding der Europesche en inlandsche ambtenaren en hoofden in het doen aanleggen van nieuwe aanplantingen , behoudens handhaving der verpligting tot voltallighouding der plantsoenen in die zoogenaamde gouvernementstu'men, welke wegens hun algemeen goeden toestand daarvoor in aanmerking bleken te komen. • Volgens de ontvangen opgaven waren dien ten gevolge de plantsoenen in geregelde (zoogenaamde gouvernements-) tuinen bij het eind van 1870, vergeleken met de cijfers van het jaar te voren, verminderd met 192 800 boomen, doch daarentegen de particuliere aanplantingen uitgebreid met 604 300 boomen , zoodat het aantal in de eerstbedoelde aanplantingen nu bestond uit 3 556 300 en in de laatstbedoelde uit 7 584 300, te zamen 11140 600. Daarvan waren 8 448100 vruchtdragend. Ten gevolge van de aanhoudende regens was de oogst van 1870 ver beneden liet midelmatige. Tegen 37 631 pikols in het trouwens bij uitstek gunstige jaar 1869 werden in 1870 niet meer dan 13 458 pikols verkregen, dat is gemiddeld één pikol van 627 boomen. Naar het zich in Mei jl. liet aanzien zou ook dekoffijoogst van 1871, ten gevolge van het te lang aanhouden van den regentijd, minder gunstig uitvallen. Behalve door eene reeds vroeger ingevoerde nieuwe regeling ten opzigte van het onderhoud en schoonmaken deizoogenaamde gouvernementstuinen, welke eene aanmerkelijke verligting van arbeid voor de bevolking had te weeg gebragt, is het bestuur er op bedacht om nog langs anderen weg den lust in de cultuur aan te moedigen. Een onderzoek is namelijk aanhangig nopens de beste wijze om op
ruimer schaal dan tot dusver gelegenheid tot inbreng van product te verschaffen, ten einde de bevolking zooveel mogelijk te ontheffen van het bezwaar eener koffijlevering op groote afstanden. Alvorens voor de Minahassa tot eene beslissing in dien zin over te gaan, is van den resident eene opgaaf gevraagd van de plaatsen in welker omtrek minstens gemiddeld 1000 pikols of meer 'sjaars geleverd worden, met dien verstande, dat het meerdere wordt verkregen binnen een kring van 4 palen van het pakhuis. Bij deze gelegenheid werd de aandacht van den resident tevens gevestigd op het in enkele oorden van Java zich gevestigd hebbend gebruik, dat de planters ter plaatse hunner vestiging hunne koffij tegen een met onderling goedvinden bepaalden prijs aan opkoopers overdoen, die het product vervolgens aan de gouvernements-inkooppakhuizen tegen den vastgestelden prijs inleveren, en op de wenschelijkheid om, zoo de in do Minahassa bestaande huishoudelijke voorschriften zich daar tegen het ontstaan van dergelijk gebruik welligt mogten verzetten , het noodige te verrigten of voor te stellen om deze belemmering op te heffen. Ook is de vraag in overweging, in hoever voor de Minahassa navolging verdient de thans op Java in werking zijnde regeling omtrent eene betere wijze van voorziening in het hulppersoneel bij de inkooppakhuizen (verg. bladz. 162 hiervoren.) Omtrent de hoedanigheid der Menado-koffij blijven de berigten gunstig luiden. Aanteekening verdient nog dat, terwijl vroeger in de Minahassa alleen koffij 1ste soort bij de pakhuizen werd aangenomen, sedert 1869 {Indisch Staatsblad n°. 15) aan de planters gelegenheid is gegeven, om — mits tegen halve betaling — ook inferieure koffij in te leveren. Het getal huisgezinnen voor de koffij cultuur beschikbaar, beliep in 1870 21743, tegen 20 712 in 1869. Aan het vervoer der koffij uit de binnenlandsche naar de strandpakhuizen, ofschoon nog, voor zooveel onvermijdelijk , . onder de verpligte diensten behouden gebleven [Indisch Staatsblad 1870, n°. 85), neemt de bevolking in den regel gaarne vrijwillig deel. Ter zake van dit vervoer , hetwelk door middel van karren, met trekvee bespannen, geschiedt tegen betaling van 7'/2 cent per pikol on per paal, kwam in 1870 eene som van f 24 578 in handen der bevolking. Intusschen wordt beproefd het bewuste vervoer bij aanneming te doen geschieden. Eene in den loop van 1870 door den resident gehouden uitbesteding, zoowel alleen voor 1871 als voor de jaren 1871— 1873, heeft echter, wegens de te hooge inschrijving, niet tot eene definitive gunning geleid. Magtiging is daarop in November jl. verleend om eene nieuwe uitbesteding te houden, en wel tweeledig: voor één en voor vijfjaren, ingaande 1°. January 1872. Gedurende 1871 zal het bewuste transport nog op de tot dusver gevolgde wijze worden bewerkstelligd. Aan de in 't vorig verslag vermelde Koninklijke magtiging tot intrekking der verpligte koffijcultuur in de afdeeling Gorontalo, is door den Gouverneur-Generaal bij een besluit van October 1870 gevolg gegeven, ingaande 1°. January 1871. Op dat tijdstip bedroeg het aantal koffijboomen in genoemde afdeeling (meerendeels verspreid geplant) 714 000, tegen 631500 onder ultimo December 1869. In geregelde tuinen werden daarvan slechts aangetroffen respectivelijk 84 100 en 82 000. Niettegenstaande de weersgesteldheid voor de koffijcultuur zeer ongunstig was, bedroeg de levering in 1870 248 pikols, tegen 109 in 1869. Omtrent de in vorige verslagen vermelde particuliere koffij-onderneming in genoemde afdeeling wordt berïgt, dat zij geene voldoende resultaten oplevert. Onder ultimo 1870 bevonden zich op dat land 151200 koffij-, 516 klapperen 1792 cacao-boomen. De koffij productie bedroeg in 1870 48 pikols, tegen 65 in 1869.
Cacao. Het aantal cacao-boomen, in 1869 ten bedrage van 362 800, was in 1870 verminderd tot op 356 100. De achteruitgang dezer cultuur is eon gevolg van de ziekte in de vrucht, waartegen te vergeefs verschillende middelen zijn aangewend. De oogst was dan ook geringer dan in 1869, daar in de afeelingen Kenia, Tondano , Amoerang en Belang slechts 11, 12, 11 en 22 pikols of te zamen 56 pikols verkregen
201
werden tegen 97 pikols (alleen voor de drie laatstgenoemde afdeelingen) in 1869. De prijzen liepen van f 85 tot f 50 den pikol. In de landschappen Gorontalo, Limbotto, Bone, Boalemo en Attingola verkeerde de/e cultuur, mede ten gevolge van de zoogenaamde cacao-ziekte, in kwijnenden staat. Het aantal boomen verminderde er dan ook van 130 800 tot op 111 200. Hieronder zijn echter niet begrepen de in de Tomini-landen en op de Togian-eilanden aanwezige aanplantingen, welke, volgens den adsistent-resident van Gorontalo, op 350 000 boomen geschat kunnen worden. Ook in deze plantsoenen gingen vele vruchten ten gevolge van de bewuste ziekte verloren. Voor zoo ver zulks kon worden nagedaan, beliep de oogst in de ovengenoemde landschappen 2P'0 pikols. Eene opgave omtrent de cacao-productie in de Tomini-landen is niet ontvangen. De prijzen varieerden tusschen f 25 en f 40 den pikol De uil voer van Gorontalo , waaronder ook product van de Tomini-bogt afkomstig, bedroeg in het tijdvak 1866-1870 achtereenvolgens 1009, 1022, 865, 785 en 476 pikols.
Mutcaatnoten. Volgens den resident toont de bevolking in den laatsten tijd eenige meerdere ingenomenheid met deze cultuur, hetgeen hoofdzakelijk moet worden toegeschreven aan de goede prijzen , welke de Menado-noten tegenwoordig behalen. De resultaten zullen echter eerst later moeten blijken, daar de muscaatnotenboom niet dadelijk Vruchten afwerpt. De oogst bedroeg pi. m. 25 pikols tegen 19 in 1869, die der foelie is niet bekend. Op de particuliere landerijen in de omstreken van Menado, Waar de cultuur in den laatsten tijd mede meer behartiging ondervond, werd in 1869 en lb70 achtereenvolgens eene hoeveelheid van 150 en 400 pikols muscaatnoten geoogst.
Katoen. In de afdeeling Gorontalo bestaat volgens den resident eene schoone gelegenheid tot uitbreiding van deze Cultuur. Ondanks de zeer ongunstige weersgesteldheid Werden in.. IM70 niet minder dan 72 S 200 heesters bijgeplant, terwijl er ten gevolge van ouderdom en andere oorzaken 9ö0 7t 0 uitstierven, zoodat het geheel aanwezig getal onder ultimo 1870 van 5 934 100 verminderd was tot 5 677 500 heesters, waaronder 4 950 0'>0 vruchtdragende. Do oogst, waaromtrent geen cijfers kunnen worden medegedeeld , was echter als mislukt te beschouwen door de aanhoudende regens, die de bloesems vóór de vruchtvorming deden afvallen. De uitvoer van katoen naar Menado, Ternate en Bangaai bedroeg eene waarde van slechts f 19 8 7 J tegen f 31915 in 1869. Ter hoofdplaats Gorontalo varieerden de prijzen der ruwe katoen van f 6 tot f 12 den pikol.
Äoffo. Als een gevolg van de geringe voordeelen, die deze cultuur afwerpt, is zij ook in 1870 weder belangrijk achteruit gegaan. B j het eind van dat jaar waren slechts nog 19 400 boomen aanwezig tegen 29 900 het jaar te voren.
Prennger boonen. In 1870 werden tegen betaling van f 8 den p kol 1C4 pikols bruine boonen in 's lands pakhuizen geleverd. I n het geheel bedroeg de oogst van deze peulvruchten 178 pikols.
Talak. In de Minahassa worden, behalve in het district Bantik der afdeeling Menado, geene geregeldo tabaksaanplantingen aangetroffen, doch hier en daar op de padivelden tabak geteeld. Het product is voor de plaatselijke behoefte voldoende en van zeer gewilde hoedanigheid. Ook in de afdeeling Gorontalo wordt veel tabak voor eigen gebruik verbouwd, doch de regenachtige weersgesteldheid deed den oogst minder gunstig uitvallen. Slechts ongeveer 800 pikols gekorven tabak werden verkregen.
Bosschen. De vele uitgestrekte bosschen van dit gewest zijn rijk aan uitmuntende houtsoorten, waaronder het ebbenen ijzerhout eene eerste plaats innemen.
N°. 8. 2.
De exploitatie der bosschen wordt evenwel zeer belemmerd door het gemis aan groote rivieren.
Veeteelt. In het afgeloopen jaar onderging de veestapel weder eenige uitbreiding, zoodat onder ultimo 1870 aanwezig waren 3732 paarden. 14.413 runderen 175 468 varkens tegen respectivelijk 3728, 13 139 en 170 749 onder ultimo 1869. De prijzen der paarden varieerden van f 60 tot f 120 het stuk, die der runderen van f30 tot f50. Ziekte of bijzondere sterfte onder het vee werd in 1870 niet waargenomen. In de afdeeling Gorontalo was in den toestand van den veestapel mede vooruitgang te bespeuren. Het aantal buffels zou in 1870 geklommen zijn van 8176 tot 877(5, dat der paarden van 7917 tot 8111 en dat der runderen van 257 tot 306. Sedert is berigt ontvangen van, het weder uitbreken in Mei jl. van de epizootic (hart- en longziekte), welke in vroegere jaren zoo groote verwoestingen onder de buffels in Gorontalo aanrigtte, waartegen onverwijld maatregelen genomen zijn.
12°. Amboina.
Sago. De cultuur van sago, het hoofdvoedsel van den Amboinees, werd ook in 1870 met zorg gedreven. Cijfers deswege kunnen niet worden opgegeven. De sagorijkdom is het grootst op Ceram en Boeroe, waar uitgestrekte bosschen van dat voedingsmiddel worden aangetroffen. Eenige dier bosschen worden door het Gouvernement verhuurd of' tegen betaling opengesteld. Die te Nanat werden weder aan de bevolking van Buano voor eene som van f 80 verhuurd. De klopbare boomen van de sagobosschen van Likki en Loeho*r, welke gedurende 1870 nog onder een opzigter waren gesteld, werden zoo als gewoonlijk verkocht of tegen beding van levering van de helft van het product ter klopping afgestaan. De opbrengst beliep in genoemd jaar f 3016. Aan het voornemen om die bosschen voor den tijd van drie of vijf jaren aan den meestbiedende te verhuren (zie het vorig verslag bladî. 152), werd in October j 1. gevolg gegeven en de huur tegen 1' 2700 'sjaars voorloopig voor den tijd van vijfjaren aan een Arabier gegund.
Rijst, enz. De rijstcultuur op natte velden is sedert eenige jaren in deze residentie geheel te niet gegaan, terwijl die op drooge velden niet veel te beteekenen heeft. Alleen op de eilanden Ceram en Boeroe zijn velden van eenig aanbelang De uitgestrektheid en de productie dier gronden zijn evenwel onbekend. De rijst van Ceram en gedeeltelijk ook die van Boeroe is van minder goede hoedanigheid. Op eerstgenoemd eiland moet de oogst zeer gunstig zijn geweest. In de behoefte van land- en zeeinagt, zoowel als van particulieren, wordt door invoer van buiten de residentie voorzien. De invoer bedroeg over 1870 ruim 40 00O pikols. De prijs van cargarijst was gemiddeld f' 6,50 den pikol, die der tafelrijst f 9. De tweede gewassen bestaan uit djagong, gierst, katjang en aard vruchten. Zij worden geteeld op uoschgronden, die tot dat doel elk jaar _ worden schoongemaakt. Na den oogst laat men het jonge hout weer opschieten, waarna de grond na eenige jaren op nieuw met dezelfde gewassen wordt bebouwd.
Kruidnagelen. Nadat met 1'. January 1869 de termijn verstreek, gedurende welken de bevolking van Gouvernementswege in den atzet van haar product werd te gemoet gekomen, is deze cultuur, op eenige weinige uitzonderingen na, zeer verwaarloosd geworden. Het onderhoud bepaalde zich tot het opruimen tijdens den oogst van het gras en onkruid aan den voet der boomen. Wel heeft het van bestuurswege niet aan aansporing Ontbroken om meer zorg aan deze cultuur te besteden , maar de prijzen die de bevolking voor haar product maakt, worden door haar in verhouding tot den arbeid te gering geacht. De uitgestrektheid der gronden voor de nagelcultuur gebezigd, is niet met juistheid op te geven. Onder ultimo 1870 bedroeg het aantal vruchtdragende boomen 144 000, of' 8Ü00 minder dan het jaar te voren.
51
202
De ongunstige weersgesteldheid van 18/0 tijdens den bloeitijd der nagelen heeft vooral op Amboina aan de vruchtzettïng veel kwaad gedaan. De oogst in de afdeelingen Amboina en Hila was dan ook zeer gering. In de afdeeling Saparoea was het echter beter gesteld. De productie aldaar kon zelfs gunstig worden genoemd. Cijfers deswege zijn echter niet vermeld gevonden. Van Amboina werden in den loop van 1870 1906 pikols nagelen uitgevoerd, waarvoor de bevolking van f 14 tot f 17 den pikol ontving. Vergeleken met die van 1869 waren de prijzen dus f 3 per pikol lager. Van de laatstelijk nog aan het Gouvernement geleverde kruidnagelen werd in 1870 hier te lande eene hoeveelheid van 17801/2 pikols verkocht tegen gemiddeld f 0,26" per half kilo. De netto opbrengst per pikol beliep f 24,19* (vergelijk bijlage lit. W) (I). Te Batavia schijnt sedert 1869 geen gouvernements veiling van kruidnagelen meer te hebben plaats gehad.
Muscaatnoten, In de afdeeling Amboina (Banda alzoo nietj medegerekend) werden 10 600 vruchtdragende en 10 500 jonge boomen aangetroffen, zoodat er in het geheel in 1870 aanwezig waren 21 100 tegen 22 600 in 1869. Op de naauwkeurigheid der cijfers mag, volgens den resident, evenwel niet onvoorwaardelijk worden afgegaan, omdat de boomen niet in geregelde tuinen maar verspreid staan, zoodat eene behoorlijke telling niet wel doenlijk is. Nogtans kan veilig aangenomen worden dat het aantal veel aanzienlijker is dan de bovenstaande cijfers aanwijzen. De
uitvoer beliep 287 pikols noten en 35 pikols foelie. Voor de noten werd van f 25 tot f 30 den pikol, voor foelie van f 65 tot f 70 den pikol besteed. Naar aanleiding van de gunstige beschikking, vervat in het gouvernementsbesluit van Maart 1870 (zie het vorig verslag, bladz. 153), zijn van de 20 perkeniers in de afdeeling Banda, welke nog onder het specerij monopolie waren, 9 tot de afschaffiing daarvan toegetreden. Ook de eigenaars van de 11 overige specerijlanden hebben zich, met uitzondering van een drietal, voor de voorwaardelijke afschaffing van het specerijmonopolie verklaard. In den aanvang van 1871 waren echter, door het niet bij tijds in orde zijn dër stukken, nog slechts weinige der betrekkelijke overeenkomsten gesloten. Volgens opgaven van de perkeniers waren onder ultimo December 1S70 aanwezig 271 000 vruchtdragende en 156 400 jonge boomen, tegen respectivelijk 269 500 en 122 200 onder ultimo December 18ti9. Het onderhoud der verschillende specerijlanden was over het algemeen vrij voldoende. De weersgesteldheid was echter voor de notenaanplantingen niet zeer voordeelig. Het gewas had veel te lijden van zware regens en wind, waarop nu ën dan felle hitte volgde. De vooruitzigten voor 1871 waren aanvankelijk gunstig. Volgens latere berigten.had evenwel de gure weersgesteldheid van April jl. aan de jonge en rijpende vruchten veel schade toegebragt. De navolgende in pikols opgegeven hoeveelheden zijn gedurende de jaren 1866 tot|1870 aan den lande geleverd.
J A R E N.
1866
1867
1868
1869
1870
F O E L I E.
Goede. Gruis. Te
zamen a.
1329
1088 %
830'A
1175
518V,
26
22 V,
13%
33
13
1355
1111
844
1208
M U S C A A T N O T E N.
Middel
bare. Magere.
5011
3894 V»
3084
1864
531'A j 3412
846
472
405'A
391
446 V,
Ge
broken.
422
311 V,
217V2
182
62
Te
zamen b,
T O E L I C H T I N G .
6279
4678
3707
2437
3920'A
o. Hieronder wegens facultative levering : Hieronder wegens facultive levering:
in 1866
1867
14088 pikols,
17!
in 1866
1867
\V pikols,
13'
De cijfers van 1868, 1869 en 1870 ! betreffen uitsluitend de 20 perkeniers, | die op 1 Januaiïj 1870 nog onder het | monopolie gebleven waren ; de opgaven ; der twee voorafgaande jaren hebben ook ! betrekking tot de 14 anderen, voor zooI verre deze van de bevoegdheid tot le; vering van hoogstons de helft hunner | productie hadden gebruikgemaakt. (Of echter in 1870 nog wel de volle productie der eerstbedoelde 20 perken geleverd is, schijnt in verband met de vorenstaande mededeeling nopens de voor sommige dezer perken plaats gehad hebbende toetreding tot de voorwaardelijke opheffing van het specerij-monopolie, betwijfeld te moeten worden. De Indische opgaaf bevat deswege echter geene toelichting.)
Aan de eigenaren der in 1870 nog onder het monopolie verbleven perken werd voor de in den loop van dat jaar geleverde specerijen voldaan f 107 541 of, na aftrek van bet verschuldigde wegens uit 's lands voorraad ontvangen rijst en materialen en tot aanzuivering van genoten voorschotten, f 89 632. Voor particuliere rekening werden in 1870 van Neira verscheept : Foelie : naar Macassar 147,06 pikols. » Soerabaija 289,16 » n Batavia 328,68 » » Singapoer 56,65 »
821,55 ,.
(1) Op 30 Augustus jl. zijn nog 752 pikols verkocht tegen gemiddeld f 0.9822 per half kilo. De netto opbrengst daarvan heeft, volgens voorloopige opgaven, per pikol bedragen f 25,30.
naar Macassar
» Soerabaija
M Batavia.
» Singapoer
Muscaatnoten :
in den dop : ontbolsterd :
. . 1605,26 pikols 126,63 pikol».
. . 2,50 » 806,25 »
. . 1201,17 » 151,76 »
. . 2096,97 » —
4905,90 1084,64
Over het algemeen werden hooge prijzen bedongen. Het aantal perkarbeiders is gedurende 1870 weder achteruitgegaan, zoodat op ultimo van dat jaar slechts 1088 arbeiders aanwezig waren tegen 1311 op ultimo 1869. De hier te lande voor gouvernements-rekening verkochte noten en foelie bestonden blijkens bijlage W in 1870
203
nit eene hoeveelheid van respectively k 8845 en 861 pikols nrim. De bedongen veilingsprijs was per V, kilo voor de coten gemiddeld f 1,056 en voor de foelie f 2.11". (1)
Cacao. Gedurende 1870 is aan deze cultuur noch door de bevolking, noch door particulieren eenige uitbreiding gegeven. Onder ultimo 1870 bestonden de negorij-aanplantingen uit 38 100 vruchtdragende en 37 800 jonge boomen, tegen respeclivelijk 83 2 0 en 50 500 in 1869. Deze cijfers verdienen echter weinig vertrouwen, hetgeen vooral in het oog springt bij eene vergelijking der Vorenstaande cijfers over lb69 met die welke daarvoor in het vorig verslag zijn opgegeven. Omtrent deze verschillen !<* echter geene toelichting in het gewestelijk verslag aangetroffen. Over het algemeen — zegt de resident — hebben de cacao-aanplan tingen zeer weinig te beduiden wat de productie aanbelangt. De meeste tuinen zijn dan ook verwaarloosd en verlaten en vertoonen een treurig aanzien. Aansporingen om meer zorg aan de aanplantingen te besteden , worden beantwoord met klagten over het weinig Succes dezer cultuur, en nu te meer, daar vooral in de afdeeling Amboina, waarschijnlijk ook ten gevolge van de peinige zorg, dezelfde ziekte als in de residentie Menado sich in de cacaoboomen en vruchten op eene zoo onrustbarende wijze heeft vertoond, dat daardoor de cultuur met ondergang wordt bedreigd. Zoowel ten gevolge van de bedoelde ziekte als door de siet zeer gunstige weersgesteldheid werd de oogst, schoon met met zekerheid op te geven, geacht minder te zijn geweest dan in de laatste jaren.
i Het geheele product werd, met uitzondering van een klein gedeelte voor eigen gebruik, naar de Spaansche koloniën uitgevoerd. De uitvoer, voor zooveel opgegeven, bedroeg in 1870: 381 pikols tegen 431 in 1869, ter waarde van f 23 020 en f 25 620. In^ de afdeeling Banda wordt van deze cultuur insgelijks Weinig werk gemaakt en ook daar is achteruitgang te bespeuren. Onder ultimo December 187(1 telde men in de perken 12 600 en op de particuliere gronden 745 cacaoboomen , welke beide cijfers lager waren dan de opgaaf «ver 1869.
Klappers. Na de sasocultuur is de aanplant van deze palmsoort op de Ambonsche eilanden de meest geliefde cultuur der bevolking. Het aantal boomen aldaar werd geschat op 382 700, nagenoeg hetzelfde cijfer dat voor 1869 werd opgegeven. De uitkomsten zijn echter, vergeleken met die in andere gewesten verkregen, slechts middelmatig. Vooral de oogst van 1870 was zeer schraal, zoodat men ter hoofdplaats Amboina gedurende eenige maanden, in stede van 2 à 3 cent, zoo als gewoonlijk , 7 à 8 cent voor een klapper en ln plaats van 20 à 24 cent, 40 à 50 cent voor een flesch °'ie moest betalen. ~ * °lgens den resident zijn de Banda-eilanden , waar ruim ; 000 klapperboomen worden aangetroffen, voor deze teelt let zeer geschikt, en zal hieraan moeten worden toegeschreven dat zij steeds op dezelfde hoogte blyft.
Bosschen. Groote en uitgestrekte houtbosschen vindt men JQ deze residentie op Ceram, Boeroe en de Keij-eilanden, <Ue een schat van deugdzaam timmerhout bevatten. Up de overige eilanden, vooral laDgs de stranden, beginnen goede houtsoorten sohaarsch te worden, daar aan oeert aanplant gedacht wordt, en de aankap nagenoeg vrij is. fis«« djati-aanplant op het eiland Rosengain, in 1»70 uit ^ 0 0 0 boomen bestaande tegen 61 100 in 1869, bevat volgens den resident geene stammen van waarde.
Veeteelt. Op de Ambonsche eilanden bestond de veestapel U , u i t 2 2 4 8 r u n d e r e n ' 2:i paarden, 288 schapen en 1SRQ g e i t e n ' t e ë e n respectivelijk 2893, 21, 347 en 2416 in ? b9, zoodat de veestapel gedurende eerstgenoemd jaar, met «zondering der paarden, belangrijk moet zyn verminderd.
^im i ° 1 8 T 1 z i j n llier t o !anrfe v e r k o c n t (veiling van 30 Augustus jl.} haaU pikols noten en 1388 pikols foelie, waarvoor gemiddeld be<MQ werd respectivelijk f i.61»> en f 2.37« per half küo.
De oorzaak hiervan wordt gezocht in de weinige zorg welke de bovolking aan den veestapel besteedt. Ten deele misschien ook is het vrij belangrijk verschil toe te schrijven aan mindere juistheid der yroegere of tegenwoordige opgaven. De invoer bedroeg in 1870 131 runderen en 21 buffels. Op de Banda-eilanden waren onder ultimo 1870 aanwezig 451 runderen, 30 paarden, 190 schapen, 226 geiten en 186 varkens. De plaatselijke omstandigheden (gebrek aan veevoeder) staan aldaar eene uitbreiding van den veestapel in den weg.
13°. Ternate.
De voorraad sago was ook in 1870 voor de behoefte der bevolking meer dan voldoende. Djagong was in voldoende hoeveelheid verkrijgbaar. In de prijzen van dit artikel viel weinig verandering te bespeuren. Ook de oogst van de overige aard- en veldvruchten was bevredigend. De qualiteit van de in deze residentie geteelde rijst laat veel te wenschen over. Zulks wordt geweten aan de gewoonte om het product op ladangs te verbonwen, waarvan de bevolking geen afstand schijnt te willen doen. De Sahoe-, Tobello- en Galela-rijst is hier het meest gewild. Aan eene uitbreiding van de rijst-cultuur, waartoe ruimschoots gelegenheid is, staat de buitengewone belasting in den weg, die bij vermeerdering van productie geheel willekeurig door de vorsten en grooten wordt geheven. Ondanks de ooo-st ongunstig was, bedroeg de invoer slechts 3465 pikols tegen 2914 in 1869. Voor eerste soort werd van f 9 tot f 10 den pikol en voor tweede soort van f 8 tot f 9 betaald. De opbrengst van tabak, die over 't algemeen van zeer goede qualiteit werd bevonden, was voor de plaatselijke behoefte ruimschoots voldoende. Op Nieuw-Guinea wordt van deze cultuur thans meer werk gemaakt dan vroeger. De bereidingswijze is nog wel zeer oorspronkelijk, doch het laat zich aanzien dat het voorbeeld der aldaar gevestigde zendelingen daarin langzamerhand verbetering zal brengen. Bijna ieder inlander hoeft in dit gewest op zijn erf of in zijn tuin eenige koßjboomen, die er over 't algemeen bloeijend uitzien, doch alleen strekken ter voorziening in eigen behoefte. Volarens den resident verkeeren de beide hier aanwezige koffij ondernemingen in kwijnenden staat. De productie bedroeg dan ook slechts 72 pikols. Behalve op deze ondernemingen waren op Ternate, Tidore en Batjan respectivelijk 18 800, 65 700 en 21000 ofte zamen 105 500 koffljboomen aanwezig, tegen 107100 in 1869. Het cijfer der aanwezige muscaatnoten-, kruidnagel- en cacaoboomen wordt in 't geheel geschat op resp3ctivelijk 67 300, 8400 en 35 300. De cacao-onderneming op Tidoreesch Halmaheira, welke vereenigd is met een der hooier bedoelde koffij-ondernemingen, had door de vele redens zeer veel geleden. De veestapel telde onder ultimo 1870: 2078 runderen, 17 paarden, 46 varkens, 64 schapen en 1501 geiten.
14°. Timor.
De in 1870 geoogste hoeveelheid maïs of djâgong was voldoende voor de behoefte. De oogst van 1871 was zeer ruim. Van de overvloedige voor den rijstbouw zoo gunstige regons werd wegens niet tijdige beplanting der velden geen partij getrokken. De aanplant voor 1871 beloofde een goeden oogst. De berigten nopens de ontluikende koffijealtuur luiden gunstig. De uitvoer van dit artikel bedroeg 30 pikols, afkomstig van de aanplantingen in het gebergte van Timor. Van bestuurswege wordt al het mogelijke gedaan tot bevordering van deze cultuur. Op Larantoeka (Flores) was de bevolking mede begonnen koffij te planten. Op de Solor-eilanden, op Soemba en Savoe wordt veel tabak geteeld en daarin een levendige handel gedreven. Klappers tieren welig in de geheele residentie en vooral op de Solor-eilanden en Flore». De radja van Koepang heeft het hem toebehoorend eiland Keera, gelegen aan den ingang der baai van Koepang, afgestaan aan een Kuropeschen ondernemer ter beplanting met klappers en tegen uitkeering van één klappernoot per jaar per vruchtdragende!! boom.
204
Kirim 7000 boomen waren aldaar aangeplant, die veelbelovend stonden. , Als een gevolg van de twisten tusschen de radjas op het eiland Timor, kon de inzameling van was niet geregeld plaats hebben. Van elders werd echter veel was uitgevoerd. Zware bosschen zijn hier niet aanwezig Als bouwmateriaal bezigt de bevolking het hout van den arènpalm. Buffels worden bier in menigte aangetroffen, doch hebben over 't algemeen weinig waarde. De deugdzame paarden van den Timor-archipel en vooral die van Soerr.ba blijven steeds zeer gewild. Aan het plan om in dit gewest eene proeve te nemen tot verbetering vàn het paard, m-as door croisering met het Sidneyras (zie het vorig verslag bladz 151) is nog geen gevolg gegeven. Door den resident is nader voorgesteld om in stede van Sidneypaarden , inheemsche of Soembapaarden te bezigen.
II. MIJNBOUW.
§ 1. Tin.
1°. Banka.
Productie, werkkrachten. Gedurende 1870 werden in 'slands pakhuizen afgeleverd 73 500 pikols tin tegen 66 584 pikolü in 1869, terwijl dit cijfer, in het voorafgegane tienjarig tijdvak gedurende 185D—18C3 dooreen genomen 85 337 en <4durendolt.61—186* gemiddeld 73 154 pikols 'sjaars had bedragen. Er valt echter steeds te onderscheiden tusschen levering en productif, onder dit laatste te verstaan de hoeveelheid tin verkregen uit den in een gegeven jaar gewonnen tinerts. Zoo is onder de opgegeven levering van 1870 het product begrepen van erts reeds in 1869 uitgegraven (tot eene hoeveelheid van 54 smeltnachten), terwijl daarentegen bij het eind van het jaar ook erts in voorraad is gebleven die eerst in 1871 zal kunnen uitgesmolten worden en wel tot eene hoe* eelheid van 30 smeltnachten. Om de werkelijke »productie" van 1*70 te kennen dient dus de opgegeven levering van 73 500 pikols mei 24 smeltnachten , |elijkst aan de (naar den maatstaf van 27 pikols per smeltnaeht) met 648 pikols, verminderd te worden. De werkelijke productie, die in 1868 en 1869 naar denzeltuen maatstaf berekend achtereenvolgens bedroog 65 859 en 67 7i5 pikols, beliep dus in 187o 72 852 pikols. Deze goede uitkomst, verkregen niettegenstaande de vermindering der werkkrachten in 1870, moet grootendeels
worden toegeschreven aan de gunstige weersgesteldheid gedurende de eer-te maanden van het jaar. Het aantal werklieden, gezamenlijk in de gouvernementsen particuliere nijnen (over welke laatste ontginningen, zie meer bijzonder het verslag van 1869,bladz. 158 en 159) bedroeg onder ultimo 1870 7391, en was dus sedert ultimo 1868, toen het .7888 bedroeg, met 497 man en sedert ultimo 1869 met 115 man verminderd. Het gemiddeld aantal werklieden bij de mijnen werkzaam, daarbij bet aantal op het einde van elke maand aanwezig als basis nemende, bedroeg voor 1870 6452, zoodat berekend naar de werkelijke n productie", met inbegrip ook van het tin door ra-smelters verkregen, gemiddeld per man 11,29 pikols werden; geproduceerd (l). In het geheel werden in 1870 op de gewone wijze aangebragt 183 Chinesche nieuwelingen , waarvan 21 tegen eene: premie van 22 dollars en 15'.» tegen eene premie van 25 dollars. Nadat eene openbare uitbestedi g tot het leveren van werklieden mislukt was, werden om in de benoodigde werkkrachten te voorzien, in September 1870 overeenkomsten gesloten met den luitenant der Chinezen op Billiton en den kapiteintitulair der Chinezen op Banka. De door eerstgenoemde beproefde werving mislukte geheel, doch door den aannemer op Banka gevestigd werden in het begin van 1871 tegen eene premie van 25' dollars 540 nieuwelingen aangevoerd , zoodat in verband tot het aantal werklieden , die door intrekking van eenige mijnen beschikbaar kwamen, de werkkrachten voor 1871 als voldoende kunnen beschouwd worden. De moeijelijkheden welke weder in 1870 werden ondervond, n bij de aanwerving van nieuwelingen, moeten grootendeels worden toegeschreven aan de hoogere prenne van 29 dollars, die in China werd betaald bij de aanwerving van werklieden voor Malakka, Havanna en andereplaatsen, terwijl ook de mindere joórdeelen, die thans op Bank» over bet algemeen met de tinontgim.ing zijn te verkrijgen,: in vergelijking met hetgeen door Chinesche werklieden el-j ders wordt verdiend, daarop invloed hebben. Het volgend staatje geeft een overzigt fan de.levering; en ile werkkrachten der gouvernements- en particuliere ontginningen over de twee laatste jaren; zoomede van het bedrag der schulden van de gouvernementsmij uen op het einde van elk dier jaren.
11) F ene vergelijking met 1869 kan niet geleverd worden bij ontstentrais eener opgaaf nopens het gemiddeld aan al mijnwerkers geda iei.de het geheele j a a i , zijnde destijds alleen gemeld het aantal ondei ultimo December.
Aantal ontginningen.
DOOR
WIE GELEVERD.
Hoeveelheid geleverd tin in pikols. (a)
1870. 1869. 1870. 1869.
Getal mijnwerkers bij het eind van
1870. 1869.
Gouvernements mijnen ,
Particuliere mijnen.
Particuliere tra-smelters
199
131
330
217 59 255,11 54 498,65 3516
119
336
10 896,64
3 348,68
73 500,43
00 U
• —
S CS 1-5
2257
m U Ol T3 P o3 U • O p
o
689
03 X> X a XI
Bedrag der schulden bij het eind van
c o o
8 809,31
3 276,20
66 584,16
6462
3618
403
p
03 2> a o "o M
1870. 1869.
2432
6732
368
774
682 f 355 556 f 343 05'
la) Ongerekend het tin, te verkrijgen uit den. bij het einde van het jaar -aan handen gebleven er s bedragenj in 1869 54 nachten, gelijkstaande met 145« pikols tin (waarvan bij de particuliere nijnen 1.186V, pikols», eu mW?. 30 nachten erts, gelijkstaande met 810 pikols tin; deze laatste hoeveelheid geheel voor de particuliere mijnen. IJ) De particuliere mijnwerkers hebben even als in 1869 zelf hunne houtskolen gebrand.
205
Hooger is gemeld dat de eigenlijke »productie" in do twee jongst verloopen jaren achtereenvolgens bedragen had 67 745 en 72 852 pikols. Daarvan was uit particuliere ontginningen verkregen eene hoeveelheid van respectivelijk 9957 en 10 370 ol' met bijtelling van hetgeen afkomstig was van particuliere tra-smelters, in 18G9 13 233 en in 1870 13 719 pikols, gelijkstaande met 19,53 en 18,83 percent van de totale productie in de betrekkelijke jaren. Het aantal particuliere ontginners was bij hei eind van 1870 met 155 man vermeerderd. Ter aanmoediging der particuliere mijn-industrie werden in 1870 verstrekt 89771/2 pikols rijst tegen den prijs van i 5 per pikol. De prijs op Banka van die rijst kwam het Gouvernement te staan op ongeveer f 7, zoodat op deze verstrekking een verlies werd geleden van f 17 955. Dit
cijfer moet alzoo nog in rekening worden gebragt bij de kosten van het door de particuliere mijnen en de trasmelters geleverde tin, ten bedrage van 14 245,32 pikols, en verhoogt den inkoopsprijs ad f 13,50 per pikol tot f 14,76. In 1869 bedroeg het geldelijk verlies op de dus verstrekte rijst ten gevolge van het meerder kostende van dit product f 26 025. dat is, berekend over de »geleverde" 12 085,51 pikols zoogenaamd particuliere tin, f2,15 per pikol. De inkoopskosten ad f 13,50 per pikol konden dus in dat jaar geacht worden f 15,65 per pikol te hebben bedragen.
Verstrekkingen, uitkeeringen, schulden. De geldelijke uitkomsten der mijnen kunnen eenigermate blijken uit het volgend overzigt :
De waarde der productie ad f 13,50 den pikol beliep :
a. gouvernements-mijnen
b. particuliere mijnen
De verstrekkingen bereikten een totaal van: (1)
a'è rijst, zout, olie en materialen
b. voorschotten •
Alzoo aan uitkeeringen te goed
De uitkeeringen echter bedroegen :
a. gouvernements-mijnen
b. particuliere mijnen
Alzoo vermeerderden de schulden met . . . .
Zij bedroegen op 1 Januarij
en op 31 December
In den loop van het jaar werd van de schulden voor rekening van den lande afgeschreven of door ontbonden mijnvereenigingen in geld aangezuiverd
Blijft alzoo restant schuld
Bijpassing^ aan de gouvernements-mijnen voor hetgeen zij na aftrek der genoten verstrekkingen en voorschotten minder aan uitkeering zouden ontvangen dan f5 per pikol .
Premien voor ijverige arbeiders
799 944
192 312
482 254
134 317
199 989
192 312
735 732
f
f
f
f
f
f
992 256
616 571
375 685
392 301
16 616
343 058
359 674
4 118
355 556
133 422
34 775
f
f
163 154
507 774
123099
152 197
163 154
898 886
630 873
268 013
315 351
47 338
320 772
368 110
(2) 25 052
343 058
143 416
36 840
(1) Hieronder is'.niet begrepen de verstrekking van rijst aan de particuliere mijnen, welke niet op rekening maar a contant geschiedt.
(2) Hieronder eene extra schuldvermeerdering ad f2721, ten gevolge van de in 1868 in toepassing gebragte nieuwe wijze van afrekening.
N°. 8. 2. 52
206
De gemiddelde prijs waarop het tin der gouvernementsmijnen geleverd in de pakhuizen op Banka aan den lande te staan kwam, bedroeg in 1869 + f22,25 en in 1870 + f 19,50. Dit voordeelig verschil is een gevolg van den lageren rijstprijs, die in 1870 f 1,07 per pikol minder was dan in 1869. De schuldvermeerdering, die intusschen in 1870 belangrijk! minder was dan in een der beide voorafgegane jaren, moet grootendeels worden toegeschreven aan het minder gunstige werken van eenige mijnen die door te veel water-aanvoer of door aardstortingen in hare werkzaamheden werden belemmerd; gedeeltelijk is zij ook het gevolg der verstrekking van rijst aan de vrouwen en kinderen der mijnwerkers, toegestaan bij 's Gouvernements besluit dd. 16 December I860 n°. 5 (zie het verslag van 1868 bladz. 188).
Aanschaffing van rijst en olie. Overvoer van tin. Zoo als in het vorig verslag werd vermeld, werd de voor 1870/71 benoodigde rijst (geraamd op eene hoeveelheid van 120 000 pikols, 2de soort), bij de in Julij 1870 gehouden uitbesteding aangenomen tegen f5,88 per pikol, dat is f 1,07 minder dan voor 1869/70 is betaald. Voor de behoefte van 1871/72 is het benoodigde geraamd op 100 000 pikols, Eene uitbesteding, eerst perceelsgewijze en daarna ineens, voor de levering van die hoeveelheid is aangekondigd tegen 't laatst van Julij 1871. (1) Het restant tin, op ultimo 1869 in de pakhuizen op Banka aanwezig , bedroeg blijkens 't vorig verslag 58 041 pikols. Gedurende 1870 werden ingeleverd 73 500 pikols en afgescheept 57 596 pikols, zoodat op ultimo van dat jaar aanwezig was een voorraad van 73 945 pikols. Van deze hoeveelheid zijn. echter niet minder dan 59 288 pikols in het laatste quartaal 1870 ingeleverd, waarvan 57 331 alleen in de maand December. Van het restant onder ultimo .September 1870, bedragende 36 175 pikols, zijn van October 1870 tot Januarij 1871 26 801 pikols afgescheept. De afscheep in Januarij 1871 geschiedde bij uitzondering, omdat de aannemer daartoe kans zag, doch in den regel kan zulks, even als in de maanden February en Maart niet plaats vinden zonder gevaar voor schip of lading, omdat de reeden van Banka gedurende genoemde drie maanden geene veilige ankerplaats aanbieden. Bovendien is in 't vorig verslag reeds aangetoond, dat de afscheep van tin van Banka naar Java geen gelijken tred kan houden met de aflevering in de pakhuizen op eerstgenoemd eiland , omdat de aannemer krachtens het bestaande contract (dat met ultimo 1870 zou verstrijken , doch sedert tot ultimo Augustus 1871 is verlengd geworden) niet verpligt kon worden meer tin over te voeren dan met de terugkeerende rijstschepen kon worden afgescheept. Volgens de voorwaarden der in Mei jl. met goed gevolg gehouden uitbesteding der bewuste transporten gedurende het tijdvak September 1871— Augustus 1874, is de aannemer verpligt voortaan jaarlijks al het op Banka geproduceerde tin over te voeren,-ook als daartoe meerdere scheepsruimte noodig is dan voor het vervoer van de rijst en olie. De aanneming is gegund aan den minsten inschrijver tegen f 21 per koijan voor laatstgenoemde artikelen ^dat is f 6 minder dan volgens het afloopende contract verschuldigd is) en f 20 per koijan voor het tin, dezelfde vracht die tot dusver betaald werd.
Onderzoekingen. Gedurende 1870 waren op Banka drie of vier mijn-ingenieurs werkzaam, die voor hunne onderzoekingen en opnemingen gemiddeld over zes opzieners konden beschikken. Door den eerst aanwezend mijn-ingenieur werd eene nieuwe buisverbinding zonder schroeven ontworpen en in toepassing gebragt, hetgeen eene belangrijke verbetering en bespoediging bij het onderzoek van valleijen ten gevolge had. Dezelfde ambtenaar maakte in 1870 eenige dienstreizen over Banka, zoowel om zich op de hoogte te stellen van de ontginningen in de verschillende districten, als om in het belang van onderscheidene mijnen werkzaam te zijn. Onder zijn toezigt werd het onderzoek in de landstreek
(1) Van den uitslag- is tot dus ver geen berigt ontvangen.
Tempilang (district Muntok) beëindigd en werd daardoor bewezen, dat de ontginning van enkele daar aangewezen tinertsvoerende plekken tegen den tegenwojrdigen inkoopprijs van het tin niet raadzaam is. De mijnbouwkundige geognostische opneming van het | district Muntok werd verder voortgezet, voor zoover de j beschikbare werkkrachten zulks toelieten en men deze i niet in het belang van eenige mijnen in het district Dj eboes ! moest gebruiken. Voor de geregelde opneming van het district Koba werden ! de noodige voorbereidende werkzaamheden aangevangen. ; Door den daar bescheiden mijn-ingenieur werden namelijk | van uit een tal van heuvel- en bergtoppen peilingen gedaan , | waardoor, in verband tot de vroeger door de marine ge! dane plaatsbepaling van eenige voorname punten, een volledig driehoeksnet voor dat district kon worden ontworpen en voltooid. Voor het onderzoek en de opneming van verschillende terreinen en valleijen werden wegen en voetpaden gekapt over eene totale lengte van 200 kilometers. Het voorloopig onderzoek van verscheidene valleijen leverde gunstige uitkomsten op en toonde onder andere in eene dier valleijen over eene lengte van 800 meters een niet onbelangrijken ertsrijkdom aan. In het district Soengeislan werden nog enkele opnemingen en onderzoekingen verrigt, terwijl verder door den daar werkzamen mijn-ingenieur de geognostische-mijnbouwkundige kaart en het algemeen verslag van dat district werden afgewerkt en ingezonden. Thans bestaan dergelijke kaarten en daarbij behoorende verslagen van de districten Blinjoe, Djeboes, Soengeiliat, j Merawang en Soengeislan. Over de uitgave daarvan zie j men lager onder § 5 dezer afdeeling. Met de algemeene opneming van Pangkal Pinang werd in Augustus 1870 begonnen. In het belang der mijn Batjan werd een onderzoek verrigt, waardoor evenwel het bestaan van die mijn slechts voor korten tijd kon worden verzekerd. Een onderzoek van het benedengedeelte der rivier Pedindang met eenige der daarin uitvloeijende zijtakken leverde ongunstige uitkomsten op. De aanvragen van het gewestelijk bestuur op Banka om ! onderzoekingen te doen voor mijnen die gebrek aan terrein ! hadden, waren gedurende 1870 veelvuldig; wel werd door ! het voldoen aan dio aanvragen de voortgang van de geognostische-mijnbou wkundige opneming dikwijls vertraagd, | doch van den anderen kant werd daardoor het in bewerking nemen van niet genoegzaam rijke terreinen en dien ten gevolge de verhooging van het schuldencijfer van vele mijnen voorkomen. Het vertrouwen van de Chinesche mijnwerkers in de | onderzoekingen van de mijn-ingenieurs kan thans als geheel gevestigd beschouwd worden.
Nieuwe smeltiuijze. De invoering van de nieuwe smeltwijze van den scheikundige bij het mijnwezen dr. VLAANDEREN (zie het verslag van 18G9, bladz. 160) ondervond, althans in enkele districten, nog steeds moeijelijkheden. In den smelttijd van het laatste quartaal 1870 werden op Banka in het geheel 42 nieuwe ovens gebruikt; er waren echter reeds aanvragen ingekomen om er in 1871 nog 11 op te rigten. Het hoofd van gewestelijk bestuur en de eerstaanwezend mijn-ingenieur bevorderen de toepassing der nieuwe smeltwijze zooveel mogelijk; voor het welslagen worden de ovens volgens de aanwijzingen en meestal onder het persoonlijk toezigt van laatstgenoemde gebouwd. - Er bestaat gegronde hoop, dat deze nieuwe smeltwijze meer en meer ingang zal vinden.
Verhoop van tin, enz. Een overzigt van de hoegrootheid en uitkomsten der gouvernements-tinveilingen van 1869 en 1870 en gedeeltelijk ook van 1871 volgt hieronder. Zoo als bekend heeft die verkoop uitsluitend in Nederland plaats, wordende slechts de zeer onbeduidende hoeveelheid van 8 pikols, voor een speciaal doel, plaatselijk van de hand gedaan (vergelijk het vorig verslag, bladz. 160). Onder de opgegeven hoeveelheden is niet begrepen het als pachtschat aan den lande geleverde Billiton-tin, waarover zie sub 2° hieronder.
207
T U D S T I P.
1 8 6 9 .
1 8 TO.
1871.
Verkochte
hoeveelheid in
pikols.
25 446,00
31 951,44
57 397,44
39 678,88
41 325,71
81 004,59
41 712,16
Uitgeleverde
netto
kilogrammen.
1 561 146
1 953 885
3 515 031
2 431 635
2 527 453
4 959 088
2 557 164
Gemiddelde opbrengst per 50 kilogrammen.
Urn ; o.
f 82,06
73,60
f 77,37
f 72,11
74,93
f 73,55
f 74,63
Netto.
f 78,33
69,90
f 78,67
f 68,50
71,13
f 69,84
f 71,05
De » gemiddelde veilingsprijs " per 50 kilogram beliep in 1869 f 77,75, in 1870 f 73,91 en in Maart 1871 f 75,01. Voor het vertchil tusschen deze cijfers en de opgegeven gemiddelde bruto »opbrengst" zie men de toelichting op bladz. 120 van 't vorig verslag ten aanzien der koffljveilingen vermeld. De in 't laatst van September 1871 te houden najaars-tinveiling zal bestaan uit 83 217 blokken of 43 047 pikols. De op Banka ontvangen ijzeren gietvormen, waarop in 't vorig verslag gedoeld werd en die geacht werden tevens tot stempeling te kunnen dienen, zijn, in afwachting der aanbrengst van de sedert nog aangevraagde afzonderlijke stempels, waarvan de eerste partij dezer dagen geleverd l s , nog niet in gebruik genomen.
2°. Billiton.
Het aantal mijnwerkers , dat bij het eind van het vorig hoekjaar (ultimo February 1870) bedroeg 3077 , werd ge
durende 1870/71 vermeerderd met 465 , waaronder 11 deelhebbers en 454 koelies, zoodat met ultimo February 1871 aanwezig waren 3542 mijnwerkers , waarvan 635 deelhebbers en 2907 koelies. Als mijnwerkers werden ingeschreven 670 singkee's of Chineschonieuwelingen, waaronder waren 320 zoogenaamde vrijwilligers, die zelven de kosten van hun overvoer van China naar Billiton betaalden , terwijl voor 350 ma*n eenepremie van 30 dollars per hoofd werd betaald. In het geheel overleden 55 man en werden er 150 als mijnwerkers ontslagen. Het aantal mijnen klom gedurende 1870/71 van 102 tot 106 (92 koeliet, 12 koeliet-kollong en 2 kollong mijnen) ; 4 werden ingetrokken, daarentegen 8 nieuwe geopend. De steeds stijgende productie dor Billiton-ontginning getuigde vooral in het jongste boekjaar van eene belangrijke vermeerdering. Terwijl in de vier voorafgegane boekjaren (1°. Maart-ultimo February) achtereenvolgens verkregen was eene hoeveelheid van 25 076 , 32 970 , 30 316 en 36 166 pikols tin, beliep de productie van 1870/71 ruim 47 318 pikols , over de vier mijndistricteu verdeeld als volgt :
M IJ N D I S T R I C T.
Tandjong-Pandan
Boeding
•Mangar
Dindang • . i .
Te zamen
Gemiddeld
aantal
mijnwerkers.
367
734
1104
438
2 643
IN PIKOLS.
Tinerts gereed voor de smelting.
Tin daaruit
afgesmolten.
6 317
15 850
37 503
7 132
66 802
4 450,11
11 194,88
26 646,93
5 026,59
47 318,51
Pet.tin verkregen
uit den erts.
70,44 7 0
70,64 »
71,05 »
70,48 »
70,83 °/o
208
In 1870 werden door de Billiton-maatschappij te Batavia zes veilingen gehouden, bestaande uit respectivelijk 5018, 5051 6031, 6000, 6000 en 6000 pikols, die achtereenvolgens gemiddeld f 64,41, 1'71,355, f 76,44, f 66, f 71,70 en f 73,82 per pikol opbragten. De in 1871 behaalde prijzen waren aanmerkelijk hooger. Te in February , April en Junij jl. verkochte 6000, 6000 en 7800 pikols bedongen achtereenvolgens gemiddeld f 80,52 , f 82 en f 80,18 per pikol. In den loop van het boekjaar 1870/71 werden naar Batavia verscheept 36 079 pikols tin ; op ultimo February 1871 bleet op Billiton nog een voorraad van 38 460 pikols ! aanwezig.' . •. • , Aan uitvoerregt op Billiton-tin vloeide in 18/0 in slarjds I kas eene som van f 75 303 tegen f 69 383 in 1869. De pachtschat aan den lande verschuldigd — 3 pet. van de bruto-productie — bedroeg over het jongste boekjaar ] 1419,56 pikols. Het dus geleverde product wordt door het Gouvernement hier te lande te gelde gemaakt. De hoeveelheid in 1870 verkocht en de daarvoor behaalde prijzen zijn reeds in het vorig verslag opgegeven en kunnen nader blijken uit bijlage W hierachter. In de najaarsveiling van 1871 (28 September) zal eene hoeveelheid van 1085 pikols Billiton-tin worden opgenomen.
3". Riouw.
De concessionaris voor de del vir g van tin-erts op het eiland Singkep, de heer H. L. J. HAA.KMA.N , op wiens ter zake met den onderkoning van Riouw gesloten contract indertijd (zie het verslag over 1864, bladz. 193) de goedkeuring der Bogering was verleend, hield zich, volgens onlangs ontvangen mededeelingen, onledig met het bijeenbrengen van Europeesch kapitaal tot het ten uitvoer brengen dier onderneming.
§ 2. Steenkolen,
a. Gouvernementsmijnen.
Mijn Oranje-Nassau. De productie dezer mijn, in 1869 voor het eerst sedert 1858 op 10 000 ton gebragt, bedroeg in 1870 9817 ton. Deze opbrengst had grooter kunnen zijn, ware het niet dat men het, wegens de groote hoeveelheid nog bij de mijn opgeschuurde kolen, raadzaam achtte, om gedurende de drie laatste maanden van 1870 de werkkrachten niet ten volle aan te wenden. Gemiddeld waren in 1870 aanwezig voor den eigenlijken mijnarbeid 502 en voor het kolenvervoer 137 man, tegen respectivelijk 456 en 136 in 1869. De stoomsleper voor den afvoer der kolen naar Bandjermasin kwam weder in de vaart. De afvoer bedroeg dien ten gevolge 9485 ton, tegen slechts 5700 ton in 1869. Het restant in de magazijnen op de plaats van productie beliep bij het eind van 1870 5564 ton. In de vier eerste maanden van 1871 werden uitgegraven 2568 ton. De in het vorig verslag bedoelde nieuwe organisatie van het personeel bij deze mijn, kwam gedurende de laatste helft van 1870 grootendeels tot stand. In het laatste quartaal van dat jaar werd een aanvang gemaakt met de voorbereidende werkzaamheden tot ontginning van kolen in de diepte. De daarvoor bestemde machinerien , welke in December in Indie aangebragt en te Soerabaija gelost werden, zouden, volgens berigt van April jl., zoo spoedig mogelijk naar Borneo worden verscheept. Aanvankelijk werd daarin eenige moeijelijkheid ondervonden door den omvang van sommige deelen. (Sedert is gebleken van de aankondiging tegen 't laatst van Mei, eener uitbesteding voor het transport naar Borneo.) Alvorens echter met de opstelling der werktuigen een aanvang zal zijn te maken, zullen de twee putten , voor de ontginning noodig, gezonken en tevens een begin gemaakt moeten zijn met het drijven der hoofdgaanderijen, voor welke meer speciale werkzaamheden de in Indie aanwezige opzieners van het mijnwezen geene genoegzame praktische kennis bezitten. Met het oog hierop zijn een tweetal mijnwerkers uit Duitschland tijdelijk als opzieners der 2de
klasse aan de Indische dienst verbonden geworden, die in Maart jl. naar Indie zijn vertrokken. Het tijdelijk ontginningsterrein in 1868 in bewerking genomen, in afwachting dat (vermoedelijk in 1873) tot de ont«inning in de diepte zal kunnen worden overgegaan, is, wat de zwaarte der koollagen betreft, tegengevallen, j Het is namelijk gebleken dat de thans in exploitatie zijnde lagen, welke eene voortzetting zijn van c!ie welke reeds vroeger te Pengaron werden ontgonnen , zich niet tot die hoogte in de heuvels uitstrekken als men aanvankelijk meende op goede gronden te kunnen verwachten. Daar het tegenwoordige ontginningsterrein dien ten gevolge in den loop van 1871 zal zijn uitgeput, werden maatregelen genomen j om door den aanleg eener andere tijdelijke ontginning (te ; Assahan beneden Pengaron), althans tot in 1873, eene jaarlijkschÊ opbrengst van 10 000 ton kolen te verzekeren. Reeds was met het drijven van gaanderijen aldaar aangevangen , met dat gevolg, dat de gevonden hoeveelheid kolen volkomen aan de verwachting voldeed.
Mijn Pelarang. De sterkte van het werkvolk bij deze mijn bleef gemiddeld 24 man. Met het oog op den grooten voorraad van kolen werden in 1870 slechts 10 ton ontgonnen; de aanwezige voorraad bedroeg met ultimo 1869 nog 791 ton, waarvan aan stoom schepen der marine die Koetei bezochten, gedurende 1870 slechts 2711/2 ton werd verstrekt, zoodat met ultimo van dat jaar nog 529V2 ton voorhanden bleef.
b. Particuliere ontginningen en concessie-aanvragen.
Van de particuliere kolenontginningen op kleine schaal in de Zuider- en Ooster-afdeeling en in de Wester-afdeeling van Borneo zijn geene bijzonderheden bekend. Alleen wordt , aangeteekend gevonden, dat in laatstgenoemd gewest gedurende 1870" 1624 ton Salimbou (Sintang) steenkolen j werden afgeleverd tegen 2285 ton in 1869. Omtrent de aanvrage van 1866 om concessie^ tot ontginning van steenkolen nabij Sibogha Sumatra's Westkust* en het in 1867 gedaan verzoek om ontginning van steenkolen in Benkoelen werd nog niets beslist, in afwachting der vaststelling van algemeene grondslagen^ nopens delfstof-ontginningen Volgens berigten van Mei jl. hield de betrokken directeur zich onledig met de beantwoording der bij de Indische Regering gerezen bemerkingen tegen een door hem aangeboden ontwerp Koninklijk besluit ter zake (1).
§ 3. Aardolien.
Het reeds in het laatst van 1869 aangevangen onderzoek ter opsporing van de hoofd-aardoliebron in de Loesivallei (residentie Samarang) werd gedurende 1870 voortgezet met het bewerkstelligen van drie kleine boringen, respectivelijk tot de diepte van 31, 43 en 35 meters, welke meer bepaaldelijk ten doel hadden de geologische gesteldheid of de betrekkelijke ligging der verschillende aardlagen na te gaan. Het eigenlijke onderzoek ter opsporing van aardolie op grootere diepte, werd verrigt door twee groote grondpeilingen , van welke de eerste in het laatst van September 1870 op de diepte van 94 meters gestaakt werd zonder directe uitkomsten te hebben opgeleverd. Op een daartoe met oordeel uitgekozen punt werd daarop in November eene tweede diepe peiling begonnen, die op ultimo 1870 eene diepte van 54 meters had bereikt. Op genoemde diepte werd eene olievoerende ader aangetroffen en opende zich eene aanvankelijk vrij krachtige zoutwater- en aardoliebron. Bij onderzoek bleek het water 15 grammen chloornatrium per liter te bevatten; de hoeveelheid opgevoerde aardolie, donker van kleur en zeer taai vloeibaar, verminderde echter spoedig en later leverde de bron alleen zoutwater op. In 't laatst van Maart jl. bereikte deze tweede groote boring eene diepte van 121l/2 meters en moest toen, wegens de steeds toenemende afstortingen eD de onmogelijkheid om de zwakke kolombuizen dieper dan 94 meters in te drukken, gestaakt worden.
(1) In Augustus jl. is de Gouverneur-Generaal onderhouden over d« wenschelijkheid eener bespoedigde indiening der betrekkelijke voorstellen'
209
Gedurende 1870 werden geene aanvragen om vergunning tot opsporing van petroleumbroDnen bij de Regering ontvangen. In het begin van 1871 werd door den heer H. REERINK te Cheribon concessie aangevraagd tot exploitatie van aardoliebronnen in de residentien Soerabaija of Madura, dan wel, bijaldien die concessie voor alsnog niet kon worden verleend, vergunning tot het doen van proef boringen in de residentie Soerabaija. De verlangde concessie werd, in verband met het Koninklijk besluit van 26 Januarij 1866, n°. 62 {Indisch Staatsblad 1867, n°. 54 a) en het reglement op het opsporen en ontginnen van aardoliebronnen enz. op Java en Madura (Indisch Staatsblad 1868 , nc. 5b) voor alsnog niet verleend, doch den aanvrager, bij gouyernements-besluit van 16 Mei jl., voor den tijd van vijf jaren vergund om , op den voet der aangehaalde bepalingen , proefboringen te doen tot het opsporen van aardoliebronnen in de residentie Soerabaija, onder dien verstande, dat de boringen zich niet mogen uitstrekken tot de ontgonnen bouwlanden van inlanders. Eene dergelijke vergunning was aan denzelfden aanvrager in December 1868 op zijn verzoek verleend voor de districten Madja en Palimanang der residentie Cheribon.
§ 4. Putboringen. (1)
De voorgenomen regeling tot bevordering van eenheid en samenhang in de uitvoering van 's lands wege van artesische horingen (zie het vorig verslag bladz. 161) kwam in 1870 nog niet tot stand. Intusschen werden voorbereidende maatregelen getroffen om zoo spoedig mogelijk een begin te maken met de boring van een artesischen put in het militair kampement te Weltevreden. (2) In het begin van 1870 werden tusschen Batavia en Buitenzorg geologische nasporingen gedaan in verband tot de mogelijkheid om Batavia door middel van eenen artesischen put van drinkwater te voorzien. Door de uitkomsten van het onderzoek werd aangetoond, dat er kans bestaat om op ongeveer 200 meters diepte drinkwater aan te treffen. Ook in de residentie Samarang hield het mijnpersoneel zich onledig met onderzoekingen in het belang der drinkwatervoorziening. Nadat de in 't vorig verslag aangekondigde algemeene geologische onderzoekingen in de nabijheid der hoofdplaats hadden plaats gehad, werden in den aanvang van 1871 de noodige werktuigen in gereedheid gebragt voor de eigenlijke artesische* grondpeilingen. Hoewel de in 1869 te Poerwodadi en te Koewoe in dezelfde ïesidentie ondernomen grondpeilingen geene gunstige uitkomsten opleverden , werd evenwel in de Loesivallei voortgedaan met geologische opnemingen. In verband daarmede werden zoowel door den betrokken mijningenieur als door den chef van het scheikundig laboratorium van het mijnwezen verschillende analyses van water gemaakt. _ De verzamelde gegevens werden voldoende geacht om binnen kort over deze aangelegenheid een verslag te kunnen uitbrengen. Ook verschillende drinkwatersoorten van de si ad Samarang werden onderzocht. Eene concessie-aanvraag voor den aanleg eener drinkwaterleiding te dier plaatse was in April jl. bij de Indische Regering in behandeling. De bestaande put te Grissee (Soerabaija) behield zijn vroeger debiet: 4u tot 75 liters per minuut, eene hoeveelheid die soms tot 57 liters steeg. De met de leiding der boring van dien put belaste majoor der genie werd in Mei 1870 op verzoek eervol van die taak ontheven. De put staat thans met de bouwwerken en gereedschappen onder toezigt
(1) Vergelijk ook de betrekkelijke rubriek op bladz. 28 hiervoren. (2) De zaak is sedert geregeld bij een besluit van den Gouverneurgeneraal van 30 duly i87t (Indisch Staatsblad u°. 106). Daarbij is Depaald dat voortaan geene artesische boring van 's lands wege zal plaats «ebben dan na een geologisch onderzoek door een daartoe aan te wijzen »"Vin-ingenieur; dat alle diepe grondpeilingen van wege het mijnwezen borden uitgevoerd, en dat zoo spoedig mogelijk met eene aansluitende geologische opneming aangevangen zal worden in die gedeelten van dava, waar behoefte aan drinkwater bestaat. Hieromtrent zullen de departementen van oorlog en der burgerlijke °penbare werken opgaven hebben te doen aan het departement waaronder het mijnwezen behoort, aan welk laatste departement door dat Vai> binnenlandsch bestuur ook zal moeten worden medegedeeld waar artesische besproeijing voor den landbouw gewenscht wordt. In de eerste plaats zou alsnu een begin worden gemaakt met de boring te Weltevreden.
van het plaatselijk bestuur. Een geologisch onderzoek in de eerste helft van 1870 ingesteld naar de raadzaamheid om aldaar nog drie putten te boren , zoo als voor de behoefto werd noodig geacht, heeft in hoofdzaak gunstige resultaten opgeleverd Op grond van den plaatselijken geologischen bouw mögt verwacht worden, dat elk der bedoelde putten op eene diepte van 200 à 250 meters ongeveer evenveel drinkwater aan den dag zal brengen, als met de eerste diepe grondpeilmg werd verkregen. De vraag, welke na het mislukken der putboring te Cheribon meer en meer op den voorgrond kwam, of het niet de voorkeur verdient om in de behoefte aan drinkwater aldaar op afdoende wijze en in ruime mate te voorzien door aanleg van eene solide buisleiding , gevoed met gefiltreerd water uit een op 6 kilometers van de stad gelegen vijver (zie het vorig verslag bladz. 161), maakte in April jl. nog een punt van overweging uit.
§ 5. Onderzoekingen van onderscheiden aard. Personeel.
De mijnbouwkundig-geognostische opneming van Sumatra's Westkust werd in 1870 geregeld en stelselmatig voortgezet. In dat jaar waren daarbij werkzaam twee mijningenieurs , bijgestaan door zeven opzieners. In Julij 1870 is door den eerstaanwezend ingenieur aldaar een zeer belangrijk rapport uitgebragt nopens eene der voornaamste ontdekkingen : die van het reeds in 't vorig verslag bedoelde uitgebreid kofmveld, gelegen ter weerszijde van de Ombiiien-rivier in de Padangsche Bovenlanden , hetwelk steenkolen bevat van eene soort, die, blijkens genomen proeven, gelijk is te stellen met, welligt de voorkeur verdient boven Engelsche (New-Castle) kolen , en tot eene hoeveelheid die gezegd wordt eene ontzaggelijke waarde te vertegenwoordigen. In het bewuste rapport worden tevens, in verband met de behoefte aan transportmiddelen ter Sumatra's Westkust in het algemeen , de middelen r.agegaan die behooren te worden aangewend om het steenkolen veld in exploitatie to brengen, eene exploitatie die evenzeer kan dienstbaar gemaakt worden aan eene grondige verbetering der communicatie-middelen op Sumatra, als zij daarvan afhankelijk moet geacht worden. (1) De gesteldheid van het Ombilien-kolenveld werd sedert zoowel door topographisch-geognostische opnemingen als door verschillende boringen en het drijven van eenige gaanderijen nader onderzocht, ten einde daardoor met meer juistheid de helling , rigting en zwaarte der kolenlagen te kunnen bepalen en tevens de hoedauighoid der kolen beter te kunnen beoordeelen. Van de beschouwingen of beschikkingen waartoe het besproken rapport, dat trouwens eerst in Eebruarij 1871 den Gouverneur-Generaal bereikte, dezen aanvankelijk heeft geleid, is hier te lande nog geen berigt ontvangen. ^2) Alleen is gebleken dat onder de bestaande omstandigheden, bij gemis aan gelegenheid tot afvoer, van eene ontginning der Ombilien-kolen ten behoeve van 's lands dienst voor alsnog geen partij is te trekken. Het onderzoek naar het aanwezen van kopererts in do ertsvelden van Goenoeng Bessi (Tanah-Datarl, Timboelon, Batoe Tiga , Pasilian en Batoe Mendjoeloer (XX Kotta's) werd geregeld voortgezet. De zeer zamengestelde geognostische bouw van deze ertsvelden maakte den aanleg van verschillende gaanderijen en het doen van boringen noodzakelijk , om over de voortzetting der kopererts-afzetting in de diepte te kunnen oordeelen. De topographisch-geognostische opneming en het mijnbouwkunde onderzoek van deze ertsvelden was met het einde van 1870 in hoofdzaak afgeloopen. De daarbij verkregen uitkomsten waren over
N° 8. 2.
(1) Het bewuste rapport met bijlagen en kaarten, bestemd om in den handel te worden gebragt, is hier te lande ter perse.
(2) Bij eene aanschrijving van Augustus jl. is de Gouverneur-Generaal verzocht om — afgescheiden van hetgeen ten slotte omtrent de wijze van exploitatie moge worden beslist — alles aan te wenden wat eene spoedige en behoorlijke ontginning van den steenkolen-rijkdom der Padangsche Bovenlanden kan bevorderen. Tevens is het denkbeeld geopperd om de werkzaamheden der mijn-ingenieurs zooveel noodig en mogelijk op Sumatra te vereenigen, en vooral de gewigtige vragen, die zich voordoen ten aanzien van den afvoer naarde Oost-of Westkust van Sumatra, met voortvarendheid verder te onderzoeken en tot beslissing te brengen.
53
210
't geheel niet gunstig, maar toch waren zij van het grootste gewigt, zegt de betrokken dienstchef, dewijl zij deden zien hoe voorzigtig men moet zijn om eene koperertsvindplaats te beoordeelen alleen uit de somtijds rijke koperertsen die aan de oppervlakte voorkomen. Neemt men in aanmerking— zoo gaat hij voort— dat de kosten van deze mijnbouwkundige onderzoekingen betrekkelijk gering zijn en dat de verkregen uitkomsten niet alleen van hooge wetenschappelijke «aarde zijn te achten, maar er tevens toe leiden om het doelloos en met schade tot stand komen van kostbare mijnontginningen te voorkomen, dan meent men te mogen zeggen, dat de tijd aan die onderzoekingen besteed niet is verspild. Het onderzoek naar het voorkomen van kolen nabij Sibogha, (1) zoomede de topographische en geognostisehe opneming van de omstreken dier plaats, ook met het oog op verbetering van bestaande afvoerwegen, was bij het einde van 1870 bijna afgeloopen. Van een viertal der daar aangetroffen kolenlaagjes bedraagt de zwaarte slechts 0,2 à 0,25 meter; de lagen hebben weinig uitgestrektheid en de kolen zijn van geerie goede hoedanigheid, zoodat zij voor eene geregelde ontginning niet geschikt worden geoordeeld. De algemeene opneming van het terrein ten oosten van de vallei van Solok was bij het eind van 1870 afgeloopen, zoodat men kon overgaan tot de meer volledige opneming en tot de wetenschappelijke bearbeiding van de aanvankelijk verkregen uilkomsten. Reeds werden aan de Kwanten-rivier schoone en uitgestrekte marmerlagen aangetroffen. Te Kamang (afdeeling Agam) werd het practisch onderzoek van bouwmaterialen op groote schaal verder voortgezet, waarbij in verschillende opzigten zeer goede uitkomsten werden verkregen. Verder werden met goed gevolg proeven genomen omtrent de deugdzaamheid van puimsteentuf en vulkanisch zand tot het vervaardigen van cementen, luchtmortels, beton enz. Ook bleek de geschiktheid van verschillende inheemsche vezelsti ffen voor den aanmaak van touwwerk en boorkabels voor dadelijk gebruik ; een aantal schoone en sterke kabels werden vervaardigd.
De onderneming voor koperontginning op Timor, waarover zie het verslag van 1869 bladz. 165, kwam in 1870 nog niet tot stand. Volgens particuliere berigten moet echter de concessionaris, de heer J. S. CRAWFURD, door Australische kapitalisten daartoe in staat gesteld, in Junij jl., vergezeld van een door hem aangestelden mijningenieur , naar Timor zijn vertrokken om de werkzaamheden voor de ontginning te regelen en aan te vangen. (2)
De overwegingen in 't vorig verslag (bladz. 162) bedoeld in het belang eener goede opvatting van de taak van het mijnwezen , hebben reeds voorloopig — voor zooveel zulks bij het nog ongewijzigd van kracht zijn van het Koninklijk besluit van 24 October 1850, omtrent de ontginning van delfstof houdende gronden in Indie (Indisch Staatsblad 1851, n°. 6), bestaanbaar was (3) — eene betere afbakening en verdeoling van den werkkring der mijn-ingenieurs ten gevolge gehad Het besluit van den Gouverneur-Generaal van 23 December 1870, n°. 19, bepaalt hieromtrent het navolgende : a. dat vooreerst en tot daaromtrent anders zal worden beschikt, de mijn-ingenieurs werkzaam zullen zijn aldus: drie ingenieurs op Banka om het (reeds voor een groot deel voltooide) onderzoek naar het delfstoffelijk productief vermogen van dat eiland voort te zetten en te beëindigen, en voorts voor de leiding van de mijn-ontginningen aldaar; met bepaling dat na afloop van het voormeld onderzoek het aantal ingenieurs tot één of hoogstens twee zal worden teruggebragt, die het bestuur behulpzaam zullen zijn in de leiding der mijn-exploitatie en tevens de mijnkaarten zullen bijhouden ; twee ingenieurs in de Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo voor de leiding en het beheer der gouvernementssteenkolenmijnen aldaar;
{{) Over eene (reed3 in I860 ontvangene) concessie-aanvraag-betreflende eene ontginning aldaar zie men bladz. 208 niervoren. (2) Zie over eene voorgenomen ontginning van goudmijnen in het landschap Sonnebait op Timor, bladz. 15 hiervoren. (3) Eene herziening is, blijkens het hooger gezegde (bladz. 208) onderhanden.
twee ingenieurs op Java voor het doen eener geologischeopneming van het noordelijk gedeelte vau dat eiland; twee ingenieurs voor eene gelijke opneming in de Padanjjseho Bovenlanden ter Westkust van Sumatra ; en twee ingenieurs voor eene gelijke opneming in de Tanahlaut (Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo); b. dat de bovenbedoelde geologische opnemingen zich zullen bepalen tot het aanwijzen van het voorkomen en de uitgestrektheid van verschillende formatien , gevolgelijk van nuttige mineralen en, daar waar zulks in het belang van artesische putboringen noodig mögt blijken , van de geologische gesteldheid en zamenstelling van den bodem; c. dat de geologische opnemingen eerst dan aangevangen of voortgezet zullen worden, wanneer het getal der aanwezige ingenieurs — 'na aftrek van die, benoodigd voor de ontginningen op Banka en Borneo, zoomede voor de onderzoekingen die krachtens art 3 van het hooger aangehaalde Koninklijk besluit nog altijd van gouvernementswege aan het verleenen van mijn-co n cession moeten voorafgaan — daartoe de ruimte aanbiedt, in dier voege dat de opneming op Java zal vóórgaan, vervolgens die ter Westkust van Sumatra en eindelijk die van de Tanah-Laut in de Zuideren Ooster-afdeeling van Borneo aan de beurt zal komen. Na de vaststelling dezer voorloopige regeling zijn echter, zoo als uit het hooger gezegde gebleken zal zijn, ten aanzien van de onderzoekingen op Sumatra bij de Indische Regering resultaten bekend geworden, die in de boven omschreven verdeeling van het ingenieurs-personeel vermoedelijk verandering zullen brengen. (1) Voor eene definitive regeling der dienst van het mijnwezen , ter vervanging van Indisch Staatsblad 1852 , n°. 37, waren reeds sedert vrij geruimen tijd voorstellen ingediend door den directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid. De eindafdoening wachtte, volgens berigten van Januarij jl., op eenige van dien departements-chef gevraagde nadere toelichtingen.
Het voornemen bestaat om aan de meermalen vernomen klagt nopens de schaarsche bekendheid van den arbeid der mijn-ingenieurs, na de vaststelling der Indische begrooting voor 1872, te gemoet te komen door het hier te lande geregeld in druk uitgeven, in het belang van wetenschap en nijverheid, der door hen ingezonden rapporten en kaarten. Tot dus ver zijn slechts enkele dier stukken in particuliere Indische tijdschriften openbaar gemaakt, welke wijze van publicering echter om verschillende redenen niet doeltreffend kon worden geacht en laatstelijk niet moer kon geschieden zonder bijdragen van 's lands wege in de kosten. Laatstbedoelde rapporten bevinden zich tot een getal van 35 bijdrajen verspreid in het Natuurkundig Tijdschrift of in het Tijdschrift voor nijverheid en landbouw in Nederlaudsch Indie. Intusschen zal welligt nog in Indie worden gepubliceerd het rapport van een der mijn-ingenieurs nopens de ontginbaarheid van marmerlagen nabij de Pangoolbaai onder Patjitan (Madioen), omtrent de hoedanigheid van welk marmer reeds het een en ander voorkomt in het regeringsverslag van 1868, bladz. 196. In April jl. is namelijk de directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid aangeschreven , zoowel om te zorgen voor de openbaarmaking van dat rapport als om al dadelijk een speciaal voorstel betreffende de ontginning te doen , des noods afgescheiden van de in behandeling zijnde nieuwe grondslagen omtrent delfstof-ontginningen in Nederlaudsch Indie.
Het personeel voor de dienst van het mijnwezen op ultimo 1870 in Indie aanwezig, bestond uit: één hoofdingenieur, één chef van het scheikundig laboratorium; twee ingenieurs der 1ste klasse, vier ingenieurs der 2de klasse, waaronder één waarnemend (vroeger ingenieur der 1ste klasse), twee ingenieurs der 3de klasse (waaronder één tijdelijk) benevens één adspirant-ingenieur. Verder uit twee opzieners der lste, vier der 2de en twaalf der 3de klasse. Aan de formatie der ingenieurs {Indisch Staatsblad 1863, n°. 56) ontbraken derhalve vier ingenieurs der 3de klasse en één adspirant-ingenieur. Daarentegen was één hoofd
(i) Vergelijk in verband hiermede de 2de noot onder g 5 op de voorgaande bladzijde.
211
ingenieur met verlof in Europa. Eene gedeeltelijke aanvulling van het incompleet heeft sedert plaats gehad door de benoeming in Februari] 1871 tot adspirant-ingenieur van twee gewezen kweekelingen der Polytechnische school te Delft, daartoe, ook na praktische opleiding, ter beschikking van den Gouverneur-Generaal gesteld. Gedurende het eerste semester 1871 bevonden zich nog vijf kweekelingen in opleiding voor adspirant-ingenieur bij het mijnWezen. (1)
III. ZOUT.
^Aanmaak. Even als in 1869 werd ook in 1870 slechts "Ü één etablissem*nt zout aangemaakt, namelijk te Tanara (Bantam). De inzameling was ten gevolge van de vele regens gering en beliep 888 koijans, zijnde slechts ruim U van den zoutoogst van 1869. De vroeger bevolen tijdelijke staking van den aanmaak °P Madura (zie het verslag van 1869, bladz. 165) zal in 1871, met intrekking van het etablissem*nt te Tanara, worden hervat, voor's hands alleen onder Sumanap en wel *°t eene hoeveelheid van 20 000 koijans of zoo veel meer a' s verkregen mögt worden, zullende omtrent de voortzetting der zoutwinning bij de aanmaakplaatsen onder ^ampang, mede op Madura, in 1873 worden beslist, in Verband met de dan verkregen ondervinding omtrent het Productief vermogen van Sumanap en de mogelijkheid te ther plaatse om het zout in voldoende mate te verschepen. De gelegenheid tot afscheep, die bij de etablissem*nten °nder Sampang veel te wenschen overliet, zal volgens de uitkomsten van een opzettelijk onderzoek, met betrekkelijk weinig moeite en kosten in beteren toestand kunnen gewagt worden. De moeijelijkheid in dit opzigt verbonden gebleken aan het behoud der aanmaakplaatsen onder Boender, insgelijks op Madura, heeft in Augustus 1870 tot hare definitive intrekking doen besluiten. De daardoor ingenomen gronden zijn dien ten gevolge aan de bevolking teruggekeerd. Sedert geruimen tijd werd het gemis gevoeld aan eene strafbepaling op het onttrekken aan de verpligte levering van met gouvernementsvergunning op Java en Madura aangemaakt zout (verg. onder andere het verslag van 1868, bladz. 197/198). Vooral was dit het geval sedert, naar aanleiding van een in 1865 door de regtbank van °nigang te Grissee gewezen vonnis, de volkomen straffeloosheid van boven omschreven handeling scheen gebleken. Door verwikkelingen met nevenquaestien werd eerst bij prdonnantie van 6 Junij 1871 (Indisch Staatsblad n°. 81) in de leemte voorzien. Met herinnering aan de nog van kracht zijnde proclamatie van 1813, houdende verbod van °en aanmaak van zout op Java en Madura anders dan voor het Gouvernement, werd nu ook een verbod uitgevaardigd tegen de niet-levering in's lands pakhuizen aldaar van het krachtens vergunning aangemaakte zout, en werden ter verzekering van de behoorlijke naleving van het verj*°d, binnen het bereik des politieregters liggende straffen bedreigd zoowel tegen de daders als tegen hen die de zoutmakers in de onttrekking van zout behulpzaam zijn.
In verband met de uitgevaardigde bepalingen werd het onnoodig, en wegens de bezwaren die daaruit voor de bevolking zouden voortvloeijen , ook niot wenschelijk geacht om met aanvulling van Indisch Staaftblad 1830, n°. 23 (zie het aangehaalde verslag van 1868, bladz. 198), te bepalen , dat ook hoeveelheden zout van minder dan één pikol met consentbiljetten moeten vervoerd worden. Ter verzekering^ van de behoorlijke werking der ordonnantie van 6 Junij jl i s gelijktijdig het opzigtvoerend personeel bij den aanmaak (onder Sumanap) vermeerderd, "etgeen te meer wenschelijk was , omdat de vooruitzigten voor het loopende jaar zeer ongunstig waren en de oogst «onder vermeerderd toezigt geacht werd niet de geraamde hoeveelheid te zullen opleveren. (2) De hervatting van den aanmaak was den Sumanappers zeer welkom. Onderschei
v (M Sedert heeft één hunner zijne studiën volbragt. Zijne beschik", melling ter benoeming tot adspirant-ingenieur zal dus weldra kunnen P'aats hehlen.
, (2) Berigten van Julij jl gewagen nog van eene latere teleurstelling 00>" overstrooming van een groot gedeelte der zoutpannen.
dene verzoeken om nieuwe zoutpannen te mogen aanleggen, werden bij het bestuur ontvangen. In verband met de wenschelijk bevonden bestendiging van de op Madura gebruikelijke overvulling der zoutmaten bij het innemen van dat zilt (zie het vorig verslag bladz. 162) , werd bij een besluit van December 1870 (Indisch Staatsllad n°. 202) ingetrokken de bepaling van Indisch Staatsblad 1829, n°. 77 (art 6, § d), waarbij het afstrijken der zoutmaten gelijk met den rand was voorgeschreven. Op het verbod van zoutaanmaak anders dan ten behoeve van het Gouvernement maakt, zoo als bekend, eene uitzondering de zoutwinning uit de modderwellen in Grobogan (Samarang), welk zout echter niet buiten die afdeeling mag vervoerd worden. Ditmaal is eene opgaaf' ontvangen van de productie dier wellen over de laatste elf jaren , afwisselende tusschen 12 500 en 13 500 pikol-*, waarvan in genoemd tijdvak aan belasting (landrente) jaarlijks werd opgebragt minstens f 4980 (in 1861) en hoogtens f5378 (in 1870).
Vervoer. Het vervoer van de depots naar de verkooppakhuizen had geregeld en zonder stoornis plaats. De transportaannemers voldeden over het algemeen aan hunne verpligting. De vraag of, in verband met de geopende stoomgemeenschap langs Java's Zuidkust, voor den overvoer van zout naar de aldaar gelegen havens niet op voordeelige voorwaarden met de Nederlandseh Indische Stoomvaartmaatschappij kon worden overeengekomen , moest ontkennend worden beantwoord ( verg. bladz. 81 hiorvoren ). Eene uitbesteding voor hot vervoer (door middel van zeilschepen), gedurende drie of vijf jaren, ingaande met 1 Januari] 1872, was aangekondigd tegen Augustus 1871. Het bestaande vijfjarig contract verschijnt ultimo 1871. De intrekking van het zout-etablissem*nt te Pakkies, in de residentie Krawang, maakte maatregelen noodig om die residentie en een gedeelte der Preanger regenschappen van elders dan Pakkies van zout te voorzien. Van af 1 Januari) 1871 zou de overvoer dien ten gevolge plaats hebben van Batavia, waartoe met den aannemer, wiens contract medio 1873 ten einde loopt, eenesuppletoire overeenkomst zou worden aangegaan. De opvoer van zout naar de verschillende pakhuizen in de residentie Preanger regentschappen geschiedde nog door de bevolking (verg. het vorig verslag bladz. 163). Eerst van af 1872 zal hierin, zoo mogelijk, door aannemers voorzien worden. Eene uitbesteding ter zake voor de jaren 1872—1876 was aangekondigd tegen Augustus 1871.
Debiet. Eene gewestelijke aantooning van het debiet op Java en Madura, gedurende 1870 en de vier voorafgegane jaren, wordt hierbij overgelegd als bijlage SS. Zij wijst voor eerstgenoemd jaar een totaal aan van 27 660 koijans (de koijan = 30 pikols), een cijfer dat boven alle vroegere jaren staat, zijnde in 1863, dat tot dusver nog altijd den aanzienlijksten verkoop aanwees, gedebiteerd 26 916 koijans. De cijfers van 1868 en 1869 waren achtereenvolgens geweest 25 946 en 25 536. Als oorzaak van den achteruitgang in 1869, die het belangrijkst was in de residentien Soorabaija en Madura, wordt opgegeven', dat de bevolking, toen haar aangezegd werd dat de zoutaanmaak zou worden gestaakt, zich van eene grooto hoeveelheid zout ter sluiks had voorzien, zoowel voor eigen voorraad als tot heimelijken verkoop. Die hoeveelheid was in 1»70 opgeruimd, en van daar waarschijnlijk dat dé achteruitgang ophield en in beide gewesten zelfs plaats maakte voor eene belangrijke toeneming boven het cijfer der jongst_ voorafgegane jaren. De eenige noemenswaardige vermindering die gedurende 1870 in het debiet viel op te merken, betrof de residentie Bantam, hetgeen wordt toegeschreven aan de slechte uitkomsten der vischvangst en aan den toenemenden invoer van gezouten visch van Siam. Eene schatting van de hoeveelheid zout die geacht kan worden met en in dezen visch op de markt te zijn gekomen, heeft minder beduidende hoeveelheden aangetoond, dan men wel zou verwachten. Trouwens zijn ramingen deswege slechts ingekomen van Bantam, Batavia en Cherinon, waar de invoer van Siamschen visch gezegd wordt in 1870 te hebben bedragen 22 en 81 muloen stuks (in de beide eerstgenoemde gewesten) en 16 573 pikols (in Cheri
212
bon), bevattende respectivelijk 204, 3236 en 2486 pikols zout. Van sommige gewesten zijn geene of al te onvoldoende cijfers, van onderscheidene andere nihil-opgaven ontvangen. Volgens den resident van Cheribon kan worden aangenomen, dat elke pikol (100 katties) Siamsche visch 15 katties zout inhoudt. De verstrekking van zout voor den uitvoer naar Soerakarta, onder hat opgegeven debiet begrepen, beliep in 1870 1755 koijans , tegen 1600 in 1869. In 1863 was die verstrekking het grootst, namelijk 2035 koijans. Men vermoedt dat van dat zont een gedeelte op 's Gouvernements grondgebied ter sluiks wordt verkocht, waartegen de politie niet altijd in staat is te waken. Zoowel om deze reden als omdat de Solosche handel, nu de spoorweg-gemeenschap tusschen Soerakarta en Samarang is tot stand gebragt, zich van Soerabaija naar Samarang verplaatst, zijn voorstellen in Indie in overweging, om de zoutverstrekkingen aan de Solosche handelaren, die tegen f 120 per koijan geschieden , zijnde f 81,60 minder dan de gewone prijs, geheel te doen ophouden. Overigens wordt nog tegen lageren prijs zout verstrekt : voor uitvoer naar de Lampongs, tegen f 90 per koijan, en voor het bereiden van huiden , tegen f 40 per koijan. Laatstgenoemde prijs zal echter, krachtens eene onlangs door het Opperbestuur verleende magtiging, in verband met de in de laatste jaren vermeerderde kosten van aanmaak, op f 60 bepaald worden; zijnde de prijs waarop het zout in de strandpakhuizen den lande te staan komt. De voorzorgen tegen misbruik zullen verscherpt worden, onder andere door de bepaling, dat het bedoelde zout voortaan alleen bij laatstgenoemde pakhuizen en dus niet meer bij die in de binnenlanden verkrijgbaar zal zijn. Volgens de overgelegde bijlage SS heeft intusschen bedoelde verstrekking in de laatste jaren alleen te Samarang plaats gehad en is in 1870 zelfs niets aan huidenbereiders verkocht.
Een eerste stap tot beperking van 's Gouvernements bemoeijenis met den zoutverkoop zal, aanvangende met het eerstvolgende nieuwe dienstjaar, in de residentie Batavia worden gedaan De ervaring dat in de binnenlanden de kleine man zich in den regel en bij voorkeur op de bazaars bij de aldaar aanwezige slijters van zooveel zout voorziet als hij noodig heeft tot een volgenden bazaardag, en dat de binnenlandsche pakhuizen dan ook grootendeels in het voordeel der slijters werken, die voor die kleine hoeveelheden een prijs doen betalen onevenredig hoog in verhouding tot den prijs aan de pakhuizen (waar trouwens geen mindere hoeveelheden dan van V32 pikol gedebiteerd worden), heeft het denkbeeld doen rijpen om op kleine schaal en dus aanvankelijk in ééne residentie, eene proef te nemen met het verkrijgbaar stellen van zout (tot geen kleinere hoeveelheid dan van I/2 pikol) alleen aan de strandplaatsen en dus de voorziening der binnenlanden geheel aan den handel over te laten, een en ander met verlaging van den gouvernements-verkoopprijs van f 6,72 tot f 5 don pikol. Tot het nemen van zoodanige proef, waarvoor bij voorkeur de residentie Batavia in aanmerking is gebragt, is de Gouverneur-Generaal in Julij jl. door het Opperbestuur gemagtigd. De winstderving ten gevolge van de verlaging van prijs rekende men dat ruimschoots zou worden opgewogen door de te besparen kosten op het transport, de opschuring, den verkoop enz. Overigens verwachtte men van den maatregel ontwikkeling van het binnenlandsch vertier en zelfs, althans na verloop van eenigen tijd, daling van den debietprijs ook in het binnenland door meerdere concurrentie onder de slijters en daardoor toeneming van verbruik en debiet.
Eene aantooning van het debiet in de buitenbezittingen gedurende de drie jongst verloopen jaren, volgt hieronder.
G E W E S ï E N.
Gouvernement van Sumatra's Westkust.
Benkoelen
Palembang
Banka
Wester-afdeeling van Borneo . . . .
Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo.
Totaal . . .
1 8 « 8 .
Hoeveelheid.
Koijf
2096
292
1029
197
807
1158
Opbrengst.
5579
329 387
58 416
180 017
29 264
141 148
231 542
f 969 774
186®.
Hoeveelheid.
Koijans.
1701
315
1034
185
837
1245
5317
Opbrengst.
225 203
63 009
180 989
31814
146 392
248 922
f 896 329
18SO.
Hoeveelheid.
Koijans.
2062
291
1104
200
926
1540
6123
Opbrengst.
f 309 300
58 200
193 200
30 692
162 119
308 000
f 1061511
Het cijfer van het debiet op Sumatra's Westkust in 1868, zoo als het in 't vorig verslag werd opgegeven ad 629 koijans, is in zoover onjuist, dat daarbij niet was vermeld de hoeveelheid, aan de transport-aannemers verstrekt ten verkoop in het binnenland. De vermindering van het debiet in 1869 wordt toegeschreven aan de omstandigheid, dat bedoelde aannemers tegen het einde van 18C8, toen de contracten, waarbij het zout aan hen tegen verminderüen prijs werd afgestaan, vervielen , nog een grooten voorraad hadden ingeslagen. Eene beknopte beschrijving van den tegenwoordigen toestand van het zoutdebiet, zoowel ter Sumatra's Westkust als in de overige hiervoren opgenoemde buitenbezittingen en in de Lampongs, moge hier eene plaats vinden ten vervolge op de bijzonderheden in het verslag van 1868, bladz. 168 en 169 aangeteekend, omtrent de voorziening in de behoefte aan zout in die buitenbezittingen waar het gouvernementsmonopolie niet werkt.
Sumatra's Westkust. Bij Indisch. Staatsblad 1819, n°. 67, weid het zoutmonopolie ingevoerd , om in 1826 (Indisch Staatsblad 1825, n°. 45) weder verlaten en in 1833 op nieuw ingevoerd te worden. Sedert is het monopolie in dit gouvernement gehandhaafd , met uitzondering echter van de noordelijke havens Sibogha, Baros en Singkel, alwaar krachtens het bepaalde bij Indisch Staatsblad 1811, n°. 40, de invoer is toegestaan van Javaasch en vreemd zout, het eerste vrij van regten, het laatste tegen f 1 per pikol. Vóór 1869 werd het zout van gouvernementswege verkocht te Padang, Priaman en Aijer Bangies, op de twee eerstgenoemde plaaisen tegen f 62/{ en op de laatstgenoemde tegen f 6 per pikol, terwijl de voorziening in de behoefte van het binnenland was opgedragen aan de aannemers voor het transport van koffij , die het zout tegen verminderden prijs (te Padang en Priaman tegen f 42/3 en te Aijer Ban
213
gies tegen f 3Ve per pikol) in ontvangst namen om het tegen hoogstens f 62/3 in het binnenland te slijten. Met 1 Januarij 1«69 is hierin verandering gekomen. De prijs bij de gouvernementspakhuizen werd zonder uitzonpering bepaald op f 5 per pikol, terwijl de verkoop in het binnenland niet meer aan de transport-aannemers opgedragen, maar in het algemeen aan den particulieren handel overgelaten werd. Voorts werd een gouvernementspakhuis geopend te Natal, waar reeds in vroegere jaren zout werd gedebiteerd, doch waar het debiet sedert 1862 aan den transportaannemer was opgedragen. De aanvoer van zout uit de hoofddepôts van Java geschiedt door aannemers.
Benkoelen. Te gelijk met de invoering ter Sumatra's Westkust schijnt het zoutmoDopolie ook in dit gewest te zyn ingevoerd Er zijn thans 12 verkooppakhuizen, die, met eene enkele uitzondering, alle aan het strand zijn gelegen. Sedert 1847 bedraagt de prijs f 62/3 per pikol.
Lampongsche districten. In dit gewest zijn geene zoutverkooppakhuizen van gouvernementswege opgerigt. Deinvoer van ander dan Java-zout is er verboden (Indisch Staatsblad 1839, n°. 1). Tot den afhaal van dit zout (van Tanara) worden aan te goeder naam en faam bekend staande handelaren binnen het gewest licentien afgegeven Het zout wordt op die licentien verstrekt tegen f 90 per koijan of f 3 per pikol en door die handelaren naar de Lampongs overgevoerd , alwaar zij het zilt in het klein tegen eigendunkelijke prijzen van de hand zetten. Over het in 1869 in Indie overwogen denkbeeld tot invoering van het gouvernementsdebiet ter hoofdplaats,.waaromtrent in de tweede helft van 1870 bepaalde voorstellen van de Indische Regering werden ontvangen, is, in afwachting van nader ontboden inlichtingen , door het Opperbestuur nog geene beslissing genomen.
Palembang. Bij Indisch Staatsblad 1823 , n°. 28, werd de invoer en verkoop te Palembang van Java-zout aan een ieder vrijgelaten, mits zich daarvan bij 's lands pakhuizen op Java en Madura voorziende tegen den prijs van f 75 per koijan , waarvan bij aanbreng f 15 zou worden terugbetaald als premie. Invoer te Palembang en onderhoorigheden van ander zout bleef bij voortduring verboden. In 1836 (Indisch Staatsblad n°. 44) trok het Gouvernement den verkoop ter hoofdplaats weder aan zich. De aanvoer, altijd uitsluitend van Java-zout, zou echter geschieden op licentie. Het zout werd voor de licentiehouders bij de depots op Java en Madura verkrijgbaar gesteld tegen f60 per koijan om te Palembang uitgeleverd te worden tegen f 100, blijvende spillage en andere verliezen voor rekening aer overvoerders. Het blijkt niet dat de bepalingen omtrent het licentiestelsel, waaronder ook Indisch Staatsblad 1847, n°. 8, uitdrukkelijk zijn ingetrokken. Echter is in de laatste jaren, voor zoover is kunnen worden nagegaan, van deze licentien nimmer gebruik gemaakt en geschiedt de invoer van zout te Palembang sedert vele jaren door het Gouvernement. De verkoopprijs bij het eenige hier aanwezige pakhuis werd bij Indisch Staatsblad 1836, n°. 44, bepaald op f 5 den pikol, met inagtiging op den resident om voor de voldoening van het door debitanten naar de binnenlanden vervoerd wordende zout crediet te verleenen. In 1845 werd de prijs te Palembang gebragt op f 55/6 contant of f 62/3 op crediet. Het verkoopen van zout op crediet schijnt echter niet meer plaats te vinden , daar het niet blijkt, zegt de betrokken directeur, dat het zout anders dan contant tegen f 5 5/g wordt gesleten.
Banka. De alleenhandel in zout op Banka werd door net Gouvernement aan zich gehouden bij Indisch Staatsblad 1819, n°. 42, en art. 29 van het reglement op het beheer der residentie Banka in Indisch Staatsblad 1831, n°. 62. In elk der 9 districten is het zout verkrijgbaar gesteld , laatstelijk (Indisch Staatsblad 1863, n°, 72) tegen f 6,72 perpikol (1).
tt) In 't vorig verslag werd voor Banka ten onregtef62/3 opgegeven. N°. «. 2.
Borneo. {Wester-af deeling en Zuideren Ooster-afdeeling). Nadat bij Indisch Staatsblad 1823, n°. 9, bepalingen waren gemaakt omtrent den vrijen aanvoer en verkoop in's Gouvernements bezittingen ter Kuste van Borneo van zout, mits afkomstig uit 's lands pakhuizen op Java en Madura, werd in 1831 (Indisch Staatsblad n°. 20 en 36) achtereenvolgens voor de Westkust en voor de Zuid- en Oostkust teruggekeerd tot den uitsluitcnden verkoop voor rekening van het Gouvernement, behoudens overlating van den overvoer aan zoogenaamde licentie-houders op nagenoeg gelijken voet als hiervoren voor Palembang omschreven. Alleen werd voor de overvoerders naar de Zuid-Oostkust de uitleveringsprijs van het zout bepaald op f 90 per koijan. De debietprijs bij 's lands pakhuizen werd voor do Westkust bepaald op f 5 per pikol, in 181-2 verhoogd tot het tegenwoordig bedrag van f 5-Vfi ; en voor <ïe Zuid-Oostkust op 41/2 per pikol, welke prijs in 1838 werd gebragt op f 5, in 1842 op f 55/(j en eindelijk in 1862 op f 62/3. Deze laatste verhooging had ten doel de opheffing van het verschil in prijs tusschen de oude gouvernementslanden en het ingelijfde sultansrijk, ook ter wegneming van aanleiding tot sluikerij van het eene gebied naar het andere. In het gewezen rijk van Bandjermasin werd namelijk boven den gewonen prijs nog een consumtie-regt geheven door en ten behoeve van het sultan sbestuur ten bedrage van f 1,05 per pikol, en daar deze belasting na de inlijving ook was in stand gebleven ten bate van 's lands kas, had het Gouvernement van af dien tijd bij den invoer van zout in bedoelde landen eene betaling genoten van f 6.88 per pikol. Ter wegneming dezer ongelijkheid werd de verkoopprijs, bij de verschillende pakhuizen in de residentie Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo, in December 1862 algemeen bepaald op f 6^/3 den pikol. De plaatsen waar het Gouvernement zout verkoopt zijn op Borneo : in de Westerafdeeling: Pontianak, Sambas, Singkawang, Sintang, Sanggouw, Taijan, Mampawa en Soekadana; in de Zuider en Oosterafdeeling: Bandjermasin, Sampit, Kwala-Kapoeas, Kahaijan en Tabanio. Ook in deze gewesten wordt in de laatste jaren het zout van gouvernementswege aangevoerd.
Voorraad. Deze beliep onder ultimo December 1870 op Java en Madura: in de hoofddepôts 227 048 en in de verkooppakhuizen 18 652 koijans. Onderweg van het eene pakhuis naar het andere was op genoemd tijdstip eene hoeveelheid van 1031 koijans. Bij het eind van 1869 waren de twee eerstgenoemde cijfers 266 366 en 15 576. Ofschoon de aanmaak in dun Westhoek van Java (te Tanara) in 1871 heeft opgehouden (zie hooger) is echter het behoud van een depot aldaar , ter voorziening in de zoutbohoefte der residentie Bantam, wenschelijk bevonden. Het depot zal echter tegen Januarij 1872 verplaatst worden van Tanara naar Karang-Antoe (Oud Bantam.) meer in het centrum der residentie gelegen en tevens betere gelegenheid tot afscheping aanbiedende. In het belang eener zuiniger regeling zal dat depot tevens tot verkooppakhuis dienen, tegen intrekking van een der naastbij gelegene, namelijk van dat te Serang.
I V . KOOPVAART EN SCHEEPSBOUW.
§ 1. Koopvaart. (1)
Over de tijdelijke verlenging voor één jaar en alzoo tot 1°. Januarij 1873 van de met 1°. Januarij 1866 in werking getreden tariven van in-, uit- en doorvoer in Nederlandsen ïndie, is reeds gehandeld op bladz. 143 hiervoren. Tevens blijkt aldaar het bedrag der reglen-opbrongst in de jongste vijf jaren, zoowel op Java en Madura als in elke der betrokken buitenbezittingen. Eene tijdige herziening der tariefwet wordt hier te lande voorbereid. In Indie is _ in behandeling een nieuw reglement op de zeebrieven en jaarpassen, ter vervanging van dat in Indisch
(1) Ten gerieve van de stoomvaart op en in Nederlandsch Indie zijn in Julij jl. voor stoomschepen bijzondere bepalingen ten aanzien van da lossing en lading der goederen vastgesteld (vergelijk bladz. 143 hiervoren). Zie ook de rubriek „ïïaven-inrigtingen" op bladz. 38.
54
214
Staatsblad 1858, n". 134. De nieuwe verordening, waartoe in Mei jl. een ontwerp is geleverd door de directeuren van finantien en van justitie (1), zal zooveel mogelijk in overeenstemming worden gebragt met de hoofdbepalingen der wet van 28 Mei 1869 [Nederlandsch Staatsblad n°. 96), regelende het onderwerp voor Nederland. Over eene voorgestelde afschaffing der belasting op het verkrijgen van Nederlandsen-Indische zeebrieven voor in den vreemde gebouwde schepen, zie men het aangeteekende op bladz. 144 hiervoren.
('t) Volgens berigten van Julij jl. was toen het ontwerp tij bedoelde directeuren nader aanhangig gemaakt in verband met eenige bemerkingen, waartoe het onderzoek er van den Baad van Indie en den GouverneurGeneraal had aanleiding gegeven.
J a v a en M a d u r a .
Statistiek. Sedert de indiening van het vorig regeringsverslag heeft te Batavia het licht gezien het » Verslag van den handel, de scheepvaart en de inkomende en uitgaande regten op Java en Madura, over het jaar 1869", Zeer onlangs zijn bovendien hier te lande schriftelijke opgaven ontvangen omtrent de handels- en scheepvaartstatistiek van 1870. De voornaamste cijfers van elk dier jaren worden hieronder aangetroffen, vergeleken tegenover die der drie voorafgegane. Meer uitvoerige aantooningen over 1869 en 1870 worden overgelegd als bijlagen T T , n°. 1—8. Ook zijn opgaven ontvangen nopens elke haven afzonderlijk en wel wat 1869 betreft, zoowel van de waaide der in- en uitvoeren als van de scheepvaartbeweging, en wat 1870 aangaat, voor alsnog alleen van de scheepvaartbeweging. Bedoelde opgaven kunnen gekend worden uit bijlage T T , n°. 9.
215
ngs; van an de Zeer aven : van rden drie 9 en. : zijn wel «ren iaat, )elde 9.
PS
o > 55
I H 1 co H 55 W g
PS
O O
PS
o
55 M
W PS
I H
IH P Ü M H PS <
P H
Z 03 ' O 1 " § o H -a 63 S o * .2 'O CO - M o j •S!2i
. Z ft
CM «5 S o w 55
•a!
0. O O
j •a! «< H O
s (a eu CO
i Sä eu D.
• < n u z •< s cu o o
. t—» cS CÖ
O
i § a *é a g § .& =3 , 2 -a _q b. O o 'S § -u no
« s s 2 « » C3 r r l ' O CS Jg
' O Cl — 03 a .s ^ (D P' T3 C9 55
p a> "o CD
P H co
i • P P 03 CD S PH S* 03
1
<o ' m c ™ o .&• 03 ,-? - 0 -P « -S o -s 'O
S s -S 03 r ö ' O 03 _3
'O n c .3 c« 'S f tD P' 'O CB 55
a
5 > « to
E © <a c5 •+» S
o a a> ' O
S 03 03 •""' t> to
to ' O p 03
'O P n ,5 03 w > -§ 55
1?" a *-i
o o o o C i o c »
C M -# o 1—1 oo CO 1—t -* C M
c « 5 co -* t »
C M
0 0 X 3 - H
oo
CO oo m -* »o i a
CO
C H
t
T - t CO
r - t CM CD (N
Cw
CO 1T3 >T5
i—1 CO t CO »o
C M
t ^ CO 0 0 ©
( M
( M
C M
O i a
© i a i-H
C M
© O © © o (N C M
t > C N -*
eo
i a - H
C M
C i H CM
C 0 »n • * *
CO i - (
C M
f . © o i
CO CD C i -* ( M
C M
CO CO H
© © © © © 1 >
xO - H
t O i CO oo C i - H "*
O i I > CO
CD
CO l > co C i CO CM
CM -# CO
( M CM C i CO
i—< O i CO
c i eo T-t
CM
i a CD CM
i a _ _ i
i >
H m
- - H O i CO
• * CM t»

© O
i - i
i - i
CO i a I - I
CM 0 0 » eo T-C
© 0 0 eo CM eo CO
CO - H
o i CM t
© © CO -* (M
t » C 0 CO H
© t M CM
i—1 i a I - I
CM i - l
co CO o 00 © © -*
CM CD t >
1—1
| H
i a t
CO
CO CM eo
i - H CO CM eo
i > C i -# © CM i a
i—!
T H CO CD
• > * t ~ ( M
CM
• *
I > CD • * © CM l-H
T - (
S
© © © © ©
oo CM OS
<35
CN
CM
00 o l > ,-( i a l-H
^ H H
i a i a C75
( M © O J oo * H
CO co CO H
O © © © © t »
0 0
© i a
T - * >o CM M
• *
00 eo i a eo » H
oo O O»
CO
0 0
•*H © » ^ H <y> CM co
©
1-4 CD -* © 0Q
» M
CT> ( M ©
l > CN © eo • *
© M CC -* © CM
i H
S
=
co © co
I >
T — 1 CO l O 00 eo f H
C 5
CM T h T - , -* -* I H
C i <-l
S» co CO H
© © © (N © r-<
CM T H
© «MM -# eo -o ©
i a
co CD -* CO CM
-* CM CM
M C i ©
© CM l >
i a co o» eo
os
• * C i 00 co eo CM
T - l ITS --< C i lO
• * -* •-J'
C i -# C i
CO C D © CM
£
© © ©
CM © eo
CO k O i a © ©
© »TS -* 00 © t ~
© - H
»n -* --( © i a ©
C i - H
g CO * N
1
216
z H *-*
W

p ©
s
c
'O s 0) a
a>
t » O O
^^
p*
s-l <!
«o ( M
oo co 0 0
CM O 1—I ao o. O
( M O t
O
o o t~ «o 00 as
CM
OS CO ( M l ^ i »
Z W ft
«d
z -u
CM o o
03 c3 -^» O H
o
03 ^-j -s
CD O
CO
l O as ( M CO oo
o O
'O G 03 'S CB ' O
CO
CO OS
CO OO
OS
CO OS CM O
i£3 ». O co ( M
0 0
l O CD ira
( M
CO 0 0 o
0 0
co es
. O S CC
o i r a o CM O co
CO ( M O CO T H OS
t
o
CO ira CO
m co O o t
CS
( M oo
( M
- J < H O
a,
co o
CO
CO
O
CO
sa, o o M
a. P-. 03 JA
a 03
C D C O
as ira
OS
as ira
as co =o t~ CO CO o CO
CO ira
OS CO
o
t
CD
ira CO
CO
ira CO (N 0 0 CNI GM
C o "0
i-t 58 03
0J A o QQ
••a as
(B
OS O
Z « O w
z w a, &
« Z < •A o. o o
03 C3
'O P c3
'O p
O OS CO CD
O i ß CO
CO
t »
OS
( M
O o
03
Sei
'O p
o 'O
o O <
• o p 03
' O p cd
CS 03
'O P 03
'O CP
00 co
CO CO
OS
-cH
O i CO co
OS CO 0 0
t o
CM
OS
OS ira ira
co ( M CO
OS CO CO
CO OS *-H
• < * • CO o »ra CO
os CO i—i CO
CO o o l > OS OS
CO OS
CO o ( M o
>ra <M
CM OS o
o o i r a
ira
CM
o o CM
CO CN)
CD CO
t» CD CO
CD CO ira r-i <N
OS co oo i - t i r a co co
CM
co
CO
co co CO us OS ira t> co
N SE a Y f «0 «o 03 es 09
09 U 09 « SO 09 o CO
217
a a a s
© SP © is
«
S
a © a 03
© 'B a
<S a a 03 a a
a ©
© .a a 2 .p.
M CS O H a g
bc •S • a 2 S'© © r ö H ©
M M !-§
© o t * © so a a © . M , q o S 'B © a fe =3.
CJ3
rO © a 'o ? 'S & S © c3
* • C3
^ o
M * © '.£
03
©
a cS
ce
i?
© (H
O bg m - u Fl CS C3 £5
U 2
cn n
a <ii •a o ps
m
FH «
o - n a ©
o t»
o
a CS a ©
a © a es
o
M P-l
© a
'S n
' O a C3
a © a c3 M na
o o
CO
o o
CO
© ©
co © (N
§ O CO
o o
»o
o o OS
CO i—l oo
o o t > o CO
© o oo
© o 1-1
CO
o © © CD
05
O O oo »H CO ( N
O O CD o I> eo
©
i n r
© o co
© o oo O oo
© o 00
o
o o o
Ci s
t> CO oo
© o CO CD C i
o o •>a <N C i t
o o co (M
t o
(N (N
00 -*
© O (N \a »n co
O o co «n co
o o
o CO 00
o o Ci T* cM oo
o © CD 0 0
o o o o
> o M p-l
a 8 05
CM
M a .2 " M © a 'rS o a
© ' O a © • M a c3
a ©
o o CM e» CM O
o © M
( N T t l r H
i M
© © 00 00 m ©
i-C
o © CO © eo i H H
© o t»
(M »O
© O CO CO t~ CM CO
o O oo t » 00 t
© o
CM (M 0 0 CO C i
C o 00 co Ci Ci 00
© © CD
© ©
© © (M CO CO t»
© ©
T—l © CD
© © eo
CO
© ©
*-H CO
© © CO eo i—i eo CM
© © CM CM t> eo
© © 00 t <M CM
© © ia oa CM
© © CO © t
• < *
CM
O
CM Ö a
a © ' O 03 fs a
a
ctl o •Q
O
<S -i4 a a t
•M a a v f
© ©
C l
CO
© © 00
CM
© ©
C i ©
© © C i
©
• « * (M
© ©
00 CM
N°. 8.
© © © 00 t~ t» CM CM
ce CO 09 T*
© O
eo © %a (M
I » CS eo
© o C i CD CO
03 CO eo
© © i H Oi Ci O
ce e»
© © oo
© CD
s 55
218
Het is genoegzaam bekend — en de vorenstaande opgaven toonen dit aan — dat de katoenen goederen eene zeer voorname plaats onder de invoeren op Java bekleeden. Voor zoover in den afzet van lijnwaden vaak een maatstaf is gezocht voor de beoordeeling van de welvaart des inf 2J>.23^ landers schijnt het niet ondienstig hieronderjde slotsom op , | j te nemen van een door de Nederlandsche Handelmaatschappij bij hare factorij te Batavia in 1869/1870 ingesteld onderzoek naar de vermoedelijke oorzaken der kwijning van het debiet van ingevoerde lijnwaden in de laatste jaren. Vooraf eenige cijfers tot begrooting van dat debiet op Java en Madura over het tijdvak 1860—1870. Het jaar I860 is tot
uitgangspunt genomen, omdat juist daarna over 't algemeen de teruggaüg dagteekent en ook omdat in dat jaar de waarde van de lijnwaden in Indie gezegd wordt het best in verhouding te hebben gestaan tot de prijzen in Europa. De onderstaande cijfers kunnen trouwens niet leiden tot gevolgtrekkingen met opzigt tot het verbruik van lijnwaden , omdat voor de berekening daarvan een voorname factor ontbreekt: dekennis namelijk van de eigen katoenfabricatie des inlanders, die gezegd wordt in de laatste jaren zeer te zijn toegenomen (vergelijk lager bladz, 236, onder de rubriek » lnlandsche bedrijven").
SC ds ai ge
Ie V, in he da ha on
JABEN.
1860 . . . .
1861 . . . .
1862 . . . .
1863 . . . .
Invoer
van lijnwaden
en katoenen
goederen. . Waarde.
f 21046 311
20 357 709
18 305 434
15 195 832
Gemiddeld der drie jaren
1864 . . . .
1865 . . . .
1866 . . . .
f 12 328 286
13 213 868
27 757 962
Gemiddeld der drie jaren .
1867 . . . .
1868 . . . .
1869 . . . .
f 25 032 134
14 586 979
15 099 135
Gemiddeld der drie jaren .
1870 . . . . f. 16 024 770
Uitvoer
van lijnwaden
en katoenen
goederen.
Waarde.
f 2 648 802
2 371195
1 747 001
2 313 726
f 4 174 874
4 539 325

6 573 135
f 8 425 400
5 080 355
5 968 052
f 7 583 596
Meer ingevoerd dan uitgevoerd, of approximatief verbruik van ingevoerde lijnwaden en katoenen goederen.
f 18 397 509
17 986 514
16 558 433
12 882 106
15 809 018
8 153 412
8 674 543
21184 827
12 670 927
16 606 734
9 506 624
9 136 083
11 749 814
8 441174
Percentsge
wijze verschil
met
het jaar
1860.
»
— 2,23
— 9,99
— 29,96
— 14,06
— 55,68
— 52,84
+ 15,15
— 31,12
— 9,73
— 48,32
— 50,34
— 36,13
— 54,11
Zielental.
12 718 717
13 019 106
13 380 268
13 649 680
13 349 685
13 917 368
14 168 416
14 552 473
14 212 752
14 945 920
15 581 048
16 010114
15 512 361
16 452 168
Approximatief verbruik van ingevoerde lijnwaden en katoenen goederen per hoofd.
Waarde.
f 1,44«
1,38»
1,23?
0,94?
1,844
0,57*
0,61s
1,45s
0,89l
1,11»
0,61
0,57
0,75?
0,51s
Dat de vorenstaande statistiek slechts een benaderend karakter heeft, behoeft naauwelijks te worden opgemerkt. Wel zijn de gegevens officieel, maar èn de cijfers van den in- en uitvoer. welke op taxation voor de regtenheffing gegrond zijn, èn die der bevolking zijn bezwaarlijk als volkomen juist aan te nemen. Voorts kan het overzigt
alleen eenige waarde hebben voor het maken van gevolgtrekkingen over een zeker tijdperk daar het achter elk jaar uitgetrokken cijfer van gemiddelden invoer per hoofd een zeer onjuisten maatstaf aangeeft voor hetgeen gedurende datzelfde jaar in handen der verbruikers komt. Moeijelijk ook is het eene behoorlijke verklaring te leveren van de,
2i9
belangrijke fluctuation, die, volgens de opgemaakte statistiek, het lijnwaden-debiet op Java in de laatste jaren schijnt te hebben ondergaan. Ofschoon is aan te nemen dat de meer of minder gunstige rijstoogst op dat debiet niet zonder invloed is, kan echter moeijelijk worden aangetoond hoe en in welke mate die invloed zich gelden doet. Intusschen is werkelijke teruggang van het debiet, ook lettende op den aanwas der bevolking, niet te miskennen. , Volgens de factorij is de oplossing daarvan niet te vinden ia vermindering van welvaart bij den Javaan , want in net algemeen, zegt zij , wordt zijn toestand eer verbeterd dan minder gunstig geacht. Overvoering der markt komt "aar voor eene der voorname oorzaken te zijn van den ondervonden teruggaDg, maar zij acht daaraan mede geens
zins vreemd de talrijke faillissem*nten , voortgevloeid uit eene te ruime toepassing van het crediet-stelsel, en de toeneming van eigen fabricatie van sommige artikelen door de inlanders.
De volgende staat geeft een overzigt van de voornaamste der voor particuliere rekening uitgevoerde producten met aanwijzing der waarde. De cijfers tusschen ( ) geplaatst wijzen den uitvoer naar Nederland aan. Die hoeveelheden zijn onder de eerstvermelde begrepen. In navolging der handelsverslagen zijn de hoeveelheden thans alle in kilo's en niet meer, zoo als vroeger, in pikols opgegeven.
220
JAREN.
Rijst (gepeld).
Kilo's Waarde.
Koffij.
Kilo's. Waarde.
Suiker (in poeder).
Kilo's. Waarde.
Tabak (in rollen of bladen, gekorven of gesneden)
Kilo's. Waarde.
Indigo.
Kilo's. Waarde.
Thee (Java-).
Kilo's. Waarde.
PT (wit
Kilo's. W
1866.
/ 44 069 344
\( 8 149 132)
30 501713
f4 360 357
(1 056 899)
3 393 390
1 8 6 9 .
1 8 6 8 .
\(H 311 920)
38 717 003
'(15 810 911)
35 903 407
1 8 6 0 . .
(1519 857)
3 930 668
14 291057
(13 049 723)
14 202 852
(12 923 877)
9 998 680
(1 673145)
3 554167
(17 934 077) (1 875 2 « )
, 33 461068
1 8 9 0 .
( 6 416 863)
f10 163 674
( 9 426 149)
8 439 454
( 7 734 872)
4 879 039
3 363 906
( 8 927 685)
11 001 793
(10 010 219)
14 214 723
( 4 386 440)
5 154 107
661 497) (13 823 221)
( 4 660 616) (100 786 968)
89 312 091
( 66 964 062)
85 514 221
( 70 722 891)
125 453 510
f20 789 483
(15 238 680)
17 278 7S0
(13 906 102)
25 512 302
(112 110 051)
125 718 379
6 114 827 109 890 328
7 630 717
(6 315 324)
9 042 326
(8 052 579)
12 791 347
(2 196 117)
2 943 607
(2 397 525)
7 240 229 3 221 555
(22 510 286)
29 303 668
(23 373 446)
23 000 225
(6 427 578) (2 638 187)
a, 8 535 408
5 933 250) ( 83 967 239) (17 601 814) a (8 524 272) (2 759 940)
10 037 647 6 832 015
594 187) (6 019 656)
2 761 582
b 832 424
* ( 4 484) ( 1550)
704 899
435 035
(399 468)
688 678
(677 305)
318 452
(303 471
362 119
f2 512 151
(2 311 673)
3 336 717
(3 282 332)
2 747 276
(2 650 671)
3 232 403
(355 489)
a 379 778
ffl(369 429)
b 361 777
811 434
811434)
(3 174 156)
3 163 207
(3 093 603)
64 526
b( » )
1 017 593
409 557)
940 039
930 094)
2 229 195
(2 226 255)
f 434 746
( 434 746)
1 121 250
( 716 332)
611478
306 793)
657 049
( 651 072)
(1 738 254)
(1 735 014)
1113:
827 9
1 130 61
( 647 00!
937 6$
(172 83'
471 10'
(316 61'
1 068 5»
( 612 9*'
i'2
a. Voor de Europesche markt. / b. Voor de Indische markt. \ D e r S e l i J k e splitsing is over de vorige jaren niet ontvangen.
c. De hoeveelheid is niet opgegeven.
221
P T (witte
' zwarte).
Kilo's.
113:
827 98'
130 6'
6*7 (
937 69'
472 83!
471 10'
Waarde
Kaneel.
Kilo's Waarde.
Notenmuscaat.
Kilo's. Waarde.
Foelie.
Kilo's.
f275 749 4 996
(200 343) ( 4 996)
300 569 8 481
f 5 227
5 227)
13 478
177 215 f107 949
(117 087) ( 01 539)
541 536
Waarde.
Kruidnagelen.
Kilo s. Waarde.
073 f 11 946
774 529
( 9 141
26 260
8 918 f 3 729
Tin.
Kilo's. Waarde.
G-om-dammar.
Kilo's. Waarde.
1 039 548 f 885 559 747 534 f313 053
Huiden en vellen
(onbereide).
Stuks. Waarde.
Totale
uitvoer
waarde der
opgegeven
artikelen.
if 577 345
4 221) ( 3 122) ( 1375)( 923 787) ( 764 727) ( 729 381) (305 967). (153 398) (417 954)
!093 2 234 1 000 1573 658 1371237 538 571 298 068 197 211 458 158
(179 400) ( 8 331) (13 310) (494 831) (721 836) ( 14 861) ( 12 133) ( » ) ( - ) (1 425 126) (1 245 053) { 517 706) (286 250) (175 369) (394 917)
316 61*
068 5»
612 9*'
262 425 8 182
( 41 877) ( 5 841
143 680 27 896
(102 258) (26 813)
305 87 = 49 364
(220 407) (47 557) (71 322)
12 650
( 8 975)
43 593
(41 973)
72 584
151 126
(112 175)
65 090
172 528 44 118
(129 108) ( 39 258)
86 658 113 162
37 708 2 890 118 1 788 728 1 981 972 509 707
( 33 510) ( 1 125) ( 380) (1 684 612) (1 891 818) ( 458 642)
141 157 2 865 1 140
( 35 300) ( 49 673) (111 966) (139 826)' ( » )( ' )
241 612 3-29 220 58 599 122 254 50 417
( 73 205) (100 350) ( 46 665)
20 360
( 93 947;
1 941 266 1 920 823
302 561
(274 829)
755 467 436 410
278 225 577 937
(223 190) (475 904)
338 675 808 327
(1 719 990) (1 706 312)(650 734)'(38ï464) (311 761)^(757 873)
2 043 036 2 230 540 1069 224Î 621548
(24 727), (10 150) (1 584 745) (1 773 249) { 612 017)
451 996 1 013 673
i 43 232 315
(32 425 617)
39 752 280
(32 409 919)
44 251 281
(37 021 923)
52 315 197
(42 934 566)
45 687 480
(372 251) (436 914)'(982 885) (35 411229)
N°. 8. 2. 56
222
Om uit de opgegeven statistiek tot de werkelijkheid te kunnen besluiten , behooren, met betrekking tot die artikelen die bij uitvoer naar Nederland in de betaling van uitgaande regten bevoorregt zijn , van den boven aangetoonden uitvoer naar Nederland nog te worden afgetrokken de hoeveelheden die, onder borgstelling voor de betaling deihoogere regten verschuldigd bij uitvoer naar elders , naar Nederland werden uitgeklaard doch later gebleken zijn in werkelijkheid naar den vreemde te zijn uitgevoerd.
Eene aantooning dier hoeveelheden , waarbij het voldoende schijnt zich tot de twee voornaamste artikelen: koffij en suiker, te bepalen, volgt hieronder, ter aansluiting aan eene vroegere opgaat' over het tijdvak 1851— 1857, (1) aanvangende met 1858.
(1) Zie § 14 der Memorie van Beantwoording, betreuende het wetsontwerp tot regeling- van het gebruik van het koloniaal batig slot over 1857 (Zitting 1859—1860, III. n\ 11).
J A R E N .
1858.
1859.
I860.
1861.
1862.
1863.
1864.
1865.
1866.
1867.
1868.
1869.
H O E V E E L H E D E N .
KOFFIJ. SUIKER.
1 030 pikol
4 279
802
289
3 788
37 251
2 159
17 108
9 291
325
4 604
(a) Bovendien nog 8 701 pikols
(b) Idem » 16 806 »
(e) Idem » 43 699 »
(d) Idem » 77 794 .»
Is = 68 613
= 264 271
= 49 531
= 17 849
= 233 947
= 2310622
f = 133 340
= 1 056 590
= 573 812
= 20 072
= 284 343
537 374 kilo's
1 037 939
2 698 850 »
4 802 357 n
kilo's.
))
»
tl
»
»
»
»
»
»
»
s troopsuiker »
» »
87 504 pikols
104 953 »
143 127 »
145 760 »
151 228 »
86 134 «
113 712
45 616 »
(a) 34 686 »
(6) 48 002 »
(h) 43 967 »
(dj 80 357 n
5 404 247 kilo's.
6 481 897 »
8 839 523 »
9 002 138 »
9 339 841 .»
5 319 636 »
7 022 853 ..
2 817 244 »
2 142 207 »
2 964 603 »
2 705 402
4 962 848 »
Voor rekening van het Gouvernement werden uitgevoerd ! naar Nederland, de volgende hoeveelheden tot de daardoor de Nederlandsche Handelmaatschappij in consignatie ! nevens vermelde waarde:
223
o ä Ö 8 œ a
Totale voerwa der pgegev .rtikele
.•s o ™ 3
,g E"i
o j
§3
T3 '3 M
CD
o ft
ci ci c !»
ä CU o fe
o5
'S CU
O o O
c3
T ' " c i
^
Cu J = ! B
d fee
M
CD T 3 a> o PU _g
t-( (D r* '3 oc
e' o Î4
a3
rt c i Ë
GQ 'b S
(D
tri ci c i £
GQ *b S
es a *
EQ
O S
• ^ C i £
*b 3
a5
c i CS £
00 "b 3 'O u ci c i £
o M
ai
cl c i fe r *
j n
O S
ci
f~( c i a i £
«i o M
ai 'U ri ri
w "o M
tri cd GS
CS "o 3
• s a ï T f
C O - * p oo C S G l C S
I f t
oo C S •4 «* WJ. -* • *
*+H
O S
C O
—« -* -Tri
• ^
*
%
G l C D OO
C O C S
t u
i f t G l 0 0
CO G l - H
• H G l O l
O C S
tvri
t ' i f t C O
t
O © 1
C O CO
« H
i n i r a C S
OO 0 0
t '
« M
O OO r
-* t ' co C O o G l
c*-i
G l CD t '
CO CO CO
C D -w © 1
C D o • o
t w
CO i f t t "
C S o
C O 0 0 C s
G l C s O
© 1
U-i o - | H O 0 o
C O
C S -<*
f co t oo
C s
CO CO <ri-t
t — C S G l
C S oo *** C S -**
C D
CO
l O
O
G l i f t G l
OO
f © 1 I f t
© 1 i f t
CO
oo G l t '
• ^
G l
CO
C O O S I f t
' I f t
t w
C S
oo oo G l
i f t O
T r i C D
O 0 «# _ 0 0
G l CO © 1
f
• " ?
i f t CD CO
" 3 " i f t CO
%
%
%
S;
*
i f t C D es x *
C O
CO C S C S
© 1
0 0 -<*• © » «* «* C O o
C O 0 0 C O
C O C D C O -* - t i
e i o M g
J C »ft • ^ CO -"* f o o i f t i f t
f I f t
t CD 0 0 *«-l
trCO t ' "=* CO C S
C S CO
CO i f t G l
C S C S G l «*
_ri OO i f t o I f t t '
CO
*
fc
o I f t t
I f t C O
0 0 CD C S
CO CO
C O i f t G l
i f t C O
c CO i f t
i f t i f t
*
»
%
*
*
«
*
%
© 1 o i f t
C O CO C O o
0 0 CO
K * tr
CO • *
cs O l o «* o I f t
i f t G l «* C S O l -» C D o « ? -^
oo C D 0 0 •fH
o c=»
G l t ' o
© 1
o o CO
G l «* G l
CD
G l CO l ' es f T *
CO
^
s;
%
S:
O G l CD
C S f
C O G l C S
G l -*
*
*
*
*
ü
%
O f C O «* CD C S
C S
o © 1
GO O
C S C O
O
• o
C D oo t ' i f t e»
o C D 0 0
««H C D "* -*
C S C D ^
CD G l C i
t G l CO
• « * - S '
© 1 c s o
I f t CO oo
• *
CO cs o
CO CO i f t «*
CO 0 0
o o
«# «*
CO «*
a
s
« 4
*
*
31
,
*
S
b
«
0 0 "* © 1
© 1 w ) .
f
0 0
o © 1 t
r C s
O
CD CO
C O OO f ,_, o ©1 ^ri CO
0 0
o CO
t ' o CD
o
0 0
'
224
o >
c3 c3
CD ' O
es
bD c 'Sb o CD
53 C3 > O H ca
M Ü co
Su
gO M K O 'z «i
J2
O O
' O c
1 3 C C3
Fl c3 >
' O « es
' O ca
CD ' O S Ol o SH
bfl cS
o ' O
03 1-5
C L ca . a o
cS 1-5
CO
W) 03
' O a
&0 03
co CO >a »o
00 00 o ta
(M co
co
o
CD co 00 o
(N
O l O
CM oo CM
P H O 'g co
cS »4
CO
00
CO
C i oo
oo CM
ta cn oo
o
bB 03
' O a
SD ca
' O ca 05
(M
O C i
00 O CM
00 CP CM
cn
CM
O
oo o
o 00
o CC
CS
co
00
t » CO
CO o
C i C i (M
C i CM C i
C i CO oo co
oo
ta
ta o CO
oo
-w oo
oo CM
O C i CM
CM oo co 00
co co
o CM
Ci o 00 Ci "
ta
ce co co Ci CM
co 00
o C0
o
co
c
CO
CM 00
C i CO
ce Q CS CS CO t» CO CC
03 CS 03 es CS S3 T *
O t» 03
225
!
£ H
PH W
CO
fc
W w
O
H M W !>
.i «i -<
O
H
13 O H
< a j a
00
(C
OP O O
13 u cd cä a
. S ' O
C3
' O B es 3 c« P
T 3 B CS 3 ' O
u 03 S3 B
t? W P! «4
• i
SJ3 03 T>
05 ' O a 05 © >
Û C3 ~>
'u © ' O 05
fci) 03
t>
05 'a B © £
SD S3 *>
^ 05 ' B 05 £
J 3
"? 05 a 05
>
sb 03
05 ' O
of l-H t»
05 ' O a ©
k
S D
I H 03 ' O 05
C 05
00 03 :-J à ©
P H 05
H H o 03
à 05
' DO 63 1-5
p © O H C5 -a 05 CO d
00 S3
( H
à 05 P H C5 -a 05 co • B 05
rr 03
KH
p 05
P H 05
05 co
Ö 05 - * » 00 S3
I H
05
P H O
05 CO
C 05
03 C3
I H
à ©
P H 05
05 co
B 05 •HS 00 S3
- H
d 05 P H 05
05 co
a 05
00 S3 l-J
P 05
P H 05 J3 O CO
>2 t> o rH " * 0 0 H O » ( M O CO J> © O H * co ^ i > © r-t
' M r H O O » O f . CD *03 CM I - H CM 0 0
50 oo co oo oo oo -*H «# ' T -«01 CD i C
• > O l O CO ' H O CO IC3 <M ( N ( M ( M
CD ( M c o r H "'T O t > . CO S °° »* "* W • CM . CO : CO
• H -c <M f eoj J2 œ » <M SS S <° o CO CO CM ! >
O ( M - : CO CO Cl H CO 5 i Q
' M 0 0 CO CO ( M 0 0 O O ' S * © O CD
O ( M CO ( M 0 0 CO 1 > 0 0
Cw C i CO CO ? * » O CM r H t • * t ~ O <M ( M ( M CO
» — o CO GO 073 O CO ' H ^ C73 CO ! H O ( M <J3 <M i H H ( N
' H CO O l O CT> CO t ' . CO r H
O 0 0 I M r H CJi CO rl O CT' M >-i o
CC ° ° © 3 * r H
CO r o a;
t c
' H ,_,
co m CO HHH
co co CM CO CO CC O 105 O 0 5
( M CC ' H C \
0 0 cr. < N I > r H
>a t » m co
CO CM tr. r CO r H
CO CM CO r H CM CO CO Oi O i-c » o CO O c <M o; H r
• o.
CM CO IT. CD r H r H
t ' r H CD r co sr
«C
,
CC
rf
M
CO t co

«9 3
CO co O oo oo
r H CO CO
'a ^ •'N oo t> co CM
CO 0 0 i r i CO
» O CS3 CD CO
0 0
» H co cts r H oo
CM o CM CO
t «o I M
t » CM
CTi CM '~l
t » cn CO co
t> co
r H 0 0 o ^ H >a
' H rH r H
r H © CM
C 3 • * r H
1 > rH co
C t« CC N°. s. 57
É:
226
B u i t e n b e z i t t i n g e n .
Statistiek. In December 1870 heeft te Batavia het licht gezien het » Overzigt van den handel en de scheepvaart in de Nederlandsche bezittingen in Oost-lDdie buiten Java en Madura, over 1868 en 1869." Bovendien is zeer onlangs
mededeeling ontvangen van de cijfers over 1870, behalve wat Billiton betreft. Terwijl hieronder eene recapitulatie volgt van de voornaamste uitkomsten dier driejaren, worden de uitkomsten voor elk der betrokken buitanbezlttingen afzonderlijk opgenomen in bijlagen UU, n°. 1—6.
227
halve
voornasten k op
B 53 o
'd rt
v. H
•f, N!
'A H
a © ro CJ a © 03 « C3
H © r!
CK
©
Cß O O
"3 PH
(N CO <N I > co
OS ( M
OS
T - l
CO
O co
CO
CO co t CO ( M
"S
CO CO O
»n \a 0 0
1-1 tCO
oo 3 5
OS CO
a es >
o
P H c« 6 0 a co
oo >o CO oo
CO \0
CO CM as
( M
CO
CO
OS o os
CO 1-u co co
0 0 CM
OS o CO
a >
B
03
a > s
a C3 o! a 'Ja O co
CO
1-1
CM
»ra CM
~u CM (M
CO CM
CM CO eo o
CO CM
CO
os CO 0 0
O o CM
0 0 CO 0 0
o o CO tMi
a 63 >
© ' d u
o o 'd
© ' d a
a ©
ce is
C3 'm U ©
o o 8
a © .SP
© o
S3
© . 6 0
O CO c~ CO (M
CO m >n os
oo 0 0
CD

P-i
co CTS O co xO
CM O oo eo -#
(M CM
O O
O . O
3 O
C
«*
a m >
> -ui
£
' d
a Q>
i l c3 t* «3
a ©
©
Li a —i
a ©
08 bfi a © P3
©
©
P H
! M *—4 O
- * l CM
OS CO
o CM
o CO
o o ^ * l
B 03 > i u ©
B es >
a © ' d B
' d B ce
ca P-. o
a ' T 1
OS
co
o © ©
CJO © Xi bo a
T) a o
O
a ' d % a ce ce
© ' d a o
-a o © a :as
o > .S
G c3 >
' d a
^ ' d ©
CM CM O
CC
«o OS o
O
oo os co © SD
t o o CM
• > * CO
OS
CO
CO
OS
CM
O O
CO H
CO
o o o o (M CO
a © o.
P H 03 A o m B c3 a
P H O O M
Ö
55
PS «Ü l-ï
a © o © P H
a © O . P H eä . 0 O co a ce a o . o o w
eo «e co i-i
,
d 2 '3 © o . CC
P H P H at A a CG a ce fi P H o o

,
*
a © o
PH cc
a ©
P H P H 03 'g
a
P H O
a ©
P H CC
co
a ' d ca
a ©
cS > 4
a . £<=> S » o oo > ^ • s . 2 S, o ' d o O © O ' d os a ' - ' O CM
^ © ©S
CO 03 C . O .
CO g
CO o3 gco
CM a . ce
© "a
a ©
bjo
> o
a
a ce -M
' d œ 'S to
SE © ©
O © 'S ©
P H
© ''d
o t* .2 © ' d u es c3
a ce >
oo
( M
O \n CO 9 s © ©
© c3
P H SP c» P H O a p c j © c3 i j ,
w B © © ' d , « a ^ p fc; C" ' P
a ©
© ' d a o
o o a
© * a © iu o ffl S
*
228
03 © >
03 . M 03
PM
03 03 r 5
M 03 03
M 3 03 125
O » 4
d a 03
M 03 03
03 03 £
öS
IS O
O 03 h , 03 p ^ aa 'O
a
N
aden
hen
. M O
tsen
sters
03 Ö S o a
P s o o. 03 taO a
. t—i CD C
o M
03 M a o3 ' O > 03 >S S
CD "03 Sn
oa
a 03
03 r—* '3 03 S
2 'S
van Ii
en
a CD
à 03 ia
a CD "3 a CD
a aa M 03 03 !B
M 03 03 fc
u c3 Cw
<o
cc ' C c oj
M 03 03
a aa a* Cu a JS o oa a 03 S
O H O O
<D !3
«u
, 03 riS S s <
a a .2
T5 a -S M CD ' O fc
. a CD "3 CD C oa
a CD
P3 <4 i - i
N l - i CD - H
ol O H O a
3
a -it c P H 03 ^a o oa a 03 a P H o o
1
0 0 O-a l >
• * CO ( M
1 > ( N
C M
t» CO •XH
• * i—1 m CO
C M
( N <3a CO © t-4 t » co
C M
<ja CO CO
( N t ca co
C M
"
>n co oo aa oa
M
r M
C M
CO © CO
© 7-1
C M

0 0 CO CM
0 0
CM co
C M
_, CO CO oa co
C M
CO oa CM ca CO m m
C M
03 (0 CO T*.
• . • • a CD '3 CD O H CC
a oa O H
P H 03 rS ca (B B 03 S Pu O O
» H 0 0 CO
( M m CM e» ( M
câ •* -tf CO oa m
CO
CO ( M CM
O M CO m
m
• * co m © ( M
t >
"
i—1 O a CO
O a co 0 0
t
t > oa
"
( M r H CM
0 0 m 0 0
CO
oa co © © I - * 1-H
© T-U oa 0 5 -* ( M m
39 «0 CO T *
. , • • a CD '3 0> P H
m i-H
• * m 0 0 CM
-H( N
"S
CO oo ©
. M m © m
m
• * ( M
0 0
m
CM m co CO ©
m
i-H
T H m T M
C M
O ( M r~i o m © r H
( M CM -*
1-H
m o CM co 1-1
C M
m CO H
( M CM ©
CO
=
Oa © CO
r H m i H
• *
a oa P H
P H 03 r B CD oa 8 03 S
P H O O
CO CO •* m oa © CM
© CO 0 0
CD 0 0
oo
• * ^ H
CO 0 0
m m • * co © T K
O © o M b
„ ~
R
=
R
. • •
S 2 'S © Pu m
5 «> 93 n
©
a 03 > oa co oo
B
© © i H
( M -* O 0
E 03 > 0 0 CO oo M
• M
oa T 3 M 03 03 (£
CD S CD
O O a*
sa C M O r «
O
C3 a CD g
o
• * a P
CQ
S g Ç» a 5» s
O a
B 03 CS a
O H OD M ac CD # b D c
<n s o
:a>
S
a M CD
a O hO
M o
oa • M
CD
P H P H 03
H 0 ca oa B o3 a P H O O
M »
' O
M
T 3 a C
oa O >
B
' O
B 03 t»
60 a a o O - M a 03 03
O ' O
oa ns B O
o o a
CD -JaC
CD
M aa H P
aa w
B O sc
M CD B t * CD O M O oa >
J.
I i
i:
1!
' i
'f
N
'O B 03
CD ' O & . Si a !>• oo B " *
CD O B > 03 "S >
3 © •s S
T 3 - M .S a O CD
O O l CO
t > . co
CM
MH ë« ca M CD O P H O oa s a ti) 03 M e3 s> >
9 o-< o a> aa bn Mp g H H H O
>* ^ H oo
CM
M H
B aa
CD aa P H oa
03 03
CD ' O a o aa K
U
O o a
S3 u
229
Aangekomen schepen.
JAREN.
- i r T^~-^»-~-»-~~~-^..^— I_ n
S O O R T D E R S C H E P E N .
Soort. Aantal. Lasten.
V l/AG G E N.
Nederlandsche.
Aantal. Lasten.
Vreemc
Aantal. I Lasten.
Aanmerkingen.
1863 (1)
1869
1870 (2)
Europeesch getuigde.
Inlandsch getuigde .
Europeesch getuigde.
Inlandsch getuigde .
1393
d098
5491
1251
4343
5594
153 990%)
28 751 i 4330
182 741%
148 4083/.
!9 056%) 4270
177 465
5753
156 085%
148 700%
171965
1161
1324
801
26 656
764V4
) Het verschil met de opgaven in 't vorig verslag voornamelijk is toe te schrijven aan de ontvangst van de (destijds ontbrekende) cijfers van Sambas.
(2) Eene splitsing in Europeesch en inlandsch getuigde schepen is over 1870 niet ontvangen.
29 075
?*-'äüi Vertrokken schepen.
S O O R T D E R S C H E P E N . V L A G G E N .
•7AREN.
1868 (11
1863
o o a ^70 (2)
Soort.
Europeesch getuigde.
Inlandsch getuigde .
Europeesch getuigde.
Inlandsch getuigde .
Aantal.
Nederlandsche.
Lasten.
Aantal.
1157
4320
5477
1248
4546
5794
150 533%
29 519 4282
180 052%
146 066 V.
30 768'/„ 4485
176 834 V,
5928
Lasten.
Vreemde.
Aantal.
154 195V.J
149 102 V,
178 769
1195
1309
728
Lasten.
Aanmerkingen.
25 5577,
27 782 V,
28 407
(1) .Zie de betrekkelijke noot in de aantooning der aangekomen schepen.
(2) Als voren.
§ 2. Nederlandsch-Indische koopvaardijvloot.
e n vijfjarig overzigt van den aard en den inhoud der Nederlandsch-Indische koopvaardijvloot volgt hieronder N°- 82. 58
230
1 CL, o 1 s l & b ß C i <S 3 r ^ bo a
j
B
. i — < CS oS O H
03 C U S3 03 bD H3 • = B B «s "S C Ä <B g
b 0) -+a o M
CO
03 P
O r P
W
p 03 ^ 1
fH M
03 r «
03 M
o 03 PH 03 r P 03 02
p 03 PH 03 . 4 03 CO a o o 02
9
P
H
•uajs'B'j
•jBîjuBy
•aG^SB^J
•pnaBy
•aa^SBfj
•yejuBy
•ng^SBi
•|B}UBy
•ng^SB^j
•jiî Tinjy
•najsB'j
•JB^UBy
•U9;SBq
•rB^irey
'U9|SB'J
•JB^UBy
5
5
3
t » <N <J» M co
*o T-H
oo l O OO
>o OD
CO (35 -H
(M T—I
l H oo oo 0N
co CO r-<
• * W OO CO
I>. CO
t~ o (M O CM
>o eo
rH »O IH CM
00
C « C» CC
i C (N
i « T
0O 25 o (M CO
oo 0 0
I CO
OO r> c»
r H l >
e» CO T-i
0 3
0 0 (M
• *
t~ (N r H
CO o CO co
CM co
oo t~ 1 — , t~ r H
CM
i H
r H >o CM
oo
>o oo 0 0 CO
<J3 CM

s> 00 c« r i
0 3 OO r H o CO
eo CO
CO >o CO
o >o

r-t
O r H
ITS CO CM
T H CO rH
0 0 -* co
CM co
oo co r H
OO r H
t -O rH
OO 0 0 l O
>o
t> >* co
cn CM
« « CC r
0 0 ** CO o CO
o oo CO
CO oo oo
0 0
•"tfl
oo
r H
O r H
0D 0 0 0 0
0 3 co rH
t ^ OO CM CO
o eo
o co Tf)
» O r^
O o rH
C3 >o CM
t
!>• ^ CM CO
oo CM
ff « K T
CO t <J3 CO eo
O 00 00
CM O -H oo
o - H «s
TH
CM
0 0 r H
oo cn frira
>ra oo
OS • *
CM
l O CM
oo 0 0 »ra >ra r H
o o
OO • * 00 CM
I >
o lO >ra co
i r a CM
CM
r H
O £• 09 r
a g N d)
r >
r >
03 Ö1I 03 ;cr> r P
r * :cc? ' o
CD >
p 03 mi p es s» HTI p o
p 03 > o3 tol) P H O
O
03 03 Of)
£ M
.. bß = .5 2 S
Luosd
ÛA.T91
r P O
r H 03 00 r g
N P rj3 • .5 P ,Q CD 13
P H CD O M
CD a 'S a P o 03 S s« 9 * •a* p g'p :P?» N ö e o , CD
^3rS 03 CD 2 toB a „ o P o'S «.2 0 3 ^ ^H _ ^
P r P
O CD 3 'S
p 03 += 03 03 , P
P r H -e a
CD CD
CD 03 r r* T, i fees. S
© Q5 ^
p £ '
H SSC 'S m 'S ° «s H fH " rgrP'
03
' H CD t P - "
P '«rä P S o' a es cS
r T j 03
CD
03 HVS P CD P P
C3 • = ' S
21° © O r O r P Cß P .S g a p toe i.s œ JU
O cp'
CD - f Q
231
PH o
O Ti a 'â o r*! to o o
£ c o
+ 2
TT , _£
a s.s «.2 © ^ to ^-< o *S C oó
De opgaaf betreffende het jaar 1870 is, in tegenstelling ,et die van vorige jaren, welke ontleend waren aan eene den Regeringsalmanak voor Nederlandsen Indie geregeld .orkomende lijst van schepen en vaartuigen, getrokken t de berigten der hoofden van gewestelijk bestuur, die ngeschreven zijn om eene aantooning in te zenden van het intal en den inhoud der in hun gewest te huis behoorende •hepen en vaartuigen, groot 10 lasten en daarboven. Vooral het aantal » wangkangs, toops en andere vaartuien" blijkt thans aanzienlijk hooger te zijn dan m vroegere egeringsverslagen vermeld. Dit verschil wordt hierdoor erklaard, dat in de opgave over 1870 ook de op de mlandsche wijze getuigde schepen en vaartuigen zijn begrepen.
Eene gewestelijke ontleding der totalen van 1870 wordt aangetroffen in bijlage W .
§ 3. Scheepsbouw.
Omtrent dit onderwerp bepalen zich de ontvangen mededeelingen tot de onderstaande aantooningen betreffende het aantal eerste zeebrieven in de laatste vijf jaren aan Europeesch getuigde vaartuigen verleend voor de vaart binnen Nederlandsch Indie, waaruit blijken kan hoeveel van die vaartuigen in Indie waren gebouwd.
JAREN.
ö e a, © sr s«
O CD m 60
WAARVAN GEBOUWD:
os
In Indie.
o cS c« 1-3
In Nederland. In den vreemde.
CS cS h3 fi CS cS
1866
1867
1868
1869
1870
45
23
24
32
34
20
13
10
18
717
501
266
561
16 I 418
2
2
4
375
634
937
»
786
23
8
10
14
15
3051
1376
1572
2171
2218
14
3
»
»
1
»
»
1
1
1
7
4
5
1
3
2
3
4
2
4
20
11
12
25
22
o o c f, m a o os
a t^ CS 60 a> to
SOORT VAN VAARTUIGEN.
H
P H . Ci M to cS i «
à <o
• i-H W
a m O a
Schoe
a
o M
en to o j W
i '3 - * 3 to cS es > to A S ® a M H
2
1
1
1
o rS
M.
n a es N
4149
2511
2775
2732
8422
«B rU to l ' 3
to M
0S W cS
c £
u Oi p CS
(D •£ r a i « CO Î25 "S
•a I o cS es oS
A ' « 03 œ 'S ^ : l e '
© O '
60 fi .S cp a l . S
Q
Van de uitgereikte zeebrieven werden verleend:
JAREN.
AAN EUROPEANEN.
Aantal. Lasten.
1866
1867
1868
1869
1870
22
9
8
2
6
2842
1098
1657
559
1115
AAN VREEMDE OOSTERLINGEN.
Aantal. Lasten.
— • —
AAN INLANDERS.
15
8
13
19
25
742
1104
1010
1688
2179
Aantal.
8
6
3
11
Lasten.
565
309
108
485
128
V. ANDERE ONDERWERPEN,
Binnenlandsche handel. Aan eene opgaaf omtrent de in de verschillende residentien van Java (de Vorstenlanden uitgezonderd) gedurende 1856—1868 nieuw aangelegde markten of passars (zie bladz. 155 hiervoren) worden de navolgende aanteekeningen ontleend. De zamentrekkmg daarvan doet zien, dat het aantal in bedoeld tijdvak vermeerderde met 360. Tevens wordt hieronder opgenomen hetgeen de gewestelijke berigten over 1870 aangaande het hinnenlandsch handelsvertier meldenswaardigs behelzen.
Bantam. In de afdeelingen Serang , Anjer en Pandeglang zijn de aanwezige passars voldoende voor de behoefte. Van
af 1856—1868 is het aantal in eerstgemelde afdeeling met 5 en in de afdeeling Lebak met 9 vermeerderd. De nieuwe markten onder Lebak hebben haar ontstaan te danken aan de terugkeerende welvaart en toenemende bevolking aldaar. In de zuiderdistricten der afdeeling Tjeringin heeft het bestuur ten einde der bevolking een beteren uitwegvoor hare producten te openen, en op die wijze de uitbreiding van den landbouw in de hand te werken, in 1868 getracht markten te doen ontstaan op eenige gunstig gelegen punten. De uitkomsten dezer pogingen, die aanvankelijk niet zonder gevolg hieven, kunnen eerst later beoordeeld worden. Overigens was sedert 1856 ook eene nieuwe passar opgerigt in het district Tjeringin der laatstbedoelde afdeeling. Volgens 's residents jaarverslag over 1870 was het vertier op de marktplaatsen doorgaans zeer levendig, doch ver
232
keerden de passarloodsen in slechten , verwaarloosden toestand (1). In tegenstelling met den uitvoerhander neemt, volgens dat jaarberigt, de binnenlandsclie, voornamelijk kleinhandel toe. Talrijke inlandsche en Chinesche rondventers van Batavia doorkruisen de residentie tot op de ^gelegenste plaatsen. De invoerhandel van lijnwaden en garens toont geen vooruitgang aan , waarschijnlijk — ze<n de resident — uit hoofde van het geschokte handelsvertrouwen door de menigvuldige faillissem*nten der laatstejare.
Batavia. Omtrent de in deze residentie gedurende de jaren 1856—1868 opgerigte nieuwe passars is geen opgaaf gedaan. Namens den eigenaar van eene particuliere passar werd in 1870 het verzoek ontvangen om in stede van twee malen 's weeks (art. 5 van Indisch Staatsblad 1829, n°. 111) dagelijks aldaar openbare markt te doen houden, ?met gelijktijdige bevoegdheid om op alle dagen der week marktgelden te heffen. Tegen de inwilliging van dit verzoek bestond de bedenking, dat de vergunning om ook op de toe te voegen dagen marktgeregtigdheid te heffen, de waarde van de betrokken passar vermeerderende, later door opvoering van den eventuelen af koopprijs, een beletsel zou worden om, voor zooveel die marktplaats betreft, tot eene geheele afschaffing der passar-belasting te geraken, zoo als bij de publicatie van 16 December 1851 {Indisch Staatsblad n°. 73) beoogd wordt. Daarentegen kwam ook de nietheffing van marktgeregtigdheid op de toe te voegen dagen bedenkelijk voor, in zoo ver hierdoor de verkoopers°bij voorkeur op de vrije dagen hunne waren zouden ter markt brengen , hetgeen tot nadeel voor den eigenaar zou strekken. Daar intusschen eene vermeerdering van het aantal marktdagen op de niet belastingvrije passars in 't algemeen in 't belang van het vertier wenschelijk voorkwam, is het denkbeeld geopperd om met de betrokken eigenaars (in de residentien Batavia en Krawang) in overleg te treden omtrent eene regeling, waarbij hun, tegen afstand hunner privilegiën, wordt vergund dagelijks markt te doen houden en _ daartoe plaatsen te verhuren tegen een vastgesteld tarief. Tot zoodanig overleg is in October 1870 door de Indische Regering besloten. Tevens is aan den directeur van justitie oggedragen het ontwerpen van een algemeen reglement voor alle particuliere passars op de landen gelegen bewesten de Tjimanok, waarin, met buiten-werkingstelling van vorige en speciale reglementen, de noodde bepalingen worden opgenomen, voor allen geldend, met inachtneming van het beginsel, dat de verboden kringen om die passars geheel ophouden te bestaan.
Krawang. Van 1856—1868 werden in dit gewest drie passars aangelegd, namelijk één in het district Sindangkassien twee in het district Adiarsa. Als gevolg van den vooruitgang in bloei en welvaart gedurende genoemde j aren, werden na 1868 nog vier markten in het leven geroepen! Volgens berigten over 1870 verminderde de lijnwaadhandel en namen ook de openbare veilingen, waarop men gewoon was die goederen aan den man te brengen, af, mede, naar het schijnt, door het toenemend aantal Bataviasche rondventers, die het geheele gewest met goederen in commissie bereizen.
Preanger regentschappen. Buiten eenige honderden warongs zijn in_ dit gewest gedurende het tijdvak 1856—1868 op niet minder dan 163 plaatsen nieuwe markten verrezen. Deze belangrijke vermeerdering, merkt de resident op, steekt gunstig af bij vroegere jaren, toen de regenten, met'
(1) In antwoord op de door den directeur der burgerlijke openbare werken gedane vraag, of de bouw van passarloodsen voor den vervolge zal geschieden namens de Regering, dan wel aan belanghebbenden zal worden overgeaten. ,s bij eene beschikking van Julij il. aan dien departements-chef te kennen gegeven, dat de wijziging, welke art. 60 van het Regeringsreglement bij de wet van 2! Ju]if MO (XederlandscA StaatsMadn 136 Indisch Staatsblad n°. 117) onderging (zie het vorig verslag bladz. 172), met geacht kan worden in del aard der roeping van de Regering met betrekking tot werken van algemeen nut, eenige verandering te hebben gebragt, en deze derhalve op plaatsen, waar passarloodsen in het algemeen belang onmisbaar zijn, zien miet de zorg voor hare opngting en yoor zooveel ze reeds bestaan, met die voor haar onderhoud behoort te blijven belasten (vermoedelijk met gebruikmaking
het oog op de inkomsten der passar- en warong-belasting (1), j j de markten liefst tot de hoofdplaatsen beperkt zagen.n i omdat zij dan voor zich zelven de belasting genoten. Sederiezoi de belangrijke uitbreiding van den landbouw, inzonderheio an ' van de teelt van voedingsmiddelen als tweede gewas, heb- nlar] ben echter de regenten van lieverlede die neiging laten ieiu varen, te meer daar het Buropeesch bestuur bij elke gel [ r; legenheid het wenschelijke aantoonde om door het scheppen tig ' van nieuwe markten in de districten zelve het handelsvertier laa< te bevorderen. L * Het inrigten eener marktplaats gaat met zeer weinigntns moeite of kosten gepaard, wordende er doorgaans geen p ,j vaste getimmerten aangetroffen; slechts hier en daar treft men op deza plaatsen eenige bamboezen stijlen aan, met o atap gedekt, om de uitgestalde waren voor regen en zon] ü ° te beveiligen. Een groot gedeelte der verkoopers voorziet e„j= zich zelf eiken passardag van de middelen tot beveiliging,.,' zijner koopwaren. Een vijftal betrekkelijk weinig bevolkte districten, wier ü„ hoofdplaatsen alleen langs mo«ijelijke bergpaden te bereiken )n zijn , bezitten tot nog toe geen passar. T j Oyer het algemeen waren alle marktplaatsen in 1870 getuigen van een levendig bezoek.
Gheribon. De behoefte aan meerdere ruilingen, een ge- ; ? r
volg van de toegenomen productie, heeft in het dertienjarig tijdvak 1856—1868 op een 19tal plaatsen in dit gewesl Jn tijdvak löob—18u8 op ouu xciai pianisku in uu gewest •,* van lieverlede nieuwe markten doen ontstaan. e
In vergelijking met den handel ter hoofdplaats die vrij [ aanzienlijk mag genoemd worden, heeft, volgens het jaar- \ berigt over 1870, de binnenlandsche handel dien de inlander J J' drijft, niet veel te beteekenen. De passarloodsen waren.",!' zeer goed in orde.
Togal. De uitbreiding in het hier behandeld tijdvak aan het aantal^ passars gegeven, bepaalt zich in deze residentie tot een drietal, alle in het regentschap Brebes. ' Omtrent 1870 wordt gezegd dat de binnenlandsche handel toenam.
Pekalongan. Sedert 1856 kwamen hier 4 nieuwe passars tot stand, waarvan 2 in 1861, 1 in 1864 en 1 in 1866. In den laatsten tijd, met name in 1870, viel op te merken dat de inlander zich meer op den binnenlandschen handel toelegde.
P, Hst 'err aso lab & ito te Jok 1 , aac &ns Samarang. In deze residentie treft men 8 sedert 1856 opgerigte marktplaatsen aan. De oprigting dier enkele . passars, zegt de resident, kan als een bewijs van vermeer- Lpl derd vertier worden aangemerkt ; immers zijn ze niet daar- lhi( gesteld door of op last van het bestuur, maar ontstaan door faa de meerdere behoefte der bevolking aan plaatsen waar zij ]> koopen en verkoopen kan. Magtiging werd in November 1870 hg verleend om eene passar op te rigten te Batoe op het particuliere land Gemoelak. Overigens wordtin het jaarverslag dezer risidentie over 1870 gezegd, dat in verband met de tijdsomstandigheden eene niet onbelangrijke waarde aan manufacturen, lijnwaden en stoffen ingevoerd werd.
obl:
it
Japara. Het aantal passars onderging sedert 1856 geene noemenswaardige uitbreiding. In 1859 kwam er één tot stand in het district Bandjaran (afdeeling Japara), in 1862 e'e'n in het district Mantoop (afdeeling Joana') en in 1866 één in het district Tjengkalsenoe (afdeeling Patti II). In de afddeelingon Patti I en Koedoes is het aantal hetzelfde gebleven, behoudens deze bijzonderheid, dat onder Patti I in plaats van 3 niet meer bezochte, 3 nieuwe in andere dessa's aangelegd werden. Volgens berigten over 1870 heerschte een zeer druk verkeer op de passars, maar voldeden de loodsen op verre na niet aan de behoefte. Er bestaat in deze residentie een belangrijke zoogenaamde landhandel met Demak, Grobogan, Samarang en Rembang.
Gedurende de jaren 1856—1868 verrezen in negen districten dezer residentie te zamen 20 nieuwe passars , namelijk 5 in de afdeeling Rembang, 7 onder Toeban, 7 onder Bodjonegoro en 1 onder Blora.
m (^nc S e d eS Î J ? $ " 7 1 a%eschaft (vergelijk het vorig verslag. bladz. 105/106 en bladz, 148 hiervoren). ° a '
eve 1 feri D iet
a et« ooi, Uar ki foc eriO »an, tfdt igt. D »n eta
233
«g U) :agen, Seder irhei 4 , heb latemli ce ge eppenjti^ ertier 1H
vemig geen p • treft , met a zoiJfe orziet E( ligin;
Met uitzondering van de passar te Bodjonegoro werden 1870 alle marktplaatsen in Rembang dagelijks druk »zocht. De handel bevindt zieh grootendesls in handen an Chinezen, die de producten in het klein van den fWder op de markten opkoopen en doorgaans met aansnlijke winst in het groot van de hand zetten. Zij die "rijst en padi deden, hadden echter in 1870 geen gunTjjaar. Over 't algemeen wordt onder de Chinezen geagd over gebrek aan kapitaal, een gevolg van de fail8sem*nten der laatste tijden. De lijnwaadhandel ging 'tusfichen niet achteruit, te oordeelen naar den omzet de passars.
wier eiken
1870
ijarig iwest
> vrij j'aartnder 'aren
k aan entie trent nam.
ssars . In at de 3gde.
1856 ikele leeraardoor ir zij 1870 ticu[ezer ijdsinu
eene i tot 1862 1866 In ilfde U i l iere
Iruk erre een )bo
ï in jas'oe
>ladz.
Soerabaija. Van de 19 in meergemeld tijdvak nieuw aangda passars worden er 15 alleen aangetroffen in liet gentachap Modjokerto. Van de 4 overige bevinden zich 'i in het regentschap Soerabaija, 1 onder Grissee en onder Lamongan. In laatstgemelde afdeeling doet zich •''gens latere berigten behoefte aan meerdere marktplaat'n gevoelen. De invoermarkt op Soerabaija bleef in Î870 tervoerd.
Madura. De ondernemingsgeest der inlanders heeft op Hnrnige marktplaatsen kleine winkeltjes doen verrijzen, die twijls eene zeer groote huurwaarde hebben. De resident Dettit dit een stap op den goeden weg. In het Sumanap!he zijn (Je passars nog verpacht ten bate van den pa3lnbahan, en wel aan een Chinees. Men streeft naar '!1gza;ne afschaffing. Er wordt in deze residentie een vrij levendige handel -dreven voornamelijk met Java, Palembang, Riouw en ali, bijna uitsluitend met inlandsch getuigde vaartuigen 11 praauwen.
Pasoeroean. De toenemende welvaart en de daardoor Ustane meerdere behoeften hebben sedert 1856 oen elftal 'euwe passars in het leven geroepen : 4 in de afdeeling asoeroean, 3 in de afdeeling Bangil en 4 in de afdeeling alang. Van deze vereenigingsplaatsen maakt de inlander den regel een druk gebruik, zoowel om er zijne waren p de hand te zetten en de wekelijksche benoodigdheden ' te koopen, als om het nieuws van den dag te vernemen. °k uit naburige residentien, vooral uit Soerabaija, komen '1 van kooplieden, marskramers enz. naar de passars in aaoeroean, waarvan er sommige, wegens omvang en belïlgrijkheid, algemeen bekend zijn. Ndgtans valt op te 'erken, dat de loodsen der marktplaatsen in dit gewest 'Wer allerwege in zeer bouwvalligen toestand verkeeren, 'aarin ook in 1870 geen verbetering viel op te merken. "e invoerhandel wordt gezegd in de laatste jaren be'ngïijk te zijn toegenomen, doch de particuliere uitvoer ?eo als op andere plaatsen, in gedrukten toestand te pbben verkeerd.
t Probolinggo. Het district Loemadjang was het eenige in f' gewest waar sedert 1856 nieuwe marktplaatsen werden Restigd, en wel achtereenvolgens één in 1867 en één 1868. Allerwege, maar inzonderheid ter hoofdplaats, ^6rden de markten in 1870 druk bezocht. L De kleine vaart zoowel van als op dit • gewest wordt ilet onbeduidend genoemd.
•Rezoehi, De hier sedert 1856 aangelegde passars, ten 6tale van 7 , worden alle aangetroffen in de afdeeling Panahkan. Voorts waren op een drietal plaatsen waar reeds arkt werd gehouden, loodsen opgerigt met pannen ge?**• Deze geraakten echter langzamerhand in verval. °ch verkeert de handel door inlanders gedreven in bloeid e n toestand. Duizenden vinden hun bestaan door den ^üdel in inlandsche producten tusschen de verschillende .delingen der residentie. Overal werden, luidens de bebten over 1870, de passars druk bezocht. De kusthandel was weder aanmerkelijk toegenomen, doch °u eene hoogere vlugt kunnen nemen, indien er betere Meenschap bestond met de reede. (1)
,!•). . Zie het 5 ûiervoren. *'• 8. 2
aangeteekende omtrent de haven van Bezoeki op bladz.
Banjoewangi. Behoefte aan nieuwe passars heeft zich hier, ondanks de voor den afgezonderden toestand van dit gewest bestaande groote mate van welvaart, niet geopenbaard. Sedert 1856 kwam slechts ééne nieuwe passar [tot stand en wel in 1864 nabij het landbouw-etablissem*nt te Soekaradja. Ter vervanging van de oude vervallen loods te Bogodjampi voorzag de bevolking in 1870 uit eigen beweging in bamboezen loodsen. Eigenlijke handelaars treft men alleen onder de vreemde Oosterlingen aan. Hun handel bestaat in den uitvoer van rijst, olie, klappers en huiden, welke artikelen zij van de bevolking opkoopen, en in den invoer van Europesche en inlandsche lijnwaden.
Banjoemas. Op onderscheidene plaatsen heeft zich in de laatste dertien jaren behoefte geopenbaard ann betere gelegenheid tot omzet van producten en andere nijverheidsvoortbrengselen. Dien ten gevolge zijn in het tijdvak 1856—1868 29 nieuwe markten ontstaan, waarvan alleen in de afdeeling ïjilatjap 12, en in de vier overige afdeelingen Banjoemas, Poerwokerto, Poerbolinggo en Bandjarnegara respectivelijk 4, 4, 6 en 3. De binnenlandsche kleinhandel is zeer levendig; die over zee of te land met andere gewesten is voor alsnog wegens de onvoldoende middelen van gemeenschap, van geringe beteekenis. Daarom ook heeft de openstelling van de haven te Tjilatjup voor den algemeenen handel, weinig te beteekenen gehad.
Bagelen. Gedurende het meermalen genoemde tijdvak 1856—1868 zijn in deze residentie 17 nieuwe passars verrezen, alle dagteekenende van 1861 en later, en over 5 van do 6 afdeelingen verdeeld als volgt : in Ledok 7, in Karang-Anjar 6, in Ambal 2, in Poerworedjo 1 en in Koetoardjo 1. Voor Ambal wordt nog gemeld, dat behalve de 2 opgegeven nieuwe markten, in den laatsten tijd, op plaatsen waar zulks vroeger niet geschiedde, passars worden gehouden in do nabijheid van groote warongs. De passars in Ledok worden gezegd elk jaar meer bezocht te worden. De toegangen worden soms op aanzienlijke afstanden bezet; voornamelijk is dit het geval met die passars welke op verschillende wegen uitloopen. Het gemis voor alsnog aan goede gemeen schapswegen met andere gewesten staat eene ruimere ontwikkeling van den handel in den weg (vergelijk bladz. 7 hiervoren).
Radoe. De plaatsen waar sedert 1856 voor het eerst passars zijn opgerigt, zijn vier in getal: twee in het district Ngasinan en twee in het district Soemowono. Dat het aantal nieuwe marktplaatsen niet meer bedraagt wordt hieraan toegeschreven, dat het gewest reeds vóór 1856 ruim van passars voorzien was. Ook verdient melding, dat de bestaande passars van tijd tot tijd uitgebreid en sommige naar ruimer terrein verplaatst zijn. De belangrijke uitvoer van tabak uit deze residentie is bekend. Van 1870 wordt alleen gezegd dat de handel in lijnwaden levendig was.
Djokjakarta. De openbare verkoopplaatsen laten in doelmatigheid en fraaiheid veel te wenschen over. Er wordt hier, vooral metSamarang, een levendige handel gedreven, die in handen der Chinezen en der te Passar Gedeh , vier palen van de hoofdplaats, gevestigde Javanen is.
Soerakarta. De handel in de eerste levensbehoeften is merkelijk uitgebreid en neemt steeds toe door de gemakkelijker gemeenschap met Samarang, Grobogan en andere gewesten (vergelijk bladz. 5 hiervoren). Ook het handelsverkeer onder Europeanen en Chinezen is dien ten gevolge toegenomen. Meer en meer komen Chinezen van elders de hoofdplaats voor korteren of längeren tijd bezoeken in 't belang van hunnen handel. De hierdoor ontstane meerdere mededinging werkt intusschen niet voordeelig op de welvaart der gevestigde Chinezen.
Madioen. Alleen in de afdeeling Ponorogo is het aantal passars sedert 1856 niet onbelangrijk, namelijk met 7, vermeerderd. Er bestaat aldaar een bloeijende binnenlandsche handel, vooral door den aanzienlijken rijstuitvoeï naar
59
234
Patjitan en Solo. In de overige afdeelingen der residentie Madioen zijn gedurende 1856—1868 8 nieuwe passars ontstaan, namelijk 3 in de afdeeling Madioen, 3 in Patjitan en 2 in Ngawi. De toestand van den kleinhandel in 1870 wordt buitengemeen opgewekt genoemd.
Kediri. In het dertienjarig tijdvak 1856—1868 zijn de bestaande passars met 17 nieuwe vermeerderd, als 6 in de afdeeling Ngrowo, i in het Blitarsche, 4 in het Berbeksehe en 3 in de afdeeling Kediri. De op de marktplaatsen aanwezige loodsen verkeeren echter in zeer bouwvalligen staat. De verkoopers stallen hunne waren daarom liever in de open lucht uit onder draagbare afdakjes.
Omtrent het binnenlandsch handelsvertier in de buitenbezittingen zijn over 1870 de volgende bijzonderheden vernomen.
Sumatra's Westkust. Slechts nog op enkele plaatsen worden goed onderhouden passarloodsen aangetroffen ; de meeste zijn ingestort of verwaarloosd. Echter zal hierin verbetering worden gebragt.
Lampongsche districten. Eigenlijk gezegde marktplaatsen bestaan in deze residentie niet ; men verwacht het ontstaan van enkele wanneer na afloop der onderhanden verbeteringen aan den grooten weg naar Mengala deze voor het vervoer met karren zal zijn opengesteld. In den handel was, niettegenstaande den lagen prijs der boschproducten, wederom vooruitgang te bespeuren.
Billiton. Te Tandjong Pandan is de passarloods te klein, en zal men trachten uit eigen middelen eene vischpassar op te rigten. De marktprijzen, vooral der levensmiddelen, waren hoog, gedeeltelijk door het stormachtige weder, waardoor schepen met rijst Billiton niet konden aandoen en de handelaars dus hunne waar op prijs hielden.
Biouw en onderhoorigheden. In den eigenlijken zin van hot woord bestaat er, buiten ïandjong Pinang, geen groothandel in de Lingga-Riouw groep, dewijl de ondernemers van gambier- en pepertuinen elders hun verblijf houden en de producten onmiddellijk na inzameling en bereiding naar hunne woonplaatsen doen verschepen. De kleinhandel die vrij levendig mag genoemd worden, is in handen van Chinezen en eenige Klingalezen.
Wester-afdeeling van Borneo. Handel en scheepvaf' waren in het begin van 1870 van vrij wat beduide» door de hooge marktprijzen van getah pertjah en rottiri zeer belangrijke kapitalen werden daarin omgezet, mai dit alles veranderde na de ongunstige tijdingen uit Europ' zoodat op het einde van het jaar te Pontianak eene vlj aanzienlijke hoeveelheid van die artikelen onverkocht ble«| De particuliere stoomboot Betsy staakte dan ook hal reizen naar Singapoer en voer niet verder dan Sintang. In April jl, waren handel en scheepvaart nog stil. W waren nog al belangrijke ladingen tabak ingevoerd, mai de uitvoer was minder aanzienlijk , omdat de prijzen d( hooger genoemde artikelen, ofschoon verbeterd , nog ni1
hoog genoeg waren om voldoende winsten over te latei De aanvoeren uit de bovenlanden van getah en rottiJ waren dan ook niet zeer beduidend. Het zijn vooral i Chinezen die door hun handel met Singapoer de voof naamste opkoopers zijn van de uitvoer-producten. V schepen van Arabieren en inlanders nemen in den reg' slechts dan ladingen rotting, klappers en olie voor Jaf in, wanneer zij anders derwaarts met ballast moeten gaal
Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo. Ter hoofdplaat Bandjermasin bestaat eene groote passai- met twee wel ingerigte van gouvernementswege gebouwde loodsen. In de binnenlanden zijn , naar de behoefte , talrijke markt plaatsen aanwezig. In den handel te Bandjermasin wasi' 1870 eenige vooruitgang te bespeuren. Latere berigten (val Mei jl.) getuigen van eene groote levendigheid in den handel vermoedelijk in verband met de beëindiging der jongst onlusten.
Celebes. De handel is vooral ter hoofdplaats MacassaI waar zij voor het grootste gedeelte der bevolking een de voornaamste middelen van bestaan uitmaakt, zeer levendi en neemt voortdurend in omvang toe. Onder de op de hoofd plaats wonende Chinesche handelaars heerscht over 't al gemeen welvaart, doch onder hen die zich in de binneD landen gevestigd hebben tot het drijven van kleinhandel zijn er velen die met moeite in hun onderhoud voorzien.
Amboina. De in- en uitvoerhandel scheen eenig meerde' leven te vertoonen.
Menado. De handel, welke bijna uitsluitend in handel is van Europeanen en Oostersche vreemdelingen , w a vrij levendig,
^ Timor. Op dit eiland tracht men marktplaatsen op t< rigten ten behoeve van het verkeer der berg- en strand" bewoners. Aran het jongste bezoek van den keizer vaU Sonnebaii met zijne fettors en den radja van Ambenoe me' de zijnen, had men gebruik gemaakt om die vorsten t« bewegen hunne onderhoorigen over te halen maandelijks] naar de benedenlanden te komen met hunne waren el producten en in de nabijheid van Babauw, waar een post' houder gevestigd is , handel te komen drijven met het volk1
onder 's Gouvernements regtstreeksch gezag. Bedoeld« hoofden toonden zich hiertoe niet ongezind.
Visscherijen. Aangaande de visscherijen vallen weinig bijzonderheden te vermelden. De omvang van dit bedrijf op Java en Madura kaU eenigermate worden afgeleid uit de opgave van het aantal visschers en van hun aanslag in de bedrijfsbelasting. (Zi« bijlage lit. M.) In Bantam, waar op de strandplaatsen de zee-visschorij door sommigen als middel van bestaan wordt uitgeoefendi wil men trachten de pannen , die vroeger voor den zout' aanmaak te Tanara dienden, als vischvijvers in te rigteD' In Krawang oefenden de vele regens een slechten in' vloed uit op de vangst in de rawa's of moerassen, waar' door het bedrag, waarvoor die jaarlijks van gouvernements' wege verpacht worden , niet geheel kon worden geïnd. In de residentie Pekalongan nam het aantal dergenen i die zich met de vischvangst bezighouden — van ouds eeO belangrijke tak van nijverheid in dit gewest — eenigzinS toe: een des te verblijdende!- verschijnsel, omdat de zee
Palembang. De handelsgeest der bevolking is steeds toenemende. Het verbeteren der voornaamste wegen en de zorg dat de rivieren steeds vrij van belemmeringen blijven, brengen daartoe veel bij. De handel bestaat voornamelijk in katoen, tabak en boschproducten voor den afzet op de hoofdplaats en in lijnwaden, zout, geweren, landbouwgereedschappen en artikelen van weelde ter voorziening in de behoefien der binnenlanden. Belangrijke sommen werden omgezet op de markt ter hoofdplaats. De groothandel ondervond ook hier de gevorgen van den algemeen gedrukten toestand. In de binnenlanden dezer residentie wordt eene zoogenaamde passar-bevolking aangetroffen ,. bestaande uit eene vermenging van allerlei inlanders niet uit die landen oorspronkelijk. Zij bewonen de hoofdplaatsen der afdeelingen en kiezen zich uit hun midden hoofden. Deze hoofden zijn met de handhaving der orde aldaar belast. Waar het land doorsneden is met waterwegen worden geene markten gehouden maar varen de kooplieden met hunne waren van dorp tot dorp en voert de bevolking hare producten op vlotten af. .. Kalangans" of plaatsen waar op bepaalde dagen in de week de bevolking zamenkomt tot het drijven van handel in rijst en zout bestaan nog in de Pasoemah- en in de Goemaij- en Moelak-landen. Eene zeer oorspronkelijke wijze van handeldrijven treft men aan onder de Koeboes, die hunne waren op bepaalde plaatsen neerleggen, waar de koopers er de waarde voor in de plaats stellen.' Hierbij wordt de grootste eerlijkheid betracht.
235
visselierij na het afschaffen van de pacht, min of meer aan liet kwijnen was geraakt. In Rembang levert de visscherij nog altijd aanzienlijke voordeelen op. Uit Soerabaija wordt gemeld dat de jongste overstroo
mingen der Solo-rivier aan de uitgebreide vischvijvers der afdeeling Grissee groote schade hadden toegebragt. De gedurende het laatst verloopen vijfjarig tijdvak van de visch-vijvera (op Java en Madura) geheven belasting in die gewesten, waar zij bestaan, bedraagt:
GEWESTEN.
Bantam . .
Krawang. .
Tagal . .
Samarang
Japara
Rembang.
Soerabaija
Pasoeroean
Probolinggo.
Bezoeki .
Madura .
1«G6
2 288,00
12 585,00
365,00
1 625,00
31 989,00
3 239,26
156 648,50
23 801,63
7 594,04
3 684,27
1 752,50
f 245 572,20
1 8 6 7 .
3 061,00
12 869,00
205,00
1 666,00
31 872,00
2 602,54
141 078,26
24 709,375
7 032,49
3 592,94
1774,25
f 230 462,855
1*68.
f 3 211,00
9 862,00
180 00
1551,00
31 574,00
2 396,59
158 124,96
24 739,97
7 462,75
3 792,095
1 690,75
f 244 585,115
1*6».
f 2 544,00
13 172,00
180,00
1 523,00
32 995,00
2 949,40
158 578,62
24 709,97
7 539,66
3 772,465
1688,15
f 249 652,265
1 8 * 0 .
f 2 708,00
13 387,00
205,00
1 461,00
35 958,00
3 058,27
158 582,19
25 032,34
7 522,43
3 769,46
1 731,50
f 253 415,19
De vischrijkdom der rivieren wordt in Palembang bijna nergens benuttigd, tenzij nu en dan ter uitspanning. Voor de inlandsche bevolking van den Riouw-LinggaArchipel is de vischvangst daarentegen schier het eenige middel van bestaan. Te Ternate was de vischvangst in 1870 zeer verminderd , zoodat gedurende weken achtereen soms geen vis'ch op de passars te verkrijgen was en in de behoefte door aanvoer van elders, vooral van Batjan, moest voorzien worden. Bepaalde redenen voor dit hier anders zeldzaam verschijnsel worden niet opgegeven.
Fabriehen enz. Omtrent de verschillende takken van nijverheid in de residentie Batavia, voor zoo ver zij in eigenlijke fabrieken werden uitgeoefend, valt niets merkwaardigs mede te deelen. De pas opgerigte kunstijs-fabriek (waarvan in het vorige verslag, bladz. 174 gesproken werd) ging kort na hare oprigting door den dood des ondernemers weder te niet. De steenbakkerijen in de Ommelanden verkeerden in kwijnenden staat door verminderde vraag en verhoogde productie-kosten. Te Samarang werden in de ateliers der firma JAUDAS en BONSET en voornamelijk ook in die der NederlandschIndische spoorwegmaatschappij allerlei werktuigen vervaardigd tot groot gerief van de suikerfabrikanten en andere ondernemers. Er bevinden zich ter hoofdplaats twee drukkerijen. In Soerabaija werden op geen enkel gebied nieuwe fabrieken opgerigt, doch bleven de oude bestaan. Te Pasoeroean bleef de fabriek Bromo in werking. Van den ter hoofdplaats Solo gevestigden constructiewinkel , de aldaar aanwezige leerlooijerij en twee wagenraakerijen werden geene bijzonderheden medegedeeld. Ook niet omtrent de beide zeepfabrieken ter hoofdplaats Pekalongan. Te Rangkas-Betoeng in de afdeeling Lebak (Bantam),
houdt een Europeaan zich onledig met het bereiden van fijne reukolien. Ook worden de daartoe opgekochte bladeren door hem in gedroogden staat naar Euroj>a uitgevoerd. Rijstpelmolens worden in de Preanger regentschappen aangetroffen ten getale van 10, waarvan in 1870 7 werkten, die gezamenlijk afleverden 74 400 pikols rijst, uit 140 600 pikols padi verkregen. De 3 overige moesten uit gemis aan bedrijfskapitaal stilstaan. In KrawaDg zijn er 2 op de Tegalwaroelanden aan Chinezen behoorende. Een der in Cheribon aanwezige rijstpelondernemingen werd in 1870 van een stoomwerktuig voorzien. De aldaar reeds vroeger door stoom gedreven rijstpelmolen leverde in 1870 U 300 pikols rijst, verkregen uit 22 500 pikols padi. Omtrent de rijstpelmolens in Soerabaija, waarvan er één met stoom werkt, zijn geene opgaven verstrekt.
Inlandsche bedrijven. Ook in 1870 hadden geene gebeurtenissen plaats, die omstandigheden in het leven riepen, welke een merkbaren invloed op de volks-nijverheid uitoefenden. De berigten van de gewestelijke verslaggevers betreffende dit onderwerp zijn dan ook vrij wel eensluidend met die van vorige jaren. De landbouw en de veeteelt op Java en Madura, het verzamelen van boschproducten op Borneo en Sumatra en in den Riouw- en Lingga-archipel, de visch- en tripangvangst op de Riouw-Lingga-eilanden, op Billiton, Celebes en de Molukken, benevens de specerij teelt op laatstgenoemde eilandengroep, zijn immer de hoofdbezigheden der inboorlingen. Het is opmerkelijk dat de gewone inlander, hoewel niet afkeorig van het leeren van eenig ambacht, dit meestal als eene bijzaak blijft beschouwen en hij daarvoor zijne evengenoemde geliefkoosde bezigheden zelden ten eenen male laat varen. Hieraan moet bij hem hoofdzakelijk de weinige vooruitgang in vakken van nijverheid en kunst worden toegeschreven. Toch kan de meerdere of mindere
236
•welvaart in eenig gewest en de daarmede gepaard gaande zucht tot of' onverschilligheid voor betrekkelijke weelde, hier niet geheel buiten rekening worden gelaten. In die gewesten waar opeenvolgende gelukkige oogsten welgesteldheid onder de bevolking hebben gebragt en de begeerte naar steenen huizen en F.uropeesch meubilair zich openbaart, kan dan ook een toenemende lust tot het eenigzins grondig aanleeren van het timmeren, het metselen en het meubelmaken, ten einde in de uitoefening dezer ambachten een naar verhouding vrij ruim middel van bestaan te vinden, worden waargenomen ; evenzeer namen daar de steen- en pannenbakkerijen en de kalkbranderijen in omvang en aantal toe. (Verg. met betrekking tot deze laatste bedrijven ook het aangeteekende op bladz. 115 hiervoren.) De vloermatten van Bantam en van Palembang, het leder van Soerakarta en het huisraad van Rembang handhaven hun roem van deugdelijkheid. Op Bali worden beeldjes en andere voorwerpen van weelde uit ivoor gesneden, terwijl het borduren _ met goud- en zilverdraad, het vervaardigen van fraaije inlandsche wapenen en het slijpen en zetten van edelgesteenten in Soerakarta vlijtige beoefenaars vinden. Voorts wordt berigt, dat de ambachtsnijverheid der inlandsche bevolking in Soerabaija op dezelfde hoogte bleef', en dat in Rembang, Tagal en Djokjokarta vooruitgang werd bespeurd. De mededeeling in 't vorig verslag (bladz. 174) _ betreffende de ontwikkeling der inlandsche katoen-nijverheid op Java, heeft sedert nog hare bevestiging gevonden in berigten van de factorij der Nederlandscha Handelmaatschappij te Batavia. Volgens de factorij nam de fabricatie van batiks op Java op zoodanige wijze toe, dat de inlander zich dikwijls goedkooper en beter van dat artikel voorzien kan door inkoop van inland>ch dan van Europeesch fabrikaat. «De tijd is voorbij" — zoo luidt het in hetzelfde berigt — » dat de inlander zich uitsluitend toelegde op de vervaardiging van batiks van kunstige bewerking , die door fraaiheid uitmuntten, maar dan ook naar evenredigheid moesten betaald worden. Hij levert thans artikelen van dezen aard die (de qualiteit in verband met de prijzen beschouwd) bij de in Europa gefabriceerde in het geheel niet ten achter staan. Om de mededinging met hem vol te houden, zal de Europesche batikf'abrikant daarom tot veel billijker prijzen zijn fabrikaat moeten kunnen leveren."
Zij de-industrie. Zoo als uit vroegere verslagen blijkt, worden van gouvernementswege op een drietal plaatsen , namelijk opeen buurland in het Buitenzorgsche (zie bladz. 181 hiervoren) en bij do etablissem*nten voor veroordeelden in Krawang en Banjoewangi, sedert eenige jaren proeven genomen met de aankweeking van zijdewormen en het winnen van zijde, met het doel om de zijde-industrie op Java practisch te doen bekend worden, ten einde langs dien weg den inlander of' particuliere ondernemers tot het beproeven derzelve aan te moedigen. Tot nog toe evenwel zijn de verklagen uitkomsten , ook daar waar het voorbeeld navolging gevonden heeft (verg. bladz. 180 hiervoren) over 't algemeen niet zeer bemoedigend. ' Te Tjikema, het bovenbedoelde huurland in het Buitenzorgsche, werden in 1870 1047Viooo k i l ° z P e verkregen . eene opbrengst, die in geene verhouding staat tot de daaraan ten koste gelegde uitgaven. Ongeveer eene gelijke hoeveelheid zijde (4'/2 kilo gele ruwe, 5 kilo witte en V2 kilo gele en witte) van Tjikema afkomstig, werd in 1870 te Batavia geveild voor te zamen f 92. De achteruitgang van dit etablissem*nt vindt hoofdzakelijk zijne oorzaak in de verbastering van den aldaar gekweekt wordenden Siamschen zijdeworm, hetgeen geacht werd slechts door een geregelden aanvoer van zijdewormen uit Siam te kunnen worden tegengegaan. Daar de tusschenkomst van den Nederlandschen consul te Bangkok (Siam) gebleken was zonder gewenscht gevolg te blijven, is in Mei jl. besloten een geschikt persoon derwaarts te zenden voor den inkoop aldaar van cocons. De keuze daartoe is gevallen op een zoon des huurders van Tjikema, Cochin-Chinees van geboorte, die zich in den laatsten tijd beijverd had om met de teelt van zijdewormen proeven te doen nemen in eene kampong in de Preanger regentschappen, op de grens der afdeelingen
Tjiandjoer en Buitenzorg. In navolging van de in zijn vaderland gevolgde wijze, waar de bevolking de zijde niet zelf afspint, maar zich bepaalt tot het leveren der cocons aan de zijde-inrigtingen, wist hij namelijk de bevolking dier streek te bewegen tot het aankweeken van moerbezienboomen en de levering der bladeren tegen eene betaling van 2 cents de katti en opende haar tevens het uitzigt op levering der cocons tegen f 0,5f) de katti, voor het geval zij zich op deze cultuur wenschte toe te leggen. Tot zoodanigen inkoop voor rekening van den lande,^ is in Maart jl. bij wijze van proef door de Indische Regering magtiging verleend. Bii het etablissem*nt voor veroordeelden in Krawang,. in de laatste jaren mede als zijde-inrigting benuttigd, moest gedurende 1870 door gebrek aan handen de arbeid in de moerbezientuinen, die in 1869 eene uitgestrektheid van 10' bouws besloegen , zeer worden beperkt. De minder goede qualiteit der moerbezienbladeren en naar het schijnt ook onvoldoende zorg, waartegen echter in den vervolge zou worden gewaakt, waren oorzaak dat verreweg het grootste deel der rupsen verbasterde of uitstierf, zoodat versehe eijeren van Tjikema moesten ontboden worden. De productie bedroeg 0,285 kilo gele zijde, die even als het product in de beide voorgaande jaren verkregen , nog te Poerwakarta was aangehouden, doch van daar was opgevraagd. Gunstiger waren de resultaten, verkregen bij het etablissem*nt voor veroordeelden te Soekaradja in de residentie Banjoewangi. Daar lieten de moerbezienaanplantingen ter uitgestrektheid van 30 bouws niets te wenschen over. In weerwil van de genomen voorzorgsmaatregelen verkeerden echter de zijdewormen nu en dan toch in ziekelijken toestand; de sterfte onder de rupsen was intusschen niet zoo groot als in 1809. Volgens berigten van April jl. had de ziekte toen opgehouden. In 1870 werden verkregen 12,6 kilo's goede en 52,25 kilo's vloszijde, welke hoeveelheid in het loopende jaar te Batavia zou verkocht worden. Deze productie wordt in vergelijking met die van 1«69 (2,16 kilo goede en 24,4 kilo vloszijde) zeer gunstig genoemd. Het onderhoud der aan plantingen , het jif haspelen der cocons, het wegen en afpakken van de zijde geschieden, onder de leiding van een bezoldigden Chineschen mandoor, uitsluitond door tot dwangarbeid veroordeelden. Aan het denkbeeld tot uitbesteding der gouvernementszijde-etablissemer.teD in Krawang en Banjoewangi (zie het verslag van 1869, bladz. 179) kon in 1870 nog geen uitvoering worden gegeven. Door een zich onder andere ook op de zijde-industrie toeleggend landbouwondernemer te Garoet (Preanger regentschappen) werd op nieuw (zie het vorig verslag, bladz. 175) het denkbeeld in overweging gegeven om tot bevordering der gouvernementsproeven eenige Japansche huisgezinnen, ten volle met de zijdecultuur en fabrikatie vertrouwd op 's lands kosten naar Java te ontbieden. Van eene beschikking hieromtrent is tot dus ver niet gebleken. In de buitenbezittingen wordt van de zijde-industrie eenig werk gemaakt in de residentien Lampongsche districten en Palembang (verg. bladz. 194 en 195 hiervoren). Het product strekt echter uitsluitend ter voorziening in eigen behoefte. In de residentie Menado is de zijdewormenteelt opgegeven , omdat de prijs der zijde geene voldoende belooning gaf voor de zorg en moeite, die de bewerking vordert
Ramers van koophandel en nijverheid. De kamer te Batavia gaf een belangrijk verslag uit over het jaar 1869. In de kosten van uitgave kwam. de Indische Regering te gemoet door inteekening voor een zeker getal exemplaren, terwijl ook de Handelsvereeniging ter plaatse eenige hulp verleende. Van de zijde der andere kamers van koophandel werden geene verslagen in het licht gegeven. Overigens kan van deze instellingen worden vermeld, dat zij tot nut^van handel en nijverheid werkzaam bleven, en bij voorkomende gelegenheden door de Regering werdon geraadpleegd.
Maten en gewigten. De voorbereidende werkzaamheden voor de invoering in Nederlandsen Indie van het metriek stelsel van maten en gewigten en den ijk zijn nog niet afgeloopen. In Maart jl. werd door den betrokken départe
237
nients-chef aan de Indische Regering berigt, dat door den hem voor bedoelde voorbereiding toegevoegden (sedert vervangen) ambtenaar een concept-voorstel betreffende de invoering en regeling van het metriek'stelsel was opgemaakt, dat echter, als in vele opzigten niet in verband met de wet van 7 April 1869, betreffende de maten, gewigten en weegwerktuigen in Nederland, eene omwerking behoorde te ondergaan. De Gouverneur-Generaal heeft hierin aanleiding gevonden tot eene uitnoodiging aan den directeur om niets na te laten, wat strekken kan de onderwerpelijke aangelegenheid voor eene spoedige afdoening vatbaar te maken. Aan ijkgelden werd in 1870 ontvangen: op Java en Madura f 2391 en in de Buitenbezittiugen f 142. In 1869 waren die ontvangsten f 2329 en f 107.
Octrooijen Overeenkomstig de door het Opperbestuur verleende magtiging (zie het vorig verslag bladz. 175), werd by ordonnantie van 7 September 1870 {Indisch Staatsblad n°. 114) door den Gouverneur-Generaal ingetrokken het reglement op het verleenen van uitsluitende regten op uitvindingen , invoeringen en verbeteringen van voorwerpen van kunst en volksvlijt in Nederlandsch Indie {Indisch Staatsblad 1844, n°. 28, en 1851, n". 8). Als_ overgangsbepaling werd voorgeschreven , dat op bereids)gedane aanvragen alsnog kan worden beschikt, en dat de vroeger verleende of, ingevolge de aanhangige aanvragen, nog te verleenen octrooijen, op den voet van het ingetrokken reglement zouden kunnen wordsn verlengd.
Behalve de reeds in 't vorig verslag genoemde, in February 1870 verleende/ twee octrooijen, op de uitvinding van een werktuig voor liet ontbolsteren van koffij en op de uitvinding van ebne machine tot voortstuwing van personenwagens'zonder stoomvermogen, werd in Augustus 1870 aan eene handelsfirma te Batavia octrooi verleend voor vijf jaren, voor de invoering in Nederlandsch Indïe van eene door haren principaal te Melbourne uitgevonden verbeterde wijze van suikerbereiding. Eene lijst der onder uit. 1870 nog van kracht zijnde octrooijen wordt aangetroffen inden Regerings-Almanak voor Nederlandsch Indie van 1871, bladz. 405—407. Een verzoek van twee ingezetenen van Soerakarta om octrooi voor de exploitatie van een, volgens hun beweren , nieuw uitgevonden voertuig, door hen radervrachtwagen genoemd, werd in Mei 1870, daar de uitvinding geen nieuw denkbeeld bevatte, op grond van art. 1 van het (nu ingetrokken) reglement in Indisch Staatsblad 1844, n°. 28, afgewezen.
'sGravenhage, den 18den September 1871.
De Minister van Koloniën,
VAN BOSSE.
N°. 8. 2, 60
BIJLAGEN
BKIIOOREN'DE
BIJ HET VEMLAG VAN NEDERLANDSCH (OOST-) INDIE VAN 1871.
Lit. A, n'2. 1—12. Staten betreffende de bevolkingsstatistiek van Nederlandsch Indie over 1870. nc 13. Aantooning van de gedurende 1870 aan Nederlanders en aan Westersche en Oostersche vreemdelingen verleende vergunningen tot inwoning in Nederlandsch Indie. n°. 14. Opgave van de ter kennis van het bestuur gekomen ongelukken, -waardoor in 1870 menschen het leven hebben verloren.
» B. Aantooning van de formatie en de sterkte van het leger in Nederlandsch Indie onder ultimo December 1870.
» C. Overzigt der uitkomsten van de geneeskundige dienst bij de landmagt op Java en Madura over 1870.
» D. Idem voor zooveel de buitenbezittingen betreft.
» E. Overzigt van de in Nederlandsch Indie op 1 January 1870 aanwezige oorlogs- en gouvernementsmarine en van de daarin tot 1°. Mei 1871 voorgevallen veranderingen.
» F. Lijst der gedurende 1870 bij het departement deimarine in Nederlandsch Indie ingekomen hydrographische opnemingen en schetsen.
» G, n°. 1—4. Aantooningen betreffende het aantal dwangarbeiders on andere gevangenen op Java en Madura en in de buitenbezittingen gedurende 1870.
» H. Statistiek der regtsbedeeling in Nederlandsch Indie over de jaren 1868 en 1869 en daarbij behoorend verslag (1).
» I. Aantooning betreffende het aantal faillissem*nten bij eiken raad van justitie in Nederlandsch Indie behandeld gedurende de jaren 1866—1870.
" K. Idem der verrigte heeren dien sten op Java, met uitzondering van de Vorstenlanden en in de afdeeling Pamakassan (Madura), gedurende 1870.
» L. Idem betreffende den aanslag der landrente aldaar over 1870, aanwijzende voor elk gewest de verhouding van dien aanslag tot de (geschatte) waarde van den padi-oogst.
» M. Idem der bedrijfsbelasting op Java en Madura over 1870, afzonderlijk voor inlanders, Chinezen en andere vreemde Oosterlingen.
» N. Idem van de uitkomsten der bijhouding van de
bevolkingsstatistiek in de geheel of gedeeltelijk statistisch opgenomen residentien Kadoe, Bagelen , Pekalongan, Tagal, Samarang, Banjoemas en Cheribon, gedurende 1870.
Lit. O. Lijst van leer- en leesboeken, waarvan gedurende 1867—1870 de uitgave ten behoeve van den inlander van regeringswege is gelast.
» P , n°. 1 en 2. Summiere ziekenrapporten (2) betreffende de burgerlijke geneeskundige dienst op Java en Madura en in de buitenbezittingen, gedurende 1870.
» Q. Ziektekundig overzigt der behandelden en overledenen bij de burgerlijke geneeskundige dienst in Nederlandsch Indie, gedurende 1870.
» E. Plaatsgewijze numerieke opgaaf dier behandelden en overledenen.
» S. Lijst der voornaamste landswerken in 1870 voltooid , voortgezet of ondernomen (en nog niet voltooid).
» T. Aantooning betreffende de maandelijksche opbrengst van het spoorwegverkeer langs de reeds in exploitatie zijnde gedeelten der lijn Samarang-Vors tenlanden gedurende 1870 en de eerste vijt maanden van 1871.
» U. Idem van het aantal stoomwerktuigen en stoomtoestellen in Nederlandsch Indie aanwezig bij het einde van 1870.
» V. Idem van de ontvangsten en uitgaven der Indische administratie in Nederland en in Indie over het dienstjaar 1865.
» W. Idem van de opbrengst enz. der verschillende gedurende 1870 in Nederland verkochte OostIndische gouvernementsproducten.
» X. Statistiek betreffende de opiumpacht op Java en Madura over 1869, 1870 en 1871.
» IJ. Aantooning van den opiumpachtschat in de Buitenbezittingen over dezelfde jaren.
» Z. Idem van de pachtsommen der buiten hot opiummiddel op ^ Java en Madura verpachte (zoogenaamde kleine) middelen, insgelijks over de jaren 1869—1871.
(1) - De statistiek zelve is, in twee bundels, ter inzage voor de leden der Kamer, ter griffie nedorgclegd. Alleen het geleidend verslag is in druk opgenomen.
(2) Deze rapporten zijn mede ter griffie gedeponeerd
2
Lit. AA. Idem idem voor zooveel de Buitenbezittingen betreft.
» BB. Idem van de uitkomsten der rijstcultuur op Java (met uitzondering van de residentie Batavia en de Vorstenlanden) en in de afdeeling Pamakassan (Madura) over 1870, en van verdere gegevens op het gebied van den landbouw aldaar.
» CC. Idem betreffende het op Java en Madura, met uitzondering van de Vorstenlanden, op 1 Januarij en 31 December 1870 aanwezig getal klapperboomen.
n DD. Idem betreffende de gouvernements-koffijcultuur op Java (statistiek van het aantal boomen onder ult°. Maart 1870 en 1871).
» EE. Idem betreffende do uitkomsten der gouverneinentfl-koffijcultuur op Java, over 1870 (de leve- j ring uit de Vorstenlanden daaronder begrepen).
« FF. Idem van de uitkomsten der governements-suikercultuur op Java en Madura, over 1870.
« GG. Idem idem voor zoo veel elke suikerfabriek in het bijzonder betreft, tevens statistieke gegevens hevattende nopens het werken der verschillende ondernemingen, over 1870.
» HH. Overzigt der van bestuurswege aan de suikerfabrikanten verstrekte rietsnijders, over de jaren 1S66—1870.
n JJ. Idem der van bestuurswege aan hen verstrekte arbeiders voor den arbeid in en bij de fabrieken, gedurende dezelfde jaren.
» KK. Idem betreffende den groei der verschillende soorten van kinaboomen op Java.
y LL. Idem betreffende den stand der kinacultuur op
.lava, bij hot eind van elk der jaren 1808, 1869 en 1870.
Lit. MM. Idem van de gedurende het jaar 1870 bewerkstelligde analyses van Java-kina (voor zoo verre die analyses bekend werden).
» NN. Idem betreffende de op Java gevestigde landbouwondernemingen op woeste gronden door het Gouvernement verhuurd, over 1870.
» OO. Idem betreffende de op Java bestaande houtkapondernemingen werkende op contract met het Gouvernement, over 1870.
» PP. Aantooning van de getalsterkte van den veestapel op Java (met uitzondering van de Vorstenlanden) en in de afdeeling Pamakassan (Madura) bij het eind van 1870.
» QQ. Idem van het getal aanwezige en vruchtdragende koffijboomen in het gouvernement van Sumatra's Westkust en van de verhouding dezer laatste tot de productie, over de jaren 1869 en 1870.
» RR. Aanteekeningen uit een verslag van den inspecteur-honorair der cultures J. E. ïeysmann, betreffende den proef-aanleg van sawahs op Banka.
» SS. Aantooning van het zoutdebiet in elk gewest van Java en op Madura, over de jaren 1866—1870.
» T T , n°. 1—9. Aantooningen betreffende den handel en de scheepvaart op Java en Madura, over de jaren 1869 en 1870.
» UU, n". 1—6. Idem voor zooveel de Buitenbezïttingen betreft, over de jaren 1868, 1869 en 1870.
n VV. Aantooning betreffende de in Nederlandsch In die te huis behoorende schepen en vaartuigen, groot 10 last en daarboven, over 1870.
-1 T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal Verslag van 1871.
NEDERLAlYDSCH (OOST-) INDÈE.
BIJLAGE LIT. A .
N°. 3.
AANTOONINGEN
BETREFFENDE DE
BB¥0£KÏM©S-STATîSTÏIK
VAN
iiiiiiâiissm H U I ,
over 1870.
N". 1.
ALG-EMEENE STAAT der bevolking van Java en Madura (met uitzondering
van het jaar 1869.
G E W E S T E N .
Bantam
Batavia
Krawang
Preanger regentschappen
Cheribon (a) . . . .
Tagal (a)
Pekalongan (b) . . .
Samarang (a) .
Japara
Rembang
Soerabaija . . . . .
Madura
Pasoeroean
Probolinggo . . . .
Bezoeki
Ban joe wangi . . . .
Banjoemas (5) . . . .
Bagelen (b)
Kadoe (b)
Djokjokarta
Soerakarta
Madioen
Kediri
Europeanen.
243
6 386
287
456
747
495
462
4 018
530
680
4 950
495
1 163
524
380
132
484
I 500
319
1301
2 138
431
464
27 585
Chinezen.
1 577
64 360
3 068
507
14511
4 312
4 122
12 560
9 315
14 644
9 214
5 366
3 981
1534
828
245
3 190
2 232
4 578
1759
4 863
2 529
5 245
174 540
Arabieren.
24
952
(d) 195
8
816
204
608
358
77
205
1626
979
546
231
382
303
{d) 114
47
77
42
10
7 804
Andere vreemde
Oosterlingen.
556
88
1
557
296
773
33
710
4 607
86
815
1
128
33
214
241
9 139
3
g xm leger en de soldatenkinderen), bij het eind van het jaar 1870, vergeleken met hetzelfde tijdstip
Inlanders.
682 802
876 497
224 096
1 023 842
1 021 077
773 765
461 879
1 242 029
662 303
838 032
1 419 207
651 273
556 277
387 102
369 702
53 037
852 179
1 075 475
653 509
393 983
728 956
709 807
566 271
16 233 100
Totaal.
685 202
948 283
227 646
1 034 814
1 037 678
778 776
467 367
1 259 738
672 258
853 561
1 435 707
662 720
562 053
390 236
371 293
53 717
855 981
1078 321
658 486
397 120
736 213
713 018
571 980
16 452 168
i
Bevolking
op ultimo December
1869.
661 186
941 376
222 649
999 701
971 045
724 281
462 600
1 241 657
646 836
829 594
1394 336
646 996
550155
384 918
363 466
52 329
846 594
1 066 555
648 674
387 591
722 461
689 656
555 458
16 010 114
Vermeerdering
in 1870.
24 016
6 907
4 997
35 113
66 633
54 495
4 767
18 081
25 422
23 967
41371
15 724
11898
5 318
7 827
1388
9 387
11766
9 812
9 529
13 752
23 362
16 522
442 054
A ANMERKINGEN.
(a) Voor die districten , waar de bijhouding der statistische opneming 'werkt, zijn ten aanzien van het zielental der inlandsche bevolking de opgaven gevolgd van het betrokken kadastraal statistisch bureau.
(V) De opgaven van het zielental der inlandsche bevolking berusten op de uitkomsten der bijhouding van de statistische opneming.
(c) Waaronder 86 Afrikanen.
(d) Hieronder ook andere vreemde Oosterlingen.
(e) Begrepen in het cijfer deivoorgaande kolom.
4
N°. 2.
AANTAL mannen, vrouwen en kinderen, waaruit de vorenstaande totalen
zijn zamengesteld.
Mannen.
Europeanen en hunne afstammelingen . . .
Chinezen en hunne afstammelingen . . . .
Arabieren en hunne afstammelingen . . . .
Andere vreemde Oosterlingen en hunne afstammelingen
Inlanders
9 157
51268
2 586
2 655
4 284 122
Te zamen . . 4 349 788
Vrouwen. Kinderen.
6 905
48 805
1892
2 294
4 815 056
4 874 952
11498
74 467
3 326
4190
7 133 922
7 227 403
Totaal.
(1) 27 560
174 540
7 804
9 139
16 233 100
16 452 143
1) Ongerekend de Europeanen en met dezen gelijkgestelden op het eiland Bawean (Soerabaija), ten getale van 25, van welke eene splitsing, als de in dezen staat bedoelde, niet is gemeld.
N . 3,
à
VERDEELING
VAN HET IN DEN VOOB&AANDES STAAT OPGEGEVEN AANTAL EUROPESCHE MANNIN, VROUWEN EN KINDEREN
OP
M°. 8. 3.
!' I k\ iU
G E W E S T E N .
T« zaman .
Europeanen in Nederlandsen Indie
geboren,
Bantam . . . . . .
Batavia
Krawang
Preanger regentschappen
Cheribon
Tagal
Pekalongan
Samarang
Japara
Kembang
Soerabaija . . . . .
Madura
Pasoeroean
Probolinggo
Bezoeki
Ban joe wangi . . . .
Banjoemas
/ Europeanen. Bagelen (
( Afrikanen .
Kadoe
Djokjokarta
Soerakarta
Madioen
Kediri
Mannen.
63
1219
45
92
142
106
95
867
133
196
1223
141
240
109
86
25
118
75
38
73
372
572
95
107
Vrouwen.
6 232
Kinderen.
37
1115
47
94
147
107
132
977
116
157
949
139
259
104
65
36
81
58
5
62
288
491
71
75
5 612
Te zamen.
96
1709
127
156
304
211
191
1 636
195
244
1968
177
486
212
155
58
207
214
43
129
539
856
185
180
10 278
Europeanen in Nederland ,
alsmede Nederlanders buiten Nederland
of Nederlandsch Indie geboren.
Mannen.
196
4 043
219
342
593
424
418
3 480
444
597
4 140
457
985
425
306
119
406
347
86
264
1199
1919
351
362
22122
"Vrouwen. Kinderen.
31
619
25
69
76
33
28
288
49
53
338
21
101
51
56
10
50
44
n
26
73
115
43
73
2 272
10
425
12
26
20
19
7
114
28
18
169
8
39
19
6
3
20
11
n
7
21
17
10
14
1023
Te zaiB'
4
560
1
2
1
1
67
11
115
5
7
14
4
»
2
3
»
1
6
1
6
7
818
16(
4
Europesche vreemdelingen. Totaal Europeanen en hunne afstammelingen.
Manne Vrouwen.
2
299
19
13
37
16
7
44
7
1
68
3
22
11
6
1)
4
6
»
6
2
55
18
7
Kinderen.
157
3
2
6
2
1
24
39
1
6
2
2
»
2
3
653 270
Te zamen.
283
8
4
13
56
S
2
23
2
402
•Mannen.
2
739
30
19
56
18
8
69
9
1
163
4
31
15
8
Î)
6
9
I]
21
2
86
21
8
1325
Vrouwen.
96
2 137
89
174
255
,155
130
1 199
189
250
1629
165
363
171
148
35
172
163
n
105
447
742
156
187
9 157
Kinderen.
47
1697
62
122
173
128
140
1 115
146
175
1 157
148
304
125
73
39
103
. 77
»
77
309
516
82
90
6 905
Te zamen.
100
2 552
136
160
319
212
192
1704
195
255
2 139
182
496
228
159
58
209
260
243
6 386
287
456
747
495
462
4 018
530
680
(«) 4 925
495
1163
524
380
132
484
500
137
545
880
193
187
319
1301
2 138
431
464
AANMERKINGEN.
(a) Ongerekend de Europeanen en met dezen gelijkgestelden op Bawean ten getale van 25 , waarvan eene splitsing als de in dezen staat bedoelde, niet is gemeld.
11498 27 560
Nü. 4.
OUDERDOM der Europesche mannen en vrouwen.
Europeanen in Nederlandsen Indie geboren
Europeanen in Nederland, alsmede Nederlanders buiten Nederland of Nederlandsen Indie geboren . . . . .
16—30 jaren.
VrouMannen.
30—45 jaren.
Mannen. Vrou
45—60 jaren. Boven
de 60 jaren. Totaal. (a)
Mannen. i Vrou
j wen. !
Mannen Vrou
wen. Mannen. Vrou
3045
Europesche vreemdelingen.
761
227
4033
2829
455
2003
1006
130
3414
271
3280
1850
357
89
2296
882
3S5
113
1380
677
154
35
866
292
106
43
441
249
50
14
313
6222
2258
654
9134
560»
1016
268
6889
(a) De verschillen met de totalen in staat n°. 3 zijn niet toegelicht geworden.
9
N°. 5.
Beroepen der Europesche mannen.
Europeanen in Nederlandsch In die geboren. .
Europeanen in Nederland, alsmede Nederlanders buiten Nederland of Nederlandsch Indie
In
's lands
dienst.
2 505
890
117
3 512
In contract met het Gouverne
landbouwondernemingen.
63
77
9
149
In
den handel,
453
281
186
920
Andere
indus
triëlen.
1598
661
240
2 499
Zonder
beroep.
1697
327
99
2 123
6 316
2 236
651
9 203
N°. 6.
Beroepen der Chinezen.
Hoofden, ambtenaren en geestelijken
Landeigenaren en bij dezen in dienst
Contractanten voor landbonwondernemingen met het Gouvernement
Pachters en onderpachters van 's lands middelen
Andere industriëlen of zonder beroep
488
1201
15
2 695
45 608
N°. 7.
(i) 50 007
Beroepen der andere vreemde Oosterlingen, (c)
Hoofden, ambtenaren en geestelijken
Landeigenaren en bij dezen in dienst
Andere industriëlen en zonder beroep
223
42
4 695
4 960
(s) De verschillen met de totalen voorkomende op de staten nb. 2, 3 en 4 zijn niet toegelicht geworden. Het aan<al der gepensioneerde 'of gegageerde) Europesche landsdienaren (vermoedelijk onder de vorenstaande totalen begrepen) beliep onder Hit. December 1870 10,11, verdeeld als volgt: 353 gepensioneerde ambtenaren, 135 gepensioneerde officieren, benevens 523 gegageerde militairen heneden den rang van officier. Van deze drie kategorien waren er respectiveüjk 55, 12 en 75 in de buitenbezittingen gevestigd.
' (S) -Het verschil met bet totaal in staat n°. 2 ad 51 268 is vermoedelijk toe te schrijven aan het niet opnemen door sommige residentem in hunne opgaven der beroepsverdeeling van de Chinezen die,geen beroep uitoefenden.
M Ds ontvangen opgaven van een paar residentien zijn niet voldoende om met juistheid de beroepen der Arabieren afzonderlijk op te geven. Volgens de aantooning n°. 2 hiervoren, bedraagt het aantal mannelijke vreemde Oosterlingen buiten de Chinezen 5211. Dat hier een minder getal vermeld wordt, is vermoedelijk toe te schrijven aan dezelfde reden als hoogér voor de Chinezen opgegeven. N°. 8. 3. :!
N°. 8.
10
Aantal leerlingen die gedurende 1870 de Mohammedaansche godsdienstscholen
bezocht hebben.
GEWESTEN.
Java en Madura.
Bantam
Batavia
Krawang
Preanger regentschappen
Cheribon
Tagal
Pekalongan . . . . .
Samarang
Japara
Rembang
Soerabaija . . . . .
Madura
Pasoeroean .
Probolinggo .
Bezoeki
Banjoewangi.
Banjoemas .
Bagelen . .
Kadoe . . ,
Djokjokarta .
Soerakarta
Madioen •
Kediri . .
Aantal
leerlingen. GEWESTEN.
11992
9 505
540
7 629
7 158
4 683
4 957
17 877
7 365
6 094
10 820
8 709
6 535
4 248
5 597
2 774
2 189
4 307
2 351
454
3 363
6 221
6 810
142 178
Buitenbezittingen.
Sumatra's Westkust
Benkoelen
Lampongsehe districten . . .
Palembang
Banka
Billiton . ,
Riouw
Westerafdeeling van Borneo . .
Zuiderafdeeling van Borneo.. .
Celebes en onderhoorigheden
Menado
Amboina
Ternate
Timor
Bali •
Aantal
leerlingen.
30 567
geen.
(a)
geen.
id.
id.
id.
id.
id.
id.
91
426
31 084
Ifl) Geene opgaven ontvangen.
11
en
^n
i - i
•—
o 'a
c § 'a K! 3
3
B
•G
OH i
i « Ol
ci S 1
P
cS -»-a H
m cä
o
<
z;
t—»
r-3 cS C3
jH
R 1
R CD t* R o
r>
R
R R 03 S
c3
O H
fc, ' o a . <° S h C 'w g » S R S m M
n
r Q
-«1
H CP
C -R O
•i, w
<
e* o
H
H
N
,
g g)
_j3 co £ S o ' o -R m CD
r S . 2 S
R M
fe W H 02 w fcsP"
i r a
t> -*
CT: CO CT
ira o
CM
CO .—* • *
CO T H
oo
CT
r H
K
I O
es CO
CT

r H
r H

.
* *
.
S 03 "S
CS
CO » O
o o CS
CO O CT
CO
oo
T—1 CO CT
CO CO
co l O CT
i r a CO CT
CT 1 ^ CO CT CT CT
O CO CD
i r a vra
© t a
>ra t »
m CS CO
-rH >ra
o CS CT rH
O o T H
CO CT •fll
i r a c~
.2 V c3 cä
CO
o
• * r H
CT 00 co
CS CO 1—(
CO
CT CO
- r * co CD
C S
CO
CT CT CT r~ CO
co o os
=
CT
CS
r H CO CO
CO
^ CT
r H
r H
T - l
ÜC R
CS
CS U M
co CO CO es CO
>ra
CO CO CO CO
CS co es co
CO CO CT
CT CO es o CT
co CT r H
0 0
-* Ö S
CS
CO
"*
r f i
CT rH
H O r2
CD r ä ü
CT
CD
CT
•rrl
CD
CO Ci o r H
Ci »ra l O CT
O co CT
K
=
c
"
s;
R
K
C t 0 E
0 0 OS Ci co
co c oo
CO
O
co
o CO r H
CO 1-H
CS CO CD
r H
oo © CT CO
i r a
t CM
O o co
os
i r a
o CO
CT CO t
R
• U J S ß R : c« i CC
CS
1 >
l >
i r a CT
t
rH t • W oo
CT o
i r a
CT CT
CO r i
=
=
CC r i
CO
r H
• *
CO CO
C3
es P H CS
r - l CT
i r a
oo CS CT CO i r a
CO CO CT
CS CT CS
CO
CO CO o ira rH
O »ra CT
"
E
O ira CT
0 0
CD
CO CD
d CD -tfl
1RS
J 3 CS U CD O cc
co
c
CO
-cH r H O co
o o CO
-cH l O t
o CO CO
r
=
st
=
CT

r-t
r H
R es CB
O u <D O
cS PH
co CS CS
CO CO
r H
CO i r a
C S CO CT
r H
T H
co i r a
r H CO r H -# i r a CO
CO r H CO CO CO CO
co
CO
CO -* CD
CS CT CT
r H
CO -* i r a
^ H CO
O co
o CS r H
O i r a CO
t CT
1
R CD S
CS ts:
H
'
CD
O O
OS
B * CD
U
O u CD n$ R cS
O ° u
TS R O
CD
s
*
12
N°. 10.
GEWESTEN.
Gouvernement van Sumatra's Westkust.
Benkoelen.
>
Lampongsclio districten.
STAAT DER BEVOLKING
AFDEELINGEN.
Padangsche beuedenlanden .
Padangsche bovenlanden . .
Tapanoli . . .
Hoofdplaats Benkoelen
Mok ko Mokko .
Ommelanden .
Seloema. . . .
Manna . . . .
Pasoemali .
EUROPEANEN.
d © a e 03 S
535
97
66
698
34
2
1
1
2
2
»
Ooloe Manna. . j
Kaueron Oeloe S 1 Loeas. . . . \
Tolok Botong. .
Sekampong. .
Sepoeti . . . .
Toelang Bawang.
Boemi Agong.
IV Marga's . .
Semangka . . .
3
46
18
1
1
2
1
1
3
27
a
3 O U >
346
46
38
430
38
6
1
2
»
»
1!
1
M
48
7
2
1
1
1
1
n
13
p © © a
850
111
89
1050
58
5
2
2
]
))
»
n
2
70
13
4
2
»
1
2
2
24
c © a N ©
1731
254
192
217£
130
13
4
5
3
2
»
2
5
164
38
7
4
3
3
4
5
64
van de

bezittingen buiten Java <
CHINEZEN.
a © a p C3
2 118
177
356
2 651
132
»
1
))
2
t)
»
10
16
161
66
3
»
3
))
4
2
78
d
O »5
706
42
85
833
133

J)
n
»
n
»
6
4
143
44
»
i
!)
3
2
50
Kinderen.
1351
64
219
1634
214
»)
2
)?
1
»
)J
9
8
234
35
»
»
»
D
i
2
38
a © a N Ol H
4 175
283
660
5 118
479
»
3
»
3
»
»
25
28
538
145
3
3)
4
»
8
6
166
lit in Madura ("
i l
ARABIEREN.
a © a a
22
2
»
24
4
»
»
H
»

»
»
1
5
12
ȕ

H
»
6
18
d © a o Ui
13
»
1
14
1
n
))
»
n
»
»
n
»
i
8
»
»
M
))
!)
))
8
G © © 'O a M
- 31
7
38
»
»
»
»
»
»
»
»
M
»
2
H

3)
))
7)
1
3
!
1
1
»
«
«
«
i?
«
»
]
1
9j
il
•!
II
1!
Il i
23
13
ra (i'
EN.
^zondering van het leger en de soldatenkinderen) bij het eind van het jaar 1870.
ANDERE VREEMDE OOSTERLINGEN.
j
928
419
44
1391
M
INLANDERS.
c
p >
Totaal. Naar
gissing nog
595! 734 2227
231
12
838
272 922
37
1013
93
3242
è
•iji
257 249
175 742
24 963
457 954
294 785
201661
26 722
352 305
231 866
35 357
523 168 619 528(a) 1600 730
[a) 904 419
609 269
87 042
912 618
610 730
87 996
1626
4 012
3 363
7 429
6 078
5 928
1 535
4 855
2 177
5014
3 788
8 116
7 114
7 144
1556
3 152
37 796
4 710
3 567
4 219
7 00H
3 507
4 019
4 927
31957
5 147
43 208
4 957
3 204
4 793
8 604
4 163
4 189
5 266
35176
2 385
6 601
4 862
8 984
7 594
9 177
1408
4 800
6 978
52 789
4 894
3 693
5 385
9 900
4 603
5 259
6 597
40 331
6 188
15 627
12 013
24 529
20 786
22 249
4 499
10 922
16 980
1611334
133 793
14 561
10 464
14 397
25 512
12 273
13 467
16 790
107 464
6 807
15 640
12 020
24 534
20 792
22 251
4 499
10 949
17 015
134 507
14 766
10 474
14 401
25 521
12 276
13 479
16 808
107 725
N°. 8.
AANMERKINGEN.
(a) Hieronder 80 inlanders van wie geene splitsing in mannen, vrouwen en kinderen is uitgetrokken.
(4) Voor het eiland Engano.
(c) De tegenwoordige cijfers berusten op eene in 1870 door de controleurs bewerkstelligde naauwkeuri'ie volkstelling.
(b) 6 000
GEWESTEN.
Palembang.
Banks.
Billiton.
Eiouw.
Westerafdeeling van Borneo.
guider- en Ooster-afdeeling van Borneo.
AFDEELINGEN.
i Hoofdplaats , . \
Lematang Oeloe .
Lematang Ilir. .
Pasoemah . .
Kommering-oeloe J en Eanaudistricten . .
Ogan Oeloe en Enim . . . .
Ogan Oeloe en Blidah . . . /
Iliran en Banjoeasin . . • •
Moesi Ilir . . . 1
Tebing Tinggi .
Kommering Ilir .
Rawas . . . .
Kikim . . . .
Moeara Kompeh. 1
i?.
»
»
».
Bandjermasin en Kween . . .
Tanalaut . . .
Martapoera . .
Amoenthay. . .
Doesoem en Bekompay . . .
Groote Daijak .
Kleine Daijak, .
Zuidkust . . .
Oostkust . . .
14
EUROPEANEN.
B a a
(d)
73
62
27
36
60
\
) f
1
96
c te a o >
t
44
37
8
21
42
t
42
a M
i
t
r
92
62
13
55
105
t
164
S S CS
CO
t
209
161
48
112
207
t
302
CHINEZEN.
c CD B a cS
t
1270
10 326
3 969
15 398
11455
568
70
61
16
1
8
22
10
43
799
B o >
t
889
2 741
185
1 124
5 569
491
77
30
13
»
5
35
4
56
711
Kinderen.
t
1 829
5 020
167
1572
7 251
802
154
64
18
»
8
30
8
71
1 155
s CO E c3 N CD
t
3 488
18 087
4321
18 094
24 275
1861
301
155
47
1
21
87
22
170
2665
« ^
ARABIEREN.
S3 a u c3
t
441
140
»
M
t
58
))
13
»
n
r>
»
7
75
153
B te o o >
t
691
140
>1
)?
t
45
»
11
»
n
»
»
1
83
140
B CD
CD
B S
t
911
207
»
H
t
111
»
29
»
»
»
»
2
107
249
(S 1 s
0
•>
t
<A
\
»
J)
12
2
II
11
«
»
»
.
2
64
15
SN. ANDERE VREEMDE OOSTERLINGEN.
20i 31
é 190
(/"130
12!
21
101
157
12
O
25
26
81
89
17
66
29
134
17
31
119
14
14
10 28
INLANDERS.
c o ^ 3 0 î>
0
T3 a M
LotaaL
Naar
gissing nog,
86
405
407
149
342
34
25
12 161
8 021
5 397
5 211
13 938
14 980
17 837
4 896
6 645
19 604
12 872
4 160
3 223
53
128 998
15 279
8 838
6 163
5 726
15 295
16 424
20 074
5 382
7 504
21610
14 437
4 785
3 867
52
145 436
18 445
11 292
9 047
6 824
20 059
22 438
27 070
7 861
11 687
26 520
20 482
6 046
4 071
39
191881
11091
5 589
3 140
t
63
7 302
3 606
15 123
53 157
7 535
11500
3 771
t
t
12 079
5 870
2 685
17 430
7 552
2 672
t
9 418
3 587
17 991
56 490
8 835
12 500
4 673
t
t
45 885
28 151
20 607
17 761
49 292
53 842
64 981
18 139
25 836
67 734
47 791
14 991
11 161
144
466 315 472 141
40 600
(g) 19011
8 497
(t) 312 565
12 696
4 543
25 582
86 408
11910
10 000
3 923
t
t
29 416
11736
58 696
196 055
(k) 28 280
(l) 34 000
12 367
(/) 35 000
(Z) 438 000
59 740
23 787
(h) 26 852
338 611
843 550
t
t
t
t
t
t
t
t
t
A ANMERKINGEN.
\e) 76 000
847 122
(d) Waar geene afdeelingsgewijze opgaaf kan worden ingevuld , vindt men zulks door een f aangeduid. Ook waar eene andere splitsing ontbreekt, is een f gesteld.
(e) Voor Djambi.
(f) Hieronder ook Maleijers.
{g) Hieronder 2769 sekalis (zwervendebewoners, meerendeels in praauwea levende).
{h) Van Lingga en Karimon z'jn geen opgaven ontvangen.
[i) Dit totaal is verdeeld als volgt :
Maleijers 71 968
Boeginezen 5 707
Daijaks 234 890
312 565
{k) Onder dit totaal is gebragt, het bij gissing geraamde zielental van Siong en Moeroeng.
(I) Bij benadering.
16
GEWESTEN.
Celebes.
Menado.
Amboina.
ïernate.
Timor.
Bali,
AFDEELINGEN.
Macassar . . .
Noorder-districten
Zuider»
Ooster»
Saleijer . . . .
Bima
Tontoli . . • •
EUROPEANEN.
Hoofdplaats .
Saparoea en Haroekoe
Hila en Larike
Boeroe en Am blauw
Wahaai. . .
Elpapoetih-baai
Banda . . •
Gouvernements onderdanen .
Kijk van Ternate.
Rijk van Tidore.
Rijk van Batjan.
208
46
50
44
11
18
1
378
o
176
29
44
25
6
19
1
c M
CHINEZEN.
»<
242
46
91
53
12
23
4
300
209
183
117
15
4
1
6
140
253
466
146
Boeleleng .
Djembrana.
146
190
109
9
5
1
3
165
481
316
626
121
185
122
29
70
6
1159
[m 778
482
176
176
63
10
18
60
377
156
6
5
2
11
284
1715
149
90
66
19
2 039
963
47
23
2
1
1036
551
811
231
231
72
12
1
13
750
382
SO
14
4
20
589
1769
553
88
8
n
2
1
»
55
334
S a
ARABIEREN.
P 0) £ s o >
à a> O) 'o n «
S3 a Ö <A N
Q W
1521
105
7
154
114
553
195
28
9
37
114
283
211
7
218
34
146
131
131
224
73
2
75
1337
90
48
38
8
»
»
4 015
286
161
106
28
n
»
27 »
n 2
1
16
6
4 596
934 (m) 1619
105
7
39
52
10
298
22
2
1
»
128
151
142
142
362
50
53
451
3G7
27
23
62 23
19
387
869
334
12
346
19
28
20
48
13
12
11
15
15
9
23
32
14
(m) '
51
13
16
85 l P
32
32
45
47
92
N'.
17
ANDERE VREEMDE OOSTERLINGEN.
M
i'
o
s—
»
I)
V>
12
609
H
70s

))
))
»
))
]]
))
»
>1
n
»
»
H
»
))
539
62
601
INLANDERS.
à CD * a o
r*
c CD CD •"O
rM
391
5S
449
12 755
31905
27 115
25 360
20 691
455
284
118 565
29 849
13 154
28 672
24 825
24 991
18 835
311
193
110 981
31 166
11 355
26 912
23 972
27 752
18 016
534
172
108 713
37 261
87 489
75 912
78 103
57 542
1300
649
338 259
51578
6 573
8 868
3 507
3 021
2 678
2 312
2 981
15
7 170
9 398
3 644
2 417
2 755
2 279
1214
29 940 28 877
10 181
18 827
6 376
4 956
3 067
3 419
1284
Totaal. Naar
gissing nog
41941
87 896
76 258
78 337
57 600
1408
661
334 101
112 593 115 007
AANMERKINGEN.
(o) 80 000
(p) 24 000
(q) 287 000
(m)
(»j
(o)
[p)
(?)
(r)
48110
23 924
37 093
13 527
10 394
8 500
8 010
6 224
106 927
1644
53 219
30 593
455
25 062
37 513
13 557
10 446
8 505
8 030
6 224
109 337
Niet gesplitst voor de afdeelingen Minaliassa en Gorontalo.
Betreft alleen de Minaliassa.
Voor de Sangir- en Talauteilanden.
Voor de rijkjes op de Noordkust van Celebes.
Voor het gebied der afdeeling Gorontalo.
Voor de Key, Aroë, Tenimber en Zuidwester-eilanden, benevens Ceram en Boeroe.
Deze opgaaf omvat enkel de tot den Islam overgegane Balinezen.
(r) 165 000
85 911
Onbekend ; de gissingen loopen uiteen van . . 400 000 tot 1 800 000
1539
214
1753
563
1 087
1650
623
1 010
1633
1088
1483
2 571
2 274
3 580
5 854
2 650
53 219
30 593
455
86 917
(s) 4 257
[s) 3 905
8 162
60 000
11000
71000
8. 3.
18
N». U.
VERDEELING der in den voorgaanden staat opgegeven cijfers van de Europesche
bevolking in de bezittingen buiten Java en Madura.
GEWESTEN. "
Gouvernement van Sumatra's Wust
Benkoelen . . . .
Lampongscho districten .
Palembang . . .
Wester-afdeoling van Borneo . .
Zuider- on Oosterafdeeling van Bor
l Amboina . Amboina\ (Banda. .
Ternate
Timor
Bali (Boeleleng en Djembrana) • •
IN NEDERLASDSCII I
GEBOREN.
c CD c c s k—I
t
34
17
41
28
10
18
16
51
299
180
299
123
131
41
12
à
CD
O
t
46
9
32
28
5
17
23
32
285
240
308
162
172
56
4
à ?
CD S
t
70
23
91
57
13
54
101
159
474
316
556
282
230
66
12
NDIE
C © g 03 N
CD H
t
150
49
164
113
28
89
140
242
1058
736
1163
567
533
163
28
EUROPEANEN
IN
à C s WH
t
10
9
31
32
16
13
41
35
62
27
23
11
14
15
5
NEDERLAND
GEBOREN.
à ? 3 O
t
2
3
11
8
3
3
19
7
15
13
9
1
3
3
2
à ? o TS a
t
»
1
1
3
»
»
4
3
i
H
1
n
i
2
»
CD a a
EH
t
12
13
43
43
19
16
64
45
84
40
33
12
18
20
7
E UROPESGHE
VREEMDELINGE»
o fi es
t
2
1
1
2
1
5
3
10
17
2
4
6
1
7
1
à CD
p
t
»
i
i
i
»
i
v
3
»
r)
»
2
1
1
»
n CD U CD fi
t
1)
I)
»
2
»
1
!)
2
n
M
»
2
»
4
1
CD a a N
CD H
t
2
2
2
5
1
7
3
15
17
2
4
10
2
12
2
g CD fi S S S
698
46
27
73
62
27
36
60
96
378
209
326
140
146
63
18
TOTAAL.
g CD fi O U >
430
48
13
44
37
8
21
42
42
300
253
317
165
176
60
6
a CD (H CD fi S
1050
70
24
92
62
13
55
105
164
481
316
557
284
231
72
13
p CD S CS N CD EH
2178
164
64
209
161
48
112
207
302
1159
778
1200
589
553
195
37
Waar opgaven ontbreken, is zulks door een f aangeduid.
19
N°. 12.
OPGAVE van het aantal inlandsche Christenen in Nederlandsen Indie onder
uit. December 1870.
JAVA EN MADURA.
48
i
i
195
37
Bantam
Batavia
Rrawang
^reanger regentschappen
^heribon
ïagal
Pekalongan
^amarang
Japara . . . • •
Rembang
^oerabaija
Madura
^asoeroean
Probolinggo . . . •
ßezoeki
B anjoewangi
ßanjoemas .
•Bagolen . .
Kadoe. . .
ßjokjokarta.
^oerakarta .
^ladioen . .
Kediri. . .
1
603
7
6
30
124
geen
161
387
6
1617
7
234
geen
6
2
301
18
geen
24
geen
58
552
BUITENBEZITTINGEN.
Gouvernement van Sumatra's "Westkust. . . •
Benkoelen
Lampongsche districten
Palembang.
Banka
Billiton ,
1274
geen
geen
AANMERKINGEN.
Riouw
Wester-afdeeling van Bor
Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo . . .
Gouvernement van Celebes en onderhoorigheden. .
10
geen
(a) Niet opgegeven.
(b) Verdeeld als volgt : Bandj er masin 90, Groote-Daijak 22, Kleine-Daijak 188.
(c) Het verschil met de opgaaf van liet vorig jaar is niet toegelicht geworden.
(d) Dit aantal is aldus verdeeld :
Negorij Burgers, bevolking.
8 662 9 812
Afdeelingen.
Amboina . .
Banda. . 813
Menado (c) 47 952
(«)
{b) 300
17
Saparoea en Haroe
koe 4 242 19 942
Hila en Larioke . 557
Boeroe en Amblauw 168
Wahaaij . . . . 11 Elpapoeti-baai . . 98
1315
»
2 701
14 551 33 770
(e) Hieronder begrepen het klein aantal Europesche Christenen.
Amboina
Ter n ate.
(d) 48 321
(c) 197
Timor (e) 21 529
Bali geen
20
N°. 13.
AANTOONING van liet getal vergunningen tot inwoning in Nederlandsen Indie,
gedurende 1870 verleend op Java en Madura door den Gouverneur-Generaal,
elders door de hoogste gewestelijke gezaghebbers.
Aan Nederlanders, andere Europeanen met dezen gelijkgestelden [Indisch Staatsblad n°. 40).
GEBOORTE] .ANDEN.
Afrika (Zuid-).
Kaap de Goede Hoop .
Verleend door den
Gouverneur-Generaal.
Mannen.
76
4
23
5
7
»
1
1
117
1
Vrouwen.
3
»
1
»
»
n
4
21
Verleend door de hoogste gewestelijke gezaghebbers.
Mannen.
10
»
5
1
»
1
17
1
Vrouwen.
»
»
1
»
»
»
1
8
Verdere aanteekeningen.
De bij art. 11 van bovenaaugehaald Staatsblad bedoelde nadere vergunningen aan vreemdelingen tot liet zieh vestigen buiten de voor den algemeenen handel geopende havens, bedroegen in 1870 C. De »plaatsen van vestiging" worden opgegeven als volgt : Hangkas Betoeng (Bantam), residentie Preanger regentschappen, hoofdplaats Bandong (Preanger regentschappen), residentie Japara, Padang-Sidempoean en Prahoe-Sorat (beide plaatsen in het Gouvernement van Sumatra's Westkust).
Aan Oostersche vreemdelingen (Indisch Staatsblad 1866 , n°. 56).
NATIËN. Verleend door den
G ou verncur-Generaal.
Verleend door de hoogste gewestelijke gezaghebbers. A ANMEBKINGEN.
Chinezen .
Arabieren
Andere vreemde OosterlinKun
714
28
4
746
9 18
231
10
1
242
21
N°. 14.
O P Gr AV E van de ter kennis van het bestuur gekomen ongelukken,
waardoor in 1870 menschen het leven verloren hebben.
GEWESTEN.
Dooiden bliksem getroffen.
Java en Madura.
Bantam
Batavia
Krawang
Preanger regentschappen
Cheribon
Taeal.
Pekalongan .
Samarang
Japara . •
Rembang. •
Soerabaija .
Madura . .
Pasoeroean .
Probolinggo.
Bezoeki .
Banjoewangi
Banjoemas .
Bagelen . •
Kadoe. • •
Djokjokarta.
Soerakarta .
Madioen . •
Kediri. • •
Ver
dronken
9
10
3
10
44
17
6
25
5
13
17
11
2
5
8
8
4
4
5
10
6
Overleden ten gevolge \ an het vallen uit een boom of van de eene of andere hoogte.
48
30
10
44
63
42
19
74
55
48
103
52
21
14
18
4
53
87
26
23
11
39
DOOR WILDE DIEREN GEDOOD.
Tijgers.
29
7
1
27
16
8
2
12
12
12
19
41
14
10
16
Kroko
dillen. Slangen.
4
10
5
41
3
8
4
7
1
4
8
3
3
18
23
21
14
3
20
19
0
»
»
3
»
1
2
4
1
2
1
4
6
1
1
1
»
4
4
Andere wilde dieren.
Door andere Zelfongelukken het leven verloren.
m oord.
2
2
11
2
3
3
10
1
8
3
5
14
2
5
4
9
Te
zameu.
5
2
3
10
10
16
18
130
25
24
7
34
30
9
59
109
23
10
28
1
16
10
17
10
42
57
26
111
87
23
257
155
110
39
162
111
95
222
227
73
47
109
136
75
56
66
100
102
225 884 344 112 31 13 127 701 2446
N°. S. 3.
22
GEWESTEN.
Buitcnbezîttlngen.
Gouvernement van Sumatra's Westkust . .
Lampongsclie districten ,
Wester - afdeeling van
Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo . .
Gouvernement van Celebes en onderhoorig
Bali . .
Totaal op de buitenbezittingen . . .
Totaal voor Java en Madura. . . .
TOTAAL-GENERAAL.
Door den bliksem getroffen.
5
»
2
5
1
ii
n
ii
3
4
5
»
»
»
)!
25
225
250
Ver
dronken.
50
2
8
42
5
3
4
20
(a)110
37
15
13
1
15
2
327
884
1211
Overleden ten gevolge van het vallen uit een boom of van do eene of andere hoogte.
42
2
6
25
2
1
»
2
16
16
6
4
H
33
ii
lbo
844
499
nooit
Tijgers.
20
24
12
99
>?
n
n
ii
»
»
n
u
ii
ii
»
155
112
267
WII.DE DIEREN GEDOOD.
Kroko
dillen.
5
16
14
4«3
3
3)
11
6
31
10
1
»
»
8
»
137
31
168
Slangen.
»
»
»
»
»
»
D
»
»
»
»
»
n
»
»
»
13
13
Andere wilde dieren.
»
»
>j
4
13
»
»
»
»
»
3
»
»
V
n
7
9
16
Zelf
moord.
16
1
»
14
10
1
»
3
3
2
1
»
n
»
»
51
127
178
Door andere ongelukken het leven verloren.
27
2
3
27
1
1
M
11
16
99
1
n
»
3
»
191
701
892
Te
zacner,.
165
47
45
259
22
6
4
42
179
168
32
17
1
59
2
1048
2 446
3 494
(a) Waaronder 18 personen vermist en vermoedelijk verdronken ten gevolge van het vergaan van een der in dit gewest gestationeerde gewapende booten.
Z I T T I N G 1871 — 1872. — &.
Koloniaal verslag van 1871.
KEDEÜLAMISCÜ (OOST-) liVDIE.
BIJLAGE B.
N°. 4.
NEDERLANDSCH OOST-INDISCH LEGER.
FORMATIE M STERKTE OMR ULTIMO DECEMBER 1870.
T O E S T A N D
O F F I C I E K E N.
•e o

STAVEN ES DIENSTEN.
Staf van den Gouverneur-Generaal {a). . . . . ,
Kommandant van liet leger
Departement van oorlog (Iste en 11de afdeeling) (b) .
Idem, idem (lilde, lVde,Vdeen Vide afd.i (d)
lste militaire afdeeling op Java
2de » « » »
3de » » » »
Sumatra's Westkust en ondèrhoorigheden .
Palembang
Wester-afdeeling van Borneo
Zuider- en öoster-afdeeling van Borneo . .
\ Celebes en ondèrhoorigheden
Ter beschikking van liet departement van oorlog.
Materieel der artillerie (e) . . . «
Genie (f) < • • •
Topographisch bureau
Militaire verkenningen
FEITELIJKE FORMATIE.
s =4 '5 £ S c
Ö3 p s
ÎW
Militaire ( Intendance
administratie, f Kwartiermeess'ers . . . .
[ Officieren van gezondheid (/«)
Geneeskundige A p o t h e k f e r 9 . . . . . . dienst. j
\ Paardenar'tsen . . . . .
Militaire school
Kader van het corps pupillen
n » " militaire huis van arrest. . .
Te zaaien
ë.5
Lid
14 29
2
1
) 3
»
1
1
1
1
»
»
n
j)
»
9
14
1
6
16
10
2S
5
2
»
1
1
103
1
»
7
»
S
5
2
2
1
1
1
1
12
17
2
e
»
3!
93
18
2
6
2
»
21C
I
c3 es o r •S s •p O'
1)
)J
"
H
)1
JJ
n
i
u
»
35
))
37
7
18
ft
n
37
45
28
14
1
)')'
33
116
4
2
12
n
6
9
5
6
1
2
2
1
4
37
56
4
12
23
89
159
u 'o
5
7
5
1
i
490
1
Ö31 D E C E M B E R 1870.
STEKKTE.
• - C
14 27
TOELICHTINGEN.
G
13
1
2
17
6
28
88
3
1
1
1
1
»
16
18
1
22
87
17
201
25
1-1
12
6
1
2
2
1
4
36
41
3
9
85
49
150
ORGANIEKE FORMATIE.
Deze formatie bedroeg blijkens 't vorig Verslag (bijlage B black. 3) 1363 officieren, waaronder 195 alleen voor de niet opgerigte corpsen pradjoerits. Gedurende 1870 werd de hier bedoelde formatie vermeerderd met 27, 5 en 34 officieren door de vaststelling eener nieuwe formatie achtereenvolgens van het wapen der genie (gouvernementsbeslnit 20 September 1870, n°. 22); van het topographisch bureau en der militaire verkenningen (gouvernementsbesluit 8 October 1870, n°. 27] en van het personeel der Vde afdeeling van het departement van oorlog < der gewestelijke onderrintendanten en van het corps kwartiermeesters (gouvernementsbesluiten 7 November 1870, n°. 4 en 5). Daarentegen werd de formatie verminderd met 3 officieren door het niet meer rekenen op de formatie van het garnizoensbataillon van Sumatra's Westkust uitgetrokken bezetting der posten Haliday en Lagoendi. Ten gevolge van een en ander was het totaal der organieke formatie onder ultimo 1870 geklommen tot 1426 officieren.
FEITELIJKE FORMATIE.
In 1870 heeft de feitelijke formatie der officieren de ondervolgende vermeerderingen ondergaan :
nieuwe formatie van het wapen der genie (Koninklijk besluit dd. 19 Julij 1870, n°. 13) 1 5
nieuwe iormatie van het topographisch bureau en de militaire verkenningen (Koninklijk besluit dd. 2 Augustus 1870, n°. 7) . . . . 5
verbetering in de vroeger opgegeven formatie van het materieel der artillerie 1
nieuwe formatie van hei personeel der Vde afdeeling van het departement van oorlog, der gewestelijke onder-intendanten en van bet corps kwartiermeesters (gouvernementsbesluiten dd. 5 September 1870, nos. 10 ea 11) 3 2
426
Alzoo vermeerderd met te zamen.
Daarentegen is bedoelde formatie in 1870 verminderd:
53
door het niet meer rekenen op de bij de formatie van het garuizoensbataillon van Sumatra's Westkust en onderhoorigheden uitgetrokken bezetting der posten Haliday en Lagoendi, met 8
door vermindering der formatie van het gartiizoensbataillon der Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo 4
door rectificatie van de iormatie der militaire apothekers
Alzoo verminderd met te zamen . . . . 8
Blijft alzoo eene vermeerdering met 45 officieren, waardoor het totaal der feitelijke formatie, onder ultimo 1869 1297, bij het eind van 1870 was geklommen tot 1342.
STERKTE.
Onder de sterkte der 1ste luitenants zijn begrepen 7 inlandsche lsto luitenants der infanterie (1 Amboinees en 6 Javanen); ouder die der 2de luitenants 26 officieren gedetacheerd n it Nederland (3 kapiteins en 19 J ste luitenants der Infanterie, 1 officier van gezondheid 2de klasse, 1 dito 3de klasse, 1 apotheker 3de klasse en 1 paardenaris 2de klasse), mitsgaders 2 adjudanten-onderofficier, dienstdoende als officier. Onder de sterkte dor officieren zijn echter niet begrepen de officieren met verlof buiten Nederlandsch Indie ten getale van 136 (47 van de staven en diensten, 75 van de infanterie, 6 van de cavalerie en 8 van de artillerie), noch ook 2 officieren gedetacheerd in Nederland (1 van de infanterie en 1
O F F I C I E R E N .
WAPENS.
Infanterie . . . .
Cavalerie (i) . . .
Artillerie . . . .
Mineurs en sapeurs
Te zanien
Totaal officieren
TOTAAL-GESERAAL,
T O E S T A N D 0 ^
FEITELIJKE FORMATIE.
P 5« C3 58
.'S P 3 ö O W
CS 0> C P CU o • S *© P -^ ft c3
'r-J t» a o es 7^
ci P 13 S V. 0 P 5
CD g
10
20
1
1
1
23
23
151
8
21
2
254
13
31
4
52
182
285
302
518
292
12
28
3
335
451
1342
724
36
82
10
852
1342
5
Ol' D E C E M B E R I87O.
STERKTE.
2 aj
S a
•g'o 3* p* a
I 0)
m "S ' s i
tu rö
CM O H
TOELICHTINGEN.
19
2
1
1
151
8
20
2
23
271
12
28
2
283
10
28
181 313
731
33
78
5
321
23
847
50 ! 269 514 406
1273
1273
*°. 8.
van de cavalerie) en evenmin de 11 officieren voor memorie gevoerd,op nonactiviteit, dan wel gevoerd à la suite van het leger. Naar hunnen landaard waren de niet-inlandsche officieren verdeeld als volgt: (De cijfers van 1869 worden alsnog opgenomen in verband met ontvangen verbeterde opgaven.)
1869. 1870.
Nederlanders buiten Nederlandsch Indie geboren. . . . . 1082 1087
Luxemburgers 2 ^
Duitschers • • 51 50
Oostenrijkers 3 2
Zwitsers en andere Europeanen en met dezen gelijkgostelden 5 5 Kreolen • 7 1 8 3
Kleurlingen 35 35
1249 1264
De 2 adjudanten-onderofficier, dienstdoende als officier, zijn Nederlanders.
(o) Een der officieren, waaruit de staf' van den Gouverneur-Generaal bestaat, kan zijn van de Nederlandsche marine.
(b) De majoor bij de Ilde afdeeling van het departement van oorlog kan ook zijn luitenant-kolonel en de 1ste luitenants kunnen ook zijn 2de luitenants.
(c) Hieronder is niet begrepen de chef der Iste afdeeling (kabinet), als zijnde vermeld bij het kommandement van het leger.
(d) Voor memorie, als zijnde respectively^ zamengesteld uit de hoofddirectien der artillerie, genie, militaire administratie en geneeskundige dienst, waarvan de officieren zijn begrepen onder het aantal bij de genoemde wapens en diensten aangegeven.
(e) Onder de officieren van het materieel der artillerie zijn begrepen 8 magazijnmeesters; waarvan 5 kunnen zijn magazijnmeester der 1ste klasse, (kapitein) en de overige 2de en 3de klasse, (1ste en 2de luitenant). Een der magazijnmeesters der 1ste klasse kan ook zijn majoor.
(f) Onder de officieren der genie zijn begrepen 4 magazijnmeesters, waarvan hoogstens 2 kunnen zijn 1ste klasse (kapitein) en de overige 2de of 3de klasse (1ste of 2de luitenant).
(g) De chef van het topographisch bureau en der militaire verkenningen is organiek maj oor, doch zal, tot luitenant-kolonel bevorderd wordende , als zoodanig in zijne betrekking kunnen gehandhaafd blijven ; de kapitein en de twee 1ste luitenants adjuncten bij het topographisch bureau , kunnen ook zijn respectivelijk lste en 2de luitenants. De kapiteins brigade-chefs bij de militaire verkenningen , knnnen ook zijn ]ste luitenants, en de lste luitenants-opnemers, 2de luitenants.
(h) Onder de formatie van de geneeskundige dienst zijn begrepen 3 officieren van gezondheid 2de klasse, welke boven de formatie zijn toegestaan.
(») De kommandant van het regiment Oost-Indische cavalerie kan zijn kolonel of luitenant-kolonel, terwijl de kommandant kolonel zijnde, een der beide majoors kan zijn luitenant-kolonel.
ONDEROFFICIEREN,
MANSCHAPPEN
EN
PAARDEN.
T O E S T A N D <j 3 l
FEITELIJKE F0KMA.TIE,
esai p, o u a
a a es
«ft <
à o M <o a o , 0 S -«.
n3
CS PU
0
c! Q Of 0
a
s 1 s 1 3
Infanterie
( Mineurs en sapeurs
Genie ' Genie, lith. etabl. en phot, atelier.
Cavalerie
Artillerie
Personeel
Materieel
Topographisch bureau . . . .
Militaire v e r k e n n i n g e n . . . .
Corps stafmuzijkanten . . . .
Onder-of;ficieren kwartiermeester
Militaire school
Kader van het corps pupillen
» » » militaire huis van arrest
Hospitaaldienst
Schrijverspersoneel
Gedetineerden (a)
Boven de formatie gevoerden
Te zamen. .
7 581
1277
388
383
125
186
18
72
31
68
126
38
22
582
518
11615
545
545
763
»
»
H
11946
1045
84
»
76 3
120
145
535
13 877
26 800
20 835
2 322
472
583
245
331
18
72
31
68
128
38
22
1117
518
26 800
509
8 204
1372
387
523 588
219
40
39
28
67
116
36
20
515
400
183
87
(b) 1 033 12 310
öl1
(c) 27 i'\
O 31 D E C E M B E E 1870.
tt]
STEKKTE.
O •O a c H O
733
81
11894:
1054
55
8
315
3
820
2
2
»
351
»
131
13 824
S3 S3 PM
TOELICHTINGEN.
21334
2 426
442
596
531
43
39
28
67
118
20
951
400
332
97
(d) 503
500
27 475 d 1 001
ORGANIEKE FORMATIE.
Deze formatie onderging in 1870 aan onderofficieren en manschappen de volgende vermeerderingen : oprigting der compagnie geniewerklieden en der corpsschool en vaststelling der formatie van het 3de bureau der geniedirectie olb; nieuwe formatie van het schrijverspersoneel bij de Iste en Ilde afdeeling van het departement van oorlog en der militaire administratie 293, nieuwe formatie van het topographisch bureau en der militaire verkenningen 33. nieuwe formatie van de onderofficierenkwartiermeester (de onderofficieren-hospitaalmeester daaronder begrepen) 17, uitbreiding der formatie van het kader van het militair huis van arrest 5, idem der cavalerie 1, verbetering der in 1869 te min opgegeven formatie van het materieel der artillerie 6, zijnde in totaal een vermeerdering van 671 (526 Europeanen en 145 inlanders, deze laatsten ten gevolge van de oprigting der compagnie geniewerklieden). De verminderingen vloeiden voort uit eene nieuwe formatie van het wapen der genie (waardoor uit de formatie werden afgevoerd 4 Europeanen en 256 inlanders), en uit het niet meer mederokenen van het tot dusver nog in de formatie behouden gebleven personeel d l Europeanen en 121 inlanders) der ingetrokken posten Dodinga (Molukken), en Haliday en Lagoendi (Sumatras Westkust), in totaal alzoo eene vermindering van 279 onderofficieren en manschappen. Ten gevolge van een en ander telde de organieke formatie bij het eind van 1870, 28 327 onderofficieren en manschappen (11 535 Europeanen, 1744 Amboinezen en 50048 inlanders).
F E I T E L I J K E FORMATIE.
De wijzigingen die deze formatie in den loop van 1870 onderging kunnen gekend worden uit de onderstaande opgaaf: Vermeerderingen. Tijdelijke vervanging van eene compagnie Amboinezen van het 4de bataillon infanterie door Afrikanen, welke laatsten vroeger eene inlandsche compagnie van het 8ste bataillon infanterie vervingen " Oprigting van het corps geniewerklieden, de corpsschool en vaststelling der formatie van het 3de bureau der geniedirectie 148
nieuwe formatie van het topographisch bureau en der militaire verkenningen *3
nieuwe formatie van het corps kwartiermeesters . en van het schrijverspersoneel bij de militaire administratie l i 0
vermeerdering huis van arrest
Eur. Afrit. Arab. Ini. 109 Totaal. 109
140 228
33
115
ran het kader bij het militair
301
0enevens 383 pupillen.
Verminderingen. tijdelijke vervanging van eene compagnie boinezen door Afrikanen (zie hooger) . . • •
nieuwe formatie van het corps mineurs en i sapeurs (wapen der genie)
afvoering van het personeel van ingetrokken posten (zie hooger onder Organieke Formatie) .
verbetering in de vroeger opgegeven formatie van het mindere personeel van het materieel der artillerie • • . .
wyziging in de formatie der compagnie artilleriewerklieden
Am- Eur. »
103
11
17
1
132
Afrik. »
Amb. 109
249 550
lul.
))
534
121
Totaal. 109
637
132
17
1
109 655 996
Bij slotsom
8
Bij slotsom is alzoo de feitelijke formatie gedurende 1870 vermeerderd met 169 Europeanen en verminderd met 109 Amboinezen en 406 inlanders, gevende in totaal eene vermindering van 346 onderofficieren en manschappen.
STERKTE.
(a) Ofschoon in de sterkte opgenomen, behoort deze kategorie gerekend te worden tot het mankerende tot compleet.
(b) Naar hunnen landaard waren de Europesche onderofficieren en manschappen (daaronder 2 adjudant-onderofficieren, dienstdoende als officier) verdeeld als volgt (de cijfers van 1869 worden alsnog opgenomen ter verbetering van de vroeger medegedeelde) :
1869. 1870.
Nederlanders buiten Nederlandsch Indie geboren 7853 8227
Belgen 412 357
Luxemburgers 17 14
Duitschers 967 1105
Oostenrijkers en Hongaren . 38 45
Zwitsers 1044 1397
Fransehen 134 79
Andere Europeanen en met dezen gelijkgestelden 111 111
Blanken in Nederlandsch lndïe geboren (Kreolen) 426 220
Kleurlingen 1062 757
12 064 12 312
(e) Hieronder niet begrepen 107 Europeanen en 6 inlanders bij bet leger voor Memorie gevoerd, noch ook 1 inlandsche gedetineerde reeds uit de sterkte afgevoerd.
(d) Hieronder 14 muildieren.
re
?
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
NEDERLANDSCH (OOST-) INDIE.
BIJLAGE C. ,
N°. 5.
OVERZIGT DER UITKOMSTEN
VAN DE
ISISISKÓBBlIi M1IOT Hi SI LAi
ÖP
JAVA EN MADDRA,
OVER
1870.
2
A A R D
DER
Z I E K T E N E N G E B R E K E N .
Febris intermittens,
» biliosa,
v gastrica,
» catarrhalis,
Typhus,
Cholera,
Encephalitis,
Ophthalmia©,
Parotitis,
Angina,
PI e ariti s,
Pneumonia,
Hepatitis,
Enteritis,
Dysenteria,
Apoplexia,,
Epilepsia,
Delirium tremens,
Morbi mentis,
Asthma,
Colica,
Aphthae tropicae,
Gastricismus,
Catarrhus bronchiorum,
Diarrhoea,
Helminthiasis,
Rheumatismus acutus,
,, chronicus,
B E H A N D E L D .
Tusschenpoozende koorts,
Galkoorts,
Gastrische koorts,
Catarrhale koorts,
Zenuwzinkingkoorts,
Braakloop, bloedbederf koorts,
Hersen-ontsteking,
Oog»
Oogklier»
Keel»
Borstvlies- >>
Long»
Lever»
Darm»
Dysenterie,
Beroerte,
Vallende ziekte,
Dronkaardswaanzin,
Zielsziekte,
Aamborstigheid,
Koliek,
Indische spruw,
Maagstoornis,
Luchtpijpontsteking,
Doorloop,
Wormziekte,
Snelverloopend rheumatisme,
Slepend rheumatisme,
Transporteren
a
& 4 o
5121
293
289
381
15
24
1
752
8
210
17
28
348
55
471
1
35
44
48
51
223
8
786
642
1330
24
140
361
11706
a o a es
183
3
1
14
17
1
7
»
3
3
3
4
3
5
5
ï
44
56
55
2
10
16
'O a es O H
O V E R L E D E N
8* w
à Œ> a a ^£
**-i <
U O TS S C3 a i—i
435
4 972
60
46
152
5
3
1
492
4
31
4
54
18
15
66
»
12
»
29
156
74
229
706
392
5
78
176
7 780
10 276
856
336
547
20
27
2
1261
13
248
21
85
369
73
541
1
47
44
80
212
302
8
1059
1404
1777
31
228
553
29
3
19 921
5
13
2
68
2
1
14
»
2
1
168
18
1
î 0
é
3
V E R H O U D I N G V A N D E O V E R L E D E N E N
T O T D E B E H A N D E L D E N .
î o
é
Europeanen.

15
1: 176,5
1: 97,6
1: 1,8
1: 4
»
1:376
»
1:210
»
1: 5,6
1: 26,7
1: 27,5
1 : 6,9
1: 7,3
1: 16
1: 4
1:393
1:642
1: 95
M
1: 70
1:361
Afrikanen. Inlanders.
1: 4
1: 56
1: 55
1: 276,2
1: 60
n
1:152
1 : 1,6
1: 3
1: 1
1:492
1: 2
1: 3,8
»
1: 7,5
1: 5
0
1 : 29
»
1: 74
»
1:229
1:353
1: 56
Totaal.
T O T D E L E G E R S T E R K T E.
Europeanen
9041.
1 : 218,6
1: 89
»
1:547
1 : 1,8
1: 3,8
1: 2
1: 420,3
»
1:248
1: 10,5
1: 4,4
1 : 28,3
1 : 18,2
1: 6,6
1 : 7,3
1 : 20
1:302
4 : 4
1:353
1:351
1; 80,7
1:114
1:553
1: 311,7
1 : 3013,6
1: 1130,1
1 : 1506,8
»
I : 4520,5
»
II 9041
n
1 : 1808,2
1: 695,4
1: 4520,5
1: 132,9
1 :1506,8
1 : 3013,6
1:4520,5
1:9041
Afrikanen
474.
1: 4520,5
1: 4520,5
19041
1: 645,7
)>
»
1:474
1:474
1:474
Inlanders
7069.
1: 392,7
1 :7069
»
1 : 7069
1 : 2356,3
1: 7069
1 : 7069
1: 7069
1: 3534,5
1: 504,9
»
1 : 3534,5
1: 543,7
1: 7069
»
1 : 7069
»
1: 7069
1: 3534,5
1 : 1009,8
Totaal
16 584.
1: 352,8
1: 4146
n
1:16584
1: 1507,6
1: 2369,1
1: 16584
1: 5528
1: 16584
1: 8292
1: 872,8
1: 1275,7
1: 4146
1: 202,2
1: 2764
1: 4146
o
1: 16584
1: 8292
1: 5528
1: 4146
1: 753,8
»
1: 8292
1: 16584
'4
A Â R D
DER
Z I E K T E N E N G E B R E K E N .
Hnemorrhoïdes,
Scrophulosis,
Phthisis pulmonales,
Carcinoniata,
Scorbutus,
H y d r o p s ,
Vitia cordis,
Variolae,
Morbilli,
Framboesia«,
Scabies,
Herpes,
Syphilis primaria!,
» secundaria,
Vulnera,
Contusiones,
Abscessus,
U l c é r a ,
Fistulae,
Herniae,
Hydrocele,
Luxationes,
F r a c t u r a e ,
Mors violenta,
Morbi reliqui,
B e r i - b e r i ,
P e r transport
Aambeijen,
Klierziekte,
Longtering,
Kankergezwellen,
Scheurbuik,
Waterzucht,
Hartgebreken,
P o k k e n ,
Mazelen ,
Framboosgezwellen,
Schurft,
Voortkruipende huiduitslag,
Venusziekte,
idem,
W o n d e n ,
Kneuzingen,
Ettergezwellen ,
Z w e r e n ,
Pijpzweren,
Ingewandsbrei iken,
Waterzakbreuk,
Ontwrïchtingei
Beenbreuken,
Gewelddadige
Overige ziekte
Beri-beri,

dood,
vormen,
Totaal. . .
B E H A N D E L E
à o es <o eu o u 3 W
11706
212
16
132
1
4
23
195
40
69
3 9 '
46
120
3 381
420
308
526
331
1 2 2 4
19
31
5
16
22
8
3 559
4
22 457
â op C ce
'«Ë
435
»
»
3
»
»
»
»
7
»
2
1
2
113
11
24
44
11
56
»
6
M
»
1
n
106
»
822
aï S 13 a
'a M
7780
11
9
64
»
1
8
7
18
6
23
126
82
816
75
187
235
161
661
7
7
n
»
3
1
2 339
276
12 903
i.
es es -••a O H
19 921
223
25
199
1
5
31
202
65
75
64
173
204
4 310
506
519
805
503
1 9 4 1
26
44
5
16
26
9
6 004
280
36 182
O V E R B E D E
a œ p es CD CL, O Ut a
168
3
»
14
»
n
5
2
5
»
»
v
n
6
3
4
»
2
»
»
n
»
»
»
8
38
M
258
à v a a
• M Ut <
3
ïj
»
1
»
»
»
»
»
»
»
»
»
»
»
»
»
»
»
»
»
»
»
u
»
»
»
4
m Ut <D ns a es v—t a h-l
69
»
»
19
»
»
1
1
2
»
»
»
»
1
»
1
))
1
4
»
»
»
n
«
1
37
20
157
^ Ü * .
V E R H O U D I N G V A N DE O V E R L E D E N E N
T O T D E B E H A N D E L D E N .
Europeanen.
1: 70,6
»
1: 9,4
)!
»
1 : 4,6
1: 97,5
1: 8
ÎÎ
n
»
H
1:563,5
1:140
1: 77
))
i : 165,5
»
»
»
!)
»
»
I : 1
I : 93,6
»
l87,04
N°. & r
Afrikanen.
»
»
1: 3
»
»
»
»
»
»
»
»
»
»
»
»
>?
»
»
»
»
n
»
n
»
n
»
1 : 205,5
Inlanders.
n
»
1 : 3,3
»
))
l': 8
1: 7
1: 9
»
n
n
»
1:816
»
1:187
»
1:161
1 : 165,2
n
»
»
»
n
1: 1
1: 63,2
1: 13,8
1: 82,18
Totaal.
1: 74,3
»
1 : 5,8
»
»
1: 5,1
1: 67,3
1: 9,2
»
»
I)
»
1:615,7
1 : 168,6
1 :103,8
!)
1 : 167,6
1 : 485,2
»
»
»
n
»
1: 1
1: 80
1: 14
1: 86,35
Enropeanen
9041.
1 : 3013,6
»
1: 645,7
»
B
1 : 1808,2
1:4520,5
1 : 1808,2
»
»
))
))
1:1506,8
1 : 3013,6
1: 2260,2
»
1: 4520,5
»
»
»
»
»
»
1:1130,1
1: 237,9
n
1: 35,04
r O T DE LE
Afrikanen
474.
»
»
1:474
I)
J)
î)
i)
}}
»
»
i>
»
M
»
»
»
»
»
»
»
À
»
;>
v
»
»
1:118, 5
S E R S T E R K ' l
Inlanders
7069.
))
»
1 : 372
»
»
1 : 7069
1 : 7069
1: 3534,5
)7
»
»
»
1:7069
»
1 : 7069
»
1 : 7069
1: 1767,2
»
M
))
»
»
1: 7069
1: 191
1: 353,4
1: 45,02
i
E.
Totaal
16 584.
1 : 5528
»
1: 487,7
i)
n
1 : 2764
1: 5528
1:2369,1
JJ
a
»
»
1: 2369,1
1: 5528
1 : 3316,8
n
1: 5528
I :4146
»
!)
»
»
n
1: 1842,6
1: 221,1
1 : 829,2
1 : 39,58
2
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal Verslag van 1871.
NEDERLANDS«! (OOST-) IND1E.
BIJLAGE LIT. D .
N". 6.
OVERZIGT DER UITKOMSTEN
VAN DE
GENEESKUNDIGE DIENST BIJ DE LANDMAGT
IN DB
BEZITTINGEN BUITEN JAM EN MADURA,
over 1870.
2
A A R D
D ]
Z I E K T E N E N
Febris intermittens,
» biliosa,
» gastriea,
» catarrhalis,
Typhus r
Cholera,
Encephalitis ,
Ophthalmia»,,.
Parotitis „
Angina,
Pleuritis,
Pneumonia „,
Hepatitis,
Enteritis.
Dysenteria»
Apoplexia,
Epilepsia,
Delirium tremens-v.
Morbi mentis,
Asthma,
Colica ,
Aphthae tropica»,
Gastricismus ,
Catarrhus bronchiorum,
Diarrhoea,
Helminthiasis,
Rheumatismus acutus,
„ chronicus,
G E B R E K E N .
Tusschenpoozende koorts,
Galkoorts,
Gastrische koorts,
Catai'rhale koorts,
Zenuwzinkingkoorts,
Braakloop, bloedbedcrf koorts,
Hersen-ontsteking,
Oog»
Oogklier»
Keel»
Borstvlies- »
Long»
Lever»
Darm»
Dysenterie,
Beroerte,
Vallende ziekte,
Dronkaardswaanzin,
Zielsziekte,
Aamborstigheid,
Koliek,
Indische spruw,
Maagstoornis,
Luchtpijpontsteking,
Doorloop,
Wormziekte,
Snelverloopend rheumatisme,
Slepend rheumatisme,
Transporteren
B E H A N D E L D .
c
<D P H O 3
3 635
103
161
199
7
3
»
163
2
162
16
17
175
25
140
1
8
39
22
13
72
2
418
227
468
38
87
136
6 339
p © B (S
43 <
n
))
H
J)
»
»

))
))
»
»
»
»
»
»
»
»

»
n
»
»
ÎJ
»
»
»
»
»
ai ï<£>
CS
M
5 010
40
109
413
10
1
»
398
1
41
7
33
14
9
45
1
2
»
37
199
59
»
151
745
330
G
114
249
8 024
"3
O H
8 645
143
270
612
17
4
J)
561
3
203
23
50
189
34
185
2
10
39
59
212
131
2
569
972
789
44
201
385
14 363
O V E R L E D B
à
p a
CD P O U D K
9
1
2
»
2
1)
J)
H
))
J)
»
3
6
2
12
1
»
6
»
»
» •
J)
»
2'
7
M
1
ƒ
54
a CD p
«<1
»
M
î)
n
H
»
»
»
»
n
»
n
))
»
))
u
) j
))
»
)7
ÎÏ
»
>7
»
»
»
»
»
»
5
CC s P ce " p i—i
16
»
)!
1
3
»
))
2
»
>>
n
3
»
3
7
»
J?
n
i
2
2
))
H
5
2
»
1
2
50
r
5
i
3
V E R H O U D I N G V A N D E O V E R L E D E N E N
T O T D E B E H A N D E L D E N .
Europeanen.
1 :403,8
1 :103
1: 80,5
H
1: 3,5

»

»
»)
»
1: 5,6
1: 29,16
1: 12,5
1: 11,6
1: 1
H
1: 6,5
1)
»
»
))
»
1 :113,5
1: 66,85
))
!: 87
»
f Afrikanen. Inlanders.
r>
»
»
»
))=
M
))
))
»
))
»
»
)!
))
î)
->r
»
i>
M
»
»!
»
»
»
»
»
»
n
1:313,12
»
»
1 :413
1 : 3,3
»
»
1:199
»
»
»
1 : 11
»
1: 3
1 : 6,42
I)
n
M
1 : k37
1 : 99,5
1 : 29,5
» •
»
1:149
1 : 165
»
1 :114
l : 124,5
Totaal.
1 :345,8
1: 143
1:135
1:612
1 : 3,4
H
»
1 : 280,5
n

»
1: 8,3
J : 31,5
1: 6,8
1: 9,73
1: 2
>)
1 : 6,5
1: 59
1:106
1: 65,5
»
»
1 :138,85
1 : 88,6
»
1 :100,5
1:192,5
Europeanen 4225.
1: 469,4;*
1 : 4225
1:2112,5
î)
1:2112,5
)3
»
>}
I)
»

1 : 1408,3
1: 704,16
1:2112,5
1 : 352,08
1:4225;
»
1: 704,16
»
n
»
n
»
1:2112,5
1: 603,5
1)
1 : 4225
ÎJ
T O T D E L E
Afrikanen 1.
»
»
»
»
n
»
»
»
u
n
»
!>
»
»
n
»
»
»
»
n
H
»
H
»
n
n
n
»
Q B B S T E E K T E,
Inlanders, 6715.
1: 419,68
M
»
1 : 6715
1 : 2238,3
»
»
1 : 3357,5
»
!>
»
1: 2238,3
»
1: 2238,3
1: 959,28
17
»
»
1 : 6715
1 : 3357,5
1:3357,5
n
n
1 : 1343
1 : 3357,5
»
1 :6715
1:3357,5
Totaal 10 941.
1: 437,64
1 : 10941
L: 5470,5
1: 10941
1: 2188,2
M
»
1: 5470,5
W
n
n
1: 1823,5
1 : 1823,5
1 : 2188,2
1 : 575,84
1 : 10941
n
1: 1823,5
1: 10941
1: 5470,5
1: 5470,5
»
H
1 : 1563
1 : 1215,6

1 : 5470,5
1: 5470,5
A A R D
D E R
Z I E K T E N EN G E B R E K E N .
B E H A N D E L D .
à
S3
CL, O
W
6 339
96
3
22
»
c S) a OS / 4 * «j
n
»
)i
))
»
a 03 o H
O V E R L E D E N .
o 03 (D P H p
Ol
13 C 03 S3 o
Haemorrhoïdes.
Scrophulosis,
Phthisis pulmonales,
Carcinomata,
Scorbutus,
Hydrops,
Vitia cordis,
Variolae,
Morbilli,
Framboesiae,
Scabies,
Herpes,
Syphilis primaria ,
n secundaria,
Vulnera t
Contusiones »
Abscessus-,
Ulcéra,
Fisttilae,
Hernia,
Luxationes,
Fracturae,
Hydrocele,
Mors violenta,
Morbi reliqui,
Beri-bori.,
Per transport
Aambeijen, \
Klierziekte,
Longtering,
Kankergezwellen,
Scheurbuik,
Waterzucht,
Har tge breken.
Pokken,
Mazelen,
Framboosgezwellen ,
Schurft,
Voortkrnipend huiduitslag,
Venusziekte,
idem.
Wonden,
Kneuzingen,
Ettergezwellen s
Zweren,
Pijpzweren,
Ingewandsbreuken ,
Ontwrichtingen,
Beenbreuken,
Waterzakbreuken,
G-eweldadige dood ,
Overige ziek tevormen,
Beri-beri,
Totaal .
2
11
57
15
21
97
666
88
234
220
182
443
11
30
15
10
2
13
1357
5
9 939
3 024
14
7
23
»
3
23
11
6
7
58
80
109
445
44
411
148
269
1153
4
13
3
6
2
4
1822
63
14 363
110
10
45
34
68
21
7
58
101
206
1111
132
645
368
451
1596
15
43
18
16
4
17
3 179
68
54
1
13
16
12 752 22 691 96
50 10*
4
49
5
129
10
V E R H O U D I N G V A N D E O V E R L E D E N E N
Eu
\1
m
T O T DE B E H A N D E L D E N .
Jropeanen.
»
1: 9G
»
1: 4,4
)>
.1)
1: 11
1: 28,5
l: 15
))
»
»
»
n
n
n
»
1:182
1:221,5
))
»
»
»
J)
I: 1
i : 84,81
»
1 : 103,53
Afrikanen.
»
w
»
»
»
»
J)
J)
))
J)

»
»
1)
»
»
J)
»
»
«
»
»
»
»
M
»
»
»
Inlanders.
»
H
»
1: 4,6
»
n
1 : 4,6
1: 3,6
1 : 2
>!
»
»
»
1:445
»
n
»
n
1 : 384,5
»
»
»
1: 6
J)
1: 1
1: 37,18
1: 12,6
1: 98,85
Totaal.
»
1: 110
»
1: 4,5
»
»
1: 5,6
1 : 13,6
1: 5,25
»
»
»
»
1:1111
»
»
n
1: 451
1 : 319,2
!)
»
U
1: 16
»
1: 1
l : 48,9
1: 13,6
1: 100,84
Europeanen. 4225.
n
1 : 4225
»
1 : 845
»
n
1 : 4225
1 : 2112,5
1 : 4225
1!
»
M
)!
»
»
)>
J)
1 : 4225
1:2112,5
»
»
i!
))
»
1: 325
1: 264,06
»
1: 44,01
T O T DE L E
Afrikanen. 1.
»
Jl
)J
»
»
J)
»
»
»
»
rt
»
n
n
!)
»
»j
»
»
»
w
»
»
»
»
»
»
»
V E R S T E R K T E .
Inlanders. 6715.
»
n
»
1 : 1343
))
»
1 : 1343
1 : 2238,3
1 : 2238,3
»
»
»
))
1 ;C715
»
»
»
))
1 : 2238,3
n
i)
n
1:6715
n
1: 1678,75
1: 137,04
1:1343
1: 52,05
Totaal. 10 941.
»
f:10941
))
1 : 10941
»
n
1 : 1823,5
1 : 2188,2
1 : 2735,25
W
!)
J)
»
1 : 10941
»
»
»
1 : 10941
1 : 2188,2
»
n
n
1 : 10941
n
1: 643,58
1: 168,32
1: 2188,2
1: 48,62
N°. 8. 6.
Z I T T I N G 1871 1872. — 8 .
Kolo7iiaal verslag van 1871.
SEDERLANDSCH (OOST-) INDÏE.
BIJLAGE E.
N°. 7.
00RL0GS- M GOUVEBNEHENTS-UARINE IN URLANDSCH INDIE,
^ORLOGS - H 4 R 1 N E (sterkte gedurende 4870 en gedurende de maanden Januari) lot eu met April 1871).
°^SGURHVING DER SCHEPEN.
\ ""et eeu * geteekende schepen Nlooren tot het auxiliair eskader er Nederlandsche marine. De ?Terige behooren tot de Nederaidsch-Ir.dische militaire marine ?n zijn als zoodanig- bestemd om '° Indie te blijven. 6 niet een -f- geteekende schepen ilja gebouwd ten laste der koloniale geldmiddelen.
ja "3
+^
s öS
£
CS t (j C
Schroefstoomschepeii.
lste klasse.
Willem (1) (a) . .
^Uraçao [b). . . .
^jatnbi
Schroe fstoomschepen
ide Jetasse.
A larnix (c). . . .
1863
1863
1860
ou
55
55
'd c o H
-d o 03 u -•*>
03 03 PU
£3 ,rH a to o S » a
si
e o o
..
d O ^ 5 03 >
O
in
S-. O
T ) S .a a a B n o H
BEMANNING.
Bepaalde
sterkte.
a m a c3
o 3
„ rß
T 3
C3 O
Aanwezige sterkte volgens de op onderstaand tijdstip aatst ontvangen weekrapporten.
1 Jan. 1870.
à
& 4
a
o5
=3
Uit. Dec. 1870.
c
C3 CD o' a
œ
c8 C l—1
Wanneer
ter
reede Batavia
aangekomen
of in
Indie in dienst
gesteld.
Wanneer
naar Nederland
vertrokken
of op
eenige andere
wijze aan
de Indische dienst
onttrokken.
10
16
16
1867
Schroefstoomschepen
3de Hasse.
«teh {d)
Èali (el
'esuvius (/')
1860
1856
1858
49
43
59
43
250
250
250
280
8.5
8.5
8.5
10
10
6
119
100
119
1083
1083
1083
712
213
213
213
41
41
41
130 43
404
275
504
100
85
100
206
211
201
99
34
41
41
25
26
21
26
95 26
85j 24
92! 24
198
211
217
132
94
27
41
39
5 Jan. 1867
26 Dec. 1867
16 Jan. 1869
29
26
93 26
6 Dec. 1868
10 April 1861
29 Jan. 1866
31 Jan. 1867
(o) Den laden April 1871 naar Nederland vertrokken.
(b) Van 20 September 1869totl0Meil87ö tijdelijk afwezig geweest tot het doen eeuer reis naar dé Koode Zee en dé PerzischeG-olf.Den :)lstenMeil871vau Batavia vertrokken tothet bezoeken van de havens en nederzettingen ter noordkust van Australie.
) Van 1 Februarij tot 30 Julij 1870 t'ijdedelijk afwezig' geweest buiten Ne derlandsch lndie (naar Japan).
(if) In April 1871 wegens afkeuring buiten dienst gesteld.
'e) Den 17den Mei 1870 te Soerabaija tot het ondergaan van herstellingen tijdelij k buiten dienst gesteld en met 1". >ctoberl870bijde Indische militaire marine opgenomen.
(/) Met 1°. October •1870 bij de Indische ' mili taire marine opgenomen.
'M Onlangs Vervangen door het H' reede van Batavia aangekomen.
schroefstoomschip 2de klasse Vice-Admiraal Koopman, den 26sten Augustus 1871
É
OMSCHRIJVING DER SCHEPEN.
Be met een * geteekende schepen behooren tot het auxiliair eskader der Nederlandsche marine. De overige behooren tot de N"ederlandsch-Indische militaire marine en zijn als zoodanig bestemd om in Indie te blijven. De met een f geteekende schepen zijn gebouwd ten laste der koloniale geldmiddelen.
c .r-<
C S
C3
<B tn
C3 £
O
1 3 P «
ts
C M
OS
<D OJ ff o
T 3
e
bo
60
3
c a; a o a S > j 1 C3 +-* a (S 3
.a
T J
C3 c3 P< g
6 0 O a ZJ
> • Ü o o co
s
o
^ 0>
C o
f-t
> o
o o
T 3
C • •—i
C n c ro *-<
B E M A N N I N G .
Bepaalde
sterkte.
p 3
TS C
Aanwezige sterkte volgens de op onderstaand tijdstip laatst ontvangen weekrapporten.
1 Jan. 1870.
a
o
S
a
ült. Dec, 1870.
e

o
T3
Wanneer
ter
reede Batavia
aangekomen
of in
Indie in dienst
gesteld.
Wanneer
naar Nederlafl"
vertrokken
of op
eenige andere
wijze aan
de Indische dieD'1
onttrokken
Schroef stoomschepen
4de klasse..
Haarlemmermeer {g) .
Coehoorn
Aart van Nes . . .
den Briel .
Maas en Waal . . •
Bader stoomschepen
lste klasse.
Amsterdam
Ardjoeno .
Baderstoomschepen
2de klasse.
Bromo (/*)
Bader stoomschepen
3de klasse.
Cycloop
f Sumatra (ijzeren raderstoomscbip. . • •
f Borneo (idem)
f Banka (idem) .
f Timor (idem) .
Bader stoomschepen
4de klasse.
f Celebes (ijzeren raderstoomschip) (i) . . .
Madura (idem)
1860
1862
1863
1863
18G2
1862
1849
1842
1843
1867
1867
1867
L867
(2) 1850
(2) 1856
35
35
85
35
35
48
48
48
40
35
35
35
35
19:
19
10
10
6
6
6
8
8
8.
6
4
4
4
4
4
3
80
80
80
80
80
300
300
6 à 7
6 à 7
6 à 7
6 à 7
6 à 7
6 à 7
6 à 7
220 6 à 7
220
200
200
200
200
150
100
10
10
10
10
8.5
8.5
285
285
285
285
285
700
700
630
450
710
710
71-0
710
75
75
75
75
75
151
151
126
24
2\
24
24
24
43
43
35
90
90
90
90
90
50
50
32
30
30
30
30
42
42
57
70
70
68
66
141
132
119
46
86
82
84
85
49
49
21
23
24
24
24
43
43
35
22
32
29
30
30
42
42
70
67
63
71
135
134
87
88
85
85
88
23
14
20
26
24 Maart 1861
30 » 1865
29 Jan) 1866
1 Febr. 1866
14 » 1866
43
39
32
32
29
30
31
29 Sept. 1861
2 Dec. 1863
5 Febr. 1862
14 18Gf.
g) Den SOsten Af 1870 buiten diens' gesteld.
h) Den 15den Sep' tember 1870 buit«" dienst gesteld.
i) Den 1 Oden Januatj 1871 buiten dieos1 gesteld en aff?e1 keurd.
22 » 1868
2 Mei 1868
27 » 1868
4 Junii 1868
35 18
47 40
1852 i Indie in dienst gesteld.
Sept. 1843 i Indie in dienst gesteld.
(2) In Nederland vervaardigd en te Sóerabaija ineengezet.
3
OMSCHRIJVING DER SCHEPEN.
De met een * geteekende schepen behooren tot het auxiliair eskader der Nederlandsche marine. De overige behooren tot de i\'ederlandsch-Indische militaire marine en zijn als zoodanig bestemd om in Indie te blijven. ï*e met een -f geteekende schepen zijn gebouwd ten laste der koloniale geldmiddelen.
{3 ""• a <D C3
© bfl
-v->
is ® +-. ^ e C3
'r*
T3
yA
CD
C a o a> H3
a
so c
fcJO P H 3 P
' O S3 O
c5 x
à o o m
._i O m a o ^ s cS
0> • p t « o o u o
T3
A a i a a c o H
BEMANNING.
Bepaalde
sterkte.
c P
Aanwezige sterkte volgens de op onderstaand tijdstip laatst ontvangen weekrapporten.
1 Jan. 1870.
S
03
Uit. Dec 1870.
ΠC cS o f i .
3 W
T3 C
Wanneer
ter
reede Batavia
aangekomen
of in
Indie iri dienst
gesteld.
Wanneer
naar Nederland
vertrokken
of op
eenige andere
wijze aan
de Indische dienst
onttrokken:
t Onrust (idem)
Suriname (idem) . . . .
Admiraal van Kinsbergen (idem)
Opnemingsvaartuig.
Stavoren
Wachtschepen.
Prins Alexander der Nederlanden (fregat 2de klasse), dienstdoend wachtschip ter reede Batavia
(2) 1861
1845
(2) 1852
Juno (korvet 1ste klasse), dienstdoend wachtschip te Soerabaija (l)
Prinses Amelia:
als stoomkorvet .
als dienstdoend wachtschip te Soerabaija . .
Van Speyk (korvet lste kl.), dienstdoend wachtschip te Macassar
t Kanonneerboot n°. 14, dienstdoend wachtschip te Samarang
1844
1839
1855
1843
1864
19
19
1860 35
60
53
54
53
22
14
16
22
80
110
70
80 6 à 7
150: 5
1062
736
73B
40
70
40
29
122
820 207
132
(3);
22
23
22
42
35
132 46
33
46
90 28
38
52
42
28
21
21
22
48
39
64
40
29
242
173
100
91
(4) 2959
110
84
25
184
27
1037
194
06
(4) 2646
22
24
22
42
1 Mei 1863 a Indie in dienst gesteld. 1851
16 Julij 1854 in Indie in dienst gesteld.
95
82
40
(k) 14 Mei 1864
[h) Den Oden April 1869 de dienst van opnemingsvaartuig aanvaard.
(I) D e n lsten f e bruari) 1870 als wachtschip buiten dienst gesteld.
(m) Den lsten ]?ebruarij 1870 als stoomkorvet buiten dienst gesteld en als wachtschip in diens I gesteld.
4 Julij 1863
15 Maart 1860
\m) 4 Sept. 1864
892
2 Aus. 1868
1864 in Indie in dienst gesteld.
(2) In Nederland vervaardigd en te Soerabaija ineengezet.
(3) Wordt bemand uit de rol van het wachtschip te Soerabaija. De kanonneerboot is te Dassoon (Rembang) gebouwd
(4) Ongerekend het vaste personeel aan wal, ten getale van 18.
4
GODVERN'EHENTS-HARINE (sterkte gedurende 4870 en gedurende de maanden Januarij
tot en met April 1871).
OMSCHRIJVING
DER
SCHEPEN.
Schroefstoomschepen.
Hertog Bernhard . .
Java
Draak
Rader•stoomschepen.
Telegraaf. . . . .
Dassoon
Bronbeek Kapoeas I , . . .
Kapoeas I I (1). . . Boni
Barito {hanonneerboot)
Tjinrana (id.'
Bennett . .
a
Bepaalde sterkte der bemanning.
c o Ç3
O u S W
M
a 03
hH
c
T3
03
fi
© ao o a a » SJ2 02
Waar gebouwd
Plaats.
Sailoos (stalen iruisboot).
Gewapende booten.
55 stuks 3 of 4
Adviesbooten.
15 stuks „ . . .
10
8
7
7
7
7 7
7 7
79
53
35
35
35
35 35
33 33
21
21
21
14
16 ieder
11 ieder
170
80
80
80
80
80 80
80 60
30
30
20
20
Engeland.
Liverpool.
Soerabaija.
Dassoon. (Rembang.) Idem.
Idem. Fijenoord.
Idem. Liverpool.
Amsterdam.
Fijenoord.
Dassoon. (Rembang.
Fijenoord.
In Indie.
Idem.
1856
1854
1859
1860
1861
1860 1860
1865 1855
1861
1861
1855
1861
1849-70
1849-70
S T A T I O N S.
Westkust Sumatra; in April 1871 verplaatst naar Macassar. Macassar; in April 1871 verplaatst naar Sumatra's Westkust. Banka; in April 1871 naar Soerabaija vertrokken om gerepareerd te worden.
Timor (tijdelijk te Amboina).
Amboina (sedert Mei 1870 in reparatie te Soerabaija). Riouw ; in April 1871 verplaatst naar Banka. Riouw (van September 1870 tot Maart 1871, tijdelijk gestationeerd geweest te Palembang.) Wester-afdeeling van Borneo. Sedert uit. Maart 1870 buiten dienst. (In April 1871 nog in reparatie te Soerabaija.) Wester-afdeeling van Borneo (gedurende het lste kwartaal 1870). Van Maart tot December 1870 in reparatie geweest te Soerabaija en toen tijdelijk naar de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo vertrokken. Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo. (In April 1871 naar Soerabaija opgekomen tot het ondergaan van herstellingen.) Den 23sten Maart 1871 ter beschikking van den resident van Batavia gesteld, om tijdelijk als eorrespondentieyaartuig tusschen Batavia en Onrust dienst te doen. (Was van 1869 af buiten dienst geweest tot het doen van herstellingen.) Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo.
Java.
\ Batavia.
1 Cheribon.
1 Japara.
2 Soerabaija.
3 Banjoewangi.
Buitenbezittingen.
4 Sumatra's Westkust. 2 Benkoelen.
1 Lampongsche districten. 2 Palembang en Sumatra's Oostkust. 4 Banka. 2 Billiton. 7 Riouw.
6 Wester-afdeeling van Borneo. 8 Z.-enO.-afdee' ling van Borneo. 5 Celebes en onderhoorigheden2 Menado.
1 Amboina. 3 Timor.
Java.
Bantam. Japara. Rembang. 1 Pasoeroean. t Probolinggo. 1 Bezoeki.
Buitenbezittingen.
1 Sumatra's Westkust. 2 Lampongsche districten. 1 Palembang en Sumatra's Oostkust. 2 Banka. 3 Wester-afdeeling van Borneo.
(1) In Junij 1870 is een voor de gouvernementsmarine te Soerabaija gebouwd stoomvaartuig van 80 paardenkrachf met goed gevolg van stapel geloopen.
Z I T T I N G 1871 — 1872. — S.
Koloniaal verslag van 1871.
NËDERLANDSCH (OOST-) IMDIK.
BIJLAGE F.
N°. 8.
OPNEMINGEN EN SCHETSEN, ingekomen bij het departement der marine in
Nederlandsen Indie, gedurende het jaar 1870.
BENAMING DER KAAKTEN EN SCHETSEN.
•Manuscripten betreffende straat Soerabaija,
Schets van een gedeelte der Doesson-rivier, van Moatallat tot beneden kampong Toelang Laoeng,
toodingen tusschen Timor en Java,
ßeede van Belang (Oostkust Celebes),
Schets der Antassan Boentok (Barito-rivier),
Schets Zuidkust Borneo, Sampit tot Bandjermasin,
Schets vaarwaters beoosten de Choondang-eilanden (Lampongbaai),
Straat Bali,
ûeepsea soundings between Java and Timor,
Stroomgebied der Kapoeas-rivier ,
friepzee-loodingen tusschen Java en Timor ('2 stuks).
^oniongan-eilanden ,
'jekruising der Smith's-Banks,
Öoesson-rivier van Soengie Mantawee tot G. Rantan,
•ankerplaats bij Batoe-Bau (straat Soman),
Schets van Noerina-baai en Riouw,
Schets van de Noerina-baai,
Verbeterde schetskaart der Meeuwen-baai,
•^oodingen nabij de Kangeang-eilanden ,
Inham bij P°. Saoebi idem,
IWde-eilanden Serangbaai, van Kapaauw (Westkust van NieuwGuinea) ,
«aai van Sandakan , met verbeteringen ,
Schetskaartje van een gedeelte der Boven-Kapoeàs-rivier,
Heede Ternate ,
Verbeterde schets der reede van Kogosima,
Schets der haven van Jarna-Gawa (Kogosima-baai),
-Landverkenningen Molukken, Java-zee en Japan,
DOOR WIEN VERVAARDIGD.
Topographisch bureau te Batavia.
Gouvernementsstoomer Tjinrana.
Engelsch oorlogsschip Salamander.
Steup on Voetelink.
Etat-major Zr. Ms. stoomschip Celebes.
Etat-major Zr. Ms. stoomschip Coehoom.
Slotte.
Bullock.
Idem.
Carlowitz.
Britsche Admiraliteit.
E. ten Bosch.
Scheurleer.
Etat-major Zr. Ms. stoomschip Onrust.
Gouvernementsstoomer Telegraaf.
Idem.
Idem.
Etat-major Zr. Ms. stoomschip Amsterdam.
Etat-major Zr. Ms. stoomschip Iïeteh.
Idem.
Onbekend.
Italiaansch oorlogsstoom schip Principessa Clotildi
Gouvernementsstoomer Kapoeas II.
Adelborsten Zr. Ms. stoomschip Marniz.
Idem.
Idem.
Idem.
BENAMING DER KAARTEN EN SCHETSEN.
Schets van het westelijk vaarwater naar de reecle van Ternate,
Schetskaart van Boealemo tot Balanti (Oostkust Celebos),
Schetskaart der bogt bewesten het eiland Pelelee ,
Vaarwater tusschen Kwandang en Suwalatta (verbeterd),
Schets der reede Bonthain ,
Schets der Westkust P°. Kisser,
Schets Zuidkust gedeelte der reede van Saleyer,
Loodingschets van het steenrif vóór het Boetonriviertje,
Schets der baai van Boeton (2 stuks),
Ja va-zee , westblad ,
Groot Walean en andere eilanden in de Tomini-bogt,
Reede van Timor Koepang,
Haven van Nangamesi en gedeelte van het Rijk van Karabera,
Trigonometrische opname der Malangbeongbank ,
Opname der Malangbeongbank,
Zuidkust van Celebes ,
Oostkust Golf van Boni, ankerplaats Laboean Data,
Marine-etablissem*nt te Soerabaija en monding der Kali-Maas,
DOOR WIEN VERVAARDIGD.
Etat-major Zr. Ms. stoomschip Timor.
Idem.
Idem.
Idem.
Adelborsten Zr. Ms. stoomschepen Willem en Djambi.
Idem.
Idem.
Idem,
Idem.
Mulder.
Etat-major Zr. Ms. stoomschip Timor.
Lakerveld.
de Vries.
Etat-major Zr. Ms. stoomschip Berkel.
Etat-major Zr. Ms. stoomschip Stavoren.
Onbekend.
Etat-major Zr. Ms. sloomsehip den Briel.
Adelborsten Zr. Ms. stoomschip Ardjoeno.
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8 .
Koloniaal Verslag van 1871.
NEDERLANDSGH (OOST-) IND1E.
BIJLAGE « .
N°. 9.
BETEEFFENDE HET AANTAL
DWANGARBEIDERS EN ANDERE GEVANGENEN
IN
iiiiitâiiiia liais.
gedurende het jaar 1870.
IST. 1. Aantal Europesche gevangenen en gegijzelden en
G p] W E S T E N.
JAVA EN MADURA .
BUITENBEZI ï TINGEN. (2)
L A N D A A R D
D E E
G E V A N G E N E N .
PERSONEN DIE TOT TUCHTHUIS-, KRÜ' ^
Aanwezig
op 1°. January 1870.
Tuchthuis en kruiwagen.
Civile personen (Europeanen en met dezen gelijkgestelden). . .
Militairen (1) (Europeanen)
(Inlanders).
Civile personen (Europeanen en met dezen gelijkgestelden). . .
Militairen (Europeanen)
(Inlanders)
s o
E-i >
Gevangenis en detentie.
C3
Bijgekomen
gedurende het jaar 1870'
Tuchthuis en kruiwagen.
o u >
Gevangene en detentie.
c sä
P o
o >
22
33
64
17
248
151
420
484
47
70
60
301
157
Ti
kri
521
591
»
»
•>•}
2
3
8
13
13(3)
11
18
7 »
31
42
(1) Onder de Europesche militairen zijn ook de Afïikaansche en onder de inlandsche ook de Amboinesche begrepe"'
(2) Ongerekend de residentie Palembang, waaromtrent de opgaven over 1870 ontbreken.
(3) Het verschil van dit cijfer met het aanwezig getal onder ultimo 1869 volgens de opgaven in 't vorig Verslag,'9
leien en inlandsche militaire gevangenen.
KRUI *AGEN-, GEVANGENISSTRAF EK DETENTIE ZIJN VEROORDEELD,
1870.
,.
geni=
ïtie.
P o
O
3
»
»
1
u
»
»
il
Verminderd gedurende het j a a r 1870
door overlijden.
Tuchthuis en kruiwagen.
à
Ci 1 -*fc^
II
1
7
o >

n
»
8
Gevangenis en detentie.
P
i
8
13
513 O ÎH >
»
»
»
22
door expiratie van straf, desertie en andere oorzaken.
Tuchthuis en kruiwagen.
0 CD a a s
3
34
25
d o
o FH
»
n
J!
62
Gevangenis en detentie.
c ©
a (ri
47
302
125
d CD
3 O
EH
Aanwezig
op
31 December 1870.
Tuchthuis en kruiwagen.
a CD S
5
»
ii
749
571
»
»
D
n
»

»
»
I!
Il
»
)1
»
»
4
1)
»
8
n
D
»
8
4
5
17
14
n
>i
»
36
24
21
19
s CD
O
F H
Gevangenis en detentie.
c o o S3
II
II
»
64
29
239
170
d CD i* O >
2
»
»
440
504
1
1
1
11
II
11
3
1
3
4
1
n
»
»
8
1
Preventive gevangenen,
wier zaak
nog in onderzoek is.
Tuchthuis en kruiwagen.
c co a 5
47
67
36
d CD P*
O
>
5
31
11
155
Gevangenis en detentie.
d CD C a
30
112
38
d
o >
3
n
»
183
338
1
J>
»
II
11
II
1(3)
2
»
»
ii
»
»
2
3
Personen die zich
gedurende het jaar
1870 in civile gijzeling hebben bevonden.
d a c3
52
1
»
Ö
o FH
2
»
))
55
55
»
»
»
H
n
»
»
»
;ret
lag,'9 '°6 te schrijven aan het thans niet med«rekenen der gevangenen in Palembang (vergelijk de voorgaande noot).
4
N°. 2.
AANTAL dwangarbeiders in eWiiite
GEWESTEN.
LANDAARD
DEE
GEVANGENEN.
Aanwezig op 1°. Januari] 1870. Bijgekomen gedurende het jaar 1870.
JAVA EN MADURA.
Veroordeelden tot dwangarbeid.
buiten
den ketting.
Mannen. Mannen. Vrouwen.
Inlanders
Vreemde Oosterlingen.
973
20
993
4121
168
buiten
den ketting.
Mannen. Mannen. Vrouwe»'
279
13
4581
959
16
975
6983
324
303
17
*,
7627
BUITENBEZITTINGEN Inlanders
Vreemde Oosterlingen.
(a) 5574 8602
2564
83
1771
98
2647
95 992
28
959
50
1969
(6) 4616
1020
17
1026
2046
(a) Het verschil in het aantal op 1°. Januarij 1870 aanwezig met dat op ultimo December 1869 volgens de state» gewesten. (6) Voor de buitenbezittingen is dat verschil te wijten aan het ontbreken der gegevens van de residentie Palem
5
n eéuiten den ketting.
.
uwe»'
303
17
17
Verminderd gedurende het jaar 1870
door overlijden. door expiratie van straftijd, desertie en andere oorzaken.
Veroordeeld tot dwangarbeid
in] buiten
den ketting.
bannen. Mannen.
164
3
167
794
19
Vrouwen.
15
828
in buiten
den ketting.
Mannen.
598
10
608
1
Mannen.
5050
195
Vrouwen.
283
20
5548
7151
86
7
93
51
1
2
»
54
lf
896
21
917
357
713
57
23
793
Aanwezig op 31 December 1870.
Veroordeelden tot dwangarbeid
in buiten
den ketting.
Mannen.
1170
23
1193
Mannen.
5260
278
Vrouwen.
284
10
5832
7025
2574
83
2657
1966
90
87
5
2148
4805
state»
alen*
V°r'g verslag wordt veroorzaakt door het benuttigen van sedert ontvangen verbeterde opgaven nopens een drietal
il' §' de aanteekenïng onder den voorgaandon staat). *'• 8. 9. 2
6
N°. 3.
G E W E S T E N .
JAVA EN MADURA,
AANTAL INLANDERS EN VREEMDE OOSTERLING* alsmede preventief gevangenen en civile gegijzelden.
L A N D A A R D
DER
G E V A N G E N E N .
Inlanders
Vreemde Oosterlingen.
BUITENBEZITTINGEN, Inlanders
Vreemde Oosterlingen.
PERSONEN OP DE POLITIEROL MET GEVANG*!1"
WEI*
Aanwezig
op
1°. Januarij 1870.
Bijgekomen
gedurende het jaar
1870.
op
GES
Mannen. Vrouwen. Mannen. Vrouwe»'
^\
1921
117
200
20
40 846
4375
4101
577
2258
637
133
43
49 881
do
Ut
816 (M
14 899
1662
711
32
17 310
Voor het verschil met de betrekkelijke opgaven in 't vorig verslag zie men de toelichting onder den staat o
minder juist cijfer begrepen was, thans verbeterd.
7
ë op de politierol met gevangenis, blokarrest en ten-arbeidstelling aan de publieke werken gestraft,
Bl<0KARREST EN TEN-ARBEIDSTELLING AA.N DE PUBLIEKE
GESTRAFT.
VERMINDERD GEDURENDE HET
JAAR 1870.
door overlijden. door expiratie van straf, desertie en andere oorzaken
Aanwezig
op
31 December 1870.
PREVENTIEF GEVANGENEN, WIER ZAAK
NOG IN ONDERZOEK IS.
Aanwezig
op
1 Januarij 1870.
Aanwezig
op
31 December 1870.
Aantal personen
die zich
gedurende het
jaar 1870
in civile gijzeling
hebben bevonden.
Mannen. Vrouwen, Mannen.
1947
74
91
11
98
93
Vrouwen.
2123
13
205
414
45
11 64
22
0'
470 89
Overigens is het cijfer der gestraften in de residentie Wester-afdeeling van Borneo, waarvan in 't vorig verslag een
N". 4.
VERDEELING der dwangarbeiders in en buiten den kettinÜ°ver
GEWESTEN, ENZ.
Aanwezig op 1°. Januarij 1870. Bijgekomen gedurende het jaar 1870.
Veroordeelden tot dwangarbeid
buiten
den ketting.
Mannen. Mannen. Vrouwen.
Totaal.
buiten
den ketting.
Mannen. Mannen. Vrouwen.
Totaal.
Mi
De
J A V A el»
Bantam ,
Batavia
Krawang
Preanger regentschappen ,
C h e r i b o n . . . . . .
Tagal
Pekalongan . . . . . .
Samarang
Japara
Kembang. . . . . . .
Soerabaija . . .
Madura
Pasoeroean
Probolinggo
Bezoeki
Banjoewangi . . . . .
Bacjoemas
Bagelen
Kadoe .
Madioen
Kediri
Djokjokarta
Soerakarta
Onrust (Marine-etablissem*nt te)
Totaal
2
168
136
n
40
157
7
17
29
10
4
187
23
1
15
9
172
993
38
572
12
68
30
26
31
551
42
124
690
S6
136
142
9
705
631
53
13
40
99
2
11
228
4289
1
2
12
9
2
4
3
7
3
8
28
8
11
26
5
138
2
14
1
292
41
742
24
82
32
30
37
694
45
172
875
46
164
197
24
847
818
81
22
57
121
3
20
400
5574 975
»
163
»
1
2
>!
1
219
»
i
175
7
8
71
ï)
3
174
31
»
17
4
»
2
96
19
464
13
67
51
91
50
1313
103
297
854
69
120
531
20
1548
824
198
38
142
242
13
45
195
7307
4
9
21
3
2
5
4
20
2
17
24
7
21
13
1
120
2
7
3
15
18
1
1
320
23
636
34
71
55
96
55
1552
105
315
1053
83
149
615
21
1671
1000
236
41
174
264
14
48
291
8602
ónper de verschillende gewesten van Nederlandsch Indie.
Verminderd gedurende het jaar 1870.
Door overlijden. Door expiratie van straftijd, desertie en andere oorzaken.
Veroordeelden tot dwangarbeid
in buiten
den ketting.
Mannen. Mannen. Vrouwen.
Totaal.
buiten
den ketting.
Mannen. Mannen. Vrouwen.
ei> 4 » U K A.
35
15
42
3
38
1
»
»
»
»
33
167
91
»
1
. 3
n
96
1
147
4
3
4
2
324
61
7
»
3
5
61
813
15
15
15
126
1
3
»
»
i
189
4 o o
4
2
342
99
91
995
1
37
168
37
67
6
14
87
8
1
110
28
25
608
35
257
15
93
47
72
52
1071
83
260
605
25
147
556
12
937
400
115
31
97
241
6
18
70
5245
3
3
14
10
2
6
6
14
4
20
34
6
27
29
6
65
1
8
9
10
25
1
Aanwezig op ultimo December 1870.
Veroordeelden tot dwangarbeid
Totaal.
303
39
297
29
109
49
78
58
1253
87
317
706
37
188
672
26
1003
511
151
40
115
269
7
20
95
6156
buiten
den ketting.
Mannen.
1
259
4
172
»
4
223
8
11
13
2
3
213
25
1
24
9
210
1193
Mannen. Vrouwen.
Totaal.
Aanmerkingen.
22
688
10
41
31
45
29
697
62
160
792
76
106
113
15
992
994
129
20
82
95
9
38
292
5538
2
8
19
2
2
3
1
13
1
5
18
4
5
10
178
1
4
2
7
7
1
1
294
25
955
29
43
35
48
31
882
63
169
1033
88
122
136
17
1173
1208
158
23
113
111
10
48
502
7025
&°. 8.
É
10
GEWESTEN, ENZ.
Aanwezig op 1». Januari]' 1870. Bijgekomen gedurende het jaar 1870.
Veroordeelden tot dwangarbeid
in buiten
den ketting.
Mannen. Mannen. Vrouwen,
Totaal.
in buiten
den ketting.
Mannen. Mannen. Vrouwen.
Totaal
m
il an
Sumatra's Westkust . . .
Benkoelen
Lampocgsclie districten. .
Palembang . . . . . . .
Banka en onderhoorigheden
Billiton •
Riouw en onderhoorigheden
Borneo's Westerafdeeling .
Borneo's Zuider- en Oosterafdeeling
Celebes en onderhoorigheden
Menado
Amboina
Ternate
Timor en onderhoorigheden
Boeleleng (Bali) . . « •
Totaal
587
549
23
229
61
58
256
102
83
167
6
117
409
252
74
88
107
10
93
173
2647
160
241
46
571
15
38
1
1869
13
1
78
508
177
171
275
16
211
583
511
23
22
37
2
85
21
355
28
46
55
9
94
46
100
749
803
70
878
76
98
1
4616
231
62
3
16
6
1
!)
1020
113
103
17
110
»
27
6
1009
867
51
68
94
11
179
68
348
165
21
133
6
29
^ te 2
16
4
1
5
»
10
8
31
17 2046 93
11
Verminderd gedurende het jaar 1S70.
aal'
Door overlijden. Door expiratie van straftijd, desertie en andere oorzaken.
Veroordeelden tot dwangarbeid
m buiten
den ketting.
Hansen. Mannen. Vrouwen.
Totaal.
buiten
den ketting.
Mannen. Mannen. Vrouwen.
Totaal.
Aanwezig op ultimo December 1870.
Veroordeelden tot dwangarbeid
buiten
den ketting
Mannen. Mannen. Vrouwen.
Totaal.
Aanmerkingen.
E ^ ^ Ï I T T I Ï Ü T C E W .
67
51
68
94
11
79
68
i48
65
21
.33
6
29
)46
16
4
1
5
»
10
8
31
8
»
9
»
1
»
S3
3
1
6
u
»
9
2
9
4
1
14
»
1
1
52
»
n
V
»
»
»
»
»
»
n
2
n
»
»
2
19
5
7
5
1
19
10
40
12
1
25
))
2
1
147
388
53
38
68
4
49
26
134
77
8
55
6
11
n
917
213
17
40
40
3
38
51
79
110
19
143
3
12
2
770
»
»
n
2
»
1
»
3
6
»
10
))
1
»
23
601
70
78
110
7
«8
77
216
193
27
208
9
24
2
1710
363
08
66
131
4
143
396
653
526
18
181
61
47

2657
391
84
88
122
15
140
166
185
230
43
524
12
52
4
2056
1
1
Jl
1
))
»
2
3
7
2
73
1)
2
»
92
755
153
154
254
19
283
564
841
763
63
776
73
101
4
4805
(*) Van de residentie Palembang ontbreken de opgaven.
à
Z I T T I N G 1S71 — 1S72. — g.
Koloniaal verslag van 1871.
NEDERLANDSen (OOST-) INDIE.
BIJLAGE H.
N°. 10.
YEESLAG
TEN GELEIDE VAN DE
STATISTIEK DER REŒTSBEDEELING
IN
NEDEELANDSCH INDIE
OVER DE
JAREN 1868 EN 1869. O
(*) De statistiek zelve is, in tweo bundels, ter inzage voor de leden der Kamer, ter griffie ftéaei'gelegd.
INHOUD.
EERSTE AFDEELING.
REGTBANKEN EN GEREGTEN OP JAVA EN MADUHA.
A. Strafzaken.
a. M i s d r i j v e n .
Bladz.
I. Hooggeregtshof van Nederlandsch Indie . . 3
II. Raden van justitie op Java 5
III. Regtbanken van omgang op Java en Madura 6
IV. Landraden op Java en Madura 12
V. Regtbanken van Soerakarta en Djokjokarta. 17 VI. Regtbanken binnen het gebied van den soesoahoenan van Soerakarta en van den pangeran adhipatti ARIO MANGKOE NEGORO . . 18
b. O v e r t r e d i n g e n .
I. Hooggeregtshof van Nederlandsch Indie . . 22
II. Raden van justitie op Java 23
III. Landraden op Java en Madura 24
IV. Residentieraden te Soerakarta en Djokjokarta. 28
V. Residentsgeregten en politierollen op Java en
Madura 29
VI. Regentschapsgeregten op Java en Madura. . 30
VII. Districtsgeregten op Java en Madura. . . 30 VIII. Geregten binnen het gebied van den soesoehoenan van Soerakarta en den pangeran adhipatti ARIO MANGKOE NEGORO . . . 31
B. Burgerlijke zaken.
I. Hooggeregtshof van Nederlandsch Indie . . 32
II. Raden van justitie op Java 35
III. Landraden op Java en Madura 41
IV. Residentieraden te Soerakarta en Djokjokarta. 43
V. Residentsgeregten op Java en Madura . . 43
VI. Regentschapsgeregten op Java en Madura . 44
VII. Districtsgeregten op Java en Madura. . . 44
VIII. Geregten binnen het gebied van den soesoehoenan van Soerakarta en den pangeran adhipatti ARIO MANGKOE NEGORO . . . 45
IX. Acten van eigendom, hypotheek en cessie van hypotheek, verleden voor residenten en adsistent-residenten op Java en Madura . . 45
TWEEDE AFDEELING.
REGTBANKEN IN DE BEZITTINGEN BUITEN
J A V A E N M A D U R A .
A. Sti-asfasaken.
aM i s d r i j v e n .
I. Raden van justitie buiten Java en Madura. 4G
Blad*.
II. Iü naam des Konings regtsprekende inlandsche regtbanken in de bezittingen buiten Java en Madura 50
III. Inlandsche regtbanken en geregten in de bezittingen buiten Java en Madura, welke niet in naam des Konings regtspreken. . hi
b. O v e r t r e d i n g e n .
I. Raden van justitie buiten Java en Madura. 54
II. In naam des Konings regtsprekende inlandsche regtbanken in de bezittingen buiten Java en Madura 55
III. Inlandsche regtbanken en geregten in <le bezittingen buiten Java en Madura, welke niet in naam des Konings regtspreken. .
IV. Residents- of andere geregten on politierollen in de bezittingen buiten Java en Madura.
B. Burgerlijke Sakcn.
I. Raden Van justitie buiten Java en Madura.
II. In naam des Konings regtsprekende regtbanken en geregten in de bezittingen buiten Java en Madura
III. Inlandsche regtbanken in de bezittingen buiten Java en Madura, welke niet in naam des Konings regtspreken
IV. Acten van eigendom, hypotheek en cessie van hypotheek, verleden voor residenten en adsistent-residenten in de bezittingen buiten Java en Madura
DERDE AFDEELING.
GLOBAAL OVERZIGT.
A. Strafzaken.
a. M i s d r i j v e n .
I. Revisie over geheel Nederlandsch Indie . .
II. Eerste aanleg over geheel Nederlandsch Indie
b. O v e r t r e d i n g e n .
I. Cassatie over geheel Nederlandsch Indie . .
II. Eerste aanleg en hooger beroep over geheel Nederlandsch Indie
B . B u r g e r i y k e Zaken.
L Cassatie over geheel Nederlandsch Indie.
II. Hooger beroep over geheel » » . .
III. Eerste aanleg » » » » . .
IV. Acten van eigendom, hypotheek en cessie van hypotheek, verleden in geheel Nederlandsch Indie
V. Verzegelingen en ter griffie gedane inschrijvingen in geheel Nederlandsch Indie .
56
56
60
63
64
64
67
18
78

80
81
EERSTE AFDEELING.
REGTBANKES EN GEREGTEN OP JAVA EN MADURA.
A. Strafzaken.
a. M i s d r i j v e n .
I. Itooggeregtshof van Nederlandsch Iadie.
Het Hnoggeregtshof had in geen der beide jaren 18G8 eo 1869 ter zake van misdrijf regt te doen in eersten "anleg. Sedert do invoering der nieuwe wetgeving, derhalve in e9n tijdsverloop van 21 jaren, kwam dit slechts éénmaal v°or, en wel in het jaar 1864 In revisie bedroeg het aantal beklaagden ter zake van »sdrijf, wier vonnissen door het hof werden onderzocht, 'l 1868 6598, derhalve belangrijk minder dan in 1867, tenzij het cijfer 7281 bereikten , maar hooger dan in 1866, '°en hun aantal 6188 bedroeg; in 1869 echter 8195, het Wgate cijfer dat sedert 1850 werd bereikt. Op ultimo December 1867 waren in revisie aanhangig ««bleven de zaken van 1092 personen; het cijfer der in ^68 nieuw aangebragte bedraagt dus 5506. Afgedaan lorden in dat jaar de zaken van 4897 beklaagden; terwijl 106 personen gedurende het onderzoek overleden, 13 v°nnissen niet aan revisie onderworpen waren en 1 vonnis ^ei'd vernietigd met onbevoegdverklaring'. Zoodat op het eWe van bet jaar nog 1Ô81 te behandelen bleven. . In 1869 bedroeg het totaal nieuw aangebragte beklaagden ln revisie 6614. Behandeld werden in dat jaar de zaken v&n 7379 personen; 120 overleden hangende het onderzoek ; *°1 vonnissen werden vernietigd met last om op nieuw f8gt te doen en 19 waren niet aan revisie onderworpen ; hafgedaan bleven derhalve op ultimo December de zaken Viln 576 beklaagden. De ondorvolgende staat geeft een overzigt van liet aantal klaagden , wier vonnissen in de laatste "20 jaren jaarlijks ^or het hof in revisie werden behandeld.
4
Uit dezen staat blijkt dat de vermindering van hot aantal beklaagden in 1868 voornamelijk veroorzaakt wordt door eene belangrijke daling van het cijfer der beklaagden, wier zaken in eersten aanleg door de omgaande geregten op Java en Madura waren behandeld. Tegen 1307 en 1284 in 1866 en 1867 vindt men er 600 en 755 in 1868 en 1869. Het aantal beklaagden afkomstig van de raden van justitie op Java is daarentegen van 70 en 59 in 1866 en 1867 gestegen tot 99 in 1868 en 120 in 1869. Do revisie van vonnissen van de landraden op Java en Madura, welke in de vorige jaren steeds een voortdurend vermeerderd cijfer aanwees (in 1867 steeg liet, van 4296 in 1866, tot 5388), daalde in 1868 tot 5322, dus beneden het getal van 1867, om echter.in 1869 des te hooger te zijn, namelijk 6799. De oorzaak is waarschijnlijk te zoeken in den destijds bestaanden achterstand bij het hof, welke in 1869 geheel werd bijgewerkt. Belangrijk is in 1868 de vermeerdering der vonnissen in revisie, afkomstig van de regtbanken in de Vorstenlanden op Java, welke, van 216 in 1866 en 190 in 1867, toegeno, men zijn tot 332 in 1868, maar in 1869 wederom daalden tot 180. Daarentegen zijn de aan 's hof» revisie onderworpene vonnissen der regtbanken in de buitenbezittingen met een cijfer van 245 in 1868 minder in aantal dan in 1866, toen er 299, en dan in 1867, toen er 360 te revideren waren. In 1869 klom het totaal echter weder tot 341 en was dus hooger dan in 1866 en 1868, lager dan in 1867. De vrijspraken die niet aan revisie qnderworpen zijn, maar toch, ingevolge art. 316, alin. 2 van het Inlandsch Reglement, door het hof in behandeling moeten worden genomen, bedroegen in 1868 een totaal van 952, in 1869 van 1071. In 1866 en 1867 waren er jaarlijks 597 en 891 geweest ('). Het aantal arresten in revisie, waarbij de beklaagden tot de doodstraf werden verwezen, heeft in 1868 42, in 1869 87 beloopen. In 1866 waren er 44, in 1867 111 deiv gtlijke arresten uitgesproken. De verdeeling der opgelegde doodstraffen over de regtbanken was de volgende : In 1868 werden in revisie bekrachtigd geen enkel doodvonnis van de raden van justitie op Java, 32 van de
regtbanken van omgang op Java en Madura, 3 van de in naam des Konings regtsprekende regtbanken in Soerakarta en Djokjokarta en 7 van de regtbanken buiten Ja"?8
en Madura. , In 1869 werden bekrachtigd 2 doodvonnissen, opgeleg" door de raden van justitie op Java, 56 door de regtbanken van omgang op Java en Madura, 17 door die in Soerakarta en Djokjokarta en 12 door die in de bezittingen buiten Java en Madura. Veroordeelingen in revisie tot de straf naast die de9 doods hadden in 1868 78 malen, in 1869 71 malen plaats, tegen 57 in 1866 en 208 in 1867. Tot straf van 5 tot 10 jaren werden in revisie verwezen in 1868 166, in 1869 218 personen. In 1866 was deï« straf 155, in 1867 313 malen uitgesproken. Verreweg het meerendeel der veroordeelingen in revise strekte echter tot straffen voor een duur van 2 tot 5 jaren en voor een duur van minder dan 2 jaren tot 6 maanden* verklaarbaar uit het feit dat het grootste aandeel der i" revisie behandelde vonnissen afkomstig is van de landrade«; die met het oog op den aard der misdrijven, welke zï) bevoegd zijn te beregten, zelden eene zware straf opleggen' In 1868 werden tot eene straf van 2 tot 5 jaren ver* oordeeld 1284 personen, in 1869 2138, een getal da' vergeleken met de in het vorig verslag voor 1866 en 186' vermelde totalen van 1262 en 1956, nagenoeg in dezelfde verhouding als in vorige jaren staat tot het totaal der i" revisie opgelegde straffen. . Veroordeelingen voor een duur van 6 maanden tot * jaren hadden plaats in 1868 1385 malen, in 1869 261'' malen, tegen 1509 in 1866 en 1556 in 1867. Tot straffen van 6 maanden en minder werden in revise verwezen 646 beklaagden in 1868 en 727 in 1869, tegen' over een aantal van 296 in 1866 en 432 in 1867. Geldboeten werden opgelegd in 1868 23, in 186 17 malen, tegen geen in 1866 en 16 in 1867. Het aantal vrijspraken of ontslagen van regtsvervolgin? in revisie bedroeg in 1868 1221 , in 1869 1401. Van welke regtbanken deze afkomstig waren en in hoe' ver het hof bij zijne beslissing in revisie de uitspraken van de eerste regters bekrachtigde of er in berustte, daj wel deze geheel of ten deele wijzigde, blijkt, in vergelij' king met de jaren 1866 en 1867, uit de ondervolgende tabel'
VONNISSPJN GEWEZEN DOOR
I N R E V I S I E
bekrachtigd of berust.
1869. 1868 1867. 1866,
gewijzigd, geheel of ten deele,
1869. 1868, 1867. 1866.
vrijgesproken of ontslagen van regtsvei" volging, of daarin berus'
Het 2oeks( 656, Vai betrei schele verjai ^as 1
Bol van regt Plaats Perso beren AL meld Soner 134,
t A fi terwi toen laar Perse
i > «Jks De m ye
JA
1
1
D !?em m i V 'n h
1869 1868, 1867.
Raden van justitie op Java
Regtbanken van omgang op Java en Madura
Landraden op Java en Madura . . . .
Regtbanken van Djokjo en Solo . . . .
Regtbanken in de buitenbezittingen . . .
Totaal , . .
Zeer trekt het groot aantal vonnissen der landraden , die in 1869 worden vernietigd of gewijzigd, de aandacht, daar het in geene verhouding staat tot het grooter aantal zaken in dat jaar behandeld. _ . 's Hofs beslissing werd in elk der in behandeling zijnde
66
489
1357
72
129
2113
61
361
1319
62
121
1924
26
575
1482
7
132
2222
22
510
62o
8
50
1215
46
239
4707
101
173
5266
32
175
2444
244
78
2973
29
618
2841
141
172
3801
30
365
2787
140
87
3409
26
353
841
15
166
1401
17
244
749
86
125
1221
5
490
771
24
42
1332
1866
12
528
57(5
42
25
1183
(1) Tea onregte zijn hiervoor in hot verslag' over de jaren 18GG en }S<57 opgegeven de getallen i80 en 479.
1 e'énmaal ingeroepen tot regeling van regtsgebie"' In den loop der jaren 1866 en 1867 was dit geen enkel maal geschied. _ „ Arresten in zake van verzet tegen beschikkingen va^ raden van justitie betreffende het verleenen van regt?,' ingang of bevel tof teregtstelling, werden er in 1868 °^ in 18691 7 door het hof gewezen. In 1866 hadden dez een C'jfeÈ van 6, in 1867 van 17 bedragen.
M
1'er
ïe.
•Ce'
5
reite
si e
•eu m< in
3D. zij enet' dat
f de • ir.
t 2 319
isi« on'
869
;ifiS
ïockci> da« slij' bel'
Het totaal der door het hof uitgebragte adviesen op ver2oekschriften om gratie of remissie van straf, was in 1868 656, in 1869 652, tegen 514 in 1866 en 580 in 1867. Van deze adviesen hadden in 1868 3 2 4 , in 1869 378 betrekking op voorstellen tot geheele of gedeeltelijke kwijtschelding van straf bij gelegenheid der viering van de Verjaring van 's Konings geboortedag. In 1866 en 1867 ^as hun aantal 296 en 309 geweest.
I I . Baden van justitie op Java.
Belangrijk is in de jaren 1868 en 1869 de toeneming van het getal beklaagden, die ter zake van misdrijf teregt stonden voor d9 raden van justitie op de drie hoofdPlaatsen van Java. Moesten toch in 1866 75, in 1867 107 Personen wegens misdrijf door die regtbanken worden Vegt, in 1868 vermeerderde dit tot 171, in 1869 tot 207. Als aanhangig gebleven van het vorig jaar worden vergeld : in 1868 de zaken van 37, in 1869 die van 49 personen ; als nieuw aangebragt in eerstgenoemd jaar die van 134, in het ander die van 158 beklaagden. Afgedaan werden in 1868 de zaken van 89 personen, terwijl die van 10 niet verder werden vervolgd ; in 1869, 'oen op ultimo des j aars nog 66 in onderzoek of reeds laar de openbare teregtzitting overgewezen waren, van 138 Personen, terwijl die van 3 niet verder werden vervolgd. In 1866 en 1867 had het aantal einduitspraken jaarlijks 48 en 69 bedragen. De verhouding der veroordeelingen en vrijspraken was ^ vergelijking van de vorige twee jaren de volgende:
JAREN.
1869
1868
1867
1866
Veroordeelingen.
81
67
54
37
Vrijspraken.
57
22
15
11
Onafgedaan.
66
72
37
25
Totaal.
204
161
106
73
•ei" •08*'
866'
12
528
576
42
25
1183
>ied' kei«
va« >gf i 5'
De verhouding was dus dat op 100 veroordeelingen gemiddeld kwamen: in 1869 70 vrijspraken, in 1868 32, "1 1867 27 en in 1866 39. Verdeeld naar de hoofdonderscheiding der misdrijven ' n het strafregt waren de cijfers als volgt :
MISDRIJVEN.
legen de algemeene zaak.
*egen de personen.
*egen de eigendommen.
Totaal in
c P tri "—>
CD 1 5
C h-1
1869 1868 1867 1866
1869 1868 1867 1866
1869 1868 1867 I860
1869 1868 1867 1866
'o
CD 3 0 3 >
9 10 17 7
57 45 19 13
15 12 18 17
81 67 54 37
•s?«? a te CD • £ •S a E* O O U ^ f.r CD
CD M - ^ U-% te •—i G (U •£ 0 u t* 5 4 4 2
21 23 5 3
34 5 6 6
60 32 15 11
Totaal vonnissen.
14 14 21 9
78 68 24 16
49 17 24 23
141 99 69 48
a cd c3 •73 CD
a O
13 15 1 7
31 34 27 10
22 23 10 8
66 72 38 25
1
Totaal beklaagden.
27 29 22 16
109 102 51 26
71 40 34 31
207 171 107 73
Het aantal misdrijven tegen de personen was dus even als in 1867 in beide jaren het grootst; in 1866 en vroeger was dit met de misdrijven tegen de eigendommen het geval geweest. De reden van dit verschijnsel is in het vorig verslag aangegeven. Het aantal der voornaamste misdrijven ter zake waarvan de beklaagden teregt stonden, vergeleken met 1866 en 1867, blijkt uit het ondervolgend staatje.
OMSCHRIJVING
DER MISDRIJVEN.
Ambtsmisdrijven . . .
Aanmatiging van gezag .
Oproer en verraad. . .
Hoon en beleediging van ambtenaren . . . .
Namaken en in omloop brengen van valsche munt
Valschheid in openbaar geschrift
Valschheid in onderhandsch geschrift .
Aanslagen tegen de eerbaarheid
1869. 1868. 1867. 1866.
Vadermoord
Kindermoord
Vergiftiging
Moord
Moedwillige manslag .
Manslag door or.voorzigtigheid
Zware verwonding of mishandeling . . . . .
Ligte verwonding of mishandeling . . . .
10
2
4
10
Valsche getuigenis ,
Hoon en luster .
Bankbreuk . .
Moedwillige brandstichting
Diefstal met en zonder verzwarende omstandigheden
Veediefstal
Opligting, bedrog, misbruik van vertrouwen.
82
1
9
2
15
34
20
5
7
1
4
69
»
5
1
2
1
2
7
29
»
1
5
17
1
22
12
6
U
2
15
11
15
o H
17
9
4
23
2
15
14
U
)I
6
3
9
13
6
26
186
1
15
13
15
73
3
72
N°. 8. 10.
Behalve de aanmerkelijke vermeerdering van het aantal ligte verwondingen en mishandelingen, waarop reeds in het vorig verslag werd gewezen , trekt bijzonder de aandacht het cijfer der vergiftigingen, welk misdrijf sedert 1858 110» niet was voorgekomen ; dat der moedwillige brandstichtingen eveneens zeldzaam ; voorts het misdrijf van hoon en laster, in 1 8 6 7 v°or het eerst op de staten vermeld. Ook het aantal diefstallen is in beide jaren aanmerkelijk grooter. , Ter zake van welke misdrijven de meeste veroorueeiingen plaats hadden , mede in vergelijking met de in het vorig 2
6
verslag behandelde jaren, wordt in de volgende tabel aangegeven :
OMSCHRIJVING
DER
M I S D R I J V E N.
Ambtsmisdrijven
Aanmatiging van gezag .
Oproer en verraad. . .
Hoon en beleediging van ambtenaren . . . .
Namaken en in omloop brengen van valsche
Valschheid in openbaar
Valschheid in ondcrhandsch geschrift . . Aanslagen tegen de eer
Vadermoord
Moedwillige manslag . .
Zware verwonding en mishandeling . . . .
Ligte verwonding on mishandeling
Valsche getuigenis. . .
Hoon en laster . . . .
Moedwillige brandstich
Diofstal mot en zonder verzwarende oinstan
Opligting, bedrog, misbruik van vertrouwen.
Het grootste gedeelte d< straffen verwezen. Tot de doodstraf hadt plaats , 1 door den raad ^ dien te Soerabaija ; in 186 vorig verslag behandelde j Ue straf naast die des door den raad van justiti in 1867 en 1866 geen enke Veroordeeling tot straffe jaren geschiedde in 1869 genoemd jaar 4 malen c Batavia , waarvan 2 wegej 2 wegens bankbreuk, en ! wegens diefstal onder ve
YEROORDEELINGES I N :
1869.
1
1
»
2
M
4
1
8
»
2
2
1
»
2
43
»
4
o
D
9
" 1
1
3r vei
en in ran ju 8 geen iren w dooc e te I le ma. n voo 6, in oor d is va ï male rzwan
1868.
»
1
»
0
2
J)
1
»
»
!)
1)
2
->
1
40

1
»
)}
4
»
8
oorde(
1869 stitie t e; ook as dez s wei Satavii il opg r den 1868 en ra schhei n doo j n d e (
1867.
2
2
4
5
»
2
2
1
Î
) )
1
1
4
K
»
*
)
)
J
îlde
3 i Bi in 3 St) d ] i, i sieg du 4 ad d i r di >ms
1
>
,
i
!
)
i
n -i
v e itai de •af n i 1 d. ar na va n en tan
1866.
2
1)
»
»
2
1
n
»
Yi
3
n
5
4
»
i
»
9
»
7
verd tc
roorde à a en beide niet op L869 e 868 ev
van 5 en ; in a just geschri te San di^hedc
J •^ < H O H
4
4
4
13
2
6
6
5
2
2
7
1
12
97
5
6
»
29
î)
24
t ligte
slingen 2 door in het gelegd. 3nmaal en als
tot 10 eerst* itie te fte en larang 3n ; in
laatstgenoemd jaar alleen door den raad van justitie ta Samarang 2 malen ter zake van valsche munt, eens wegens moedwilligen manslag en eenmaal wegens misbruik van vertrouwen. Voor oenen duur van 2 tot 5 jaren werden in 1869 10, in 1868 7 veroordeelingen uitgesproken tegenover H in 1867 en 10 in 1866; van 6 maanden tot 2 jaren in elk der in behandeling zijnde jaren 6, tegen 13 in 1867 en 14 in 1866. 39 malen werden in 1869 en 28 malen in 1868 straffen opgelegd tot een maximum van 6 maanden en daar be' neden. In 1867 en 1866 waren deze cijfers 24 en 12 geweestHet aantal malen, dat tot geldboete werd verwezen, is
veel grooter dan vroeger; in 1869 geschiedde het bij 26, in 1868 bij 44 veroordeelingen, in 1867 had het bij 8, in 1866 bij geene enkele veroordeeling plaats gevonden. De beklaagden ter zake van de vermelde misdrijven waren, naar hunnen landaard gerangschikt, in 1869 178 Europeanen, 1 vreemde Oosterling en 28 inlanders; in 1868 150 Europeanen en 21 inlanders, geen vreemde Oosterlingen. Van de in het vorig verslag behandelde jaren had alleen 1867 2 vreemde Oosterlingen onder het aantal beklaagden , de overigen waren in dat jaar 95 Europeanen en 10 inlanders, in 1866 71 Europeanen en 4 inlandersOnder de veroordeelden kwam in elk der jaren 1868 en 1869 een persoon voor, reeds vroeger terzake van misdrijf veroordeeld. In 1867 was dit met 4, in 1866 met 7 het geval geweest. Naar het geslacht onderscheiden, waren onder de 207 beklaagden in 1869 slechts 6 vrouwen, onder de 171 in 1868 11, dus eene verhouding van 3 vrouwen op 100 mannen in laatstgenoemd, van 5 op 100 in eerstgenoemd jaar. Vergeleken met 1867 en 1866 is deze verhouding 'gunstiger geworden voor het vrouwelijk geslacht. Op 75 beklaagden kwamen toch in 1866 4 vrouwen, op 107 beklaagden in 1867 8 vrouwen, derhalve ongeveer 51/« en 8 vrouwelijke op 100 mannelijke beklaagden. Onder de mannelijke beklaagden waren er boven den 50jarigen leeftijd in 1869 13, in 1868 5, tegen 3 in 1867 en 1 in 1866; beneden dezen leeftijd, doch ouder dan 3° jaren in 1869 55, in 1868 48, tegenover 24 in 1867 en 18 in 1866. Tusschen 20 en 35 jaren oud waren in I860 128, in 1868 101 personen. Even als in 1867 en in 1866 is' dit ook thans het levenstijdperk waarbinnen de meeste beschuldigde personen vallen. Beneden den 20jarigen leeftijd komen slechts zelden beklaagden voor. In 1869 bedroeg hun aantal 5, in 1868 6, togen 7 in 1867, 8 in 1866. De verdeeling der beklaagden over de drie raden van justitie wordt, vergeleken met de in het vorig verslag behandelde jaren, in de volgende tabel aangegeven.
Getal beklaagden
in het jaar
1869.
1868.
1867.
18G6.
Raad
Batavia.
50
66
54
40
van justi
Samarang.
59
26
18
7
tie te
Soerabaija.
98
79
35
28
Totaal
207
171
107
75
De raad van justitie te Soerabaija had dus in elk der
jaren 18G9 en 1868 het hoogste cijfer beklaagden.
III. Itegtbanhen van omgang op Java en Madura.
In vergelijking met do cijfers voor de jaren 1866 e" 1867 opgegeven, is het aantal beklaagden, welke tereg
stonden voor de regtbanken van omgang op Java en Madura , ln 1868 en 1869 buitengewoon laag. Het totaal beklaagden Toor de vijf afdeelingen te zamen toch, dat in 1866 nog l275, in 1867 1298 bedroeg, is in 1868 gedaald tot 783, 'o 1869 tot 780. Van deze worden in 1868 als aanhangig gebleven van «et vorig jaar vermeld de zaken van 227 beklaagden, in ^69 van 186. Nieuw aangebragt werden derhalve in eerstgenoemd jaar 556, in laatstgenoemd 594 beklaagden. Hoe deze mede vergeleken met de in het vorig verslag behandelde jaren verdeeld waren over de vijf afdeelingen, daarin Java en Madura in dit opzigt worden onderscheie n , blijkt uit de onderstaande tabel:
KEGTBANK
TA.X OMGANG IN DE :
*ste afdeeling . . .
2de » . . .
3de » . . .
•iele » . . .
^de ,, . . .
Totaal. . .

Beklaagden in :
1869.
159
166
176
143
136
780
1868.
183
105
135
143
217
783
1867.
154
122
189
192
641
-1298
1866.
137
278
193
194
473
1275
De buitengewone daling van het totaal wordt derhalve veroorzaakt door de belangrijke vermindering der beklaagden in de vijfde afdeeling. Zou hiervan welligt de reden zijn het optreden in 1867 van een nieuwen resident van Madura ? Het hoofd van gewestelijk bestuur toch kan als verwijzend ambtenaar grooten invloed uitoefenen op het aantal zaken , die voor de regtbank van omgang moeten borden beregt. Hoe groot het aantal der beklaagden in elke afdeeling ^as, onderscheiden naar de bekende hoofdverdeeling der misdrijven, mede in vergelijking met 1866 en 1837, wordt 'ö het volgende overzigt aangegeven :
8
Het aantal gevelde vonnissen bedroeg in 1868 C06, in 1869 634, tegen 1031 in 1866 en 1126 in 1867. In 1868 overleden 15 personen, hangende het onderzoek, en onttrok één persoon zich daaraan door de vlugt, terwijl de regtbank zich in de zaken van 5 personen onbevoegd verklaarde. In 1869 ontvlugtto 1 beklaagde, hangende het
onderzoek, en werden 3 beklaagden naar den landraad verwezen. Welke beslissing deze vonnissen inhielden en welk hun aantal in elke der 5 afdeelingen was, blijkt uit de volgende opgave, waarbij ter vergelijking de cijfers der beide laatstvoorgaande jaren zijn gevoegd.
REGTBANK
VAN
OMGANG
IN DE
lste afdeeling . .
2de » . . .
3de » . . .
4de » . . .
5de » . . .
Totaal . .
Veroordeelingen.
1869.
104
56
47
120
58
385
18C8.
90
61
43
97
123
414
1867.
57
54
78
122
400
711
1866.
62
141
87
119
190
599
Vrijspraken.
1869.
31
65
59
31
63
249
1868.
20
43
37
46
46
192
1867.
46
68
58
70
173
415
1866.
28
137
77
75
115
432
Totaal vonnissen.
1869.
135
121
106
151
121
634
1868.
110
104
80
143
169
606
1867.
103
122
136
192
573
1126
1866.
90
278
164
194
305
1031
Reeds o verge wezen of in onderzoek.
1869.
24
45
62
»
11
142
/
1868.
50
»
54
»
42
156
1867.
51
7
52
»
69
172
1866.
46
1
29
»
168
244
De bijzondere verhouding der vrijspraken tot de veroordeelingen, in 1868 geheel afwijkende van de normale, trekt hier bijzonder do aandacht.
Naar de wetenschappelijke verdeeling der misdrijven rangschikkende, is de afloop hunner zaken de volgende:
Bij de misdrijven tegen de personen is de verhouding der vrijspraken tot de veroordeelingen gunstiger dan in de jaren 1866 en 1867. Vermelding verdienen met opzigt tot deze misdrijven de verhouding bij kindermoord, waar in 1868 3 vrijspraken op 4 veroordeelingen , in 1869 3 vrijspraken op 1 veroordeeling komen ; die bij moord , waar in 1868 73 vrijspraken tegen 87 veroordeelingen , in 1869 evenzoo 73 van eerstgenoemde tegen 79 van laatstgenoemde werden uitgesproken ; een belangrijk verschil met de beide voorgaande jaren, toen het cijfer der vrijspraken dat der veroordeelingen wegens dit misdrijf verre overtrof. Bij de misdrijven tegen de algemeene zaak is de verhouding der vonnissen tegen beklaagden ter zake van ambtsmisdrijf in 1868 ongunstig; op 7 veroordeelingen komt geene enkele vrijspraak voor, in 1869 daarentegen gunstig, komende op 4 veroordeelingen in dat jaar 6 vrijspraken. Wegens aanmatiging van gezag werden alle beklaagden in 1869 vrijgesproken. Wegens valsche munterij werden in 1868 8 personen veroordeeld en 3 vrijgesproken; in 1869 5 veroordeeld en 4 vrijgesproken. Bij de misdrijven tegen de eigendommen valt op te merken dat in 1869 19 personen ter zake van moedwillige brandstichting werden vrijgesproken , terwijl er 15 wegens dat misdrijf werden veroordeeld , zoodat in dit opzigt het aantal vrijspraken dat der veroordeelingen overtreft; dat in beide jaren, in verschil met 1866 en 1867, het cijfer der veroordeelingen wegens diefstal in gewapende bende in bewoonde huizen of op den openbaren weg vergoleken met de vrijspraken bijzonder hoog is , komende in 1868 op 64 veroordeelingen 17 vrijspraken, in 1869 op 43 veroordeelingen 18 vrijspraken wegens dit misdrijf voor; dat voorts de "verhouding van deze uitspraken tegen beklaagden ter zake van diefstal met meer dan twee verzwarende omstandigheden, even als in vorige jaren ongunstig voor hen is, daar in 1868 slechts 4 van de 34 deswege beklaagden werden vrijgesproken, in 1869 daarentegen 18 van de 61 beklaagden. Overigens is de verhouding der drie kategonen van misdrijven tot'elkaar dezelfde als vroeger, daar steeds de misdrijven tegen de personen het grootste getal beklaagden opleveren. Van welken aard de voornaamste misdrijven waren ter zake waarvan regt werd gedaan en hoe de verhouding van hun aantal was, ook in vergelijking met 1866 en 1867 blijkt uit de onderstaande tabel.
OMSCHRIJVING
DER M I S D R I J V E N .
Ambtsmisdrijven . . •
Oproer en verraad . .
Hoon en beleedigicg van ambtenaren . . . •
Valsche munterij . • •
Aanranding der eerbaar
Vadermoord
Moedwillige manslag . .
Moedwillige brandstichting . •
1869.
12
49
3
10
6
3
6
6
198
135
52
233
1868.
9
10
17
Jl
10
4
12
8
210
129
57
234
1867.
10
))
12
18
7
1
4
2
170
83
33
196
1866.
7
117
9
24
11
1
6
2
69
79
27
212
< < H O
38
176
41
63
34
9
28
18
647
4 26
169
875
Hot cijfer der misdrijven van moord, moedwillige manslag, diei'stal en moedwillige brandstichting is dus in 1868 3
10
en 1869 belangrijk toegenomen. Van beide eerstgenoemde leverde voortdurend de vijfde afdeeling het grootste aandeel. Uit het nu volgende staatje blijkt de aard van de voornaamste misdrijven wegens welke veroordeelingen plants hadden en het aantal van deze, mede vergeleken met de cijfers der jaren 1866 en 1867.
OMSCHRIJVING
DER MISDRIJVEN.
VEROORDEELDEN IN
Ambtsmisdrijven . . .
Uproeî" en verraad.
Hoon en beleediging van ambtenaren
Valsche munterij . • .
Aanranding der eerbaarheid
Vadermoord
Kindermoord
Vergiftiging
Moord
Moedwillige manslag . .
Moedwillige brandstichting
Diefstallen
1869.
4
48
1
5
o O
Z 1
»
79
82
lb 109
1868.
7
10
7
8
6
o 4
7
87
81
21 70
1867, 1866. <
O h
10
12
.18
6
1
4
2
170
83
33
170
t
69
9
14
11
1
6
2
69
79
27
195
28
127
29
45
26
7
15
11
40">
325
96
547
De doodstraf werd, de beide jaren te zamen genomen, meer opgelegd dan vroeger, namelijk in 1868 50, in 1869 83 malen tegen 52 in 1866 en 46 in 1867. Het meerendeel werd uitgesproken wegens moord; in 1868 44 malen waaronder 27 in dé 5de afdeeling, in 1869 52 malen , waaronder echter 5 malen in de 5de afdeeling, daarentegen 22 malen in de 4de afdeeling. De overige misdrijven ter zake waarvan de schuldigen tot die straf werden verwezen, waren: in 1868 2 wegens vadermoord, 2 wegens kindermoord en 2 wegens diefstal met alle verzwarende omstandigheden ; in 1869 29 wegens oproer, gepaard met moord en 2 wegons diefstal onder verzwarende omstandigheden gepleegd. Tot de poena mortis proxima werden veroordeeld in 1868 86 personen , in 1869 85 personen tegen 135 in 1866 en 154 in 1867. Zij werd in 1868 28 malen wegens moord, 27 malen wegens moedwilligen manslag en een gelijk getal malen wegens diefstal onder verzwarende omstandigheden opgelegd , voorts wegens valsche munterij , aanslag tegen de eerbaarheid, vadermoord en vergiftiging elk 1 maal. In 1869 19 malen wegens oproer, 18 malen wegens moord, 30 malen wegens moedwilligen manslag, 17 malen wegens diefstal onder verzwarende omstandigheden en 1 maal wegens valsche munterij. In verschil met de jaren 1866 en 1867 , toen de straffen voor eenen duur van 5 tot 10 jaren het meest werden toegepast, in het eerste 252, in het laatste 243 malen, is
dit thans alleen het geval in 1869, toen zij aan 115 personen, niet in 1868, toen zij aan 100 personen werd opgelegd. In laatstgenoemd jaar toch ziet men dat 116 beklaagden eene straf voor eenen duur van 2 tot 5 jaren trof, tegen 70 in 1869. In 1866 en 1867 vond die straf 92 en 207 malen toepassing. Straffen van meer dan 6 maanden tot 2 jaren, waartoe in 1866 en 1867 59 en 54 personen veroordeeld waren, vielen in 1868 aan 41, in 1869 aan 23 beklaagden ten deel. Veroordeelden tot zes maanden en minder waren er in 1868 21, in 1869 9 tegen 9 in 1866 en 7 in 1867. Van welken landaard de beklaagden waren, blijkt uit het ondervolgend vergelijkend staatje:
In het jaar Inlanders. Vreemde
Oosterlingen.
1869 .
1868 .
1867 .
1866 .
765
764
1274
1252
15
19
24
23
Totaal.
780
783
1298
1275
In verhouding tot de inlanders is het aantal vreemde Oosterlingen die zich aan zware misdrijven schuldig maakten zeer gering. Onder de beklaagden wegens moord komen slechts 3 personen van dien landaard in 1868 en 4 in 1869 voor; onder het aantal teregtgestelden ter zake van moedwilligen manslag in 1868 1, in 1869 3; onder dat der beklaagden wegens diefstal met verzwarende omstandigheden in 1868 8, in 1869 2. Naar het geslacht is de verhouding der beklaagden de volgende: op 753 mannelijke komen in 1868 30 vrouwelijke, op 756 mannelijke in 1869 24 vrouwelijke personen. Tegen 100 mannen komen dus gemiddeld in 1868 3,98 vrouwen, in 1869 3,17 vrouwen, eene verhouding weinig verschillende van die der vorige jaren 1866 en 1867, toen tegen 1231 mannen in eerstgenoemd 44 vrouwen ; tegen 1257 mannen in laatstgenoemd 41 vrouwen teregtstonden, dus in reden als 100 mannen tot 3,65 en 3,26 vrouwen. Van de mannelijke beklaagden waren in 1868 24 en in 1869_ 12, tegen 37 in 1866 en 51 in 1869 beneden den leeftijd van 20 jaren, bovendien van 50 jaren in 1868 17 in 1869 29, tegenover 52 in 1866 en 43 in 1867. Eenen ouderdom van 20 tot 35 jaren hadden in 1868 416 in 1869 424 personen; in 1866 en 1867 waren deze totalen 694 en 678 geweest; eindelijk waren van 35 tot 50 jaren oud in 1868 296, in 1869 291, tegen 448 in 1866 en 485 in 1867. Onder de veroordeelden in 1868 waren er 15 die reeds vroeger ter zake van eenig misdrijf straf hadden ondergaan, onder die in 1869 2. Onder die van 1866 en 1867 waren er 3 en 5 voorgekomen. Uit den ondervolgenden staat kan het aantal der beklaagden en de belangrijkste misdrijven, waarvoor zij teregtstonden, vergeleken met de in het vorig verslag behandelde jaren 1866 en 1867, afdeelingsgewijze worden nagegaan.
11
'9981
W H o
»!
' O
7981
'8981
•6981
CO
(M (M
O l£5
CO
C i
o 00
•998T co >C5
Q <
'B
7981
'898T
•6981
co
(M co
-* -*
t
CT5 CO
(M
co co
0 b
' O CO
'9981
7981
'8981
•6981
co >a co
CO
w
t ^
r~i
CO
*
=:
s
=
*-H
CO
CO
1—1
*
CO CO
OT -*
Ol
CO IM
-*
rH CN
oo
O 15 h-f t> I-J
S w o m S O
£ S !> , 5 1 « 0 in H S
r Q S
C3
CS
a o o K
S
CO
O
t>
a « r Q
CJO _g 'O O es U a es <
o o H t-o 'B es !>
O o B u ' O s
£00 a
Cy 'Sb
«s a o so
' O
O
co CM
6 0
p es
M
TS
O
Ó z,
w o, < o 'd <N
•9981
7,981
•8981
•6981
(M
(M
T-H
=
=
CO
c
»
rH
CM
CO
• *
«
CO
CM
=
= '
T — 1
S
1—1
=
CM
s
rH
=
«
rH
F-H
CO (M
CO
O CO
-* *#
CO
m
CO
CO
-#
r-< T—1
1CÎ
(M
(M O rH
O
o CO
>q w
»—i
"9981
'/,981
"8981
•6981
**
^*
c

T-H
r H
CTS
CO
co
«M
(M
CO
0 0
CO
"
R
C
=
>n
oo
CO
co
CO
rH
l>
~tf
CT> r H
CO co
<M CO
i o (M
CO r^
(M
CO
o
CO r^
CO
o
r H
0 0 -CH
CO
0 0
CM eo
12
IV. Landraden op Java en Madura.
De taak der landraden op Java en Madura is in de jaren 1868 en 1869 wederom uitgebreid. Werd toch in het vorig verslag gewezen op de belangrijke en voortdurende vermeerdering van het aantal voor deze regtbanken teregtgestelde personen, in 1866 5194, in 1867 6296 bedragende, ook in de thans behandelde jaren ziet men dit cijfer stijgen , in 1868 tot 6946, in 1869 tot 6680 personen. Van het vorig jaar waren aanhangig gebleven in 1868 de zaken van 827 beklaagden en nieuw aangebragt die van 6119, en in 1869 de zaken van 1310 personen, terwijl die van 5370 in dat jaar werden aangebragt. Het aantal gevelde vonnissen beliep in 1868 5691 , in 1869 5745 ; in 1866 hadden deze een totaal van 4655 , in 1867 van 5772 beloopen.
In 1868 overleden slechts 2 personen hangende he' onderzoek, terwijl 1 ontvlugtte; in 1869 overleden 13 beklaagden en ontvlugtte 1 vdór de beslissing van den regter. De afloop der uitspraken van den eersten regter was in 1868 4411 veroordeelingen en 1280 vrijspraken of ontslagen van regtsvervolging, in 1869 4549 veroordeelingen en 119» vrijspraken of ontslagen van regtsvervolging. In 1866 en 1867 was deze verhouding geweest dat tegenover 3730 en 4569 veroordeelingen 925 en 1203 vrijspraken enz. stonden Op 100 veroordeelingeD kwamen dus jaarlijks in elk dezer vier jaren ongeveer 24,79 vrijspraken in 1866; 26,32 in 1867; 29,04 in 1868 en 26,02 in 1869. De feiten aan de beklaagden ten laste gelegd rang' schikkende naar de gewone hoofdver deeling der misdrijveni was de verhouding der vonnissen de volgende:
AARD
MISDRIJVEN'.
Te: de algemeene zaak.
'j" n de personen
In het jaar Veroordeeld.
Vrijgesproken of ontslagen van regtsvervolging.
Onaf'gedaan.
Overleden
of
ontvlugt.
1869
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
18
89
79
94
Tegen do eigendommen 1869
1868
1867
1866
166
156
124
86
Totaal 1869
1868
1867
1866
4335
4166
4366
3550
4549
44 U
4569
3730
In vergelijking met de jaren 1866 en 1867 is de verhouding der vrijspraken tot de veroordeelingen bij de misdrijven tegen de algemeene zaak en bij die tegen de personen gepleegd in de jaren 1868 en 1869 eenigzins veranderd, daar 'het aantal vrijspraken grooter is geworden dan vroeger. Bij de misdrijven tegen de eigendommen verschilt de verhouding weinig van vroeger. Ter zake van welke der voornaamste misdrijven de beklaagden veroordeeld werden in 1868 en 1869, vergeleken met de in het vorig verslag behandelde jaren, blijkt uit de ondervolgende tabel :
13
45
23
20
64
56
59
31
1119 1179 1121 874
1196
1280
1208
925
15
18
22
35
12
19
884
1199
503
510
921
1252
523
537
10
3
1
9
14
3
1
2
Omschrijving
der misdrijven. 1869 1868
Totaal
beklaagden.
Landlooperij . . . . Valschheid in onderhaudsch geschrift . . Zware verwonding of mishandeling . . . Ligte verwonding of mishandeling Valsche getuigenis . . Veediefstal . . . . . Andere diefstallen . . Opligting, bedrog, misbruik van vertrouwen.
14
7
17
53 11 671 3023
366
25
1
10
48 15 701 2876
342
77
152
110
122
255
247
195
136
6318
6547
5990
4934
6680
6946
6296
5194
1867.
30
9
9
25 15 625 3060
312
1866.
60
7
7
22 9 587 2490
286
Totaal'
129
24 0
143 50 2 58* 11449
1 536
13
Het aantal veroordeelingen wegens zware verwonding en mishandeling en wegens veediefstal, inzonderheid echter dat wegens ligte verwonding en mishandeling, is belangrijk hooger dan in de beide vorige jaren; daarentegen zijn die ter zake van diefstallen in het algemeen lager, vooral in 1868. Hoeveel beklaagden in elk der bedoelde jaren ter zake van de genoemde misdrijven in regten betrokken waren, Wordt in het volgend staatje, ter vergelijking met de voorgaande tabel, bekend gesteld :
Omschrijving
der misdrijven. 1869, 1868. 1867. 1866. Totaal.
Landlooperij . . . .
Valschheid in onderhandsch geschrift . .
Zware verwonding of mishandeling. . . .
Ligte verwonding of mishsndeling
Valsche getuigenis . .
Veediefstal
Andere diefstallen . .
Opligting, hedrog, misbruik van vertrouwen.
24
11
32
79
26
1043
4352
511
36
9
14
84
23
1174
4469
486
42
13
17
39
19
902
4208
448
77
13
11
34
12
869
3359
353
179
46
74
236
80
3 988
16 388
1798
De straflen, waartoe de veroordeelden werden verwezen , waran : tot de straf naast die des doods in 1868 geen , in 1869 2 personen : één wegens hoon en laster door den landraad te Poerwakarta (Krawang), en één wegens veediefstal door den landraad te Blora (Rembang). In 1866 was één persoon , in 1867 geen tot die straf veroordeeld ; tot straffen voor een duur van 5 tot 10 jaren: in 1868 56, in 1869 134 beklaagden. In 1866 waren tot die straf 51, in 1867 89 beklaagden veroordeeld. Bij de meeste uitspraken werden echter straffen opge
legd voor een duur van 2 tot 5 jaren ; in 1868 in 2588 gevallen , in 1869 in 2678, tegen 2166 en 2104 in 1866 en 1867. Boven 6 maanden tot 2 jaren als maximum was de straf, waartoe in 1868 1369, in 1869 1380 der personen die teregtstonden , werden veroordeeld. In 1866 en 1867 waren er 1267 en 1497 geweest. Straffen voor 6 maanden en minder werden in 1868 toegepast op 386, in 1869 op 346 beklaagden, tegenover 240 in 1866 en 365 in 1867. Veroordeeling tot geldboete had in 1868 12 malen, in 1869 9 malen plaats. In 1866 was dit 5 malen, in 1867 17 malen geschied. Naar hunnen landaard verdeeld, bestonden de beklaagde personen uit 6762 inlanders en 184 vreemde Oosterlingen in 1868, uit 6482 inlanders en 198 vreemde Oosterlingen in 1869. In 1866 waren er 5070 inlanders en 124 vreemde Oosterlingen, in 1867 6144 inlanders en 152 vreemde Oosterlingen, die teregtstonden. In 1868 komen_ dus op 100 inlanders voor 2,72 vreemde Oosterlingen, in 1869 3,05 personen van dien landaard, in 1866 2,37, in 1867 2,47. Bij eene onderscheiding der beklaagden naar hun geslacht, blijken zij te bestaan uit 6729 mannen en 217 vrouwen in 1868, en 6391 mannen en 289 vrouwen in 1869. In 1866 waren zij verdeeld geweest in 4960 mannen en 234 vrouwon, in 1867 in 6068 mannen en 228 vrouwen. De verhouding is derhalve , dat in 1868 op 100 mannen voorkwamen 3,22 vrouwen, in 1869 4,52, in 1866 4,70, in 1867 3,75. Een onderzoek naar den leeftijd der mannelijke beklaagden geeft de volgende resultaten : 107 personen in 1868 en 111 in 1869 waren ouder dan 50 jaren, in 1866 en 1867 waren er 85 en 115 beklaagden van dien leeftijd geweest ; j!36 personen in 1868 en 270 in 1869 hadden den 20jarigen leeftijd nog niet bereikt ; in 1866 en 1867 was dit het geval geweest met 194 en 185 beklaagden ; 4143 waren in 1868 en 3861 in 1869, tegen 3161 in 1866, en 3730 in 1867, die een ouderdom hadden van 20 tot 35 jaren. Eindelijk waren 2243 personen in 1868 en 2149 in 1869, tegenover 1520 in 1866 en 2038 in 1867, van 35 tot 50 jaren oud. Het aantal recidivisten onder de veroordeelden bedroeg in 1868 165, in 1869 177 tegen 91 in 1866 en 113 in 1867. In den volgenden staat wordt residentie'sgewijze een overzigt gegeven van het aandeel, dat elke landraad had in het cijfer der beklaagden, mede vergeleken met de in het vorig verslag behandelde jaren.
RESIDENTIE.
Bantam
Bate
K rawan g.
N°.
LANDRAAD TE 1869.
Serang . . .
Anjer . . .
Pandeglang
Tjeringin . .
Rankas betoeng
Batavia .
Meester-Cornelis
Bekassi . . .
Tangerang. .
Buitenzorg. .
Poerwakarta .
54
41
17
7
21
161
86
96
93
00
1868.
120
37
35
14
17
165
132
104
157
74
1867.
144
30
29
14
26
152
62
26
103
121
70
1866.
73
18
39
13
19
91
50
28
106
178
106
AANMERKINGEN.
10.
14
RESIDENTIE.
Preanger regentschappen . .
Cheribon. . .
Tagal . ; . .
Pekalongan . ".
Samarang . :
Japara. . . .
Rembang. ; ;
Soerabaija . .
LANDRAAD TE
Bandong . .
Tjiandjoer. .
Soemedang. .
Garoet (Limbangan) . .
Manandjaija (Soekapoera)
Cheribon . .
Indramaijoe .
Tjiamis (Galoeh) . . .
Madjalengka .
Koeningan. .
Tagal . . .
Pamalang . .
Brebes . . .
Pekalongan .
Batang . . .
Samarang . .
Salatiga. . .
Ambarawa. .
Demak . . .
Grobogan (Poerwodadi) . .
Kendal . . .
Patti. . . .
Japara . . .
Koedoes. . .
Joana . .
Rembang . .
Toeban . . .
Blora. . . .
Bodjonegoro .
Soerabaija . .
Grissee . . .
Modjokerto ,
Sidho-Ardjo .
Sidaijoe. . .
Lamongan : .
Bawean. : .
1869.
69
134
47
16
40
87
220
8
36
14
70
35
131
72
78
228
36
26
87
37
86
52
27
91
48
96
197
109
188
199
56
198
108
83
53
2
1868.
73
84
35
11
77
98
180
23
71
108
53
60
171
65
125
185
43
29
87
57
109
44
57
59
27
128
164
67
184
175
50
247
99
32
40
4
1867.
73
83
49
16
23
172
85
21
49
17
32
22
79
61
94
198
15
131
85
50
182
68
92
59
19
86
140
76
201
155
65
221
93
57
48
6
1866.
54
69
20
12
50
130
77
22
43
39
45
36
»
93
»
54
61
»
88
66
45
47
80
65
»
77
108
55
181
145
123
264
71
»
5
AANMERKINGEN.
Sedert 1867 bezit Brebes een lanüraad
Eerst in 1867 is de afdeeling Batang opgerigt.
Sedert 1867 eerst bestaat de afdeeling Ambarawa.
De afdeeling Joana werd in 1867 in het leven geroepen.
Sidaijoe en Lamongan verkregen ïo 1867 een afzonderlijken landraad.
15
RESIDENTIE.
Madura
^asoeroean .
Probolinggo.
«ezoeki . .
Banjoewangi
ßanjoemas .
ßagelen ". ;
*Woe.
^adioen
Kediri.
LANDRAAD TE 1869.
Pamakassan
Bangkallan,
Sumanap
Sampang
Pasoeroean
Malang •
Bangil .
Probolinggo
Loemadjang
Kraksaän .
Bezoeki. .
Panaroekan
Bondowosso
Banjoewangi
Banjoemas.
Tjilatjap .
Poerwokerto
Poerbolinggo
Ban djar Negara
Poerworedjo
Ledok (Wono sobo) . .
Keboemen .
Karang-anjer
Ambal . .
Magelang .
Temanggoong
Madioen
Ngawi . .
Ponorogo .
Magetan .
Patjitan. .
Kediri . .
Toelong Agoeng
Trengalek .
Blitar . .
Berbek . .
53
46
156
28
194
113
72
72
144
361
45
75
213
44
58
42
44
51
40
54
20
16
8
12
134
135
84
191
68
33
84
67
88
89
49
56
51
141
61
163
62
52
101
88
344
45
82
229
17
69
69
16
50
23
38
28
38
16
16
118
38
122
101
132
97
55
143
65
85
93
55
1867.
, Tot toelichting van dezen staat, wat betreft den aard i6r misdrijven ter zake waarvan het opgegeven aantal • klaagden bij elk der 83 landraden teregtstond, moge 6* volgende voldoende zijn: , De meeste beklaagden wegens landlooperij kwamen in 368 voor bij de landraden van Kendal, Modjokerto,
34
53
116
55
100
91
39
158
52
62
94
58
167
36
59
41
26
40
13
32
47
31
16
14
117
71
42
106
162
85
50
133
89
69
150
82
1866.
48
76
127
132
67
119
»
115
72
32
51
12
88
23
»
26
20
30
29
34
»
15
103
52
106
111
160
»
62
117
100
61
139
57
AANMERKINGEN.
De afdeeling Bangil werd in 1867 opgerigt.
Loemadjang en Kraksaän verkregen eerst in 1867 eenen landraad.
In Poerwokerfo werd eerst in 1867 een landraad gevestigd.
Sedert 1867 bezit Karang-anjar een eigen landraad
Magetan verkreeg in 1867 een eigen landraad.
Malang en Soerabaija ; in 1869 bij die van Salatiga, Kendal en Ambal. "Wegens valschheid in onderhandsch geschrift stonden de meeste personen te regt voor de landraden van Indramaijoe en Soerabaija in 1868 ; bij die van Soemedang en Pasoeroean in 1869.
16
Wegens zware verwonding en mishandeling hebben het grootste aantal: in 1868 de landraden te Sumanap en Brebes ; in 1869 dezelfde landraden. Voor ligte verwonding en mishandeling spannen in 1868 de landraden van Cheribon, Indramaijoe en Modjokerto, in 1869 die van Soerabaija en Koedoes de kroon. Bij de landraden van Kendal en Batang in 1868, bij die van Modjokerto en Samarang in 1869 kwamen de meeste beklaagden ter zake van valsche getuigenis voor. De hoogste cijfers van personen, teregtstaande wegens veediefstal, hadden in 1868 de landraden van Tangerang, Buitenzorg, Poerwakarta, Manondjaija, Indramaijoe, Brebes, Batang, Rembang, Kendal, Sumanap, Loemadjang, Ponorogo, Trengalek en Blitar; in 1869 de landraden van Indramaijoe, Brebes, Toeban, Blora, Loemadjang, Bondowosso, Ponorogo, Banjoemas, Poerbolinggo en Madioen. Andere diefstallen, met uitzondering van eenvoudige, hadden het meest te onderzoeken in 1868 de landraden van Toeban, Koedoes, Patti, Buitenzorg, Japara, Bodjonegoro, Kediri, Tangerang, Meester-Cornolis, Bekassi, Bondowosso, Cheribon, Tjilatjap, Serang, Batavia, Brebes,Batang, Kendal, Samarang, Demak, Sumanap, Modjokerto, Banjoemas en Magelang; in 1869 die van Bondowosso, Bodjonegoro, Tangerang, Joana, Patti, Koedoes, Serang, Batavia, Indramaijoe, Cheribon,Pekalongan, Tagal, Soerabaija, Modjokertjo, Bangkallan, Sidhoardjo, Pasoeroean, Kraksaän, Magelang en Temanggoong. Diefstal in dienstbaarheid en opligting, bedrog en misbruik van vertrouwen kwamen het meest in onderzoek bij de landraden der drie hoofdplaatsen van Java. _ De ondervolgende opgave maakt een goed overzigt van den werkkring der meeste landraden gemakkelijk, aangevende voor welke landraden in de in behandeling zijnde jaren 100 en meer beklaagden teregtstonden, voor welke 50 en meer, doch minder dan 100 beklaagden, en voor welke van minder dan 50 personen de zaken in onderzoek waren. Ter vergelijking worden er de resultaten der jaren 1866 en 1867 bijgevoegd.
Landraden met ÏOO en meer beklaagden, in
1 8 6 9 . 1 8 6 8 . 1 8 6 7 . 1 8 6 6 .
Batavia.
Tjiandjoer.
Indramaijoe.
Brebes.
Samarang.
Toeban.
Blora.
Bodjonegoro.
Soerabaija.
Modjokerto.
Sidhoardjo.
Sumanap,
Pasoeroean.
Malang.
Loemadjang.
Kraksaän.
Bondowosso.
Magelang en Temanggoong
Madioen.
Ponorogo.
Batavia. Serang. Meester-Cornelis en Bekassi. Tangerang. Buitenzorg. Indramaijoe. Koeningan. Brebes. Batang. Samarang. Kendal. Rembang. Toeban. Bodjonegoro. Soerabaija. Modjokerto. Pasoeroean. Probolinggo. Kraksaän. Bondowosso. Samanap, Magelang. Madioen. Ngawi. Ponorogo. Kediri.
Serang.
Batavia.
Tangerang.
Buitenzorg.
Cheribon.
Samarang.
Ambarawa.
Kendal.
Toeban.
Bodjonegoro.
Soerabaija.
Modjokerto.
Sumanap.
Pasoeroean.
Probolinggo.
Bondowosso.
Magelang.
Ngawi.
Ponorogo.
Kediri.
Blitar.
Tangerang.
Buitenzorg.
Poerwakarta.
Cheribon.
Toeban.
Bodjonegoro.
Soerabaija.
Grissee.
Modjokerto.
Sumanap.
Sempang.
Malang.
Probolinggo.
Magelang.
Madioen.
Ngawi.
Ponorogo.
Kediri.
Agrowo.
Blitar.
Landraden met 50 en meer doch minder dan lOObekl., <"
1 8 6 9 . 1 8 6 8 . 1 8 6 7 . 1 8 6 6 .
Serang.
Meester-Cornelis en Bekassi.
Tangerang.
Buitenzorg.
Poerwakarta.
Bandong.
Cheribon.
Tagal.
Pekalongan.
Batang.
Demak.
Kendal.
Patti.
Koedoes.
Rembang.
Grissee.
Sidaijoe.
Lamongan.
Pamakassan.
Bangil.
Probolinggo.
Panaroekan.
BaDJoemas.
Poerbolinggo.
Poerworedjo.
Ngawi.
Magettan.
Kediri.
ToelongAgong
Trengalek.
Blitar.
Poerwokarta.
Bandong.
Tjiandjoer.
Manondjaija.
Cheribon.
Madjalengka.
Tagal.
Pamalang.
Pekalongan.
Demak.
Grobogan.
Japara.
Koedoes.
Blora.
Grissee.
Sidhoardjo.
Pamakassan.
Bangkallan.
Sampang.
Malang.
Bangil.
Loemadjang.
Panaroekan.
Banjoemas.
Tjilatjap.
Poerbolinggo.
Magettan.
Patjitan.
ToelongAgong
Trengalek
Blitar.
Berbek.
Meester-Cornelis.
Bandong.
Tjiandjoer.
Indramaijoe.
Brebes.
Pekalongan.
Batang.
Demak.
Grobogan.
Patti.
Japara.
Koedoes.
Rembang.
Blora.
Grissee.
Sidhoardjo.
Sidaijoe.
Bangkallan.
Sampang.
Malang.
Loemadjang.
Kraksaän.
Bezoeki.
Panaroekan.
Banjoemas.
Temanggoong.
Magettan.
Patjitan.
Agrowa.
Trengalek.
Blitar.
Serang.
Batavia.
Meester- Coi" nelis.
Bandong.
Tjiandjoer
Manondjaija
Indramaijoe'
Pekalongan'
Samarang.
Salatiga.
Demak.
Grobogan.
Japara.
Koedoes.
Rembang.
Blora.
Sidhoardjo.
BangkallaU'
Pasoeroean
Bezoeki.
Bondowosso'
Banjoemas
Temanggooflr!'
Patjitan.
Trengalek.
Berbek.
Landraden met minder dan 50 beklaagden, in
Anjer.
Pandeglang.
Tj er ingin.
Eangkas betoeng.
Sumedang.
Garoet.
Manondjaija.
Tjiamis.
Anjer.
Pandeglang.
Tjeringin.
Rangkas betoeng.
Sumedang.
Garoet.
Tjiamis
Salatiga.
Anjer.
Pandeglang.
Tjeringin.
Rangkas betoeng.
Bekassi.
Sumedang.
Manondjaija.
Limbangan.
Anjer.
Pandeglang'
Tjeringin
Rangkas V toeng.
Bekassi.
Sumedang
Limbanga^'
Tjiamis.
17
Landraden met minder dan 50 beklaagden, in
18«5».
Pamalang.
Koeningan.
Salatiga.
Ambarawa.
Qrobogan.
Japara.
Joana.
itadjalengka.
Bawean.
Bangkallang.
^ampang.
Bozoeki.
Banjoewangi.
Tjilatjap.
Poerwokerto.
Bandj am égara.
" onosobo.
Keboemen.
Karang-aniar.
Ambal.
Paijitan.
Berbek.
18®8.
Ambarawa.
Patti.
Joana.
Sidaijoe.
Lamongan.
Bawean.
Bezoeki.
Banjoewangi.
Poerwokerto.
Bandjarnegara.
Poerworedjo.
Ledok (Wonosobo).
Keboemen.
Karang-anjar.
Ambal.
ïemanggoong.
1 S « 7 .
Tjiamis.
Madjalengka.
Koeningan.
Tagal.
Pamalang.
Salatiga.
Joana.
Lamongan.
Bawean.
Pamakassan.
Bangil.
Banjoewangi.
Tjilatjap.
Poerwokerto.
Poarbolinggo.
Bandjarnegara. Poerworedjo.
Ledok (Wonosobo).
Keboemen Karang-anjar.
Ambal.
Madioen.
1 8 6 « .
Madjalengka.
Koeningan.
Tagal.
Pamalang.
Kendal.
Patti.
Bawean.
Pamakassan.
Panaroekan.
Banjoewangi.
Tjilatjap.
Poerbolinggo.
Bandjarnegara.
Poerworedjo.
Ledok (Wonosobo).
Keboemen.
Ambal.
Het grootst aantal beklaagden hadden dus_ in 1868 de landraden van Batavia, Buitenzorg, Indramaijoe, Brebes, Samarang, Toeban , Bodjonegoro, Soerabaija, Modjokerto, Pasoeroean, Kraksaän, Bondowosso en Ponorogo; in 1869 de landraden van Batavia, Indramaijoe, Samarang, Toeban, Bodjonegoro, Soerabaija, Modjokerto, Sumanap, Pasoeroean, Kraksaän , Bondowosso en Ponorogo, alle met öieer dan 150 beklaagden. De sterkste verschillen tuschen de beide jaren worden waargenomen bijde landraden van Serang, Meester-Cornelis en Bekassi, Tjiandjoer, Wramaijoe, Koeningan, Brebes, Batang, Samarang , Modjokerto en Banjoewangi. De hocgste cijfers in beide jaren vertoonen de landraden van Indramaijoe, Samarang, Modjokerto, Bondowosso en ^'ooral Kraksaän , de laagste die van Tjeringin, Garoet, 'Ijiamis, Karang Anjar en Bawean. In verschil met vroegere jaren komen, gelijk in 1866 en 1867, oofc in 1868 en 1809 geene landraden meer voor die geen enkele zaak te beregten hadden.
V. Begtbanheï. van Soerakarta en Djokjolcarta.
De beklaagden die ter zake van misdrijf in 1868 en 1869 tere^tstonden voor de regtbanken in de Vorstenlanden, welke voorgezeten worden door de hoofden van gewestelijk bestuur aldaar, zijn aanmerkelijk minder in aantal dan in de beide in het vorig verslag behandelde jaren. Zij maakten in 1868 een totaal van 273, in 1869 van 178 uit, terwijl in 1866 en 1867 de totalen nog waren 438 «n 367. Onder de 273 beklaagden van 1868 waren er 89 wier *»ken reeds in het vorig jaar waren aangebragt, dus lieuw 184; onder de 173 van 1860 18 aanhangig van het
N». 8. 10.
vorige jaar, dus 160 nieuw aangebragte. Van de 18 aanhangig gebleven op ultimo December 1868 waren 5 reeds overgewezen naar eene openbare teregtzitting en 13 nog in onderzoek. Vóór de beslissing overleed 1 persoon, zoodat het getal gevelde vonnissen in dat jaar bedroeg 254 Van het totaal voor 1869 vermeld, waren op ultimo van dat jaar nog de zaken van 43 beklaagden onafgedaan; 15 daarvan waren reeds overgewezen naar eene openbare teregtzitting, 28 nog in onderzoek, het totaal vonnissen bedroeg dus in dat jaar 135. In 1866 en 1867 waren er 270 en 286 vonnissen gewezen. Het meerendeel der beklaagden was betrokken voor de regtbank van criminele zaken te Djokjokarta, namelijk in 1868 258 van de 273, in 1869 178, dus alle beklaagden; in 1866 waren er 442 (?) in 1867 270 geweest. Voor den residentieraad te Djokjokarta waren m 1868 hangende de zaken van 10 beklaagden, voor dien raad te Soerakarta de zaken van 5 personen ; in 1869 hadden deze raden geen enkelen beklaagde. In 1866 en 1867 stonden voor eerstgenoemden residentieraad teregt 15 en 5 personen, voor laatstgenoemden geen in 1866, 2 in 1867. Voor de verklaring van dit verschijnsel wordt naar het verslag over 1862 en 1863 verwezen. Verreweg de meeste beklaagden werden ook thans weder wegens diefstal in regten betrokken, 196 in 1868 en 108 in 1869; daarop volgen veediefstal en moord in 1868; moord, veediefstal en landlooperij in 1«69. Uit de ondervolgende tabel blijken, vergeleken met de beide voorgaande jaren, de aard en het aantal der voornaamste misdrijven ter zake van welke de beklaagden teregtstonden.
Aard der misdrijven. 1869, 1868. 1867. 1866J Totaal.
Landlooperij . . . .
Valschheid in openbaar geschrift
Moord
Moedwillige manslag .
Zware verwonding . .
Veediefstal
Andere diefstallen . .
Opligting, bedrog, misbruik van vertrouwen.
11
n
27
4 »
1
16
38
5
6
2
20
9
2
21
196
10
9
5
19
6
12
38
256
10
7
7
19
5 23
31
308
13
33
14
85
24
37
106
868
38
Hoe vele van de beklaagden ter zake van de, vermelde misdrijven werden veroordeeld, toonen de volgende cijfers aan :
Aard der misdrijven.
Veroordeeld.
1869.
Totaal.
1868. 18ü7. 1866.'
Landlooperij . . • •
Valschheid in openbaar geschrift
Moord . . • • • •
Moedwillige manslag .
Zware verwonding . .
Veediefstal
Andere diefstallen . .
Opligting, bedrog, misbruik van vertrouwen.
8
»
7
4
n
12
70
5
1
»
4
4
!)
17
130
5
S
3 i 7
2 7
30
148
3
1 j
7 i
7
129
9
2L
3
21
11
1*4
66
477
22
18
De afloop van het onderzoek was voor de beklaagden in de beide in behandeling zijnde jaren minder gunstig dan vroeger. In evenredigheid tot het totaal vonnissen toch, komen minder vrijspraken voor dan in 1866 en 1867. Van 254 vonnissen in 1868 zijn 173 veroordeelend, 81 vrijsprekend; van 135 in 1869 109 veroordeelend en 26 vrijsprekend. In 1866 waren er 164 veroordeelingen en
106 vrijspraken; in 1867 220 veroordeelingen en 66 vrij' spraken geweest. Tegenover 100 veroordeelingen staan derhalve in 1868 46,82; in 1869 23,85; in 1866 64,63 en in 1867 30 vrijspraken. De beslissingen rangschikkende naar de bekende hoofd-* verdeeling der misdrijven krijgt men de volgende cijfers:
AARD DER MISDRIJVEN.
Tegen de algemeene zaak . .
Tegen de personen. . . . .
Tegen de eigendommen . . .
Totaal . . . .
In
het jaar
1869
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
1869
1868
1867
• 1866
Veroor
deelingen.
8
4
19
1
11
9
17
14
90
160
184
149
109
173
220
164
Vrijspraken of ontslagen Van regtsvervolgmg
3
4
4
3
15
18
14
13
11
59
48
90
26
81
66
106
Totaal
eindvonnissen
8
8
23
4
26
27
31
27
101
219
226
239
135
254
286
270
On afgedaan.
3
2
3
20
5
7
7
24
35
10
78
124
43
19
81
168
Totaal
beklaagden«
11
10
26
24
31
34
38
51
136
229
304
363
178
273
367
438
De misdrijven tegen de eigendommen leveren dus in 1868 en 1869, even als in 1866 en 1867, het grootste aandeel in het totaal. Bij de misdrijven tegen de personen overtreft het getal vrijspraken dat der veroordeelingen ; voorts is de verhouding dezer uitspraken zeer ongunstig voor de beklaagden in 1869 bij de misdrijven tegen de eigendommen. Bijzonder hoog in vergelijking met vroegere jaren is het cijfer der doodstraffen door deze regt banken uitgesproken. In de 10 voorgaande jaren te zamen genomen had dit slechts 7 malen plaats, waaronder 1 in 1867, in 1866 geene. Daarentegen in 1868 7 malen, in 1869 4 malen, in eerstgenoemd jaar alle door de regtbank van criminele zaken te Djokjokarta, eenmaal wegens moord, de zes overige wegens diefstal in vereenigde gewapende bende bij nacht, gepaard met moord; in laatstgenoemd jaar evenzoo allen door dezelfde regtbank, drie malen wegens moord en eenmaal wegens do bovengenoemde soort van diefstal. De straf naast de doodstraf viel in 1868 aan 17 beklaagden, in 1869 aan 12 beklaagden ten deel. In 1866 en 1867 was dit met 16 en 14 personen het geval geweest. Tot straffen voor een duur van 5 tot 10 jaren werden veroordeeld m 1868 45, in 1869 21 personen, tegen 41 in 1866 en 49 in 1867. 89 malen in 1868 en 66 malen in 1869 werd de straf voor een duur van 2 tot 5 jaren toegepast. In 1866 was dit 52; in 1867 137 malen geschied. Straffen voor den tijd van 6 maanden tot 2 jaren werden in 1868 aan 11, in 1869 aan 5 personen opgelegd tegenover 46 in 1866 en 19 i n 1867. Tot 6 maanden en minder zijn veroordeeld in 1868 4 ,
in 1869 1 beklaagde, tegen 11 in 1866 en geen enkele in 1867. Onderschoiden naar hunnen landaard waren onder de beklaagden in 1868 264 inlanders en 9 vreemde Oosters l-'ngen, in 1869 178 inlanders en geene vreemde Oosterlingen. In 1866 en 1867 waren er van deze laatsten 8 en 7 onder het totaal der teregtstaande personen. Tegen 268 mannelijke, komen in 1868 5 vrouwelijke | personon voor, tegen 174 mannelijke in 1869 4 vrouwelijke. ! In 1866 en 1867 waren er 5 en 6 vrouwen onder de be| klaagden begrepen. Verdeeld naar hun leeftijd waren de mannelijke bej schuldigden onderscheiden in 4 in 1868, en geen in 1869 • jonger dan 20 jaren, tegen 14 in 1866 en 9 in 1867; in 9 in 1868 en 6 in 1869 ouder dan 50 jaren, tegenover i 13 in 1866 en 5 in 1867; in 200 in 1868 en 101 in 1869, die een leeftijd hadden van 20 tot 35 jaren, tegen 298 in 1866 en 270 in 1867; in 55 in 1868 en 67 in 1869 die van 35 tot 50 jaren oud waren, welke cijfers in 1866 en 1867 respectivelijk waren 108 en 83. In 1868 waren er onder de 273 teregtstaande personen 9 die reeds vroeger ter zake van eenig misdrijf werden veroordeeld, in 1869 onder de 178 geen enkele, In elk der jaren 1866 en 1867 waren er 2 van deze personen geweest.
VI. Regtbanken binnen het gebied van den soesoehoenan van Soerakarta en den pangaran adhipatti ARIO MANGKOE NEGORO.
Het aantal personen die als beschuldigd van misdrijf teregtstonden voor de regtbanken binnen het gebied van den keizer van Soerakarta en dat van den prins Anio
19
MANGKOE NEGORO, is in de jaren 1868 en 1869, in vergelijking met 1866 en 1867, toegenomen. Bij de prodoto des keizers waren in onderzoek in 1868 de zaken van 1518 beklaagden, in 1869 die van 1917, *elk aantal in 1866 1490, in 1867 1399 was geweest, /oor de prodoto op de landen van den prins stonden teregt >U 1868 400, in 1869 467 beklaagden ter zake van misdrijf, welke getallen in 1866 en 1867 375 en 414 bedragen hadden. Onder deze beklaagden waren er bij de regtbanken van den keizer 218 in 1868, en 176 in 1869, wier zaken van het vorig jaar aanhangig waren gebleven en bij de regtbanken van den prins evenzoo 36 in 1868 en 24 in 1869. Nieuw aangebragt waren bij de prodoto van den keizer in 1868 de zaken van 1299 beklaagden, in 1869 die van 1771 ; bij die van den prins in 1868 365, in 1869 443. Welke de voornaamste misdrijven waren van welke de personen beschuldigd werden , teregtstaande voor des keilers regtbank, en hoe groot hun aantal was, mede in yergelijking met die der in het vorig verslag behandelde Jaren, wordt in de volgende tabel bekend gesteld :
meerdering had plaats bij de misdrijven van moord en diefstal. Het aantal en de voornaamste der misdrijven, ter zake waarvan bij de prodoto van pangeran ARIO MANGKOE NKGORO de beklaagden in regten werden geroepen, blijkt uit den volgenden staat :
Omschrijving
der misdrijven.
Landlooperij . . . .
Ambtsmisdrijven . . .
Aanmatiging van gezag.
Oproer en verraad . .
Valsche munterij . . .
1869.
5
27
1
»
1868.
10
1
)3
1)
1)
1867.
23
»
1
»
1866.
5
3
»
3
Totaal.
43
31
2
3
»
Omschrijving
der misdrijven.
landlooperij . . . .
•ambtsmisdrijven . . .
•aanmatiging van gezag
oproer en verraad . .
falsche munterij . . .
Valschheid in onderhandsch geschrift . .
aanranding der eerbaar
•adermoord. . . » .
kindermoord . . . .
'ergiftiging. . . . •
Moord
Moedwillige manslag .
Manslag door onvoorzigtigheid
^ a r e verwonding . .
^igte » . .
tische getuigenis .
Moedwillige brandstich
^eediefstal
^•ttdere diefstallen
^pligting , bedrog, misbruik van vertrouwen
1869.
120

»
fi
1
1
55
1
4
4
58
J)
4
2
35
8
»
145
881
66
1868.
92
!)
»)
»
»
2
46
)t
1
D
63
»
»
38
10
11
39
95
839
52
1867.
63
10
»
2
»
2
23
!)
1
12
42
»
»
4
5
i)
18
153
622
75
1866.
37
42
45
75
3
5
56
2
1
4
25
»
»
13
9
2
12
81
655
74
Totaal.
312
52
45
77
4
10
180
3
7
20
188
»
4
57
59
10
69
474
2997
267
Valschheid in onder handsch geschrift .
Aanranding der eerbaarheid
Vadermoord . . . .
Kindermoord . . . .
Vergiftiging
Moord
Moedwillige manslag .
Manslag dooronvoorzigtigheid
Zware verwonding . .
Ligte »
Valsche getuigenis . .
Moedwillige brandstichting
Veediefstal
Andere diefstallen . .
Opligting, bedrog, misbruik van vertrouwen.
11
3
34
9
84
182
12
n
26
15
73
187
»
2
1
M
»
15
»
))
6
8
»
5
54
76
14
n
3
))
»
4
24
n
i
i l
4
»
5
47
140
18
25
1
»
7
99
1
24
24
34
258
685
52
. Van de misdrijven tegen de algemeene zaak is dus landloperij het meest gepleegde ; van die tegen de personen , ^oord en aanranding der eerbaarheid; van die tegen de Çlgendommen, diefstal, ook van vee. De sterkste ver
Met uitzondering van de misdrijven tegen de algemeene zaak, waarbij de ambtsmisdrijven een hoog cijfer hebbon, is hier de verhouding der misdrijven naar de hoofdverdeeling in drie kategorien dezelfde als bij de prodoto van den soesoehoenan. De sterkste vermeerdering had plaats bij de ambtsmisdrijven en aanranding der eerbaarheiden, hoewel minder dan bij laatstgenoemde regtbanken, bij moord en diefstal. Het cijfer der vonnissen bedroeg voor de regtbanken in beide landen te zamen in 1868 1693, in 1869 2071, tegen 1698 in 1866 en 1559 in 1867. Welk deel daarvan^ werd uitgesproken door de prodoto des keizers en hoe bij deze de verhouding was der veroordeelingen tot de vrijspraken, mede in vergelijking met de in het vorig verslag bekend gestelde resultaten, toont de ondervolgende tabel aan. De uitspraken zijn daarbii gemakshalve gerangschikt naar de bekende hoofdverdeeling der misdrijven in het strafregt.
20
A A R D DER MISDRIJVEN.
Tegen de algemeene zaak . .
Tegen de personen .
Tegen de eigendommen. . .
Totaal . . . .
In het jaar
1869
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
Veroordee
lingen.
65
58
62
126
107
139
107
77
618
391
445
715
790
588
614
918
Vrijgesproken of ontslagen van regtsvervolging.
83
18
10
76
340
119
39
86
439
617
518
271
862
754
567
433
Totaal
vonnissen.
148
76
72
202
447
258
146
163
1057
1008
963
986
1652
1342
1181
1351
Onafgedane
zaken.
32
18
6
5
16
10
»
2
247
148
212
132
295
176
218
139
Totaal
beklaagden.
180
91
78
207
463
268
146
165
1304
1156
1175
1118
1947
1518
1399
1490
In verschil met 1866 en 1867 ziet men hier hetverschijnsel dat in elk der beide in behandeling zijnde jaren iet totaal der vrijspraken dat der veroordeelingen overtreft. Inzonderheid zijn de uitspraken van de prodoto gunstig voor de beklaagden in 1868 bij de misdrijven tegen ie eigendommen, waar het cijfer der vrijspraken bijna het l.bbel is van dat der veroordeelingen; in 1869 bij de misdrijven tegen de personen, waar de vrijspraken meer het dubbel der veroordeelingen zijn, en bij die tegen
de algemeene zaak. In 1867 was die verhouding slechts aanwezig bij de misdrijven tegen de eigendommen. Deze laatste kategorie heeft ook in de jaren 1868 en 1869 vei" reweg de overhand boven de beide andere. Een onderzoek naar den inhoud der uitspraken van de prodoto van den pangeran adhipatti MANGKOE NEGORO BD de verhouding welke daarbij bestond tusschen de veroordeelingen en vrijspraken, op dezelfde wijze gerangschikt, levert de volgende resultaten.
A A R D DER MISDRIJVEN.
Tegen de algemeene zaak . .
n de eigendommen . . .
Totaal . . .
In het jaar
1869
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
Veroordeelingen.
29
5
13
5
63
30
42
69
156
103
135
129
248
138
190
203
Vrijgesproken of ontslagen van regt svervolging.
3
5
11
2
69
61
60
68
99
147
117
74
171
213
188
144
Totaal vonnissen.
32
10
24
7
132
91
102
137
255
250
252
203
419
351
378
347
Onafgedane zaken.
1
1
J)
4
12
11
8
5
35
87
28
19
48
49
36
28
Totaal beklaagden.
33
11
24
11
144
102
110
142
290
287
280
222
467
400
414
375
21
Misdrijven tegen de eigendommen vorderden dus ook bij deze regtbank het meest 's regters bemoeijenis. Alleen in 1868 overtreft het totaal der vrijspraken dat der veroordeelingen. Wat betreft de afzonderlijke kategorien zijn slechts in beide jaren bij de misdrijven tegen de Personen de veroordeelingen minder in aantal dan de vrijspraken , in 1868 alleen bij de misdrijven tegen de eigendommen. De voornaamste misdrijven ter zake van welke de veroordeelingen door de regtbank van den keizer werden uitgesproken, en hoe groot het aantal bij elk dezer was, in vergelijking met de jaren 1866 en 1867, wordt in den volgenden staat aangegeven.
Omschrijving
der misdrijven.
Landlooperij . . . .
Ambtsmisdrijven . . .
Aanmatiging vanjgezag.
Oproer en verraad . .
Valsche munterij . . .
»alschheid in onderliandsch geschrift . .
Aanranding der eerbaarheid
Vadermoord . . . .
Kindermoord . . . .
Moord
Zware verwonding . .
Ligte verwonding. . .
Valsche getuigenis . .
Moedwillige brandslich
Andere diefstallen
Opligting, bedrog, misbruik van vertrouwen
Veroordeelden
1869.
37
»
»
»
1
)>
49
»
«
2
9
2
17
5
»
56
438
32
1868.
58
»
ï)
»
n
))
30
n
i
»
14
3
»
»
n
25
267
29
1867.
53
7
»
2
n
n
19
»
i
8
29
3
3
!)
14
63
185
30
in
1866.
31
38
29
25
1
2
26
1
1
1
14
S
1
2
8
43
418
52
Totaal.
179
45
29
27
2
2
124
1
3
It
06
11
21
7
22
187
1308
113
In den nu volgenden staat wordt voor do regtbanken in de Mangkoe Negorosche landen dezelfde vergelijking gemaakt :
Omschrijving der misdrijven.
Veroordeelden in
1869. 1868. 1867. 1866 -2 o
Landlooperij . • • • ,
Ambtsmisdrijven. . .
Oproer en verraad . . ,
Aanranding der eerbaarheid '
Vadermoord . . . • •
Vergiftiging . . . .
Moord . . . . . .
Omschrijving der misdrijven.
Veroordeelden in
1869 1868. 1867.
i 1866
Manslag door onvooi'zigtigheid
Zware verwonding. .
Ligte » . . .
Moedwillige brandstichting
Veediofstal
Andere diefstallen . . .
Opligting, bedrog, misbruik van vertrouwen
»
»
6
2
28
117
7
»
o o 1
2
21
71
4
1)
4
2
1
27
84
9
1
3
2
1
25
85
14
1
10
IL
6
104
357
34
26
»
8
»
n
i
5
«
6
»
»
n
»
1
1
1
W
10
A
1
»
»
n
»
»
Sift
27
1
11
]
1
)
L
>
L
De straffen, waartoe de schuldigen werden veroordeeld waren : De doodstraf, waartoe slechts éénmaal werd verwezen en wel door de prodoto des keizers in 1869. In 186^ had dit, even als in de beide vorige jaren, geen plaats gehad; de straf naast de doodstraf werd door de regtbanken des keizers in 1868 23, in 1869 12 malen opgelegd, tegen 56 malen in 1866 en 22 in 1867; door die van den prins Arno MANGKOE NEGORO geen enkele maal, oren als in 1866 en 1867. Straffen voor eenen duur van 5 tot 10 jaren werden door des keizers regtbanken in 1868 31, in 1869 24 malen toegepast, tegen 66 malen in elk der jaren 1866 en 1867 ; door die van den prins in 1868 25, in 1869 13 malen, tegen 15 malen in 1866 en 27 malen in 1867. De straf voor eenen duur van 2 jaren tot 5 jaren als maximum, die door de keizerlijke prodoto in 1868 128, in 1869 178 malen werd opgelegd, tegen 195 in 1866 en 108 in 1867; door de prodoto van den prins in 1868 26, in 1869 57 malen. In 1866 en 1867 had dit 49 en 37 malen plaats gevonden. Tot straffen van een längeren duur dan 6 maanden tot 2 jaren, werd in de landen van den keizer in 1868 63, in 1869 43 malen verwezen, tegen 46 in 1866 en 98 malen in 1867; in do Mangkoe Negorosche landen in 1868 11, in 1869 23 malen, tegenover 9 malen in 1866 en 29 in 1867. Eene straf voor eenen duur van 6 maanden en minder was die, waartoe de meeste veroordeelden werden verwezen: door de prodoto des keizers in 1868 343: in 1869 532 personen; in lft66 en 1867 was dit aantal 509 en 321 geweest, door de prodoto van den prins in 1868 76, in 1869 155 personen tegen 138 in 1866 en 96 in 1867. Naar hunnen landaard een onderzoek doende, blijkt het dat de beklaagden uitsluitend uit inlanders bestonden ; geen enkele vreemde Oosterling wordt op de staten van 1868 en 1869 vermeld. In 1866 en 1867 was dit meds het geval geweest met de teregtstaanden op de landen van den keizer; daarentegen waren op dio van den prins in 1866 2, in 1867 1 vreemde Oosterling onder de beklaagden voorgekomen. Onderscheiden naar het geslacht waren de beklaagden verdeeld: op des keizers gebied in 1868 in 1483 mannen en 35 vrouwen, in 1869 in 1958 mannen en 89 vrouwen. Deze verhouding was in 1866 geweest 1353 mannen tegen 137 vrouwen, in 1867 1288 mannen tegen 111 vrouwen; op de landen van den pangeran: in 1868 380 mannen en 20 vrouwen; in 1869 424 mannen en 43 vrouwen. In 1866 waren de beklaagden aldaar verdeeld geweest in 343 mannen en 32 vrouwen, in 1867 in 376 mannen en 38 vrouwen. . Verdeeld naar hun leeftijd waren er beneden 20 jaren oud, teregtstaande voor de prodoto van den keizer, in 1868 35 personen, i n 1869 77. tegen 323 in 1866 en 28 in 1867; v o o r ^e regtbank van den prins in 1868 54, in 1869 67 tegen 39 in 1866 en 35 in 1867; boven 50 jaren op de landen van den keizer in 1868 48 personen, in 1869 99 tegen 82 in 1866 en 164 in 1867; op de landen van
N°. 8. 10.
22
den prins in 1868 57 en 56 in 1869, tegen 28 in 1866 en 18 in 1867. Van 20 tot 35 jaren waren oud in 1868 747, in 1869 1023 beklaagden, teregtstaande voor de prodoto van den soesoehoenan, tegen 543 in 1866 en 614 in 1867; teregtstaande voor de prodoto van den prins in 1868 145 beklaagden, in 1869 169, tegen 162 in 1866 en 164 in 1867. Van 35 tot 50 jaren oud waren op het gebied van den keizer in 1868 651, in 1869 678 beklaagden, tegen 387 in 1866 en 486 in 1867: op het gebied van den prins in 1868 126, in 1869 113 personen tegen 166 in 1866 en 155 in 1867. Personen reeds vroeger ter zake van misdrijf veroordeeld worden, even als in de beide vorige jaren, ook in 1868 en 1869 onder de beklaagden niet vermeld.
b. O v e r t r e d i n g e n .
I. Hooggeregtöhof van Nederlandsen Indie.
Het Hooggeregtshof had als regter in cassatie van vonnissen in zaken van overtreding, gewezen door de raden van justitie en de landraden op Java en Madura, in de beide in behandeling zijnde jaren te zamen een grooter getal beslissingen te doen dan in 1866 en 1867. In de beide laatstgenoemde jaren toch was het aantal dezer zaken jaarlijks geweest 6 en 16, doch in 1868 daalde het tot 6, om echter in 1869 te stijgen tot 23. Aanhangig bleven op ultimo 1868 4 zaken, op ultimo 1869 geene enkele. Beslissingen werden dus genomen in 2 zaken in eerstgenoemd en in alle in laatstgenoemd jaar. Een der in 1868 afgedane overtredingszaken betrof een vonnis van den raad van justitie te Batavia, dat in cassatie vernietigd werd met regtspraak van het hof ten principale: de andere eene uitspraak van den raad van justitie te Soerabaija, waarvan het beroep in cassatie werd verworpen met niet ontvankelijk-verklaring. Do 4 onafgedane zaken in 1868 waren cassatie-aanteekeningen van vonnissen gewezen door den landraad te Wonosobo (Bagelen). In 1869 werd in cassatie 1 vonnis gewezen door den raad van justitie te Batavia, vernietigd met regtspraak ten principale, on in 4 zaken mede afkomstig van den Bataviaschen raad werd het gedaan verzoek in cassatie verworpen of niet ontvankelijk verklaard; van den raad van justitie te Samarang 1 vonnis vernietigd met verwijzing en in 4 zaken van daar afkomstig werd het beroep in cassatie verworpen of niet ontvankelijk verklaard; van den Soerabaijaschen raad werd 1 vonnis vernietigd met regtspraak ten principale en van 8 aldaar uitgewezen zaken werd het beroep verworpen of niet ontvankelijk verklaard; eindelijk werden nog 4 vonnissen van den landraad te Wonosobo (Bagelen) vernietigd met regtspraak ten principale.
Vernietiging in het belang der wet had geen plaats. Jn 1866 was dit twee malen geschied; in 1867 niet. In eerstgenoemd jaar waren 2 vonnissen vernietigd met verwijzing en 2 verworpen of niet ontvankelijk verklaard ; in laatstgenoemd 6 vernietigd met regtspraak ten principale, 3 met verwijzing en 6 verworpen met niet ontvankelijk-verklaring.
In de in behandeling zijnde jaren waren derhalve de meeste vonnissen in zake van overtreding in cassatie behandeld, afkomstig van de raden van justitie, in 1867 niet; 13 waren toen gewezen door landraden, 3 slechts door raden van justitie; in 1866 werd niet meer dan 1 vonnis van een landraad in cassatie aan 's hofs oordeel onderworpen; daarentegen 5 vonnissen van raden van justitie. De beslissingen van het hof in cassatie waren in de beide voorgaande jaren voor de requiranten gunstiger dafl in de thans in behandeling zijnde. In 16 zaken toch werd in 1869 het beroep in cassatie verworpen en in l i n 1868, tegen 6 in 1867 en 2 in 1866 ; vernietigd werden daarentegen 7 vonnissen in 1869, 1 in 1868, tegen 9 in 1867 en 2 in 1866 ; van de vernietigingen deed het hof er in 1869 1, in 1867 3 en in 1866 2 vergezeld gaan van terugverwijzing; de overige werden gevolgd door regtspraak ten principale. In hooger beroep werden aan de beslissing van het hof als regter in overtredingszaken onderworpen, in 1868 1 overtreding met 1 beklaagde, waarin door den raad van justitie te Soerabaija regt was gesproken, in 1869 8 met een gelijk aantal beklaagden, waarvan 3 zaken in eersten aanleg waren behandeld door den raad van justitie te Batavia, 1 door dien te Samarang en 4 door dien te Soerabaija. In beide voorgaande jaren hadden deze appellen in elk jaar 2 bedragen, in 1866 van vonnissen van den raad van justitie te Batavia met 2 beklaagden, in 1867, van 1 vonnis van denzelfden raad mede met 2 beklaagden en 1 van den landraad te Muntok met 3 beklaagden. Geen der zaken betrof in 18'8 eene overtreding dei' amfioenpacht-voorwaarden, daarentegen 1 in 1869; 3 in dat jaar waren overtredingen van het reglement op de inen uitgaande regten ; 1 betrof oene overtreding der voorwaarden op de pacht der pho- en topho-spelen ; de 3 overige, gelijk mede 1 in 1868 , vielen onder de rubriek diverse overtredingen. In 1866 en 1867 had in elk jaar 1 appèlbetrekking gehad op de overtreding der amfioenpachtvoorwaarden en 1 op die van het reglement op de in- en uitgaande regten. De afloop van 's hofs onderzoek in appèl was in 1868, dat de beklaagde werd vrijgesproken; in 1869 dat aan 7 dezelfde beslissing ten deel viel, terwijl 1 werd veroordeeld tot betaling eener geldboete. In 1866 was geen dei' beklaagden vrijgesproken, in 1867 1, terwyl 4 veroordeeld waren. Alle beklaagden ter zake van overtreding waren , gelijk in 1866 en 1867, van het mannelijk geslacht. Onder hen was in 1869 1 inlander; de overigen waren • ook in 1868, Europeanen. In 1866 en 1867 waren, met uitzondering van 4 vreemde Oosterlingen in het laatste jaar, mede alle beklaagden Europeanen. In eersten aanleg werd in overtredingszaken geen enkel arrest in een der beide jaren geveld. Ook in 1866 en 1867 was dit niet geschied. Een vergelijkend overzigt van 's hofs werkzaamheid in overtredingszaken onderscheiden naar de regtscollegien > van welke de vonnissen afkomstig waren, wordt in het volgend staatje gegeven.
REGTBANKEN IN EERSTEN AANLEG.
Arresten in cassatie. Arresten in appèl.
1869. 1868. 1867. 1866. 1869. 1868. 1867. 1866.
Raad vau justitie te Batavia . . . .
Idem te Samarang
Idem te Soerabaija
Landraden op Java en Madura . . .
Idem op de buitenbezittingen . . . .
Totaal. 23
i
1
1
13
16
23
II. Baden van justitie op Java.
Was het aantal overtredingen, welke de raden van justitie op Java, in hooger beroep van vonnissen van de »nlandsche regtbanken op Java en Madura, in de in het Vorig verslag behandelde jaren hadden te onderzoeken, minder in aantal geweest dan vroeger, in de beide jaren daarover dit verslag loopt, is dit aantal niet alleen ongeveer tot de cijfers van vroeger teruggekeerd, maar overtreft deze zelfs aanmerkelijk. In 1868 werd de beslissing van die regtscollegien in Qooger beroep ingeroepen tegen 165 vonnissen in over
tredingszaken met 206 beklaagden ; in 1869 tegen 290 dergelijke met 384 beklaagden. Voor tie beide vorige jaren waren de totalen 77 zaken met 83 beklaagden in 1866, en 99 zaken met 111 beklaagden in 1867. Vooral in 1869 is de vermeerdering zeer belangrijk; bij den raad van justitie te Soerabaija het dubbel, bij dien van Batavia en Samarang het driedubbel van het voor 1867 opgegeven getal. Laatstgenoemde raad had in beide jaren het grootst, die van Batavia het kleinst aantal overtredingen in hooger beroep te onderzoeken, zoo als blijkt uit het volgend vergelijkend staatje :
REG TB ANK IN APPÈL.
Totaal. . .
c <s so c
p
o O
a o T3 SO C3 3
1869.
34
163
93
290
34
222
128
384
à ai £ 0 a -5 0J f9 6
a OJ •73 6 0 C3 3
1868.
28
80
57
165
28
109
69
206
SS o 60 _c •73 O U ? 6
d
to
OS OS 3
CD
1867.
10
43
46
99
13
45
53
111
Overtredingen.
'O so CS c3 3 o m; 1866.
11
39
27
77
11
40
32
83
Onderscheiden naar haren aard, waren de meeste overredingen begaan tegen de voorwaarden der opium-pacht, 160 in 1868 , 271 in 1869, tegen 70 in 1866 en 95 in 1867. öe overige waren in 1868 overtredingen van verschillenden aard, gelijk mede in 1869, met uitzondering van 1 overtreding van andere pachtvoorwaarden in laatstgenoemd jaar. Dit was ook in 1866 met de 7 en in 1867 •üet de 4 overblijvende zaken het geval. Bijna alle appellen waren gerigt tegen vonnissen van 'andraden ; slechts 1 in 1868 werd aangeteekend van een Vonnis van het residentiegeregt te Grissee, 1 in 1869 van hetzelfde geregt te Pasoeroean en 1 in eerstgenoemd jaar van eeue uitspraak van den residentieraad te Djokjokarta. In den loop van 1868 werden 201 vonnissen in hooger beroep geveld. Eene zaak werd naar den bevoegden regter
teruggewezen. De zaken van alle beklaagden werden derhalve in regten beslist met uitzondering van die van 4, welke op ultimo December nog in onderzoek waren. In 200 vonnissen werd berust, daar slechts eenmaal hooger beroep of cassatie werd aangeteekend. In 1869 bedroeg het cijfer der vonnissen in hooger beroep 270. Van 32 overtredingen werd het aangeteekend appèl vóór de beslissing ingetrokken, terwijl op ultimo December van het jaar de zaken van 82 beklaagden nog in onderzoek waren. In 247 der in hooger beroep bij de raden van justitie gedane uitspraken werd berust, van 23 echter cassatie aangeteekend. Hoeveel vrijspraken en veroordeelingen de uitspraken inhielden , mede in vergelijking met de beide laatst voorgaande jaren , wordt hieronder raadsgewijze bekend gesteld .
REGTBANK IN APPÈL.
^aad van justitie te Batavia
Totaal. . . .
V eroordeeling
1869.
20
108
48
176
1868.
15
74
53
142
1867.
4
22
34
60
311.
1866.
7
28
20
55
Vrijspraken of ontslagen van regtsvervolging.
1869.
14
50
30
94
1868.
12
35
12
59
1867.
8
22
19
49
1866.
4
11
12
27
1869.
34
158
78
270
To taal
vonnissen.
1868.
27
109
65
201
1867.
12
44
53
109
1866,
11
39
32
82
24
Op 100 veroordeelingen kwamen dus in 1869 53 vrijpraken voor; in 1868 41; in 1867 81 en in 1866 49. De veroordeelden werden verwezen: in 1868 8 1 , in 1869 101 tot gevangenisstraf of dwangarbeid met of zonder geldboete , in het eerste jaar tot geldboeten alleen 61, in het tweede 76. In de beide vorige jaren was de verhouding aldus geweest, dat in 1866 80, in 1867 32 tot eerstgenoemde, in 1866 27, in 1867 38 tot laatstgenoemde straf waren veroordeeld. Het grootste deel der beklaagden waren mannen ; op 206 in 1868 zijn slechts 2 1 , op 384 in 1869, 25 vrouwen. In 1866 en 1867 waren de beklaagden verdeeld geweest in 107 en 79 mannen en 4 vrouwen in elk jaar. Tegen 100 mannen kwamen derhalve in 1868 11, in 1869 5 vrouwen voor, in de beide vorige jaren respectivelijk 4 en ó vrouwen. Onderscheiden naar hunnen landaard waren de teregtstaanden verdeeld in 1868 in 112 vreemde Oosterlingen, 92 inlanders en 2 Europeanen; in 1869 in 194 vreemde Oosterlingen, 189 inlanders en 1 Europeaan. In de beide laatstvoorgaande jaren 1866 en 1867 hadden zij uit 46 en 68 vreemde Oosterlingen , 30 en 40 inlanders en 7 en 3 Europeanen bestaan. De verhouding is dus in 1869 zeer ten nadeele van de inlanders veranderd , daar hun aantal, dat in vroegere jaren zeer verschilde van dat der vreemde Oosterlingen, thans daarmede bijna gelijk staat. In eersten aanleg werd de regtspraak der raden van
justitie op Java in 1868 ingeroepen in 10 gevallen van overtreding, in 1869 in 21; in beide jaren met een gelijk getal beklaagden. In 1866 en 1867 waren deze totalen respectivelijk 7 en 22 geweest. Zij waren over de 3 regtscollegien verdeeld als volgt: te Batavia 5 in 1868, 6 in 1869, tegen 6 in 1866 en 19 in 1867; te Samarang 1 in 1868 en 8 in 1869, tegen 1 in 1866 en 3 in_ 1867: te Soerabaija 4 in 1868 en 7 in 1869, tegen geene in 1866 en 1867. Eerstbedoolde raad had dus niet, gelijk inde beide voorgaande jaren , steeds het hoogste cijfer; daar Samarang in 1869 het grootste aantal heeft. De overtredingen werden begaan: in 1868 1, in 1869 o tegen de voorwaarden der opiumpacht, tegenover 2 in 1S6» en 1 in 1867; tegen andere pachtvoorwaarden in 1868 en 1869 telken jare 1, geen in 1866 en 1 in 1867; 8 in 1868 en 17 in 1869 gelijk 5 in 1866 en 21 in 1867 waren overtredingen van verschillenden aard als : overtredingen van ambtenaren van den burgerlijken stand, van notarissen enz, in de uitoefening hunner functien , van de ordonnantie op de verponding en andere. Het aantal vonnissen bedroeg in 1868 10, in 1869 20; in het laatste jaar bleef dus 1 zaak aanhangig. In 1866 en 1867 waren mede allo zaken afgedaan. De onderstaande vergelijkende tabel geeft een overzig' van den aard dezer regterlijke beslissingen over die jaren raadsgewijze gerangschikt.
E E G T B A N K E N
IN
E E R S T E N A A N L E G .
» n n » Samarang . . . .
» » n n Soerabaija . . . .
Totaal . . . .
V
1869.
1
4
3
8
eroordeelingen.
1808.
o il
1
2
5
1867.
15
2
»
17
1866.
3
1
»
4
Vrijspraken of ontslagen van regts vervolging.
1869.
5
3
4
12
i 1868.11867.
3
»
1
4
4
1
n
5
1866.
3
»
»
3
1869.
6
7
7
20
Totaal
vonnissen.
1868.
5
1
3
9
1867.
19
3
n
22
1866'
—*
6
1
»
7
In eene zaak verklaarde de raad van justitie te Soerabaija zich in 1868 onbevoegd. Doorgaans werd in de uitspraak van den regter in eersten aanleg berust, in 1868 in alle, in 1869 in 14 gevallen, tegen 4 in 1866 en 20 in 1867. Aanteekening van hooger beroep of cassatie had in 1869 6 malen plaats, tegen 3 malen in 1866 en 2 in 1867. De straffen aan de veroordeelden opgelegd, bestonden meestal in geldboeten ; slechts 1 persoon werd tot gevangenisstraf of dwangarbeid veroordeeld in 1868, in 1869 geen enkele. In 1866 was dit mede het geval geweest met e'dn veroordeelde, in 1867 met 2. Verreweg het meerendeel der beklaagden behoorden, wat landaard betreft, tot de Europeanen, in 1868 9, in 1869 17 ; 4 in laatstgenoemd , 1 in eerstgenoemd jaar waren inlanders. Alle beklaagden in 1866 en 1867 waren Europeanen geweest. Vrouwen kwamen er onder de teregtstaanden alleen in 1868 1 voor. In 1869, 1866 en 1867 waren het allen mannen.
III. Landraden op Java en Madura.
De landraden op Java en Madura hadden in 1868 e" 1869 gelijk in 1866 en 1867 geen van alle een enkel'' overtreding te beregten in hooger beroep van vonnisse" van regentschapsgeregten. In eersten aanleg is daarentegen het totaal der aange' bragte overtredingazaken bij die regtbanken in elk def
beide jaren ongeveer verdubbeld, vergeleken met de bei''6
laatst voorgaande jaren. In 1866 had hun aantal 40» met 497 beklaagden, in 1867 473 met 632 beklaagde'1
beloopen. In 1868 vermeerderde dit tot 748 zaken mc' 987 beklaagden, om in 1869 tot 976 met 1192 beklaagde" te stijgen. De onderstaande vergelijkende staat van het aantal ovef' tredingen en de te dier zake beklaagden in die vier jalw toont dit rosidentiesgewijze aan.
25
G E W E S T E N .
-a to u
TS Ui CS CS
CD
1869.
Bantam
Batavia
Krawang
Preanger regentschappen . .
Cheribon
Tagal
Pekalongan
Samarang
Japara
Rembang
Soerabaija . . . . . . .
Madura
Pasoeroean
Probolinggo
Bezoeki .
Banjoewangi
Banjoemas
Bagelen .
Kadoe
Madioen
Kediri . . .
Totaal.
7
53
2
37
13
64
45
265
86
117
82
30
8
11
11
8
9
28
2
19
79
976
11
66
3
38
36
83
53
290
145
140
89
36
11
13
15
8
11
33
2
27
82
•3
CS
CD
b0 g CS t 3 SO
W
p CP ao a
1868. 1867.
2
28
2
»
10
22
34
175
112
93
105
27
4
11
7
14
1
21
3
18
59
1192 748
43
4
»
10
25
55
179
153
112
159
40
9
15
10
18
5
37
r» O
30
76
987
»
10
1
6
2
18
2
99
56
46
114
25
6
5
8
4
1
22
5
21
22
473
18
1
6
2
20
2
121
82
65
124
56
6
5
12
4
2
29
8
38
31
632
T3 SD Ö CS
M
1866.
2
12
1
14
4
9
1
65
48
44
76
13
4
8
7
5
»
41
8
14
30
406
2
20
2
14
6
9
1
73
48
47
86
21
5
12
10
5
»
64
9
22
41
497
Alleen de landraden in de residentie Preanger regentschappen hadden geene overtreding in 1868 te onderzoeken. In 1867 was dit met die van Bantam, in 1866 met die van ßanjoemas het geval geweest. De landraden van Bantam, Krawang, Pasoeroean en Jvadoe hebben in beide j aren gemiddeld een zeer laag cijfer, j i de beide vorige was dit evenzoo bij die van Bantam, krawang, Cheribon, Pekalongan, Pasoeroean en Banjoemas.
Het grootst aantal overtredingen hebben in 1868'en 1869 de landraden in de gewesten Samarang, Japara, Eembang en Soerabaija. Reeds in 1866 en 1867 hadden deze de hoogste cijfers. Het volgend vergelijkend overzigt dient om het aantal beklaagden, die voor eiken landraad in die vier jaren teregt stonden, te doen kennen.
RESIDENTIE
bantam . . .
LANDRAAD TE
Serang . . .
Anjer . . .
Pandeglang
Tjeringin . .
Eankas betoeng
1869.
6
4
»
1
»
1868.
4
»
>>
1)
»
1867.

n
»
»
»
1866.
f)
D
»
2
»
AANMERKINGEN.
S \ 8. 10.
26
RESIDENTIE
Batavia . . .
Kr a wang. . .
Preanger regentschappen . .
Cheribon ,
Tagal . . .
Pekalongan .
Samarang .
Japara
Rembang,
Soerabaija
LANDRAAD TE
Batavia. .
Meester - Cor nelis . .
Bekassi . .
Tangerang .
Buitenzorg .
Poerwokarta
Bandong
Tjiandjoer
Sumedang
Limbangan
Soekapoera
Cheribon
Indramaijoe
Galoe. .
Madjalengk
Koeningan
Tagal .
Brebes .
Pamalang
Pekalongan
Batang .
Samarang
Salatiga.
Ambarawa
Demak .
Grobogan
Kendal .
Patti. .
Japara .
Koedoes.
Joana
Rembang
Toeban .
Bodjonegoro
Blora. .
Soerabaija
Grissee .
Modjokerto
Sidho-ardjo
Sidaijoe .
Lamongan
Bawean .
1869.
30
13
6
14
3
3
6
ö
26
»
17
19
1868.
29
34
20
45
8
164
8
»
95
18
5
25
56
12
52
42
28
26
44
33
10
30
5
9
2
1867.
15
13
9
1
5
4
7
3
16
9
»
49
6
59
13
»
87
17
3
33
37
17
66
34
8
36
34
112
3
31
5
6
2
»
10
1866.
12
5
3
49
25
3
28
11
5
27
14
10
31
29
10
21
5
67
18
21
3
10
1
4
41
8
If
6
18
»
33
3
12
»
16
7
24
»
24
35
19
8
»
A AN MERKINGE
Sedert 1866 bestaat er een voor Pamalang en sedert Brebes.
Eerst in 1867 is de afdeeling opgerigt.
Sedert 1867 eerst bestaat de Ambarawa.
De afdeeling Joana werd in gestold.
Sedaijoe en Lamongan verkreg 1867 een afzonderlijken landri
27
RESIDENTIE
Madura
Pasoeroean .
Probolinggo.
Bezoeki . .
Banjoewangi
BaDJoemas .
Bagelen
Kadoe,
Rladioen .
Kediri. .
LAPi DRAAD TE
Pamakassan
Bangkallan
Sumanap
Sampang
Pasoeroean
MalaDg .
Bangil .
Probolinggo
Loemadjang
Kraksaän .
Bezoeki . .
Bondowosso
Panaroekan
Banjoewangi
Banjoemas .
Poerwokerto
Probolinggo
Bandjarnegara
Tjilatjap .
Poerworedjo
Keboemen .
Karang-anjer
Ambal . .
Ledok (Wonosobo) . .
Magelang .
Temanggoong
Madioen
Ngawi .
Ponorogo
Magettan
Patjitan.
Kediri .
Ngrowo.
Trengalek
Blitar .
Berbek .
1869.
12
7
7
10
6
1
4
4
5
4
6
7
2
11
10
2
»
10
2
16
5
52
3
2
8
17
1868.
10
»
23
7
2
7
9
3
3
2
18
5
4
3
1
2
27
2
1
2
15
6
6
1
35
8
1
11
21
1867.
Het grootste aantal beklaagden ter zake van overtreding stond teregt voor de landraden te Samarang in 1869, en te Soerabaija in 1868, met meer dan 100 personen. Geen enkele zaak hadden in 1868 de landraden te Anjer, Pandeglaüg, Tjeringin, Rangkas Betoeng, die in de
26
1
16
13
3
3
1
4
»
ï i
i
1866.
10
4
1
2
12
5
3
11
16
10
1

10
6
1
10
4
5
7
9
»
2
3
»
12
45
7
2
1
10
11
10
3
3
16
9
A ANMERKINGEN.
De afdeeling Sampang bestaat sedert 1866.
De afdeeling Bangil werd in 1867 opgeriut.
Loemadjang en Kraksaän vorkregen eerst in 1867 een landraad.
In Poerwokerto word eerst in 1867 een landraad gevestigd.
Sedert 1867 bezit Karang-anjer een eigen landraad.
Magettan verkreeg in 1867 een eigen landraad.
Preanger regentschappen, die te Galoe, Madjalengka en Koeningan, te Pamalang, Ambarawa, Bawear., Bangkallan, Pasoeroean en Bezoeki, die in de residentie Banjoemas met uitzondering van den landraad ter hoofdplaats ; in 1869 de landraden te Pandeglang, Rangkas Betoeng,
à
28
Limbangan, Soekapoera, Galoe, Madjalengka, Koeningan, Ambarawa , Bawean , Bandjarnegara, Tjilatjap, Ambal, Temanggoong en Magettan. De grootste verschillen tusschen beide jaren vertoonen de landraden van Samarang, Soerabaija, Soemedang, Toeban en Banjoewangi. Het grootste deel der beklaagden stond in beide jaren teregt wegens overtreding der amfioenpacht ; het aantal dezer overtredingen beliep in I860 een totaal van 569, in 1869 van 732, tegenover 258 in 1866 en 316 in 1867. De overigen waren in 1868 40, in 1869 36 overtredingen van andere pachtvoorwaarden , 139 en 208 van diversen aard. In 1866 en 1867 waren er 29 en 46 overtredingen van andere pachtvoorwaarden, 119 en 111 van verschillenden aard geweest. De verhouding van het getal der overtredingen van de opiumpachtvoorwaarden tot het totaal der overtredingen, was in 1869 75; in 1868 76; in 1867 66; in 1866 63 op 100. Bij vonnis werden afgedaan in 1868 de zaken van 902 personen, in 1869 die van 1074. Aanhangig bleven in eerstgenoemd jaar de zaken van 85, in laatstgenoemd die van 118 beklaagden. In beide vorige jaren had het totaal vonnissen in 1866 476, in 1867 576 bedragen. Hoeveel vrijspraken jaarlijks onder de gevelde vonnissen voorkwamen, blijkt uit het volgend staatje:
In het jaar
1869
1868
1867
1866
Veroor
deelden.
886
750
445
393
Vrijgesproken of ontslagen van regtsvervolging of overgewezen.
188
152
131
83
Totaal
vonnissen.
1074
902
576
476
De percentsgewijze verhouding was derhalve dat in 1869 21, in 1868 20, in 1867 29 en in 1866 21 vrijspraken op 100 veroordeelingen kwamen. Bij het grootste aantal der veroordeelende uitspraken, werden de personen verwezen tot de straf van gevangenis of dwangarbeid met of zonder geldboete; in 1868 380, in 1869 523; tot geldboeten alleen in 1868 bij 367, in 1869 bij 353 uitspraken; terwijl 9 veroordeelingen in het eerste jaar en 32 in het laatste jaar andere straffen inhielden. In de beide laatstvoorgaande was de verhouding dezer cijfers de volgende geweest. Tot eerstgenoemde straf waren
verwezen in 1866 145, in 1867 137 personen; tot geldboete 233 in 1866 en 290 in 1867; tot andere straffen l5 in eerstgenoemd, 19 in laatstgenoemd jaar. Aanteekening van hooger beroep of cassatie van d« beslissingen in eersten aanleg geschiedde in 1868 266, in 1869 309 malen, tegen 93 in 1866 en 144 in 1867; daar entegen werd in het vonnis berust in 1868 in 636, in 1869 in 765 gevallen uitspraken, welke getallen in 1866 e» 1867 383 en 432 waren geweest. Onder de beklaagden waren in 1868 99, in 1869 104 vrouwen, derhalve 888 en 1088 mannen. In 1866 en 1867 waren zij verdeeld in 45 en 53 vrouwen en 452 en 579 mannen. Op 100 mannen kwamen derhalve in 1868 11 ; in de 3 overige jaren 9 vrouwen voor. Naar den landaard waren de teregtstaanden verdeeld in 1868 in 637 inlanders en 350 vreemde Oosterlingen in 1869 in 745 inlanders en 447 vreemde Oosterlingen tegen 328 en 373 inlanders en 169 en 259 vreemde Oosterlingen in 1866 en 1867. Tegen 100 inlanders stonden derhalve in 1868 54; in 1869 60, in 1866 51 en in 1867 69 vreemde Oosterlingen teregt
IV. Residentieraden te Soerakarta en Djokjakarta.
In hooger beroep spreken de residentieraden geen regt in de Vorstenlanden. In eersten aanleg was het totaal der door beide raden te zamen behandelde overtredingszaken in 1868 23 met hetzelfde aantal beklaagden ; in 1869 26, met 31 beklaagden. In de beide laatstvoorgaande jaren hadden deze totalen respectivelijk 32 en 35 met even zoo vele beklaagden bedragen. De residentieraad te Soerakarta had het grootste aantal overtredingen te onderzoeken : in 1868 22 met 22, in 1869 20 met 22 personen ; die te Djokjokarta 1 met 1 en 6 met 9 personen. In 1866 en 1867 had eerstbedoelde regtbank 23 en 26, laatstgenoemde jaarlijks 9 overtredingen met een gelijk aautal beklaagden gehad. Van overtreding der amfioenpachtvoorwaarden waren beschuldigd ; in 1868 22, in 1869 20 personen, teregtstaande voor den raad te Soerakarta, tegen 23 in 1866 en 26 in 1867 ; voor den raad te Djokjokarta in 1868 geen, in 1869 3 personen, tegen 5 in 1866 en 4 in 1867: 3 beklaagden stonden in 1869, en 1 in 1868 te Djokjokarta teregt wegens overtreding van andere verordeningen. In 1866 en 1867 was dit met 4 en 5 beklaagden het geval seweest. Afgedaan werden in 1868 14 zaken te Soerakarta en 1 te Djokjokarta; in 1869 respectivelijk 22 en 9. Aanhangig bleven in 1868 8 zaken, alle bij eerstgenoemde regtbank; in 1869 geen enkele. Ia 1866 en 1867 had het totaal-cijfer der vonnissen 21 en 29 beloopen. Hoeveel vrijspraken en veroordeelingen die vonnissen telken jare inhielden , wordt hieronder bekend gesteld.
REGTBANK IN EERS
Residentieraad te Soerake
" » Djokjok
TEN AANLEG.
Totaal . # ,
Veroordeelingen.
1869.
19
8
27
1868.
13
1
14
1867.
7
5
12
1866.
9
3
12
Vrijspraken of ontslagen van regtsvervolging.
1869.
3
1
4
1868.
1
»
i
1867.
13
4
17
1866.
7
2
9
Totaal vonnissen.
1869.
1 1868. 1867.
99 IA
9
31
1
15
20
9
29
1866.
16
5
21
De regtbanken veroordeelden in 1868 13 schuldigen tot de straf van gevangenis of dwangarbeid; slechts 1 werd door den raad te Djokjokarta tot geldboete verwezen; in 1869 waren 22 tot eerstgenoemde straf verwezen, waarbij 3 door den raad te Djokjokarta en 5 door diezelfde regtbank tot geldboete.^ In de beide voorgaande jaren was de straf' van gevangenis of dwangarbeid 9 malen, die van geldboete 3 malen telken jare opgelegd. Berust werd in 1868 in alle, in 1869 in 26 uitspraken;
tegen 21 in 1866 en 28 in 1867. Hooger beroep of cassatie werd in 1869 5 malen aangeteekend, waaronder 4 malen van eene beslissing te Djokjokarta genomen. In 1867 was dit mede eenmaal gedaan van eene uitspraak van die regtbank. De verhouding der geslachten was in 1868 die van 2 vrouwelijke tegen 21 mannelijke beklaagden ; in 1869 van 4 vrouwelijke tegen 27 mannelijke. In de beide voorgaande jaren waren: in 1866 5, in 1867 11 vrouwen onder de
;eldQ 15
i de I, in aar1869 6 e»
ïol 1867 579
de 3
leeld gen; gen, Oos
1869 regt.
regt
aden met aag;otajdefl
m tal 1869 3n 6 :egtQgeD
aren •egt1866 1868 867: kjoninï het
Bn 1 ngig' •egthet
sseo 1.
29
^5 en 32 beklaagden geweest; op 100 mannelijke kwamen «is ongeveer in 1869 14, in 1868 9, in 1867 52, in 1866 *6 vrouwelijke beklaagden. Naar hunnen landaard onderscheiden waren de beklaagden verdeeld: in 1868 in 21 inlanders, 1 vreemde Oosterling <?n 1 Europeaan; in 1869 in 24 inlanders, 6 vreemde oosterlingen en 1 Europeaan. I n 1866 en 1867 hadden de beklaagden bestaan uit 26 en 25 inlanders , 2 en 5 vreemde Oosterlingen en 4 en 5 Europeanen. Op 100 inlanders komen derhalve in 1869 2 5 , in 1868 *> in 1867 20 en in 1866 7 vreemde Oosterlingen.
V . Residentsgeregten en politierollen op Java en Madura.
Het cijfer der personen , die in 1868 teregtgesteld werden voor de regtbanken der residenten op J a v a en M a d u r a , ^gtdoende i n z a k e van overtreding (art. 108, alinea 2 van *et Reglement op de regterlijke organisatie) is weder beJ&ngrijk lager dan in de beide in het vorig verslag behandelde j a r e n , toen reeds op eene merkbare vermindering ?e aandacht werd gevestigd Het totaal van 85 beklaagden 'n 1868 is het laagste dat sedert 1858 verkregen is. I n ^ 6 9 j s n e t iet s hooger, bedragende 126 personen, hetgeen binder is dan in 1867 met 140, iets meer dan in 1866 ""et 122 personen. Residentiesgewijze geeft de volgende vergelijkende staat !|6n overzigt van het getal jaarlijks bij elk geregt voorgekomen beklaagden van overtredingen in 1868 en 1869, % 6 en 1867:
R E S I D E N T I E N .
«antam
W v i a
b a w a n g
"''eanger regentschappen
^»eribon
'fa*gal
ekalongan
a a a r a n g
apara.
Sttibansr.
866.
16
5
21
jatie alen was die
in 2 vau m de ; de
POerabaija .
Padura . .
*soeroean .
r°bolinggo.
eZoeki . .
atijoewangi
â njoemas .
agelen . .
adoe. . .
adioen
DU-iri. . .
J oK)okarta.
J a k a r t a .
Totaal .
^ ° . 8 . 10.
1869
2
96
12
2
14
1868. 1867, 1866. Totaal.
126
)J
60
i)
Y>
5
v>
n
9
»
1)
5
4
2
»
»
»
»
n
»
» »
»
))
85
»
93 »
»
10
I)
)J
10
1
0
24
n
1
. »
)}
1 ))
»
»
>;
»
»
140
M
62
J)
n
3
TJ
ÏJ
2
311
yy
H
18
J)
J)
12 j
1
33
1
122
43
5
1
61
19
6
1
2
1
473
De twee eerstgenoemde en de twee laatstgenoemde jaren verschillen wederom wat betreft de geregten, bij welke geene overtredingen in onderzoek waren. In 1866 waren er 10, in 1867 7, in 1868 6 , in 1869 slechts 5 , voor welke beklaagden ter zake van overtreding teregtstonden. Het aantal verschilt te Batavia in 1868 weinig van 1866, in 1869 van 1867 ; ook te Saraarang is het weinig veranderd ; Soerabaija toont echter eene sterke vermindering in beide j a r e n , vergeleken met 1866 en 1867; Madura eene belangrijke vermeerdering in 1869. Het meerendeel der delicten waren overtredingen van het politiereglement. Afgedaan zijn in 1868 de zaken van 7 8 , in 1869 die van 126 personen ; op ultimo December 1868 bleven derhalve aanhangig 7 zaken. In 1866 was in alle zaken op ultimo des jaars vonnis gewezen; in 1867 in 122. 62 zaken in 1868 eindigden met veroordeeling; 92 in 1869; in 15 in 3868 en 34 in 1869 werden de beschuldigden vrijgesproken of van regtsvervolging ontslagen ; 1 beklaagde werd in 1868 overgewezen naar den bevoegden regter. De verhouding der veroordeelingen tot de vrijspraken was derhalve in 1869 3 6 ; in 1868 24; in 1867 22 en in 1866 15 vrijspraken op 100 veroordeelingen. De opgelegde straffen bestonden meerendeels uit geldboeten, in 1868 aan 4 2 , in 1869 aan 64 veroordeelden opgelegd, tegenover aan 79 in 1866 en 84 in 1867. Gevangenis of dwangarbeid was het lot van 20 personen in 1868, van 28 in 1869, tegen 26 in 1806 en 16 in 1867. Met uitzondering van 3 zaken in 1869, werd berust in de gevallen beslissingen. In 1866 was van 1, in 1867 van 4 uitspraken hooger beroep of cassatie aangeteekend. Onder de beklaagden waren in 1868 2 , in 1869 12 vrouwen, tegen 9 in 1866 en 13 in 1867. Op 100 mannen komen in 1869 10 vrouwen; in 1868 2; in 1867 1 3 ; in 1866 8. N a a r hunnen landaard de beklaagden onderscheidende, vindt men in 1868 81 Europeanen en 4 inlanders; in 1869 119 Europeanen en 7 inlanders onder de beklaagden. In 1866 bestonden zij uit 121 Europeanen en 1 vreemde Oosterling, in 1867 uit 140 Europeanen. De regtspraak op de politierol heeft in de behandeling zijnde jaren wat het aantal betreft, eer vermindering dan vermeerdering ondergaan. In 1868 was het aantal zaken 67 777, dus grooter dan in 1867 toen er zich 64 319 (1) voordeden, doch kleiner dan in 1866, toen er 69 152 werden beregt; in 1869 was daarentegen het totaal zaken veel lager dan het sedert 1858 was geweest, namelijk 64 248. W a t de beslissingen ter politierol genomen betreft, toont de ondervolgende staat, waarin ze met die van 1867 en 1866 worden vergeleken, het jaarlijksch aantal veroordeelingen, vrijspraken en overwijzingen aan.
In het
jaar.
Veroor
deelingen.
Vrijspraken of ontslagen van regtsvervolging.
Over
wijzingen.
Totaal
vonnissen.
1869
1868
1867
1866
38 006
48 790
37 805
43 567
19 464
20 326
20 382
19 481
6778
6661
(2) 6132
6104
64 248
67 777
64 319
69 152
De verhouding der vrijspraken tot de veroordeelingen was dat op 100 veroordeelingen in 1869 51 vrijspraken; in 1868 4 9 , in 1867 53 en in 1866 44 komen. De ondervolgende staat geeft een overzigt van het aantal zaken, die in elk der in behandeling zijnde jaren in ver
ft j Ten onregte is hiervoor in liet vorig- verslag1 een totaal van 04298 opgegeven. (2) Het totaal van 6137 hiervoor in het vorig verslag vermeld, way foutief.
8
30
gelijking met de cijfera voor 1866 en 1867 verkregen, in elk gewest op de politierol zijn gebragt.
GEWESTEN. 1869. 1868. 1867.
Bantam -.
Batavia .
Krawang.
Preanger regent; pen . .
Cheribon.
Tagal. .
Pekalongan
Samarang
Japara
Rembang.
Soerabaija
Madura .
Pasoeroean
Probolinggo
Bezoeki .
Banjoewangi
Banjoemas
Bagelen .
Kadoe. .
Madioen .
Kediri. .
Djokjokarta
Soerakarta
Totaal
schap
1260
13 985
1828
2 504
2 677
1399
578
5 404
2 787
4 630
7 058
1892
16 926
993
3 246
2 090
1478
605
7 059
3 414
4 952
6 132
2 327
1 668
2 727
1662
212
1588
1 629
2317
1900
2 549
1175
384
64 248
1966
1373
2 517
1614
247
2 405
1803
1417
2 050
2 467 897
234
67 777
1899
11597
1472
3 128
2 238
1597
583
6 555
4 197
4 952
6 556
3 068
1 130
3 238
1017
238
2 226
1 937
830
2 208
2 006
1062
585
1866.
64 319
2 989
11 955
1986
3 256
2 188
1876
568
7186
3 370
4 651
6 289
4 687
1499
2 735
1 112
241
1794
2 505
1224
2 928
2 800
955
358
in elke residentie gedurende 1868 en 1869 afgedaan, toom de volgende staat aan, vergeleken met de totalen van 186! en 1867.
69 152
Het grootst aantal zaken ter politierol hebben de gewesten: Batavia, Soerabaija, Samarang; daarop volgen Rembang, Japara, de Preanger regentschappen, Probolinggo , Kediri, Cheribon, Madura en Kadoe. Het kleinst aantal: de politierollen in de gewesten Banjoewangi, Soerakarta en Pekalongan. De belangrijkste vermeerdering leverden de residentien Batavia op, vooral in 1868, Soerabaija, Krawang en Kadoe in 1869, Bezoeki en Kediri in beide jaren. Het sterkste verschil tusschen beide jaren toonen de cijfers van Batavia, Samarang, Krawang, Kadoe, Banjoemas, Soerabaija, Japara, de Preanger regentschappen en Cheribon.
"VI. Regentseliapsgeregten op Java en Madura.
De werkzaamheden bij de regentschapsgeregten op Java en Madura in zake van overtreding zijn in beide jaren toegenomen. Het totaal zaken bij deze geregten gezamenlijk behandeld bedraagt in 1868 15 417, in 1869 15 570. In de beide laatstvoorgaande jaren hadden zij een maximum van 11 674 in 1866 en 12 551 in 1867 bereikt. Boven deze getallen Weven nog aanhangig in 1868 8, in 1869 49 zaken, tegen 3 in elk der beide voorgaande jaren. Het aantal zaken jaarlijks bij de regentschapsgeregten
Gewesten waarin regentschapsgeregten gevestigd zijn.
Bantam .
Krawang.
Preanger regentschap pen . .
Cheribon .
Tagal . .
Pekalongan
Samarang
Japara. .
Rembang.
Soerabaija
Madura .
Pasoeroean
Probolinggo
Bezoeki .
Banjoewang
Banjoemas
Bagelen .
Kadoe. .
Madioen .
Kediri.
Totaal.
1869.
738
396
640
230
1151
86
1399
1668
939
1327
788
1509
406
458
27
624
1315
572
939
458
1868.
15 570
826
401
1085
319
790
96
1202
1411
885
1919
229
1387
630
674
53
557
1039
608
898
408
1867.
15 417
575
336
670
375
460
77
631
2 090
582
943
274
1273
405
700
9
340
1228
570
617
399
1866.
12 554
567
203
297
543
505
147
575
1434
469
942
366
1267
740
645
34
263
1708
32J
462J
181
m var I dra trei ( in in der ver one
11674
De sterkste vermeerdering wordt, vergeleken met 18t en 1867, waargenomen bij de geregten in Samarang, So« rabaija, Tagal, Banjoemas en Madioen , ook in de Preang' regentschappen in 1868; eenige vermindering in Cherib« en Bezoeki. De grootste verschillen in beide jaren bestaan tussch« de geregten van Soerabaija, Samarang, Madura, de Pr1
anger regentschappen, Tagal en Banjoewangi. Bij de regentschapsgeregten te Soemedang, AmbaraWi Bangkallan, Sumanap, Sampang en Tjilatjap kwam in ge« der beide jaren eenige zaak voor, bij die te Batang ge« in 1868, bij die te Madjalengka in 1869. Van 8 uitspraken in 1868, van 2 in 1869 werd in hoog' beroep gekomen. In de beide voorgaande jaren was i van geen enkele uitspraak geschied.
VII. Dïstrictsgeregten op Java en Madura.
De vermindering van het aantal overtredingszaken ' de districtsgeregten op Java en Madura behandeld, waai^ in het vorig verslag werd gewezen, heeft ook in de j aï' 1868 en 1869 stand gehouden. Te zamen genomen zijn de cijfers in die jaren lag' dan in de beide voorgaande. In 1868 bedroeg het aan^j aangebragte zaken 519, waarvan op ultimo des jaars aanhangig bleven ; in 1869 451 . waarvan 12 op den la»1
sten dag des jaars nog onafgedaan waren. In 1866
Ba
Kr
Pr
Ch
Ta
Pe
Sa
Ja
Re
So
Mi
Pa
Pr
Be
Be

Bf
Ki
M
K,
P
R
bi
Vi
p]
31
toon' 1867 hadden die cijfers jaarlijks 553 en 430 bedragen, j i86i van welke 5 en 1 aanhangig zijn gebleven. Het getal districtsgeregten op de staten vermeld bedraagt 432 , van welke 99 in 1868 en 90 in 1869 overtredingszaken te onderzoeken hadden. Geene enkele zaak kwam voor in 1868 bij de geregten in de gewesten Pekalongan, Pasoeroean en Banjoewangi; in 1869 bij die in dezelfde gewesten en in Rembang. Welk aandeel overigens de geregten in elk gewest hadden, in vermelde totalen der aanhangige zaken blijkt, in vergelijking met de beide laatstvoorgaande jaren, uit het ondervolgend overzigt :
.866.
567
203
297
543
505
147
575
1434
469
942
366
1267
740
645
34
263
170«
321
462
181
GEWESTEN.
LI 674
it 18« i, So« reang' tieribo
issch« Ie Pn
arawj in ge«
in- ge«
hoog' was
,ken waar' •e j ai'
n lag' , aan' aars en la»' L866
Bantam
Krawang. . . . . .
Preanger regentschappen
Cheribon
Tagal. . . . . . .
Pekalongan . . . . .
Samarang
Japara
Rembang
Soerabaija
Madura
Pasoeroean
Probolinggo
Bezoeki
Banjoewangi . . . .
Banjoemas
Bagelen
Kadoe
Madioen
Kediri
Totaal .
29
25
4
19
42
Î)
38
18
»
28
154
»
16
4
»
6
50
14
3
1
co «o co co ^ -£ a .2
TS
451
10
38
5
28
41
»
27
12
2
10
169
»
27
18
»
9
4fi
29
34
47
10
53

20
6
13
7
163
18
57
13
!)
21
54
12
5
60
519
23
25
26
20
»
»
13
9
4
26
128
13
52
5
»
3
553
62
13
6
2
430
22
16
63
34
16
12
22
16
26
26
18
22
12
18
2
19
23
12
23
30
Vermeerderd zijn in 1868 en 1869 , vergeleken met d« beide voorgaande jaren, de overtredingen bij de distrietsgeregten in de residenten Cheribon, Samarang, Japara en Kediri. Verminderd die bij de geregten in de gewesten Preanger regentschappen, Rembang, Pasoeroean en Probolinggo. De grootste verschillen vertoonen in de beide behandelde jaren de geregten in de residentien Kediri, Bezoeki, Bantam en Krawang.
VIII. Geregten binnen het gebied van den soesoehoenan van Soerakarta en den pangeran adipatti ARIO MANGKOE NEGORO.
Door de verschillende regtbanken gevestigd binnen het gebied van den keizer van Soerakarta en den prins ARIO MANGKOE NEGORO is in 1868 een grooter aantal overtredingen afgedaan dan in de beide vorige jaren; in 1869 daarentegen minder. In 1866 hadden ze een totaal van 2672, in 1867 van 2478 bedragen; in 1868 vermeerderde het tot 3620, in 1869 daalde het tot 2266. Thans worden in verschil met de beide vorige jaren ook de met ultimo van elk jaar onafgedane zaken vermeld, namelijk 237 in 1868 en 184 in 1869; het totaal aangebragte zaken bedroeg dus in het eerste jaar 3857, in het tweede 2450. De volgende staat toont aan hoe de overtredingen, dié afgedaan werden in elk der 4 laatste jaren, verdeeld waren over de regtbanken.
432
GEREGTEN
binnen het gebied
van den keizer.
Rol van kleine zaken.
Totaal. . •
1869.
834
986
1820
1868.
1342
1939
3 281
1867.
998
1 201
2 199
1866.
101
13(
2 4(
1
6
7
GEREGTEN
binnen het gebied van
MANGKOE NEGORO.
Rol van kleine zaken.
Totaal. • •
1869.
164
282
446
1868.
138
201
339
1867.
103
176
279
1866.
79
186
265
Onder de rol van kleine zaken vallen mede in het gebied van den keizer de overtredingen door de regenten van politie buiten de hoofdplaats afgedaan en in dat van den prins de zaken door de goenongs buiten de hoofdplaats beregt. De reeds in het vorig verslag besproken vermeerdering der overtredingen, die in het MANGKOE NEGORO'S gebied
ter kennis van den regter kwamen is ook in de thans behandelde jaren op te merken. Het aantal der aanhangig gebleven zaken voor de regtbanken des keizers bedroeg in 1868 bij de prodoto 176, in 1869 bij dezelfde regtbank 96, op de rol van kleine zaken 40; voor de regtbanken van den prins in 1868, bij
m
32
de prodoto 40, op de rol 21 zaken; in 1869 voor deprodoto 22, op de rol 26 zaken.
h. B u r g e r l i j k e z a k e n .
I. Hooggeregtshof van Nederlandsen Indie.
De beslissing van het Hooggeregtshof van Nederlandsch Indie werd in cassatie in burgerlijke zaken gedurende de jaren 1868 en 1869 te zamen genomen in een grooter aantal gevallen ingeroepen dan in de beide in het vorig verslag behandelde jaren. In elk der thans te behandelen jaren had het hof in deze materie 8 malen regt te spreken. In 1866 was dit 10 malen, in 1867 5 malen geschied. Onder het getal zaken van 1868 waren er geene van het vorig jaar aanhangig gebleven. In 4 werd in den loop van dat jaar arrest geveld, 4 waren op ultimo December nog onbeslist, zoodat onder het cijfer van 8 zaken in 1869 aanhangig, zich 4 van het vorig jaar bevonden. Ook toen is in 4 van deze een e beslissing gevallen , zoodat op ultimo 1869 nog 4 in behandeling waren. In 1866 had het getal arresten in cassatie 9, in 1867 5 bedragen. Onder de 8 in 1868 aanhangige zaken waren 3 eischen in cassatie gerigt tegen vonnissen van den raad van justitie te Batavia, 1 tegen eene uitspraak van den raad van justitie te Soerabaija, 2 tegen vonnissen van den raad van justitie te Samarang en 2 tegen beslissingen van den lan draad te Pasoeroean, in het hoogste ressort regtsprekende in burlijke zaken. In 1869 waren 5 van de 8 eischen in cassatie ingesteld tegen uitspraken van den raad van justitie te Batavia, 1 tegen een vonnis van den justitieraad te Samarang en 2 tegen vonnissen van den raad van justitie te Soerabaija. Voortdurend zijn dus het meerendeel der vorderingen in cassatie gerigt tegen regterlijke beslissingen van den raad van justitie te Batavia. In 1866 en 1867 was dit mede het geval geweest; 4 en 5 der vorderingen werden in die jaren ingesteld tegen vonnissen van dat collegie, tegen die afkomstig van Samarang in 1866 geene, in 1867 1, tegen uitspraken gedaan te Soerabaija in 1866 1, in 1867 4 eischen. De afloop van de in 1868 aanhangige vorderingen in cassatie was , dat 4 verworpen of niet-ontvankeiijk verklaard werden, 1 vernietigd werd met verwijzing en 1 met regtspraak ten principale ; van de 4 in 1869 behandelde eischen, dat allen werden verworpen of niet-ontvankelijk verklaard. In 1866 en 1867 werden vernietigd in eerstgenoemd jaar 1 vonnis met regtspraak ten principale, en in de beide jaren respectivelijk 5 en 3 met verwijzing, en verder 4 en 2 verworpen of niet-ontvankelijk verklaard. Vernietiging van vonnissen in cassatie in het belang deiwet, had in de jaren 1868 en 1869 evenmin als in 1866 en 1867 plaats.
De in hooger beroep bij het hof aanhangig gemaakte burgerlijke zaken waren van de beide in behandeling zijnde jaren alleen in 1869 aanmerkelijk grooter in aantal dan in de beide laatstvoorgaande jaren. In 1868 toch werden in hooger beroep gewezen 98 arresten, in 1869 125, tegenover 87 in 1866 en 98 in 1867. Verdeeld naar de drieledige wijze van procederen , waren deze beslissingen in 1868 en 1869 als volgt : Volgens de manior van procederen, voorgeschreven bij het Reglement op de Burgerlijke Regtsvordering in hooger beroep van vonnissen van de raden van justitie op Java en Madura, werden behandeld in 1868 68, in 1869 94 zaken, tegen 65 in 1866 en 62 in 1867. Volgens de procesorde, vastgesteld in het provisioneel reglement van 1819, thans alleen betreffende de vonnissen in eersten aanleg gewezen door den raad van justitie te Macassar, in de zaken bedoeld bij artikel 83 der Overgangsbepalingen, werden beslist 2 zaken in 1868 en 1 in 1869, tegen 2 in 1866 en l i n 1867. Naar de bijzondere wijze van procederen, voorgeschreven bij onderscheidene reglementen en verordeningen , regelende den vorm van procederen in de buitenbezittingen , dat is zonder vorm van geding alleen op de stukken regtdoende, in hooger beroep van vonnissen gewezen door de raden van justitie te Padang, Amboina, Banda en Ternate, door de regtbank voor burgerlijke en lijfstraffelijke regtspleging te Palembang, de residentieraden te Benkoelen en te Riouw en den landraad te Muntok, besliste het Hooggeregtshof in 1868 in 28, in 1869 in 24 zaken , tegenover 20 in 1866 en 35 in 1867.
Van de zaken te behandelen volgens het Reglement op de Burgerlijke Regtsvordering, bleven onder ultimo December aanhangig in 1868 13, in 1869 30 zaken, tegen 25 in 1866 en 33 in 1867. Van die te beregten naar de procesorde van 1819 waron op ultimo 1868 4, op ultimo 1869 6 zaken onafgedaan, tegenover 1 in 1866 en geene in 1867. Van de zaken afgedaan zonder vorm van geding, alleen beslissende op de stukken, bleef, gelijk ook in de beide laatstvoorgaande, geen enkele aanhangig in een der beide in behandeling zijnde jaren. In 1868 liepen van de aangebragte vorderingen, behandeld op de eerstvermelde wijze, 38 over burgerlijke en 30 over handelszaken, in 1869 46 over eerstgenoemde, 48 over laatstgenoemde zaken. In 1866 waren zij onderscheiden geweest in 46 burgerlijke en 19 handelszaken, in 1867 in 44 van de eerste en 18 van de laatste soort. De verhouding was dus dat op 100 burgerlijke zaken voorkwamen : in 1869 104, in 1868 bijna 80, in 1867 40 en in 1866 41 handelszaken. Zij is dus in de beide in behandeling zijnde jaren merkelijk veranderd. Het aandeel dat elk der drie raden van justitie op Java had in het cijfer der appèlzaken, behandeld op de eerstgenoemde wijze, en hoeveel vonnissen van elk dezer regtscollegien op ultimo van ieder jaar aanhangig zijn gebleven, mede in vergelijking met de in het vorig verslag behandelde jaren, doet de navolgende tabel kennen.
VORDERINGEN IN APPÈL
VAN
VONNISSEN GEWEZEN DOOR DEN:
Raad van justitie te Batavia
» » * >i Samarang . . . .
» » » » Soerabaija. . . .
Totaal

1 3 C
W
18
44
20
80
94
à OS
a O
39.
9
8
13
30
2
<B M
18
42
11
15
68
n C3 C3 'o
a O
68.
9
2
2
13
T5
T3 a C3 r « M
à cS
' O OJ fit)
C3 C O
1867.
42
7
13
62
22
4
7
33
' O
' O o C3 'o M
cS
' O
03 n O
1866.
48
6
11
65
17
2
6
25
TOTAAL
AANHANGIGE ZAKEN.
1869.
53
28
43
124
1868.
51
13
17
81
1867.! 1866. 1
64
11
20
95
65
8
17
90
33
Tegen vonnissen in eersten aanleg, gewezen door den raad van justitie te Batavia, waren in 1868 en 1869, even als in de beide laatstvoorgaande jaren, de meeste appellen ingesteld. Op deze volgen in aantal die tegen uitspraken van den raad van justitie te Soerabaija; die tegen beslissingen van den raad van justitie te Samarang zijn het laagst. In beide jaren echter, vooral in 1869, zijn de cijfers bij elk der twee laatstgenoemde regtscollegien aanmerkelijk hooger dan vroeger. Deze vorderingen, dat is, die waarin arrest werd gelezen , niet de aanhangig geblevene, waren verdeeld : in 1868 in 62 persoonlijke en 5 zakelijke regtsvorderingen en 1 gemengde; in 1869 in 76 persoonlijke, 18 zakelijke en geen enkele gemengde. In 1866 en 1867 hadden deze eischen respectivelijk bestaan uit 44 en 41 persoonlijke, en 21 en 20 zakelijke regtsvorderingen en 1 gemengde in laatstgenoemd jaar. Op de ingestelde vorderingen werden door het hof de Volgende uitspraken gedaan : Tegen geen geïntimeerde werd in 1868 verstek verleend, in 1869 echter togen 7. In 1866 was mede tegen 7, in 1867 tegen 4 geïntimeerden die beslissing genomen. Geroijeerd werden in 1868 2, in 1869 4 zaken, tegen 7 in 1866 en 2 in 1867. Afstand van instantie kwam even als in 1866 en 1867 in geen der beide jaren voor. Incidentele arresten werden er in 1868 3, in 1869 1 gewezen; in 1866 en 1867 had dit niet plaats gehad; interlocutoire in 1868 1, in 1869 5; in elk der jaren 1866 en 1867 waren er 6 gewezen; praeparatoire in beide jaren geen enkele, daarentegen in 1866 8, in 1867 14. Het gezamenlijk getal dezer uitspraken was dus in 1868 4, in 1869 6, tegen 14 in 1866 en 20 in 1867. Appèl van arbitrale uitspraken werd in 1868 en 1869 geen enkele maal bij het hof aangeteekend ; in 1866 had dit eenmaal, in 1867 geen enkele maal plaats gehad. Partij was de Regering in 1868 in 4, in 1869 in 13 zaken ; m 1866 was zij dit in 2 , in 1867 in 5 zaken geweest. Eindarresten in zaken behandeld op de eerstvermelde Wijze wees het hof in 1868 60, in 1869 47, verdeeld in 21 en 25 bekrachtigende, 3G en 21 geheel of gedeeltelijk Vernietigende, en 3 en 1 niet ontvankelijk verklarende arresten. Eene vergelijking op dit punt met de in het vorig Verslag behandelde jaren wordt door het volgend staatje aan de hand gedaaD.
o
1869
1868
1867
1866
•-6
03
W
25
21
20
25
feß p > o ~ .
heel eeltel; ietigd
e" 3 c
21
36
18
21
O) a > a o i 4-» £
3 S 3 >
1
3
4
5
eind
en. Totaal
vonnisj
47
60
42
51
ä 1 +» Li
ing va tal be gde to aal de n.
rhoud et ge rachti et tot rreste
>
53 tot 100
35 n 100
48 », 100
49 » 100
In 1869 was derhalve de verhouding gunstiger dan in 1868. Vraagt men voor welken raad van justitie 's hofs regtspraak in dit opzigt het gunstigst was, zoo blijkt die van Samarang in 1868, die van Batavia in 1869 de kroon te spannen. In eerstgenoemd jaar toch werden van 10 arresten op vonnissen van den Samarangschen raad gewezen er 6 bekrachtigd ; daarentegen van 35 eindarresten in hooger beroep van vonnissen van den Bataviaschen raad slechts 10, en van 15 eindarresten op vonnissen dooiden justitieraad te Soerabaija gewezen maar 5; in laatstgenoemd jaar echter werden van 25 arresten in hooger beroep van vonnissen van den raad van justitie te Batavia 14 bekrachtigd ; tegen 5 van de 12 gewezen op vonnissen in eersten aanleg van den raad van justitie te Soerabaija en 6 van de 10 geveld op dergelijke vonnissen van den Samarangschen raad. Vernietigd werden door het hol in 1868 22, in 1869 11 vonnissen van den raad van justitie te Batavia; in elk dezer jaren 4 vonnissen gewezen door dien van Samarang ; en 10 in 1868 en 6 in 1869 door dien van Soerabaija. Niet-ontvankelijk verklarende arresten wees het hof in 1868 3 in appèl van vonnissen van den raad van justitie te Batavia ; in 1869 1 in hooger beroep van een vonnis van den raad van justitie te Soerabaija. Eene vergelijking over de 4 laatste jaren van den aard en het aantal der eindarresten, onderscheiden naar de raden van justitie, van welke de vonnissen, waarop zij werden gewezen, afkomstig waren, wordt door ondervolgend staatje gemakkelijk gemaakt.
RAAD
VAN J U S T I T I E
TE :
S a m a r a n g . . . .
Soerabaija. . . .
Totaal . .
Bekrachtigende
arresten.
1869.
14
6
5
25
1868.
10
6
5
21
1867.
10
3
7
20
1866.
19
3
3
25
Geheel of gedeeltelijk
vernietigende arresten.
1869.
11
4
6
21
1868.
22
4
10
36
1867.
10
3
5
18
1866.
13
2
6
21
Niet-ontvankelijk
verklarende arresten.
1869.
n
n
1
1
1868.
3
»
3
1867.
3
n
1
4
1866.
3
»
2
5
Totaal
eindarresten.
1869.
25
10
12
47
1868.J 1867.
35
10
15
60
23
6
13
42
1866.
35
5
11
51
Het grootste deel der appellen betrof derhalve in 1868 Jn 1869 weder vonnissen van den raad van justitie te Batavia, het kleinst die van den raad van justitie te Samarang. Van de 6 zaken, afkomstig van den raad van justitie te Macassar , te behandelen volgens de wijze van procederen , voorgeschreven bij het reglement van 1819, die in 1868 aanhangig waren, werden afgedaan door het hof in dat jaar 2 handelsregtelijke, bij sententie bekrachtigende de beslissing van den eersten regter. In 1869 waren er ' aanhangig van denzelfden raad van justitie afkomstig, l'an welke 1, mede van handelsregtelijken aard, werd beslist met een arrest vernietigende de uitspraak van den
N°. 8. 10.
eersten regter. In 1866 had het hof op de bedoelde wijze geen enkele sententie geveld , in 1867 1, waarbij de uitspraak van den Macassaarschen raad van justitie werd bekrachtigd. De 28 vonnissen in 1868 en de 24 in 1869, waarover het hof zonder vorm van geding , alleen op de stukken in appèl, moest oordeelen , werden in den loop der beide jaren alle behandeld. Dit was mede het geval geweest met 20 vonnissen in 1866 en 35 vonnissen in 1867. Welke regtbank die vonnissen in eersten aanleg had gewezen en hoe groot elks aandeel in de totalen was, mede in vergelijking met de cijfers van 1866 en 1867, toont de ondervolgende tabel aan. 9
34
REGTBA.NKEN IN EERSTEN AANLEG.
Raad van justitie te Amboina
» » » n Padang.
» » » » Banda .
» » » » Ternate.
Regtbank te Palembang . .
Residentieraad te Benkoelen'.
Lan draad te Muntok . . .
Residentieraad te Riouw . .
Totaal .
1869.
3
12
1
1
6
1868
24 28
1867. 1866
3
22
3
35 20
Gelijk in 1866 en 1867 leverde ook in 1868 en 1869 de raad van justitie te Padang de meeste zaken ; daarop volgt de regtbank te Palembang, daarna de raad van justitie te Amboina. Van geen vonnis van den landraad te Muntok werd hooger beroep aangeteekend. Vonnissen in zaken van overtreding, begaan door ambtenaren van den burgerlijken stand, notarissen enz., in de uitoefening hunner functien, bad "het hof in hooger beroep niet te onderzoeken. Ook in 1866 en 1867 was dit niet geschied. Vorderingen bij het hof ingesteld tot vernietiging of verbetering van vonnissen door de raden van j ustitie gewezen krachtens de artt. 134: en 135 van het reglement op de regterlijke organisatie, kwamen niet voor, noch in de behandeling zijnde jaren , noch in de beide laatstvoorgaande. Het aantal requesten, waarbij in hooger beroep werd opgekomen tegen beschikkingen in eersten aanleg door de betrekkelijke regtbanken op ingediende verzoekschriften genomen, bedroeg in 1868 10; in 1869 20; de onderwerpen, waarover zij liepen, waren van verschillenden aard. In 1866 had hun aantal 19, in 1867 6 bedragen. In eersten aanleg is de regtspraak van het hof in 1868 en 1869 te zamen meer ingeroepen dan in de beide laatstvoorgaande jaren. In 1868 waren 4 zaken in behandeling, waarvan 2 op ultimo des jaars aanhangig bleven ; in 1869 10, van welke 4 op het einde van het jaar nog onbeslist waren. Alle vorderingen waren in beide jaren van persoonlijken aard ; 3 in 1868 en 10 in 1869 hadden betrekking op burgerlijke zaken; 1 in 1868 op handelsregtelijke. In alle was de Regering partij. Het volgend staatje maakt eene vergelijking met 1866 en 1867 gemakkelijk.
JAREN.
1869
1868
1867
1866
Burgerlijke
zaken.
10
3
3
2
Handels
zaken.
»
1
ÏJ
»
Aantal waarin de Regering partij was.
10
4
3
2
Totaal
zaken.
10
4
3
2
Incidentele, interlocutoire en praeparatoire arresten werden in 1868 en 1869 in eersten aanleg niet gewezen. Ook in 1866 en 1867 was dit het geval geweest. Eindarresten in eersten aanleg wees het hof in 1868 2, e'én in eene burgerlijke zaak, waarbij de vordering werd toegewezen, en e'én in eene handelszaak, waarbij de eisch werd ontzegd; in 1868 5, alle in burgerlijke zaken, van
welke 2 waren toewijzend , 1 niet-ontvankelijkverklarend en 2 ontzeggend. Geroijeerd van de rol werd in 1808 geene, in 1869 1 zaak. In 1866 en 1867 waren mede jaarlijks 2 eindarresten in eersten aanleg gewezen, ^alle m burgerlijke zaken; bij één daarvan in 1866 en één in 1867 werd de vordering ontzegd; van de beide andere waséén toewijzend in 1867, één niet-ontvankelijkverklarend in 1866. Afstand van instantie had in de beide jaren gelijk in de twee laatstvoorgaande geen plaats. Regeling van regtsgebied geschiedde in 1868 eenmaal, in 1869 even als in 1866 en 1867 geen enkele maal. Gelijk in de beide in het vorig verslag behandelde j aren , werd ook in de thans in behandeling zijnde geen gebruik gemaakt van de middelen van request-civiel, evocatie (art. 859 van het Reglement op de Burgerlijke Regtsvordering) en revisie (art. 362 van het Reglement op de Burgerlijke Regtsvordering). Verzoeken om relief, volgens art. 916 van het Reglement op de Burgerlijke Regtsvordering, die in 1866 en 186/ niet werden gedaan, kwamen in 1868 mede niet voor, m 1869 echter 2 malen. Beschikkingen in eersten aanleg op requesten werden er in 1868 65, in 1869 82 genomen. In 1866 en 1867 had het aantal van deze jaarlijks 35 bedragen. De onderwerpen blijken gedeeltelijk uit het volgend vergelijkend staatje :
JAREN.
1869
1868
1867
1866
r
om dag van pleidooi.
5
9
4
10
. E Q U E S T E
om pro deo te procederen.
9
1
4
2
N
van verschillenden aard.
68
55
27
23
Totaal.
82
65
35
35
Het aantal adviesen door het hof aan de Regering uitgebragt bedroeg in 1868 678, in 1869 919. De aard dezer adviesen, mede vergeleken met de cijfers voor 1866 en 1867 verkregen, toont de ondervolgende tabel aan :
Adviesen betreffende :
Gratie of remissie van straf. .
Dispensatie van wettelijke bepa
Brieven van meerderjarigverkla
Brieven van w e t t i g i n g . . . .
Het verleenen van ûat executie.
Onderwerpen van wetgeving. .
Aanwijzing van strafplaatsen .
Onderwerpen van verschillenden
Totaal . . .
1869.
401
38
1
1
35
6
359
78
919
1868.
336
35
8
1
27
13
160
98
678
1867.
580
54
8
5
38
12
126
96
919
1866.
514
76
5
2
19
)J
155
! 75 !
I ! 846 1
35
Gemiddeld werden dus in de vier laatste jaren door W hof aan de Regering jaarlijks uitgebragt 845 adviesen.
II. Maden van justitie op Java.
In hooger beroep van vonnissen door de landraden en de residen tiegeregten op Java en Madura gewezen, werden door de drie raden van justitie op Java in 1868 en 1869 'e zamen een grooter aantal beslissingen genomen dan in
de beide in het vorig verslag behandelde jaren. In 1868 toch werden door die regtscollegien gewezen 42, in 1869 39 vonnissen in hooger beroep, tegen 39 in 1866 en 26 in 1867. Verreweg het meerendeel zijn appellen van vonnissen van landraden, slechts 3 in 1869 zijn appellen van vonnissen van residenten. De onderstaande tabel dient ter vergelijking van de werkzaamheid van elk der drie raden van justitie in dit opzigt in de thans in behandeling zijnde jaren en de beide laatst voorgaande.
REG-TBANKEN.
Vonnissen in appèl van vonnissen van landraden.
1869. 1868. 1867.
ïtaad van justitie te Batavia .
» » » » Samarang .
n » » » Soerabaija .
Totaal
15
5
16
36
24
5
13
42
7
2
16
25
1866.
6
4
26
36
Vonnissen in appèl van vonnissen van residenten,
1869. 1868. 1867. 1866.
Totaal vonnissen.
1869. 1868. 1867. 1866.
3
))
»
3
»
»
»
»
18 I 24
5
16
5
13
39 ! 42
8
2
16
6
7
26
39
In verschil met de in het vorig verslag behandelde jaren had de raad van justitie te Batavia in 1868_en 1869 meer appellen te behandelen dan die van Soerabaija; Samarang had als vroeger de minste. Onder de in 1868 ingestelde appellen waren er 5, onder die van 1869 10 waarin de eischers waren Europeanen, 'n al de overigen waren het vreemde Oosterlingen. Van d e i n 1868 in hooger beroep gedane uitspraken op Vonnissen van landraden werden 17 bekrachtigd , 2 1 geheel of gedeeltelijk vernietigd en 4 niet ontvankelijk verklaard; in 1869 komen 9 bekrachtigende tegen 19 geheel of gedeeltelijk vernietigende en 8 niet ontvankelijk verklarende voor. Deze verhouding was in de twee vorige jaren de volgende: in 1866 werden 18 bekrachtigd, in 1867 12; vernietigd daarentegen in 1866 11, in 1867 9 en niet ontvankelijk verklaard in elk dezer jaren 7 vonnissen. In eersten aanleg beliep bij de drie regtbanken het aantal °p de rol ingeschreven zaken, dat is, zoowel die op 1 »Wuarij aanhangig waren als die in den loop van het jaar berden aangebragt, in 1868 1528, in 1869 1355. Zonder inschrijving op de rol werden in 1868 1 en in 1869 geene enkele zaak ter teregtzitting gebragt. Hoe de ingeschreven zaken in de in behandeling zijnde Jaren verdeeld waren over de drie regtscollegien in vergelijking met de twee vorige jaren doet de volgende tabel kennen.
JAREN.
1869
1868
1867
1866
Raad van justitie te Batavia.
659
757
733
613
Raad van justitie te Samarang.
280
318
283
247
Raad van justitie te Soerabaija.
416
453
466
486
Totaal.
1355
1528
1482
1346
Het aantal civile zaken in eersten aanleg is derhalve in 1868 aanzienlijk toegenomen, in 1869 weder gedaald tot nagenoeg het cijfer in 1866 verkregen, Sedert de invoering der nieuwe wetgeving was het aantal nog nimmer zoo hoog als in 1868. De raad van justitie te Batavia had als vroeger de meeste , die van Samarang de minste zaken. Hoeveel van de in 1868 en 1869 hangende zaken in die jaren bij iederen raad van justitie nieuw aangebragt en hoeveel reeds op 1 Januarij van elk jaar aanhangig waren, blijkt uit het navolgende overzigt in vergelijking met de twee vorige jaren.
IN HET JAAR
1869
1868
1867
1866
Raad van Bata justitie te via.
Aan
hangig.
72
52
76
87
Nieuw aangebragt.
587
705
657
526
Raad van Sama
Aan
hangig.
21
25
32
45
justitie te rang.
Nieuw aangebragt.
259
293
251
202
Raad van justitie te Soerabaija.
Aan
hangig.
12
27
56
49
Nieuw aangebragt.
404
426
410
437
Totaal
aanhangig.
105
104
164
181
Totaal
nieuw
aan
gebragt.
1250 •
1424
131S
1165
36
De in eersten aanleg gewezen vonnissen bedroegen in 1868 een totaal van 1262, in 1869 van 1186. Gerangschikt naar de drie regtbanken krijgt men de volgende cijfers over de vier laatste jaren.
In
het jaar
1869
1868
1867
1866
Raad van justitie te Batavia.
564
593
50.9
500
Raad van justitie te Samarang.
251
292
214
197
Raad van justitie te Soerabaija.
371
377
364
381
Totaal.
1186
1262
1087
1078
Van de 1262 in 1868 geslagen vonnissen waren 13 praeparatoire, 66 interlocutoire en 33 incidentele, de overige 1150 waren beslissingen ten principale; van de 1186 in 1869 gevelde vonnissen waren 26 praeparatoire, 64 interlocutoire en 21 eindvonnissen op incidenten, de overblijvende 1075 waren uitspraken ten principale, In
1866 en 1867 hadden tegenover 29 en 36 praeparatoire. 80 en 63 interlocutoire en 14 en 26 incidentele uitspraken. 955 en 962 vonnissen ten principale gestaan. De verhouding over deze vier jaren genomen was derhalve dat op 100 vonnissen 22 waren preparatoir, 56 interlocutoir en 22 incidenteel. Bij het grootste deel der vonnissen ten principale werd de eisch geheel of ten deele toegewezen, in 1868 bij 1038, in 1869 bij 924; 94 uitspraken in 1868 en 127 in 1869 luidden tot ontzegging der vordering en bij 18 in 1868 en 24 in 1869 werd zij niet ontvankelijk verklaard. In de beide laatstvoorgaande jaren waren 798 vonnissen in 1866 en 794 in 1867 toewijzend geweest, 119 in eerstgenoemd en 132 in laatstgenoemd jaar ontzeggend, en 38 in 1866 en 36 in 1867 niet ontvankelijk verklaard. Over de vier jaren genomen komen gemiddeld op 100 vonnissen ruim 85 toewijzende, ruim 11 ontzeggende en circa 3 niet ontvankelijk verklarende. Verzoeken om kosteloos te procederen werden er in 1868 49, in 1869 50 gedaan tegen 47 in 1866 en 57 in 1867. Toegestaan zijn in 1868 43, in 1869 38, tegen 38 in 1866 en 50 in 1867; de overige geweigerd. Het cijfer der verleende verstekken is in de jaren 1868 en 1869 hooger dan in de beide voorgaande. Het bedroeg in 1868 een aantal van 799, in 1869 van 679, tegen 756 in 1866 en 608 in 1867. Hoe deze verstekken verdeeld waren over de drie raden van justitie en hoeveel tegen de eischen , hoeveel tegen den gedaagde met en zonder aanhouding der zaken verleend werden, blijkt uit den volgenden vergelijkenden vierjarigen staat:
Regtbank
eersten aanleg.
Tegen den eischer.
1869.
Raad van justitie te Batavia . . . .
Idem te Samarang.
Idem te Soerabaija.
Totaal. .
19
8
1
28
1868. 1867.
43
45
27
1
4
32
1866
18
1
3
22
Tegen den gedaagde.
1869.
262
144
224
630
1868, 1867, 1866
291
181
273
234
126
207
745 567
281
120
315
716
Tegen den gedaagde met aanhouding der zaak.
1869 1868. 1867. 1866,
Totaal verleende verstekken.
1869, 1868. 1867 1866.
6
10
5
21
10
3
5
18
287
162
230
679
335
185
279
799
261
130
217
608
309
124
323
756
Het getal tegen den eischer verleende verstekken is in 1868 grooter dan in 1866 en 1867; in 1869 kleiner dan in 1867, dat der tegen den gedaagde in eerstgenoemd jaar mede grooter dan in die beide jaren, doch in 1869 kleiner dan in 1866, grooter dan in 1867; dat der tegen den gedaagde met aanhouding der zaak in 1868 gelijk aan dat in 1867, in 1869 grooter dan in 1867, bijna gelijk aan dat in 1866. Naar evenredigheid van het totaal ingestelde eischen is het aantal der verleende verstekken het grootst bij den raad van justitie te Batavia. Op verzoek van partijen zijn van de rol geroijeerd in 1868 201, in 1369 185 hangende zaken. In 1866 en 1867 waren op die wijze van de rol gegaan 218 en 206 zaken. Door schorsing zijn van de rol gegaan in 1868 6, in 1869 10 gedingen, die nog niet in staat van wijzen, waren (art. 250 van het Reglement op de Burgerlijke Regtsvordering). In de beide laatstvoorgaande jaren was dit jaarlijks met 18 gedingen geschied. Een onderzoek naar den landaard der gedingvoerende partijen geeft de volgende resultaten : het aantal processen , waarin de bij de artt. 4 en 131 van het reglement op de Regterlijke Organisatie en art. 34 van het Regeringsreglement bedoelde aanzienlijke inlanders betrokken waren,
bereikte in 1868 een cijfer van 8, in 1869 van 7, tegen 14 in 1866 en 12 in 1867. In verschil met de beide jaren zijn in 1868 en 1869 de meeste dezer gedingen niet voor den raad van justitie te Soerabaija maar voor dien te Batavia gevoerd, 5 in eerstgenoemd , 4 in laatstgenoemd jaar. Voor den raad van justitie te Samarang geen enkele in beide jaren, voot dien te Soerabaija jaarlijks 3. De processen in eersten aanleg waarin vreemde Oosterlingen hetzij alleen hetzij met Europeanen of wel met inlanders partij waren, zijn in de beide laatste jaren, in vergelijking met de beide voorgaande, belangrijk in aantal toegenomen. In 1868 toch waren er onder 1528 gedingen op de rol ingeschreven 907 , waarin vreemde Oosterlingen als partij optraden ; daaronder zijn er 362, waarin zij di* waren met Europeanen, 20 met inlanders en 525 met personen van hunnen landaard; van deze werden behandeld bij den raad van justitie te Batavia 367, bij dien te Sa' marang 207, bij den Soerabaijaschen raad 333. In I860 daalde het cijfer tot 785 van de 1355 gevoerde gedingen. onder deze zijn er 289 met Europeanen, 23 met inlanders .en 473 door vreemde Oosterlingen onderling gevoerd ejj van welke 352 bij den raad van justitie te Batavia , 14"
37
bij den Samarangschen raad, 286 bij dien te Soerabaija Werden beregt ; lö66 en 1867 hadden respectivelijk 657 op 1482 en 649 op 1346 gedingen aangewezen , waarin vreemde Oosterlingen betrokken waren. De verhouding van het totaal der gedingen in eersten aanleg was dus dat in 1869 in 59 , in 18G8 in 57, in 1867 in 44 en in 1866 in 48 van de 100 ingeschreven processen personen Van gemelden landaard partij waren. Gedingen , waarin alleen Europeanen als partij optraden, Verden er in 1868 565 , in 1869 534 gevoerd ; in eerstgenoemd jaar 371 te Batavia, 85 te Samarang en 109 te Soerabaija; in laatstgenoemd 291 te Batavia, 117 te Samarang en 126 te Soerabaija. In de twee laatstgenoemde jaren waren er in 1866 572 onderling procesvoerende Europeanen geweest, in 1867 735. Europeanen met inlanders waren in 1868 partij in 23 , in 1869 in 13 gedingen, tegen 33 in 1866 en 43 in 1867. Request civiel kwam slechts e'énmaal voor in 1869 bij den raad van justitie te Batavia. In 1868 gelijk in 1866 en 1867, werd van dat regtsmiddel geen gebruik gemaakt. Uitspraken in kort geding geschiedden er 16 malen in 1868, 20 malen in 1869, tegen 17 malen in 1866 en 18 naaien in 1867. In beide thans behandelde jaren vielen er in 1868 3 bij den raad van justitie te Batavia, 4 bij dien te Samarang , 9 bij dien te Soerabaija ; in 1869 bij eerstgeüoemden raad 3 , bij den tweeden 10, bij den derden 7. Het totaal is dus jaarlijks weinig verschillend. Het aantal der requesten , waarop in eersten aanleg in raadkamer is beschikt, is in 1868 en 1869 belangrijk minder dan in 1867 en in vergelijking met vroegere jaren tot iet normale cijfer teruggekeerd. Het beliep in eerstgenoemd jaar 956, in laatstgenoemd 869, tegen 830 in 1866 en U45 in 1867. Naar de onderwerpen, waarop zij betrekking hadden, verdeeld, betroffen in 1868 194, in 1869 184 dezer verzoekschriften voogdijen, 7 en 9 curatele, 37 en 41 opsluiting van gevaarlijke personen (art. 134 van het Reglement op de Regterlijke Organisatie) en 718 en 635 onderwerpen van verschillenden aard. Welk aandeel elke raad van justitie daarin had, ver
geleken mot do beide voorgaande jaren, toont de ondervolgende tabel aan :
IN H E T JAAR
1869
1868
1867
1866
Raad
Batavia.
376
383
407
118
van justitie te
SamaSoerang. | rabaija.
256
275
315
229
237
298
423
483
Totaal.
869
956
1145
830
De drie raden van justitie bragten uit in 1868 45 adviesen , in 1869 52; de raad van justitie te Batavia had daarin een aandeel van 23 en 33 adviesen , die van Samarang van 12 en 8, die van Soerabaija van 10 en 11 adviesen. In de jaren 1866 en 1867 hadden deze in totaal een cijfer van 39 jaarlijks bedragen. De meeste vonnissen en beschikkingen hadden betrekking op zaken van burgerregtelijken aard. In zaken van koophandel beliepen zij slechts een aantal van 376 in 1868 en 386 in 1869, tegen 408 in 1866 en 351 in 1867. Onderscheiden naar den aard der vorderingen waren de vonnissen in de thans behandelde jaren verdeeld in vonnissen gewezen op persoonlijke regtsvorderingen in 1868 1198, in 1869 1059; op zakelijke 12 in het eerste, 29 in het tweede jaar; op* gemengde 3 in eerstgenoemd, 5 in laatstgenoemd jaar. Vonnissen op vorderingen tot geen hooger bedrag dan f 200 werden er in 1868 410, in 1869 350 gewezen. In 1866 en 1867 waren er 447 en 366 geweest. ledere raad van justitie had in deze totalen het volgend aandeel:
R A A D
VAN J U S T I T I E
TE
pamarang . . . .
Soerabaija . . . .
Totaal. . • .
Persoonlijke
regtsvorderingen.
1869.
448
266
345
1059
1868.1 1867.
541
308
349
1198
451
220
102
773
1866.
601
189
330
1120
Zakelijke
regtsvordering
1869.
24
4
1
29
1868.
4
7
1
12
1867.
12
n
2
14
3n.
1866.
12
2
6
•20
Gemengde
regtsvor
1869.
V
1}
5
5
1868.
)3
»
3
3
deringon.
1867.
?J
3
))
3
1866
2
D
»
ii
Vorderingen
tot geen hoogir bedrag
dan f 200.
1869.
182
24
144
350
1868.
213
28
169
410
1867. 1866.
148
15
173
336
160
14
273
447
Tegen ambtenaren van den burgerlijken stand , notavan acten van den burgerlijken stand werd bevolen, zijn er in 1868 57, in 1869 44 gewezen, tegen 49 in 1866 en 19 in 1867. Het aantal dat iedere raad van justitie in die
llssen, enz., werden gewezen in 1868 55, in 1869 94 ^onnissen, dus meer dan in 1866 en 1867 toen zij jaarlijks '6 hadden bedragen.^ Vonnissen waarbij de verbetering, aanvulling, enz., cijfers had, blijkt uit het volgend staatje :
N". 10. 16
38
R A A D
VAN
J U S T I T I E
TE
Batavia
Totaal. . . •
Vonnissen tegen ambtenaren
van den burgerlijken stand, notarissen, enz.
1869. 1868.
35
39
20
94
41
10
4
55
1867.
13
31
32
76
1866.
15
44
17
76
Uitspraken tot verbetering, aanvulling, enz.
van acten van den burgerlijken stand.
1869.
27
7
10
44
1868.
35
19
3
57
1867.
»
7
12
19
1866.
32
3
14
49
Geene vomiissen betreffende den staat der personen vferden in een der beide jaren , waarover dit verslag loopt, "•eveld. Dit was mede bet geval geweest in 1867; in 1866 daarentegen waren er 3 gewezen. Executoirverklaringen op uitspraken van scheidsmannen deden zich voor in 1868 8, in 1869 12. In 1866 en 1867 had het cijfer dezer verklaringen respectively 7 en 9 beloopen. . De vonnissen tot uitwijzing van eigendomsregt bleven zeer zeldzaam. In 1868 en 1869 gelijk in 1867 had geen der raden van justitie eene beslissing in dergelijke zaak te nemen; in 1866 was dit éénmaal voorgekomen. Vonnissen, waarbij scheiding van goederen werd uitgesproken, zijn in geen der beide jaren, gelijk mede niet in 1866 en 1867 gewezen. Scheiding van tafel en bed had plaats in 1868 bij 4, in 1869 bij 2 uitspraken ; 2 in eerstgenoemd door den raad van justitie te Soerabaija, 1 door elk der overigen, ook in 1869. In 1866 en 1867 was dit bij 1 en 4 uitspraken geschied. Echtscheiding komt meer voor. In 1868 en 1869 werden er door den raad van justitie te Batavia 1 en 7 vonnissen uitgesproken, door den raad van justitie te Samarang 5 en 8, door dien te Soerabaija 3, alle in 1868. Het totaal bedraagt dus in eerstgenoemd jaar 9, in laatstgenoemd 15 , tegen 12 in 1866 en 14 in 1867. De vonnissen tot faillietverklaring zijn in 1868 belangrijk vermeerderd. Zij bedroegen in dat jaar een totaal van 81. In 1869 daarentegen verschilt het cijfer van 56 vonnissen weinig van dat der beide vorige jaren, toen 55 en 58 dergelijke uitspraken werden gedaan. Hoe deze beslissingen verdeeld waren over de drie raden van justitie blijkt uit het onderstaand staatje.
KA.A.D VAN JUSTITIE TE
Samarang . . . .
Soerabaija • • • •
Totaal
1869.
25
5
26
56
1868.
55
2
24
81
1867.
36
11
11
58
1866.
37
8
10
55
Te Batavia kwamen dus do meeste faillissem*nten voor. te Samarang de minsto. De gemiddelde verhouding is dat van 100 faillietverklaringen 61 te Batavia, 10 te Samarang en 28 te Soerabaija geschiedden. Verklaring in staat van kennelijk onvermogen werd in 1868 bij 3 vonnissen uitgesproken, 1 gowezen door den raad van justitie te Soerabaija, 2 door dien te Samarang in 1869 bij 8 vonnissen, waarvan 6 te Samarang en 2 te Soerabaija zijn geveld. In 1866 en 1867 had het cijfer dezer verklaringen jaarlijks 3 bedragen. Beschikkingen op verzoeken om surséance van betaling nam iedere raad van justitie er één in 1868, geen in 1869 gelijk in 1866 en 1867. De werkzaamheden van den regter-commissaris uit eiken raad van justitie waren bij dien te Batavia minder in aantal dan vroeger; bij dien te Samarang nagenoeg gelijk; bij dien te Soerabaija in 1868 meer dan in 1867, in 1869 meer dan in de drie voorgaande jaren. Bij faillissem*nten, rangregelingen enz. werd hunne hulp bij de drie raden van justitie te zamen in 1868 129 malen in 1869 224 malen vereischt, tegen 137 malen in 1866 en 184 malen in 1867. Tot het verleenen van acten van eigendom te hunnen overstaan werd hunne tegenwoordigheid gevorderd in 186° bij 1754, in 1869 bij 1831 acten, tegen 1944 in 1866 ei> 1846 in 1867. Bij acten van hypotheek traden zij in 1868 in 427, i» 1869 in 561 gevallen op, tegen 691 malen in 1866 en 566 malen in 1867. Acten van cessie van hypotheek werden er te hunnen overstaan verleden in 1868 126, in 1869 96, tegen 11" in 1866 en 104 in lö67. De verhouding der raden van justitie in dit opzigt word' in de volgende tabel voorgesteld, mede vergeleken me' de beide laatstvoorgaande jaren.
39
i—i H OB O i-S Ä «i > O -U
a
S
^—, '5
i
£ ** >
!a S
O <5
c t o
TS ex P so
0) o 03
ce ci O

C s
J * 03 0; -S O
C
> O) 03 (A 03 U
05
O O l
s * . J=
S o
O fco eg
t o t o CO
t o co
CO t o co
ai t o 00
t o t o co .—t
t ^ t o co **
CO t o oo •"•' en t o CO •"*
t o
CO
o 00
oó t o CO rH
c» t o * o t o O
t t o 00 1—1
od t o oo
ci to CO
t o t o CO —
t > t o CO t - <
oo t o CO
ai t o oo T - l
a CO T—"
o t o
CM CM
» O »-H
CM (M
• *
7-* "# *H iC5
T H
co t o CM T - H
C i i ~ i CM i-l
CO CO
C3 co
CM 00
co o
o CO CO
t o
CM
H
CM
O o as
to -* T - » rH
O H*I C i
i n C5 CO
t ~
• r H CM
t ^ r H
>n
CO
*—« l O
o 0 0 ' T«
t » O l
• *
t » • - H m
rH
lO
CM CM
rH rH
O t o rH
CO
__,
m
< N -rH CO
T H H H CO
-rH CO CO
rH oo CO
s

O OS
CM
r H
t o 1-^ co
CM CM i n
'M -* l O
CM <N l >
a> i-*
o
CM I N
CM rH
•M o r H
t o i n
(-^
• ^ i
i n r H
i n o t o
CO i n CO
O 00
H *
i n i n m
t ^ eo r H
- r CO rH
as
r H
-* CM CM
, H m t CM
t o
TM m CM
r>o CO CM
00 co -r* CM
t o
i^4
©
t o ÎM.
t o OS
,_, O t o
t o t o
l O
t ~ -*
t o m ^ -* 03 rH
t o -* 00 rH
H H m rH ^ CO CO 1 rt
M
sc H B ( H ca S (S C»
ci JO ci
CJ o CG
O
1869 61, tegen 70 in 1866 en 49 in 1867. Bij sterfgevallen geschiedde dit in 1868 34 malen, waarvan 29 op verzoek van geregtigden en 5 ambtshalve; in 1869 11 malen, alle op verzoek van belanghebbenden. Bij faillissem*nten in 1868 78, in 1869 49 malen. In geval van kennelijk onvermogen in 1868 3 , in 1869 1 maal. Het aandeel dat de griffier bij eiken raad van justitie in deze werkzaamheden had, wordt in het vergelijkend vierjarig overzigt bekend gesteld.
Acten van eigendom zijn er dus in de jaren 1868 en 1869 minder verleden dan in de beide voorgaande. Acten van cessie van hypotheek zijn er daarentegen alleen 'n 1869 minder, in 1868 meer dan vroeger gepasseerd. De werkzaamheden van den regter-commissaris zijn in '869 belangrijk meer geweest dan in de drie voorgaande jaren. Op 100 acten kwamen er 53 te Batavia, 22 te Samarang en 25 te Soerabaija voor. Het totaal der verzegelingen bedroeg in 1868 115, in
c o _ bD ei c
os >
t o t o oo
oo t o 00
t o CO
t » CM - H CO rH CM
CO CO CO
'N in co ifV CM CO
b» © " * CM rH CM
©
OS
r-1 S
s
N
P H
>
« o
t o t o CO
r » t o co
oo t o oo
o» t o oo
rH CM
C CO s
t o t o CO
co t o 00
CI t o 00
i n eo
CM CO
CO CO
CO CM
t
i - t
t o
t o
CO
t
H * CM
O CM
o lO
o
00
OS H I
S3 >
«
03 r d m •tr» HO a
t o t o oo
t o oo
00 t o oo
M © œ HO O HC5 N ca
> a
P H ^
t o t o CO
t o oo
en to oo
O CO rH
- * CC - *
C i CM
U i H l-H H M H 'Jï O
> P <
si cc "S H
c« 'S
P H
ai
CS a CS cc
CS j a CS
© o 041
Voortdurend kwamen te lïatavia de meeste verzegelingen bij fallissem*nten voor. Het belangrijk booger totaal cijfer in 1868 wordt deels veroorzaakt door de vermeerdering van het aantal faillietverklaringen in dat jaar, deels door het mede in dat jaar grooter getal van verzegelingen bij sterfgevallen op verzoek van regt hebbenden op de boedels. Het totaal der ter griffie bij de drie raden van justitie gedane inschrijvingen van acten van verschillenden aard beliep in elk der jaren 1868 en 1869 174 , tegen 204 in 1866 en 160 in 1867. Onder deze waren in 1868 2 acten van beraad, 82 van aanvaarding eens boedels onder voorregt van boedelbeschrijving en 37 van verwerping eens boedels, gevende een cijfer van 121 inschrijvingen bij sterfgevallen; voorts 46 inschrijvingen van handelsovereenkomsten en 7 van bodemerijbrieven. In 1869 bestonden die inschrijvingen uit 5 acten van beraad, 68 van aanvaarding onder voorregt van boedelbeschrijving, 43 van verwerping eens boedels, dus 116 inschrijvingen bij sterfgevallen ; verder uit 56 inschrijvingen van handelsovereenkomsten en 2 van bodemerijbrieven. Acten van zuivere aanvaarding van een boedel werden in geen der beide jaren evenmin als in de beide vorige ingeschreven. De verdeeling der gedane inschrijvingen over de raden van justitie, mede in de beide laatstvoorgaande jaren, toont het volgend vergelijkend overzigt aan.
41
GEWESTEN.
De raad van justitie te Batavia heeft ook hier weder I het grootst aantal. In vergelijking met de beide voor- I gaande jaren is het cijfer in beide jaren hooger dan in 1867, lager dan in 1866. Executien door beslag op roerende goederen werden er in 1868 139 gedaan , 82 bij den raad te Batavia, 9 bij dien te Samarang, 48 bij dien te Soerabaija; in 1869 114, Waarvan 62 bij den raad ter eerstgenoemde, 15 bij dien op de j Cheribon . tweede, en 37 bij dien op de laatstgenoemde plaats gevestigd. In de beide vorige jaren hadden zij in 1866 een totaal van 213, in 1867 van 170 bedragen.
III. Landraden op Java en Madura.
De landraden op Java en Madura wezen als regters in hooger beroep van vonnissen in eersten aanleg geveld dooide districts- of regentschapsgeregten in 1868 7, in 1869 12 vonnissen. De regtbanken, tegen wier beslissingen dat appèl werd ingeroepen, waren : in 1868 de regentschapsgeregten te Tagal in 4, te Demak in 2 en in Patti in 1 zaak; in 1869 die te Tagal en te Pamakassan elk in 3 , die te Bandong, Tjiamis , Brebes , Lamongan , Bawean en Banjoemas elk in ééne zaak. Geen hooger beroep bleef in 1868 aanhangig; in 1869 daarentegen op ultimo December 7. In 1866 was geene enkele maal, in 1867 7 malen hooger beroep van uitspraken van die geregten aangeteekend. In eersten aanleg was het totaal burgerlijke zaken, bij de landraden op Java en Madura in elk der beide jaren waarover dit verslag loopt aanhangig, aanmerkelijk grooter dan in de beide voorgaande. In 1866 waren er 1771, in 1867 1722 geweest; in 1868 vermeerderde dit tot 2113, om in 1869 te stijgen tot 2247 zaken. Onder de 2113 zaken in 1868 aanhangig waren er 541 die onder ultimo December van het vorig jaar onafgedaan waren gebleven, onder de 2247 zaken van 1869 391, welke reeds in 1868 aanhangig gemaakt waren. Het cijfer der nieuw aangebragte bedroeg dus in 1868 1572, in 1869 1856 zaken. Het volgend vergelijkend overzigt geeft het getal burgerlijke zaken aan die bij eiken lan draad op Java en Madura in 1868 en 1869, zoomede in 1866 en 1867 aanhangig waren.
Tagal .
Pekalongan
Samarang
GEWESTEN.
Bantam . . .
Batavia . . .
Rrawang. . •
Preanger regentschappen . .
LANDRAAD TE
Serang . . .
Anjer . . •
Pandeglang
T j erin gin . .
Rangkas betoen g . .
Batavia .
Meester - Cornells . . .
Bekassi . . .
Tangerang. .
Buitenzorg.
Poerwoekarta.
Bandang . .
Tjiandjoer. .
Soemedang. .
Garoet . . .
Manondjaija .
1869.
43
14
31
n
9
77
18
15
13
39
5
37
36
3
2
4
1868.
65
»
48
»
8
95
135
22
19
8
5
14
20
»
1
»
1867.
59
))
62
2
2
64
135
18
69
6
6
17
22
1
»
»
186(
57
»
49
»
»
82
535
12
8
8
2
11
16
»
»
»
Japara.
Rembang.
Soerabaija
N°. 8. 10.
Madura .
Pasoeïoean
Probolinggo.
LANDRAAD TE
Cheribon •
Indramaijoe
Tjiamis .
Madjalengka
Koeningan .
Tagal . .
Brebes .
Pamalang
Pekalongan
Batang .
Samarang
Salatiga.
Ambarawa
Demak .
Grobogan
Kendal .
Patti. .
Japara .
Koedoes.
Joana
Rembang
Toeban.
Bodjonegor
Blora. .
Soerabaija
Grissee .
Modjokerto
Sidhoardjo
Sedaijoe.
Lamongan
Bawean .
Pamakassan
Bangkallang
Sumanap .
Sampang .
Pasoeroean.
Malan« . o Bangil . .
Probolinggo
Loemadjang
Kraksaän .
1869. 1868. 1867
34
13
9
•14
34
20
17
14
46
11
»
343
3
14
44
16
15
8
6
2
1
7
202
123
40
124
25
44
7
72
30
14
18
123
24
27
65
33
61
13
28
7
34
39
11
16
8
148
13
8
142
18
18
40
11
16
5
2
5
4
»
119
121
32
105
14
33
8
80
24
19
3
125
'27
14
86
41
93
11
48
16
25
2
44
16
9
104
25
46
10
7
8
20
3
100
29
»
118
42
GEWESTES.
Bozoeki .
Banjoewangi
Banjoemas .
Bagelen
Kadoe.
Madioen
Kedirie
LANDRAAD TE
Bttzoeki . .
Panaroekan
Bodowosso. .
Banjoewangi .
Banjoemas .
Tjilatjap . .
Poerwokerto .
Poorbolinggo .
Bandjar-negara
Poerworedjo
Ledok .
Keboemen .
Karang-anjer
Ambal . .
Magelang .
Temanggong
Madioen.
Ngawi .
Ponorogo
Magettan
Patjitan.
Kediri .
Ngrowo .
Trengalek
Blitar .
Berbek .
1869, 1868.
14
31
13
9
4
8
10
30
13
19
8
4
12
23
11
i
35
14
1867
11
4
14
27
40
9
11
1866.
10
1
1
41
De werkzaamheden in civile zaken bij de landraden, op welker voortdurende toeneming reeds in het vorig verslag de aandacht werd gevestigd, is ook in de beide jaren van dit verslag weder vermeerderd, blijkbaar uit het steeds verminderend getal der landraden, wier regtspraak ten civile niet werd ingeroepen. In 1866 was dit nog bij 23 van de 83 landraden het geval, in 1867 bij 19, in 1868 bij 17 en in 1869 bij 11 dier regtscollegien. Welke deze waren in elk der genoemde jaren toont het volgend overzigt :
1869.
Tjeringin.
Madjalengka.
Koeningan.
Ambarawa.
Banjoewangi.
Poerwokerto.
Ngawi.
Kediri.
Ngrowo.
Trengalek.
Blitar.
1868.
Anjer.
Tjeringin.
Soemedang.
Manondjaija.
Madjalengka.
Koeningan.
Blora.
Panaroekan.
Banjoewangi.
Tjilatjap.
Bandjarnegara.
Ledok.
Karang-anjer.
Ngawi.
Ponorogo.
Kediri.
Trengalek.
1867.
Anjer.
Garoet.
Manondjaija.
Tjiamis.
Madjalengka.
Koeningan.
Joana.
Blora.
Banjoewangi.
Tjilatjap.
Poerwokerto.
Bandjarnegara.
Ledok.
Keboemen.
Karang-anjer.
Ponorogo.
Magettan.
Kediri.
Trengalek.
11 17
1866.
Anjer.
Tjeringin.
Kangkasbetoeng.
Soemedang.
Garoet.
Manondjaija.
Tjiamis.
Koeningan.
Kendal.
Bodjonegoro.
Blora.
Panaroekan.
Banjoewangi.
Banjoemaj.
Tjilatjap.
Keboemen.
Ledok.
Ambal.
Ponorogo.
Ngrowo.
Trengalek.
Blitar.
Berbek.
19 23
Vergeleken met 1866 en 1867 had de grootste vermeerdering van zaken plaats bij de landraden van Demak, Grissee, Sidhoardjo, Pasoeroean. Kraksaän, Pamakassan, Soerabaija, Samarang, Brebes, Indramaijoe, Buitonzorg, Bandong en Patti. Het laagste cijfer in beide jaren hadden de landraden te Garoet, Berbek, Magettan, Toeban, Poerwokerto en Kembang. Het hoogste die te Samarang, Demak, Meester-Cornelis, Pasoeroean, Grissee en Soerabaija. Het grootste verschil tusschen beide jaren ziet men bij de landraden van Demak, Meester-Cornelis, Samarang, Soerabaija, Kraksaän en Buitenzorg. Van de 2113 burgerlijke zaken bij de gezamenlijke landraden in 1868 aanhangig, werden in dat jaar afgedaan 1672; 38 werden geroijeerd en 403 bleven op uit. December van dat jaar onafgedaan. In 1869 waren van de 2217 aanhangige zaken op ultimo van het jaar nog 408 onafgedaan en 5 geroijeerd, zoodat het cijfer der behandelde 1834 bedroeg. In 1866 waren er 1460 zaken afgedaan on 311 aanhangig gebleven; in 1867 1148 afgedaan en 574 nog aanhangig op ultimo des j aars. De verhouding was derhalve dat van 100 zaken op uit. December van elk jaar onafgedaan bleven in 1866 17, in 1867 33, in 1868 19 en in 1869 18 zaken. Het totaal der eindvonnissen in de afgedane zaken gewezen, bedroeg in 1868 1307, in 1869 1411, tegen 1231 in 1866 en 850 in 1867. Door afstand van instantie ein
43
= bigden in 1868 365, in 1869 423 zaken, tegon 229 in 1^66 en 298 in 1867. Op 100 afgedane zaken waren er ferhalve in 1866 15, in 1867 26, in 1868 21 on in 1869 ^ die door afstand van instantie eindigden. Vonnissen van praeparatoïren, interlocutoiren en inci•Witelen aard wezen de landraden in 1868 236, in 1869 '72, tegen 209 in 1866 en 79 in 1867. Niet-ontvankelijk verklarende in 1868 6 1 , in 1869 80, 'egen 41 in 1866 en 35 in 1867. Doorgaans werd in de uitspraak van den eersten regter tarust. Hooger beroep had slechts plaats in 1868 van 34, '1 1869 van 46 vonnissen, tegen 30 vonnissen in 1866 en ^0 in 1867. Van 100 eindvonnissen waren er derhalve Semiddeld 2 in 1866, 4 in 1867, 2 in 1868 en 3 in 1869 van welke men in appèl ging. Van het middel van cassatie werd weinig gebruik gehaakt. In 1869 geschiedde dit in 2 gevallen, in 1868 had 'it evenmin als in de beide vorige jaren plaats.
IV. Besidentieraden te Soeraharta en te Djokjokarta.
De werkkring van de residentieraden in de Vorsten^nden ten civile levert niet vele zaken op. In 1868 had "ie te Djokjokarta in 6 geschillen, alle in dat jaar aanl&bragt, te beslissen, die te Soerakarta in geen enkel. In ^69 was bij den laatste wederom geen enkele civile zaak ingebragt ; bij den eerste 7, terwijl 1 zaak op ultimo 'ecember des vorigen jaars aanhangig was gebleven ; deze ^erden in dat jaar alle afgedaan. In 1866 was door die tegtbanken in 2 , in 1867 in 11 zaken vonnis geveld. Bij eindvonnis werden afgedaan in 1868 3, in 1869 6 *aken, tegen 1 zaak in 1866 en 5 zaken in 1867. Door afstand van instantie in 1868 en 1869 jaarlijks zaken, tegen 11 zaken in 1866 en 6 in 1867. Niet-ontvankelijk verklaring had in 1868 bij 1 vonnis Waals, evenzoo in 1867. In 1869 was dit even als in 1866 "iet geschied. Aanteekening van appèl of van cassatie is in geen der v'er jaren voorgekomen.
V. Eesidentsgeregten op Java en Madura.
Het aantal burgerlijke zaken bij de residentsgeregten op *Wa en Madura aangebragt en van het vorig jaar aanhangig gebleven is in de jaren 1868 en 1869 slechts weinig footer dan in 1867, toen dit zeer aanmerkelijk gedaald ^as in vergelijking met 1866 en vroegere jaren In 1866 ^reikten deze nog een cijfer van 174 zaken, in 1867 verhinderd tot 56; in 1868 bedroegen zij een totaal van 73, '1 1869 van 82 zaken. De verdeeling van het aantal zaken over de verschillende ^Westen in de jaren 1868 en 1869, wordt in de volgende 'abel aangeduid in vergelijking met de jaren 1866 en 1867.
Geregten
in de residentien.
^antam
Batavia
^>'awang
feanger regentschappen
^heribon
*'agal
6kalongan . . . •
amarang
Transporteren
1869.
19
»
44
n
»
1868.
12
43
63 55
1867.
19
27
48
18C6.
27
1
26
87
144
à
Geregten
in de residentien. 1869.
Per transport
Japara
Rembang
Soerabaija
Madu ra
Pasoeroean . . . .
Probolinggo . . . .
Bezoeki
Banjoewangi. . . .
Banjoemas . . .
Bagelen
Kadoe
Madioen
Kediri
Djokjokarta . , . .
Soerakarta . . . ,
Totaal. .
63
12
2
1
1
1868.
55
4
1867. 1866.
48
3
73
144
2
20
56 174
Van de 23 residentsgeregten waren er in 1868 18, in 1869 16, tegenover 15 in 1866 en 16 in 1867, die geene enkele burgerlijke zaak te onderzoeken hadden. Alleen bij de geregten te Batavia, Cheribon, Soerabaija en Madioen in beide jaren, bij dat van Japara in 1868, bij die van Madura, Pasoeroean en Probolinggo in 1869 kwamen zaken voor. Cheribon heeft, even als in 1867, ook in 1868 en 1869 het hoogste cijfer. Het laagste in 1868 Japara, in 1869 Pasoeroean en Probolinggo. Afgedaan werden in elk der beide in dit verslag behandelde jaren 61 zaken. Aanhangig bleven derhalve op ultimo 1868 12, op ultimo 1869 21 zaken. In 1866 en 1867 waren op ultimo December aanhangig gebleven 6 en 4 zaken, afgedaan 168 en 52 zaken. Op 100 zaken bleven dus in 1866 3, in 1867 7, in 1868 16 en in 1869 25 zaken op ultimo December van elk jaar aanhangig. Door eindvonnissen waarvan geen appèl was of waarin werd berust, geschiedde die afdoening in 1868 33, in 1869 35 malen, tegen 46 malen in 1866 en 33 malen in 1867. Door afstand van instantie gingen van de rol in eerstgenoemd jaar 28, in laatstgenoemd i6 zaken, tegen 122 zaken in 1866 en 19 in 1867. Van 100 zaken eindigden dus door afstand te doen van instantie m 1866 72, in 1867 36, in 1868 46 en in 1869 42 zaken. Het meest geschiedde dit in beide jaren te Cheribon. Aanteekening van hooger beroep werd in 1868 gelijk in 1866 en 1867 geene enkele maal, in 1869 4 malen gedaan, gerigt tegen vonnissen van het residentsgeregt te Batavia, Soerabaija en Pasoeroean. Cassatie werd niet ingeroepen. Incidentele, praeparatoire en interlocutoire vonnissen werden er in 1868 4, in 1869 1 geveld. Beslissingen van dezen aard waren er in 1866 3, in 1867 8 gevallen. Niet-ontvankelijk verklaard werden in 1868 geen enkele, in 1869 ée'ne vordering. In 1866 was dit 5 malen, in 1867 geene enkele maal geschied. Van de 73 gedingen in 1868 werden 25 gevoerd tusschen Europeanen en inlanders, geen tusschen Europeanen, 48 tusschen inlanders onderling; van de 82 in 1869 , 31 tusschen Europeanen en inlanders, 41 tusschen inlanders onderling, terwijl in 10 processen partijen werden verwezen naar een raad van justitie. I n 1866 en 1867 waren er tusschen Europeanen en inlanders 153 en 32 processen aanhangig;
44
tusschen Europeanen onderling in 1866 geone, in 1867 O; tusschen inlanders onderling in 1866 21 in 1867 19 processen.
VI. Regentschapsgeregten op Java en Madura.
De regentschapsgeregten op Java en Madura behandelden in hooger beroep 27 burgerlijke zaken in 1868, en 20 in 1869. In 1866 en 1867 hadden deze cijfers respectively 36 en 14 bedragen. In eersten aanleg waren bij die geregten in onderzoek n 1868 2786, in 1869 2505 zaken, tegen 1582 zaken m 1866 en 1711 in 1867. Behandeld werden in 1868 2703, in 1869 2418 zaken; aanhangig bleven op ultimo December van elk jaar 83 en 87 zaken. Op ultimo December 1866 waren 56 zaken aanhangig gebleven en 1526 afgedaan; op ultimo December 1867 87 aanhangig en 1624 afgedaan. Hoe de behandelde zaken over de gewesten van Java en Madura verdeeld waren, mede vergeleken met de beide ,-orige jaren, blijkt uit de volgende tabel.
Gewesten waarin
regentschapsgeregten
zijn.
Jaren.
1869. 1868. 1867. 1866.
Bantam .
Krawang.
Preanger regen pen . •
Cheribon.
Tagal. . .
Pekalongan
Samarang
Japara .
Rembang.
Soerabaija
Madura .
Pasoeroean
Probolinggo
Bezoeki .
Banjoewang
Banjoemas
Bagelen .
Kadoe. .
Madioen .
Kediri. .
tschap
104
15
11
37
165
45
221
147
200
265
79
64
289
29
198
267
39
82
161
40
44
98
43
69
43
144
146
154
187
621
59
304
19
»
191
253
33
58
197
Totaal 2418 2703
33
34
33
62
93
38
106
124
232
133
80
61
158
3
n
76
161
23
52
122
1624
6
16
39
63
39
151
165
124
109
101
45
150
129
273
12
50
54
1526
In beide in dit verslag behandelde jaren vond de sterkste afwisseling plaats in de gewesten Madura, Tagali Bantam, de Preanger regentschappen, Probolinggo eD Samarang. De regentschapsgeregten in de afdeelingen Bandongi Limbangan, Soekapoera, Bangkallan , Sumanap, Sampang en Banjoewangi hadden in geen der beide jaren, die i' de afdeelingen Pandeglang, Poerwokerto en Kediri i" 1868; die in de afdeelingen Anjer, Soemedang, Madja' lengka en Koeningan in 1869 , derhalve 10 regentschaps o-eregten in 1868 en 11 in 1869 , geen enkele zaak te be handelen. In 1866 was dit het geval geweest met 16 in 1867 met 18 dier geregten. Van de uitspraken van den regent werd in 1868 3, ij in 1869 27 malen in hooger beroep gekomen. In 186» was dit van 1, in 1867 van 8 beslissingen geschied.
VII. Districtsgeregten op Java en Madura.
De vermindering van het aantal der burgerlijke zakoS bij de districtsgeregten op Java en Madura behandeld* waarop in het vorig verslag werd gewezen , heeft slechts in 1868, toen deze een totaal van 1200 zaken bedroegen tegen 1225 in 1866 en 1234 in 1867, stand gehouden. He' jaar 1869 met een cijfer van 1714 toont in vergelijking met die jaren eene belangrijke vermeerdering. Buiten de 1200 afgedane zaken bleven op ultimo Decern' ber van 1868 nog 14 zaken aanhangig, desgelijks in 186J 31 zaken boven de 1714 die afgedaan werden. In 186» waren boven de aangegeven cijfers 23, in 1867 12 zake" op ultimo van elk jaar onafgedaan gebleven. De verdeeling der afgedane zaken over de verschillen<Je
gewesten waarin districtsgeregten bestaan , blijkt, mede i" vergelijking met de beide laatstvoorgaande jaren, uit dei1
ondervolgenden staat.
In de residentie Banjoewangi hadden die geregten inde jaren 1868 en 1869, gelijk mede in 1866 en 1867, geene enkele civile zaak te onderzoeken. In 1868 hebben het grootst aantal zaken de geregten in de gewesten Madura, Probolinggo, Bagelen , Kediri, Banjoemas en Soerabaija; in 1869 mede Probolinggo, Bazelen, Soerabaija en Banjoemas, benevens Samarang en Rembang. Het kleinst aantal hebben in beide jaren Krawang, Cheribon, Pekalongan, Kadoe en Bezoeki, gelijk mede Bantam in 1868 en de Preanger regentschappen in 1869. Het grootste verschil met het jaar 1867 wordt waargenomen in de cijfers der residentien Madura, Probolinggo, Bagelen, Bezoeki en Bantam.
Districtsgeregten
gewesten.
Bantam
Krawang . .
Preanger rege pen .
Cheribon . .
Tagal . .
Pekalongan
Samarang .
Japara . .
Rembang .
Soerabaija.
Madura
Pasoeroean
Probolinggo
Bezoeki
Banjoewangi
Banjoemas
Bagelen
Kadoe . ..
Madioen .
Kediri . .
Totaal
nts chap
Aantal in
1869.
16
21
143
7
46
27
105
326
231
117
97
20
166
17
»
45
138
68 56
68
1714
1868.
24
17
3
4
43
23
96
314
139
77
10
25
73
20
»
45
148
45
74
20
1200
het jaar
1867.
9
23
14
6
69
16
73
250
162
44
108
34
80
14
»
13
179
27
74
39
1234
___,
1866.
49
27
»
1
63
21
81
306
100
58
60
24
63
17
»
3i
203
41
48
29
122Ö
D ovei Sart Bag ieni D äoer regfrar H *ar ded< loe: In *ee A ger< ovo:
Vi] &
I Ver Van 4R: zijn
in
17C hai;
in gee ble
Voi lek Zig
Pr
So
p
8,
45
a d« agali o en
long) ipan? lie i| ri i« adja' hap9' e be' t 16
3, i» 186«
zakefl ideld. lechts oegeH . Het ijkiog
eceifl' 1869 186« zake"
llend« .ede | it de«
866
49
27
1
63
21
81
306
100
58
60
24
63
it
»
34
203
H
48
29
122Ö
De meeste zaken hadden in elk der beide jaren -waar- j °ver dit verslag loopt de districtsgeregten in de gewesten Samarang, Japara, Rembang, Soerabaija, Probolinggo, ßagelen en Madioen , benevens in 1869 die in de residentie Preanger regentschappen. De minste de geregten in de gewesten Pekalongan, Pa'oeroean en Bezoeki in beide jaren, die in de Preanger regentschappen en Madura in 1868, die in Bantam, Krafrang en Cheribon in 1869. Het aantal districtsgeregten bedraagt 443; van deze *aren er 166 in 1868, en 189 in 1869 die ten civile regt deden, derhalve 277 in eerstgenoemd en 254 in laatstgenoemd jaar die geene civile zaken te onderzoeken hadden. In 1866 waren er 175, in 1867 177 van die geregten gefeest bij welke burgerlijke zaken in onderzoek kwamen. Aanteekening van hooger beroep van uitspraken dezer geregten had in 1868 28, in 1869 15 malen plaats, tegenover 36 malen in 1866 en 14 malen in 1867.
v"III. Geregten binnen het gebied van den soesoehoenan van Soerakarta en den pangeran adhipatti ARIO MANGKOE NEGORO.
Het cijfer der burgerlijke zaken, behandeld ' voor de Verschillende regtbanken binnen hot gebied van den keizer Van Soerakarta en voor die van den pangeran adhipatti À.RIO MANGKOE NEGORO, is in de beide in behandeling sijnde jaren vrij aanmerkelijk toegenomen. Voor de regtbanken van den keizer werden aangebragt in 1868 1551, in 1869 1978 zaken, tegen 497 in 1866 en 489 in 1867. Van deze werden afgedaan in 1868 1375 zaken, terwijl 176 aanhangig bleven; in 1869 1633, terwijl 345 aanhangig bleven. Voor die van den prins werden aangebragt in 1868 93, in 1869 97, tegen 77 in elk der jaren 1866 en 1867. Afgedaan zijn in 1868 57, in 1869 68 zaken; aanhangig bleven in eerstgenoemd jaar 36 , in laatstgenoemd 29 zaken. "Welk aandeel de verschillende regtbanken van elk dezer Vorsten hadden in het totaal der afgedane zaken, vergeleken metode beide vorige jaren, toont het volgend overzïgt aan :
Regtbanken binnen des keizers gebied.
Prodoto. .
Soerambi .
Kadhipaten
Totaal.
1869. 1868.
Regtbanken op de Mangkoe-Negorosehe landen.
Prodoto . • • •
Soerambi . . . . .
Kasentanan . . •
Totaal. . •
Totaal-generaal.
N°. 8. 10.
1624
4
5
1633
1867. 1866.
1342
29
4
1375
22
37
9
409
27
53
489
27
27
3
68 57
1701 1432
431
28
38
497
43
11
23
77
566
38
10
29
77
Behalte de burgerlijke zaken voor deze regtbanken behandeld, geven de tabellen nog aan het bedrag der civile zaken bij de regentschapsgeregten van ieder dezer landen aangebragt. Dit beliep bij die op het gebied van den soesoehoenan in 1868 939, in 1869 726 zaken, tegenover 2181 in 1866 en 1788 in 1867 ; die in 1868 werden alle afgedaan ; van die in 1869 bleven 100 aanhangig. Bij de regentschapsgeregten op de landen van den prins MANGKOE NEGOEO waren in onderzoek in 1868 85, in 1869 J93 zaken. In eerstgenoemd jaar bleven van 85 zaken 35 onatgedaan, in laatstgenoemd van 193 zaken 63, tegenover 126 in 1866 en 165 in 1867.
IX. Acten van eigendom, hypotheek en cessie van hypotheek verleden voor residenten en adsistentresidenten op Java en Madura.
Het gezamenlijk cijfer dezer drie soorten van acten , verleden voor de besturende ambtenaren op Java en Madura, heeft in 1868 1330, in 1869 1620 bedragen, tegen 1501 in 1866 en 1338 in 1867. Deze totalen bestonden in 1868 uit 1009 acten van eigendom, 306 acten van hypotheek en 15 acten van cessie van hypotheek; in 1869 uit 1285 eigendomsacten, 31 i. hypotheekacten en 24 acten van cessie van hypotheek. In 1866 en 1867 waren er jaarlijks verleden 1194 en 975 acten van eigendom, 298 en 326 acten van hypotheek en 9 en 37 acten van cessie van hypotheek. De zetels der ambtenaren voor welke die acten verleden werden, en het jaarlijksch aantal dat elk hunner in schrift bragt, vergeleken met 1866 en 1867, wordt in den volgenden staat bekend gesteld.
574
Acten verleden door den
Resident van Bantam
der Preanger regentschappen . . .
n van Cheribon. .
» » T a g a l . . . .
H n Pekalongan . .
» « Japara . . .
» n Rembang. . .
Adsistent-resident van Grissee
Resident van Madura . . .
Adsistent-resident van Madura
» » Sumanap
Resident van Pasoeroean .
» » Probolinggo.
» » Bezoeki . .
n » Banjoewangi
„ „ Banjoemas .
» » Bagelen . .
» ,, Kadoe. . .
» » Madioeu . .
„ „ Kediri. . .
„ >, Soerakarta .
n » Djokjokarta.
Adsistent-resident van Bawean
Totaal. . . .
1869. 1868.
22
29
175
46
104
123
152
185
16
12
55
153
66
47
6
11
41
88
46
62
87
82
12
1867.
23
31
109
64
81
97
142
121
20
15
14
186
58
57
»
10
27
14
32
71
94
61
1866.
1620 1330
12
41
34
170
42
78
60
71
155
7
4
20
136
104
41
»
6
22
26
62
54
125
69
' 11
1338
32
52
134
62
85
84
88
171
23
9
18
124
67
122
10
20
65
125
74
72
57
7
1501
46
Het grootst aantal werden verleden in beide jaren te Japara, Rembang, Grissee en Pasoeroean, benevens in 1869 te Cheribon. Het kleinst in beide jaren te Madura (adsistent-resident), Sumanap, Kadoe, Bawean en Banjoewangi.
TWEEDE AFDEELING.
REGTBANKEN IN DE BEZITTINGEN BUITE.V JAVA EN MADURA.
A. Strafzaken.
a. M i s d r i j v e n .
I. Baden van justitie buiten Java en Madura.
De drie raden van justitie in de bezittingen buiten Java en Madura, aan welke regtspraak in revisie is opgedragen, zijn de raad van justitie te Macassar , die te Amboina en die te Ternate. Het totaal beklaagden wegens misdrijf, wier zaken bij deze drie regtscollegien te zamen in revisie werden aangebragt of van het vorig jaar aanhangig waren, bedroeg in 1868 84, in 1869 106 personen. In 1866 en 1867 was
het 170 en 104 geweest. Het aandeel dat elke raad in deze cijfers had geeft de volgende tabel aan :
Raad van
regtsprekende
justitie,
in revisie te
Totaal . .
Getal beklaagden in
1869.
84
19
3
106
1868.
63
21
»
84
1867.
92
12
»
104
1866
142
24
4
170
Voor welke regtbanken de beklaagden in eersten aanleg hadden teregtgestaan wordt in het onderstaand staatj" opgegeven, vergeleken met de jaren 1866 en 1867.
Raden van justitie,
regtsprekende
in revisie.
Te Amboina.
Regtbanken , wier vonnissen in revisie
zijn behandeld.
Raad van justitie te Banda
1869.
25
20
11
3
13
9
3
11
1
7
3
Getal beklaagden in
1868.
16
17
21
5
2
2
8
1
12
»
1867.
14
9
53
2
10
4
3
»
8
1
1866.
38
17
38
23
»
15
11
4
7
10
7
In 1868 werden de zaken van 81 beklaagden in revisie afgedaan , die van 3 bleven op ultimo des jaars nog aanhangig, alle bij den raad van justitie te Macassar. Bij denzelfden raad bleven op ultimo 1869 nog de zaken van 2 beklaagden onafgedaan , terwijl in revisie werden behandeld die van 104 beklaagden. In 1866 waren 14 zaken onafgedaan gelaten , mede alle bij den raad van justitie te Macassar, in 1857 geene enkele. De drie bedoelde regtscollegien velden in 1868 81 vonnissen in revisie. Bij 13 van deze werd de uitspraak van den eersten regter bekrachtigd of daarin berust, bij 68 werd deze geheel of gedeeltelijk gewijzigd. Onder deze waren er 8 waarbij het vroeger vonnis werd vernietigd met verwijzing naar den eersten regter, om alsnog op de hoofd
zaak regt te doen, waarvan 7 door den raad van justitie van Macassar en 1 door dien te Amboina gewezen. Vrij' gesproken of ontslagen van regtsvervolging werden in 1868 in revisie 5 beklaagden. Het jaar 1869 telde 104 vonnissen in revisie, waaronder 33 bekrachtigende of berustende en 71 geheel of ten deele wijzigende vonnissen; bij 4 van deze laatste, allen van den raad van justitie te Macassar, werd de uitspraak van den regter in eersten aanleg vernietigd met last om de zaak op nieuw te behandelen. In revisie vrijgesproken of vaD regtsvervolging ontslagen zijn in 1869 12 beklaagden. Hoe deze beslissingen verdeeld waren over de drie regts' collégien, vergeleken met de beide laatstvoorgaande jaren i wordt in het ondervolgend staatje bekend gesteld.
47
RAAD VAN JUSTITIE TE
Totaal . . .
Bekrachtigende of berustende vonnissen.
1869.
Ai
11
1
33
1868.
12
1
»
13
1867.
6
8
»
14
1866.
23
6
4
33
Geheel of ten deele wijzigende vonnissen.
1869.
61
8
2
71
1868
48
20
»
68
1867.
86
4
»
90
1866.
105
18
»
123
Vrijspraken of ontslagen van regtsver volging.
1869.
8
4
12
1868.
3
2
H
5
1867.
4
1
»
5
1866.
10
7
17
De volgende straffen werden door den regter in revisie opgelegd : de doodstraf aan geen der veroordeelden. In 1866 en 1867 was dit ook niet geschied ; de straf naast die des doods in 1868 aan 2, in 1869 aan 1 veroordeelde, allen door den raad van justitie te Amboina. In 1866 was deze straf 3, in 1867 2 malen opgelegd ; de straf voor een duur van 5 tot 10 jaren in elk der jaren 1868 en 1869 aan 5 personen. In 1866 waren 8, in 1867 7 personen hiertoe veroordeeld ; straffen voor een duur van 2 tot 5 jaren in 1868 32, in 1869 50 malen , tegenover 64 malen in 1866 en 28 malen in 1867; boven de 6 maanden tot 2 jaren was de straf, waartoe in 1868 26, in 1869 32 veroordeelden zijn verwezen, tegen 42 in 1866 en 40 in 1867; tot eene straf voor een duur van 6 maanden en minder in 1868 3 , in 1869 2 personen , tegen 9 in 1866 en 7 in 1867. Geldboeten werden niet opgelegd. In eersten aanleg bedroeg het aantal beklaagden , teregtstaande ter zake van misdrijf bij de vijf raden van justitie buiten Java en Madura in 1868 124 , in 1869 87 , tegen 94 in 1866 en 127 in 1867. Onder dit aantal van 124 in 1868 waren er 27 wier zaken in het vorig jaar onafgedaan waren gebleven, terwijl 97 in den loop des jaars waren aangebragt , onder dat van 87 in 1869 79 nieuw aangebragte en 8 aanhangige van het vorig jaar. De beklaagden waren verdeeld over de raden van justitie , gelijk de volgende vergelijking met de beide laatstvoorgaande jaren aantoont.
IN HET JAAR:
1869
1868
1867
1866
Eaad van justitie te :
6 a 3
24
52
63
54
öS ' O c i
12
29
27
19
ce .S ' o . a a <
9
13
9
5
Ü C3 CO GQ es o S3
38
29
28
12
SB a
Ca
03
4
1
»
4
Totaal.
87
124
127
94
Bij de raden van justitie te Padang, Macassar, Amboina en Ternate is dus het aantal beklaagden in beide jaren minder of bijna gelijk, bij den raad van justitie te Banda in 1869 meer dan dat der beide laatstvoorgaande. Bij rangschikking der beklaagden naar de drieledige verdeeling der misdrijven in het strafregt krijgt men over 1868 en 1869 de volgende cijfers, waarbij ter vergelijking die over 1866 en 1867 zijn gevoegd.
JAREN.
Beklaagden wegens misdrijf tegen de
algemeene zaak.
1869
1868
1867
1866
4
11
4
8
personen.
22
45
58
33
eigen dom
Totaal.
61
68
65
53
87
124
127
94
De misdrijven tegen de eigendommen leverden het grootste aandeel ; daarop volgen die tegen de personen ; die tegen de algemeene zaak zijn weinig in aantal. Het aandeel van eiken raad van justitie in de boven3ven cijfers was in elk der vier jaren het volgende:
48
M I S D K IJ V E N.
Tegen de algemeene zaak . . . .
Tegen de eigendommen , . , . ,
Totaal . . . .
Jaren.
1869
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
RAAD VAN JUSTITIE TE
Padang.
1
3
1
7
3
10
15
8
20
39
47
39
24
52
63
54
Macassar.
1
7
1
»
6
17
21
17
5
5
5
2
12
29
27
19
Arnboina.
2
1
1
»
4
9
6
5
3
3
2
»
9
13
9
5
Banda.
))
)!
1
1
7
9
16
3
31
20
1 1
8
38
29
28
12
'Parnate.
»
»
»
l)
2
»
»
»
2
1
»
4
4
1
»
i
Totaal.
4
11
4
8
22
45
58
33
61
68
65
53
87
124
127
94
Beklaagden ter zake van misdrijven tegen de algemeene zaak komen dus liet meest voor bij den raad van justitie te Macassar; die ter zake van misdrijven tegen de personen bij denzelfden raad van justitie; die ter zake van misdrijven tegen da eigendommen bij de raden van justitie te Padang en te Banda. Welke de voornaamste misdrijven waren, waarvan de beklaagden beschuldigd werden, wordt in het volgend vergelijkend ovorzigt bekend gesteld.
Omschrijving
der misdrijven.
Omschrijving
der misdrijven.
Ambtsmisdrijven , . . .
Aanmatiging' van gezag .
Oproer, verraad . . . .
Hoon van ambtenaren .
Namaken en in omloop brengen van valsche munt .
Valschheid in authentiek
Idem in onderhandsch geschrift . •
Aanranding der eerbaarheid
Vadermoord . • • • •
1869.
»
»
»
1
«
»
»
»
»
1868.
1
1
r>
4
»
»
»
1
»
1867.
1
!)
»
1
»
»
»
1
M
1866.
»
Î?
»
»
)?
«
1
»
»
C3 S O H
2
1
7)
6
»
)!
1
2
))
1869, 1868. 1867 1866. o H
Kindermoord . . . . .
Vergiftiging. . . . . .
Moord . . . . . . .
Moedwillige manslag . .
Manslag door onvoorzigtigheid . . . . . . .
Zware verwonding en mishandeling
Ligte verwonding en mishandeling
Valsche getuigenis . . •
Hoon en laster . . . .
Bankbreuk
Moedwillige brandstichting
Veediefstal . . . . . .
Andere diefstallen . .
Opligting,bedrog, misbruik van vertrouwen . . .
11
7
2
1
»
1
2
46
20
1
3
15
2
1
28
2
3
4
20
2
1
3
14
1
48
14
41
1
68
6
21
44
3
3
2
1
4
194
29
In 1869 stond geen enkele beklaagde te regt wegeq moord; daarentegen is het cijfer der personen, beschul'
49
dio-d van zware verwonding en mishandeling, hooger dan vroeger. De beschuldigden van moord stonden in 1868 het meest tere^t voor den raad van justitie te Padang en te Macassar; die voor diefstallen het meest voor eerstgenoemd collegie. De afloop van het regterlijk onderzoek was _ dat bij de vijf raden van justitie te zamen in 1868 65, in 1869 35 personen werden veroordeeld; 46 in eerstgenoemd en 19 >n laatstgenoemd jaar werden vrijgesproken of van regts
vervolging ontslagen, terwijl nog aanhangig bleven in 1868 de zaken van 9, in 1869 van 22 beklaagden. Bovendien werden in 1868 3 beklaagden overgewezen naar den bevoegden regter en overleden in 1869 11 personen , terwijl in eerstgenoemd jaar 1 persoon staande het onderzoek ontvlugtte. Naar de drieledige onderscheiding der misdrijven waren de beslissingen, mede vergeleken met de beide laatstvoorgaande jaren, als volgt:
MISDRIJVEN. Jaren.
Tegen de algemeene zaak
Veroordeeld.
Tegen de personen.
Tegen de eigendommen
1869
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
Totaal.
1869
1868
1867
1866
Vrijgesproken of van regtsvervolging ontslagen.
3
3
2
5
9
20
21
11
25
37
29
24
1869
1868
1867
1866
35
65
51
38
5
20
21
9
Onafgedaan.
11
23
21
15
19
46
44
29
o
2
14
11
17
7
13
12
Overleden
of
ontslagen.
3
3
2
2
Totaal.
4
11
4
8
1
2
2
22
9
28
23
11
4
4
4
22
45
58
33
61
68
65
53
87
124
127
94
29
regen3
schul'
Het onderzoek was derhalve in de beide in behandeling lijnde jaren even als in de voorgaande, bij de beklaagden 'er zake van misdrijven tegen de eigendommen doorgaans 'n hun nadeel. Bij misdrijven tegen de personen daarentegen Was dit gunstiger. Bij die tegen de algemeene zaak _is de verhouding der veroordeelingen tot de vrijspraken in 1869 ongunstig voor de beklaagden. Gemiddeld werden Van 100 ^beklaagden ter zake van misdrijf in 1868 52, in 1869 40 veroordeeld, in eerstgenoemd jaar 37, in laatstgenoemd 22 vrijgesproken of van regtsvervolging ontslagen terwijl de zaken van 7 personen in 1868 en 25 in 1869 loc in onderzoek bleven. De beklaagden waren naar hunnen landaard verdeeld 'n 21 Europeanen in 1868 en 19 in 1869 , 90 inlanders 'n 1868 en 58 in 1869, 13 vreemde Oosterlingen in 1868 en 10 in 1869. In 1866 en 1867 waren zij verdeeld geweest in 10 en 15 Europeanen. 58 en 73 inlanders en 26 en 39 Vreemde Oosterlingen. De verhouding is dus in de beide Jaren, waarover dit verslag loopt, gunstiger geworden Voor de vreemde Oosterlingen en ongunstiger in 1868 voor de inlanders. De meeste Europeanen stonden teregt voor den raad van justitie te Amboina; de meeste vreemde Oosterlingen voor dien te Padang en te Macassar. Naar het geslacht waren de beklaagden onderscheiden *n 121 mannen en 3 vrouwen in 1868 en 87 mannen in
N°. 8. 10.
1869. In 1866 en 1867 waren onder hen respectivelijk 2 en 3 vrouwen voorgekomen. Het meerendeel der mannelijke beklaagden hadden een leeftijd bereikt van 20 tot 35 jaren, in 1868 85, in 1869 58, tegen 62 in 1866 en 77 in 1867; beneden den 20jarigen leeftijd waren in 1868 3 , in 1869 5 beklaagden, tegen 5 in 1866 en 3 in 1867; van 35 tot 50 jaren oud waren in 1868 30, in 1869 22 personen, tegenover 21 in 1866 en 38 in 1867. Boven de 50 jaren oud waren 3 personen in 1868 en 2 in 1869, tegen 4 in 1866 en 6 in 1867. Onder de teregtstaanden kwamen in 1868 3, in 1869 8 personen voor, die reeds vroeger wegens misdrijf waren veroordeeld. In 1866 en 1867 waren er 5 en 6 dergelijke personen oeweest. De meesten kwamen voor bij den raad van justitie te Padang. De veroordeelden werden verwezen tot de ondervolgende straffen: 4 in 1868 tot de doodstraf, waarvan 2 te Padang en 2 te Macassar uitgesproken ; geen enkele in 1869 even als in 1866; in 1867 was zij 3 malen opgelegd. 1 in 1868 tot de straf naast die des doods, geen in 1869, tegenover 3 in 1866 en 5 in 1867. 9 in 1868 en 1 in 1869 tot de straf voor een duur van 5 tot 10 jaren tegen 4 in 1866 en 5 in 1867. 15 in elk der beide jaren tot straffen voor een duur van 13
50
2 tot 5 jaren. In 1866 waren 14, in 1867 11 personen tot die straf verwezen. 17 in 1868 en 10 in 1869 tot de straf voor een duur van 6 maanden tot 2 jaren, tegen 13 in 1866 en 14 in 1867. 13 in 1868 en 8 in 1869 tot straffen voor een duur van 6 maanden en minder, tegenover 4 in 1866 en 13 in 1867. 6 malen werden in 1868 en 2 malen in 1869 tegen geene enkele maal in 1866 en 4 malen in 1867 geldboeten aan veroordeelden opgelegd.
In naam des Rollings regtsprehende inlartdsche regtbanken in de bezittingen buiten Java en Madura.
Bij de gezamenlijke inlandsche regtbanken in de buitenbezittingen, welke in naam des Konings regtspreken , stonden als beklaagd van misdrijf teregt in 1868 1003, in 1869 997 personen. In 1866 hadden zij een totaal van 577, in 1867 van 662 personen beloopen. Nieuw aangebragt in den loop van het jaar waren in 1868 848, in 1869 791 zaken, tegen 496 in 1866 en 590 in 1867; aanhangig gebleven van het vorig jaar in 1868 155, in 1869 206 zaken, tegen 81 in 1866 en 72 in 1867. Gerangschikt naar de drieledige verdeeling der misdrijven in het strafregt, waren deze personen in de beide in behandeling zijnde jaren verdeeld gelijk de volgende tabel aangeeft. Ter vergelijking zijn er de cijfers der beide laatstvoorgaande jaren bijgevoegd :
Jaren.
Beklaagden wegens misdrijf tegen de
algemeene zaak. personen. eigendommen.
Totaal.
1869
1868
1867
1866
141
83
81
59
255
284
201
168
601
636
380
350
997
1003
662
577
Bij do misdrijven tegen de eigendommen is de vermeerdering het sterkst, ook bij die tegen do personen is het cijfer belangrijk hooger dan vroeger, bij misdrijven tegen de algemeene zaak echter alleen in 1869. AVegens misdrijven tegen de algemeene zaak stonden het grootst aantal personen teregt bij de landraden te Sintang , Bandjermasin , Martapoera en Amoenthaij , te Boeleleng , bij die in de Noorderdistricten van Celebes en de regtbi.nken van omgang op Celebes en onderhoorigheden en bij den residentieraad te Riouw. Ter zake van misdrijven tegen de personen, bij de regtbanken van omgang op Celebes en onderhoorigheden , den landraad in de Noorderdistricten en dien in de Ooster(Hstricten van Celebes, bij de landraden te Bandjermasin , Martapoera, Amoenthaij en Sintang, bij dien te Pontianak, te Muntok, den residentieraad te Kiouw en de regtbank te Palembang. Wegens misdrijven tegen do eigendommen , bij de landraden te Pontianak, te Bandjermasin, Martapoera en Amoenthaij , bij de gewone landraden te Padang en te Priaman, de landraden in de Noorder- en de Zuiderdistricten van Celebes, dien op Saleijer bij den gewonen landraad te Amboina en den landraad te Timor-Koepang. De voornaamste misdrijven, ter zake waarvan de beklaagden voor den regter kwamen, worden in de volgende tabel aangeduid, mede vergeleken met 1866 en 1867.
Omschrijving
der misdrijven.
Bedelarij en landlooperij
Ambtsmisdrijven . . .
Oproer en verraad . .
Hoon en beleediging van ambtenaren . . . .
Namaken en in omloop brengen van valsche munt
Valschheid in openbaar geschrift
Valschheid in onderhandsch geschrift .
Aantasting der eerbaarheid
Vadermoord . . . .
Kindermoord . . . .
Vergiftiging
Moord . . . . . .
Moedwillige manslag
Manslag door onvoorzigtigheid
1869,
17
1
36
10
1868. 1867. 1866
Zware verwonding en mishandeling.
Ligto verwonding en mishandeling. . .
Valsche getuigenis .
Hoon en laster
Moedwillige brandstich 'i"£
Veediefstal . . . .
Andere diefstallen
Opligting, bedrog, mis bruik van vertrouwen
o
11
1
6
4
104
28
3
23
46
11
u
14
81
427
60
6
1
36
15
»
2
4
98
36
39
44
4
26
50
460
38
1
3
36
14
2
10
»
6
2
64
48
28
19
3
58
253
49
6
1
22
Totaal
1
7
»
81
29
15
11
1
2
67
225
47
30
6
130
31
12
12
de lee
te lai de
af£ ov< 1 > o p vai ter 181 vai
44
2
21 T e
10
347
141
11
105
120
19
42
256
1365
194
De misdrijven van moord, ligte verwonding en mishan deling, valsche getuigenis, moedwillige brandstichting en diefstal in beide jaren en voorts landlooperij en bedelarij, opligting, bedrogen misbruik van vertrouwen in 1869 zijn toegenomen. Wegens moord stonden de meeste personen teregt voor de regtbanken van omgang op Colebes en onderhoorigheden on de landraden te Bandjermasin, te Amoenthaij en te (Sintang; ter zake van aanslagen op de eerbaarheid de meesten voor den landraad te Martapoera en dien M Saleijer; wegens kindermoord bij de regtbank te Palembang en don landraad te Sambas; ter zake van vergiftiging bij de landraden te Muntok en te Amoenthaij; beschuldigden van moedwilligen manslag bij de regtbanken van omgang op Celebes; van zware verwonding en mishandeling bij do regtbank te Palembang en den residentieraad te Itiouw; van diefstallen bij de landraden te Padang, Muntok, Pontianak, Bandjermasin en de Noorder- en Zuiderdistricten van Celebes, op Saleijer en te Amboina; van veediefstallen bij de landraden in de Noorder- en Oosterdistricten van Celebes en te Amoenthaij ; beklaagden ter zake van opligting en misbruik van vertrouwen stonden het meest teregt voor den gewonen landraad te Padang, van oproer en verraad bij den landraad te Sintang en die in
Te
)s «e tie
dr i-e, ha "n
na 18 18 19 de de
95
51
de Noorderdisti'Icten van Celebes ; van aanranding en heleediging van ambtenaren bij den residentie-raad te Riouw. Geene enkele zaak kwam voor bij de groote landraden totaal te Padang, Priaman en Amboina in beide jaren, bij d9 landraden te Hila en Larieke, Boeroe en Wahaaij en bij den residentie-raad te Benkoelen in 1869. ; Van de 1003 beklaagden in 1868 werden in dat jaar afgedaan de zaken van 699 personen ; 5 beklaagden werden overgewezen naar den bevoegden regter; 2 overleden en 1 ontvlugtte staande het onderzoek, Aanhangig bleven nog op ultimo des jaars de zaken van 296 beschuldigden; 115 van hen waren reeds overgewezen naar eene openbare teregtzitting, van 181 waren de zaken in onderzoek. In 1869 werden van de 997 beklaagden afgedaan de zaken van 804; 32 personen werden overgewezen naar den be
30
6
130
31
voegden regter; 2 overleden en 4 ontvlngtten hangende hunne zaak, terwijl op uit. December nog de zaken van 155 personen aanhangig waren. 47 van hen waren intusschen overgewezen naar eene openbare teregtzitting, terwijl de zaken van 108 nog in onderzoek bleven. Onder de 699 vonnissen in 1868 waren er 462 waarbij de beschuldigden werden veroordeeld en 237 waarbij zij werden vrijgesproken of van regtsvervolging ontslagen. In 1809 werden van 801 beklaagden 579 veroordeeld en 225 vrijgesproken. Hoe de verhouding was der vrijspraken en veroordeeiingen naar de drieledige onderscheiding der misdrijven in het strafregt, mede in vergelijking met de beide laatstvoorgaande jaren, blijkt uit het onderstaand vergelijkend overzigt :
12
A A R D
DER
M I S D R I J V E N .
44
2
21 Tegen de algemeene zaak.
10
347
141
Jaren.
1869
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
1869
. 1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
Veroordeeld.
64
23
47
37
135
119
113
96
380
320
230
259
579
462
390
392
Vrijgesproken
of
van regtsver
volging
ontslagen.
33
12
17
8
59
95
53
41
133
130
109
50
225
237
179
99
Onafgedaan.
34
47
17
14
41
01
34
29
80
185
' 41
40
155
290
92
83
Overleden,
ontvlugt en
overgewezen.
10
1 »
!>
20
6
1
2
8
1 »
1
38
8
1
3
Totaal.
141
83
81
59
255
284
201
168
601
636
380
350
997
1003
062
577
11
105
120
19
»
42
256
365
194
ishan ng en elarij, 19 zijn
; voor ooriginthaij irheid ien tu 'alemrgifti; boankeu misentiedang, •- eu x>ina; f- en agdeii ouden dang, die in
Tegen de personen
Tegen de eigendommen
Totaal.
De verhouding der veroordeelingen tot de vrijspraken is voor de beklaagden het gunstigst bij de misdrijven tegen ie personen vooral in 1868 , het ongunstigst bij die tegen 'ie algemeene zaak. Gemiddeld zijn van 100 beklaagden ter zake van misdrijf in 1808 58 veroordeeld , 22 vrijgesproken of van fegtsvervolging ontslagen, terwijl de zaken van 15 aanhangig bleven; in 186(J 45 veroordeeld, 23 vrijgesproken en 29 personen , wier zaken nog aanhangig bleven. De beklaagden waren onderscheiden naar hunnen landaard in 857 inlanders en 146 vreemde Oosterlingen in 1868, in 870 inlanders en 127 vreemde Oosterlingen in 1869. In 1866 en 1867 waren zij verdeeld geweest in 491 en 576 inlanders en 86 vreemde Oosterlingen in elk 'lezer jaren. Op 100 beklaagden kwamen derhalve gemiddeld jaarlijks voor 85 inlanders en 15 vreemde Oosterlingen. Naar het geslacht waren de beklaagden verdeeld in 957 mannen en 46 vrouwen in 1868, en 965 mannen en
32 vrouwen in 1869. In 1866 en 1807 waren er 550 en 631 mannen en 27 en 31 vrouwen geweest. Op 100 beklaagden kwamen gemiddeld 95 mannelijke en 5 vrouwelijke voor; Een onderzoek naar den leettijd der mannelijke beklaagden geeft de volgende resultaten. Een leeftijd boven 20 doch beneden 35 jaren hadden 680 personen in 1868 en 665 in 1869 , tegen 408 in 1866 en 444 in 1867. Beneden den 20jarigen leeftijd waren in 1868 45, in 1869 54 beklaagden, tegenover 30 in 1866 en 47 in 1867. Ouder dan 50 jaren kwamen in 186« 14 , in 1869 23 personen onder de teregtstaanden voor. In 1806 en 1867 waren er 3 en 17 voorgekomen. Van 35 tot 50 jaren oud waren in 1868 212 , in 1869 223 personen tegen 109 in 1866 en 123 in 1867. Van 6 beklaagden wordt in 1808 geen ouderdom opgegeven. Onder de beschuldigden bevonden zich in 1808 28 , in 1809
5 2
89 personen tegenover 21 in 1866 en 25 in 1867, die reeds vroeger ter zake van eenig misdrijf' waren veroordeeld. De straffen, waartoe de schuldigen werden veroordeeld, waren : de doodstraf, waartoe in 1868 15, in 1869 17 personen werden verwezen. In I860 waren daarto-e veroordeeld, 20 , in 1867 25 personen ; de straf van tuchthuis, verbanning, dwangarbeid of gevangenis voor den tijd van 5 tot 10 jaren, met welke in 18G8 41 , in 1869 60 veroordeelden werden gestraft. In de jaren 1866 en 1867 hadden deze cijfers respectivelijk 47 en 45 bedragen ; bovengenoemde straffen voor een duur van 2 tot 5 jaren, welke in 1868 aan 160, in 1869 aan 246 personen, tegen 125 in 1866, en 126 in 18G7 werden opgelegd; straffen voor een duur boven 6 maanden tot 2 jaren, welke in 1868 aan 168, in 1869 aan 171 personen ten deel vielen , tegen 125 in 1866 en 132 in 1867 ; straffen voor een tijd van 6 maanden en minder. Daartoe werden in 1868 Gl, in 1869 57 beklaagden veroordeeld. In 1866 en 1867 waren deze cijiers respectivelijk 53 en 44 geweest. Tot geldboeten werden veroordeeld in 1868 2 personen, in 1869 slechts 1 persoon , tegen 6 in 1866 en 1 in 1867.
III. Inlandsche regtbanken en geregten in de bezittingen buiten Java en Madura, welke niet in naam des Konings regtspreken.
Van de hierbedoelde inlandsche regtbanken in de bezittingen buiten Java en Madura zijn alleen opgaven ontvangen van de misdrijven, welke aan het onderzoek onderworpen zijn der rapats van Sumatra's Westkust, Benkoelen en Palembang en der proatins van de Lampongsche districten. Het totaal beklaagden, welke voor deze regtbanken , wior zetels in vorige verslagen zijn opgenoemd, teregtstonden , heeft in 1868 1284, in 1869 1721 bedragen; van deze waren er in eerstgenoemd jaar 46, in laatstgenoemd 54, wier zaken op tiltimo van het vorig jaar aanhangig waren gebleven, de overigen waren in den loop van het jaar aangebragt. In 1866 had het aantal beklaagden 1121, in 1867 1184 bedragen. Naar de drieledige onderscheiding der misdrijven waren de beklaagden verdeeld over de verschillende gewesten waarvan de cijfers bekend werden, zoo als de volgende vergelijkende staat over de vier laatste jaren aantoont.
REGTBANKEN IN
Gouvernement Sumatra's
I.ampongsche districten .
DK GEWESTEN.
1
Totaal
Jaren.
1869
1868
1867
1866
18G9
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
Beklaagden van misdrijf
tegen
de algemeene
zaak.
72
29
70
129
5
30
2
11
137
46
195
82
529
285
90
124
743
390
357
346
tegen
de
personen.
95
62
84
114
24
12
36
29
108
81
87
71
90
87
53
21
317
242
260
235
tegen
de
eigendommen.
191
199
189
273
77
84
86
114
222
128
103
74
171
241
189
79
661
652
567
540
Totaal.
35S
290
343
516
106
126
124
154
467
255
385
227
790
613
332
224
1721
1284
1184
1121
53
De misdrijven tegen de algemeene zaak zijn, bij uitzondering, in 1869 het talrijkst geweest ten gevolgenvan het hoo<* cijfer voor de proatins der Lampongsehe districten opgegeven. In 1868 zyn het, ouder gewoonte, die tegen de°eigendommen, welke misdrijven ook in elk der gewesten met uitzondering van het genoemde, in beide jaren het meest zijn voorgekomen. Het grootste aantal beklaagden hadden evenzeer de proatins in de Lampongs. Ook voor de rapats in Palembang is hun aantal in 1869 aanmerkelijk grooter geweest dan vroeger. Voor welke der voornaamste misdrijven de beklaagden teregtstonden wordt, mede in vergelijking met 1866 en 1867 in den volgenden staat aangetoond.
Omschrijving der misdrijven. 1869. 1868. 1867.
Bedelarij en landlooperij. . . . Ambtsmisdrijven Aanmatiging van gezag . . . . Hoon van ambtenaren . . . . Oproer en verraad Vaische munterij Aanslagen tegen de eerbaarheid Vadermoord Kindermoord Vergiftiging Moord Moedwillige manslag. . • • • Manslag door onvoorzigtigheid . Zware verwonding Ligte verwonding Hoon en laster Vaische getuigenis. . . • • • Moedwillige brandstichting. . . Veediefstallen Andere diefstallen Opligting, bedrog, misbruik van vertrouwen . . . . • • •
A A K D
DEIl
M I S D R I J V E N.
Jaren.
Te<*en de algemeene zaak
Tegen de personen
1869
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
Tegen de eigendommen
Totaal .
1869
1868
1867
1866
1866.
19 7 12 4 » n 41 » 4 4 31 7 3 8 87 23 3 2 31 301
29
48 6 3 13 » n 39
J» 1 2 39 4 3 13 66 5 26 2 66 315
28
24 24 38 10 69 )> 43 » » 5 51 8 2 31 44 7 7 4 47 289
181
40 13 21 14 4
n 36
w
•> 8 30 18 4 19 52 2 1 8 99 332
34
Toegenomen zijn de misdrijven van diefstal en ligte verwonding, afgenomen die van aanmatiging van gezag, hoon en beleediging van ambtenaren en zware verwonding. Bedelarij en landlooperij kwamen het meest voor te Benkoelen, waar te dier zake alleen in 1869 19 personen teregtstonden; ter Sumatra's Westkust in elk der beide jaren 6, te Palembang in 1865 5, in 1869 6; in de Lampongsehe districten in 1868 18, in 1869 7 personen. Aanslagen tegen de eerbaarheid waren het talrijkst in de Lampongsehe districten, waar in 1868 19, in 1869 21 beklaagden te dier zake voor den regter werden geroepen ; in Benkoelen in elk der beide jaren 2: in het Palembangsche gebied in 1868 7, in 1869 8, ter Sumatra's Westkust in 1868 11, in 1869 10 beklaagden. Wegens moord worden de meeste »anklagten gedaan in do rapats in Palembang: 27 in 1868 en 14 in 1869; bij die ter Sumatra's Westkust 7 in 1868 en 14 in 1869; die te Benkoelen jaarlijks 2; bij de proatins in de Lampongsehe districten 3 in 1868, en 1 in 1869. Ter zake van veediefstallen stonden teregt ter Sumatra s Westkust in 1868 49, in 1869 23 personen; te Benkoelen 14 in 1868 en 5 in 1869 en te Palembang jaarlijks 3 personen. Wegens andere diefstallen ter Sumatra's Westkust in 1868 121, in 1869 145; te Benkoelen in 1868 47, in 1869 61; in Palembang 95 in 18C8 en 144 in 1869 ; in de Lampongsehe districten in 1868 52 , in 1869 51. Het aantal gevelde vonnissen bedroeg in 1868 1224; de zaken van 60 beklaagden waren op ultimo van dat jaar, deels reeds overgewezen 18 in getal, deels nog in onderzoek 42 in getal. In 1869 zijn gewezen 1663 vonnissen, de zaken van 58 beklaagden waren op ultimo des jaars nog aanhangig, waaronder 10 reeds overgewezen naar eene openbare teregtzitting en 48 nog in onderzoek. Veroordeeld zijn in 1868 1114, in 1869 1504 personen; vrijgesproken of van regtsvervolging ontslagen in eerstgenoemd jaar 110, in laatstgenoemd 159 personen. _ Eene vergelijking van de verhouding dezer beslissingen met de beîde laatstvoorgaande jaren naar de drieledige onderscheiding der misdrijven, geeft het ondervolgond staatje aan.
Veroordeeld.
Vrijgesproken of van regtsvervolging ontslagen.
Onafgedaan.
685
384
330
325
280
200
213
167
37
3
21
17
19
21
25
26
1869
1868
1867
1866
539
530
449
413
103
86
84
103
21
3
6
4
18
21
19
40
Overleden
of ontvlugt. Totaal.
743
390
357
346
317
242
260
235
1504
1114
992
905
159
110
130
146
19
36
33
13
1
11
661
652
567
540
58
60
58
57
» »
4
. 13
1721
1284
1184
1121
N°. 8. 10. 14
54
Van 100 beklaagden werden in 1868 87, in 1869 86 veroordeeld; vrijgesproken in 1868 9 in 1869 8 De verhouding der vrijspraken tot de veroordeelingen is dus bij deze regtbanken zeer verschillend van die bij de in naam des Konings regtsprekende. Wegens misdrijven tegen de algemeene zaak werden door de rapats ter Sumatra's Westkust in 1868 veroordeeld 28 personen; vrijgesproken geene; in 1869 59 veroordeeld en 12 vrijgesproken; door de rapats in Benkoelen in 1868 30 veroordeeld en geene vrijgesproken ; in 1869 4 veroordeeld en 1 vrijgesproken ; door de rapats in Palembang in 1868 43 veroordeeld en 1 vrijgesproken; in 1869 99 veroordeeld en 18 vrijgesproken; door de proatins in de Lampongsche distrieten ia 1868 283 veroordeeld en 2 vrijgesproken; in 1869 523 veroordeeld en 6 vrijgesproken. Wegens misdrijven tegen de personen was de verhouding bij de regtbanken in elk gewest de volgende : ter Sumatra's Westkust in 1868 51 veroordeelingen tegen 6 vrijspraken; in 1869 68 veroordeelingen tegen 16 vrijspraken; in Benkoelen in 1868 11 veroordeelingen tegen 1 vrijspraak; in 1869 22 veroordeelingen tegen l vrijspraak; in Palembang in 1868 53 veroordeelingen tegen 12 vrijspraken; in 1869 100 veroordeelingen tegen 2 vrijspraken; in de Lampongsche districten in 1868 85 veroordeelingen tegen 2 vrijspraken; in 1869 90 veroordeelingen en geen enkele vrijspraak. Bij de misdrijven tegen de eigendommen was de verhouding bij de rapats tor Sumatra's Westkust in 1868 147 die werden veroordeeld tegen 41 vrijgesproken; in 1869 135 veroordeeld tegen 45 vrijgesproken ; bij die te Benkoelen in 1868 62 veroordeeld tegen 22 vrijgesproken; in 1869 67 veroordeeld tegen 10 vrijgesproken ; bij die in Palembang in 1868 89 veroordeeld tegen 14 vrijgesproken; in 1869 166 veroordeeld tegen 48 vrijgesproken ; bij de proatins in de Lampongsche districten in 1868 232 veroordeeld en 9 vrijgesproken; in 1869 171 veroordeeld en geen enkele vrijgesproken. Bij een onderzoek naar den landaard der beklaagden blijkt het, dat zij in beide jaren allen inlanders waren; in 1866 was er 1 vreemde Oosterling; in 1867 werden er 3 vreemde Oosterlingen onder de beklaagden opgegeven. Naar het geslacht waren de beklaagden onderscheiden in 1868 in 1271 mannen en 13 vrouwen ; in 1869 in 1697 mannen en 21 vrouwen. In 1866 waren er onder hen 18, in 1867 22 vrouwen geweest. De leeftijd der mannelijke beklaagden valt meestal tusschen 20 en 35 jaren; in 1868 waren er 917, in 1869 1216, tegen 824 in 1866 en 941 in 1867. Tusschen 35 en tot 50 jaren waren in 1868 298, in 1869 427 beklaagden, tegen 214 in 1866 en 192 in 1867. Boven 50 jaren waren in 1868 slechts 5 personen, in 1869 6, tegen 18 in 1866 en 5 in 1867. Beneden 20 jaren in 1868 5 1 , in 1869 48 personen, tegen 47 in 1866 en 24 in 1867. Personen reeds vroeger veroordeeld ter zake van misdrijf , worden in 1868 niet vermeld , in 1869 daarentegen 37, tegenover 15 in 1866 en 6 in 1867. De volgende straffen werden aan de veroordeelden opgelegd : de doodstraf, die in 1868 3 malen werd uitgesproken door do rapats te Palembang, in 1869 door geene der regtbanken. In 1866 was zij 5 malen, in 1867 geene enkele maal toegepast ; de straf naast die des doods , welke in 1868 aan 39 , in 1869 aan 15 veroordeelden werd opgelegd. In 1866 was was dit 8, in 1867 18 malen geschied; straffen voor een duur van boven de 5 tot 10 jaren; daartoe werden verwezen in 1868 25, in 1869 19 veroordeelden, tegenover 17 in 1866 en 31 in 1867; straffen voor een duur van boven 2 tot 5 jaren , welke in 1868 60, in 1869 78 malen toepassing vond, teeenover 66 in 1866 en 86 in 1867; straffen voor_een duur boven 6 maanden tot 2 jaren die in 1868 67, i n 1869 46 malen werd uitgesproken, tegenover 52 m 1866 en 89 in 1867. Aan verreweg het grootste deel der veroordeelden werden straffen opgelegd voor een duur van 6 maanden en minder, namelijk m 1868 aan 736, in 1869 aan 1117 personen. In 1866 was deze straf het deel geweest van 477 personen ; in 1867 van 591 personen.
Tot geldboeten werden verwezen in 1868 183, in 1869 225 veroordeelden^tegenover 280 in 1866 en 171 in 1869. Bovendien werd in 1868 een persoon door een rapat in Palembang veroordeeld tot het geven van een zuiveringsmaal, en in 1869 4 personen gestraft met ontzetting uit hunne betrekking, waarvan 2 teregtstaande bij een rapat ter Sumatra's Westkust en 2 bij een rapat in Palembang
b. O v e r t r e d i n g e n .
I. Baden van justitie buiten Java en Madura.
Gelijken 1866 en 1867 had ook in 1868 en 1869 geene behandeling plaats van eenige overtredingszaak in hoogei' beroep bij een der vijf raden van justitie op de Buitenbezittingen. _ In eersten aanleg wegens overtreding teregtstaande voor die regtscollegien werden behandeld in 1868 een aantal van 79, in 1869 van 84 overtredingen, in eerstgenoemd jaar met 82, in laatstgenoemd met 88 beklaagden. In 1866 waren er 104 overtredingen met een gelijk aantal beklaagden, in 1867 62 met 64 beklaagden aanhangig geweest. Onafgedaan bleef in 1868 geene enkele, in 1869 1 zaak ; in 1866 waren er 9 , in 1867 8 onafgedaan gebleven. Elke raad van justitie had in de bovengemelde cijfer» van beklaagden het volgend aandeel :
Raad van justitie te
Totaal . . .
1889.
50
11
12
15
»
88
1868.
40
9
17
16
»
82
1867.
31
9
15
6
»
64
1866.
74
21
6
2
1
104
De meeste peräoneh stonden derhave teregt voor den raad van justitie te PadaDg, daarop volgt ia 1868 die van Amboina, in 1869 die van Banda. Overtredingen van de voorwaarden der amfioenpacht waren er in 1868 15; in 1869 worden zij niet afzonderlijk opgegeven; overtredingen van andere pachtvoorwaarden worden er in 1868 11, in 1869 2 op de staten vermeld. Alle overige overtredingen in beide jaren worden begrepen onder de rubriek «diverse overtredingen". In 1866 waren er 62, in 1867 24 overtredingen der amfioenpacht aangebragt. De overtreders van deze voorwaarden in 1863 stonden teregt 14 te Padang en 1 te Macassar. Als veroordeeld worden opgegeven in 1868 36, in 1869 24 personen ; als vrijgesproken of ontslagen van regtsvervolgmg m elk der beide jaren 6 personen, daaronder niet begrepen de beklaagden teregtstaande voor den raad van justitie te Padang (1). In 1866 waren veroordeeld 72 personen, m 1867 39; vrijgesproken in eerstgenoemd jaar 23, m laatstgenoemd 14 personen. De veroordeelingen hielden in: 25 malen in 1868 en 13 malen m 1869 verwijzing tot geldboeten, tegen 70 malen m 1866 en 38 malen in 1867; 11 malen in 1868 en 10
(1) len gevolge van den brand welke in October 1809 het gebouw waar de raad van justitie te Padang zijne zittingen hield vernielde, zijn de opgaven over IS6S en 18C9 van daar ontvangen zeer onvolledig
1869 1869, jat in •ingsig uit rapat bang.
geene oogei' liten
voor antal oemd i. In antal ingig
:aak ;
ijfer»
366.
H
il
6
2
1
14
den > die
acht rlijk :den ïeld. 3pen iren Qge1868
1869 verniet van per23,
i 13 ilen . 10
IOUW , zijn
55
malen m 1869 verwijzing tot gevangenisstraf of dwangarbeid met of zonder geldboete; bovendien eenmaal in 1869 verwijzing tot eene andere straf, tegen 2 malen in 1866 en 10 malen in 1867. Onder de beklaagden kwamen voor in 1868 4 vrouwen tegen 78 mannen; in 1869 1 vrouw tegen 87 mannen. In 1866 waren 4 vrouwen, in 1867 l vrouw onder de opgegeven cijfers van teregtstaanden begrepen. De verhouding der personen naar hun landaard was dat in _ 1868 45 Europeanen tegen 21 vreemde Oosterlingen en 16 inlanders voorkwamen; in 1869 36 Europeanen tegen 24 vreemde Oosterlingen en 28 inlanders. In 1866 en 1867 vraren zij onderscheiden geweest in 37 en 33 Europeanen, 58 en 24 vreemde Oosterlingen en 9 en 7 inlanders. De verhouding is derhalve gunstiger geworden voor vreemdo Oosterlingen, en ten nadeele van de inlanders. Doorgaans werd in de uitspraak van den eersten regter berust, 41 malen in 1868 en 37 malen in 1869; aanteekemng van hoogar beroep geschiedde éénmaal in 1868 en j malen m 1869, tegenover 8 malen in 1866 en 6 malen m 1867.
II. In naam des Konings regtsprelcende inlandsche regtbanken in de bezittingen buiten Java en Madura.
De inlandsche regtbanken in de buitenbezittingen welke jn naam des Konings regtspreken, hadden in geen der beide jaren eene enkele overtreding in hooger beroep te onderzoeken.^ In de beide in het vorig verslag behandelde Jaren was dit evenzeer niet noodig geweest. In eersten aanleg is daarentegen het aantal overtredingen Velke die regtbanken in elk der jaren 1868 en 1869 hadden te behandelen, grooter dan in do jaren 1866 en 1867. In !»68 waschet aantal der in dat jaar aangebragte of'van üet vorig jaar aanhangig geblevene overtredingen 80 met «7 beklaagden, in 1869 91 met 104 beklaagden. In 1866 Varen 46 overtredingen met 56 beklaagden, in 1867 69 overtredingen met 78 beklaagden aanhangig geweest. Onder die cijfers waren in 1868 47 , in 1869 50 overredingen van de voorwaarden der amfioenpacht, tegen 3 jn 1866 en 23 in 1867; 31 in eerstgenoemd en 27 in 'aatstgenoemd jaar hadden betrekking op andere pachtvoorwaarden. tegen 22 in 1866 en 25 in 1867; 2 in 1868 6n 14 in 1869 waren overtredingen van verschillenden aard. In 1866 en 1867 waren jaarlijks 21 overtredingen °nder die rubriek vermeld. De meeste overtredingen dor amfioenpacht-voorwaarden "adden te onderzoeken : in 1868 de landraden te Muntok «U te Montrado, namelijk 10 en 20; in 1869 de landraad je Riouw met 18, die te Pontianak met 14 overtredingen. Ue overige waren verdeeld over de volgende regtbanken: 'ö 1868 te Riouw 3 , te Pontianak 6, te Sambas 5, te *mtang 2, te Menado 1 ; in 1869 te Padang 2, te Bengelen 1, te Palembang 2, te Muntok 4, to Montrado 8, tft Menado 1. ' Van andere pachtvoorwaarden kwamen de meeste overredingen voor in 1868 te Sambas met 8, te Amboina «iet 8 overtredingen ; daarna volgen Montrado met 6, %intok met 4 , Pontianak met 2 en Palembang, Sintang «1 Menado elk met 1 overtreding ; in 1869 te Pontianak ^et 10, te Montrado en te Bandjermasin ieder met 5 vertredingen , te Sintang met 4, te Muntok met 2 en te ^Diboina met 1 overtreding. De overtredingen van anderen aard hadden te bereden £ 1868 de landraad te Amboina 1 en de regtbank to jadang 1; in 1869 de landraad te Bandjermasin 7 , de «gtbank te Palembang 4, en de residentieraad te Riouw 3. Geene enkele overtreding hadden te beregten de inlandhe regtbanken op de volgende plaatsen : in 1868 te Pa^ng (groote en gewone landraad), Priaman (groote en iJWone landraad), Benkoelen, Büliton, Bandjermasin, ^artapoera, Amoenthaij, de landraden op Celebes en .Merhoorigheden, die te Saparoea, Haroekoe en Noessa*»t, te Hila en Larieke, Boeroe, Wahaaij, Timor, Koer«!g_ en Boeleleng; in 1869 dezelfde regtbanken en bo^ödien de landraad te Sambas, die in dat jaar geen , ertreding had te onderzoeken, terwijl uitgezonderd zijn gewone landraad te Padang, de residentieraad te Bengelen en de landraad te Bandjermasin, voor welke in dat *ï beklaagden ter zake van overtreding teregtstonden.
Van 87 beklaagden in 1868 teregtstaande, bleven de zaken van 7 op ultimo van dat jaar nog aanhangig; die van 104 in 1869 werden alle afgedaan. Op ultimo 1866 waren de zaken van 3, op ultimo 1867 die van geen enkelen beklaagde aanhangig gebleven. Van 31 regtbanken waren er in 1868 22, in 1869 21 tegen 22 in 1866 en 21 in 1867, voor welke geen enkele beklaagde van overtreding teregtstond. Het totaal veroordeelden beliep in 1868 70, in 1869 89 personen, tegen 40 in 1866 en 71 in 1867. Vrijgesproken of van regtsvervolging ontslagen, zijn in 1868 10, in 1869 15 beklaagden, tegen 13 in 1866 en 7 in 1867. Het meerendeel werd veroordeeld tot betaling van geldboeten : 63 in 1868 en 56 in 1869, tegenover 31 in 1866 en 59 in 1867; tot gevangenis of dwangarbeid werden verwezen in 1866 6, in 1869 25 beklaagden, tegenover 4 in 1866 en 12 in 1867; tot andere straffen in 1868 1, in 1869 8 personen, tegen 5 in 1866 en geen in 1867. Hoe groot het aantal der beklaagden was bij elke regtbank welker regtspraak noodig was, blijkt uit het volgend vergelijkend overzigt der vier laatste jaren:
REGTBANKEN.
Gewone landraad te Padang. .
Residentieraad te Benkoelen . .
Regtbank van burgerl. en lijfstr.
regtspleglng te Palembang. .
Landraad te Muntok . . . . .
» op Billiton . . . .
Residentieraad te Riouw . . ,
Landraad te Pontianak . . .
» » Sambas . . . .
» » Montrado. . . .
» » Sintang . . . .
» » Bandjermasin . .
» » Amoenthaij . . .
» » Amboina . . . .
Minahassaraad te Menado . .
Totaal . . •
1869
2
1
6
18
»
21
25
»
13
4
12
1
1
1868
2
14
1867
104
13
26
3
15
3
87
2
14
2
8
12
1866.
4
16
9
10
2
!)
6
8
15
»
6
2
56
Het grootst aantal beklaagden hebben in 1868 de landraden te Montrado en Amboina, in 1869 de landraad te Pontianak en de residentieraad te Riouw. Onder de beklaagden waren in 1868 10 vrouwen en 77 mannen, in 1869 3 vrouwen en 101 mannen. In 1866 waren er 6 vrouwen, in 1867 geen onder de beklaagden geweest. Onderscheiden naar hunnen landaard bestonden zij uit 68 vreemde Oosterlingen en 19 inlanders in 1868, en 64 vreemde Oosterlingen en 37 inlanders in 1869. Bovendien worden er in laatstgenoemd jaar 3 Europeanen vermeld , die voor den residentieraad te Riouw teregtstonden. In 1866 en 1867 waren zij onderscheiden geweest in 21 en 42 vreemdo Oosterlingen en 35 en 36 inlanders. De meeste vreemdo Oosterlingen kwamen i n 1868 voor bij den landraad te Montrado, in 1869 bij den residentieraad te Riouw; do meeste inlanders in 1868 bij den landraad te Amboina, in 1869 bij dien te Pontianak. In 1868 werd in al de vonnissen berust, in 1869 daarentegen van 8 uitspraken hooger beroep aangeteekend. In 1866 was mode 4 malen hooger beroep voorgekomen, in 1867 geene enkele maal.
56
III. Inlandsche regibanken en geregten in de bezittingen buiten Java en Madura, welke niet in naam des Konings regtspreken.
De opgaven van de regtspraak in zake van overtreding, welke de inlandsche regtbanken in de buitenbezittingen, die niet in naam des Konings regtspreken, uitoefenden, zijn ook in de beide jaren, waarover dit verslag loopt, even als in vroegere zeer onvolledig. In 1868 werden slechts ontvangen eenige cijfers betreffende sommige rapats ter Sumatra's Westkust en de rapats in do residentie Palembang; in 18G9 bovendien nog die der proatins in de Lampongsche districten. In 1866 en 1867 ontbraken die van laatstgenoemd gewest en waren die van Sumatra's Westkust, van Palembang benevens die van de rapats in de adsistent-residentie Benkoelen ontvangen. Het gezamenlijk aantal overtredingen bij deze regtbanken behandeld, bedroeg in 1868 103 met 108 beklaagden, in 1869 195 met 284 beklaagden; voor 1866 waren 259 overtredingen met 266 beklaagden, voor 1867 438 overtredingen met 448 beklaagden opgegeven. Onder de overtredingen kwamen voor in 1868 10, in 1869 60 overtredingen der amfioenpacht-voorwaarden, tegen 18 in 1866 en 7 in 1867; zij waren verdeeld als volgt : in 1868 4 bij de rapats in de Padangsche bovenlanden en 6 bij die in Palembang; in 1»69 5 bij de proatins in de Lampongsche districten en 55 bij de rapats in Palembang.
Overtredingen van verschillenden aard waren er in 1868 9 3 , in 1869 135 bij de volgende regtbanken : in eerstgenoemd jaar 4 bij de rapats in de Padangsche bovenlanden , 16 bij die in de residentie Tapanoli en 73 bij die in Palembang ; in laatstgenoemd jaar 22 in de residentie Padang en Ommelanden, 9 in de residentie Padangsche bovenlanden, 6 in de residentie Tapanoli, 78 in de Lampongsche districten en 20 in Palembang. Van de beklaagden werden veroordeeld in 1868 9 3 , in 1869 240, tegen 262 in 1866 en 406 in 1867; vrijgesproken of ontslagen van regtsvervolging in 1868 14, in 1869 43, tegen 1 in 1866 en 41 in 1867. In elk der jaren 1868 en 1869 bleef op ultimo December de zaak van één beklaagde onafgedaan. De straffen aan de veroordeelden opgelegd waren : in 1868 aan 13, in 1869 aan 82 personen gevangenis of dwangarbeid ; in 1866 en 1867 was die straf aan 54 en 170 personen ten deel gevallen ; geldboeten in 1868 aan 6 1 , in 1869 aan 130 beklaagden opgelegd ; in 1866 en 1867 waren daartoe 193 en 219 personen verwezen; andere strafïen, waartoe in 1868 19 , in 1869 28 beklaagden werden veroordeeld ; in 1866 en 1867 waren deze cijfers 15 en 17 geweest. Hoe de beklaagden verdeeld waren over de verschillende regtbanken blijkt, mede vergeleken met 1866 en 1867, uit het volgend staatje.
G E W E S T E N .
!
1
"55 P
©
c! S 3 CC
Ben
Lan
Pal<
Padang
en
Ommelanden.
Padangsche Boven
landen.
Tapanoli.
ipong-districten. . .
R E G T B A N K E N . 1869.
Rapat te Pau
» in de zuidelijke afdeeling van Padang.
» te Painan
» » Plangei
n » Ajer Bangies en Rau . . . .
» » Tanah Datar
» » Singkarah
» » Limapoeloeb
» » Batipoe en X kotta's . . . .
» n Sibogha en Ommelanden . . .
» » Benkoelen
Proatins in de Lampongsche districten
Rapats in Palembang
Totaal . ,
22
1
n
3
2
1
2
»
6
»
95
152
1868.
284
2
2
1
1
2
»
16
84
1867.
108
1
3
4
6
2
»
387
n
44
1866.
448
1
1
5
5
5
2
»
216
»
21
266
De beklaagden waren naar het geslacht onderscheiden in 8 vrouwelijke en 100 mannelijke in 1868, in 10 vrouwelijke en 274 mannelijke personen in 1869. In 1866 en 1867 waren er onder hen 1 en 5 vrouwen jaarlijks voorgekomen. Verdeeld naar hunnen landaard bestonden de beklaagden in 1868 uit 105 inlanders en 3 vreerade Oosterlingen, in 1869 uit 283 inlanders en 1 vreemde Oosterling. In 1866 was er onder hen slechts 1, in 1867 geen enkele vreemde Oosterling voorgekomen. Even als in 1866 en 1867 werd ook in 1868 en 1869 in ai de uitspraken van den inlandschen regter berust.
IV. Besidentsof andere geregten en politierollen in de bezittingen buiten Java en Madura.
De omvang der werkzaamheden van de residents-, magistraats- en andere geregten in de buitenbezittingen in
zaken van overtreding is, in de beide jaren waarover di verslag loopt, zeer gering, even als in 1866 en 1867. V elk der jaren 1868 en 1869 werden slechts 2 overtre' dingen bij die geregten aangebrftgt, in 1868 1 bij h« residentiegeregt te Muntok en 1 bij het magistraatsgereg te Macassar, in 1869 beide bij laatstgenoemd geregt. 1^ 1866 was geene enkele overtreding bij die geregten aang«' bragt, in 1867 3 , waarvan 1 te Pontianak en 2 te Maoass»f' De 2 mannelijke Europesche beklaagden in l868enl8o werden veroordeeld tot betaling eener geldboete. De regtspraak op de zoogenaamde politierollen in <• buitenbezittingen toont in de jaren 1868 en 1869 wederof eene niet onbelangrijke vermeerdering. Het totaal zaken, > 1866 bedragende een cijfer van 21 155 , in 1867 van 18 40»' is in 1868 vermeerderd tot 20 138, in 1869 tot 22 314 zake"; De verhouding der vrijspraken, veroordeelingen en V0r
wijzingen blijkt uit het ondervolgend staatje.
57
JAEEN.
1869.
1868.
1867.
1866.
Vrijspraken.
1697
1888
1393
1280
Veroordeelingen.
19 855
17 496
16425
19 268
Verwijzingen.
762
754
590
607
Totaal.
22 314
20138
18 408
21155
Da vrijspraken stonden in evenredigheid tot de veroordeelingen als ongeveer 8 ten honderd in 1869, 10 ten 100 in 1868, 8 ten 100 in 1867 en 6'/2 ten 100 in 1866. Het aantal zaken op elke plaats waar door de Europesclie ambtenaren in de buitenbezittingen politierol wordt gehouden, wordt, voor zooverre de opgaven zijn ontvangen, in den volgenden staat medegedeeld, vergeleken met de opgaven der beide laatstvoorgaands jaren.
AF D E KLINGEN EN GEWESTEN WAAR POLITIEROL IS GEHOUDEN.
Sumatra's Westkust.
f Padang
Ommelanden van Padang
Pan
Painan . . . . . . .
Aijer-Hadji
P l a n g e i . . . . . . .
Indrapoera
Troessan
Priaman
Kaijoetanam
Loeboebassong . . . .
Aijer-Bangies en Rau. .
Taloe
Poeloe Tello
Batoe eilanden . . . .
Agam
Fort de Koek, . . .
Palembaijan . . . .
Bondjol
Manindjoe
Tan ah-dat ar . . . .
Limapoeloe . . . .
Sidjoedjoeng . . . .
Boêa
Singkarah
Batipoe en X kotta's .
X I I I en IX kotta's .
Oeloe en Pekanten. .
Sibogha. . . . ' . .
Penjaboengan.
Padang Sidempoean .
Kot ta Nopan . . . .
Natal
Baros
Singkel
Angkola en Sipirok .
Goenoeng Sitoli . . .
Nias
1869. 1868.
1 384
251
»
98
120
»
28
»
234
320
112
417
1 535
107
70
329
221
J)
65
207
39
»
56
131
1867.
1552
194
J)
94
41
157
213
79
306
I
742
151
166
272
132
»
50
223
65
w
225
1046
617
137
n
60
. 2
179
261
74
60
'i 9
191
541
50
4
72
161
22
8
04
53
148
133
56
175
141
»
»
48
332
87
376
»
241
1866. Aanmerkingen.
1 186
727
361
»
160
1
»
220
349
18 !
47
35
170
271
30
30
135
113
36
1
103
118
118
136 |
75 {
157
83
59
255
62
269
W
198 /
Zuidelijke afdeelinî van Padang.
Adsistent-residentie Priaman.
Adsistent-residentie Aijer-Bangies en Kau.
Residentie Padang3che Bovenlanden.
Residentie Tapanoli.
15
58
AFDEELINGEN EN GEWESTEN WAAR
POLITIEROL IS GEHOUDEN.
Adsistentrosidentie Benkoelen.
Benkoelen
Afdeeling Ommelanden .
» Kroë . . .
ïallo . . .
» Lais . . .
» Kauer.
» Mokko-Mokko.
» Manna
» Seleema .
Residentie Palembang
Lampongsche districten (ïelok Betong)
Residentie Banka.
Muntok . . .
Djeboes. . . .
Blinjoe . . . .
Soengeiliat. . .
/ Merawang. . .
Pangkal Pinang.
Soengeislan . .
Koba
ïoboali. . . .
Adsistent-residentie Billiton
Residentio Riouw.
/ Residentie Riouw
Bengkalis. . .
Siak .
Laboean Batoe
Siak SriIndrapoera.
Residentie Wester-afdeeling van Borneo.
Pontianak .
Mampawa.
Landak. .
Taijan . .
Soekadana.
Sintang . .
Montrado .
Singkawang
Ngabang .
Bengkaijang
Sambas .
1514
1868. 1867.
2 227
644
1 162
684
222
688
20
»
19
»
124
257
»
45
»
129
604
3 333
554
312
52
70
97
155
142
197
37
70
531
723
326
107
190
213
225
198
60
216
46
2 818
494
202
175
106
134
315
169
308
48
143
390
668
417
61
47
20
11
125
139
111
39
157
1866.
216
133
79
207
2 922
398
197
118
124
136
188
130
217
40
81
381
552
280
78
68
28
12
68
143
151
»
69
147
Aanmerkingen.
AFDEELINGEN EN GEWESTEN WAAR
POLITIEROL 18 GEHOUDEN.
ƒ Bandjermasin.
Amoenthaij
Martapoera. .
Sampit . . .
Kahaijan . .
Kwala Kapoeas Zuider- en Ooster - af deeling/ Tanah-laut
Marabahan
Pengaron .
Rantau .
Barabei-ie .
Koetei . .
Tabalon"; .
Celebes en onderhoorïgheden.
Macassar .
Maros . .
Balangnipa.
Bonthain .
Takalar.
Binamoe
Saleijer. .
Biema . .
Tontoli . .
Ambe
Residentie Amboina.
Amboina . . . .
Saparoea en Haroekoe . . . .
Hila en Larieke .
Boeroe
Amaheij . . . .
Wahaaij . . . .
Inspecteur specerijcultuur. . . .
Banda
District Lonthoir .
» Voorwal .
» Achterwal
Banda-Neira . .
Aij
Rosengain . . .
W e n tie Menado . . . .
Mistent-residentie Gorontalo
'esidentie Ternate . . . .
» Timor
Mistent-residentie Boeleleng
59
1869.
317
883
991
56
80
73
8L
139
31
»
1099
269
»
417
34
257
172
7
6
473
329
102
142
84
72
1 163
262
148
213
782
43
1868.
748 \
659
915
65
39
68
76 ;
143
19
995
161
553
254
80
70
234
32
5
329
420
129
71
109
39
303
312
138
401
295
68
1867.
1762
1053
133
868
227
92
34
136
45
U
599
317
143
65
32
42
426
295
326
»
272
276
137
1866.
2 055
1340
132
427
253
62
31
444
7
19
447
310
128
56
8
59
335
383
434
»
118
221
124
Aanmerkingen.

GO
B. Burgerlijke zaken.
I. Baden van justitie buiten Java en Madura.
Bij de gezamenlijke raden van justitie in de buitenbezittingen is het aantal burgerlijke zaken in de jaren 1868 en 1869 in eersten aanleg aangebragt of van vorige j aren aanhangig gebleven aanmerkelijk minder dan in 1866 en 1867. In die twee laatste jaren waren zij gestegen tot een cijfer van 373 en 372, in 1868 daalden zij tot 304, in 1869 toe 275 zaken. De volgende staat geeft een overzigt, hoe deze cijfers in die jaren over de vijf raden van justitie verdeeld waren.
RAAD VAN JUSTITIE TE:
Totaal . . .
1869.
n 115
85
48
20
7
275
1868.
147
69
60
22
6
304
1867.
220
48
66
32
6
372
1866.
237
49
29
46
12
373
De vermindering wordt voornamelijk veroorzaakt door de belangrijke daling der cijfers voor den raad van justitie te Padang opgegeven. Onder de zaken in 18C8 behandeld waren er 10 van het vorig jaar aanhangig gebleven, onder die van 1869 14. In 1866 en 1867 waren er 7 en 35 geweest, die in het vorig jaar onafgedaan bleven. Alle zaken in 1868 en 1869 werden op de teregtzitting gebragt door inschrijving op de rol. In 1866 en 1867 was er jaarlijks 1 zaak geweest, die zonder inschrijving op de rol had gediend De litïgerende partijen waren naar hunnen landaard onderscheiden als volgt: in 1868 werden 116 gedingen gevoerd tusschen Europeanen , 100 tusschen vreemde Oosterlingen onderling, 66 tusschen Europeanen en vreemde Oosterlingen, 7 tusschen Europeanen en inlanders, en 6 tusschen vreemde Oosterlingen en inlanders ; in 1869 86 tusschen Europeanen , 66 tusschen vreemde Oosterlingen onderling, 86 tusschen Europeanen en vreemde Oosterlingen, 9 tusschen Europeanen en inlanders en 12 tusschen vreemde Oosterlingen en inlanders. In 1866 en 1867 was de verhouding de volgende geweest: 92 en 95 processen waren gevoerd tusschen Europeanen onderling, 122 en 82 tusschen Europeanen en vreemde Oosterlingen, 105 en 122 tusschen vreemde Oosterlingen onderling, 21 en 15 tusschen Europeanen en inlanders , 29 en 43 tusschen vreemde Oosterlingen en inlanders.
(1) De opgaven van den raad van justitie te Padang over 1809 zijn onvolledig ten gevolge van het in dat jaar verbranden van het gebouw, waarin de archiven bewaard werden.
Inlandsche grooten en hoofden waren partij in 1868 i< 9, in 1869 in 16 gedingen. In 1866 waren er 4, in 1861 15 dergelijke geweest. De vonnissen in eersten aanleg gewezen hebben in 186' een totaal van 276, in 1869 van 216 bedragen. In 186( waren er 314, in 1867 238 vonnissen geslagen. Onder die vonnissen waren eindvonnissen ten principal« geveld, in 1868 247, in 1869 204, tegen 284 in 1866 en 223 in 1867. Door incidenteel vonnis gingen van de rol in 1868 6 in 1869 5 zaken, tegen 6 in 1866 en 9 in 1867. Op verzoek van partijen werden geroyeerd in 1868 34 in 1869 50 zaken, tegen 54 in 1866 en 96 in 1867. Door schorsing (art. 250 van het Reglement op de Bur gerlijke Regtsvordering) gingen van de rol in 1868 2 zaken in 1869 geen. In 1866 was mede geene zaak geschorst in 1867 6. Het cijfer der verleende verstekken heeft in 1868 94 in 1869 36 (uitgezonderd Padang) bedragen ; in 1866 wai dit 43, in 1867 59 malen geschied. Tegen den eischer waren er onder die verstekken 3 in 1868, 8 in 1869, tegenover 3inl866, en 2 in 1867; teget den gedaagde in 1868 88, in 1869 28, tegenover 40 in I860 en 57 in 1867; tegen den gedaagde met aanhouding del zaak 3 in 1868, geen in 1869, even als in 1866 en 1867 De verstekken tegen den eischer werden in beide jareJ verleend door den raad van justitie te Amboina; van d« verstekken tegen den gedaagde in 1868 50 door den raad van justitie te Padang, 25 door dien te Macassar, il door dien te Amboina en 2 door dien te Banda; in 186. 12 door den raad van justitie te Macassar, 14 door die» van Amboina en 2 door dien te Banda; tegen den gedaagd' met aanhouding der zaak door den raad van justitie t' Padang. Van de eindvonnissen op den eisch ten principale ge' wezen, waren er in 1868 177, in 1869 161, waarbij d« eisch geheel often deele werd toegewezen; 57 in 1868 efl 39 in 1869, waarbij die werd ontzegd, en 13 in 1868 e« 4 in 1869, waarbij partij niet-ontvankelijk werd verklaar« in haar eisch. In 1866 en 1867 waren er 229 en 154 ge' heel of ten deele toewijzende, 36 en 48 ontzeggende e» 19 en 21 niet-ontvankelijk verklarende vonnissen gewezen Het aantal praeparatoire vonnissen heeft bedragen i" 1868 2, in 1869 5, tegen geen enkel in 1866 en 1867: dat der interlocutoire in 1868 23, in 1869 4, tegen 2^ in 1866 en 6 in 1867; dat der eindvonnissen op incidente!1
in 1868 4, in 1869 3, togen 6 in 1866 en 9 in 1867. Verzoeken om pro deo te procederen zijn er in 1868 7 in 1869 5 gedaan; 5 in eerstgenoemd, 2 in laatstgenoem jaar werden toegestaan, de overige geweigerd. De toe' stemming werd verleend in 1868 1 door den raad va« justitie te Padang, 2 door dien te Amboina en 2 doo>' dien te Ternate; in 1869 1 door den raad van justitie fl Padang en 1 door dien te Amboina; de weigering ge' schiedde in 1868 1 te Macassar en 1 te Amboina, in 18G' alle te Macassar. In 1866 waren er 9 verzoeken tol kostelooze procesvoering gedaan, in 1867 slechts 1. Request-civiel kwam in 1868 2 malen, in 1869 5 maleJ voor, telkens bij den raad van justitie te Padang. I" 1866 had zich dit 3 malen, in 1867 1 maal mede telken* te Padang voorgedaan. Requesten, waarop in eersten aanleg in raadkamer >' beschikt, werden er in 1868 234, in 1869 152 gediend tegen 217 in 1866 en 315 in 1867. Het aantal bij eiken raad van justitie en sommige on' derwerpen waarop zij betrekking hadden, wordt in " volgende vergelijking aangetoond.
Pa
Ue
Ar
Ba
ï e
ÏO
( bel 'u des
18( in
'lec ''ij . J kr l'Cg een feu Uit; te ,?or vai ïre »ai api
I
61
568 ii . 1861
. 186 1861
icipal* i66 et
!68 6
18 34
Bur saken horst
Î8 94 6 wa
i 3 in teget a 186 g de< 1867 jaren an d< i raa1
. 186S r dieJ laagd« itie i
le bij de 168 et !68 en klaar1
54 ge ide e( iveze»' jen i" "1867 ;en ^ lenteJ >7. 568 7 noem1
e toe' d va« ! doo>' itie 4
g186f ra to'
male» .g. Ij elke»-'
n er i diend*
re oo' in d«
RAAD VAN J U S T I T I E
TE

Jaren.
1869
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
1669
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
1869
1868
1867
1866
V E R Z O E K E N B E T R E F F E NDE
Voogdijen.
»
7
9
4
16 6
1
4
2
1
3
4
»
2
2
u
n
»
»
»
18
16
15
12
Curatele.
»
»
1
»
1
1
»
»
»
»
1
»
»
»i
i>
n
»
n
»
»
1
1
2
!)
Artikel 134
E. 0.
»
1
3
4
»
«
1>
»
»
»
»
»
«
1
»
»
H
»
1)
»
1
4
4
Andere
onderwerpen.
»
82
153
109
98
92
114
73
28
84
24
16
7
8
3
3
»
»
»
>!
133
216
294
201
Totaal.
M
90
166
117
115
99
115
77
SO
35
28
20
7
10
6
3
»
»
»
»
152
234
315
217
Op de rol van den regter-commissaris ingeschreven, zijn gehandeld in 1868 te Padang 28, te Macassar 20 zaken; ln 1869 te Macassar 19 zaken. In 1866 had het aantal <Wer zaken 32, in 1867 33 bedragen ; alle bij den raad van justitie te Macassar. Andere uitspraken, mede in kort geding, werden er in 1868 5 gedaan, waarvan 2 te Padang en 3 te Macassar; 'ft 1869 2, van welk elk dezer raden van justitie er 1 ''eed. In 1866 was mede één uitspraak in kort geding gedaan "ij den raad van justitie te Banda; in 1867 geen enkele. De gezamenlijke raden van justitie hadden in elk der Jaren 1868 en 1869 slechts vier malen in hooger beroep ''egt te doen ; in 1868 éénmaal te Amboina in appèl van een vonnis van den landraad in eene zaak, waarin een Europeaan eischer was en waarbij de hoogero regter de uitspraak van den lageren vernietigde, en drie malen , mede *e Amboina, in appèl van vonnissen van het residentieSeregt ; in 1869 éénmaal in appèl van eene uitspraak van een landraad te Macassar in eene zaak, waarin een leemde Oosterling eischer was en waarbij de beslissing van den eersten regter werd bekrachtigd ; éénmaal in aPpèl van eene dergelijke uitspraak te Amboina, die verNo. 8. 10.
nietigd werd en waarin de eisch mede van een vreemden Oosterling uitging, en twee malen in appèl van beslissingen van den resident, beide te Amboina. In 1866 was geen enkel vonnis in hooger beroep geveld , in 1867 5. Naar den aard der regtsvorderingen onderscheiden, werden de vonnissen gewezen: in 1868 108, in 1869 123 op persoonlijke vorderingen , tegen Ü00 in 1866 en 174 in 1867; op zakelijke in 1868 12, in 1869 9 vonnissen, tegen 58 in 1866 en 22 in 1867 ; op gemengde in beide jaren geen enkel vonnis, tegen 9 in 1866 en 3 in 1867; op vorderingen tot geen hooger bedrag dan f 200 : in 1868 17, in 1869 39, tegen 23 in 1866 en 27 in 1867. In zaken van koophandel zijn geveld in 1868 25, in 1869 33 vonnissen, alle door den raad van justitie te Macassar. In 1866 en 1867 waren er jaarlijks 19 en 14 dergelijke vonnissen gewezen. Ter zake van overtredingen in hunne function begaan, zijn tegen ambtenaren van den burgerlijken stand, notarissen enz. in 1868 15, in 1869 24 beslissingen govallen. De staten van 1866 en 1867 wezen 32 en 3 vonnissen tegen deze personen aan. In 1868 werden die beslissingen gedaan : 1 door den raad van justitie te Macassar en 14
16
62
door dien to Amboina; in I860 4 door den raad van jnstitie te Padang, 10 door dien te Macassar en 10 door dien te Amboina. Executoir-verklaringen op uitspraken van scheidsmannen werden in 1868 en 186'J bij geen der raden van justitie gevraagd. In 1866 en 1867 was dit ook niet voorgekomen. "De verbetering of aanvulling van acten van den burgerlijken stand werd in 1868 bij 9 vonnissen to Amboina bevolen; in 1869 bij 1 vonnis to M.ieassar en bij 6 te Amboina. In 1866 en 1867 was dit jaarlijks bij 5 vonnissen geschied. Uitspraken betreffende den burgerlijken staat van personen, werden in geen der beide jaren gedaan. In 1866 was dit éénmaal, in 1867 geene enkele maal voorgekomen. Uitwijzing van eigendornsregt had in 1868 bij 2 vonnissen van den raad van justitie te Amboina plaats; in 1869 bij geen enkel. In 1866 had geene dergelijke uitwijzing plaats gehad, in 1867 éénmaal. Scheiding van goederen werd in 1868 niet, in 1869 éénmaal door den raad van justitie te ïernate bevolen. In 1866 en 1867 was dit niet voorgekomen. Scheiding van tafel en bed werd in 1868 niet uitgesproken , in 1869 éénmaal te Amboina. In 1866 was dit mede éénmaal, in 1867 geene enkele maal geschied. Echtscheiding werd in 1868 éénmaal uitgesproken bij vonnis van den raad van justitie te Macassar ; in 1869 niet. In 1866 was mede te Macassar één vonnis van echtscheiding geveld, in 1867 geen. Verklaringen van vermoedelijk overlijden van personen hadden in 1868 en 1869, even als in 1866 en 1867, niet plaats. Uitspraken betreffende onbeheerde nalatenschappen wer
den niet gedaan in 1868 en 1869. In 186G was dit 2 malen, in 1867 éénmaal voorgekomen. 11 beslissingen in 1868 en 5 in 1869, tegen 8 in 1866 en 9 in 1867, hielden in eene verklaring in staat van faillissem*nt; 6 in 1868 en 3 in 1869 werden gedaan dooi' den raad van justitie te Padang , 5 in eerstgenoemd , 2 in laatstgenoemd jaar door den raad van justitie te Macassar. Verklaringen in staat van kennelijk onvermogen en beschikkingen op verzoeken om surséance van betaling vielen niet voor in 1868 en 1869 , gelijk in 1866 en 1867 Dispositien betreffende vereffening van kosten, schade en interesten en aangaande vereffening van proceskosten, werden in 1869 en 1869 door geen der raden van justitio genomen. In 1867 was eene beschikking van eerstgenoemden aard door den raad van justitie te Padang gedaan. In 1866 en 1867 door de raden van justitie te Amboina on te Padang eene dispositie betreffende vereffening van proceskosten. Vorderingen tot verbeurdverklaring van regalen en beschikkingen in cas van praeferentie en concurrentie (Reglement 1819), kwamen in een der beide jaren, even alä in 1866 en 1867 niet voor. Het totaal voor de regtor-commissarissen bij de vijf raden van justitio verleden acten heeft in 1868 488, in 1869 551 bedragen, tegenover 703 in 1866 en 609 in 1867. Onder deze waren in 1868 369, in 1869 402 acten van eigendom; in eerstgenoemd jaar 96, in laatstgenoemd 14!' acten van hypotheek; in 1868 23, in 1869 geene acten vu;' cessio van hypotheek. Elke raad van justitie had in die totalen het volgend aandeel, vergeleken met de beide laatstvoorgaande jaren :
JAREN.
Padang.
o CL, 2 ~ 'm O m CL, oir
Macassar. Amboina.
M r% ^
C
w
o o. .2 ~ *QQ O
Banda.
o CL, 3 t_l 'M O
Tomate.
a
o
ü-=;
TOTAAL.
o o, o 'S 'm O M CL, ü J?
I860
1868
1867
1866
211
135
138
150
68
73
59
81
166
223
276
31
46
37
49
23
15
62
35
41
63
24
29
17
21
28
12
7
15
10
9
9
7
»
»
)j
»
20
21
36
46
16
12
10
14
n
r>
»
»
402
369
418
550
149
96
146
153
»
23
15

Het aantal verleden acten i3 in 1868 en 1869 aanmerkelijk minder dan in de jaren 1866 en 1867. In faillissem*nten, rangregelingen , enz., traden de regtercommissarissen op: in 1868 13 malen, waarvan 8 malen te Padang en 5 malen te Macassar; in 1869 8 malen, van welke 5 malen te Padang en 3 malen te Macassar. In 1866 waren zij mede 8 malen, waarvan 6 malen ter eerstgenoemde, 2 malen ter laatstgenoemde plaats opgetreden, in 1867 9 malen, van welke 6 te Padang en 3 te Macassar. Het cijfer der uitgebragto adviesen heeft in 1868 8, in 1869 7 beloopen. In eerstgenoemd jaar 5 door den raad van justitie to Macassar, 3 door dien van Amboina; in laatstgenoemd 2 te Padang, 2 te Macassar en 3 te Amboina. In elk der jaren 1866 en 1867 waren er 5 adviesen uitgebragt. De griffiers verzegelden in 1868 in 10 gevallen, in 1869 in 6. Onder die in eerstgenoemd jaar waren er 3, welke geschiedden bij sterfgevallen op verzoek van geregtigden : 1 te Padang en 2 te Macassar, en 7 bij faillissem*nten, waarvoor 2 te Padang en 5 te Macassar; onder die in laatstgenoemd 4 bij sterfgevallen, waarvan 3: 1 to Macassar, 1 te Amboina en 1 te Banda, op verzoek van belanghebbenden, de andere ambtshalve mede te Amboina, en 2 in geval van faillissem*nt te Macassar. In 1866 had
551
488
609
703
het aantal verzegelingen 9 bedragen, waaronder 7 in ca= van faillissem*nt en 2 bij overlijden op verzoek van ge regtigden in den boedel; in 1867 12, waarvan 9 bij fail' lissem*nten en 3 bij overlijden, mede op verzoek va" belanghebbenden in den boedel. Het totaal der ter griffie gedane inschrijvingen bedroej in 1868 een cijfer van 15, in 1869 van 9, tegen 8 i" 1866 en 13 in 1867. Daaronder waren in 1868 4, in 18ö9 2 acten van aanvaarding eens boedels onder voorregt va'1
boedelbeschrijving, en 7 acten in 1868 en 4 in 1869 vaf boedelverwerping; acten van beraad en van zuivere aaö' vaarding kwamen in beide jaren niet voor. De acten va!1
aanvaarding onder voorregt van boedelbeschrijving werde'1
ingeschreven, in 1868 1 ter griffie van den raad vffl justitie te Macassar en 3 ter griffie van den raad va* justitie te Amboina; in 1869 1 to Amboina en 1 te Band»' die van verwerping in 1868 1 te Macassar en 6 te Ata' boina; in 1869 alle te Amboina. In 1866 had het cijfe' der acten van verwerping 4 bedragen; in 1867 6; dat def
acten van aanvaarding onder voorregt van boedelbeschnj' ving in 1866 geen, in 1867 5. Voorts waren onder de inschrijvingen in 1868 4 acte" van handelsovereenkomsten , 1 te Macassar en 3 te Amboina in 1869 3, alle to Macassar. In 1866 waren er 4, 1 1867 2 ingeschreven.
63
Bodemerijbrieven werden in den loop der beide jaren niet ter inschrijving aangeboden. In 18GG en 1867 was dit ook niet gescbied. Execution ten gevolge van beslag op roerende goederen Vonden in 1868 57 malen, in 1869 55 malen plaats, tegen 36 malen in 1866 en 33 malen in 1867. Die in 1868 geschiedden : 27 door den griffier bij den raad van justitie te Padang, 18 door dien te Macassar, 9 te Amboina en 3 te Banda; die in 1869 17 te Padang, 17 te Macassar, 13 te Amboina en 8 te Banda.
II. In naam des Körtings regtsprekende regtbanken en geregten in de bezittingen buiten Java en Madura.
ü e in naam des Konings regtsprekende regtbanken in de buitenbezittingen, van welke opgaven ontvangen werden , hebben in de beide jaren, waarover dit verslag loopt, een grooter aantal burgerlijke zaken in eersten aanleg te behandelen gehad dan in de beide in het vorig verslag behandelde jaren. In 1866 had het cijfer dezer zaken 1739, in 1867 2040 bedragen. In 1868 heef?-, het een totaal van 3089, in 1869 van 2223 zaken beloopen. Welke de regtbanken zijn waar die zaken voorkwamen en hoe groot elks aantal is geweest, wordt in den volgenden staat bekend gesteld, waarbij ter vergelijking die der jaren 1866 en 1867 zijn gevoegd.
REGTBANKEN EN GEREGTES
WAAR
ZAKEN VOORKWAMEN.
1869,
Gewono landraad te Padang.
Magistraats-geregten in de resi dentie Tapanoli . . . .
Idem te Goenoeng Sitoli (Nias)
Residentieraad to Benkoelen .
Pangeransraad » »
Regtbank van burgerlijke en lijfstraffelijke regtpleging te Palembang
Idem voor kleino zaken te Pa lembanEr
Landraad te Muntok . . .
Residentie-gerekt te Muntok.
Geregten der ad- \ Djeboes. ministrateurste i Soengeislan
Residentieraad te Riouw . .
Landraad te Pontianak.
Magistraats-geregt te Pontianak
Landraad te Sambas . . .
M H Montrado.
» » Sintang . . .
» » Bandjermasin .
Magistraats-geregt te idem .
Landraad te Amoenthaij . .
» » Martapoera . .
Gewone landraad te Macassar
Magistraats-geregt n »
Transporteren .
140
25
9
13
21
157
186P. 1867. 186G.
8
86
1
2
4
4
53
2
7
23
13
135
124
J)
18
O O
141
!>
20
4
»
1 ! A
110
»
. I)
18
»
125
27
16
»
15
4
645
64
1
16
1
»
35
3
2
33
749
18
22
12
459
89
19
116
29
6
2
24
»
80
7
»
1
17
»
22
4
2
1
427
REGTBANKEN EN GEREGTEN
WAAR
ZAKEN VOORKWAMEN.
1869. 1868. 1867, 1866.
Per transport .
Idem in de Oosterdistricten van Celebes
Groote landraad te Amboina.
Gewone » » »
Magistraats-geregt te »
Landraad van Saparoea . .
Magistraats-geregt van Saparoea
Landraad van Hila en Larieke
» » Haroekoe .
» » Wahaaij (Ceram
Magistraats-geregt te Wahaaij
Landraad te Kajeli (Boeroe) .
Magistraats-geregt te idem idem
Land- of Minabassaraad te Menado
Magistraats-geregt to Ternate
Landraad te Timor Koepang
» » Boeleleng.
Magistraats-geregt te Boeleleng
Totaal .
645
39
807
18
206
13
23
1
128
»
240
87
1
10
4
749
51
1116
9
586
25
11
2
136
2
331
2223 3089
459
72
1033
9
22
8
120
n
246
12
30
»
8
15
2040
427
»
9
48
771
9
100
2
56
»
252
6
51
1739
De meeste burgerlijke zaken heeft ook thans weder het magistraats-geregt te Amboina; op dit volgen het magistraats-geregt van Saparoea, Haroekoe en Noessa-laut, de regtbank van burgerlijke en lijfstraffelijke regtspleging te Palembang, de gewone landraad te Padang en de magistraats-geregten te Boeroe en Wahaaij. Afgedaan werden in 1868 2937 zaken, in 1869 2054, tegen 1669 in 1866 en 1993 in 1867 ; 2851 van deze in 1868 en 1955 in 1869 gingen door eindvonnis van de rol, 86 in eerstgenoemd en 99 in laatstgenoemd jaar door afstand of roija. In 1866 waren 1592, in 1867 1844 zaken door eindvonnissen beëindigd, en 77 in eerstgenoemd en 149 in laatstgenoemd jaar door afstand of roija. Op ultimo December 1866 bleven 152 zaken aanhangig, op ultimo December 1869 169, tegen 70 in 1866 en 47 in 1867. Het gezamenlijk aantal der incidentele, praeparatoire en interlocutoire vonnissen heeft in 1868 26, in 1869 61 bedragen. In 1866 waren er 15, in 1867 10 dergelijke vonnissen gewezen. Bij 130 beslissingen in 1868 en 133 in 1869 , tegen 19 in 1866 en 37 in 1867 werden partijen niet-ontvankelijk verklaard in haren eisch. Doorgaans werd in de uitspraak van den eersten regter berust of was de zaak niet voor appèl vatbaar. Hooger beroep werd in 1868 slechts 18 malen, in 1869 12 malen, cassatie in 1868 2 malen aangeteekend. In 1866 was 10 malen, in 1867 18 malen door partijen in hooger beroep gegaan. De uitspraken, waarvan men in appèl ging, waren geveld: in 1868 5 te Palembang, 6 te Amboina, 2 te Pontianak en te Boeleleng en 1 te Riouw, Sambas en Wahaaij ; in 1869 4 to Amboina, 3 te Pontianak, 2 te Hila en Larieke en 1 te Riouw , Bandjermasin en Menado. In hooger beroep van andere geregten haddon genoemde regtbanken geene enkele- beslissing te nemen in 1868 en
64
1869. In 1866 had zich dit 4 malen, in 1867 geene enkelo maal voorgedaan.
III. Inlandsclie regtbanken in de bezittingen buiten Java en Madura, welke niet in naam des Konings regtspreken.
De niet in naam des Konings regtsprekende inlandsche regtbanken ïn de buitenbezittingen , over welke de opgaven loopen, zijn in 1868 eenige rapats 1er Sumatra's Westkust en die in de residentie Palembang, in 1869 eenige rapats in die beide gewesten, in de adsistent-residentie Benkoelen en de proatins in de Lampongsche districten. In de jaren 1866 en 1867 hadden zij over dezelfde vier gewesten geloopen. Volgens de opgaven zijn in 1868 807 en in 1869 609 burgerlijke zaken behandeld. In 1866 waren 673, in 1867 566 zaken vermeld. Van deze zijn door eindvonnis afgedaan in 1868 786, in 1869 532, door afstand van instantie ot roija in eerstgenoemd jaar 8, in laatstgenoemd geene. In 1866 en 1867 had het aantal eindvonnissen 616 en 511 bedragen, dat der afstanddoeningen of roija's 28 en 30. Als incidenteel, praeparatoir of interlocutoir gewezen worden vermeld in 1868 195, in 1869 150 vonnissen, tegenover geen enkel in 1866 en 4 in 1867.
Niet-ontvankelijk verklaard zijn partijen in 1868 17malen, in 1869 23 malen, tegen 32 malen in 1866 en 19 malen in 1867. Aanhangig zijn gebleven op ultimo December 1868 13 zaken, op ultimo December 1869 77. In 1866 waren aanhangig gebleven 32, in 1867 25 zaken.
IV. Acten van eigendom, hypotheek en cessie van hypotheek, verleden voor residenten en adsistent-residenten in de bezittingen buiten Java en Madura.
Ten overstaan van residenten en adsistent-residenten in de buitenbezittingen is in de beide jaren, waarover dit verslag loopt, een minder aantal acten van eigendom < hypotheek en cessie van hypotheek verleden dan in de beide laatstvoorgaande jaren. In 1866 waren 368, in 186' 242 van die acten gepasseerd. In 1868 zijn er 225, in 1869 207 verleden. Onder die in 1868 waren 174 acten van eigendom, 46 acten van hypotheek en 5 acten van cessie van hypotheek ; onder die in 1869 162 eigendomsacten, 39 hypotheekacten en 6 acten van hypotheek-cessie. Het volgend vergelijkend overzigt der laatste vier jaren wijst de autoriteiten aan, ten overstaan van welke zij zijn verleden en hoeveel van elke soort bij ieder dezer.
Acten verleden ten overstaan van den :
i § e » .
Acten van
a o ' O a
05 • SP "5
o
o
B H F.
5-^
« S m p. 0> >->
1 8 6 8 .
Acten van
a o a 60
'S 5 £
m a*
f -Ti
1 8 6 7 .
Acten van
a o 'U m <a bO
O O*
c; a) > 0) o "53 'S 2 TO £M CO > i
1 8 6 6 .
Acten van
y o 'O a <s so <u
n
19
3
50
6
15
20
8
24
36
4
8
32
20
3
248
PM o»
O C >-. A
n
»
»
33
n
47
n
n
11
»
»
n
13
8
n
112
5-*
'H Cu o >••
Resident der Padangsche bovenlanden . .
Adsistent-resident van Priaman
Rosident van Tapanoli
Adsistent-resident van Benkoelen . . . .
Resident der Lampongsche districten . . .
Idem van Palembang
Idem van Banka
Adsistent-resident van Billiton . . . . .
Resident van Riouw :
Idem der Wester-afdeeling van Borneo.
Adsistent-resident van Sambas
Resident der Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo
Idem van Menado
Idem van Timor .
Adsistent-resident van Boeleleng . . . .
Totaal . . . .
Totaal-generaal . . . .
»
3
2
24
3
20
26
»
19
27
JJ
8
17
8
5
162
»
1
»
8
»
17
2
!)
»
»
»
!)
7
4
»
39
207
»
6
7
19
2
20
16
1
20
29
3
24
25
2
174
13
6
15
46
225
n
3
5
21
2
23
4
4
36
28
2
5
32
20
3
20
40
242
14
368
Het grootste aantal acten werden verleden in 1868 te Timor, in 1869 te Benkoelen. Op deze volgen in 1868 Palembang en Benkoelen, in 1869 Palembang en Banka. De meeste acten van eigendom kwamen voor te Pontianak, Timor en Menado in 1868, te Pontianak, Banka
en Benkoelen in 1869 ; de meeste hypotheek-acten te Timor en te Palembang in 1868; te Palembang en Benkoelen in 1869; acten van cessie van hypotheek kwamen uitsluitend voor te Benkoelen.
65
DERDE AFDEELING.
GLOBAAL OVERZIGT,
A. Strafzaken.
a. M i s d r i j v e n .
I. Revisie over geheel Nedcrlandsch Indie.
De re«-tspraak in revisie over geheel Nedcrlandsch Indie te zamen heeft zich in 1868 over een grooter aantal beklaagden uitgestrekt dan in 1866, doch over een kleiner dan In 1867; in 1869 daarentegen over een grooter aantal dan in een dezer drie jaren. In de geheeleuitgestrektheid van dat gebied toch waren in 1866 de zaken van 63 J8 personen, in 1867 die van 7385 bij de gezamenlijke regtbanken in revisie aangebragt of van 't vorig jaar aanhangig gebleven; in 1868 daalde het aantal tot 6682, om in 1*869 te stijgen tot 8301 beklaagden. Onafgedaan waren in 1866 gebleven do zaken van 1497 , in 1867 die van 1092 beklaagden; 93 in eerstgenoemd en 166 in laatstgenoemd jaar waren gedurende het onderzoek hunner zaak overleden of werdon met vernietiging van de beslissing des eersten regters overgewezen naar den bevoegden- op ultimo December 1868 waren nog aanhangig in revisie de zaken van 1584, op ultimo December 1869 die van 578 personen, terwijl 120 in eerstgenoemd on 240 in laatstgenoemd jaar overleden waren of wel hunne zaken overgewezen naar den bevoegden regter. Het totaal der beklaagden (buiten de overledenen enz.ï wier zaken werden afgedaan, heeft derhalve bedragen in 1866 476b, in 1867 6127 in 1868 4978 en in 1869 7483 personen. _ _ Het aandeel der regtbanken in Nederlandsen Indie die buiten het Hooggeregtshof regtspraak in revisie uitoefenen, namelijk de raden van justitie te Macassar, Amboma en Ternate, is in deze totalen uiterst gering. In het cijfer der aanhangige zaken bedroeg dit in 1868 de zaken van 84 in 1869 die van 106 personen, tegen die van l/U Personen in 1866 en 104 personen in 1867; m dat der onafVedane zaken in 1868 3, 1869 2 beklaagden tegen 14 in 1866 en geene in 1867; in dat der afgedane zaken m 1868 83, in 1869 104 beklaagden, tegen 166 in 1866 en 104 in 1867. Al de zaken der overige beklaagden zijn in revisie bij het Hooggeregtshof voorgekomen en in de eerste afdeeling van dit verslag reeds vermeld. Hot ondervolgend staatje geeft de totalen der beklaagden aan, wier zaken in revisie behandeld zijn, afkomstig van de buitenbezittingen, dat zijn zoowel die bij het hof
als die bij de genoemde raden van justitie zijn aanhangig s m a a k t , en de totalen welke van Java en Madura afkomst!", alle bij het hof zijn aangebragt in de thans in behandeling zijnde jaren, vorgeleken met de beide laatstvoorgaande.
JAREN. Java
en Madura.
Buiten
bozittingen.
In geheel
Ned. Indie.
1869
1868
1867
1866
7854
6353
6921
5889
447
329
464
469
8301
6682
7385
6358
Van 100 beklaagden, wier zaken in Nederlandsch Indie in revisie werden behandeld, waren er in 1869 94, in 1868 95, in 1867 93 en in 1866 92, die in eersten aanleg voor eene regtbank op Java en Madura teregt hadden gestaan; in 1869 6, in 1868 5, in 1867 7 en in 1866 8, die in eersten aanleg voor eene regtbank op de buitenbezittingen waren beregt. # Onder de zaken in revisie afgedaan in goheel Nederlandsch Indie, waren in 1868 1937, in 1869 2146 arresten of vonnissen, waarbij in de beslissing van den eersten regter berust of deze bekrachtigd werd, tegen 1248i in 1866 en 2236 in 1867; terwijl bij 304L uitspraken m 186b en bij 5337 in 1869 de eerste regterlijke beslissing geheel often deele werd gewijzigd, tegenover 3520 in 1866 en 3891 in 1867. In deze getallen was het aandeel van de uitspraken der drie raden van justitie in de buitenbezittingen : in 1868 13, in 1869 33, welke zijn bekrachtigd of waarin werd berust, tegen 33 in 1866 en 14 in 1867; 68 in 1868 en 71 in 1869, die geheel of gedeeltelijk zijn gewijzigd, tegenover 111 in 1866 en 90 in 1867. De overige waron beslissingen van het Hooggeregtshof van Nederlandsch Indie. Hoe de verhouding van de bekrachtigende en berustende tot de geheel of ten deele wijzigende uitspraken was, onderscheiden naarmate de vonnissen van Java en Madura of van de buitenbezittingen afkomstig waren, blijkt uit de onderstaande vergelijking.
V O N N I S S E N I N R E V I S I E .
JAREN.
1869
1868
1867
1866
Van Java en Madura.
Bekrach
tigd of
berust.
1984
1803
2090
1165
Geheel
of ten deele
gewijzigd.
5093
2895
3629
3322
Totaal.
7077
4698
5719
4487
Van de buitenbezittingen.
Bekrach
tigd of
berust.
162
131
146
83
Geheel
of ten deele
gewijzigd.
244
146
262
198
Totaal.
406
280
408
281
Van geheel
Bekrach
tigd of
berust.
2146
1937
2236
1248
Nederland
Geheel
of ten deele
gewijzigd.
5337
3041
3891
3520
3ch Indie.
Totaal.
7483
4978
6127
4768
De verhoudin" der beslissingen in revisie was derhalve: dat van 100 vonnissen in eersten aanleg van Java en Madura afkomstig, in 1869 28,03, in 1868 38,37, in 1867 36,54 en in 1866 25,96 in revisie werden bekrachtigd of
N°. 8. 10.
in do uitspraken berust, terwijl in 1869 71,96, in 1868 61,62, in 1867 63,45 en in 1866 74,03 vonnissen geheel of'ton deele werden gewijzigd. . dat van 100 vonnissen in oersten aanleg op de bmten17
66
bezittingen in 1869 39,90, in 1868 47,85, in 1867 35,78 en in 1866 29,53 vonnissen in revisie zijn bekrachtigd of in de uitspraken is berust, terwijl in 1869 60,09, in 1868 52,14, in 1867 64,21 en in 1866 70,46 vonnissen geheel of ten deele zijn gewijzigd ; dat van 100 vonnissen in eersten aanleg in geheel Nederlandsen Indie gewezen, in revisie zijn bekrachtigd of in de uitspraak van den eersten regter is berust: in 18G9 28,67, in 1868 38,91, in 1867 36,49 en in 1866 26,17, geheel of ten deele gewijzigd in 1869 71,32, in 1868 61,08, in 1867 63,50 en in 1866 73,82. Het aantal in revisie vrijgesproken of van regtsvervolging ontslagen personen heeft in geheel Nederlandsen Indie bedragen: in 1868 1226, in 1869 1413. In 1866 en 1867 was het geweest 1200 en 1337.
Het totaal der veroordeelden in revisie heeft bedrage? in 1868 3692, in 1869 5967, tegen 3450 in 1866 en 4676 in 1867. Onder de 1226 vrijspraken of ontslagen van regtsvel volging in 1868 zijn er 5, onder de 1413 van 1869 12. die geschiedden door de raden van justitie op de buitenbezittingen regtdoende in revisie. Onder de 3692 voroordeelmgen van 1868 zijn er 68, onder de 5967 van 1869 90 , die afkomstig zijn van die regtscollegien. In 1866 en 1867 waren er onder de vrijspraken 17 en 5, onder do veroordeelingen 127 en 84 geweest, welke op de buitenbezittingen waren gewezen. In de onderstaande tabel worden de veroordeelendo en vrijsprekende uitspraken in revisie aangegeven.
JAREN
1869
1868
1867
1866
A A N T A L B E S L I S S I N G E N I N R E V I S I E .
VAN
Vrijspraken of ontslagen van regtsvervolging.
1235
1096
1290
1158
JAVA EN MADURA.
Veroor
deelingen.
5744
3554
4330
3211
Totaal.
6979
4650
5620
4369
VAN DE
Vrijspraken of ontslagen van regtsvervolging.
178
130
47
42
BUITENBEZITTINGEN.
Veroor
deelingen.
223
138
346
239
Totaal.
401
268
393
281
VAN GEHEEL NEDERLANDSKUINDIE.
Vrijspraken of ontslagen van regtsvervolging.
1413
1226
1337
1200
Veroor
deelingen.
5967
3692
4676
3450
Totaal.
7380
4918
6013
4650
Bij deze totalen moeten nog gevoegd worden in 1869 101, in_1868 52, in 1867 99 en in 1866 106 uitspraken op vonnissen van Java en Madura, en 2 beslissingen in 1869, 8 in 1868, 15 in 1867 en 12 in 1866 op vonnissen van de buitenbezittingen , waarbij de zaken werden verwezen naar den bevoegden regter. Gemiddeld zijn dus : van 100 beklaagden van misdrijf op Java en Madura in revisie vrijgesproken of van regtsvervolging ontslagen in 1869 17,69, in 1868 23,57, in 1867 22,95 en in 1866 26,50 personen, en veroordeeld 82,30 personen in 1869 76,43 in 1868, 77,04 in 1867 en 73,49 in 1866; van 100 beklaagden in de buitenbezittingen in revisie vrijgesproken of van regtsvervolging ontslagen in 1869 44,38, in 1868 48,50, in 1867 11,95 en in 1866 14,94 personen; en veroordeeld in 1869 55,61, in 1868 51,49 in 1867 88,04 en in 1866 85,05 personen ; van 100 beklaagden in geheel Nederlandsch Indie in revisie vrijgesproken of van regtsvervolging ontslagen in 1869 19,14, in 1868 24,93, in 1867 22,23 en in 1866 25,80 personen, en veroordeeld in 1869 80,85, in 1868 75,07, in 1867 77,76 en in 1866 74,19. In geheel Nederlandsch Indie zijn in de beide jaren waarover dit verslag loopt ter zake van misdrijf de volgende straffen in het hoogste ressort opgelegd:
de doodstraf in 1868 42, in 1869 87 malen, tegen 44 malen in 1866 en 111 in 1887; straffen voor eenen duur van meer dan 10 tot 20 jaren, in 1868 80, in 1869 72 malen, tegen 60 malen in 1866 en 210 in 1867; straffen voor eenen duur van meer dan 5 tot 10 iaren
111 o8 0 6A8-17Ïi/.in 1 8 6 9 2 2 3 m a l o n ' t e S e n 1 G 3 malen in 1866 en 320 m 1867; straffen voor eenen duur van meer dan 2 tot 5 iaren in 1868 1316, in 1869 2188 malen, tegen 1327 malen in 1866 en 1984 in 1867; straffen voor eenen duur van meer dan 6 maanden tot 2 jaren, in 1868 1411, in 1869 2651 malen, tegen 1551 malen in 1866 en 1596 in 1867; straffen voor eenen duur van 6 maanden en korter, in 1868 619, in 1869 729 malen, tegen 305 malen in 1866 en 439 in 1867; geldboete in 1868 23, in 1869 17 malen, tegen geen enkelen keer in 1866 en 16 malen in 1867. De verhouding der straffen in 1868 en 1869 in revisie opgelegd aan de veroordeelden van Java en Madura tot die, waartoe de veroordeelden van de buitenbezittingen zijn verwezen, vergeleken met de beide laatstvoorgaando jaren, doet de volgende staat kennen:
67
fi
Q 1-3 a o o
12
Q O M
•—i CC
PI §
*<
• H
H CO
_
w
Q Z
3 t/3 Q Z •«!
C H Q
Z
O
Z
z
H
ra z H 3
w Q
•i a P <
z w
!» <<
Totaal
straffen.
• o p o q p p j T )
• j g p u i i n uo uopucura 9 }ox
•ue-vef g
}0} U9pU13«lU g U9A0JT
•uejisf c -jo; g n9A0f[
•USI13f Ol }0J Q H9A0JJ
•H9.refo5 loi OT u9Aog
•J«.T}gp00(J
S t® =3 Sto g
•ejooqpi9JC)
MDpniui ng aapuBtsui g }oj.
•U9JBf g }oj ugpuBura 9 aaAog;
•U9JB_f g }o| g u9Aog;
•uo-ref OT W ç u9Aog;
'«^eroS^oioiuaAoa
•JBJJSpOOQ
^3 c
•e?9oqpi9Q
•lepuiui UO UOpU'BBUI 9 ^OJ,
•ae.tBf g <\o% nepn«vui g naAog
•aajBf ç :,oT g U9A0JI
•U9.ref o i ?oigu9Aog
•nM«foswoT«OAoa:
•J«JTspooQ
1-5
en ira
o i—1
C i <M
i—l »O CO (M
CO CO
(M
CO
(M
'M fr
frco
CO (M (M
=
CO
Cn co
frCS
G5 CM
co
(M
t> i r a
fr
co •M 1 >
(M CO ira (M
C3 O <M
en i—1
en >ra
ira l >
OS ce ce r
(M en co co
co CM
en -r1
T-l r H • * r H
CO
CO
T—(
• - I t> - H
C CO
(M
co co
T—1
a
co
1 — , rH
ira i r a
r H
l O i—l
fr
•ra ira co
co (M
CO rH co
o frco r H
T—1 CO (M r H
t> i r a r H
ira co
l O co
co co ce r-1
CO free -*
CD
en co r r
co en ira
co C 3
' o (M CO
O 1—, (N
r - , r H
CD r h CO
=
1—1
T H
en en
(M CO T—1
CM
frC0
ira (M
O CO CO rH
CO 1—1
co <M rH
t'en r r
i r a 0 0 r H
oo fr(M
CO fr
co CO
o CO CO r H
O ira rH co
=
i r a o CO
•ra i r a rH frrM CO TH
CO CO
1—<
o CO
rH rH
en CO
o rH
0 0 fr
C0 o r H
(M
rH
CO r H
r H tM CO
K
if C C
c fr
•5
3
M 4
rH (M (M 1-H
(M rH i—1
CO
r H co
CT CO X IH
Do verhouding der straffen onderling berekend op 100 veroordeelden is ongeveer de volgende: van de 100 beklaagden op Java en Madura zijn in revisie veroordeeld : tot de doodstraf in 1869 i,32, in 1868 0,98, in 1867 1,98 en in 1866 0,95 personen; tot dwangarbeid of tuchthuisstraf voor een duur van 10 tot 20 jaren in 1869 1,02, in 1868 1,82, in 1867 3,99 en in 1866 1,43 personen; tot tuchthuis, verbanning, dwangarbeid of gevangenis voor een duur van 5 tot 10 jaren, in 1869 3,37, in 1868 4,41, in 1867 6,42 en in 1866 4,42 personen; tot die straffen voor een duur van 2 tot 5 jaren, in 1869 36,40, in 1868 35,48, in 1867 42,77 en. in 1866 38,12 personen ; tot een dezer straffen voor langer duur dan 6 maanden tot 2 jaren, in 1869 44,95, in 1868 38,54, in 1867 34,57 en in 1866 45,87 personen; tot straffen voor een duur van 6 maanden en minder, in 1869 12,63, in 1868 18,09, in 1867 9,88 en in 1866 9,18 personen; tot geldboeten, in 1869 0,31, in 1868 0,64, in 1867 0,36 en in 1866 geen enkel persoon. Van 100 beklaagden van de buitenbezittingen zijn in revisie veroordeeld : tot de doodstraf, in 1869 5,38, in 1868 5,07, in 1867 7,22 en in 1866 5,44 personen; tot tuchthuis of dwangarbeid voor 10 tot 20 jaren, in 1869 5,82, in 1868 10,86, in 1867 10,69 en in 1866 5,85 personen; tot tuchthuis, verbanning, dwangarbeid of gevangenis voor een duur van 5 tot 10 jaren , in 1869 13,00, in 1868 10,14, in 1867 12,16 en in 1866 8,78 personen ; tot een dier straffen voor een duur van 2 tot 5 jaren , in 1869 43,49, in 1868 39,85, in 1867 38,15 en in 1866 43,09 personen ; tot dezelfde straffen voor een duur van 6 maanden tot 2 jaren, in 1869 30,94, in 1868 29,71, in 1867 28,61 en in 1866 32,63 personen; tot straffen voor een duur van 6 maanden en minder, in 1869 1,34, in 1868 4,34, in 1867 3,17 en in 1866 4,18 personen; tot geldboete geen enkel persoon. Van 100 beklaagden in geheel Nederlandsch Indie zijn in revisie veroordeeld: in 1869, tot de doodstraf 1,45 personen; tot de straf naast de doodstraf 1,20 personen ; tot straffen voor een duur van 5 tot 10 jaren 3,73; tot die voor een duur van 2 tot 5 jaren 36:66; tot die voor een duur van 6 maanden tot 2 jaren 44,45; tot die voor een duur van 6 maanden en minder 12,23; tot geldboeten 0,28 personen; in 1868, tot de doodstraf 1,10 personen; tot de straf naast de doodstraf 2,16 personen; tot straffen voor een duur van 5 tot 10 jaren 4,67; tot die voor een duur van 2 tot 5 jaren 35,64 ; tot die voor een duur van 6 maanden tot 2 jaren 38,21; tot straffen voor een duur van minder dan 6 maanden 17,57 en tot geldboeten 0,62 personen; in 1867, tot de doodstraf 2,37; tot de straf naast de doodstraf 4,49; tot straffen voor een duur van 5 tot 10 jaren 6,84; tot die voor een duur van 2 tot 5 jaren 42,42; tot die voor een duur van 6 maanden tot 2 jaren 34,13; tot straffen voor een duur van minder dan 6 maanden 9,38; tot geldboete 0,34 personen; in 1866, tot de doodstraf 1,27; tot de straf naast die des doods 1,73; tot straffen voor een duur van 5 tot 10 jaren 4,70; tot die voor een duur van 2 tot 5 jaren 38,46; tot die voor een duur van 6 maanden tot 2 jaren 44,97; tot straffen voor een duur van minder dan 6 maanden 8,84: tot geldboete geen enkel persoon.
II. Eerste aanleg over geheel Nederlandsch Indie.
In eersten aanleg ter zake van misdrijf' teregtstaande voor eenige regtbank in Nederlandsch Indie, uitgezonderd de eigene regtbanken van den soesoehoenan van Soerakarta en van den prins ARIO MANGKOE NEGORO, is het aantal boklaagden in geheel Nederlandsch Indie in de beide jaren in dit verslag behandeld grooter dan in de twee laatstvoorgaande jaren. In 1868 hebben teregtgestaan 10 584 personen , in 1869 10 650; in 1866 had hun aantal 8774, in 1867 10 041 bedragen.
68
Hoe groot het aantal was dat in elk dezer jaren op Java en Madura heeft teregtgestaan en hoe groot dat, hetwelk op de buitenbezittingen wegens misdrijf in regten
werd betrokken, onderscheiden naar de drieledige verdeeling der misdrijven in het strafregt, blijkt uit het onderstaand vergelijkend overzigt.
G K T A L B E K L A A G D E N .
JAREN.
OP JAVA EN MADUKA.
1869
1868
1867
1866
a c; > ; ^ H " J
Ti
a a si >
'Cv a
iL
M C3 03 N
a CD CD a
CD 6li
CS
a CD >
' O 2 a a 03 >
a (0 si 0> f »
a a o ai u
Ci.
CD 13
S 13 B i3 a .2 a o a O r t B 60 S CD - • . £ CD a 6i
03
IN DE BUITENBEZITTINGEN.
0 > ;pp
T3 00 'a
a CCI t>
•M 03
CD C3 'S N
CD a o 602 CD a f CD 6 0 '"03
Ö o
;p^s
^ 3 • 2 S a oj >
a hl o
a a o
t-4
Cii
CD 1 3
0 a 'O a a a o CD 1 3 60 a C* CD
> o H
IN GEHEEL NEDERLANDS«! INDIE.
'O
CK 'a a CS
CD a a CD CD
a ' c * a o CD m 6 0 SH CD CD f' PH a C3
§ 1 a a o CD 13 60 n CD S ^ip 'S
cS
o H
201
248
246
341
793 6 851
809
946
7 116
6 876
772 5 869
7 845
8173
8 068
6 982
484
442
413
594
571
1323
1356
519 1012
436 943
2 805
2411
1973
1792
1089
732
1387
1380
688
754
8 174
8 472
1 465 7 888
1208 6 812
10 650
10 584
10 041
8 774
Op Java en Madura is het aantal beklaagden ter zake van misdrijven tegen de algemeene zaak in 1868 bijna <reliik, in 1869 aanmerkelijk lager dan in de beide laatstvoorgaande jaren; dat van beklaagden wegons misdrijven te<*en de personen in beide jaren veel lager dan m 1867, doch hooger dan in 1866 ; dat van beklaagden ter zake van misdrijven tegen de eigendommen in 1868 hooger dan in de beide voorgaande jaren, in 1869 lager dan in 1867, hoo-er dan in 1866. Het geheel totaal der beklaagden m dagdeel van Nederlandsen Indie is in 1868 grooter dan in 1867 en 1866, in 1869 echter kleiner dan m 1868 en 1867, doch aanmerkelijk grooter dan in 1866. In de buitenbezittingen bedraagt het getal beklaagden ter zake van misdrijven tegen de algemeene zaak in 1869 bijna het dubbele van dat der drie voorgaande jaren; in 1868 verschilt het weinig van 1867 en 1868; dat van beklaagden ter zake van misdrijven tegen de personen is in beide jaren hooger dan in 1867 en 1866; dat van beklaagden ter zake van misdrijven tegen de e.gendommen aanmerkelijk grooter dan vroeger en vergeleken met 1867 ongeveer met l/4 van het xoor dat jaar verkregen cijfer vermeerderd. Het geheele aantal der beklaagden in de buitenbezittingen is mede in 1868 en 1869 belangrijk toe
»enomen. . , , • , Over geheel Nederlandsen Indie genomen is het totaal beklaagden wegens misdrijven tegen de algemeene zaak in 1868 minder dan in 1866, doch meer dan m 1867, in 1869 meer dan in elk dezer drie jaren; het totaal der beklaagden wegens misdrijven tegen de personen m beide jaren minder dan in 1867, doch meer dan in 1866_; het totaal van beklaagden wegens misdrijven tegen de eigendommen in 1869 doch vooral in 1868 sterk toegenomen in vergelijking met de totalen der jaren 1867 en 1866. 33e cremiddolde verhouding van de drie soorten van misdrijven op Java en Madura, in de buitenbezittingen en m geheel Nederlandsen Indie was in de beide jaren waarover dit verslag loopt mede vergeleken met de twee laatstvoorgaande de° volgende: . Op Java en Madura waren van 100 personen, die in den eersten aanleg ter zake van misdrijf teregtstonden in 1869 2,56 beschuldigd van misdrijven tegen de algemeene zaak, 10,10 van die tegen de personen en 87,33 van die tegen de eigendommen; in 1868 3,03 van misdrijven
tegen do algemeene zaak, 9,89 van die tegen de personen on°87,07 van die tegen de eigendommen; in 1867 3,04 ter zake van misdrijven tegen de algemeene zaak, 1172 ter zake van misdrijven tegen de personen on 85,23 ter zake van misdrijven tegen do eigendommen; in 1866 4,88 beschuldigd van misdrijven tegen de algemeene zaak, 11,0" van die tegen de personen en 81,05 van die tegen de eigendommen. Op de buitenbezittingen waren van 100 personen in eersten aanleg wegens misdrijf teregtstaande in 1869 31,60 beklaagd van misdrijven tegen de algemeene zaak, 21,1» van misdrijven tegen de personen en 47,16 van misdrijven tegen de eigendommen ; in 1868 20,07 beschuldigd van misdrijven tegen de algemeene zaak, 23,68 van misdrijven tegen de personen en 56,24 van misdrijven tegen de eigendommen; in 1867 22,40 teregtstaande wegens misdrijven tegen do algemeene zaak,. 26,30 wegens misdrijven tegen de" personen en 51,29 wegens misdrijven tegen de eigendommen; in 1866 23,04 beklaagd van misdrijven tegen de algemeene zaak, 24,33 van misdrijven tegen de personen en 52,62 van misdrijven tegen de eigendommen. In geheel Nederlandsen Indie waren van 100 personen die in eersten aanleg ter zake van misdrijf teregtstonden. in 1869 10,22 beschuldigd van misdrijven tegen de algemeene zaak, 13,02 van misdrijven tegen de personen e» 76,75 van misdrijven tegen de eigendommen; in 1868 6, J» beklaagd van misdrijven tegen de algemeene zaak, 13,0« van die tegen de personen en 80,05 van die tegen de eigen' dommen; in 1867 6,84 teregtstaande wegens misdrijvo' tegen de algemeene zaak, 14,59 wegens die tegen de per' sonen en 78,56 wegens die tegen de eigendommen. 1' 1866 8,59 beklaagd van misdrijven tegen de algemeen zaak, 13,77 van die tegen de personen en 77,63 van d> tegen de eigendommen. i Naar het geslacht onderscheiden waren de beklaagde over geheel Nederlandsch Indie verdeeld in 10 259 manne en 325 vrouwen in 1868, en in 10 271 mannen en 3 1 vrouwen in 1869. In 1866 waren zij verdeeld geweest i 8440 mannen en 334 vrouwen, in 1867 in 9701 manne en 340 vrouwen. „ Hoeveel van elk dezer hoeveelheden op Java en Mad u en hoeveel op de buitenbezittingen komen, toont het fO gende staatje aan.
69
JAREN.
1869
1868
1867
1866
G E T A L B E K L A A G D E N ,
OP JAVA. EN MADURA. OP DE BUITENBEZITTINGEN. IN GEHEEL NEDERLANDSCH INDIE.
Mannen. Vrouwen. Totaal. Mannen
7 522
7 910
7 784
6 695
232
263
284
287
7 845
8173
8 068
6 982
2 749
2 349
1917
1745
Vrouwen.
56
62
56
47
2 805
2411
1973
1792
lannen.
10 271
10 259
9 701
8 440
Vrouwen.
379
325
340
33 t
Totaal.
10 650
10 584
10 041
8 774
Op 100 beklaagden ter zake van misdrijf komen derhalve ongeveer voor op Java en Madura in 1869 en 1866 95 mannen en 5 vrouwen, in 1868 en 1867 96 mannen en 4 vrouwen ; in de buitenbezittingen in 1869 98 mannen en 2 vrouwen, in 1868, 1867 en 1866 97 mannen en 3 vrouwen; over geheel Nederlandsen Indie in elk der vier jaren ongeveer 96 mannen en 4 vrouwen. Naar hunnen landaard waren de beklaagden wegens
Europeanen, 371 vreemde Oosterlingen en 10 042 inlanders in 1868, en 197 Europeanen, 351 vreemde Oosterlingen en 10 102 inlanders in 1869. In 1867 hadden zij bestaan uit 110 Europeanen, 313 vreemde Oosterlingen en 9618 inlanders, in 1866 uit 81 Europeanen, 267 vreemde Oosterlingen en 8426 inlanders. De verdeelïng naar hun landaard tusschen Java en Madura en de buitenbezittingen wordt in den ondervolgenden vierjarigen staat aangeduid. m i s u n j i m g o n t a i j . .
JAREN.
1869.
1868. . •
1867. . .
1866. . .
G E T A L
OP JAVA EN MADURA.
I à
CD a C3 CD P-l O Î-. ri 178
150
95
71
ri
Vreemde Oosterlinge
214
212
185
154
Inlanders.
7 453
7 811
7 788
6 757
"ca c3 O H
7 845
8 173
8 068
6 982
B E K L A A G D E
IN DE BUITENBEZITTINGEN.
.
Europeanei
19
21
15
10
ri e.s
CD •— 2 33 h> co r o O 137
159
128
113
m
T3 5 a M
2 649
2 231
1830
1 669
Totaal.
2 805
2 411
1973
1792
N.
IN GEHEEL NEDERLANDSCIl
ri
Europeane
197
171
110
81
ri
Vreemd Oosterling
351
371
313
267
Inlanders.
10 102
10 042
9 618
8 426
INDIE.
Totaal.
10 650
10 548
10 041
8 774
Gemiddeld waren dus van 100 beklaagden ter zake van misdrijf in geheel Nederlandsen Indie 95 inlanders, 3 vreemde Oosterlingen en 2 Europeanen ; op Java en Madura was de verhouding nagenoeg dezelfde ; in de buitenbezittingen was zij 94 inlanders tegen ruim 4 vreemde Oosterlingen en 1 Europeaan. Bij een onderzoek naar den leeftijd der mannelijke beklaan-den van misdrijf in geheel Nederlandsch Indie, blijkt het dat in 1868 369 personen waren beneden den 20jarigen en 160 boven de 50jarigen leeftijd, 6542 van 20 tot 35 jaren oud en 3182 van 35 tot 50 jaren, terwijl van 6 beklaagden geen leeftijd is opgegeven; en dat in 1869 394
personen minder dan 20 jaren en 190 meer dan 50 jaren oud waren, terwijl 6453 een ouderdom van 20 tot 35 jaren en 3234 een van 35 tot 50 jaren hadden. In 1866 en 1867 waren er onder de beklaagden geweest: 335 en 323 personen jonger dan 20 jaren ; 176 en 194 ouder dan 50 jaren , 5491 en 6202] personen van een leeftijd tusschen 20 en 35 jaren, en 2438 en 2982 personen van een leeftijd tusschen 35 en 50 jaren. Hoeveel van elk dezer totalen in die jaren komt op Java en Madura, hoeveel op de buitenbezittingen, blijkt uit de volgende vergelijkende tabel.
JAREN.
G E T A L M A N N E L I J K E B E K L A A G D E N .
OP JAVA EN MADURA.
CD ï * na c3 CD '7~> a o
T3
O *- a O !-. <M CÖ
>
2 ri G Œ> CO U > c3 O " - 5 « o »o
Totaal.
IN DE BUITENBEZITTINGEN.
fl CD
a o 0> CM Ti
Sa o 2 CM CS W o Totaal.
IN GEHEEL NEDERLANDSCH INDIE.
fl CD
M a \a C3 CO
CC C3 go
P CD CU U > CS O " - i M o
Totaal.
1869
1868
1867
1866
287
270
249
253
4514
4860
4740
4197
2562
2642
2629
2094
159
138
166
151
7522
7910
7784
6695
107
99
74
82
1939
1682
1462
1294
672
540
353
344
31
22
28
25
2749
2343(11
1917
1745
394
369
323
335
6453
6542
6202
5491
3234
3182
2982
2438
190 10 271
160
194
176
10 253(1)
9701
8440
(1) Van 6 beklaagden op de buiteabôzittingen wordt geen leeftijd vermeld.
N°. 8. 10. 18
70
Op 100 mannelijke beklaagden van misdrijf waren er op Java en Madura in 1869 3,81 beneden de 20 jaren oud; 60,01 van 20 tot 35 jaren oud; 34,06 van 35 tot 50jaren oud, en 2.11 boven de SOjarigon leeftijd; in 1868 3,41 beneden de 20 jaren; 61,44 van 20 tot 35 jaren; 33,40 van 35 tot 50 jaren en 1,74 boven de 50 jaren. In do beide voorgaande jaren was die verhouding de volgonde geweest: in 1867 3,19, in 1866 3,77 beneden de 20jaren; in 1867 60,89, in 1866 62,68 van 20 tot 35 jaren oud; in 1867 33,77, in 1866 31,27 van 35 tot 50 jaren oud; en in 1867 2,13, in 1866 2,25 boven den SOjarigen leeftijd. In de buitenbezittingen kwamen op 100 mannelijke beklaagden van misdrijf voor : in 1869 3,89 beneden den 20jarigen leeftijd; 70,53 van 20 tot 35 jaren oud; 24,44 van 35 tot 50 jaren oud en 1,12 boven den 50jarigen leeftijd; in 1868 4,22 beneden 20 jaren , 71,78 van 20 tot 35 jaren; 23,06 van 35 tot 50 jaren, en 0,93 boven de 50 jaren oud. In de beide voorgaande jaren waren aldaar op 100 mannelijke beklaagden voorgekomen in 1867 3.86, in 1866 4,69 beneden 20 jaren; in 1867 76,26, in 1866 74,15 van 20 tot 35 jaren oud; in 1867 18,40, in 1866 19,71 van 35 tot 50 jaren oud; in 1867 1,46, in 1866 1,43 boven de 50 jaren oud. Over geheel Nederlandsch Indie genomen treft men in die jaren op 100 mannelijke beklaagden aan: in 1869 3,83, in 1868 3,59 personen beneden den 20jarigen leeftijd, tegen
3,32 in 1867 en 3,96 in 1866; in 1869 62,82, in 1868 63,80 personen van 20 tot 35 jaren oud, tegenover 63,93 in 1867 en 65,05 in 1866; in 1869 31,48, in 1868 31,03 personen van een leeftijd van 35 tot 50 jaren, tegen 30,73 in 1867 en 28,88 in 1866; in 1869 1,84, in 1868 1,56 personen boven den 50jarigen leeftijd tegenover 1.99 in 1867 en 2.08 in 1866. Van 10 584 personen die in 1868 in geheel Nederlandsch Indie ter zake van misdrijf' voor den regtor werden getrokken, zijn 6706 veroordeeld en 1968 vrijgesproken of van regtsvervolging ontslagen; 46 beklaagden ontvlugtten of overleden, terwijl op ultimo December de zaken van 1861 nog aanhangig v/aren; van 10 650 personen die in 1869 als beschuldigd van eenig misdrijf teregtstonden, zijn 7242 veroordeeld on 1931 vrijgesproken of van regtsvervolging ontslagen; 70 overleden of ontvlugtten staande het onderzoek en van 1407 waren de zaken op ultimo van het jaar nog aanhangig. In 1866 en 1867 waren 5865 en 6981 personen veroordeeld: 1748 en 2052 vrijgesproken of' van regtsvervolging ontslagen ; 24 en 10 overleden of. ontvlugtten vóór de regterlijke beslissing ; terwijl de zaken van 1137 en 998 beklaagden op ultimo van elk jaar nog in onderzoek waren. Het jaarlijksch aandeel dat Java en Madura en dat hetwelk de buitenbezittingen in deze totalen hadden, wordt in den volgenden staat aangetoond.
Jaren.
1869
1868
1867
1866
A A N T A L B E K L A A G D E N .
OP JAVA EN MADURA.
CD TS t-t O O 3 >
5124
5065
5548
4530
Vrijgesproken of ontslagen van regtsvervolging.
1528
1575
1699
1474
Wier zaken zijn aanhangig gebleven.
1172
1499
820
974
O
9 bo
o> >
O
21
34
1
4
'S
O
7845
8173
8068
6982
IN DE BUITENBEZITTINGEN.
"3
CD
O o Ui CD
2118
1641
1433
1335
Vrijgesproken of ontslagen van regtsvervolging.
403
393
353
274
Wier zaken zijn aanhangig gebleven.
235
365
178
163
5« O gl*
CD £ t> O O
49
12
9
20
"3
ca O H
2805
2411
1973
1792
INT GEHEEL NEDERLANDSCH INDIE.
T3
<S
o p s >
7242
6706
6981
5865
Vrijgesproken of ontslagen van regtsvervolging.
1931
1968
2052
1748
Wier zaken zijn aanhangig gebleven.
1407
1864
998
1137
o
'O ^ * "3 g § O
70
46
10
24
"3 ö o
10 650
10 584
10 041
8 774
Van 100 beklaagden ter zake van misdrijf op Java en Madura werden dus in 1869 65,32 veroordeeld, 19,48 vrijgesproken of' van regtsvervolging ontslagen en bleven de zaken van 14,93 personen aanhangig; in 1868 61,97 veroordeeld, 19,27 vrijgesproken of van regtsvervolging ontslagen en bleven van Ï8,34 personen de zaken aanhangig. In 1867 en 1866 was aldaar de verhouding op 100 beklaagden geweest dat 68,76 en 65,02 werden veroordeeld, 21,05 en 21,11 vrijgesproken of van regtsvervolging ontslagen en van 10,16 en 13,86 beklaagden de zaken in onderzoek bleven. In de builenbezittïngen werden van 100 beklaagden in 1869 75,50 veroordeeld, 14,36 vrijgesproken of van regtsvervolging ontslagen: van 8,38 personen bleven de zaken aanhangig; in 1868 68,06 veroordeeld, 16,30 vrijgesproken of ontslagen van regtsvervolging en waren er 15,13 personen van welke de zaken onafgedaan bleven. In 1867 en 1866 was aldaar de verhouding op 100 beklaagden geweest dat 72,63 en 74,49 veroordeeld en 17,89 en 15,29 vrijgesproken of van regtsvervolging ontslagen werden, terwijl van 9,02 en 9,09 de zaken aanhangig bleven. Over geheel Nederlandsch Indie genomen was de verhouding de volgende : van 100 beklaagden in 1869 zijn 68,00 veroordeeld en 18,13 vrijgesproken of van regtsvervolging ontslagen, terwijl van 13,21 de zaken in onderzoek waren; in 1868 zijn 63,35 veroordeeld en 1^,59 vrijgesproken of' van regtsvervolging ontslagen, terwijl van 17,61 de zaken onafgedaan bleven. In 1867 en 1866 waren van 100 beklaagden 69,52 en 66,84 veroordeeld; 20,43 en 19,92 vrijgesproken of van
regtsvervolging ontslagen en van 9,93 en 12,95 de zaken aanhangig gebleven. Van de veroordeelingen in eersten aanleg uitgesproken in geheel Nederlandsch Indie waren er in 1868 79, in 1869 107 tot de doodstraf; in 1866 en 1867 waren jaarlijks 76 en 66 personen in eersten aanleg tot die straf verwezen. Tot de zwaarste straf naast de doodstraf' zijn verwezen in 1868 158, in 1869 142.personen ; in 1866 en 1867 was aan 183 en 216 veroordeelden die straf opgelegd. Tot tuchthuis , verbanning , gevangenis of dwangarbeid voor een duur van 5 tot 10 jaren zijn in eersten aanleg veroordeeld in 1868 280, in 1869 356 personen; in 1866 en 1867 waren 424 en 465 personen tot die straffen veroordeeld. Tot dezelfde st"affen voor een duur van 2 tot 5 jaren zijn verwezen in 1868 3035, in 1869 3163 personen; in 1866 en 1867 waren deze totalen 2557 en 3166 geweest. Tot die straffen, doch voor een tijd van 6 maanden tot 2jaren, zijn veroordeeld in 1868 1679, in 1869 1641 personen, tegen 1528 in 1866 en 1817 in 1867. Tot straffen voor een duur van 6 maanden en minder zijn veroordeeld in 1868 1249, in 1869 1577 personen, tegen 806 in 1866 en 1044 in 1867. . Geldboeten als straf zijn in eersten aanleg opgelegd in 1868 aan 247, in 1869 aan 263 personen tegen 291 in 1866 en 207 in 1867. Hoe deze onderscheidene straffen in de jaren 1868 en 1869 in vergelijking met de jaren 1866 en 1867 verdeeld waren tusschen Java en Madura en de buitenbezittingen wordt uit den nu volgenden staat gezien.
71
Van 100 personen die ter zake van eenig misdrijf in eersten aanleg tot straf zijn verwezen, werden in de vier jaren veroordeeld : Op Java en Madura: tot do doodstraf, in 1869 1,75, in 1868 1,12, in 1867 0,82 en in 1866 1,14 personen; tot de straf naast die des doods, in 1869 1,91, in 1868 2,02, in 1867 3,03 en in 1866 3,37 personen ; tot tuchthuis , verbanning , dwangarbeid of gevangenis voor eon duur van 5 tot 10" jaren, in 1869 5,37, in 1808 4,02 , in 1867 6,92 en in 1866 7,86 personen ; tot deze straffen voor een duur van 2 tot 5 jaren in 1869 55,00, in 1868 55,04, in 1867 53,08 en in 1866 51,95 personen ; tot die straffen voor een duur van 6 maanden tot 2 jaren, in 1869 27,53, in 1868 28,07, in 1867 28,53 en in 1866 29,55 personen ; tot straffen voor een duur van 6 maanden en minder, in 1869 7,69, in 1868 8,62, in 1867 7,14 en in 1866 6,00 personen ; tot geldboeten, in 1869 0,68, in 1868 1,10, in 1867 0,45 en in 1866 0,11 personen. In de buitenbezittingen: tot de doodstraf , in 1869 0,80, in 1868 1,33, in 1867 1,39 en in 1866 1,79 personen; tot de straf naast de doodstraf, in 1869 J ,98, in 1868 3,35 , in 1867 3,34 en in 1866 2,32 personen ; tot tuchthuis, verbanning, dwangarbeid of gevangenisstraf voor een duur van 5 tot 10 jaren, in 1869 3,78, in 1868 4,57, in 1867 5,64 en in 1866 5,08 porsonen ; tot die straffen voor een duur van 2 tot 5 jaren, in 1869 16,02, in 1868 14,32, in 1867 15,52 en in 1866 15,32 personen ; tot dezo straffen voor een duur van 6 maanden tot 2 jaren, in 1869 10,73, in 1868 15,36, in 1867 16,35 en in 1866 14,20 personen; tot straffen voor een duur van minder dan 6 maanden, in 1869 55,88, in 1868 49,39, in 1867 45,09 en in 1866 39,91 personen ; tot geldboeten, in 1869 10,78, in 1868 11,64, in 1867 12,65 en in 1866 21,37 personen. In geheel Nederlandsch Indie : tot de doodstraf, in 1869 1,48, in 1868 1,17, in 1867 0,94 en in 1866 1,29 personen; tot de straf naast de doodstraf', in 1869 1,96, in 1868 2,35, in 1867 3,09 en in 1866 3,13 personen; tot tuchthuis , verbanning, dwangarbeid of gevangenisstraf voor een duur van 5 tot 10 jaren, in 1869 4,91, in 1868 4,16, in 1867 6,67 en in 1866 7,23 personen; tot deze straffen voor een duur van 2 tot 5 jaren, in 1869 43,63, in 1868 45,12, in 1867 45,35 en in 1866 43,59 personen ; tot die straffen voor een duur van 6 maanden tot 2 jaren , in 1869 22,63, in 1868 24,96, in 1867 26,03 en in 1866 26,05 personen ; tot straffen voor een duur van minder dan 6 maanden, in 1869 21,75, in 1868 18,56, in 1867 14,95 en in 1866 13,74 personen ; tot geldboeten, in 1869 3,64, in 1868 3,67, in 1867 2,96 en in 1866 4,96 personen. De voornaamste misdrijven en het aantal der te dier zake in eersten aanleg tereg'tstaande beklaagden op Java en Madura, in de buitenbezittingen en in geheel Nederlandsch Indie in de jaren 1868 en 1869, vergeleken met de vroegere opgaven der jaren 1866 en 1867 , worden in de onderstaande tabel aangegeven :
72
O M S C H RIJ V IN G
M I S D R IJ V E N.
Bedelarij en landlooperij
Ambtsmisdrijven
Valsche munterij
Valschheid in geschriften
Aanranding der eerbaarheid . . • •
Vadermoord
Kindermoord
Vergiftiging
Moord Moedwillige manslag . . . . . . .
n brandstichting
Veediefstal
Andere diefstallen
Opligting en misbruik van vertrouwen
î 3
Y-S !_< af* O
1869.
'S bc
CD C -O
CD ^
'fc
• » 3 o,* O
1868.
i a a CD CD +2 bß 'P .S •° îi CD ' 3 <T3 CD a
35
14
10
23
95
3
6
9
227
141
67
1059
4727
536
36
8
3
5
52
1
10
8
135
36
17
114
774
97
91
22
13
28
147
4
16
17
362
177
84
1173
5501
633
42
15
13
. 19
92
4
15
8
235
145
57
1196
4916
518
CD r ö
CD M bß .
a CD
1867. 1866.
54
8
5
2,
55
»
3
6
157
41
28
118
834
72
O
O .
CD a -o
•2 5
CD " bß . 'O a CD
' O N CD Ö ^2
CD ^
a ©
96
23
18
21
147
4
18
14
392
186
85
1314
5750
590
51
13
13
7
') 14
1
7
2
191
90
33
942
4671
473
25
28
4
»
54
1
6
7
143
55
4
105
590
244
76
41
22
7
s) 68
2
13
9
334
145
37
1047
5261
717
84
13
24
7
') 14
1
,6
2
88
87
27
900
3890
381
46
14
44
131
39
10
166
590
82
130
27
24
7
*) 58
1
13
10
21«
12C
3?
106e
448«
465
C) In het vorig verslag zijn deze cijfers abusivelijk opgegeven als te zijn geweest 8, 62, 13, 57.
b. O v e r t r e d i n g e n .
I. Cassatie over geheel Nederlandsch Indie.
In cassatie van vonnissen ter zake van overtredingen bewezen, is het aantal over geheel Nederlandsch Indio
gedane uitspraken in 1868 minder, m 1869 meer_ dan I de beide voorgaande jaren. In 1868 vielen er 2, in 18 | 23 arresten in cassatie; in 1866 waren er 6, m 1867 i gevallen. , , ,„( Welke beslissingen die arresten van den hoogstenregt*' inhielden, blijkt uit het ondervolgend vierjarig staatje.
= =
JAREN.
1869
1868
1867
1866
Vernietigd
met regtspraak
ten
principale.
6
1
6
»
met verwijzing.
1
»
3
3
Verworpen
of niet
ontvankelijk
verklaard.
16
1
6
2
1
In het belang der wet
vernietigd.
n
!!
»
1
verworpen of
niet ontvankelijk
verklaard.
»
n
»
»
Totaal
23
2
15
6
Onder de 23 cassatiezaken van 1869 waren er 4 die op ultimo December 1868 reeds aangebragt, doch nog in behandeling waren.
II. Eerste aanleg en hooger leroep over geheel Nederlandsch Indie.
Het totaal dor overtredingen in geheel Nederlandsch Indie voor de verschillende regtbanken (mot uitzondering van die behandeld door de regtbanken van den keizer van Soerakarta en van don prins ARIO MANGKOE NEGORO, door de regentschaps- en districtsgeregten en de pohtie
rollen) in eersten aanleg en in hooger beroep aangebïl of van het vorig jaar aanhangig gebleven, ij ra 1 kleiner dan in 1867 en 1866, daarentegen m 1869 bel»™ rijk grooter dan in deze drie jaren. In 1866 waren 1056, in 1867 1313 aanhangig geweest; in 1868 zijn ' verminderd tot 1296, in 1869 vermeerderd tot 1819 ov tredingen. . , „A Hoeveel daarvan in eersten aanleg en hoeveel m hoofc beroep dienden bij de regtbanken op Java en Madu hoeveel bij die op de buitenbezittingen , geeft ondervolc staatje aan.
73
JAREN.
1869
18G8
1867
1866
A A N T A L 0 V E R T R E D I N
OP JAVA EN MADURA.
In eersten
aanleg.
1 149
866
670
567
In hooger
beroep.
2'98
166
101
79
Totaal.
1 447
1032
771
646
IN DE BUITENBEZITTINGEN.
In eersten
aanleg.
372
26 I
572
410
In hooger
beroep.
»
»
»
n
Totaal.
372
264
572
410
G E N.
IN GEHEEL
In eersten
aanleg.
1 521
1 130
1242
977
NEDERLANDSCH INDIE.
In hooger
beroep.
298
166
101
79
Totaal.
1819
1296
1343
1 056
Het cijfer der personen die, beklaagd van deze overtredingen , in geheel Nederlandsch Indie teregtstonden, heeft bedragen in 1869 2240, in 1868 1591, tegenover 1536 in 1867 en 1169 in 1866.
Hoe die beklaagden verdeeld waren tusschen Java en Madura en de buitanbezittingen blijkt uit het onderstaand staatje.
JAREN.
1869
1868
1867
1166
A A N T A L B E K
OP JAVA EN MADURA.
In eersten
aanleg.
1370
1 105
827
658
In hooger
beroep.
329
207
116
85
Totaal.
1 762
1312
943
743
L A A G D E N V A N O V E R T R E D I N G .
IN DE BUITENBEZITTINGEN.
In eersten
aanleg.
478
279
593
426
In hooger
beroep.
»
»
n
!)
Totaal.
478
279
593
426
IN GEHEEL NEDERLANDSCH INDIE.
In eersten
aanleg.
1848
1384
1 420
1084
In hooger
beroep.
392
207
116
85
Totaal.
2 240
1 591
1 536
1 169
De toename van het aantal personen beschuldigd van «vertredingen heeft in beide jaren geen gelijken tred gehouden met de vermeerdering van het aantal overtredingen, «n de verhouding van deze is in 1869 vooral zeer ongunstig geworden, daar toch de overtredingen met ruim 500 en de beklaagden met ruim 600 zijn toegenomen. Onder de overtredingen waren er in 1869 1140, waaraan 1030 op Java en Madura, 110 daarbuiten, en in 1868 $24 , waarvan 7ó2 op Java en Madura, 72 daarbuiten, die betrekking hadden op de voorwaarden der amfioenpacht, tegen 497 (waarvan 443 op Java en Madura en 54 in de bezittingen daarbuiten) in 1867; 442 (waarvan 359 op Java en Madura en 83 daarbuiten) in 1866 ; 69 in 1869, van welke 40 °p Java en Madura, 29 daarbuiten, en 83 in 1868, van welke 4l op Java en Madura en 42 daarbuiten, waren overtredingen van andere pachtvoorwaarden, tegenover 78 (waaraan 47 op Java en Madura en 31 in de buitenbezittingen) in 1867 en 55 (waarvan 32 op Java en Madura en 23 daarbuiten) in 1866; 610, van welke 377 op Java en Madura en 233 daarbuiten in 1869 en 389, van welke 239 °p Java en Madura en 150 in de buiten bezittingen waren overtredingen van \erschillenden aard, tegeo 768, waar
N°. 8. 10.
van 281 op Java en Madura en 487 daarbuiten in 1867, en 559, waarvan 255 op Java en Madura en 304 in de bezittingen daarbuiten , in 1866. In hooger beroep werden behandeld in 1869 272, in 1868 160 overtredingen van de amfioenpachtvoorwaarden < alle bij de regtbanken op Java en Madura. In eersten aanleg in 1869 758 overtredingen van die pachtvoorwaar-den op Java en Madura en 110 in de buitenbezittingen ; in 1868 592 overtredingen van die pachtvoorwaarden op Java en Madura en 72 in de bezittingen daarbuiten. In 1867 waren 96 overtredingen van de opiumpachtvoorwaarden in hooger beroep behandeld, mede alle op Java en Madura ; daarentegen in eersten aanleg 401 dergelijke overtredingen, waarvan 347 op Java en Madura, 54 in de bezittingen daarbuiten; in 1866 71 in hooger beroep, allo op Java en Madura en 371 in eersten aanleg, waarvan 288 op Java en Madura en 83 daarbuiten. Overtredingen van andere pachtvoorwaarden werden in hooger beroep behandeld in 1869 1 op Java en Madura, in 1868 geen. enkele. Alle overigen in beide jaren kwamen in eersten aanleg voor in 1869 39 voor regtbanken op Java en Madura en 29 voor die daarbuiten, in 1868
19
41 op Java en Madura en 42 daarbuiten. In 1867 was geen zoodanige overtreding in hooger _ beroep bij eenige regtbapk voorgekomen, zoodat alle die vermeld zijn, zoo-wel op Java en Madura als in de buitenbezittingen in eersten aanleg dienden;, in 1866 daarentegen waren er 3 in hooger beroep behandeld,, derhalve in eersten aanleg. 29 op Java en Madura en 23 in de bezittingen daarbuiten. Overtredingen van verschillenden aard zijn er in hooger beroep behandeld 25 in 1869 en 7 in 1868, alle op Java en Madura, in eersten aanleg in 1869 352 op Java en Madura en 233 ia de buitenbezittingen, in 18«8 232 op Java en Madura en 150 in de bezittingen daarbuiten. In elk der jaren 1867 en 1866 had het cijfer van deze overtredingen behandeld in hooger beroep 5 bedragen, mede alle op Java en Madura, dat der in eersten aanleg aangebragte in 1867 276 op Java en Madura en 487 daarbuiten , in 1866 250 op Java en Madura en 304 in de buitenbezittingen. Van de beklaagden van overtreding werden in geheel Nederlandsch Indie veroordeeld in 1869 1545 personen , vrijgesproken of van regtsvervolging ontslagen 403 personen en bleven op ultimo des jaars de zaken van 251 aanhangig, terwijl van 32 de aangeteekende appellen werden ingetrokken, van 9 de zaken werden teruggewezen naar den eersten regter ; in 1868 1174 veroordeeld, 262 vrijgesproken of ontslagen van regtsvervolging, en waren van 152 de zaken op ultimo des jaars nog aanhangig, terwijl in 2 appellen de beklaagden naar den eersten regter werden teruggewezen en 1 beklaagde overleed. In 1867 en 1866 had het cijfer der veroordeelden 1157 en 945 bedragen, dat der vrijgesproken of van regtsvervolging ontslagenen 289 en 176; van 86 in 1867 en 43 in 1866 waren op. ultimo des jaars de zaken aanhangig gebleven; 1 persoon in 1867 en 4 personen in 1866 waren overleden vóór de uitspraak , terwijl in 3- zaken in eerstgenoemd en 1 zaak in laatstgenoemd jaar het appèl werd ingetrokken of deze op nieuw naar den eersten regter werd overgewezen. Hoe deze regterlijke beslissingen in die vier jaren verdeeld waren tusschen Java en Madura en de buitenbeaittingen, gelijk mede hoeveel in eersten aanleg werden uitgesproken, blijkt uit het volgend vergelijkend overzigt:
75
Op 100 beklaagden ter zake van overtreding zijn, zoo in hooger beroep als in eersten aanleg, op Java en Madura : ia 1869 77,82 veroordeeld, en 22,17 vrijgesproken of van regtsvervolging ontslagen; in 1868- 80,74 veroordeeld en 19,25 vrijgesproken; in 1867 73,70 veroordeeld en 26,24 vrijgesproken en in 1866 80,42 veroordeeld en 19,57 vrijgesproken ; in de buitenbezittingen in 1869 84,72 veroordeeld en 15,27 vrijgesproken; in 1868 87,01 veroordeeld en 12,98 vrijgesproken, in 1867 89,33 veroordeeld en 10,67 vrijgesproken en in 1866 91,00 veroordeeld en 9,00 vrijgesproken; in geheel Nederlandsch indie ia 1869 79,31 veroordeeld en 20,68 vrijgesproken, in 1868 81,75 veroordeeld en 18,24
vrijgosproken, in 1867 80,01 veroordeeld en 19,98 vrijgesproken en in 1866 84,29 veroordeeld en 15,70 vrijgesproken. Naar het geslacht onderscheiden waren de beklaagden ter zake van overtreding in geheel Nederlandsch lndie verdeeld, in 1869 in 2081 mannelijke en 159 vrouwelijke personen; in 1868 in 1444 mannelijke en 147 vrouwelijke personen. In 1867 en 1866 was de verhouding geweest, dat tegenover. 1456 en 1089 mannelijke ieder jaar 80 vrouwelijke beklaagden stonden. Zij waren volgen derwijze verdeeld tusschen Java en Madura en de bezittingen daarbuiten.
JAREN.
AANTAL BEKLAAGDEN VAN OVERTREDING.
OP JAVA EN MADURA.
Mannen.
1869. .
1868. .
1867. .
1866. .
1617
1187
870
674
Vrouwen.
145
125
73
69
Totaal.
IN DE BUITENBEZITTINGEN.
Mannen. Vrouwen.
1762
1312
943
743
464
257
586,
415
14
22
I'
ll
Totaal.
478
279
593
426
IN GEHEEL NEDERLANDSCH INDIE.
Mannen. Vrouwen. Totaal.
2081
1444
1456
1089
159
147
80
80
2240
1591
1536
1169
In geheel Nederlandsch Indie is de verhouding in de beide jaren, waarover dit verslag loopt, ongunstiger geWorden voor de vrouwen , voornamelijk echter in 1868. In de buitenbezittingen vooral is in dat jaar de verhouding aeer ongunstig. Gemiddeld kwamen op 100 beklaagden ter zake van overtreding voor : op Java en Madura, in 1869 91,77 mannen en 8,22 vrouwen, in 1868 90,47 mannen, en 9,52. vrouwen, tegen 92,26 mannen en 7,73 vrouwen in 1867 en 90,71 mannen en 9,28 vrouwen in 1866 ; in de buitenbozittingen, in 1869 97,07 mannen en 2,92 brouwen; in 1868 92,11 mannen en 7,88-vrouwen, tegen
98,81 mannen on 1,18 vrouwen in 1867 en 97,41 mannen en 2,58 vrouwen in 1866; in geheel Nederlandsch Indie in 1869 92,90 mannen en 7,09 vrouwen; in 1868 90,76 mannen en 9,23 vrouwen, tegen 94,79 mannen en 5,20 vrouwen in 1867 en 93,15 mannen en 6,84 vrouwen in I860. Welke de verhouding is van de verschillende landaarden der beklaagden tot elkaêr blijkt uit den onderstaander, staat, aangevende het aantal Europeanen , vreemde Oosterlingen en inlanders, dat op Java en Madura, in de buitenbezittingen en in geheel Nederlandsch Indie in 1869 en 1868, wegens overtredingen teregtstond, vergeleken met de beide laatstvoorgaande jaren.
JAREN.
1869
1868
1867
1866
A A N T A L B E K L A A G D E N V A N O V E R T R E D I N G .
OP JAVA EN MAJDURA.
C 0> a ei a> CU o u
145
94
171
141,
co O . C a
>
647
463
336
218
JO
<B
a 05 .—i C h*
970.
755
436
384'
O: [H
1762
1812
943
743
IS DE BUITENBEZITTINGEN.
a a 03 a> P H p 3
41
47
36
37
i to o . O o
<D tjo
89
92'
66.
80
m B TS B. 03 "3
348
140
491
309
"ctcS ,-» o
478,
279
593
426.
IN GEHEEL NEDERLANDSCH INDIE.
tt© a 03 CD Pa p 3
186
141
207
178
CO O . . °§ O 60
>
736
555.
402
298.
to-, s-, D 'oÖ.' 03 c M
. 1318
895
927
693
's ' ci
O H
2240
i! 1591
1536
. 1169)
76
Van 100 beklaagden van overtreding waren: op Java en Madura in 1869 8,22 Europeanen, 36,71 vreamde Oosterlingen en 55,06 inlanders; in 1868_ 7,16 Europeanen, 35,29 vreemde Oosterlingen en 57,54 inlanders, tegenover 18,13 Europeanen, 35,63 vreemde Oosterlingen en 46,23 inlanders in 1867, en 18,97 Europeanen, 29,34 vreemde Oosterlingen en 51,68 inlanders in 1866 ; in de buitenbezittingen in 1869 8,58 Europeanen, 18,61 vreemde Oosterlingen en 72,80 inlanders; in 1868 16,-84 Europeanen, 32,97 vreemde Oosterlingen en 50,18 inlanders, tegenover 6,07 Europeanen, 11,13 vreemde Oosterlingen en 82,79 inlanders in 1867 en 8,68 Europeanen , 18,78 vreemde Oosterlingen en 72,53 inlanders in 1866; in geheel Nederlandsen Indie in 1869 8,30 Europeanen, 32,85 vreemde Oosterlingen en 5^,84 inlanders; in 1868 8,S6 Europeanen, 34,88 vreemde Oosterlingen en 56,25 inlanders, tegenover 13,47 Europeanen, 26,17 vreemde Oosterlingen en 60,35 inlanders in 1867 en 15,22 Europeanen , °25,49 vreemde Oosterlingen en 59,28 inlanders in 1866. Op Java en Madura is derhalve de verhouding voor de Europeanen in beide jaren van het verslag veel gunstiger geworden dan vroeger, voor de vreemde Oosterlingen
nagenoeg dezelfde gebleven , voor de inlanders ongunstiger1
geworden ; in de buitenbezittingen is voor de Europeanen de verhouding in 1869 nagenoeg dezelfde gebleven, in 1868 daarentegen veel slechter geworden, ook is dit in dat jaar het geval voor de vreemde Oosterlingen, daarentegen zeer »unstig voor de inlanders ; in geheel Nederlandsch Indie zijn in beide jaren minder Europeanen dan vroeger, ter zake van overtreding beklaagd , veel meer vreemde Oosterlingen, doch eveneens minder inlanders dan in de beide jaren. Het totaal der in zake van overtreding zoowel in hooger beroep als in eersten aanleg in geheel Nederlandsen Indie gevelde vonnissen heeft in 1869 1957, in 1868 1438 bedragen, tegen 1446 in 1867 en 1121 in 1866. Hoe deze verdeeld waren tusschen de beide groote deelen van Nederlandsch Indie , in hoeveel is berust, tegen welk aantal hooger beroep of cassatie is aangeteekend en hoe groot het aantal overtredingszaken was dat op ultimo van elk dezer jaren in beide deelen en in geheel Nederlandsclï Indie aanhangig bleef, of waarvan de beklaagden staande het onderzoek overleden of de eindbeslissing op andere wijze verviel, wordt in het ondervolgend vergelijkend vierjarig overzigt aangegeven.
J A R E N .
1869
1868
1867
1866
Op J a v a en Madura.
Vonnissen.
1175
939
709
612
Hooger beroep of cassatie aangeteekend.
354
268
155
98
'S 03 "o H
1529
1207
864
710
1
O !> O
'S a
os œ a —' O
233
105
79
33
i fcß a
j £ CD - Q
- - < « p 03 eu
H
1762
1312
943
743
I n de buitenbezittingen. In geheel Nederlandsch Indie.
Vonnissen.
co P
O «
414
230
575
399
Hooger beroep of cassatie aangeteekend.
14
1
7
12
"03 03
O H
428
231
582
411
i S o
B S 03 O 03 » 'S P
0 3 CD a -1 O
50
48
11
15
Totaal beklaagden.
478
279
593
426
Vonnissen.
-i-a CO 3 u CD
1589
1169
1284
1011
Hooger beroep of'cassatie aangeteekend.
368
269
162
110
03 C3 O H
1957
1438
1446
1121
Onafgedaan, overleden enz.
283
153
90
48
Totaal beklaa don.
2240
1591
1536
1169
De verhouding der vonnissen waarin is berust tot die, waartegen van het middel van hooger beroep of cassatie is gebruik gemaakt en tot de onafgedane zaken, blijkt uit den nu volgenden staat.
Jaren.
1869
1868
1867
1866
O P Ï O O B E K L A A G D E N .
Op J a v a en Madura.
Vonnissen waarin
CO
3 u «
66,68
71,57
75,29
82,37
CU o . o CD S "S
CD = 3 SB« ° c_ ° O
20,09
20,42
16,43
13,18
a ?
CD 3
SB
*fcb
03 •
-s S
<
13,22
8,00
8,27
4,44
c 03 as
CD &
86,77
91,99
91,72
95,55
I n de buitenbezittingen.
Vonnissen waarin
co p s M
86,61
82,43
96,96
93,66
PH CD . O CD
CD - £ H co SVCD 03 S B O
0 = 4 - , ° O
2,93
0,36
1,18
2,81
c P
CD 3 CD tu
.SP "Sb c
* •.-:
£3 B § ° <
10,46
17,20
1,85
3,52
P 03 03 'a
CD £° «4
89,54
82,79
98,14
. 96,47
In geheel Nederlandsch Indie.
Vonnissen waarin
ai
U
70,93
73,47
83,59
86,49
Su CD . O CD
_ p ci — CO u <" CD CS b B O ° c« K
16,43
16,91
10,55
9,40
a CD
CJ 3
CD tiß .-C
' S B . p 03 .
p B a » <
12,63
9,61
5,85
4,10
cS
CD «B» <
87,36
90,38
94,14
95,89
77
De straffen aan de veroordeelden wegens overtrodingen opgelegd, hebben in geheel Nederlandsen Indie bestaan in gevangenis of dwangarbeid met of zonder geldboete, welke fn 1809 aan 708 personen, in 1808 aan 525 personen ten deel viel, tegenover aan 381 personen in 1867 en aan 273 personen in I860; in geldboeten alleen waarmede in 1809 725, in 1868 02G personen zij'n gestraft tegen 754 perso
nen in 1867 en 640 personen in 1866, in andere niet bijzonder genoemde straffen, waartoe in 1869 52, in 1808 23 personen werden verwezen, tegenover 19 personen in 1867 en 32 in 1866. De verdeeling dezer straffen in do vier genoemde jaren tusschen Java en Madura en de bezittingen daarbuiten, toont de onderstaande tabel aan.
Jaren.
1869
1868
1807
18GG
STRAFFEN
Op Java en Madura.
Gevangenis of dwangarbeid.
051
495
198
215
à
CD O •n
CD
524
475
438
346
CD 5 à T2 .CD
15
3
9
17
's b
1190
973
645
578
WEGENS OVERTREDINGEN OPGELEGD.
In do buitenbezittingen.
o -o
• § ! 3 ~. fcO 6 0 3 3 o É O^ 3
117
30
186
58
£
CD ü - O 13
CU O
201
151
316
! 294 1 1
03
m
?
a ?w
37
20
10
15
"3 b —<
355
201
512
367
In geheel Nedei
Gevangenis of dwangarbeid.
768
525
384
273
CD -w CD O JD
"CD O
725
626
754
640
landsch
Andere straffen.
52
23
19
32
In die.
es cS b
1545
1174
1157
945
Van 100 veroordeelden ter zake van overtreding zijn, zoowel in eersten aanleg als in hooger beroep op Java en Madura verwezen tot de straf van gevangenis of dwangarbeid met of zonder geldboete in 1869 54,70, in 1868 50,87, in 1807 30,09 en in 1800 37,19 personen; tot de straf van geldboete alleen in 1809 44,03, in 1808 84,81, in 1867 67,91 en in 1800 59,87 personen ; tot andere straffen in 1869 1,26, in 1868 0,31, in 1867 1,39 en in 1860 2,94 personen. Van 100 dergelijko veroordeelden in de buitenbezittingen zun verwezen tot gevangenisstraf of' dwangarbeid mot of zonder geldboete in 1809 32,95, in 1868 14,92, in 1867 30,32 en in 1800 15,80 personen; tot de straf van betaling eener geldboete alloen, in 1869 56,62, in 1868 75,12, in 1867 61,72 en in 1860 80,11 personen; tot andere straffen in 1809 10,42, in 1868 9,95, in 1867 1,95 en in 1866 4,08 personen. In geheel Nederlandsen Indie zijn van 100 veroordee
lingen ter zake van overtreding aan 49,70 personen in 1869, aan 44,71 in 1868, aan 33,19 in 1807 en aan 28,89 in 1800 de straf van gevangenis of dwangarbeid met of zonder geldboete opgelegd; aan 40,92 personen in 1809, aan 53,32 in 1808, aan 65,10 in 1807 on aan 07,72 in 1866 de straf van geldboete alleen opgelegd; aan 3,37 personen in 1869, aan 1,96 in 1868, aan 1,64 in 1867 en aan 3,38 in 1866 andere straffen opgelegd. Het totaalcijfer der overtredingen bij de regentschapsen districtsgeregten op Java en Madura en op de politierollen aldaar en in de buitenbezittingen behandeld hoeft in 1869 102 571, in 1868 103 830 bedragen ; het is in beide jaren grooter dan in de beide laatstvoorgaande, toen het in 1867 een cijfer van 95 838, in 1866 van 102 406 had beloopen. Van deze totalen komen in 1869 16 009 en in en in 1868 15 915 voor rekening der regentschaps- en districts-geregten op Java en Madura, zoo als de ondervolgende staat aantoont :
JAREN.
A A N T A L O V E R T R E D I N G E N
op Java en Madura.
Bij de regentschapsgeregten.
1869.
1868.
1867,
1866 I
. BiJ. de districtsTotaal.
ter politierol.
Op Java en Madura.
In de buitenbezittingen.
In geheel NederïandschIndie.
Totaal
generaal.
439 16 009
498 15 915
552 13 106
425 12 099
de regentschapsgeregten is in beido jaren 1868 on 1869 hot aantal overtredingen aanmerkelijk hooger dan in do beide vorige jaren, bij de districtsgeregten daarentegen la"er dan in 1867, doch iets hooger dan in 1860. Do ter politierol op Java en Madura behandelde overtredingen zijn in 1809 minder in aantal geweest dan in de drie laatstvoorgaande jaren, in 1808 echter hooger dan in 1867, doch laffer dan in 1806. De politierollen op de buiten
N». 8. 10.
64 248
67 777
64 324
69 152
22 314
20 138
18 408
21 155
86 562
87 915
82 732
90 307
102 571
103 830
95 838
102 406
Bij bezittingen vertoonen in 1868 oen hooger cijfer dan in 1807 doch lager dan in 1800, daarentegen is in 1869 het cijfer het hoogst in die vier jaren. Over geheel Nederlandsen Indie genomen biijft het cijfer d-r politie-overtredingen in beide jaren nog beneden dat van i860' doch is hooger dan in 1867, echter in 1869 weder eenigzins gedaald. Het totaal bedrag der in Nederlandsen Indie in de beide jaren aangebragte of behandelde
20
78
overtredingen, dat is zoowel die welke bij de regentschapsen districts-geregten en bij de politierollen , als die hetzij in eersten aanleg of in hooger beroep bij de overige regtbanken in Nederlandsch Indie, met uitzondering van de eio-en geregten van den keizer van Soerakarta en den prins ARIO MANGKOE NEGORO, zijn voorgekomen, doet de ondervolgende vergelijkende staat kennen.
JAREN.
1869 . . .
1868 . . .
1867 . . .
1866 . . .
TOTAAL OVERTREDINGEN.
Op Java en Madura.
81704
84 724
78 201
81897
In de b uitenbezittingen.
22 686
20 402
18 980
21 565
In geheel Nederlandsch Indie.
104 390
105 126
97 181
103 462
Het totaal overtredingen is derhalve op Java en Madura in 1868 belangrijk toegenomen , in 1869 echter gedaald tot beneden het aantal van 1867; op de buitenbezittingen is het juist omgekeerd; aldaar is het cijfer in 1868 ver beneden dat van 1866, doch veel hooger dan in 1867 ; het stijgt echter in 1869 tot het hoogst in die vier jaren. In geheel Nederlandsch Indie is ten slotte het totaal in beide jaren 1869 en 1868 hooger dan in de jaren 1867 en 1866.
B. Burgerlijke zaken.
I. Cassatie over geheel Nederlandsch Indie.
Het aantal der burgerlijke zaken in Nederlandsch Indie in cassatie aangebragt of van het vorig jaar aanhangig gebleven , hoeft in 1869 8, in 1868 mede 8 bedragen. In 1867 en 1866 waren er 5 en 11 aangebragt. Afgedaan werden in 1869 4, in 1868 6 zaken, in elk jaar werden de partijen in 4 zaken niet-ontvankelijk verklaard of hun eisch verworpen , terwijl 2 beslissingen in 1868 werden vernietigd , 1 met regtspraak ten principale en 1 met verwijzing, en 4 zaken in 1869 en 2 in 1868 onder ultimo des jaars nog onafgedaan waren. In 1867 en 1866 waren respectivelijk 1 en 4 eischen verworpen of' niet-ontvankelijk verklaard, 4 en 6 vernietigd , van welke de eerstgenoemde allen met verwijzing en van de laatstgenoemde 5 met verwijzing en 1 met
regtspraak ten principale werden vernietigd, terwijl 1 zaak op ultimo 1866 onafgedaari was gebleven.
II. Hooger beroep over geheel Nederlandsch Indie.
Van het middel van hooger beroep in civile zaken is in geheel Nederlandsch Indie in de beide jaren , waarover dit verslag loopt, meer gebruik gemaakt dan in de beide laatstvoorgaande jaren. In 1666 waren partijen tegen de uitspraken van den eersten regter 161 malen , in 1867 157 malen in appèl gekomen ; in 1868 deden zij dit 182 malen, in 1869 200 malen. Hoe de appellen verdeeld waren tusschen Java en Madura en de bezittingen daarbuiten, ziet men uit het onderstaand vergelijkend staatje.
JAREN.
1869
1868
1867
1866
AANTAL ZAKEN IN HOOGER BEROEP.
Op Java en Madura.
196
178
153
161
In de buitenbezittingen.
In geheel Nederlandsch Indie.
20ö
182
157
161
De vermeerdering betreft derhalve alleen Java en Madura. De afloop der ingestelde appellen was dat in 1869 werden afgedaan bij eindarrest 139, door afstand of' roija 4 zaken ; terwijl 6 incidentele , praeparatoire en interlocutoire vonnissen of arresten werden gewezen en bij 9 uitspraken de ingestelde eisçh niet-ontvankelijk werd verklaard ; in 1868 bij eindarrest werden beslist 166 appellen, door afstand of roija 2 zaken van de rol gingen, 4 incidentele, praeparatoire en interlocutoire uitspraken werden gedaan en bij 7 vonnissen on arresten het appèl niet-ontvankelijk werd verklaard. De beslissingen waren, in die beide jaren vergeleken met de twee laatstvoorgaando, volgenderwijze verdeeld tusschen Java en Madura en de buitenbezittingen.
JAREN.
1869
1868
1867
1866
JAVA EN MADURA.
i i CS 3 d . O . eu o c
Incidentele, pra ratoire, inter] toire vonnisse
6
4
20
14
J4 l
—i o co fc.
s cp CS ' B > a -^ CD
Niet - or verklär nissen.
9
7
16
19
o o "O . o c es Cd cS «
co g
-S .s N
135
162
110
140
u o o 'B c :B»
CS u ' B C+H
cS 0 B cS CD +^
4
2
2
7
BUITENBEZITTINGEN.
Incidentele, praeparatoire, interlocutoire vonnissen.
u
»
»
n
: ^ s B J> a CD cS ' B > a * - CD
Niet - oi verklai nissen.
4
4
4
u o o •B B B CS CD CS 03 'B 2 O n ,M 3 cS O
CD TS £ .s N
»
»
»
EH O O t «*
CS Q CS u ' B t « CD 0 ^-i TS cS p B es CD - ^
cS cS
n
»
»
GEHEEL NEDERLANDSCH INDIE.
Incidentele, praeparatoire, interlocutoire vonnissen.
6
4
20
14
Niet- ontvankelijk verklarende vonnissen.
9
7
16
19
u o o ' B C E CS CD CS m ' O <" £>§ cS O -i
CS CD
139
166
114
140
IH O O ^ CS Org. cS o cS s-, ' B t u CD o
cS 3 B cS CD - ^ ^stS cS cS N!
4
2
2
7
79
III. Eerste aanleg over geheel Nederlandsen Indie.
Belangrijk vermeerderd zijn in beide jaren van dit verslag de burgerlijke zaken in eersten aanleg bij de gezamenlijke regtbanken van Nederlandsen Indie aangebragt °f van het vorig jaar aanhangig gebleven. In 1868 bereikten zij een cijfer van 11924, in 1869 Van 11 140, tegen over 9212 in 1867 en 8910 in 1866. De totalen waren volgenderwijze verdeeld tusschen de beide eroote deelen van Nederlandsch Indie :
JAREN.
AANTAL ZAKEN IN EERSTEN AANLEG.
Op Java en Madura.
In de buitenbezittingen. In geheel Ned. Indie.
1869
1868
1867
1866
7952
7724
6235
6126
3188
4200
2977
2784
11 140
11924
9 212
8 910
Van de aanhangige zaken zijn afgedaan in 1869 door eindvonnis of arrest 9382 zaken; door afstand van instantie of roija 786 zaken: in 1868 door eindvonnis of arrest 10309 zaken; door afstand van instantie of roija 724 zaken. Hoe de verhouding was van Java en Madnra tot de bezittingen daarbuiten met opzigt tot de eindbeslissingen en de roija's of afstanddoeningen van instantie, wijst de volgende tabel aan, mede vergeleken met de resultaten in dit opzigt van de beide laatstvoorgaande jaren.
JAREN.
B U R G E R L I J K E Z A K E N A F G E D A A N .
OP JAVA EN MADÜRA.
Bij eindvonnis of arrest.
Door afstand of roija. Totaal.
IN DE BUITENBEZITTINGEN.
Bij eindvonnis of arrest.
Door afstand of roija. Totaal.
IN GEHEEL NEDERLANDSCH INDIE.
eindvonnis of arrest.
Door afstand of roija. Totaal.
1869
1868
1867
1866
6691
6425
4710
4984
637
596
529
570
7328
7021
5239
5554
2691
3884
2578
2492
149
128
275
159
2840
4012
2853
2651
9382
10 309
7288
7476
786
724
804
729
10168
11033
8092
8205
Op Java en Madura komen op 100 zaken die beëindigd gorden, in eersten aanleg voor in 1869 91,30, in 1868 92,56, in 1867 89,90 en in 1866 89,73, die eindigden door eindvonnis of arrest, tegen 8,69 in 1869, 7,43 in 1868, ,!(ï,09 in 1867 en 10,26 in 1866, die door afstand van '"tantie of roija van de rol gingen. In de buitenbezittingen is de verhouding dat op 100 H e n die ten einde liepen er in 1869 94,75, in 1868 96,80 it 1S67 90,36 en in 1866 94,00 zaken waren die eindigden ij eindvonnis of' arrest en 5,24 in 1869, 3,19 in 1868, p3 in 1867 en 5,99 zaken in 1866, die door afstand van '"Nantie of roija vervielen. In geheel Nedei-landsch Indie gingen op 100 afgedane
zaken van de rol door eindvonnis of arrest in 1869 92,26, in 1868 93,98, in 1867 90,06 on in 1866 91,11 zaken; door afstand van instantie of roija in 1869, 7,73, in 1868 6,01 , in 1867 9,93 en in 1866 8,88. Het cijfer der incidentele, praeparatoiro en interlocutoire beslissingen heeft in geheel Nederlandsch Indie bedragen in 1869 507, in 1868 602, tegen 242 in 1867 en 380 in 1866. Dat der niot-ontvankelijk verklarende uitspraken in 1869 266, in 1868 213, tegen 149 in 1867 en 154 in 1866. Tusschen Java en Madura en de buitenbezittingen waren deze vonnissen en arresten verdeeld gelijk do nu volgende tabel aangeeft.
JAREN.
JAVA EN MADURA.
1869
1868
1867
1866
Incidentele, praeparatoire, interlocutoire vonnissen.
284
352
213
335
Nietontvankelijk verklarende vonnissen.
106
83
72
84
BUITENBEZITTINGEN.
Incidentele, praeparatoire, interlocutoire vonnissen.
223
250
29
45
Niet- _.. ontvankelijk verklarende vonnissen.
160
160
77
70
GEHEEL NEDERLANDSCH INDIE.
Incidentele , praeparatoire, interlocutoire vonnissen.
507
602
242
380
Nietontvankelijk verklarende vonnissen.
266
243
149
154
«
80
Op J a v a en Madura zijn de incidentelo, praeparatoire en interlocutoire beslissingen in 1868 talrijker geweest dan in de beide voorgaande jaren, in 1869 echter gedaald tot beneden het cijtèr van 1866 en de niet-ontvankelijk verklarende uitspraken in 1869 meer in aantal dan in de drie voorgaande jaren. Op de buitenbezittingen trekt de buitengewone vermeerdering der incidentele, praeparatoire en interlocutoire uitspraken in beide jaren de aandacht en is ook het aantal der niet-ontvankelijk verklarende vonnissen belangrijk grooter dan in vorige jaren. In geheel Nederlandsen Indie zijn in beido jaren de incidentele, praeparatoire en interlocutoire vonnissen en arresten veel talrijker dan in beide voorgaande jaren , gelijk mede het totaal der niet-ontvankelijk verklarende uitspraken veel hooger is dan vroeger.
I V . Acten van eigendom, hypotheek en cessie vein hypotheek verleden in geheel Nederlandsch Indie.
Het aantal acton van eigendom , hypotheek en cessie van hypotheek in geheel Nederlandsch Indie verleden is in 1868 gedaald benedon dat van 1867 en 1866; in 1869 beneden dat van 1866, doch gestegen boven dat van 1867 en 1868. In totaal heeft het bedragen in 1869 4866. in 1868 4350 acten, tegenover 4705 in 1867 en 5323 in 1866. Hoe groot het aantal is geweest van elk der drie soorten van acten, hoeveel van elk dezer verleden werden ton overstaan van regtors-eomniissarissen, hoeveel ten overstaan van administrative ambtenaren, en welk aandeel elk der beide groote deelen van Nederlandsch Indie in de cijfers h a d , wordt in het volgend vierjarig overzigt bekend gesteld.
CD CD 173 ''S
W) j c "
•|ci;jox
•>[aoq)odXi{ m:A 91SS0Q
•^gaqiodXiJ
•uiopu.iSig
o H
'i
c3
C >
C e8 ci
S* CD <D ' S O S
C ö
CD
S S
CD . S
CD
•pjinoj.
•jpsqiodXq XIV \ 9ISS9Q
•ijasn^odjfg
•uiopueSrj
o CO CO
o
CO
tf? o
o
T—i
CO
co CM CO »CO J CO CO T"* — -*
o /J CD
1 ^ >CO
CO
tco o
a
CD
O
•J131UOJ,
•>[93qiodXq U1ÎA aiSS9Q
5[93mod^JJ
•UI0pU9Sj5I
CD - D o o _d c" CD o 6ß C
•|l!«)OX
co OD i—1
CO
CM
CO
CD 00
CD CO CC
UO o CM
CO Ci t
00 o CO co CO -H *-H lO
CO CO C2 CO C3
CO CO CO O-I
•>[09ijlodXq U1ÎA 0ISS93
— I-» 00 co 'M O' ~t» IO O CM l O CO CO »o »o
CO CO
CO co
•ijaomod^H
•uropnoSig;
CD H ^> o • fcO
CD . ~
CD
•l««lox
•^ooqjodÀ'q U13A 91SS8Q
o iCO CO
co O co — CO • *
CO CO
t--o CM CM CM
CO c o CO
•:s[09UjodAg[
•uiopugSig;
D . cS > n
1-0 C3
qtiBlox
•>(09q}odXq U13A 01SS0Q
•5j99qaodXjj
CO o
CM CO H
O CM CD
-* CM
co
*-<
o CO CO *o
CO o CO
co co T — I
CO CO CO
CO
CO 'M CO
_^ CO -f (M
.-H o ••o
o
co c» CM
8-1
Op Java en Madura is dus het aantal ingeschreven acten van eigendom in 1868 minder dan in de beide laatst voorgaande jaren, in 1869 daarentegen grooter dan in 1868 en 1867, iets kleiner dan in 1866; het aantal verleden hypotheek-acten in 1869 en vooral in 1868 veel minder dan in beide laatstvoorgaande jaren ; in 1869 echter grooter dan in 1868 en weinig verschillend van dat van 1867; het aantal acten van cessie van hypotheek in 1869 kleiner dan in de drie voorgaande jaren, in 1868 gelijk aan dat van 1867 en 1869, minder dan dat van 1866. In de buitenbezittingen is het aantal ingeschreven acten van eigendom gedurende beide jaren in dit verslag behandeld, lager dan in de beide voorgaande, in 1869 echter hooger dan in 1868; het aantal verleden hypotheek-acten Is in 1869 hooger dan in 1868 en 1867, veel lager dan in 1866, in 1868 lager dan in een der driejaren; het aantal acten van cessie van hypotheek is in 1869 gedaald beneden dat der drie voorgaande jaren, in 1868 nagenoeg gelijk aan dat van 1867, doch veel hooger dan dat van 1866. . , In geheel Nederlandsen Indie zijn in 1869 minder acten van eigendom verleden dan in 1866, doch meer dan in 1867 en in 1868; daarentegen in 1868 minder dan in een der drie andere jaren, evenzoo zijn in 1869 en in 1868
minder acten 'van hypotheek ingeschreven dan in 1867 en 1866, echter in 1869 meer dan in 1868, en zijn de acten van cessie van hypotheek in 1869 het minste in aantal van do vier jaren, in 1868 meer dan in 1869, nagenoeg gelijk aan het aantal van 1867 en grooter dan het aantal van 1866.
V. Verzegelingen en ter griffie gedane inschrijvingen in geheel Nederlandsch Indie.
De verzegelingen door de griffiers bij de raden van justitie of hunne vervangers gedaan in geheel Nederlandsch Indie zijn in 1868 belangrijk in aantal vermeerderd, in 1869 echter tot een meer normaal cijfer teruggekeerd. In 1866 waren er 79, in 1867 61 verzegelingen vermeld: thans werd voor 1868 een totaal van 125, voor 1869 een totaal van 67 verzegelingen verkregen. . . . Het aandeel van Java en Madura en dat der bezittingen daarbuiten, gelijk mede hoevele verzegelingen bij sterfgevallen, hoevele in geval van faillissem*nten plaats hadden, blijkt uit het onderstaand vergelijkend vierjarig overzigt.
JAREN.
1869
1868
1867
1866
A A N T A L V E R Z E G E L I N G E N .
OP JAVA EN MAQURA.
Bij sterfgevallen.
e e
O 42
> c
11
29
12
P "3
4=> a
ï i
31
17
H « . M
44 c
g a ©> 44
49
78
40
50
IN DE BUITENBEZITTINGEN. IN GEHEEL NEDERLANDSCH INDIE.
Bij sterfgevallen.
0 S > ^ a 44 g a> 4^ o 4= b»! O ?"bß •* O 0*3 ©.S
61
115
49
70
4= S W
44 fi 3 £
M
c3
O
10
12
Bij sterfgevallen.
CD 4 2 O 4 3 CM © >t O S
14
32
U
14
"03 43 to
4= a o P3
1
5
1
5
15
37
12
19
51
P
49
57
67
3 125
61
79
Op Java en Madura is het aantal der verzegelingen in weval van faillissem*nt in beide jaren, vooral echter m 1868 belangrijk toegenomen, vergeleken met de beide voorgaande jaren. Ook bij sterfgevallen is het cijfer voor 1868° veel hooger dan vroeger. _ In de buitenbezittingen is het aantal in cas van Jaillissem*nt in 1868 gelijk aan dat van 1866, doch in beide jaren minder dan in 1867; dat bij sterfgevallen nagenoeg hetzelfde van vroeger. Over geheel Nederlandsch Indie genomen is de toename der verzegelingen ter zake van faillissem*nt in 1868 belangrijk en ook die bij sterfgevallen is beduidend te noemen.
N°. 8. 10.
De inschrijvingen van verschillende acten ter griffie van de radon van justitie in Nederlandsch Indie hebben in 186s' en 1869 een hooger cijfer bedragen dan in 1867, dorh ziin beneden het aantal van 1866 gebleven. Laatstgenoemd jaar had 212 inschrijvingen, 1867 173 1868189 en 1869 183. Welk deel van die getallen bij de gritnen op Java en Madura, en welk bij die op de buitenbezittingen voorkwam, zoo mede de aard der verschillende ingeschreven acten, blijkt uit het volgend vergelijkend vierjarig overzigt:
21
82
••
J A R E N .
1 8 6 9 . . .
1 8 6 8 . . .
1 8 6 7 . . .
1 8 6 6 . . .
G E T A L I N S C H R I J V I N G E N
OP JAVA EN MADURA.
Bij sterfge
ce 03
a CS
5
2
3
6
u
'O S3 ° à C >
2 o CS CC I» co
CD 0 °
K *
68
82
63
81
o •-a
CS cS > a CS c« ? s > '5 N a CS
H
))
»
»
vallen.
bJQ
"S*
Q
S
q os
43
37
16
45
"ÖS
o
116
121
82
132
a'
CO
CO a . M a CD CD u CD O CO "œ ' B C CS . a a es >
56
46
74
71
CD s
CD T3 O a 03
2
7
1 4
1
"cä
o
174
174
160
204
T E R
IN DE BUITENBEZITTINGEN.
Bij sterfgevallen.
'B 03 as o
es
»

»
n
CD 1 3 n ° bo a WS. 'O f-«
c3 ce
S*
2
4
2
»i
3 03 >
CS
03 CD S
a
03 >
»
»
»
1)
ta a "S, EH CD
CD
a ce >
4
7
9
4
"à 03 -M O H
6
11
11
4
à a -*» ce a o a o CD
> O co 'a T3 a es a ce
8
4
2
4
a a 'B o
a CS î>
»
»
"
»
"3 CS
O H
9
15
13
8
G R I F F I E .
IN GEHEEL NEDERLANDSen INDIE.
Bij sterfgevallen.
'B S
CD -O
ce
5
2
3
6
i-t CD n ° to a ter a ' B Sce o CS aJ > CD C ^ CS CD 03 rQ a °
70
86
65
81
8 »
' B U CS 03 >
CS CS ?
CD
'3 a
>
»
»
»
D
00 .2
> e CS
47
44
25
49
'S ce o H
122
132
93
136
E a
CO S o MS a a a u > o CC "3 'B a CS -s B es >•
59
50
76
75
;a* S S CD ' B O
a cS >
2
7
4
1
PC O EH
183
189
173
212
Vooral de acten van aanvaarding onder voorregt van boedelbeschrijving zijn in beide jaren in grooter aantal voorgekomen dan vroeger. De inschrijvingen van handelsovereenkomsten zijn daarentegen belangrijk minder dan in beide laatst voorgaande jaren. Het aantal malen dat de tegenwoordigheid der griffiers bij de raden van justitie werd gevorderd bij het leggen van beslag op roerende goederen heeft in geheel Nederlandsch Indie bedragen in 1869 169, in 1868 196, tegenover 203 malen in 1867 en 249 malen in 1866. Van deze totalen kwamen op Java en Madura voor in Je>69 111, in 1868 139, tegen 170 in 1867 en 213 in 1866; in de binten
bezittingen 55 in 1869, 57 in 1868, 33 in 1867 on 36 in 1866. Het aantal malen dat dergelijk beslag werd gelegd is derhalve in de jaren 1869 en 1868 op Java en Madura verminderd , op de buitenbezittingen vermeerderd en over geheel Nederlandsch Indie evenzeer verminderd in vergelijking met de in het vorig verslag behandelde jaren.
Batavia , Mei 1871.
De Directeur van Justitie,
T. II. DER KINDEREN.
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal Verslag van 1871.
NEDERLANDSCH (OOST) IND1E.
BIJLAGE LIT. «f.
N°. 11.
A A N T O O N I N G
BETREFFENDE HET AANTAL
F A I L L I S S E M E N T E N
BIJ ELKEN RAAD VAN JUSTITIE
IN
H l l i l â S J i t t l 1BBQS.
BEHANDELD GEDURENDE DE JAREN
I860 -1870.
KAAD VAN JUSTITIE
T E
a.
Batavia.
i a m a r a n g .
Soerafoaäja.
Padang.
Macassar..
1
AjiifooJna.
JAREN.
1866
1867
1868
1869
1870
1866
1867
1868
1869
1870
1866
1867
1868
1869
1870
1866
1867
1868
1869
1870
1866
1867
1868
1869
1870
1866
1867
1868
1869
1870
Failliet-verklaring
CD 5" '5b n â 03 a
CD .SP '53 ft o
40
31
42
21
28
7
10
14
5
1
10
4
op verzoek van een of meer schuldeischers.
1
4
12
6
3
»
1
2

1
1
6
22 2
26 5
opvordering van het openbaar ministerie.
1
1 »
»
))
n
n
H
it
))
»
H
M
n
18 4 »
1
1
5
n
n
»
2
3
2
3
u
v
»
H
1
4
3
1
3
1
2
1
2
1
• >
n
H
»
»
»
»
»
n
M
»
»
Î1
n
!)
))
17
»
Î)
)>
W
a oS CD £ 4 O
d
11
4
6
.5
»
6
4
4
2
1
O )>
1
2
4
1
1
2
- j
»
1 »
1
,>
»
n
))
»
i )
1
Landaard van den failliet.
n CD N CD C
O
30
34
46
21
30
1
5
12
2
»
7
9
13
19
12
4
2
3
3
1
1
3
3
o
1
))
»
))
»
»
s
CD
CD
C3 <
1
1
1
1
1
H
1
»
1
1
1
1
5
10
6
»
1
11
n
)i
n
))
1
t
2
r)
)i
»
»
»
'd ^
CD bß ? a ÎH »i— > T! CD CD f-i - ^ Cû c» c O -43
J)
n
i
M
»
»
1
»
»
1)
n
v
4
n
»
»
H
n
n
»
»
»
»
ï)
n
)i
»
H
))
»
So 'd 'S M
»
))
))
»
))
1)
JJ
»
1)
n
»J
) j
1
»
u
»
n
i »
»
D
»
n
))
»
y
H
11
»

a. Binnen het ressort van de raden van justitie te Banda en te Ternate komt in geen der behandelde iarefl een faillissem*nt voor. 6. Van één faillissem*nt is de beëindiging niet opgegeven. c. Voor 1870 kon nog niet van alle faillissem*nten opgegeven worden, of insolvont-verklaring dan wel hom*ologatie ,van accoor J zou plaats vinden.
3
<
V a n de in liet j a a r aangebragte zijn
O u > c3 3.5
34
29
42
23
24
t
9
14
4
»
»
3
6
»
9
9
15
20
Le 13
c CD fco O
a o CD to
O
»
»

»
)1
))
»
H
4
3
c
2
3
4
1
c
8
10
12
3
7
»
2
2
1
0
2
1
6
5
3
7
11
16
5
2
11
10
24
31
22
42
39
54
b 26
31
AANMERKINGEN.
40 te Batavia, 1 te Buitenzorg en 1 te Bandjermasin.
34 te Batavia, ] te Meester- Cornelis , 1 te Buitenzorg, 1 te Tangerang-, 1 te Indramaijoe en 1 te ?
53 te Batavia en 1 te Krawang.
24 te Batavia, 1 te Bandong, 1 te Bandjermasin en 1 te ?
30 te Batavia en 1 te Buitenzorg.
3 te Samarang, 1 te Salatiga en 3 te Soerakarta.
5 te Samarang, 1 te Ambarawa, 1 te ïagal, 1 te Koedoes, 1 te Kembang en 2 te Soerakarta.
11 te Samarang . 1 te Ambarawa. 1 te Pekalongan, 2 te Patti en 0 te Joana.
2 te Samarang, 1 te Toeban, 1 te Rembang en 1 te Soerakarta.
•2 te Samarang.
9 te Soerabaija . 1 te Pasoeroean en 1 te Kediri.
7 te Soerabaija . 1 te Grissee en 2 -te Probolinggo.
14 te Soerabaija . 5 te Grissee , 1 te Pasoeroean , 2 te Bangil en 1 te Bezoeki.
20 te Soerabaija, 4 te Grissee , 1 te Malang. 1 te Pasoeroean, 1 te Bangil. 1 te Probolinggo 2 te Sumanap en 1 te Sampang. Geen opgaaf der plaatgen ontvangen.
Alle te Padang, behalve 1 (in 1868) te Aijer-Bangies.
Alle te Macassar.
Te Amboina
; i T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
NEOERLANDSCH (OOST-) INDIE.
BIJLAGE LIT. K.
*T. 12.
STAAT
DER
VERRIGTE HEERENDIENSTEN OP JAVA EN MADURA
MET UITZONDERING VAN DE YORSTENLANDEN
gedurende 1870.
Voor zooveel noodig wordt aangeteekend, dat de onderwerpelijke statistiek, even
als die in vroegere verslagen medegedeeld, niet de gemeentelijke diensten omvat,
die, behoudens toezigt dat ze binnen billijke grenzen blijven, aan geene regt
streeksche regeling van bestuurswege worden onderworpen.
GEWESTEN.
Bantam . . . .
Batavia . . . .
Krawang. . . .
Preanger regentschappen . . .
Cheribon. . . .
Tagal
Pekalongan. . .
Samarang . . .
Japara . . . .
Kombang. . . .
iSoerabaija . . .
Pasoeroean . . .
Probolinggo. . .
Bezoeki . . . .
Banjoewangi . .
Banjoemas .
Bagelen . . . .
Ivadoe
Madioen . . . .
Kediri
Madura (I) • . .
Totaal . . •
Aantal
dienstplig
tigen.
86 044
175 175
12 554
(d) 165 655
156 617
84 310
53 348
193 658
91581
108 026
176 961
103 652
65 052
56 063
8 625
102 334
143 154
95 358
71682
67 043
16 937
2 033 829
OD ' O P 03
•Q
cä . > 0 CD
o3
* 0 rj CD 5 I* CD S r0 O
O »D >
86
5
7
184
75
67
94
92
54
55
82
82
{i) 58
19
13
84
36
96
59
22
18
1288
• B 03 m eä a 03 > a CD r* 03
•° ù •** 0 2 »3
§ M t>
(6) 18
!)
»
90
17
6
»
2
6
50
40
4
16
»
»
1!
2
8
10
12
6
287
i 0 O O .a c» ~ m 0 is
CD C3 es
CD 03
rfj ^
+* Ö ÇD o r 3 H3 ll t>
»
»
»
)>
35
12
»
»
41
52
75
»
»
»
»
46
87
95 .
29
43
«
515
2
^ CD 'S u à CD CD
03 R 03 CD t> -M u 03 <D
• ° CD -w Ja CD O ^ J3 o g >
61
11
»
M
)>
24
»
14
»
»
6
»
)!
»
»
36
13
7
6
»
M
167
02 *3 c S CD -*-3 0 * A t* S
(U ra . M f-«
M.<£
• ^ ' ^ CD CD Ai-0 o o >
3

»
16
»
40
15
!>
»
))
»
»
))
*
»
»
n
5
7!
M
»
79
.
r « O 03
C 03 k a
CD N CD Ai "S ó ja CD s'3 t>
1532
1 260
230
1431
1089
795
844
1166
980
1569
1937
952
305
618
121
704
478
662
1247
232
76
18 228
B I J Z O N D E R E
AANTAL DIENSTPLIGTIGE
0 " A +3 0 m CD .2 13 r ö O _ A Ö „ CS 2 > 'o 02 ß 'O
S3
CD ^ r' CD
'a :s> § Ä t>
953
»
220
»
1204
264 X 2 W 365 x 877
507
1 369
820
1937
1672
1 007
645
810
165
995
1068
703
1250
1022
206
264 X 2
365 X 17430
m i SI
« :P 03 'J t . O ^ M CD C Ö CD %, ra CD
: £ P * T 3 n CD CO > CD . *• 2 a CD r0 CD J «'O ^ ß S § 5 g. >
155
»
56
508
581
146
(f) 115
43
137
497
404
53
50
143
9
239
387
192
238
144
36
4 133

• 0 1 .2 § u > 0 3
> A4 c p CD <3 60œ D 1» "
erbre et ve arder
^ C . Ü CD CD c 3 . 0 _, 'O
§ f SD ^
40
58
15 V
J)
141
83
98
194
52
33
471
92
27
43
2
57
15
32
79
65
»
1597
E R Î
TIGE*
i
3 J i D
a
•a h
H es _ ^
r- "Ö
(• 6 0
40
58
15
»
141
,83
98
194
52
33
471
92
27
43
2
57
15
32
79
G5
»
597
I I E N S T E N.
UGELIJKS UITGEKOMEN.
I eu
a • f3 £ i» CD
S "g o rt
s <° > a
m P _C CD 11 t>
126
52
ï)
»
»
))
31
13
î)
»
ï)
121
»
46
11
M
))
))
»
I)
»3 L
400
i p cS > CD
C a >
CD
03 Ë
f>
42
70
10
55
87
»
»
71
12
72
70
4
»
76
3
17
»
11
55
6
I!
CGI
1
CD
c8 (S c a > a o r * c3 Ë ^ P CD -a .S u y o *CD o •-' i>
JJ
»
»
»
n
4
»
119
»
!)
422
»
»
4
»
»
648
32
16

Î)
1 245
co CD 'a p o •M P ci > p CD
•w o o ce ^ p
8 ^ t>
»
»
»
»
n
»
141
162
»
))
»
1)
))
»
w
n
»
30
»
»
»
(Jljf)
à
CD cß
CD •»s
© -a P 03
S-i O O !>
»
(c) »
»
M

»
(?) 36
(/») 10
))
(h) 3
M
J)
»
»
))
»
H
»
(t) 23
»
))
72
Te zamen.
3 016
1445
538
2 284
3 229
264 X 2
365 X 2 054
1881
3 255
2 102
4 268
5 179
2315
1 101
1759
324
2 178
2 734
1873
3 812
1 546
342
264 X 2
365 X 46 435
1 -ro "7 a m u n i n !/•
aantal
dagdiensten
berekend
over het
gelieele jaar.
1 100 840
527 425
196 370
1
833 660
178 585
750 238
686 565
1 188 075
767 230
1 557 820
1890 335
844 975
401 865
642 035
118260
794 970
997 910
683 645
1 099 380
504 290
1-24 830
IG 949 303
(«)
(i) [o]
(d)
(e)
(f)
(9)
(h) W
(i)
«
A A N ME BRINGEN.
Voor al de residen tien, met uitzondering van Samarang en Kadoe, hebben de opgegeven cijfers alleen betrekking tot het overb r e i igen van brieven. Voor Kadoe is het opgegeven aantal heerendienstpligtigen uitsluitend btlast geweest met het verzorgen van gladakpaarden.
Ook voor het bewaken van bazaars.
In het vorig verslag werd het aantal op de particuliere landerijen dagelijks uitkomende heerendienstpligtigen opgegeven als te hebben bedragen 16 386. Over 1870 is bet cijfer niet kunnen worden opgegeven.
Hieronder begrepen 39 094 vrijgestelden en vast afgezonderden, zoodat 126 561 beschikbaar bleven.
De tweeledige opgave van het aantal heerendienstpligtigen bij de hoofden is toe te schrijven aan de omstandigheid, dat de schrijver van den controleur van Pamalang slechts 264 dagen van het jaar in functie geweest is. Waaronder 36 voor diensten als looper voor de negorijposterijen.
Waarvan 18 voor het bewaken der kas van den ondercollecteur en 18 voor het bewaken van de karbouwenstallen der gouvernementsposterijen.
Voor het doen van diensten bij de recherche.
Hieronder begrepen de diensten gepraesteerd voor de bewaking van de gevangenissen en bazaars. Voor het bewaken der vogelnestklippen.
De cijfers betreffende Madura hebben alleen betrekking op het regentschap Pamakassan.
GEWESTEN.
A L G E M E E N S T E
Bantam .
Batavia. .
Krawang .
Preanger r schappen.
Cheribon .
Tagal . .
Pekalongan
Samarang .
Japara . .
Rembang .
Soerabaija.
Pasoeroean
Probolinggo
Bezoeki. .
Banjoewangi
Banjoemas
Bagelen
Kadoe . .
Madioen .
Kediri . .
Madura (m)
gent
a BS
H3 B o A tH O t J S
O
CU A o o
488 294
(§§) t
bO B r-l A B > 13 B O A
S o o A o ° o M>
a 03 . ra p ri ® s so 03 Q > .S — •g o,<D 2 ~ 13 ei o
© A u o o >
03 A a 03 >
a o A
<D . 'O H a a> O «i 13 *= o CD o A A ' H J_, O c3 !>
=3
c
t* 'O a
13 c O
<D B
o Ü
n m > 13 o
CD 1-1 a o
+ j
A
r-l O
e£ O ,-3
C/J -a 0 c3 P
CD 13 n CD
. S CD B ' O
96 448
t
76 033 17 988
519 624
438 672
343 533
274 467
306 259
330 635
287 070
1460513
805 637
118 090
268 859
25 878
519 034
439 004
963 350
220 259
152 257
(re)35881
134 867
91462
171 589
97 539
110 029
30 366
84 787
94 611
148 804
37 049
64133
4 074
48 735
133 166
40 749
19 154
11991
Totaal . • • 8072729
112 200
t
66 662
87 885
312 265
75 364
49 020
178 029
224 492
73 419
210 721
79 765
36 736
69 968
»
52 601
239 642
76106
166 466
58 528
19 323
1440541
2 439
(a) 563
»
610
2 737
1352
e)4 226
107
»
85
»
1824
2 456
3 198
»
52
2189192
t
2 256
»
4 040
871
»
1 714
4139
(d) 15 363
3 527
5 506
»
1514
»
2 682
2 459
6 103
522
n
70
131 992
75
19 649 50 766
AANTAL VERRIGTE D A G D I E N S T E N l A R
' B
*? • B g B c3 o3 : B > t(j N 'S a B H CD CD A g"g S * 1 'B %*
_ 2 o w
FÄH •_£ rç3 Sn C3 fl §s.2
a 03 >
T} B o A u CD 'W » 0 B
CD S3
^* CD g ^ >
a c3 t»
B i O u CD 13 B 3
CD b ß A S
>
3 796
t
3 738
2 206
2 029
»
2 078
[f) 872
132 067
620
8140
»
297
23 776
21341
t
2 600
»
4 677
300
60
214
267
8 718
1396
86
{p)7 501
47160
t
1731
»
3 395
2 740
1201
163
214
»
2 060
2 292
568
»
4411
»
1281
20 056
a Cl
u _2 o 13 O O 60
B CD
2 cn A -n
a 03 >
B CD BD B
A
CD bC
14 777
t
»
8 725
5181
322
453
20 070
31
12 287
15 358
277
3 002
13 170
t
5 084
530
351
50 298
9831
16 353
24 01"
8 291
27 840
14
K
3 865
6 961
13 444
2 108
106 861
1 32^
33«
3lS äij 3,
3 Uh) ,
»
135 iß
;NE 'I E N S T E N.
;STEÜ 4 A R G E L A N G DER BEHOEFTE.
Ö O) a CD bO C c3 c CD bC
3 170
t
3 <B O +»
c .2
> CD
ie a
c >
a m bß a
o ra
u • o o •
B ^4 eu ^ OH © %£ rK es -*> 2
r4 O o >
o
n cc
'-a o CC
0 >
>
Geza
menlijk
*etal dag
diensten.
Generaal
totaal
der gepres
teerde
dagdiensten
(bijzondere
en alge
meene
diensten
te zamen).
VERHOUDING
TOT HET GETAL
DIENSTPLIGTIGEN. (§)
CD CD a e a S
*j3 rH M S
" C3 A " " H-» -r= m CD c ra _<D
-H a
a l £
c3
I *** er -S 5 P CO
o a
-a to '«Sri CD 1 3 *> r— bc s .En =3
S a
SC C3
CD
r r t "> CD S •rH O M rS bC CD +-;
a-s
bD s 'S co a a ^ O CD CD
o S t» o N
!*!
AANMERKINGEN
Ongerekend de vast afgezonderden in de Preanger regentschappen (verg. noot d op de voorlaatste bladzijde).
De dus -f- geteekende kolommen zijn bij gemis aan opgaven niet kunnen worden ingevuld.
Bij gemis aan opgave van de gepraesteerde algemeene diensten, blijven deze kolommen oningevuld.
14 588
t
5 084
530
351
50 298
983
16 353
24 01"
8 291
27 84ö
3 736
10467
188'
33«
3 1S5[)
3 4' 3
ï
26Ï
296
39 821
2 491
135 5 465 71 399
33 725
10 896
60 396
(b) 2 020
c)211481
2 100
3 650
.650
14 079
3 000
(?)
63 800
452
g) 1000
f) 235
[l) 213
275 797
767 614
f
167 270
947 227
869 421
637 097
423 031
882 394
593 657
490 631
1 815 026
1H50 893
225 689
405 394
29 952
635 548
847 533
1 159 840
419 355
222 894
62 442
1868 454 31406 060
12 652 908
(*)
363 640
1 780 887
2 018 006
! 387 335
1 109 596
2 070 469
1 360 887
2 048 451
3 705 361
1 895 868
627 554
1047 429
148 212
1 430 518
1 845 443
1 843 485
1 518 735
787 184
187 372
(r) 29 074 786
(*)
4 582 210
46 194 765
57 165 905
30 773 150
19 472 020
70 685170
33 427 065
39 429 490
61590 765
37 832 980
23 743 980
20 462 995
3 148 125
37 351 910
52 251210
34 805 670
26 163 930
24 470 695
6 182 005
661 139 400
17
(*)
13
26
28
22
17
34
24
19
17
20
38
20
21
26
28
19
17
31
33
23
(a) Hieronder begrepen de diensten voor bet onderhoud der pasangrahans. (b) Voor het vervaardigen en vervoeren van steenen ten behoeve van bruggen en duikers. [e) Waarvan 2076 voor het onderhoud van inlandsehe scholen, 58 692 voor het onderhoud van dijken, 7029 voor het bewaken van dijken en 143 684 voor andere diensten. [d) Hieronder begrepen de diensten voor het onderhoud der poststations en pasangrahans. (<?) Ook voor het onderhoud der pasangrahans. [f) Hieronder begrepen de diensten voor het onderhoud der pasangrahans en bazaarloodsen. [g) Voor het bewaken der vogelnestklippen te Karangbollong. (A) Ten dienste van het bouwdepartement. (£) Waarvan 215 voor het overbrengen van geld en 20 voor het onderhoud van vlotten. (k) Voor het onderhoud van gouvernementsgebouwen. (Z) Voor het leveren van gladakpaarden. (m) De cijfers betreffende Madura hebben betrekking op het regentschap Pamakassan. (n) Hieronder begrepen 18 660 dagdiensten voor het onderhoud van de districtswegen. Bovendien praesteerde de bevolking voor het onderhoud van de negorijwegen 602 dagdiensten. (o) Het onderhoud der bruggen op den grooten weg en de districtswegen geschiedde door den waterstaat. (p) Ook voor het onderhouden van districtsgevangenissen. (?) Deze dienst werd verrigt door van heerendiensten vrijgestelde kamitoea's. (r) Hieronder niet begrepen de residentie Batavia.
12.
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
A
Koloniaal verslag van 1871.
NEDERLANDSCH (OOST-) INDIE.
BIJLAGE LIT. I J .
N°. 13.
LANDRENTE OP JAVA
EN IN
DE AFDEELING PAMAKASSAN (MADURA).
(Verhouding van den aanslag tot de waarde van den padi-oogst.)
1870.
G E W E S T E N .
L
Bantam . . .
Krawang . . .
Cheribon . . .
Tagal . . . .
Pekalongan . .
Samaraüg. . .
Japara . . . .
Rembang . . .
Soerabaija
Pasoeroean . .
Probolinggo . .
Bezoeki
Banjoemas . .
Bagelen . . .
Kadoe . . . .
Madioen . . .
Kediri . . . .
Madura . . .
Gemiddelde
aanslag
per bouw.
2.
f 7,20
3,78
4,99
5,09
4,98
4,555
4,95
3,71
5,925
10,49 5
9,245
9,01
5,68 5
7,69
5,61
4,045
5,525
2,65
Gemiddelde padi-opbrengst per bouw. (pikols.)
20,80
16,43
17,57
23,98
13,35
22,34
10,09
12,14
16,09
52,09
32,44
40,62
23,14
30,29
30,21
25,54
21,27
13,70
Gemiddelde
marktprijs
per pikol padi.
1,94
1,605
2,54
2,38
2,90
3,11
2,815
2,66
2,94
3,92
2,52 5
2,83
2,065
3,19
3,225
3,64
4,00
3,14 5
Bekende geldswaarde van een bouw padi. (kolom 3 en 4.'
f 40,35
26,37
44,625
57,07
38,715
69,48
28,40
82,29
47,305
204,19
81,91
114,95 5
47,78
96,625
97,43
92,96 5
85,08
43,085
Percentsgewijz' verhouding van den aanslag tot de waarde van den oogst (kolom 2 en 5.)
6.
17,84
14,33
11,18
8,92
12,86
6,55
17,43
11,49
12,52
5,14
11,29
7,84
11,90
7,96
5;75
4,35
6,49
6,15
(1) Voor de berekening van de gemiddelde padi-productie per bouw, is in deze kolom de beplante en niet enkel J gestrektheid tot grondslag genomen. Daarenboven zijn te dezer plaatse alleen in aanmerking gebragt de ve^8 gewas is verbouwd.
RANGSCHIKKING DER ONDERLINGE VERHOUDINGEN.
7.
Pasoeroean, in betaling 1 , in productie 1 , in pereentsgewijze verhouding (als bedoeld onder kolom 6) 17
Probolinggo,
Bezoeki,
Bagelen ,
Bantam,
Soerabaija,
Banjoemas,
Kadoe,
Kediri,
Tagai, ;:
Cheribön ,
Pekalongan,
Japara,
Samarang v
»
»
M
»
n
M
n
»
JJ
»
JJ
H
n
»
»
»
»
n
»
JJ
n
>J
»
»
u
>?
2,
3 ,
4 ,
5,
6,
7,
8,
9,
10,
11 ,
12,
13,
W ,
JJ
JJ
n
n
j j
»
JJ
»
JJ
JJ
»
»
JJ
D
»
»
JJ
JJ
»
n
»
H
11
J)
n'
»
3 ,
2,
4,
H ,
14,
8,
5,
10,
7 ,
12,
16,
18,
9,
»
»
»
»
»
11
n
»
»
11
n
il
il
Madioen, » » 15, »
Krawang, » » 16, »
Rembang, » » 17 , „
Madura, » » 18, »
G, »
13, »
17, »
15, »
» 11
n ii
» »
» u
>! ir
» » » 8.
» » » 12.
» » » 11.
» » » 1.
» » » 5.
» » » 6.
» n n 16.
'i )) 71 n » 14.
» » 10. » n
» D » « » 9.
n » »
» » II II I! 1 3 .
« » 18.
» I! II II 3 .
» 11 II II I? / .
» " » n n 15.
inkej ' zoo als in de afzonderlijke aantooning betreffende de rijstcultuur (zie bijlage litt. BB hierachter) — de geslaagde uiti vel • m e t padi als eerste gewas beplant, in de evenbedoelde aantooning bovendien da velden waarop padi als tweede
Z I T T I N G 1871 — 1872.
Koloniaal verslag van 1871.
IVEDERLAKDSCH (OOST-) INDIE.
BIJLAGE LIT. M .
N°. 14.
BEDRIJFSBELASTING in elk gewest van Java en Madura, gedurende het jaar 1870.
GEWESTEN.
Getal aangeslagenen. Bedrag van den aanslag.
Inlanders. Chinezen.
Andere vreemde Oosterlingen.
Totaal. Inlanders. Chinezen.
Andere vreemde Oosterlingen.
Totaal.
Gemiddeld bedrag per hoofd.
Inlanders.
Chinezen.
Andere vreerade Oosterlingen.
Aanslag ter zake van bedrijven of neringen, reeds vroeger aan de belasting onderworpen.
Bantam . .
Krawang .
Cheribon .
Tagal . . .
Pekalongan
Samarang.
Japara. . .
Rembang .
Soerabaija.
Pasoeroean
Probolinggo
Bezoeki . .
Banjoewangi
Banjoemas
Bagelen
Kadoe .
Madioen
Kediri.
Madura
Te zamen
6 204
2 137
11280
19 845
11 141
20 590
12 224
14 981
47 569
22 071
10351
6 541
2 00O
6 912
33 033
20157
6 119
8 797
3 620
265 587
365
800
3 099
1053
732
3 004
1 632
1787
2 348
937
4€1
238
42
675
637
987
741
1083
1186
21807
10
»
478
54
165
310
62
31
485
308
202
186
69 »
22
14
32
»
905
3 363
6 579
2 937
14857
20 952
12 038
23 943
13918
16 802
50 402
23 316
11014
6 968
2111
7 587
33 692
21 158
6 892
9 880
5 711
290 757
f 17 430,17
3 817,00
29 588,50
44 571,85
18 654,00
45 654,50
23 977,75
30 439,00
129 670,50
52 757,50
22 607,50
23 026,50
4 894,00
13 476,50
57 534,50
28 181,00
15 674,00
26 827,00
10 210,25
598 992,02
3 811,00 f
4 814,00
23 545,00
8 903,00
4 494,00
22 251,00
10 997,50
13 620,00
18 904,00
10 616,50
2 351,00
1 B90,50
146,00
4 298,00
3 930,00
6 326,00
6 396,60
7 986,00
4 972,00
f159 782,10
229,00
»
1 849,00
288,00
1 012,00
1 595,00
339,50
146,00
4 092,00
1 043,00
542,00
1071,00
214,00
»
71,50
58,00
48,00
»
2 860,00
f 15 458,00
f 21 470,17
8 661,00
54 982,50
53 762,85
24 160,00
69 500,50
35 314,75
44 205,00
152 666,50
64 417,00
25 500,50
25 488,00
5 254,00
17 774,50
61 536,00
34 565,00
22 218,60
34 813,00
18 842,25
f774 232,12
f2,81
1,78
2,62
2,25
1,67»
2,21s
1,96
2,03
2,72s
2,39
2,18'
3,52
2,45
1,95
1,74
1,40
2,56
3,05
2,82
f2,25!
10,44
6,055
7,60
8,455
6,14
7,405
6,74
7,62
8,09
11,33
5,10
5,84
3,475
6,37
6,17
6,41
8,63
7,37
4,19
f 7,33
f 22.90
»
3,87
5,335
6.14
4,69
5,48
4,71
8,44
3,38 5
2,68
5,76
3,10
11
3,25
4,14 5
1,50
tl
3,16
f 4,595
GEWESTEN.
Getal aangeslagenen.
Inlanders. Chinezen.
Andere vreemde Oosterlingen. Totaal.
Bedrag van den aanslag.
Inlanders. Chinezen.
Andere vreemde Oosterlingen.
Totaal.
Gemiddeld bedrag per hoofd.
Inlanders.
Chinezen.
Andere vreemde Oosterlingen.
Aanslag ter zake van het visschersbedrijf, eerst sedert 1°. January 1864 aan de belasting onderworpen.
Bantam . .
Pekalongan
Samarang .
Japara. . .
Soerabaija.
Pasoeroean
Probolinggo
Bezoeki . .
Banjoewangï
Madura . . .
Te zamen
1571
1552
2 736
1776
5 053
1320
3011
1 600
266
16 468
35 353
21
21
»
»
»
»
1
»
»
6
»
>J
7
1592
1552
2 736
1776
5 054
1 320
3 011
1.606
266
16 468
35 381
f 21 610,00
7 047,00
8 374,00
3 640,00
13 712,00
28 011,40
17 431,50
11 734,50
694,00
114 865,00
f 1460,00
f227 119,40 f 1 460,00
1,00
46,00
47,00
f 23 070,00 f13,755
7 047,00
8 374,00
3,640,00
13 713,00
28 011,40
17 431,50
11780,50
694,00
114 865,00
4,54
3,06
2,05
2,715
21,22
5,79
7,335
2,615
6,975
f 69,52 5
f228 626,40 f6,425 f 69,52 5
f 1,00
7,66 &
f 6,46
Z I T T I N G 1871 —1872.— 8 .
Koloniaal verslag van 1871.
NEDERLANDSCH (OOST-) L\DIE.
BIJLAGE LIT. SS.
N°. 15.
(DQWQia^aia
BIJHOUDING VAN DE BEVOLRINGS - STATISTIEK
GEHEEL OF GEDEELTELIJK STATISTISCH OPGENOMEN RESIDENTIE»
saiiiiiai ia «ïaisi.
gedurende 1870.
Regentschappen.
Magelang
Temangoeng
Poerworedjo
Koetoardjo.
Ambal
Keboemen
Karang-anjar.
Ledok
Districten.
Kadoe.
Balak
Bandongan
Magelang
Ngasinan
Menoreh.
Probolinggo
Romameh
Djetis
Kedoe .
Lempoejang
Prapak . .
Soemowono
Totaal.
Hagelen.
Poerworedjo .
Djenar . . .
Tjangkreb . .
Loeano .
Koetoardjo. .
Pitoeroeh . .
Kemiri . . .
Ambal . . .
Wonoroto . .
Petanahan. .
Poering . . .
Karang-bollong
Keboemen . .
Kedoengtawon
Premboen . .
Gombong . .
Karang-anjar.
S o k a . . . .
Wonosobo . .
Leksono. . .
Kalialang . .
Sapoeran . .
Kaliwiro . .
Geboorten.
Vermeerdering
Totaal
1534
1876
1605
1998
3 449
4 096
1287
1577
2 498
1460
989
1359
23 728
2 183
2 345
1497
2 263
2 253
1419
1534
1938
1113
700
700
644
2 133
1240
2 174
2 372
1818
3 303
1408
863
1048
1714
1644
Sterfgevallen.
38 306
1420
1905
1971
1640
3 581
3 737
1308
1325
2 062
1180
771
804
21704
1375
1654
906
2 472
1783
781
1243
1342
947
814
819
311
1700
903
1849
2 037
1114
2 604
831
628
981
1113
1650
in 't geheel. percents
gewijze.
114
29
366
358
132
359
21
252
436
280
218
555
2 924
808
691
521
— 209
470
638
291
596
166
— 114
— 119
333
433
337
325
335
704
699
577
235
67
601
— 6
29 857
0,22
0,95
0,68
9,79
0,15
0,33
0,06
0,53
0,74
0,72
0,81
1,46
0,31
0,95
1,21
1,06
0,36
0,98
1,79
0,73
1,12
0,57
• 0,58
0,39
2,27
0,54
0,78
0,82
0,51
1,41
1,06
1,50
0,88
0,19
1,07
0,01
8 449 0,79
Van elders
gekomen.
1847
3 458
3 231
2 784
5 840
6 801
2 653
3 484
5 103
2 397
1417
2 148
41163
2 345
2 540
2 399
2 714
3 273
2 520
1 630
2 463
1319
1651
1857
2 623
1798
982
2 276
2 919
1516
3 503
1379
1022
1057
2 074
2 100
47 960
3
)lders
inen.
A
47
•58
31
'84
Î40
iOl
>53
184
103
S97
117
148
J
L 63
-J
545
)40
S99
ri4
J73
>20
530
L63
Î19
»51
S57
523
'98
182
•76
119
16
03
79
22
57
74
00
60
Naar elders
vertrokken.
1888
3 223
2 919
2 513
5 148
6 360
2 326
3 098
4 411
2 226
1 266
1718
37 096
2 311
2 592
2 334
2 028
3 095
2|023
1408
2 432
1164
1377
1475
1850
1776
802
2177
2 694
1704
3 207
1336
1335
1221
1491
996
42 828
Verschil
in 't geheel.
— 41
235
312
271
692
441
327
386
692
171
151
430
4- 4 067
34
— 52
65
686
178
497
222
31
155
274
382
773
22
180
99
225
— 188
296
43
— 313
— 164
583
1104
-f 5132
percents
gewijze.
— 0,08
0,40
0,58
0,60
0,79
0,41
0,97
0,80
1,18
0,44
0,55
1,13
+ 0,63
0,04
— 0,09
0,12
1,17
0,37
1,40
0,56
0,06
0,53
1,40
1,26
5,28
0,02
0,42
0,25
0,34
— 0,37
0,45
0,11
1,17
— 0,46
1.04
2,96
+ 0,48
Totale percentsgewijze vermeerdering.
0,14
0,35
— 0,10
1,39
0,64
0,74
0,91
1,33
1,93
1,16
1,36
2,59
0,94
0,99
1,12
1,18
0,81
1,35
3,19
1,29
1,18
1,10
0,82
0,87
7,55
0,56
1,20
1,07
0,85
1,04
1,51
1,61
— 0,29
— 0,27
2,11
2,95
1,27
Zielental op ultimo December 1870.
51321
58 349
53 793
45 930
88 220
108 153
34 084
48 630
59 531
39 152
27 413
38 933
(a) 653 509
85 671
57 792
56 097
59 042
48 235
36 685
40 239
53 812
29 348
19 760
30 542
15 750
80 103
43 475
39 859
65 766
50 268
66 921
38 933
26 544
35 393
56 896
38 344
1 075 475
Aanmerkingen.
(a) Volgens de aangetoonde uitkomsten der bijhouding was het zielental in Kadoe gedurende 1870 vermeerderd met 6091 en zou het, als onder ultimo 1869, blijkens bijlage lit. O van het vorig verslag, bedragen hebbende 644 492, bij het eind van 1870 dus moeten gestegen zijn tot 650 583. Dat het intussehen volgens de tegenwoordige opgaaf meer beliep, moet worden toegeschreven aan fontive (te lage) cijfers der oude dessa-registers, ontdekt bij gelegenheid der invoering van het nieuwe dessa-register.
Regentschappen. Districten.
* '
P e k a
Pekalongan . . . .
[ongan.
Pekadjangan . . . •
Bandar-Goeroiwang. .
Banda-Sidaijoe .
Simbang (huurland) .
Totaal. . .
Tagt
S a m a i
d . (c)
Gantoengan . . . .
Doekoewringin . . .
Mandiradja . . . .
Tjomal-kidoel. . . .
Totaal. . . ang. (d)
* Demak (e) . . . .
Transporteren
Geboorten.
1131
1000
1788
1606
1614
1128
1086
760
627
800
552
457
292
12 841
1138
1208
645
584
1587
899
876
1064
964
1031
3 130
623
1077
940
15 766
1359
1769
1340
4 468
i
Sterfgevallen.
1203
946
1378
1017
1712
1129
1441
825
530
703
338
264
217
11703
528
631
457
207
755
481
342
280
443
458
1011
457
743
580
7 373
1851
1262
861
3 974
Vermeerdering
in 't geheel.
— 72
54
410
589
— 98
— 1
— 355
65
97
97
214
193
75
1 138
610
577
188
377
832
418
534
784
521
573
2 119
166
334
360
8 393
— 492
507
479
1478
percents
gewijze.
— 0,13
0,14
0,80
1,55
— 0,18
)!
— 0,84
— 0,23
0,30
0,39
0,77
1,23
0,52
0,25
1,42
1,82
0,65
2,47
1,67
0,54
1,51
2,02
1,86
2,24
3,26
0,35
0,49
1,38
1,44
— 0,67
0,79
1,07
»
Van elders
gekomen.
2 696
1404
2 497
3 242
2 874
1749
2 099
962
1578
1712
1301
730
609
23 453
3 071
1707
1183
1167
2 090
3 213
938
1394
976
1508
4 312
1350
696
1734
25 339
1677
1831
1563
5 071
te
Iders faar elders
'ertrokken.
Verschil
in 't geheel. percents
gewijze.
Totale percentsgewijze vermeerdering.
Zielental op ultimo December 1870.
Aanmerkingen.
2 294
1 099
2 083
3 013
2 244
1140
1755
891
757
1710
1524
749
583
19 842
2 048
717
1661
881
1616
1296
812
1024
830
853
2 139
1340
535
757
V_
16 509
1776
1540
2 047
5 363
8. 15.
402
305
414
229
630
609
344
71
821
2
223
19
26
+ 3611
1023
990
— 478
286
474
1917
126
370
146
655
2 173
10
161
977
-1- 8 830
99
291
484
874
0,75
0,80
0,81
0,60
1,13
1,71
0,82
0,25
2,50
»
— 0,80
— 0,12
0,18
0,62
0,94
1,61
2,15
0,95
1,71
0,02
0,02
2,80
0,39
0,03
1,11
0,70
+ 0,79 1,04
2,38
3,13
— 1,65
1,87
0,95
2,46
0,36
0,95
0,52
2,57
3,34
0,02
0,24
3.76
3,80
4,95
1,00
4,34
2,62
3.00
1,87
2,97
2,38
4,81
6,60
0,37
0,73
5,14
+ 1,52 2,96
0,13
0,45
1,08
0,80
1,24
0,01
53 614
38 423
51837
38 789
56 316
36 214
42 098
28 086
33 605
24 770
27 653
(b) 15 816
(i) 14 628
461879
44 663
33 218
28 712
15 923
50 994
80 225
35 966
40 026
28 668
26 715
69 266
47 483
68 240
27 304
597 403
71 906 ,
64 987
44 754
181 647
\b) In de opgaven over 1869 (bijlage lit. O van het vorig verslag) is ten gevolge eenor misstelling, het totaal der bevolking van liet district Soebah gesteld in de plaats van het zielental op het buurland Simbang, en omgekeerd het cijfer van Simbang geplaatst achter 8oebah.
(o) Van de districten Brebes en Lossari (regentschap Brebes) zijn nog geen bijhoudingsuitkomsten bekend.
(d) Aan de opgaven van deze residentie ontbreken voor alsnog drie districten van het regentschap Samarang, zoomede de vier districten van het regentschap Grobogan.
(e) De opgegeven mutatien io verband brengende met het aanwezig bevolkingscijfer onder uliimo December 1869 (zie bijlage lit. O van het vorig verslag) komt men voor de dus * geteekende districten onder ultimo 1870 tot een lager totaal dan volgens den tegenwoordigen staat. Deze trouwens niet aanmerkelijke verschillen (gozamelijk tot een bedrag van 3617) zijn vermoedelijk het gevolg van verbeteringen, ontdekt bij gelegenheid der invoering het nieuwe dessa-register.
Regentschappen. Districten.
Per transport
S a m a r a ng. (Vervolg.)
Demak (Vervolg.) . .
Banj
Poerwokerto . . . .
P o e r b o l i n g g o . . . .
Singen-kidoel.
Manggar .
* Salatiga .
* Tengaran.
* Ambarawa
* Oengaran.
* Kendal .
* Perboean.
* Troeko .
* Selokaton.
Kaliwoengoe
Bodja . .
Srondol . .
Singen-lor .
Totaal. . .
»emas.
Kaliredjo .
Banjoemas.
Soekaradja.
Poerworedjo
Poerwokerto
Adjibarang.
Dj amboe .
Poerbolinggo
Kertanegara
Tjahijana .
Djajaloeboer
Madjenang.
Pegadingan
Adiredjo .
Tjilatjap .
Batoer . .
Karangkobar .
Bandjar. .
Singomerto.
Totaal . .
Geboorten.
4 468
2 208
1701
2 169
1846
2 227
1184
1938
1 616
2 214
1250
(f) 9 1 9
1718
1339
1549
27 427
641
620
1772
1760
3 065
1607
1623
2 765
1570
1614
265
446
500
1609
1081
756
536
977
1661
24 868
S
Sterfgevallen.
3 974
1056
464
1082
1246
1708
979
1 186
683
1 186
672
5 7 5
1036
870
831
16 973
648
612
1545
1255
2 983
1243
1873
1822
989
1213
673
393
734
1486
1300
857
474
598
1219
21 917
Vermeerdering
in 't gebeel.
1478
1152
1237
1087
600
519
205
752
933
1028
578
34-4
682
469
718
10 454
— 7
8
227
505
82
364
— 250
943
581
401
— 408
53
— 234
123
— 219
— 101
62
379
442
2 951
percents
gewijze.
»
1,99
1,67
1,31
1,19
0,57
0,57
1,37
2,88
2,36
1,32
9 , 7 9
1,20
1,31
1,34
1,17
— 0,02
0,03
0,37
0,90
0,11
0,70
— 0,53
1,03
1,12
0,65
— 3,34
0,29
— 1,18
0.16
— 0,69
— 0,45
0,33
0,88
0,84
0,35
Van elders
gekomen.
5 071
2 651
2 167
7 366
2 147
3 082
2 511
2 835
2 426
4 984
1 139
1 3 3 8
3 902
1980
1353
43 614
, s
1455
1231
3 012
2 233
4 938
1335
1877
2 117
1333
1656
4 341
1622
1988
2 185
5 793
1 083
1303
1207
1936
42 645
_
elders
men.
071
351
L 67
366
147
382
311
335
126
384
139
3 8
302
380
353

314
155
231
312
233
338
335
577
L17
533
556
541
!22
)88
.85
'93
)83
,03
07
36
45
Naar elders
vertrokken.
5 363
2 705
2 256
6 667
2 266
3 112
1810
2 686
2 480
2 600
1361
9 8 6
4 158
1 852
1355
40 671
1 064
1554
3 145
2 585
4 084
1452
2 099
2 097
1396
1412
875
384
1245
1523
5 559
1011
1174
1303
2 150
36 112
Verschil
in 't geheel.
874
— 54
— 89
699
— 119
— 30
701
149
— 54
2 384
— 222
3S2
— 256
128
— 2
+ 2 943
391
— 323
— 133
— 352
854
— 117
— 222
20
— 63
244
3 466
1238
743
662
234
72
129
_ 96
— 214
+ 6 533
percents
gewijze.
»
— 0,09
— 0,12
0,84
— 0,23
— 0,03
1,95
0,27
— 0,16
5,48
— 0,50
o,§o
— 0,45
0,36
»
4- 0,33
1,06
1,47
— 0,21
— 0,63
1,20
— 0,22
— 0,47
0,02
— 0,12
0,39
28,44
6,94
3,74
0,86
0,74
0,32
0,68
— 0,22
— 0,40
+ 0,77
Totale percentsgewijze vermeerdering.
»
1,90
1,55
2,15
0,96
0,54
2,52
1,64
2,72
7,84
0,82
1,59
0,75
1,67
1,34
1,50
1,04
— 1,44
0,16
0,27
1,31
0,48
— 1,00
1,05
1,00
1,04
25,10
7,23
2,56
1,02
0,05
— 0,13
1,01
0,66
0,44
1,12
7
Zielental op ultimo December 1870.
181,647
59 142
75 200
84 450
51006
91805
36 779
55 827
33 338
46 936
44 022
(f) 4 4 4 2 1
57 043
36 397
54197
907 789
37 076
21572
61285
56 141
71855
51794
46 169
91822
51965
62 361
15 244
19 115
20 333
77172
31408
22 174
18 860
43 335
52 498
852 179
Aanmerkingen.

(ƒ) De met zwaarder karakter gedrukte cijfers zijn niet in de algemeene totalen begrepen , daar het district waarop die cijfers betrekking hebben , eerst in den loop van 1870 is opgenomen en de mutatien derhalve slechts over een gedeelte van het jaar loopen.
Regentschappen. Districten.
Cheribon. [g).
Cheribon Sindanglaut . . . .
Totaal. .
Geboorten.
2 570
2 978
695
6 243
Sterfgevallen.
2 105
1746
508
4 359
Vermeerdering
in 't geheel.
465
1232
187
1884
percents
ge-wijze.
0,81
1,68
0,44
1,09
Van elders
gekomen.
6 137
6 036
1350
13 523
GEWESTEN.
Kadoe . .
Bagelen .
Pekalongan
Tagal . .
Samarang.
Banjoemas
Cheribon .
RECAPI
Totaal
Aantal opgenomen districten, waar de bijhouding gedurende geheel 1870 heeft plaats gehad.
12
23
13
14
16
19
3
100
23 728
38 306
12 841
15 766
27 427
24 868
6 243
149 179
21704
29 857
11703
7 373
16 973
21917
4 359
113 886
2 024
8 449
1138
8 393
10 454
2 951
1884
35 293
0,31
0,79
0,25
1,44
1,17
0,35
1,09
0,76
41163
47 960
23 453
25 339
43 614
42 615
13 523
237 697
T l
TS
IPI
Naar elders
vertrokken.
4 247
4 505
932
9 684
Verschil
in 't geheel.
1890
1531
418
4- 3 839
percents
gewijze.
3,29
2,08
0,99
+ 2,22
Totale percentsgewijze vermeerdering.
4,10
3,76
1,43
3,31
Zielental op ultimo December 1870.
59 729
76 093
42 650
— 178472
Aanmerkingen.
ig) Van 23 districten zijn nog geen dings-uitkomsten op te geven. byhou
rULATIE.
87 096
42 828
19 842
16 509
40 671
36 112
9 684
202 742
4
4
4
4
4+
4
4 0G7
5 132
3611
8 830
2 943
6 533
3 839
4- 34 955
+ 0,63
4- 0,18
4- 0,79
4- 1,52
4- 0,33
4- 0,77
4- 2,22
4- 0,75
i 1
i i i
0,94
1,27
1,04
2,96
1,50
1,12
3,31
1,51
!
653 509
1 075 475
461879
597 403
907 789
852 179
178 472
4 726 706
N°. 8. 15.
1!
1!
U
u
u
u
ht
VC o: d( Ol vi L di A
1'C sc
ZITTING- 1871 - 1872. 8.
Koloniaal ver dag van 1871.
NBDERLANIDSCII (OOST-) INDIE.
BIJLAGE LIT. O .
N°. 16.
LIJST VAN LEES- EN LEERBOEKEN, waarvan de uitgave ten behoeve van den inlander van Regeringswege is gelast. (1)
rVedcrlamlsch.
3867. B. HOOLA VAN NOOTEN. Aurora of de morgenstond der kennis ; 550 exemplaren.
1868. J. N. WIERSMA. Handleiding tot aanleering van de Hollandsche taal voor inlanders, 2de stukje; 550 exemplaren.
Maleisch.
i867. J. R. P. F. GONGGRIJP. Seratoes tjerita (Honderd verhalen); 4500 exemplaren, afgedrukt in 1860.
N. GRAAFLAND llmu liitongan (Rekenkunde) ; 2850 exemplaren, afgedrukt in 1868.
A. VAN EICRIS. Ilmu hitongan pongadjaran akan petjahan persapuloh (Rekenkunde met tiendeolige breuken) ; 2050 exemplaren.
1868. A. VAN EKRIS. Ilmu bumi (Aardrijkskunde); 6050 exemplaren, afgedrukt in 1869.
S. L. MARTENS. Transcriptie met Latijnsche karakters van Hikaijat Ioesoef (Geschiedenis van Jozef) ; 3050 exemplaren.
1869. S. STIBBE LZ. Tjonto poladjaran beretong (Rokenkundige voorbeelden); 6000 exemplaren, afgedrukt in 1869.
S. STIBBE LZ. Pengadjaran deri pada ilmoe boemi (Aardrijkskunde); 600 exemplaren, afgedrukt in 1869.
N. GRAAFLAND. Suling (Liederenboek) ; 3050 exemplaren.
Javaanscli.
1867. Mas ngabehi MERTO ADMODJO en radon SASTRO DIRDJO. Serat tjariospi woelang Broto wotjono (Leerzaam verhaal van Broto wotjono); 4050 exemplaren.
(1) Sedert de indiening' van het vorig verslag (zie bijlage lit. V), heeft bovendien do aanschaffing plaats gehad van de navolgende niet voor 's lands rekening uitgegeven inlandsche boekwerken / als : C00 exemplaren van eene "Bloemlezing u ; t Maleische geschriften", bewerkt door den heer G. K. NIEMANN , on hier te lande uitgegeven met ondersteuning van het Koninklijk Instituut voor de taal -, land- en volkenkunde van Nederlandsen Indie ; 1200 exemplaren van de »Serat lokopâlâ" , bewerkt en voor eigen rekening in lndio uitgegeven door dr. W . PALMEP. VAN DEN BEOEK , en 400 exemplaren van de « Serat Ardjoenâ Sosrà Bahoe ' , bewerkt door denzelfde en uitgegeven voor rekening van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en W e t e n schappen. Deze boekwerken zullen, van linnen banden en andere versieringen voorzien , bij voorkeur dienen voor prijzen op de inlandsche scholen.
Dezelfden. ïjarios Sae 11 idjio (Elf fraaije Vorhafen); 2050 exemplaren, afgedrukt in 1868.
Dozelfden. Javaansch en Maleisch brievenboek ; 3050 exemplaren.
DR. W. PALMER VAN DEN BROEK. Serat Wiwoho Djarwo (Geschiedenis van Wiwoho Djarwo) ; 3050 exemplaren, afgedrukt in 1868.
1868. Mas KERTA REDJO. Poeniko book, tjarios Wirodjoijo (vorhaal van Wirodjoijo) ; 2050 exemplaren, afgedrukt in 1868.
Radhen pandji SOERJO WIDJOIJO. Beschrijving van Batavia, 2de stuk; 2050 exemplaron, afgedrukt in 1869.
1869. Mas SOERO DI ARDJO. Tjarios Sao, petikkan sang king serat tapel Adam (Keur van verhalen, ontleend aan het boek Tapel Adam) ; 3050 exemplaren.
K. F. HOLLE en J. A. WILKENS. Among Tani (De vriend dos landmans); 4000 exemplaren.
Mas ngabehi KROMO PRAWIRO en Radhen ngabohi SASRO DT ARDJO. Petikkan ilmoe boemi (Bloemlezing uit de aardrijkskunde); 5050 exemplaren.
1870. Raden pandji SOERJO WIDJOIJO. Tjarios negari Batawie (Beschrijving van Batavia, 2de vervolg) ; 2050 exemplaren.
ManclEtelingscli.
1867. DJASIAN SOETAN KOLIPOII en DJARESIDAH. Boekoe itongan (Rekenkunde); afgedrukt in 1868.
1868. W ISKAKDER. Vertaling van Bagej bagej tjeritora (Verschillende verhalen); 5050 exemplaren, afgedrukt in 1868.
SI MANGATAN GALAR RADJA BAGINDO. Vertaling van 57 dongong dari binatang (Zeven en vijftig verhalen over dieren) ; 5050 exemplaren, afgedrukt in 1868.
SOETAN KOEPILA. Vertaling van Perkara dari taoe dari oemoernja koeda (Handleiding over den ouderdom der paarden); 5050 exemplaren.
Pu. SERIGAR en SOETAN KINALI. Vertaling van Soerat hikaijat jang baik (Fraaije vertellingen) ; 5050 exemplaren.
1869. P H . SERIGAR on SOETAN KINALI. Vertaling van Kitab akan di batja anak anak (Leesboekje voor kinderen); 5050 exemplaren.
2
Si PANGGERING eu Si MENGERAK. Vertaling van GONGGRIJP , Ilmoo hitoengan (Rekenboek) ; 5050 exemplaren.
W. F. BETZ en ISKANDER. Vertaling van Bawa ini kitab pada menjatakan dari hal hai djenis ilmoe kepandjaijan orang tiropa (Over Europesche wetenschappen) ; 5050 exemplaren.
1870. Si PANGOELOE GALAR. Dja Porlindoengan Si Saridin sada barita omboen (Vertaling van het Maleisch werkje : de geschiedenis van Saridin) ; 5050 exemplaren.
X o e m b o e l o e s c h (1).
1867. J. F. G. RIEDEL. Vertaling van de Bumbung Mustika (Gelijkenissen en fabelen); 1050exempl.
1868. Dezelfde. Korto gezegden en spreuken voor eerstbeginnenden ; 6050 exemplaren.
(-1) Een dialect der Minahassa.
Dezelfde. Oorspronkelijke verhalen en fabelen , legenden en zangen; 6050 exemplaren.
Dezelfde. Oude geschiedeniä der Minahassa; 6050 exemplaren.
1869. N. GRAAFLAND. Toemboeloesch spellingboek, 1ste en 2de gedeelte; 6050 exemplaren.
SangïrscSi.
J . G . F. RIEDEL. Leesboekje; 5050 exemplaren.
Dezelfde. Rekenboekje ; 5050 exemplaren.
Dezelfde. Oorspronkelijke verhalen, fabelen en legenden ; 6050 exemplaren.
Gorontaleescli.
1870. J. G. F. RIEDEL. Utia titengolowo lopilu enz. (Leesboek).
Dezelfde. Utia up lohumaia titilahepa enz. (Leesboek)
Z I T T I N G 1871 — 1872. 8.
Koloniaal verslag van 1871.
NEDERLANDSCH (OOST-) WDIE.
BIJLAGE Air. « . (1)
N°. 17.
ZIEKTEKUNDIG OVERZIGT der behandelden en overledenen bij de burgerlijke geneeskundige dienst in Nederlandsch Indie gedurende 1870.
A A R D
D E R
Z I E K T E N EN G E B R E K E N .
Febris intermittens,
u biliosa,
» gastrica,
n catarrhalis,
Typhus,
Cholera,
Encephalitis,
Ophthalmiae,
Parotitis,
Angina,
Pleuritis,
Pneumonia,
Hepatitis,
Enteritis,
Dysenteria,
Apoplexia,
Epilepsia,
Morbi mentis,
Asthma,
Colica,
Aphthae tropicae,
Gastricismus,
Tusschenpoozende koorts,
Galkoorts,
Gastrische koorts,
Catarrhale koorts,
Zenuwzinkingkoorts,
Br aakloop, bloedbederf koorts,
Hersen-ontsteking,
Oog»
Oogklier»
Keel»
Borstvlies- »
Long»
Lever»
Darm»
Dysenterie,
Beroerte,
Vallende ziekte,
Zielsziekte ,
Aamborstigheid,
Koliek,
Indische spruw,
Maagstoornis,
Transporteren
JAVA EN MADÜRA.
Behan
deld.
15 491
989
622
851
82
130
3
1533
49
244
7
34
132
39
1 143
13
1
659
173
179
11
349
22 734
Overle
den.
339
20
4
1
27
23
»
25
»
3
»
5
9
8
289
7
»
115
6
1
M
»
882
Verhouding der overledenen tot de behandelden.
1 : 45,69
1 : 49,45
1:155,5
1:851
1 : 3,03
1: 5,65
»
1 : 61,32
))
1: 81,3
»
1: 6,8
1 : 14,6
1 : 4,87
1 : 3,95
1 : 1,85
»
1 : 5,73
1 : 28,83
1 : 179
»
»
BUITENBEZITTINGEN.
Behan
deld.
10 026
81
146
501
10
10
4
783
10
105
15
45
67
137
210
4
4
53
256
185
10
320
12 982
Overle
den.
33
)j
»
2
6
3
3
2
»
4
1
4
5
7
40
4
n
5
1
1
1
»
122
Verhouding der overledenen tot de behandelden.
1:303,81
»
»
1: 250,5
1: 1,66
1 : 3,33
1 : L33
1:391,5
»
1 : 26,25
1: 15
1: 11,25
1: 13,4
1: 19,57
1 : 5,25
1: 1
n
1 : 10,6
1 : 256
] : 185
1 : 10
))
(1) Bijlagen lit. P n°. 1 en 2 (summiere ziekenrapporten betreffende Java en Madura en de buitenbezittingen) zijn ter inzage voor de leden der Kamer, ter griffie nedorgelegd. '
A. A. It U
Z I E K T E N
Diarrhoea,
Helminthiasis,
Rheumatismus acutus,
» chronicus,
Scrophulosis,
Phtisis pulmonalis,
Carcinomata,
Lepra,
Vitia cordis,
Haemorrhagiae,
Variolae,
Morbilli,
Framboesiae,
Scabies,
Herpes,
Syphilis primaria.
» secundaria,
Vulnera,
Contusiones,
Abscessus,
Ulcéra,
Fistulae,
Herniae,
Hydrocele,
Luxationes,
Fracturae,
Mors violenta,
Morbi reli qui,
Bori-beri,
Epidemiae.
Febris,
Cholera,
Dysenteria,
Variolae,
Bronchitis,
Diarrhoea,
Catarrhus gastro intestinalis ,
Beri-beri,
D E R
EN G E B R E K E N .
Per transport
Doorloop,
Wormziekte,
Snelverloopend rheumatisme,
Slepend rheumatisme,
Klierziekte,
Longtering,
Kankergezwellen,
Melaatschheïd,
Hartgebreken,
Verbloedingen,
Pokken,
Mazelen,
Framboosgezwellen,
Schurft,
Voortkrnipendo huiduitslag,
Venusziekte,
»
Wonden ,
Kneuzingen,
Ettergezwellen,
Zweren,
Pijpzweren,
Ingewandsbreuken,
Waterzakbreuken,
Ontwrichtingen,
Beenbreuken,
Gewelddadige dood,
Overige ziektevormen,
Beri-beri,
Epidemien.
Koorts,
Braakloop, bloedbederfkoorts,
Dysenterie,
Pokken,
Luchtpijptakontsteking,
Doorloop,
Maagdarmcatarrhen,
Beri-beri,
Totaal . .
JAVA EN MADURA.
Behan
deld.
22 734
2 700
1238
177
282
206
47
3
149
6
50
248
49
372
2 707
195
5183
1000
1 183
224
254
1912
6
10
2
12
61
2
2 155
629
28 518
124
W
34 03ÏJ
M
»
»
106 477
Overle
den.
882
217
1
13
22
3
25
2
6
2
3
39
»
4
27
2
12
16
63
2
6
143
u
»
»
»
6
2
186
65
3 790
9
J)
4 984
n
»
i)
»
10 532
Verhouding 1er overledenen tot de behandelden.
1: 12,44
1: 12,38
1: 13,61
1: 12,81
1: 68,6
1 : 1,88
1: 1,5
1: 24,83
1: 3
1: 16,6
1: 6,35
))
1: 93
1 :100,25
1: 97,5
1:431,91
1: 62,5
1: 18,7
1 : 112
1 : 42,3
1: 13,37
n
i>
»
»
1 : 10,16
1 : 1
1: 11,58
1 : 9,67
1 : 7,52
1: 13,7
Î)
1 : 6,82
n
»
»
»
1 : 10,11
BUITENBEZITTINGEN.
Behan
deld.
12 982
1248
2 285
255
346
34
67
1
72
24
21
59
35
126
515
151
399
69
528
205
329
1558
3
12
3
10
21
11
2 587
3
1641
6
»
27 627
200
94
118
12
53 657
Overle
den.
122
34
»
»
1
1
17
1
8
3
1
6
»
»
»
»
1
2
8
))
3
12
»
»
»
»
i
i i
115
))
77
6
" 4 990
27
S
l
»
5 461
Verhouding 1er overledenen tot de behandelden.
1: 36,7
»
»
1:346
1 : 34
1: 3,94
1: 1
1 : 9
1: 8
1: 21
1 : 9,83
»
»
»
»
1:399
1 : 34,5
1: 66
»
1 : 109,66
1: 129,83
»
»
»
»
1: 21
1: 1
1: 22,49
»
1: 21,31
1: 1
»
1 : 5,53
1: 7,4
1 : 10,4*
1: 23,6
»
1 : 9,82
Z I T T I N G 1871 — 1872 8.
Koloniaal Verslag van 1871.
\EDERLAKDSCII (OOST-) IiVDIE.
BIJLAGE LIT. R .
N\ 18.
Plaatsgewijze numerieke opgaaf der behandelden en overledenen bij de burgerlijke
geneeskundige dienst in Nederlandsen Indie, gedurende 1870.
J A V A EN M A D Ü E A .
,49
.31
GEWESTEN.
Plaatsen , waar de burgerlijke geneeskundige dienst wordt uitgeoefend.
Bantam
Batavia,..
Krawang. . .
Preanger regentschappen . .
Cherïbon . . .
Tagal . . . .
Pekalongan . .
Samarang
Anjer
Serang
Batavia . . . .
Meester-Cornelis
Onrust . . . .
Tangerang. . .
Buitenzorg. . .
Krawang . .
Tjiandjoer. ,
Bandong . ,
Soemedang. ,
Cheribon . ,
Palimanang ,
Indrarnaijoe .
Tagal . . .
Pekalongan .
Samarang . ,
Willem I . .
Pelan toengan.
Oen arang .
Boijolali . .
Salatiga. . ,
Behan
deld.
116
704
4 530
(!) t
3 488
1237
666
1610
t t
3G49
t
116
5 552
5 262
2 099
6 498
360
135
205
396
203
Over
leden.
5
31
389 t
68
41
19
136
t t
730
t
2
821
205
66
723
33
9
4
59
4
B U I T K N B E Z I T T I N G E N.
GEWESTEN.
Sumatra's Westkust .
Plaatsen , waar de burgerlijke geneeskundige dienst wordt uitgeoefend.
Padang . . . .
Padang Paudjang
Solok . . . .
Fort de Koek .
Paijaeombp . .
Rau
Benkoele
Aijer-Bangies . .
Padang Sidempoean
Sibogha
Singkel
Goenoeng Sitoli. .
Benkoelen . . . .
Lampongsche districten
Palembang. Palembang
Tebing Tinggi
Lahat . . •
Kepahiang. .
Djambi . . .
Bandar . . .
Moeara Doeà.
Banka . Muntok. . . .
Toboali. . . .
Pangkal Pinang.
Behan
deld.
735
3 658
6 865
292
1276
746
3 020
116
782
281
683
1335
2 254
538
141
604
382
239
36
94
278
100
263
Over
leden.
12
695
567
35
244
14
839
3
1
4
108
159
3
120
3
»
18
8
3
2
Do aldus t geteekende kolommen zijn bij gemis aan opgaven niet kunnen worden ingevuld.
2
J A V A EN M A D U K A. B Ü I T E N B E Z I T T I N 6 E N .
GEWESTEN.
Japara. . . .
Rembang. . .
Banjoemas . «
Bagelen . . .
Kadoe. . . .
Djokjokarta.
Soerakarta . .
Madioen . .
iSoerabaija .
Madura , .
Pasoeroean .
Probolinggo .
Bezoeki . .
Banjoewangi
Kediri. . .
Plaatsen, waar de burgerlijke geneeskundige dienst wordt uitgeoefend.
Behan
deld.
Japara
Patti. . . . ' . .
Rembang
Toeban
Bodjonegoro . . . .
Banjoemas. . . , .
Tjilatjap
Poerworedjo . . . .
Keboemen'
Ledok
Magelang
Djokjokarta , . , .
Soerakarta
Klatten
Madioen
Ngawi ,
Patjitan
Soerabaija
Marine-otablissem*nt .
Grissee ,
Sidhoardjo
Modjokerto . . . .
Bangkallang . . . .
Sumanap
Pamakassan . . . .
Pasoeroean . . , .
Malang
Probolinggo . . , .
Bezoeki
Banjqewangi . . . ,
Kediri
983
6 280 t t
8 705
6 866
769
6 473
928
202
3 440
305
168
2 169
194
1241
5 834
281
970
573
t
867
912 t
896
1345
1587
14 309
1 430
1924
106 477
Over
leden GEWESTEN.
14
1281 t t
1 189
283
6
569
37
1
470
21
6
37
3
6
• 337
4
60
4
t
18
130 t
34
181
189
2 087
146
74
Billiton . .
Riouw . .
Wester-afdeelingvan Borneo
Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo.
Celebes en onderhoorjgheden
Menado.
Moluksche eilanden. .
Timor
Plaatsen , waar de burgerlijke geneeskundige dienst wordt uitgeoefend.
Tandjong Pandang
Tandjong Pinang
Siak . . .
Sin gk awang
Montra do .
Benkaijang.
Sambas.
Pontianak .
Nangka Pinoli
Sintang. .
Bandjermasin
Martapoera
Pengaron .
Moeara Teweh
Pelarang .
Sampit . .
Barabei-ei.
Amoenthaij
Tabanio. .
Macassar .
Segiri .
Bonthain .
Balangnipa
Djeneponto
Saleijer.
Menado.
Gorontalo
Amboina
Saparoea
Wahaaij
Banda .
Ternate.
Koepang
( Atapoepoe (*) ( Larantoeka
Bovendien in de Molukken door doctersdjawa behandeld
10533
Behan
deld.
Over
leden.
674
53 657 51CL
(*) Het ontbreken van een geneesheer op deze plaatsen was oorzaak, dat er geen rapport werd ingediend.
Z I T T I N G IS7I — 1872. 8.
Koloniaal verslag van 1871.
NEDERLANDSCH (OOST-) INDIE.
BIJLAGE L I T . S.
N°. 19.
LIJST DER VOORNAAMSTE LANDSWERKEN, die in 1870 zijn voltooid, voortgezet of ondernomen (en nog niet voltooid).
L Onder de belangrijke in het jaar 1870 tot voltooijing gebragte werken kunnen worden genoemd :
Civile gebouwen.
Batavia. Vernieuwingen aan de dakbedekking van de marine-pakhuizen op 's lands werf te Batavia; herstellingen en vernieuwingen aan het dak van het paleis te Buitenzorg, zoomede aan dat van de vleugelgebouwen.
/Preanger regentschappen. Vernieuwing der noodgevangenis te Bandong.
Tagal. Bouw van een adsistent-residents-bureau met geldkamer te Brebes ; uitbreiding van het residentie-bureau.
Samarang. Bouw van passarloodsen te Kaliwoengoe ; herstellingen en verbeteringen aan drie schoolgebouwen voor Europeanen (te Samarang, Salatiga en Ambarawa), mitsgaders aan het residentiehuis en bijgebouwen te Bodjong; bouw van een stal en bedienden-kamers bij het residentiehuis voornoemd; idem van twee poststations; idem van een tijdelijk recherche-kantoor en bijgebouwen bij het _ ha venkanaal te Samarang; verbeteren van de gevangenis te Poerwodadi.
Soerabaija. Bouw van een nieuw vendulocaal ten dienste van het vendudepartement te Soerabaija ; van eone regentswoning met bijgebouwen te Lamongan en van eene pradjoerits-kazerne te Grissee.
Probolinggo. Vernieuwen van bijgebouwen bij de woning van den adsistent-resident van Kraksaän, benevens zware herstellingen aan het schoolgebouw te Probolinggo.
Bagelen. Bouw van eene nieuwe regentswoning te Wonosobo.
Djokdjokarta. Herstellingen en vernieuwingen aan eenige werken op en langs het residentie-erf.
Madioen. Herstellingen aan het schoolgebouw, tevens onderwijzerswoning te Madioen.
Kediri. Bouw van nieuwe regentswoningen te Blitar en te ïrengalek, en van een adsistent-residentiekantoor te Blitar.
Sumatra's Westkust. Herstellingen en verbeteringen aan de gevangenis te Padang; bouw van eene controleurswoning met bijgebouwen te Balei Selasa, vergrooten van een der gouvernements- lagere scholen te Padang; bouw van eene school voor inlanders te Painan.
Benkoelen. Zware herstellingen aan de gevangenis ter hoofdplaats.
Banlca. Herstellingen en verbeteringen aan de civile gevangenis te Muntok en aan het algemeen pakhuis aldaar.
Westerqfdeeling van Borneo. Bouw van eene gevangenis te Landak.
Celebes en onderhoorigheden. Uitbreiding van het secretariegebouw te Macassar; bouw van eene kazerne voor politiedienaren te ïakalar.
Amboina. Indekken van het in aanbouw zijnde kettinggangers-kwartier te Amboina, alsmede vernieuwingen en herstellingen aan het reeds gestelde dakwerk ; zware herstellingen aan de gouvernements- lagere school te Noira, zoomede aan het schoolgebouw op het eiland Kozengain.
Bruggen, w e g e n e n waterstaats w erken.
Batavia. Graven van een afleiding^kanaal te Kebonsiri, en het maken van eene houten brug met beweegbare waterkeering ; maken van eene brug in den weg van Tangerang naar Bantam ; herstellingen aan een der bruggen nabij Parapattan ; maken van 13 60U strekkende meters steenen goot en 1550 strekkende meters keerdij k in den militairen weg te Buizenzorg.
Preanger regentschappen. Voltooijen der viaduct over de Tjimahi te Sekarwangi.
Tagal. Bouw van eene brug over de Gentoeng.
Pekalongan. Vernieuwen van den bovenbouw der brug Kalibanger, maken van eene houten brug met steenen landhoofden en pijler over de rivier Lebeng ; idem over de rivier Sipait.
Samarang. Bouw van vijf houten bruggen met steenen landhoofden e:i van eene steenen boogbrug; vernieuwing van eene brug ter hoofdplaats over de Samarangsche rivier.
Japara. Gedeeltelijke vernieuwing van eene der bruggen.
Soerabaija. Bouw van 190 meters kaaimuur langs den linkeroever der Kalimaas.
Madura. Bouw van vier nieuwe bruggen.
Pasoeroean. Bouw van eene houten brug met steenen landhoofden en pijlers over de Kedoeng Larangan; idem van eeae steenen boogbrug te Palembon.
Probolinggo. Maken van eene steenen boogbrug over de kali Tongas Wettan.
Banjoemas. Vernieuwen der houten brug met steenen landhoofden over de rivier Kebarongan ; bouw van eene steenen boogbrug over de Kali-Angin.
Lampongsche districten. Bouw van eene traliebrug over de Telokrivier.
2
Banha. Voortzettiug der steonglooijing nabij de gouver- \ nementspakhuizen te Muntok.
W a t e r s t a a t s w e r k c n m e t d e cultures i n b e t r e k k i n g staande.
Krawang. Verbeteringen aan de waterwerken te PondokSalam.
Samarang. Verwijden der coupure in het Westerkanaal te Glapan.
Cultuurgebouwen.
Cheribon. Verbouwen der oude gevangenis te Cheribon tot suikerpakhuig.
Preanger regentschappen. Houw van een koffijpakhuis te Tjimahi.
Tagal. Bouw van een nieuw koffijpakhuis te Boemiaijoe.
Pasoeroean. Bouw van een koffijpakhuis te Toempang.
Probolinggo. Vernieuwen der houtwerken van het koffijpakhuis te Bantaran ; zware reparation aan vier suikerpakhuizen , twee suikerloodsen en kantoor van den pakhuismeester.
Madioen, Zware herstellingen aan het afscheeppakhuis 1e Djocotro.
Zout pakhuizen.
Soerabaija. Zware reparation aan vier noodzoutpakhuken in de afdeeling Grissee.
Banjoemas. Bouw van twee tijdelijke zoutdepótpakhuizen aan den Donan te Tjilatjap.
Marine -inrigtlngen.
Batavia. Marine-etablissem*nt op Onrust. Vernieuwen van de vloeren in de kazerne der militairen en mariniers van in reparatie liggende oorlogsschepen; heijen van G5 palen over eene lengte van 26,5 meters voor den mastbok.
Soerabaija. Il ari ne-etablissem*nt aldaar. Maken van drie bergloodsen : zware herstellingen en verbeteringen aan vier der negen bazenwoningen : vernieuwen van 102'/2 meters „kaaimuur aan de noordzijde van het bassin; leggen van houten vloeren in het locaal van de equipagewerf; ophoogen van het terrein nabij de scheepshelling.
IL Onder de belangrijke werken, welke in vroegere jaren geauthoiLeerd en in 1870 voo'tgezet, doch onder ultimo van dat jaar nog niet voltooid zijn, kunnen worden vermeld :
Civile gebouwen.
Bantam. Bouw van eene gevangenis te Tjiringin ; zware herstellingen aan de controleurswoning te Tjilegon en aan de gevangenis te Pandeglang.
Cheribon. Bouw van eene regentswoning en van eene pradjoeritskazerne te Tjiamies.
Samarang. Bouw eener regentswoning te Poerwodadi.
llembang. Vernieuwingen en bijbouwingon aan de regentswoning te lilora ; bouw van een nieuw residentiehuis te llembang en van een poststation te Toeban.
Soerabaija. Maken van een gebouw tot verpleging van syphilitische vrouwen te Grissee; herstellingen aan 9 passarloodsen te Soerabaija ; bouw van eene adsistent-residentswoning op Bawean.
Madura. Bouw van eene nieuwe regentswoning te Pamakassan.
Probolinggo. Bouw van een kantoor voor den adsistentresident van Loemadjang, en van een schoollocaal voor inlanders te Probolinggo.
Banjoewangi. Bouw van een residentiekantoor; herstellen en verbeteren der regentswoning.
Banjoemas. Zware herstellingen, vernieuwingen en verbouwingen aan de regentswoning te Tjilatjap.
Bagelen. Vernieuwingen aan de regentswoning te KarangAnjer; herstellingen aan het adsistent-residentiekantoor te j Wonosobo; idem aan het vogelnest-sorteerpakhuis te Karang-Bollong.
Kadoe. Zware herstellingen aan het residentiehuis en bijgebouwen ; vergrooten der gevangenis te Temangong.
Bjohjoharta. Vernieuwing van het residentiehuis met bijgebouwen ; zoo mede van het residentiekautoor en de geldkamer.
Soeraharta. Vernieuwingen en bijbouwingen aan het residentiehuis.
Madioen. Verbouwingen aan het schoollocaal voor inlanders te Poerwodadi; idem van zware herstellingen aan het blokhuis te Madioen.
Kediri. Zware herstellingen aan de regentswoning te Berbek.
Sumatra's Westkust. Voltooijen van de gevangenis te Sintrkel: verbouwen van twee doorvoerpakhuizen te TanahBatoe, in te rigten tot kweekschool voor inlandsche onderwijzers en voor woning van de hoofdonderwijzers; oprigtinn' van een blok bamboezen bijgebouwen.
Lampongsche districten. Bouw van een pakhuis en kantoor van den ontvanger der inkomende en uitgaande regten te Telok Betong, en van eene gevangenis te 'farabangi.
Banha. Bouw van eene nieuwe administrateurswoning ! te Toboali; idem van een nieuw rijst- en materialenpakhuis te Pangkalpinang.
Eiown. Bouw van een postkantoor te Eiouw en van 6 tijdelijke woningen voor een adsistent-resident en vijf controleurs.
Celebes en onderhoorigheden. Bouw eener adsistent-residentswoning te Balangnipa.
Menado. Bouw van een nieuw residentiekantoor.
Timor. Bouw van een nieuw residentiehuis met logeeren bijgebouwen.
B r u g g e n , w e g e n en waterstaatswerken.
Bantam. Maken van een nieuw stortebed en beschoeijmg van den dam te Karang-Antoe.
Cheribon. Bouw van een steenen boogbrug te Tjisambeng.
V Preanger regentschappen. Verbeteren van den transport- ; weg van Manondjaija naar Bandjar ; voortzetting vanden | militairen weg van Tjiandjoer naar Buitenzorg.
Tagal. Bouw eener nieuwe brug over de kali Gangsa
Pekalongan. Maken van eene nieuwe steenen brug ovsi' de rivier Kendalsari.
Samarang. Voltooijing der havenwerken ter hoofdplaats; uitdiepen (1er geul, benevens opneming van de Samarang' sehe rivier en hare affluenten.
Soerabaija. Bouw van 490 strekkende meters kaaimiuu' langs den oever der Soerabaija-rivier boven de brug Bibis '• vervangen van den trachetsteenen vloer in de openingen n \ 2 en 8 van den stuw te Lengkong door een vloer val' gegoten ijzeren platen ; bouw van eene nieuwe houten brug over de rivier Greges ; maken van een stortebed beneden de schut- en verlaatsluis te Melirip; bouw van 7 houten bruggen en 8 steenen duikers in de afdeeling Modjokerto;
herstellen en verbeteringen aan den dijk langs den linkeroever der Porrongrivier.
Bezoeki. Aanleggen van een weg van Soemberwaroe naar Badjoelmati.
Banjoewangi. Maken van eene waterleiding ter verstrekking van drinkwater aan de schepen ter reede van Banjoewangi.
Bagelen. Opwerpen van een dijk door de Rawa-Wawar ; ontgravingen op het Diëngplateau ; bouw van een steenen duiker over de kali Sentono.
Sumatras Westkust. Maken van eenen weg van Padang naar Solok.
Benkoelen. Maken van een aanleghoofd met weg enz. op het rif van het Rotten-eiland ; aanleg van een karreweg van Kroë naar de bergdistricten.
Celebes en onderhoorigheden. Bouw van een zeehoofd te Poeloe-Kambing.
Menado. Bouw van eene Amerikaansche townsbrug over de Ranojapo-rivier (Amoerang).
Timor. Bouw van eene houten brug met steenen landhoofden over de rivier van Koepang.
W a t e r s t a a t s w e r k e u m e t de cultures in b e t r e k k i n g staande.
Samarang. Bouw van een stuwsluis nabij Klasenan.
Cultuurgebouwen.
Banjoemas. Bouw van een koffij-inkooppakhuis te Bandjarnegara.
Kadoe. Bouw van een koffij-inkooppakhuis te Kalegen ; idem te Kali-aboe en Tegalredjo.
Kediri. Verplaatsen van vijf koffij pakhuizen in de afdeeling Ngrowo.
Zoufpakbuizen.
Preanger regentschappen. Bouw van een zoutpakhuis te Bandjar.
Madura. Bouw van 30 zouthoofddepôtloodsen te Sumanap.
Banjoewangi. Idem van een zoutverkooppakhuis ter hoofdplaats.
Banjoemas Idem van een zoutpakhuis te Bandjarnegara.
Bagelen. Idem van een zoutpakhuis te Ambal.
Kadoe. Idem van drie zoutpakhuizen te Grabak , Krassak en Ngadiredjo.
IWarinc-inrigtiiigen.
Batavia [marine-etablissem*nt op Onrust). Bouw van een blok gebouwen bestaande uit : woning voor den geneesheer , kantoor voor den directeur, twee klerken en twee andere woningen.
Benkoelen. Plaatsen ter reede van Benkoelen, nabij Poeloe-ïikoes , van twee verhaalboeijen en zes meer-ankers.
Celebes en onderhoorigheden. Maken van een steenkolenhoofd te Poeloe-Kambing (Bima).
IH. Wijders kunnen onder de belangrijke werken , welke in 1870 zijn ondernomen , zonder met het einde van dat jaar tot voltooijing te zijn gekomen , vermeld worden :
Civile g e b o u w e n ,
Batavia. Oprigting van een gebouw voor 's lands drukkerij te Batavia; idom van een gebouw ter uitbreiding van de localen der algemeene rekenkamer ; vernieuwingen aan do bureaux van het marine-departement ; inrigten van het oude gebouw van het Bataviasche Genootschap van kunsten
en wetenschappen tot een bureau van het mijnwezen ; maken van 400 djatihouten stellingen voor het opstapelen van goederen in het entrepot te Batavia ; bouw van een pakhuis bij het telegraaphkantoor te Weltevreden; verschillende werken aan het paleis en deszelfs vleugelgebouwen te Buitenzorg.
Cheribon. Bouw van een adsistent^residentiekantoor te Koeningan.
>/Preanger regentschappen. Bouw van een poststation te Tjipadalarang.
Pekalongan. Bouw van acht nieuwe districtsgevangenissen te Bandar-Goemiwang, Seragi, Wiradessa, KarangAnjer ,Pekadjangan, Bandar-Sidaijoe, Kausalak en Massin.
Samarang. Herstellingen aan hot oude-mannenhuis te Samarang en aan het algemeen pakhuis aldaar; bouw van een nieuw poststation te Mewangan ; verbouwen van de localen der 2de gouvernements- lagere school te Ambarawa tot onderwijzerswoning; bouw van een schoollocaal voor inlanders te Demak.
Soerabaija. Bouw van een tijdelijk schoollocaal op het marine-etablissem*nt.
Banjoemas. Bouw van een schoollocaal voor inlanders te Tjilatjap.
Bagelen. Als voren te Koetoardjo.
Madioen. Bouw van eene noodgevangenis te Madioen.
Kediri. Weder-opbouw van de controleurswoning te Trcngalek ; bouw van een adsistont-residentiekantoor té Toelang-Agoong.
Sumatra's Westkust. Inrigten van een aangekocht pand tot gebouw voor den raad van justitie te Padang.
Palembang Bouw van een kantoorlocaal met weegloods en pakhuis ten behoeve van het havendepartement te Palembang.
Banka. Bouw van eene nieuwe administrateurswoning te Pangkalpinang.
Billiton. Bouw van ziekenzalen aan de gevangenis te Tandjong-Pandan ; idem van een landraadzaal en van een adsistent-residentiekantoor aldaar : maken van een steenkolenloods met los- en laadhoofd op het eiland Kalmow.
Celebes en onderhoorigheden. Bouw van een schoollocaal te Bonthain en van eene nieuwe gevangenis te Takalar.
B r u g g e n . w e g e n e n i v a t e r e t a a t s w e r k e n .
Bantam. Bouw van zes bruggen in den weg van Tjilintjiiig naar Tjiomas.
Batavia. Vernieuwen van de kaaimuren langs de Krokotrivier in het Chinesche kamp te Batavia.
Tagal. Bouw van een brug over de rivier Ketiwon.
Pekalongan. Maken van eene steenen brug over de Banjoe-poetih; vernieuwen van den bovenbouw der brug Widoeri ; bouw van eene steenen brug over de rivier Wora-Waroe.
Samarang. Maken van eene houten beschoeijing langs een gedeelte van de Samarangsche rivier gelegen bij PoeloeNjamook; als voren bij Kampong Baroe; opwerpen van een nieuwen dijk langs genoemde rivier ter bescherming van het residentie-erf; bouw van twee houten bruggen met steenen landhoofden te Kedoeng Goela, ter hoofdplaats Samarang en te Sampangan I I , zoomedo van een steeneü brug te Ketangi.
Soerabaija. Bouw van eene nieuwe houten brug op ijzeren schroefpalen over de kali Anak; zware herstellingen aan de brug Porrong I I I , gelegen over de Porrongrivier in den grooten postweg van Soerabaija naar Pasoeroean.
Probolinggo. Maken van eene nieuwe brug over do rivier Kraksaän wetan.
4
Èezoeki. Bouw van eene houten brug met steenen landhoofden over de Klatakkan ; en van eene steenen boogbrug te Bagor.
Banjoemas. Zware herstollingen aan de brug Blimblng.
Bagelen. Bouw van oeno houten brug met steenen landhoofden over het kanaal Gentan ; idem over de rivier Gebang.
Madioen. Bouw van de brug Piring.
Kediri. Bouw van eenen houten brug met steenen landhjofden nabij Modjosari; idem over de rivier Maron.
Benkoelen. Verleggen vu n een gedeelte bergweg tussehen 'Iliba Penandjong (afd. Ommelanden) en Kepahiang (afd. licdjang).
BiUiton. Bouw van een kaaimuur aan de spruit Siboerik.
Celebes en onderhoorighedtn. Bouw van eene townsbrug te Segiri.
Waterstaatswerkem m e t de cultures in b e t r e k k i n g staande.
Bantam. Zware herstellingen en verbeteringen aan den dam bij Kekoeloe.
Bagelen. Verbeteren, van de leiding Loning uit de rivier Djali; graven van een besproeijingskanaal uit de rivier Loh-Oeloe.
Cultuttr-gebouwen.
Preanger regentschappen. Bouw van een permanent koffijpakhuis te Tjiratten.
Samarang. Idem van een houten kofffjpakhuis te Donomerto.
Sumatra's Westkust. Idem van een steenen koffijpakhuis met daarbij behoorende weegloods aan de Moeara.
Zoutpakhuizen.
Preanger regentschappen. Bouw van een zoutverkooppakhuis te Tjikao.
Samarang. Idem van twee dergelijke pakhuizen te Salatiga.
Madioen. Idem van een zoutdepôtpakhuis te Ngawi.
Marlne-inrigtingen.
Batavia. (Eiland Kuiper). Bouw van een steiger met steenen pijlers op het rif van het eiland Kuiper.
Soerabaija. Verlengen en ophoogen van de bestaande dijken van den dokput bij het marine-etablissem*nt; ophoogen van het terrein gelegen ten zuiden van dat etablissem*nt ten dienste eener houtstapelplaats enz.
ITTING- 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
NEDERLANDSCH (OOST-) INDIE.
BIJLAGE LIT. T.
N°. 20.
SPOORWEG SAMAHANG-VORSTEÏVLANDEIV.
STAAT VAN VERVOER
GEDURENDE
het jaar 1870 en de vijf eersle maanden van 1871.
-!0:'TÏ
2
MAAND.
IS*©.
Januarij .
Februari).
Maart
April . .
Mei. . .
Junij . .
Julij . .
Augustus
September
October. .
Noveril bor
December
1 8 * 1 .
January .
Fe bru arij.
Maart . .
April
Mei.
Kilo
meters
in
exploi
tatie.
A A N T A L R E I Z I G E R S .
Iste
klasse.
35 later 109
109
109
109
109
109
109
109
109
109
109
109
109
109 later 150
150
150
13
15
70
59
70
100
105
86
80
65
91
90
2de
klasse.
3de
klasse.
Eetourbiljetten. ,(2)
Mili
tairen.
140
426
960
1033
1 233
1618
851
809
782
820
828
706
2 909
111
83
126
315
279
4 529
12 343
13 208
14 200
21 608
Iste
klasse.
15 668
13 582
13 860
14 599
14189
13 386
75
132
57
79
64
160
599
541
843
1590
1 616
14115
12 231
15 595
24 876
26 978
161.
118
138
175
83
2de
20
16
52
90
94
70
144
66
92
120
90
74
40
124
458
16
3de
klasse.
1388
10
14
52
230
268
452
436
446
424
382
288
224
598
1708
178
Totaal.
Bagage.
Kilo's.
5 634
368
140
261
3 388
5 308
13 969
14 802
16 041
23 890
17187
14 971
15 043
16 285
17 390
14 536
172 810
15 364
13 131
17 018
26 956
28 956
7 718
9 476
27 029
27 175
27 855
33 096
29 409
23 424
26 886
18 142
23 269
23 324
Bestel
goederen.
Kilo's.
276 803
25 093
19 466
13 131
-21 716
22 858
Koopmans
goederen.
Kilo's.
1493
2 273
5 070
5 549
4 260
2 742
2 528
2 968
2 961
2 635
2 842
3 271
Rijtuigen. Paarden. Vee.
E E l i l
Iste
klasse.
38 592
2 313
2 864
3129
4 697
3 9G0
1 044 9181
5 169 539J
5 445 541
3 080 963
3 653 432
5 037 552
5 731144
6 296 916
3 908 927
8 663 461
12 567 664
9 306 490
69 906 547
7 183 252
7 938 308
7 208 662
12 827 637
29 040 228
10
2
3
15
5
86
10
11
9
3
12
156
29
8
15
16
32
12
268
30
19
17
45
41
21
10
36
17
29
106
31
f 54,60
122,80
627,55
710,95
587,50
781,05
712,60
571,90
647,30
439,10
733,20
702,95
250
71
21
17
251
32
2de
klasse.
3de
klasse.
f 263,80
1 502,05
3 713,70
3 914,35
4 175,20
6 186,15
2 970,95
2 871,30
3 038,50
2 928,80
3 068,20
2 824,55
F 6 691,50
f 777,80
608,90
711,05
1 598,80
1 499,50
lil
f 1233,12
2 577,98
9 447,95
9 289,43
9 410,87
18 528,22
10 469,91
8 580,12
8 5( 5,83
9 191,06
9 652,11
2 173,53
f 37 457,55 f107 060,13" 1
f 2 277,15
2 105,85
3 043,10
4 959,60
4 660,50
f 9 555,70
8 343,70
10 634,74
14 303,90
15 580,30
E I
i
se.
33,12
i'i, y 8
47,95
89,43
10,87
28,22
69,91
80,12
(5,83
91,06
52,11
73,53
60,13
55,70
43,70
34,74
03,90
80,30
I I G E B
ïilitairen.
1
»
f 10,48
109,80
59,78
81,74
71,98
89,45
139,03
68,89
96,38
78,08
195,20
7 1000,81
r 196,42
143,96
! 168,36
207,73
101,26
S.
lste klasse.
f 6,30
»
»
»
»
36,90
37,84
»
n
»
184,29
»
f 265,33
»
f 1,36
»
»
»
Retourbiljetten.
2de klasse.
f 120,15
104,29
343,22
80,34
163,59
84,36
137,92
62,29
39,72
226,74
1 199,59
13,33
f 2 575,54
f 10,52
36,17
98,61
»
B
3de klasse.
f 71,11
102,33
249,21
146,53
135,28
132,34
131,36
84,68
68,12
169,84
1 083,34
52,14
f 2 426,28
f 109,44
46,65
84,19
))
»
O V B K E Kr « s
Suppletiegelden.
f 19,65
37,75
152,35
102,23
114,91
161,15
123,04
133,58
118,20
88,99
161,69
118,60
f 1332,14
f 90,65
109,31
202,10
153,78
13 4,98
Totaal.
f 1768,73
4 457,68
14 643,78
14 303,61
14 669,09
25 982,15
14 673,07
12 442,90
13 486,56
13 140,91
16 160,50
13 080,30
f 158 809,28
f' 13 017,68
11 395,90
14 945,15
21223.81
21 976,54
T.
Bagage.
f 72,88
158,09
574,69
599,03
609,17
664,17
465,15
318,38
382,49
291,52
353,09
360,99
f 4 819,65
f 330,04
263,65
183,73
299,41
314,44
Bestel
goederen.
f 152,20
198,63
639,06
555,87
513,36
322,68
321,59
298,18
416,51
396,41
465,66
487,78
f 4 767,93
f 337,21
399,27
482,29
710,50
615,02
Koopmans
goederen.
f 7 357,53
16 597,73
25133,87
17 619,94
20 683,43
30 056,07
41 505,67
60 651,91
(3) 28 225,61
69 849.47
52 583,38
45 734,59
f 415 999,20
f 45 321,22
29 326,80
34 489,12
43 047,495
45 808,41
Rijtuigen.
»
f 65,40
54,50
»
70,85
114,45
38,15
»
76,30
98,10
337,35
150,55
f 1 005,65
f 261,45
167,20
237,30
54,25
261,65
Paarden.
f 3,50
11,00
140,20
128,90
145,90
247,30
193,50
67,10
61,70
98;30
147,70
81,90
f 1 327,00
f 126,35
96,20
102,40
208,60
137,90
t

Vce.
f 3,50
7,00
10,90
M
11,30
6,80
6,00
50,00
30,30
48,70
63,20
34,90
f 272,60
f 66,10
21,40
17,30
145,80
43,50
Diversen.
f 3 290,93
0 586,78
4 044,75
5 750,21
5 688,30
:- 4 067,68
5 120,15
7 052,51
4 811,23
6 966,02
7 779,14
7 881,10
f 09 038,80
f 7 078,58
4 818,65
5 778,16
9 986,77
4 037,37
Totale
ontvangst.
f 12 649,27
28 082,31
45 241,75
38 957,56
42 391,40
61461,30
62 323,28
80 880,98
47 490,70
90 889,43
77 890,02
67 812,11
f 656 070,11
f 66 538,66
46 489,07
56 235,45
75 676,635
73 194,83
Ontvangst
per dag
kilo
meter. (<)
f 11,955
15,65
13,39
11,91
12,545
18,795
18,44
23,94
14,52
26,90
23,82
20,07
f 18,16
f 19,69
15,23
15,69
16,815
16,085
AANMERKINGEN.
(1) Hieronder 834 militairen en 5 gevangenen.
(2) Elk biljet voor 2 reizigers gerekend.
(3) Het verminderde vervoer in September is veroorzaakt door de stremming (voor goederen vervoer) van de gemeenschap met Soerakarta, van 16 September—2 October, toen de brug bij Padas hersteld werd.
(4) Onderstaande eenheden zijn berekend naar het aantal kilometers, vermeld in kolom 2. Ofschoon de vermeerdering vau het oorspronkelijk aantal van 35 kilometers volgens die opgaaf' eerst dagteekent van Februarij 1870 en Maart 1871, toen de nieuwe lijnen definitief voor het vervoer werden opengesteld, vond echter reeds vroeger over de voorloopig gereed zijnde gedeelten, voor zoover dit met den verderen aanleg doenlijk was, goederenvervoer plaats, zoodat de lengte, waar langs dit vervoer plaats had, achtereenvolgens reeds eene uitbreiding had ondergaan van af 1 Julij, 17 Julij, 20 Augustus, 5 September en 22 December 1870.
;
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van
NEDERLANDSCH (OOST-)
1871.
INDIK.
BIJLAGE L I T . U.
N°. 21.
AANTAL STOOMWERKTUIGEN EN STOOMTOESTELLEN in Nederlandsen Indie aanwezig bij het einde van 1870.
GEWESTEN.
Aantal stoomwerktuigen.
Aantal paarden krachten.
Aantal stoomketels. VERDERE BIJZONDERHEDEN.
Bantam ,
Batavia . . . . .
Krawang
Cheribon
T a g a l . . . . . . . .
Pekalongan
Samarang
Madioen
Soerakarta
Djokjokarta
Banjoemas . . . . .
Japara
Rembang. . . . . .
Soerabaija
Kediri. . . . . . .
Pasoeroean
P r o b o l i n g g o . . . . .
Bezoeki
Madura
Celebes en onderhoorigkeden
Palembang . . . . . .
Aan boord van particuliere schepen
TOTAAL . .
3
19
25
54
38
7
40
2
16
2
1
32
6
75
17
30
21
6
2
5
48
318
275
820,5
428,5
67
2020
20
163
21
5
555
60
909,5
193
326
333
88
30
42
16
405
32
437
6738,5
2109
8847,5
3
20
35
78
52
9
50
4
22
5
3
60
7
117
24
69
56
22
3
5
1
645
51
696
Naar gelang van derhalver bestemming waren de aan particulieren toebehoorende stoom werktuigen en toestellen verdeeld als volgt:
327 ten dientste der suikerbereiding en daaronder 113 tot het drijven der molens en 71 tot het drijven van centrifuges; 32 tot het drijven van pompen ; 19 " " » » gereedschappen in werktuigelijke inrigtingen ; 14 » » » • » houtzagerijen ; 8 n » » H rijstpelmolens ; 1 aanwezig in eene steenbakkerij ; 1 tot het vervaardigen van touw ; 1 » » bereiden van koffij ; 1 aanwezig in eene broodbakkerij ; 1 » » » waschinrigting ; 8 tot het vervaardigen van kunstijs ; 1 stoomploeg; 16 locomotiven.
430 (Het verschil met de gewestelijke opgaaf van 405 werktuigen is hieraan toe te schrijven, dat in bovenstaande splitsing niet alleen stoomwerktuigen, maar ook stoomtoestellen begrepen zijn).
Ten aanzien van de schepen waarin stoomwerktuigen geplaatst zijn, zij verwezen naar de opgaaf in hoofdstuk J , afdeeling VI, § 2. Ten dienste van het Gouvernement waren aanwezig, buiten de stoomwerktuigen geplaatst in schepen der oorloos- en gouvernements-marine : 6 stoombaggermolens, als: twee te Soerabaija, ée'n te Batavia en drie te Samarang ; 1 stoomvaartuig met dregtoestel, thans te Soerabaija; 4 stoompompwerktuigen voor de drijvende droogdokken te Soerabrija en op Onrust; 10 vervoerbare stoomwerktuigen, dienende tot het drijven van centrifugaal- en andere pompen, als: vier te Soerabaija, twee te Samarang, een te Batavia en drie te Tjilatjap; 5 stoomwerktuigen, dienende tot het drijven van draaischroef- en boorbanken, als: drie in den artillerie-constructie-winkel en twee in de fabriek voor de marine en het stoomwezen te Soerabaija ; 3 stoomwerktuigen, dienende tot het drijven van houtzaagmolens, ventilateurs en draaibanken, als: twee op het marine-etablissem*nt te Onrust en een op het etablissem*nt te Soerabaija; 1 stoomwerktuig geplaatst in 's lands drukkerij en aldaar dienende tot het drijven van drukpersen; 1 stoomkraan, ten dienste van 's lands eerste algemeene pakhuizen, thans overgenomen door den waterstaat; 1 stoomwerktuig in het raderstoomschip, genaamd Bogor, dienende tot het onderhouden der gemeenschap tusschen Batavia en Onrust; 1 stoomwerktuig in een ijzeren schroefstoomsloep, tevens sleepboot ten dienste der havenwerken te Samarang.
33
Z I T T I N G 1871 — 1872. 8.
Koloniaal verslag van 1871.
NEDERLANDSCB (OOST-) 1NDIE.
BIJLAGE L I T . V.
N°. 22.
ONTVANGSTEN EN UITGA YEN in Nederlandsen Indie, over het
dienstjaar 1865.
ONTVANGSTEN IN NEDERLAND.
O M S C H R I J V I N G .
Gomoernements-producten in 1865 verkocht
Tabak
SoffiJ 807993960 »
' u i k e r 932 436 060 »
T h e e • • • 8 475 816 ,,
Notenzeep
i Pakoe kidang
234 pikols à f 13,169
45,85 6
13,18 8
68,885
98,488
63,115
91276 » »
2 pakken »
B E D R A G . T O T A A L .
Indigo 4 074 496 pikols » 511,46 7
148 816 »
481670 »
Cochenille
Tin
Notenmuscaat 9846676 .»
Foelie . . . . . . . .
Kruidnagelen . . . . . . .
Kaneel
Peper
1 861 988
7 315 920
1 169 844
148 890
203,00 2
60,199
42,446
52,41 7
14,96 7
96,21 ^
11,98 7
Winst op voor Gouvemements-rekening gehouden zee-assurantie op producten .
Verschillende ontvangsten
f 3 081,53
37 051423,946
12 297 566,725
583 853,585
8 989,67
127,63
2 083 971,31
30 209,98
5 326 527,72
417 955,50
97 600,31
109 502,56
112 554,18
1 784,86
f 58 125 149,5 Lr
574 635,00
11910.68
f 58 711695,195
ONTVANGSTEN IN INDIE.
IE.
O M S C H K U V I N G.
Verpachtingen.
Hoofdgeld der Chinezen en Maleijers . , .
Slagten van rundvee, buffels, schapen en geiten
Slagten van varkens
Het regt om te visschen in de aan het Gouvernement toebehoorende vischvijvers in de nabijheid der kampong Sambong Java (Macassar) .
Arak en andere sterke dranken
Verkoop van saguweer
Inlandsche tabak
Inlandsche neringen en bedrijven
Waijangs
Tolbruggen, sluisgeldën, veren en overtoomen
Verschillende middelen, op sommige buitenbezittingen gezamenlijk verpacht wordende
Diverse kleine eilanden .,
Vogelnestklippen
Kleine lombard
Amfioenpacht
Licenten op de pho- en topho-spelen •
Nipahout en kreupelbosschen
Verkoop van siric
Landtaks op peper
Goudmijnen
'Belastingen en inkomsten van onderscheiden aard.
Inkomende en uitgaande regten, entrepôt-on vyaaggeldon , zoomede Opercent additioreel regt
Consumtieregt
Belasting op den verkoop van tabak
Haven-, ankerage- en loodsgelden . . . . . . . . . . . . . .
Klein zegelregt . . ' . . .
Collatérale succession onder Europeanen en met dezen gelijkgestelde personen
Collatérale succession onder vreemde Oosterlingen
Belasting op de overschrijving van eigendommen en vastigheden . . .
5 percent op de particuliere bazaars .
Tolpoorten en tollen
IJkgeldeu
Belasting op de paarden en rijtuigen
Recognition of tributen van inlandsche vorsten en andere Oosterlingen .
Hoofdgeld der Chinezen, Maleijers en Parnakans. .
Transporteren
B E D R A G .
f 22 426,00
586 250,06
119 364,97
4 440,02
290 196,615
16 346,04
142 800,00
141 120,00
6 000,00
71 591,00
112 857,20
8 900,00
59 446,00
363 665,085
11263 041,305
374 843,83
33 024,00
34 007,90 5
48 276,00
15 709,765
TOTAAL.
f 8 214 053,97
91026.91
13 731,50
205 034,115
595 900,005
62 203,29
17 440,00
379 300,92;
4 617,555
9 509,605
1 559,185
230 497,33
12 260,11
83 952,68
f 13 714 305,795
ï 9 921087,18 f 13 714 «05,796
3
O M S C H R IJ V I N G. B E D R A G . T O T A A L .
Per transport
Venduregten
Belasting op het djati- en ijzerhout , . .
Inkomsten van 's lands drukkerij
Brievenposterij .
Paardenposterij
Télégraphie
Verponding
Huistaks
Verhuring van vogelnestklippen
Verkoop van zout
Landelijke inkomsten en cultures.
Ongebouwde en gebouwde eigendommen en tuinen
Vischvijvers (tambaks)
Vertiening van landerijen en landerijen aan particulieren afgestaan of verhuurd "
Restitutie van verleende voorschotten ter zake van landbouw-ondernemingen
Verkoop van producten en goederen.
Inkoop van koffij . . . . . . . . .
» » specerijen
» » peper
» » vogelnestjes
» » tin , • .
» » houtwerken •
» » rijst
» » arènsuiker
» n suiker
» » indigo
» n thee
» n kaneel
» » diverse goederen . . . . . . . .
» « opium
Diverse en buitengewone inkomsten.
Praauwenveren
Waterleidingen
Inkoop en verhuur van huizen en gronden
Boeten en confiscation
Diverse inkomsten • . .
Transporteren
9 921 087,18
513 665,08
1 339,26
30 139,415
414 203,065
52 186,53
187 389,815
960 548,28
475 289,12
3 026,28
5 735 255,715
f 13 711305,795
f 12 076 020,69
218 305.185
321008,14
112 834,41
f 7 174 091,465
26 363,34
39 987,24
37 366,00
920,17
128 945,60
513 664,71
41 500,59
4 225 663,31
13,375
25,74
114 993,15
1 380 127,74
1838,10
1 487,35
98 387,325
285 926,56
875 966,015
18 294 129,74
12 728 168,425
13 683 662,43
f 1 263 605,35 f 58420 266,39
4
VI.
O M S C H R IJ V I N G.
Per transport
Contributien van tot het zeewezen van Nederlandsch Indie behoorende officieren » •
Civile proceskosten
Onderwijs of schoolwezen
Restitutie van in vroegere jaren verleende buitengewone voorschotten .
Registratieregt van pandelingen • • •
Ontvangsten wegens bijdragen der regenten en hoofden van Boeleleng en Djembrana in de kosten van vestiging van gouvernements-ambtenaren aldaar
B E DB AG. T O T A i l .
Departement van Oorlog
VII. Departement van Marine
f 1 263 605,35
300,00
7 638,61
100 960,90
265 397,39
3 972,00
33 000,00
f 58420 266,39
1870 656,15
704 827,35*
117424,32
f 61113174,71»
UITGAVEN IN NEDERLAND.
O M S C H R IJ V I K G. B E D R A G .
Rente der restantschuld ad f 10 000 000 aan de Nederlandsche Handelmaatschappij , volgens de wet van 22 December 1853 (Nederlandsch Staatsblad n'1. 129) .
Sclieeps- en oorlogsbehoeften en goederen van onderscheiden aard voor de administratie in Nederlandsen Indie
Pensioenen ten laste vaa de Indische kas: burgerlijke militaire
Verloftractementen
Uitzending van suppletietroepen en daarmede in verband staande uitgaven . . .
Kosten gevallen op de uitzending van burgerlijke ambtenaren, zeevarenden, enz.
Verschillende uitgaven . ,
Uitgaven verevend ten laste van hoofdstuk IX der Staatsbegrooting voor 1865 [Staatsblad 1865, n°. 15):
Uitkeering aan gewezen kweekelingen der Koninklijke Akademie te Delft, tot voortzetting hunner studiën voor de burgerlijke dienst in Nederlandsch Indie
Opleiding van adspirant-ingenieurs voor den waterstaat en 's lands burgerlijke openbare werken in Nederlandsch Indie •
Opleiding van adsistenten voor den scheepsbouw aldaar . •
Opleiding van kweekelingen voor het boschwezen aldaar
Opleiding van kweekelingen voor het mijnwezen in Nederlandsch Indie en toelage aan den ingenieur-titulair voor de mijnen aldaar
Tractement van den hoogleeraar, belast met de opleiding van tolken voor de Chinesche taal
Opleiding van tolken voor de Chinesche taal
Toelage aan de commissie voor de Protestantsche kerken in Oost- en West-Indie wagens honorarium van den secretaris en andere kleine uitgaven
Uitgave van een Japansch-Nederduitseh-Engelsch woordenboek
Opleiding tot stuurmansloerlingen voor de dienst der gouvernements-marine in Nederlandsch Indie
Tractementen, toelagen, soldijen en alle verdere kosten van het koloniaal werfdepôt te Harderwijk . . ' . . . •
Bijdrage aan de Koninklijke Militaire Akademie te Breda in de kosten van opleiding der bij die ïnrigtïng geplaatste kadetten, bestemd voor de dienst in Nederlandsch Indie
Opleiding van jongelingen tot genees- en artsenijmengkundigen voor de dienst in Nederlandsch Indie
Verpleging van gegageerde Oost-Indische militairen in het invalidenhuis te Leiden
Koloniaal militair invalidenhuis op Bronbeek
Renten der gestorte kapitalen tot het aanleggen en exploiteren van een spoorweg van Samarang over Soerakarta naar Djokjokarta
Beis- en verblijfkosten van den Commissaris van het Gouvernement bij de Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatschappij in Nederland
Schrijfloonen en bureaubehoeften ten dienste van dezen
Reis- en verblijfkosten voor- en verdere kosten van keuring van voorwerpen en materialen, benoodigd voor den spoorweg van Samarang over Soerakarta naar Djokjokarta
Reproductie in kleurendruk van de door de topographische opneming van Java verkregen en nog te verkrijgen overzigtskaarten der verschillende residentien en alle verdere daarmede in verband staande uitgaven
Verschillende uitgaven ten behoeve van Nederlandsch Indie aangewezen op den post voor onvoorziene uitgaven
f 536 803,185 1054 658,065
600,00
2 800,00
991,67
2 779,50
5 678,90
2 800,00
100,00
1 000,00
2 690,66
1 120,00
61 053,62
115 695,00
28 042,09
400,00
45 582,04
138 712,875
53,745
93,40
161,55
8 242,145
8 134,805
f 350 000,00
3 727 482,86
f 7 840 611,74
UITGA™ m INDIE.
o o
I.
u.
m.
IV.
v.
O M S C H R I J V I N G.
Inkomsten van den Gouverneur-Generaal en kosten van deszelfs Huis.
Inkomsten van den Gouverneur-Generaal en kosten van deszelfs Huis
Hooge collégien en algemeene secretarie.
Raad van Nederlandsen" Indie. . . .
Algemeene rekenkamer
Algemeene secretarie
Onvoorziene uitgaven
Departement van Justitie.
Hooggeregtshof
Hoog militair geregtshof
Raden van justitie . . . . . . .
Criminele en diverse justitiekosten (de landraden er onder begrepen). Onvoorziene uitgaven
Gewestelijk bestuur en politie.
Gewestelijk bestuur
Algemeene politie . . . . . .
Districtspolitie
Kruis- of residentiepraauwen
Djaijang-secars (inlandsche maréchaussée) . .
Barissans en pradjoerits (plaatselijke corpsen) . .
Gevangenen, kettinggangers en bannelingen . .
Diverse uitgaven voor politie
Onvoorziene uitgaven
Eeredienst, kunsten en wetenschappen.
Kosten tot bevordering van kunsten en wetenschappen
Eeredienst (Christelijke)
Eeredienst (inlandsche)
Onderwijs of schoolwezen . .
0 lbevoTSL 0 f S c h 0 0 l w e z e n t e n d i e n 8 t e ™ n de jeugd onder de inlandsche
Geneeskundige dienst en vaccine
Onvoorziene uitgaven
Transporteren .
B E D R A G .
f 121800,00
230 835,83
323 125,84
1 935,50
f 2^9 946,14
8 500,015
398 991,705
444 763,92
1 77C.00
f 2 715 895,925
1094 023,615
860 964,425
24 214,775
103 824,25
206 506,75
1 342 342,72
232 191,975
4 687,395
83 851,585
438 132,295
4 924,65
555 566,58
117 395,135
307 372,27
10 065,22
T O T A A L .
271008,87
677 696,67
1 083 977,78
6 584 651,83
1517 307,735
f 10134 642,885
7
o o
VI.
VII A.
VII B.
O M S C iï E IJ V I N G.
Per transport
Departement der burgerlijke openbare werken.
Civile gebouwen en waterstaat (personeel)
" " >' » (materieel)
Verschillende inrigtingen van den waterstaat, steenbakkerijen, brandspuiten en transport-etablissem*nten
Mijnwezen
Stoomwezen . . .
Onvoorziene uitgaven
Algemeen bestuur.
Departementen van algemeen burgerlijk bestuur (met uitzondering van de directien der cultures en der burgerlijke openbare werken)
Beheer van 's lands algemeene geldkassen
Kosten op de verpachtingen
» » » belasting van paarden en rytuigen
» » » huistaks
» » het klein zegel
.» 'sheeren geregtigheid en de collatérale succession .
Civile haveninrigtingen, loodswezen, bebakening en kustverlichtingen. .
Beheer der inkomende en uitgaande regten
Kosten op den ijk van maten en gewigten
Kosten der posterijen
Beheer der openbare verkoopingen
Kosten van 's lands drukkerij
Beheer van 's lands civile pakhuizen, emballage en gemengde onkosten .
Renten en aflossingen
Kosten op het registratieregt van pandelingen
Kosten van de télégraphie
Kosten op de belasting der troeboekvisscherij te Siak
Onvoorziene uitgaven
Landbouw, landelijke inkomsten en cultures.
Landbouw, paardenstoeteryen en veefokkerijen
Kosten op de landelijke inkomsten en andere grondlasten
Cultures in het algemeen
Inkoop en kosten van peper . . . .
" " » » houtwerken
" " » » koffij
" " " » specerijen
Transporteren
B E D R A G .
f 563 407,98
3 751896,605
40 887,24
102 109,28
28 535,70
23 009,88
430 525,62 5
270 453,82 5
9 038,72
12 014,565
15 857,24
31777,745
6 221,505
332 820,29
585 401,98
884,37
1529 133,155
159 180,375
95 044,54
454 777,27
12 499,675
2 051,99
337 549,02
1 992,00
57 996,91
f 92167,26
1724 998,155
343 304,77
14 589,305
953 633,025
15 225 676,875
365 109,65
f 18 719 479,04
T O T A A L .
f 10134 642,88 5
4 509 846,68:
4 345 220,80
f 18 989 710,37
8
VII C.
vm.
O M S C H R U V I N G. B E D R A G .
Per transport . .
Inkoop en kosten van suiker
» » M » indigo . . . . .
» » » » thee
» •> » » goeniezakken.
» » » » cochenille.
» » « i> kaneel
» » H » kina
Voorschotten voor landbouwondernemingen
Onvoorziene uitgaven
Inkoop en voortbrenging van verschillende goederen en producten.
Inkoop en kosten van diverse goederen
Kosten op de amfioenpacht en inkoop van amfioen
Inkoop en kosten van vogelnestjes
« » » » tin
Kosten ran zout
Inkoop en kosten van rijst
» » » » arènruiker
Kosten van stofgoud
»' » Borneosche steenkolen . . . .
» op het nemen van proeven met de ontginning van steenkolen elders dan op Borneo
Provisiepenningen aan de Nederlandsche Handelmaatschappij te voldoen op de producten naar Nederland verzonden wordende
Onvoorziene uitgaven
Departement van Oorlog.
Kosten van den staf van den Gouverneur-Generaal en van den kommandant van het leger en deszelfs adjudant
Tractementen , fourragegelden, bureaukosten, toelagen, huishuur-indemniteit benevens alle verdere kosten van den generaien staf van het leger, de administratie der armée, de militaire kommandanten, de plaatselijke staven en het lithographisch etablissem*nt met den instrumentmakerswinkel . .
Tractementen, soldijen, fourragegelden, bureau- en verdere kosten van verschillenden aard voor de wapeneorpsen van het leger
Aanschaffing van remontepaarden voor corpsen cavalerie en artillerie. .
Tractementen , soldijen , fourragegelden, bureau- en verdere kosten voor de militaire school te Meester-Cornelis, het corps pupillen en het corps muziekanten
Tractementen, soldijen, fourragegelden, en verdere kosten voor het personeel en de gevangenen bij het militair huis van arrest te Willem I, mitsgaders de justitiekosten, de bezoldiging van provoostgeweldigen, de stokkenknechts en de kosten voor de gevangenen in het algemeen .
Geneeskundige en hospitaaldienst, met al de daaraan verbonden kosten .
Tractementen
f 18 719 479,04
6 967 953,13
824 595,31
45 377,62
11546,885
33 932,295
65 369,89
28 661,82 5
24 108,875
55 455,265
267 241,10
460 587,69
15 149,14
1 255 664,10
4 959 935,08
1034 955,57
20 727,91
5 133,29
114 589,55
5 368,80
140 000,00
38 653,72 5
63 711,03
1 053 095,38
10 825 654,275
40 649,53
196 317,305
58 807,13 5
490 199,33 5
f 14 728 433,99
T O T A A L.
f 18 989 710,37
26 776 480,135
8 318 005,96
f54 084 196,46.'
y
O M S C II R IJ V I N G. I'. E D E A G.
Per transport . . .
Olio en katoen voor uitwendige verlichting van kampementen, forten enz. en voor de -wachten en het doen van rondes
Materieel der genie en al hetgeen geacht kan worden daartoe te behooren
Bezoldiging van opvarenden op communicatiepraauwen, mitsgadors de kosten voor de aanschaffing en het onderhoud van praaüwen, karbouwen enz. met do verder daaraan verbonden uitgaven
Uitrusting en verdere kosten voor mogelijk nieuw opkomende expedition
Verschillende uitgaven
Officieren op non-activiteit
Inspectie der schutterijen, do pradjoerits en andere inlandsche corpsen, benevens de instructeurs on de inlandsche officieren door het militair departement betaald wordende
Buitengewone geniewerken
Onvoorziene uitgaven
Departement van Marine.
Kosten der administratie
Materieel dor zöemagt en van de maritime etablissem*nten, de fabriek voor de marine en het stoomwezen daaronder begrepen
Personeel
Verschillende uitgaven
Gratification ,
Onvoorziene uitgaven
Pensioenen, personele toelagen , non-activiteitstravtementen, wachtgelden en verloftractementen.
Civile pensioenen
Militaire »
Inlandsche »
Pensioenen aan weduwen van civile, militaire en inlandsche personen .
Personele toelagen
Non-activiteitstractementen en wachtgelden
Verloftractementen ,
Onvoorziene uitgaven
Kosten van onderscheiden aard.
Hofhouding van inlandsche vorsten, schadeloosstellingen en gratification aan dezelven en aan inlandsche grooten
Onderhoud van inlandsche gezanten, grooten en staatsgevangenen . . .
Transporteren . . .
f H 728 433,99 f 54 084 196,46 5
34 274,31 •>
1 075 611,685
12 544,305
462 067,795
30 563,22 5
5 486,41
16 620,39
420 597,57 5
760 711,845
1 513 343,835
2 430 906,27
80 502,465
1 575,00
8 377,14
329 283,34
528 323,22 5
184 508,385
79 635,30
57 413.34
183 774,15
107 312,76
f 1987 645,90
163 789,385
f 2 151 435,285
16 786 199,69
4 795 416,55 :
1 470 250,50
f77136 063,21.
N \ 8. 22.
10
O M S C H R I J V I N G.
Per transport . . .
Geschenken aan inlandsche vorsten en grooten
Godshuizen en gestichten van weldadigheid
Kosten der ambachtskwartieren , . . . .
Buitengewone voorschotten, welke niet binnen hetzelfde dienstjaar worden teruggegeven
Publieke feesten
Civile reis- en transportkosten uit en naar Nederland
n » » » in Indie
Gratification
Uitgaven in Indie wegens door het Ministerie van Kolonien aan het Indisch Bestuur te doene bestellingen, als anderzins
Riddersoldijen.
Kosten van diverse opnamen
Onvoorziene uitgaven
Onvoorziene uitgaven
B E D R A G .
f 2 151435,285
25151,955
90 571,39
52 041,505
339 532,675
19 821,96
589 808,00
210 999,385
26 531,02
2 498,70
13 787,52
9 247,32
5 963,00
TOTAAL.
f77136 063,21
3 537 389,82 5
17 469,17
f80 690 922,205
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
NEDERLANDSCH (OOST-) INDIE
BIJLAGE LIT. W.
N°. 23.
ALGEMEENE AANTOOMNG
BETREFFENDE
de opbrengst der in Nederland verkochte Oost-Indische gouverneme
producten, over het jaar 1810.
P R O D U C T E N .
HOEVEELHEDEN.
Pikols. Totaal.
BEVRACHTE SCHEEPSRÜIMTE.
Lasten.
Koffij. . . .
Avarijen . .
Suiker . . .
Avarijen . .
Tin (Banka) .
Avarijen . .
Notenmuscaat.
Avarijen . .
Foelie. . . .
Kruidnagelen .
Notenzeep . .
Kinabast. . .
Tin (Billiton-).
Avarijen . .
813 884210
22 086430
715 46637°
1103504»
81 OOI590
1 78717°
3 845312
»
909J80
»
835 970640
726 501410
82 791700
3 845312
861768
1 780438
35856
1 6248
909 7a'
1 652 713" 4
28 470479
421086
22 923870
1253»8
2 479121
n
192s
27959
Totaal.
Bruto
kilogrammen
Uitgeleverde
netto
kilogrammen.
28 89 I s
23 049" 8
2 4791
1928SG
58568
107?"
I775
J032
279
54 809951
50 1118817» 48 641436
45 739 917
4 959 088
250 945
60181
123 272 V;
2 628
900
55 691
101 304 504
39 869 095
4 959 088
221421
49 959 V:
105 0867,0
1958
876
55 691
93 904 610V.0
BRUTO-OPIÏRENGST MET
VERGOEDING (1).
Bedr Totaal.
f 34123 912,60
786 831,25
f 14 130 866,60
102 675,87
f 7 295 033,28
13 419,60
f 455 641,87
80 282 65
f 34 910 743,85
14 233 542,47
7 308 452,88
(2)
455 641,87
205 790,59
55 166,50
6 277,09
2 254,66
80 282,65
2,58
f 57 258 155,14
ONKOSTEN.
Bedrag. Totaal.
f 4 226 675,68
140 451,84
f 2 957 330,39
69 975,655
f 367 817,44
11425,84
f 52 643,60
301,97
4 801,19
317,11
f 4 367 127,52
3 027 306,015
379 243,28
52 945,57
17 956,32
12 089,18
673,62
320,02
5 121,30
(2) 7,57
f 7 862 790,42
B
29 i
P 11
f 6
If:
M:
(l) Het bruto-provenu is verhoogd met 1 70 veilingskosten , door de koopers vergoed, bedragende voor:
Koffij f 341608,75 \
Suiker 142 963,18 j
Banka-tin 73 311,09 / Billiton-tin 806 86 \ V a n sPecerijen wordt, ingevolge de veilconditien, ' / geene vergoeding van veilingskosten ontvangen. Notenzeep 62,78
Kinabast 19,63
/ f 558 772,29
wmm
NETTO-OPBRENGST MET
VERGOEDING.
Bedrag. Totaal.
GEMIDDELD RESULTAAT VAN H E T IN VEILING VERKOCHTE.
PEU PIKOL.
Bruto
provenu. Onkosten.
29 897 236,92
646 379,41
f 30 543 616,33
p H 173 536,21
32 700,215
6 927 215,84
1 993,76
402 998,27
*-f: 301,97
Af: 75 478,46
317,11
11206 236,425
6 929 209,60
402 696,30
187 834,27
43 077,32
5 603,47
1 934,64
75 161,35
f 49 395 369,705
Af: tekort: 4,99
f 49 395 364,715
f 41,92V,,
19,75
90,05V«
118,49V10
238,80
30,98V,,,
175,063/,o
138,76VI0
88,24V,.
5,19%:
Netto
provenu.
4,13V«
,54/7«
13,69
20,83V,„
6,79
18,78V«,
19,697,0 5,28
f 36,73%
15,6 IV«,
85,5 IV«
104,80=/10
217,96V,0
2L197,o
156,27V,„
119,06V,0
82 96° o - , a u , ,0
PER ÜIGELEVERD NETTO-KILOGRAM.
Bruto
provenu.
0,70'
0,35"
1,4710
2,05"
4,II»1
0,5249
3,2058
2,573S
1,4415
Onkosten.
0,086
0,0742
Q,0T
0,23"
0,3591
0,1150
0,3440
0,3653
0,0862
Netto
provenu.
0,61"
0,2803
1,39°
1,8201
3,75"
0,40"
2,8618
2,2085
1,3553
Uitgeleverde
netto-kilogram
men per pikol
(gemiddeld).
Percentsgewijze
berekening
der spillage naar
rede van
61' 5 kilogrammen
per pikol (3).
59"°
55?2
612
5758
57 s7
59«
5460
5391
6121
GEMIDDELDE VEILINGSPRIJZEN
gedurende het jaar 1870.
322
9 7 6
6's
6 1 2

1 1 5 7
12 6 9
Q87
Per V, kilogram f 0,35'Vjj
kilogram
50 kilogram
»
1)
1!
»
,5
V,
% V, V, 50
73,91
1.05»/,,,
2 1119' £ , ü .',00 0,26"/,«
1,6027,„„
1,27"/,..
72,44
(2) Ontvangen en betaald voor avarijgros op in 1867 verkochte kaneel.
(3) De spillage met inbegrip van de tarra voor de fust, welke aan de koopers wordt te goed gedaan, ontstaat:
door afscheep in Indie :
« lading aan boord,
n lossing,
» het steken van monsters ,
» door opslag in de pakhuizen ,
» door uitslag bij aflevering.
— £
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
NEDERLAKDSCU (OOST-) Ii\DIE.
BIJLAGE LIT. X.
N°. 24.
STATISTIEK
BETREFFENDE DE
OP JAVA EN MADURA
over 1869, 1870 en 1871.
PACHTPERCEELEX.
Bantam
Batavia (met de Lampongs) . •
Buitenzorg
Krawang (a)
Cheribon
Jndramaijoe
Tagal
Pekalongan
Samarang
.Tapara
Rembang
Soerabaija • . .
Sidhoardjo
Modjokerto
Grissee, Lamongan en Sidaijoe .
Pasoeroean
Probolinggo (b) ,
Bezoeki
Banjoewangi (a)
Banjoemas (b)
Bagelen .
Kadoe
Djokjokarta (b)
Soerakarta
Madioen
Magettan
Ngawi
Ponorogo
Patjitan
Kediri (b)
Madura en Sampang
Sumanap
Pamakassan (a)
HOEVEELHEID OPIUM IN KATTIES.
1 8 6 » .
Toe
gestaan
als
maxi
mum.
Ver
strekt.
18SO.
VERSTREKT.
Tiba
480
6 960
»
1200
1080
1440
5160
3 240
7 200
11400
3 000
840
1080
»
600
1320
2 160
2 760
7 200
4 560
5 640
4 080
c)71 400
480
6 960
»
1200
1080
1440
5 160
3 240
7200
1400
2 975 831
1 079
J)
600
1320
2 160
2 760
7 200
4 560
5 638
3 195
70 478
180
4 800
480
»
540
288
1020
1440
5 160
1920
3 900
1440
1560
1680
720
1 740
636
636
COO
1320
2 160
2 760
5 880
1 188
612
792
1008
756
5 400
900
240
Siram. Totaal
Bij hot einde van het jaar door de pachters overgehouden en aan den lande teruggeleverd
1700
2 200
1400
»
1396
461
1800
1410
200
4 350
13 100
5 112
3 225
4 575
2 975
865
2 165
7675
»
480
1 475
300
4 300
7 80O
1 897
847
623
2 682 b
1 530»
6 400
1 640
206
1880
7 000
1880
»
1936
749
2 820
2 850
5 360
6 270
17 000
6 5525
4 785
6 255
3 695
2 605
2 801
1403 5
»
1080
2 795
2 460
7 060
13 680
3 085
1459
1415
3 6905
2 2865
11800
2 540
446
i 8 ? a .
Vastgesteld
als
minimnm
verstrekking
(tiban). {g)
)}
(c/)51756
"
{e\ 77 883
i
»
129 639
9J.463/ *± '1600
846"/100
0/ '200
77/s
705 V4
136%
38
i674o
4 Q 1 0 3 3 , i u ' 1 6 0 0
)?
983/;0 5'ts
29
594 >7'
267»/,.
100
»
26f47»,
Q Q 1 Q 1 0 / 7 / ó o i ó ' 1 6 0 0
L
is«s».
Pacht
schat, (h)
300
6 300
240
660
360
1 560
1 560
5 iOO
3 000
1 800
1 920 j
2 100 I
2 220 I
96i) )
2 100
840
720
42
900
1 560
2 400
3 900
8 400
1740
840
1 110
1 440
1 140
6 300
900
210
120
65 862
f 27 OOO
937 20«
»
90 720
49 32"
195 96j
277 320
980 40«
339 601
672 Oui
881 OU1
297 72j
113 16«
105 CO«
n
144 00
243 600
420 00l;
697 2öl
1 032 00«
264 12«
177 12«
174 061
234 06«
133 320
985 20«
114 12«
34 92«!
m c
°I à : ka
f 9 620 760
3
=1
ÏD.
"I
it
(&)
7 00f
7 201
»
0 720
9 32d
5 96J
7 82?
0 4O0
9 601'
2 Oui
1 Oil
7 72
3 16«
5 COI1
»
4 00
3 60Ö
0 00«
7 20J
2 OOÖ
4 12|
7 120
l 06«
1 06«
3 820
5 20
412
1 920
»
T 760
O P B R E N G S T D E R P A C H T .
187©.
Ver
moedelijke winst
op tiban, a f 80 per kattie. (»)
f 14 400
384 000
38 400
n
43 200
23 040
81600
115 200
412 800
153 600
312 000
115 200
124 800
134 400
57 600
139 200
50 880
50 880
»
48 000
105 600
172 800
220 800
470 400
95 040
48 960
63 360
80 640
60 480
432 000
72 000
19 200
>)
f i 140 480
Pacht
seiiat. (h)
f 72 120
360 000
114 120
Î)
42 720
28 080
120 000
75 840
320 400
252120
258 000
92 520 93 960
120 000
78 240
160 920
50 520
42 840
n
145 200
144 240
240 240
444 000
540 000
205 260
156 000
177 660
156 000
108 000
600 000
81960
19 200
n
f 5 300 160
Te zamen.
f 86 520
744 000
152 520
»
85 920
51120
201 600
191 040
733 200
405 720
570 000
207 720
218 760
254 400
135 840
300120
101 400
93 720
1)
193 200
249 840
413 040
664 800
1 010 400
300 300
204 960
241 020
236 640
168 480
1 032 000
153 960
38 400
n
f 9 440 640
1)871.
Vermoedelijke winst
op tiban, à f 100 per kattie. (i)
f 30 000
630 000/ l
24 000
60 000
36 000
156 000
156 000
516 000
300 000
480 000
192 000 210 000
222 000
96 000
210 000
84 000
72 000
4 200
90 000
156 000
240 000
390 000
840 000
174 000
84 000
114 0C0
144 000
114 000
630 000
90 000
24 000
12 000
f 6 586 200
Pacht
schat. (h)
f 63 000
28 800
18 360
18 000
78 000
420 000
47 880
60 000
f 211 200
60 000
27120
18 060
600
73 440
114 000
228 000
42 000
140 520
, 228 000
)
471 600
52 920
)
f 2 401 500
Te zamen.
f 747 000
94 800
54 360
174 000
234 000
936 000
347 880
540 000
931 200
270 000
111 120
90 060
4 800
163 440
270 000
468 000
432 000
980 520
858 000
1 101 600
178 920
f 8 987 700
Vastgesteld aantal verkoopplaatsen
1 8 6 9 .
1
21
»
10
3
31
38
32
20
32
16
6
11
»
6
27
30
84
195
30
46
O O ,
))
662
1 8 7 0 .
4
19
2
»
7
3
5
33
40
32
20
6 8
7
8
16
9
11
»
6
27
30
84
195
7
7
8
9
9
46
12
11
»
681
Kitten).
1 8 7 1 .
4
21
8
7
3
5
33
40
32
20
6 8
7
8
16
10
12
2 8
27
30
93 195
7
7
8
9
9
53
12
11
714
A a n m e r k i n g e n .
(a) Het verbod van invoer, verkoop en bezit van opium is met 1°. January 1871 weder ingetrokken. (b) Door intrekking van verbodskringen werd, tu rekenen van af 1 Januari) 1871, het pachtgebied uitgebreid in elk der residenten Probolinggo, Banjoemas en Djokjakarta met één distriet, en in de residentie Kediri met zeven districten.
(c) Volgens de aanvraag der pachters was deze hoeveelheid verdeeld in 37 200 katties Turkschen en 34 200 katties Bengaalschen opium.
(d) Naar gelang van soort bestond deze hoeveelheid uit 31 020 katties Turkschen en 21 636 katties Bengaalschen opium.
(e) Als voren, 34 277'/2 en 43 605V2 katties.
(/) Deze opgaaf is nog van voorloopigen aard.
\g) De siram-verstrekking kan eerst na afloop van het jaar worden opgegeven.
(h) Ongerekend het kostende van den te verstrekken opium.
(i) Bij gemis aan gegevens nopens het werkelijk kostende van den te verstrekken opium, is tot grondslag genomen het prijsverschil met den siram-opium, die ongeveer tegen handelsprijs wordt verstrekt.

Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal vers
NEDERLANDSCH
lag van 1871.
(OOST-) INDÏE.
BIJLAGE LIT. I J .
N°. 25.
OPIUM-PAGHTSCHAT in de Buitenbezittingen.
G E W E S T E N . iseo. 1 8 ff«. 1 8 S I .
Gouvernement van Sumatra's Westkust
Benkoelen
Palembang
Banka
Billiton
Riouw
Wester-afdeeling van Borneo
Zuider- en Ooster-afdeelïng van Borneo
Gouvernement van Celebes en onderhoorigheden
Menado . . , ,
Amboina
Ternate •
Timor , . .
Totaal
(a) f 145 320
21 120
48 000
180 000
30 600
(c) 280 574
194 520
(a) f 146 G40
21252
48 000
148 000
32 400
437 695
211 200
(d)
(b) f 210 252
15 588
48 000
140 000
32 640
(e) 299 292
168 000
(f)
(g)
niet afzonderlijk verpacht.
64100
18 876
19 320
5 070
4 440
1011940
(A)
50 300
16 860
16 800
5 590
4140
1138 877
l»)
54 000
14 520
14 460
10140
1500
1 008 392
(a) Met inbegrip van de pacht van de » diverse middelen op de Batoe-eilanden ", van af 1871 afzonderlijk verpacht (verg. bijlage lit. AA).
(b) Hieronder voor het eerst ook winst op tiban (f 102 000), ingevolge de veranderde pachtregeling (Indisch Staatsblad 1870, n°. 177).
(e) Waaronder voor de pacht te Bengkalis, Boekit-Batoe, alsmede langs de Siak-rivier f 15 024 en voor de pacht te Laboean Batoe f 50.
{d) Als voren respectivelijk f 17 520 en f 55.
(e) Waaronder f 22 812 voor de pacht te Bengkalis, Boekit-Batoe, alsmede langs de Siak-rivier. Te Laboean Batoe zijn de landsmiddelen, bij gemis aan gegadigden, onverpacht gebleven.
(ƒ) Begrepen onder de gewone (zoogenaamde kleine) middelen (verg. bijlage lit. AA).
ig) Waaronder voor Gorontalo f 3876.
(A) Als voren f 4860.
(t) Als voren f 1800.

Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8 .
Kolo?iiaal verslag van 1871.
NEDERLANDSCH (OOST-) INDIE.
BIJLAGE LIT. Z.
N°. 26.
iOPBRENGST
DER
(behalve de opiumpacht)
OP
ia?a ia I Â I I B I ,
1869-1871.
GEWESTEN.
Bantam .
Batavia .
Krawang.
Cheribon.
Tagal . .
Pekalongan
Samarang
Japara. .
Rembang.
Soerabaija
Madura .
Pasoeroean
Probolinggo
Bezoeki .
Banjoewang
Banjoemas
Bagelen. .
Kadoe. .
Djokjokarta
Soerakarta
Madioen .
Kediri.
R U N D S L A G T. PANDJESHUIZEN.
186».
f 22 080
36 960
3 600
21 120
10 200
4812
67 200
14 520
22 080
(c) 71 760
60 360
45 3C0
19 080
28 800
3 720
15 780
33 600
31 560
12 000
55 200
21 960
ï 9 200
1S70.
Totaal . . I f 620 952
34 320
47 880
4 800
21672
11340
9 264
59 160
14 520
20 040
69 636
56 076
48 960
35 280
30 000
3 360
18 240
30 720
50 400
51 840
63 00O
33 720
18 210
1871. 186».
D O B B E L S P E L E N .
186». 1870. 1871.
f 732 468
27 900
51600
4 920
22 800
9 240
8 520
65 040
20 520
22 920
79 176
63 084
46 872
33 720
32 460
5 760
17 040
40 800
45 600
44 520
78 000
22 560
2 400
f 72
(b) 3 540
n
9 360
21 120
9 792
18120
38 400
18 120
107 820
12 204
37 500
3 000
3 120
48
6 000
360
8 400
f 745 452
f 158 760
18 180
8 640
f 323 796
12 600
f 174120
19 560
f 190920
9 000
33 000
f 156 480
7 200
33 360
f 216120 I f 197 040
3
L.
480
200
360
MO
S T E R K E D R A N K E N .
1869.
f 780
39 120
1800
6 180
25 320
1368
25 200
10 380
9 960
37800
5 076
3 180
1092
2 892
36
8 220
7 800
6 012
3 600
39 660
6 732
12 120
f 254 328
187©.
f 960
42 000
1 680
7 860
26 700
1104
24 240
7 800
10 560
33 900
5 112
3 360
1968
1932
48
6 060
9 600
5 040
12 780
39 600
7 860
12 120
f 262 284
1 8 7 1 .
f 1320
46 800
1332
5 760
19 812
812
23 040
8 400
8 640
35 880
3 300
3 720
1728
120
48
7 200
7 932
1200
10 920
39 660
6 540
8 760
f 242 724
V A R K E N S S L A G T.
1 8 6 9 .
f 600
26 640
540
3 132
852
732
4 800
1320
1920
3 012
24
432
372
180
192
612
600
1116
300
1860
372
1080
f 50 688
18!?©.
f 504
25 920
840
2 004
336
372
4 980
1 140
1500
2 484
96
510
252
24
132
120
492
1080
732
1800
216
900
f 46 464
1 8 7 1 .
f 132
25 920
840
1 992
888
372
4 800
1 560
1560
2 964
36
540
312
24
84
372
840
912
ISO
2 400
240
840
f 47 808
A ANMERKINGEN.
(a) Deze pacht is met 1°. Januarij 1870 ingetrokken.
(i) Pachtcijfer van de aideeling Buitenzorg, zijnde het middel voor de andere afdeelïngeo onverpaeht gebleven.
[c] Hieronder begrepen het pachtcijfer der vogelnestklippen op Bawean, welk middel verpacht wordt vereenigd met dat voor het slagten van rundvee aldaar.
G E W E S T E N.
.
Totaal . .
TOLBRUGGEN EX OVERVAARTEN.
1 8 6 9 .
f 8 364
10 080
J)
5 052
2 400
7)
8 400
7 800
29 760
))
II
»
11
M
»
»
ii
»
f 71856
i § 7 ® .
f 8 688
12 420
U
1356
1 680
»
6 120
5 280
1 8 7 1 . (a)
f 12 522
12 180
756
7 752
6 108
3 360
480
7 440
7 200
32 040 ! 31452
»
»
»
11
H
»
»
II
11
)]
f 67 584

»
»
»
1812
6 144
492
7)
»
3 300
4 560
f 105 558
J
V 0 G E L N E S T E N.
186®.
f 1188
n
n
n
w
n
»
19 080
49 380
216
n
408
300
1 524
»
»
»
M
»
»
f 72 096
18?©.
f 1200
»
u
n
ll
n
n
n
15 120
55 608
216
»
720
30O
600
n
H
11
11
11
11
11
f 73 764
1 8 7 1 .
f 1 2 1
»
»
n
»
»
12 12«
52 83«

»
24«
112*
n
»
»
»
1
f 68 49'

f
(c)
(d
(•]
(9

f
1ST»
ÂNDERK VERPACHTE MIDDELEN.
1 8 « » . E8fO. 1 * * 1 . M.
12li
T O T A A L
VERSCHILLENDE MIDDELEN.
1 8 6 » . 187©.
.2 12«
.2 83l'

I
ui
f (*> 24 360 f (b) 22 800
(c) 135 120 (c) 135 840
(d) 168 120 (d) 150 240
4 020
5 400
W
if)
4 800
5 520
(S) 17 040 ; (g) 17 040
18 49* 354 060
f (b) 22 200
(o) 142 200
ld) 138 360
(e) 4 320
(/) 4 500
(g) 15 120
f 336 240 f 326 700
33 084
612 120
22 980
44 844
59 892
16 704
127 920
78 020
78 960
319 092
77 880
86 472
23 952
35 292
5 520
30 612
42 360
47 088
15 900
96 720
47 244
41040
f 1938 696
45 672
621 540
i s ? i .
AAN ME BK INGEN.
24 360
32.892
40.056
10 740
97 380
29 580
52 500
226 668
61500
52 860
38 220
32 256
4 140
24 420
40 812
56 520
65 352
104 400
41796
31260
f 1 734 924
43 086
604 560
22 968
38 304
36 048
12 864
100 560
37 920
52 440
235 668
66 480
51132
36 000
83 504
7 020
26 424
55 716
48 204
55 620
120 060
32 640
16 560
ia) Tot op 1 Januarij 1871 werden in sommige residentieel nog overvaarten in heerendienst bediend en onderhouden. Sedert zijn echter bedoelde overvaarten algemeen verpacht geworden. Van daar dat voor 8 gewesten alleen voor het jaar 1871 een pachtcijfer staat uitgetrokken. In Bantam, Cheribon, Tagal en Soerabaija, waar reeds overvaarten verpacht waren, worden sedert 1 Januarij 1871 ook de overige op die wijze bediend en onderhouden. De meerdere pachtsehat daardoor vorkrecen bedroeg respectivelijk f 2418, f2532, f 4884 en f 12.
(b) Hoofdgeld der Chinezen.
(c) Inlandsehe neringen en bedrijven.
(d) Tabak, met inbegrip van de pacht in Bantam en Krawang.
(e) Waijang.
(ƒ) Kleine eilanden.
(g) Bosschen.
f 1733 778
^0- 8. 26.
«
Z I T T I N G 1871 — 1872. 8.
Koloniaal verslag van
NEDERLA1VDSCH (OOST-)
BIJLAGE LIT. JLA
1871.
INDIE.
N°. 27.
OPBRENGST DER VERPACHTE MIDDELEN (behalve de opiumpacht) in de bezittingen
buiten Java en Madura, 1869—1871.
MIDDELEN. 18S3. 1870. 1871.
S u m a t r a ' s W e s t k u s t .
Dobbelspelen. . .
Sterke dranken . .
Pandjeshuizen . .
"Varkenslagt . . .
Diverse middelen op de Batoe-eilanden .
aIn 1869 en 1870 te gelijk met het opiummiddel verPacht (vergelijk bijlage lit. IJ).
f 16 200
14 940
3 612
1 800
a.
f 36 552
f 21 120
21456
»
2 184
a.
f 44 760
f 22 080
21612
»
2 400
120
f 46 212
Sïenlcoelen.
Dobbelspelen.
Sterke dranken
•Pandjeshuizen
Rundslagt •
Vogelnesten .
°Onverpacht gebleven.
P a l e m b a n g .
f
f
588
960
1404
780
6
3 738
f
f
612
480
!)
480
a.
1572
f
4
348
444
»
456
a.
1248
f 8 460
4 860
6 240
4 080
f 23 640
f
f
6 180
4 920 «»
4 380
15 480
f
f
6 540
3 960 »
4 440
14 940
Banka.
f 18 000
12 050
8 360
a.
f 38 410
f 15 600
9 850
n
b.
f 25 450
f 17 300
10 910
»
b.
f 28 210
MIDDELEN.
Dobbelspelen .
Sterke dranken
Pandjeshuizen
Overvaarten .
Dobbelspelen.
"terke dranken
"andjeshuizea
^arkenslagt .
a; De overeenkomst met den pachter bij minnelijke schikking ontbonden (verg. het vorig verslag, bijl. lit. CC). "• Geen bod verkregen.
«869. 1870. 1871.
Biliiton.
Dobbelspelen.
Sterke dranken
Pandjeshuizen
f 4 860
1512
1308
f 7 680
f
f
3 600
1572
»
5 172
f
f
3 240
1536
»
4 776
'Rlonw.
Dobbelspelen.
Sterke dranken
Peper . . .
Pandjeshuizen
Varken slagt .
Zout. . . .
Diverse, afdeeling Siak en Laboean batoe.
f 48 300
38 640
23 016
312
30 024
4 032
2 547
f 146 871
f 63 060
42 960
35 904 »
27 084
3 684
3 510
f 176 202
f 47 964
39 804
58 416
»
25 572
4 812
2 892
f179 460
Westerafdeellng van Borneo.
Dobbelspelen. . . •
Sterke dranken . . •
Pandjeshuizen . . •
Verkenslagt . . . .
Goudmijnen . . . .
Diverse (diegenen deibovenstaande middelen, welke gezamenlijk verpacht wor
f 29 220
19 980
2 700
28 488
14 268
45 864
f 140 520
f 28 464
20 772 »
26 244
12 216
39 528
f 127 224
f 28 740
21888
n
24 816
12 954
41964
f130 362
a. Waaronder het totaal der gezamenlijke middelen in de afdeelingen Sambas en Sintang.
2
Zuidcr- en Oosterafdeeling van Borneo.
Dobbelspelen .
Sterke dranken
Pandjeshuizen
Varken slagt .
Goudmijnen .
a. Met inbegrip van de opiumpacht. b. Geldswaardig bedrag van 133/i6 thail stofgoud tegen f 90 de thail. c. Als voren van 9V2 thail. d. » » » 1 1 V » »
/ )a. f19 500
J b. 1187
f 20 687
a. f 20 700
c. 855
f 21 555
a. f 25 200
d. 1035
f 26 235
Celebes e n onderhoorlgheden.
Dobbelspelen. . .
Sterke dranken . .
Pandjeshuizen . .
Varkenslagt . . .
Vischmarkt en vijvers
Sirie
R u n d s l a g t . . . .
Diverse (diegenen der bovenstaande middelen ,welke gezamenlijk verpacht worden)
f 35 000
6 300
1500
1 500
4 550
11550
3 530
51 630
f 115 560
Menado.
f 31 100
5 600
»
2 200
5 410
12 930
3 400
55 550
f 116 190
f 34 900
5 500
»
2 760
6 090
13 710
3 820
60 590
f 127 370
Dobbelspelen. . . .
Sterke dranken . . .
Hoofdgel d der Chinezen
f
f
3 180
2 076
900
6 156
f
f
4 284
1212
1116
6 612
f 4 092
2 172
900
f 7164
Ambotna.
Dobbelspelen.
Sterke dranken
Pandjeshuizen
Sagueer . .
a.
f 1980
3 312
12 240
f 17 532
a.
f 2 712
»
10 860
f 13 572
a.
f 780
»
14 400
f 15180
a. Voor deze pacht is geen bod gedajan.
Sterke dranken Banda.
f 6 252 f 6 732 f 6 780
Ternate.
Sterke dranken . . .
Pandjeshuizen . . .
Sagueer
Hoofdgeld der Chinezen
Eundslagt
f
f
2 205
1555
2 010
60
210
6 040
f 2 000
»
1810
60
a. 101
f 3 971
f 1160
»
173«
252
a. 485
f 3 627
a. Hieronder ook de pacht voor het slagten van var kens, niet afzonderlijk verpacht.
Dobbelspelen. . .
Sterke dranken . . .
Pandjeshuizen . . .
Hoofdgeld der Chinezen
Rundslagt
Timor.
f 1008
4 380
1332
624
a. 12
f 7 356
f 960
4 860
744
a. 12
f C 576
f 636
1440
»
552
a. 12
2 640
a. Hieronder ook de pacht voor het slagten van var kens, niet afzonderlijk verpacht.
TOTAAL, VAUT ELK MIDDEL.
Dobbelspelen. . . .
Sterke dranken . . .
Peper
Pandjeshuizen . . .
Varkenslagt . . . .
Vischmarkten en vijvers
Sirie
Sagueer
Overvaarten . . . .
Hoofdgeld der Chinezen
Eundslagt
Vogelnest en . . . .
Goudmijnen . . . .
Zout
Diverse (als voren). .
b. Totaal-generaal.
f 164 816
116 135
23 016
31635
61812
4 550
11550
14 250
4 080
1584
4 532
6
15 455
4 032
b. 119 541
f 576 994
f 174 980
125 126
35 904
a.
57 712
5 410
12 930
12 670
4 380
1 920
3 993
13 071
3 684
b. 119 288
f 165 840
117 986
58 416
a.
55 548
6 090
13 710
16 130
4 440^
170é
4773"
»
13 989
4 812
b. ISO 766
f 5 7 1 0 6 8 f 5 9 4 204
a. De pandjespacht is met Uanuarij 1870 ingetrokken b. Hieronder ook de opiumpachtschat voor de Zuidei" en Oosterafdeeling van Borneo, alwaar dit middel nie' afzonderlijk verpacht wordt.
Z-I T T I N G 1871 — 1872. — 8 .
Koloniaal verslag van 1871.
NEDERLAÄDSCH (OOST-) IXDIE.
BULAGE LIT. B B .
N°. 28.
RIJST-CULTUUR
OP
JAVA BW BKADURA,
MET UITZONDERING YIN DE GEWESTEN
ÀTAYEÀ, S i l l â S â B I â I I 9JOUOS
Uitkomsten over het jaar 1870,
GEWESTEN.
GETAL DESSA S EN KAMPONGS.
Met
velden
voor den
landbouw.
Bantam
Krawang
Preanger regentschappen
Cheribon
Tagal
Pekalongan (a) . . . . ,
Samarang . . . . , . ,
Japara
Eembang
S o e r a b a i j a . . . . . . .
Pasoeroean
Probolinggo
Bezoeki . .
Banjoewangi
Banjoemas
Bagelen
Kadoe
Madioen
Kediri
Madura (J) '
Te zamen
In 1869 was het cijfer . .
Geeft nu meer
minder.
1761
170
1517
1170
1034
1281
2 430
1213
1976
4 652
1714
551
562
103
1362
2 595
3 367
1559
1321
160
Zonder
velden.
30 498
30 536
38
2
51
14
29
62
105
113
75
303
56
1
4
3
4
45
38
52
17
6
980
1010
30
Te zamen.
1761
172
1568
1184
1063
1343
2 535
1326
2 051
4 955
1770
552
566
106
1366
2 640
3 405
l ö l l
1338
166
31478
31546
B E V O L K I N G .
Getal zielen,
zonder
eenige
uitzondering.
635 533
81656
1 036 532
913 030
766 331
447 251
1178 203
643 665
853 561
1367 463
551 891
387 102
368 629
51894
774 122
1 068 642
653 509
709 786
566 271
112 735
13 167 806
12 747 278
68
420 528
Getal
huisgezinnen,
zonder
eenige
uitzondering.
Getal
landbouwende
huisgezinnen,
in het
algemeen.
157 543
18 101
207 898
198 022
149 693
94 383
247 525
128 585
144 587
304 995
118 286
83 409
76 290
9 800
182 479
250 823
129 315
121 038
114 614
23 998
2 761 384
2 651184
110 200
106 821
13 222
158 575
161 672
97 940
63 130
216 972
101 806
126 934
213 420
79 001
53 793
60 598
7 356
115 668
203 997
122 117
94 304
90 784
17 205
2 105 315
2 048 886
56 429
Getal
landbouwefl
huisgezinn«
met
velden.
98 658
9 841
116 103
114125
73 815
52 961
189 231
87 890
110 436
150 997
76 146
44 297
57 369
7 356
96 659
152 467
102 484
85 706
76 096
14 613
1717 256
1671660
45 596
a. In de cijfers nopens deze residentie zijn niet begrepen de opgaven betreffende het huurland Simbang, met eefl' S b. De opgaven voor Madura betreffen weder alleen de afdeeling Pamakassan, zijnde nopens de overige gedeelte' , le
c. De verschillen met bijlage A , n°. 1 , kunnen hoofdzakelijk hierdoor worden verklaard, dat te dezer plaatse # ^ zielental volgens de bestuursopgaven. De uitkomsten der statistische opneming wijzen een belangrijk hooger totaal a»"
étal
uwei
zinn«
aet
den.
8 658
9 841
6 10(J
4 125
3816
2 961
9 231
7 890
0 436
0 997
3 146
1297
f 369
r 356
3 659
i 467
Î484
)706
)096
t 613
'256
660
59C
3
Stuks
ploegvee.
101 818
23 181
159 878
138 548
78 513
63 988
163 655
83 761
227 485
179 863
156 533
101 359
128 449
14 096
118 066
120 858
112 547
195 314
127 678
41577
2 337 167
2 364 350
J)
27183
t eefl' p o l k i n g van 14 eelte' ^ l e r residentie ge ,Be d< Polking op de il a»H
/
UITGESTREKTHEID BESCHIKBARE BOUWLANDEN IN BOUWS VAN 5 0 0 V
Rijstvelden
door
levend water
besproeid.
39 542
7 413
100 748
148121
80 865
62 809
123 190
66 226
35 992
111001
64 800
37 940
54 330
8 703
67 839
60 487
69 510
85 909
74 487
2 484
1 302 396
1 278 982
23 414
»
Rijstvelden
van regen
afhankelijk.
24 307
9 145
33 352
27 108
37 880
5 624
108 391
44 682
115 556
111719
919
4 662
1965
»
35 081
53 189
13 653
28 579
18 082
14 009
687 913
675 007
12 609
»
Moeras-sawal
(sawah's
i's
bonorowo of
sawah's-rawa).
1310
ÎJ
4 811
12 877
2 481
»
4 420
3 216
607
11 428
1611
309
511
»
1107
10 560
»
»
1 159
»
56 407
55 141
1266
»
ïegalvelden
bij den legger
van aanslag
als zoodanig
bekend.
16 078
5 733
41716
168 454
5 854
11240
32 238
10 461
22 903
27 538
29 303
16 712
32 880
2 388
17 790
42 495
100 657
22 400
28 920
45 230
680 990
663 004
17 986
»
628 zielen en 3720 bouws bouwland, ene voldoende gegevens voorhanden, particuliere landerijen buiten aanmerking moest blijven. Voor Ban
IERKANTE RHIJNLANDSCHE ROEDEN.
Andere
wisselvallige
onopgemeten
berggronden
(bij gissing).
13 182
617
25 610
2 775
1110
234
3 767
10 292
32 888
418
3 595
16 542
2 073
125
7 265
30 541
2 550
22 550
3 428
))
179 562
175 982
3 580
M
joemas schijnt n
Te zamen.
94 419
22 908
206 237
359 335
128190
79 907
272 006
134 877
207 946
262 104
100 228
76 165
91759
11216
129 092
197 272
186 370
159 438
126 076
61723
2 907 268
2 848 116
59 152
»
3g gevolgd het
GEWESTEN.
'IE UITGESTREKTHEID J)o
VOOR HET
GOUVERNEMENT.
Bantam
Krawang
Preanger regentschappen
Chiribon
Tagal
Pekalongan
Samarang
Japara
Rembang
Soerabaija
Pasoeroean
Probolinggo
Bezoeki
Banjoewangi
Banjoemas
Bagelen
Kadoe
Madioen
Kediri
Madura
Te zamen
In 1869 was het cijfer .
Geeft nu meer . .
minder.
^ « .'S
"3 ^
a <D
a
SO ac
Tegal
velden.
Te
4 274
2 950
1600
2 100
3 833
300
7 860
6 006
4 642
2 000
400
64
331
484
74
1785
347
38171
38 221
50
115
53
565
668
726
103
1210
1057
153
4 724
2 950
1600
2 100
4 319
300
7 860
6 070
4 973
2 000
n
400
D O O R D E B E V O L K I N G
M E T PADI ALS EERSTE AANPLANT.
Sawah's door levend water besproeid.
Sawah's
van regen
afhankelijk.
CO
S £ S CO O ©
m O r-; S § £ o rz* §
Tegal
velden
(tipars).
Gogo
velden. Te zamen.
>awa
ir Ie
wati
sprc
800
1900
400
39 946
39 946
39 020
7 290
99 848
139 103
75 840
55 298
120 561
58 511
35 692
101 954
58 149
33 032
52 120
8 333
65 913
56 535
68 575
83 053
69 390
1449
1 229 666
1 209 618
20 048
33 903
8 678
32 407
25 564
36 896
4 962
102 069
39 879
114 897
109 861
851
4 282
1958
H
29 511
50 718
12 701
23 133
16 484
9 408
648 162
633 163
14 999
1307
»
4 702
11674
2 179
»
4 273
2 461
447
11317
1611
295
511
»
1061
9 793
646
52 277
51997
280
11808
3186
8 582
3 577
140
436
909
1521
140
8
»
354
1337
»
2 757
6176
n
1718
4 452
47 101
39 824
12 006
617
22 963
2 775
709
24
1882
1202
3 273
2 680
3 595
8 781
2 027
100
6 251
3 244
1056
10 662
3101
86 948
91161
7 277
»
88 044
19 771
168 502
182 693
115 764
60 720
229 694
103 574
154 449
225 820
64 206
46 744
57 953
8 433
105 493
2 0ï
8'
3: n:
39i
4!
1 6
24 4
126 466 ^
82 332
118 566
94 073
10 857
0
56 C
2 0 6 4 1 5 4 4 l 9
2 025 763--—
- H l
38 391

' ID IERVAN BEPLANT.
1 r» D P T f i P » i~t TT -r r.1 TT TT T> " " -TJ -i v» Jii .« U U Ai J. U U i*. N G J
'
nen.
044
771
502
693
764
720
694
574
449
820
206
744
953
433
493
466
332
566
073
857
= 154
»763
i 391
»
•T PADI ALS ÎWEEDE AANPLANT.
avail's
r levend Water
sProeid.
»
!)
1)
2 080
844
327
1125
3 959
491
»
»
»
7
))
1617
24 416
21 072
113
»
»
^6 081
44 911
XU70
»
f'- 8.
Hawaii's
van regen
afhanke
Hjk.
»
»
»
it
n
»
»
103
»
»
»
«
))
»
»
3 764
»
»
»
»
3 867
2 809
1058
28.
Te zamen.
»
»
n
2 080
84 t
327
1125
4 062
491
»
»
»
7
M
1 647
28180
21072
113
»
»
59 948
47 720
12 228
»
5
MET POLOWIDJO, ALS EERSTE GEWAS.
Sawah's
ioor levend
water
besproeid.
218
»
»
2 698
1 120
4 782
134
2 72S
»
12
53
)!
))
370
1085
937
885
192
137
626
15 977
15 978
»
1
Sawali's
van regen
afhankelp.
268
n
91
718
57
638
381
1365
»
112
n
V
»
»
877
1107
950
37
582
7G4
7 947
7 777
170
»
Tegal
velden.
4 116
175
28 307
5 303
3 021
3 378
19 379
5 732
45 077
23 730
28 021
24 066
29 806
2 354
6 058
16 535
47 189
15 515
17 323
14-288
339 403
314136
25 267
»
Te zamen.
4 632
175
28 398
8719
4 198
8 798
19 894
9 825
45 077
23 854
28 074
24 066
29 806
2 724
8 020
18 579
49 024
15 744
18042
15 678
363 327
337 891
25 436
n
MET POLOWIDJO, ALS -TWEEDE GEWAS.
Sawah's
loor levend
water
besproeid.
1826
224
5 347
27 323
16 342
19 903
50 077
32 414
10 289
46 290
43 819
18 936
34 309
1221
24 157
11 973
23 753
37 503
15 818
681
422 207
441065
»
18 858
Sawah's
van regen
afhankelijk.
5 874
607
2 211
3 395
4 339
2 174
19 499
20 436
42 686
15 810
1 173
7 310
951
C03
937
21 G57
8621
4 823
4 294
15 772
183 172
184148
»
976
Te zamen.
7 700
831
7 558
30 718
20 681
22 077
69 576
52 850
52 975
62 100
44 992
26 246
35 260
1 824
25 094
38 630
82 371
42 328
20 112
16 453
605 379
625 213
»
19 834
2
G E W E S T E N.
Bantam. . . . . . .
Krawang
Preanger regentschappen
Cheribon . . . . . .
Tagal
Pekalongan . . . . .
S a m a r a n g . . . . . .
•Japava .
Rembang
Soerabaija. . . . . .
Pasoeroean . . . . .
Probolinggo . . . . .
Bezoeki. . . . . . .
Banjoewangi . . . . .
Banjoenrjas . . . . . .
Bagelen . . . . . . .
Kadoe
]\Iad!oen
Kediri
Madura
Te zamen .
In 1869 was Let_ cijfer
Geeft nu. . minde
UITGESTREKTHEID MISLUKl VEl
MET PADI BEPLANT (zoowel lste als 2de gewas).
Sawali's
door
levend water
besproeid.
Sawah's
Tan regen
afhankelijk.
509
371
1024
619
10 877
2 993
922
1 291
891
O
18
200
71
»
490
1 475
55
200
496
310
22 818
24 773
1 955
982
522
625
79
3 464
279
2 587
8 591
6 905
3 307
»
51
Moeras
sawah's
(sawah's
bonorowo of
sawah's-rawal
721
4 161
3
427
850
3 313
36 867
40 489
3 622
15
»
70
1 144
285
»
i
797
125
981
6
19
22
1327
168
4 960
6 884
1924
Tegal velden.
41
597
57
3
50
871
»
116
402
»
52
94
2 287
1073
1214
Gogo-velden.
631
»
521
»
19
»
42
55
71
378
»
25
15
138
1895
5 361
3 466
Te zamen
2 178
1490
2 297
1842
14 645
3 276
3 552
10 740
8 042
4 609
21
295
942
1361
7 365
58
679
1746
3 623
68 827
78 580
9 753
UIvl
n en.
178
490
297
842
645
276
552
740
042
6G9
24
295
942
36 t
365
58
679
746
623
827
580
753
VELDEN.
Sawah's
d°or levend
water
besproeid.
»
»
12
2 903
4 050
80
18 60G
810
8 169
10
»
»
295
))
704
173
281
659
200
105
37 087
9 096
27 991
M
MET POLOWIDJO EEPLANT.
Sawah's
van regen
afhankelijk.
»
»
13
275
1 569
yi
10 906
2 101
20 072
1 131
»
n
u .
»
53
1756
3
»
40
310
38 229
8 721
29 508
»
Tegal
velden.
»
159
1759
»
547
629
1781
541
5 061
3 925
))
n
»
»
85
1022
153
295
1 659
3 742
21 35S
12 207
9 151
»
Te zamen.
»
159
1784
3 178
6 166
709
31 293
3 482
33 302
5 066
))
»
295
»
842
2 951
437
954
1 899
4 157
96 674
30 024
66 650
»
UITGESTREKTHEID ONBEPLANT
Sawah's
door
levend water
besproeid.
304
123
900
2 046
955
1 129
395
1 154
»
1 175
592
266
210
»
441
3 015
50
2 590
3 175
62
18 582
15 165
3 417
»
Sawah's
van regen
afhankelijk.
136
467
854
826
927
24
5 941
3 436
G59
1746
4
49
7
»
4 703
1 364
2
5 409
901
3 784
31 239
33 399
Ï;
2160
Moeras
sawah's
(sawah's
bonorowo of
sawah's-rawa).
3
»
109
1203
302
•n
147
755
160
111
»
14
»
n
46
767
}i
»
513
»
4 130
3 144
986
»
GEBLEVEN VELDEN.
Tegal velden.
1300
2 372
7 474
159 574
3 094
7 636
13 835
11814
7 301
1538
1282
53
1783
59
9 989
47 081
51962
16 329
7 472
30' 912
385 890
392 808
«
6 918
Te zamen.
1743
2 962
9 337
163 649
5 278
«789
20 318
17 159
8 120
4 570
1878
382
2 000
59
15 179
52 227
55 014
24 328
12 061
34 788
439 841
444 516
»
4 675
8
GEWESTEN.
Bantam
Krawang . . . . . .
Preanger regentschappen
Cheribon
Tagal . .
Pekalongan
Mamarang
Japara .
Rembang
Soerabaija. . .
Pasoeroean . .
Probolinggo . .
Bezoeki . .
Banjoewangi . .
Banjoomas. . .
Bagelen. . . .
Kadoe . . . .
Madioen .
Kediri . . . .
.Madura . . .
OPBRENGST DER VELDEN MET PADI BEPLANT (IN I-IKOLS
Sawah's door levend water besproeid.
Oogst
van
eersten
aanplant.
Te zamen . . . .
Ia 1869 was het cijfer
Geeft nu meel'
f minder
1 029 349
141980
2 728 652
2 689 892
1910 472
733 585
3 169 009
706 748
507 032
2 296 130
3 109 899
1 180 448
2 227 185
380 093
1772 821
1764 158
1 765 514
2 351 050
1 632 078
31462
Oogst
van
tweeden
aanplant.
16 672
5 412
2 456
18 786
29 719
1028
32 727 557
29 736 834
2 390 723
140
u
36 840
601 771
438 719
8 122
Totaal.
1 154 665
813 570
341 095
1 029 349
141 980
2 728 652
2 706 564
1915 884
736 041
3 187 795
736 467
508 060
2 296 130
3 109 899
1 180 448
2 227 325
380 093
1 809 661
2 365 929
2 201233
2 354 172
1 632 078
31462
Gemid
deld
per bouw.
e.
33 282 222
/.30 550 401
2 731818
26,73
20,22
27,61
19,25
29,11
13,98
26,40
12,04
14,39
22,52
53,49
35,95
42,78
45,61
26,98
29,76
24,60
28,37
23,68
27.62
Sawah's van regen afhankelijk.
Oogst
van
eersten
aanplant.
Oogst
van
tweeden
aanplant.
Totaal.
Gemid
deld
per bouw.
e.
26,35
24,84
1,61
387119
149 705
701 636
328 738
799 417
69 130
1 838 676
274 553
1 349 072
1154 324
20 963
92 639
62 535
»
521 868
981 504
275 698
53G 065
249 843
117 255
9 910 740
9 450 570
460 170
2 100
62 316
64 41G
23 210
41 206
387119
149 705
701 636
328 738
799 417
69 130
1 838 676
276 653
1 349 072
1154 324
20 963
92 939
62 535
n
521 868
1 043 820
275 698
536 065
249 843
117 255
9 975 156
/-.9473 780
501 376
16,89
18,35
22,08
12,89
23,91
14,76
18 48
8,81
12,49
10,83
24,64
21,89
31,91
»
18,12
20,74
21,71
23,61
15,98
19,23
16,21
15,91
—,30
VAN 100 KATTIE'S OF VAN 61,76 KILOGRAM).
Moeras-sawah's (sawah's bonorowo of sawah's rawa).
Totaal.
Gemid
deld per
bouw.
Tegalvelden
(tipars).
Totaal.
Gem id
deld per
bouw.
Gogovelden.
Totaal.
Gemid
deld per
bouw.
t.
Te zamen.
Totaal.
Gemid
deld per
bouw.
AANMERKINGEN.
15 737
301 376
7 482
1017111
f. 978 521
38 590
27 245
»
H 7 957
121 984
47 085
»
79 716
11154
5 364
168 821
96 992
7 400
8 798
»
21,09
»
25,48
11,58
24,86
»
18,66
6,70
16,80
16,33
60,43
26,81
17,21
»
15,14
35,59
160 185
26 797
45 629
»
1400
5 560
6 825
14 822
576
15,65
21,49
21,68
9 558
6 379
»
32 416
78 121
»
32 135
60 882
13,61
10,35
5,35
»
10,00
12,87
7,51
9,76
6,40
481 285
ƒ.535 770
0,19
N*. 8. 28.
54 485
27,00
13,69
»
12,27
13,53
19,29
13,97
227 921
6 526
334 5L1
52 422
12 054
308
19 008
6 741
12 507
13 909
117 084
226 546
48 955
1600
62 180
41074
7 786
106 325
50 946
20,03
10,58
14,90
8,25
17,47
12,83
10,33
5,88
3,90
6,04
32,57
25,87
24,15
16,00
9,97
12,66
7,37
9,97
17,19
10,73
13,82
3,09
1 831 819
325 008
3 928 385
3 209 708
2 775 840
811039
5 132 020
1 045 837
d. 1 875 579
3 633 184
3 344 938i
1516 591
2 353 992
381 693
2 441 862
3 830 320
2 487 717
3 028 697
2 001231
148 717
1 348 403
/-.1360076
11673
15,85
15,85
46 104 177
/.42 898551
21,33
17,78
23,63
17,54
27,22
14,04
22,58
10,79
12,76
16,43
52,11
32,65
41,28
45,26
23,08
26,01
24,07
25,66
21,67
20,56
d. Het belangrijk hooger bedrag der thans opgegeven productie van Kembang, vergeleken met de opgaaf deivier voorafgegane jaren (de aantooning van 1869 bijv. vermeldde slechts eene productie van 989 969 pikols), moet worden toegeschreven aan de mindere juistheid der bewuste vroegere opgaven , in zoover zij de productie niet in pikols, maar in kamats (van 2 pikols) aanduidden.
e. Berekend alleen over de geslaagde, dus na aftrek der mislukte velden.
/. Ten gevolge van verbeterde opgaven nopens Rembang (zie aanmerking d) verschillen deze cijfers met de totalen in 't vorig verslag.
g. Berekend over den werkelijken aanplant, en dus met inbegrip ook van de mislukte velden, komt het cijfer van 1870 te staan op 217/10 en dat van 1869 op 20*%0„.
g. 22,43
g. 21,50
3 205 626 0,93
*
10
GEMIDDELDE MARKTPRIJS
PER I'IKOL PADI.
G E W E S T E N. Hoogste
prijs.
Laagste
prijs.
BEDRAG VAN DEN ONZOIVEREN AANSLAG
DER LANDRENTE OP HET GEWAS.
Voor velden
dooi
de bevolking
voor het
Gouvernement
beplant.
Voor velden
door
de bevolking
voor
eigen rekening
beplant.
Te zamen.
UITVOER
(in pikols).
Padi. Rijst.
Bantam
Krawang
Preanger regentschappen.
Cheribon
Tagal
Pekalongan
Samarang
Japara
Rembang
Soerabaija
Pasoeroean
Probolinggo . . . . .
Bezoek!
Banjoewangi
Banjoemas
Bagelen
Kadoe .
Madioen
Kediri
Madura
Te zamen . .
In 1869 was het cijfer .
Geeft nu . < meer .
minder
2,36
1,90
2,23
3,02
2,815
3,50
3,57
3,10
3,04
3,29
4,52
2,82
3,41
2,75
2,83
3,79
3,75
4,12
4,55
4,375
f 3,285
3,68
0,40
1,52
1,31
1,05
2,06
1,94
2,30
2,65
2,53
2,28
2,59
3,32
2,23
2,25
1,75
1,30
2,59
2,70
3,16
3,45
1,915
2,246
2,47
€,225
30 394,00
22 275,00
16 000,00
21 000,00
45 000,00
2 100,00
92 878,00
91 050,00
84 652,50
33 200,00
»
4 299,00
3 022,00
13 800,00
2 801,00
f 462 474,50
461 837,00
f 637,50
667 096,00
75 358,00
954 361,82
611 054,00
346 088,00
1136 549,00
561 534,00
739 705,00
1 479 829,75
968 415,00
654 608,50
790 729,88
«
645 549,25
1 116 621,00
737 044,00
543 595,00
619 521,00
70 316,00
f 12 717 975,20
12178 676,00
f 539 299,20
667 096,00
75 358,00
»
984 755,82
633 329,00
362 088,00
1157 549,00
606 534,00
741 805,00
1 572 707,75
1 059 465,00
739 261,00
823 929,88
649 848,25
1 116 621,00
737 044,00
546 617,00
633 321,00
73 120,00
f 13180449,70
12 640 513,00
f 539 936,70
2 168
»
476
2 917
45 996
n
12 568
»
10 707
79
58 749
42 270
2 360
4 220
182 510
205 669
23 159
125 885
»
695
306 558
45 732
68103 1
23 393 1
66
13 056
72 832
22 812
30 469
709 601
1 038 065
328 464
5
14
11
St.
885
»
695
558
732
»
103
»
393
66
056
832
812
469
601
065
464
INVOER
(in pikols). h.
Padi.
1411
5 713
2 709
»
»
17 319
11809
»
61
168
10
2 580
IJ
8 324
»

50104
144 384
»
9*280
Eijst.
48
»
13 173
7 994
J)
»
256 494
»
6 276
»
200
350
3 092
9 060
32 101
»
»
328 789
259 967
68 822
»
UITGESTREKTHEID
ONTGONNEN SAWAII
Rijstvelden
door levend
•water
besproeid.
150
148
765
647
302
53
591
271
358
6 699
433
690
462
30
335
123
338
527
2 281
»
15 203
21 853
»
6 650
Rijstvelden
van
regen af
hankelijk.
»
52
290
256
845
4
299
371
2 220
3 920
37
24
158
937
164
12
10
816
47
10 462
7 435
3 027
»
NIEUW
VELDEN.
Tezamen.
150
200
1055
903
1 147
57
890
642
2 578
10 619
433
727
486
186
1272
287
350
537
3 097
47
25 665
29 288
»
3 623
A A N M E R KI N G E JS\
h, Eene in de Javasche Gourant gepubliceerde aantooning van den uit- en invoer van padi en rijst uit en in de verschillende havens van Java (waaronder echter ook het product deiparticuliere landerijen enz.) wijst de volgende totalen (in pikols) aan :
U I T V O E R . I N V O E R .
Padi. Rijst. Padi. Rijst.
Bantam 100 7 574 77
Batavia 117 268 977
Cheribon » 185 324
Tagal » 3 345 »
Samarang 2 3 110 16
Japara 366 374 60
Rembang 224 817 100
Soerabaija 59 391 412 872
Pasoeroean 8 645 2 322 50
Probolinggo 40 017 1072 »
Bezoeki 108 137 12 562 3 074
Banjoewangi 3 00.c 13 390 10
(l) 220 002 (3) 911 739 (5) 3 387
(') Alles naar de buitenbezittingen.
{-) Hiervan onder anderen 711 098 pikols naar bezittingen en 106 997 pikols naar Nederland.
»
11 575
»
2 581
940
440
37 802
955
754
794
3 092
(•*) 58 933
de buiten
(3) Schier alles van de buitenbezittingen.
(4) Van de buitenbezittingen 47 466, van Siam 11425 en van China 42 pikols.
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8
Koloniaal verslag van 1871.
BJEDERLANDSCH (OOST-) INDIE.
BIJLAGE LIT. CC
N'. 29.
KLAPPERCULTUUR OP JAVA EN MADURA,
MET IIITZONOEBING YAN DE WRSTENLANDFA
Aantal boomen aanwezig op 1°. Januarij en 31 December 1870.
G E W E S T E N .
Aanwezig getal klapperboomen op
1°. January 1870.
Vrucht
dragende. Jonge. Totaal.
Gedurende 1870 zijn
Uitgestorven
of
uitgeroeid.
Bijgeplant.
Bantam
Buitenzorg (Batavia). .
Krawang. . . . . .
Preanger regentschappen
Cheribon
Tagal
Pekalongan
iSamarang
Japara . . . . . .
Rembang. . . . . .
Soerabaija
Pasoeroean
Probolinggo. . . . .
Bezoeki
Banjoewangï . . . .
Banjoemas
Bagelen . . . . . .
Kadoe
Madioen
Kediri
Madura
Te zamen
572 500
103 200
39 300
501 000
562 200
442 500
273 800
654 100
553 400
970 900
922 300
554 100
488 800
640 000
81200
803 600
b.
253 100
562 COO
344 100
63 400
'J 386 100
832 400
95 500
73 700
1 232 500
492 800
660800
267700
a. 1160100
716 200
a. 1988700
1817 600
719 600
353 200
575 500
104300
747400
h.
500 600
1 704 800
649100
62 300
14 754 800
1404900
198700
113 000
1 733 500
1055000
1 103 300
541500
a. 1814200
1 269 600
2 959 600
2 739 900
1 273 700
842000
1 215 500
185 500
1551000
a. 2 008300
753 700
2 267 400
993 200
125 700
26 149 200
49 400
5 500
6 800
80100
26800
214400
14700
31100
23 400
25 000
133 100
27 200
7 900
12 600
1500
16 300
233 500
10300
18 800
17600
2 900
958 900
57 0(
12 5«
12 5»
12630
33 90
33 60
1720
65 30
7910
97 30
17680
15820
29 901
4 1 OOf
820Î
42 70«
b.
86 90t
164100
67 60«
116O0
1 321 7O0
3
Aanwezig getal klapperboomen op ultimo
December 1870.
Vrucht
dragende.
670300
104000
41 400
516 600
576 600
387100
325700
706 800
592 200
1 034 900
980300
573 900
520100
739 300
85 400
840000
b.
285 600
609 400
359 500
68100
170Ö 10 017 200
Jonge. Totaal.
742 200
101 700
77300
1 263100
485 500
535 400
218300
1 141600
733 100
1 997 000
1803 300
830 800
343 900
504 600
106 800
737 400
6.
544 700
1 803 300
683 700
66 300
14 720 000
Gemiddelde prijzen.
Klappers
per
100 stuks.
1 412 500
205 700
118 700
1779 700
1062.100
922 500
544 000
1 848 400
1325300
1 031900
. 2 783 600
1404700
864000
1 243 900
192200
1577400
1774800
830300
2 412 700
1043200
134400
26 512 000
3,30
4,65
b.
5,11
5,08
4,71
4,70
6,57 s
5,33
5,14
5,70
6,86
4,60
6,43
3,75
4,02
3,40
6,30
6,22
6,50
4,97
5,17
Klapperolie
per
pikol.
28,50
27,00
b.
c. 7,26
36,00
33,16
32,00
38,13
29,87
31,90
29;57
33,22
23,00
i 30,00 !
27,50
35,83
23,82
d. 0,92
26,64
b.
32,83 5
AANMEMKINGEJS.
a. Verbeterde opgave.
b. Niet opgegeven.
c. Per 20 flesschen.
d. Per kelderfiescli.
30,5£
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871. .
NEDEIlLAlfcDSGIl (OOST-) INME.
BIJLAGE LIT. »D.
N°. 30.
GOUVERNEMENÏS-KOFFUCÜLÏUÜR OP JAVA.
Jfc»&=83S*B=s»
Aantal boomen onder ultimo Maart 1870 en 1871.
R E S I D E N T I E N .
A A N T O O N I N G V A N D E H O E V E E L H E I D K O F F IJ B O O M E NA. N
I N G E R E G E L D E T U I N E N .
Ultimo Maart 1870.
Uitgestrektheid
der tuinen.
Aantal boomen.
Die vruchten kunnen dragen.
Nog te jong daartoe. Te zamen.
Ultimo Maart 1871.
Die vruchten kunnen dragen.
Nog
te jong
daartoe.
Te zamen.
I N B O S S C H E N .
Ultimo Maart 1870.
Die vruchten kunnen dragen.
Nog
te jong
daartoe.
Te zamen.
Ultimo Maart 1871.
Die vruchten kunnen dragen.
Nog
te jong
daartoe.
Te zamen.
Di, vi-uch kunn drag
Bantam
Krawang
Preanger regentschappen . .
Cheribon
Tagal
Pekalongan
Samarang
•lapara
Soerabaija
Pasoeroean
Probolinggo
Bezoeki
Banjoewangi
Baiijoemas
Bazelen
Kadoe
Madioen
Kediri
Te zamen .
Bouws van 500vierk. Rijnl. roeden. 3 901
Vierk. Kijnl. roeden 449
519
31791
12 497
4 672
4 587
13S47
3 004
1837
3 214
5 431
7 984
2 198
8 781
7 501
6 226
10 227
11610
307
337
273
214
200
158
299
399
206
480
32 L
305
210
309
27
179
26
139 836 199
3 193 355
356 811
30 451226
11873 156
3 458 657
3 053 263
11418 366
2 909 796
2 051 000
2 470 421
707 907
227 756
6 872 948
6 283 920
1 878 436
2 242 058
3 731929
699 734
162 500
586 834
5 457 252 1 463 669
8 255 181
1 507 450
7 875 737
7 929 001
6 942 725
10 258 701
9 143 659
128 605 757
938 061
691160
3 894 651
3 247 226
3 797 163
2 653 637
8 158 242
48 237 831
3 901262
584 567
37 324174
18 157 076
5 337 093
5 295 321
15 150 295
3 609 530
2 213 500
3 057 255
6 920 921
9 193 242
2 198 610
11770 388
3101747
292 048
29 610 304
12 757 321
3 319 652
3 493 794
10 191552
2 898 380
1 933 400
2 467 700
5 835 118
6 793 900
1709 010
7 235 971
11176 227 8 026 827
10 739 888 9 632 620
2 912 388
17 301 SOI
176 843 588
10 262 720
11 352 983
129 915 047
707 907
202 413
5 885 377
5 476 123
2 108 345
1981128
3 788 189
471 987
142 100
600 533
1 138 355
1 256 542
565 660
3 487 018
4 166 525
2 314 658
2 339 439
6 021777
42 654 076
3 809 654
494 461
35 495 681
18 233 441
5 427 997
5 474 922
13 979 741
3 370 367
2 075 500
3 068 233
6 973 473
8 050 442
2 274 670
10 722 989
12 193 352
10 947 278
12 602 159
17 374 760
172 569 123
a. De cijfers onder ultimo Maart 1870 worden hier alsnog opgenomen ter verbetering der opgaven in 't vorig verslag.
2 095 700
608 300
18 666 495
1348 692
9 278
735 907
335 262
23 799 634
245 000
1 872 306
26 796
137
335 857
2 480 096
2 095 700
853 300
20 538 801
1375 488
9 415
1 071764
335 262
26 279 730
2 033 700
696 300
18 645 205
1 347 481
197 000
1 893 596
28 007
9 278
879 743
»
331 682
23 943 389
137
192 021
»
1068
2 311829
2 033 7O0
893 30Ö
20 538 801
1 375 488
9 415
144!
10:
3 22
5 58
196
72
8 43
5
44
5 6C
4S
2 61
4 8ï
6 6:
1071761' ° 5 i
a 4!
332 750 ° 7 ;
26 255 218 ßOg
N A N W E Z I G O N D E R U L T I M O M A A R T 1 8 7 0 a. E N 1 8 7 1.
en.
I N P A G G E R. S E N K A M P O N G S .
Ultimo Maart 1870. Ultimo Maart 1871.
Die buchten kunnen dr agen.
Nog
te jong
daartoe.
Te zamen.
roo
yoo
801
48S
H45 113 488 963
102 320
3 226C9G
5 582 700
1967 859
725 435
8 431405
52 301
444 200
5 601 396
497 144
2 618 289
4 896 435
416 6 616 091
764' 9 550 750
5 480 460
750 3 730 958
21« 6°öG9 552
163 888
175 038
2 042 337
432 734
888 629
2 369 638
198 436
128 600
744 898
482 008
820 263
57 075
2 992 679
2 740 941
14 491897
2 570 769
7 851314
1 934 076
266 208
3 401 734
7 625 037
2 400 593
1 614 064
10 801043
250 737
572 800
6 346 294
979 152
3 438 552
57 075
7 889 114
9 357 032
24 042 647
8 051229
11582 272
39 640 107 100 609 659
Die vruchten kunnen dragen.
Nog
te jong
daartoe.
Te zamen.
G E H E E L A A N W E Z I G G E T A L .
Ultimo Maart 1870.
Die vruchten kunnen dragen.
Nog
te jong
daartoe.
Te zamen.
1 409 901
129 408
3 137 995
5 800 458
2 028 052
1 043 878
7 884 983
150811
450 100
5 601 396
485 376
172 242
153 074
1 973 139
414 831
652 035
2 318 295
112 100
122 700
744 898
517 699! 535 414
2 477 970 868 028
4 782 978
0 365 351
156 800
3 691 191'
3 491990
14 259 5991 9 914 42b
5 992 053
7 636 586
2313211
4 155 547
69 669 248 32 275 310
1895 277
301 650
3 291069
7 773 597
2 442 883
1695 913
10 203 278
262 941
572 800
6346 294
1 053 113
3 345 998
156 800
8 474174
9 857 347
24 174 027
8 305 264
11 792 133
101914 558
4 638 468! 1196 870
459 131 391614
35 773 622 7 047 986
17 455 856 8 326 25?
2 311 170 5 426 516
3 778 698
19 819 771
2 962 097
3103 500
26 738 312
7 303 08-8
10 873 470
1 507 450
12 77 i 172
14 554 370
17 229 382
15 739 161
13 209 879
3 130 687
6101 567
898 170
536 100
3 204 038
1 972 473
1 758 324
748 235
6 887 330
5 988 304
18 624 917
5 224 406
16 009 556
213 374 943 90 358 034
Ultimo Maart 1871.
Die vruchten kunnen dragen.
Nog
te jong
daartoe.
Te zamen.
5 835 338
850 775
42 821608
25 782 113
7 737 686
6 909 385
25 951338
4 511 648
421456
34 781999
18 557 779
5 347 704
4 537 672
18 076 535
3 860 267 3 019 221 584087
1 193 283
374 655
6 038 451
7 449 262
2 523 176
2 633 163
3 639 600
29 942 350
9 275 561
12 631 794
2 255 685
19 659 502
3 079 800 461800
26 714 301
7 700 298
9 271 870
3 239 027
1701776
2 124 570
1 709 010 722 460
12 018 949
20 542 674 14 401456
35 854 299
20 963 567
29 219 435
303 732 977
23 771962
16 254 773
19 321251
223 527 684
7 178 214
77 241 215
Geeft in het jaar 1871
5 704 931
796 111
40 820 450
26 007 041
7 870 880
7 170 835
6 106 484 21183 019
3 633 308
3 541 600
29 953 328
9 402 07 4
11396 410
2 431 470
19 197163
7 658 658 22 060 114
12 421107; 36 193 069
4 652 650 20 907 423
10 178 392 29 499 643
300 768 899
meer ieder
dan in 1870.
224 928
133 194
2:61 450
10 978
126 513
175 785
)]
1517 440
338 770
»
280 208
3 069 266
Geeft minder in 1871
130 407
54 664
2 001 158
1 768 319
226 959
98 000
1235 354
462 339
56 144
6 033 344
2 961078
Z]
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
NEDERLANDS«! (OOST-) INDIE.
BIJLAGE LIT. EE.
N°. 31.
GOÜVERNEMENTS-KOFFIJCULTUUR
OP làfâ,
Uitkomsten over het jaar 1870.
R E S I D E N T I E N.
Getal
huisgezinnen
voor
geregelde tuinen
en
boschkoffij
afgezonderd.
Bantam
Krawang
Preanger regentschappen
Cheribon
Tagal
Pekalongan
Samarang
Japara
Soerabaija
Pasoeroean •
Probolinggo
Bezoeki
Banjoewangi
Banjoemas
Bagelen
Kadoe • •
Madioen
Kediri, • • •
Te zamen
Soerakarta . . . . . .
Djokjokarta
Totaal
In 1869 was het cijfer . .
f meer . . . . Geeft nu < f minder. . . .
25 087
2 509
91880
35 219
17 005
14 969
46 718
7 557
5 977
39 558
19 784
34 263
3 907
51298
38 418
102 660
36 225
40 002
613 036
613 036
546 570
66 466
VRUCHTDRAGENDE BOOMEN , WAARVAN
IN 1 8 7 0 GEOOGST IS.
Geregelde
tuinen.
3 193 355
356 811
30 451 226
12 499 399
3 458 657
3 025 015
11418 366
2 909 796
2 051 000
2 470 421
5 457 252
8 284 982
1 507 450
7 416 017
8 633 875
6 935 269
10 258 701
9 143 659
129 471251
129 471251
127 668 050
Boschkoffij.
1 803 201
2 095 700
608 300
18 666 495
497 144
9 278
735 907
»
335 262
22 948 086
22 948 086
21 012 537
1 935 549
Pagger
en
kampongkoffij.
1 445 113
102 320
3 226 696
5 845 076
1 967 859
765 526
8 431 405
52 301
. 444 200
5 601 396
1 348 692
2 660 245
»
4 753 066
6 728 597
9 550 750
5 480 460
3 730 958
62 134 660
Te zamen
_ _ •
Vei
hoe
koffij
van 1
o
61,76
62 134 660
82 328 823
20 194 213
4 638 46!
459 13'
35 773 62
18 344 47
5 426 5lf
» 3 790 54J
19 849 77J
2 962 09;
3 103 5Ö1
26 738 31
7 303 00
10 945 2%
1 507 4»
12 169 Ofl
15 371 7&1
17221 91
15 729 1«
13 209 8Ï1
214 553 93
214 553 9«
231 009 $
16 455 4«
Verkregen
hoeveelheid
koffij in pikols
van 100 katties
of van
°1,76 kilogram.
Overwigten
door latere
meerder
bevindingen
bij de
pakhuizen.
Minder
bevonden
in de
kleine
pakhuizen.
Te zamen
bij de
pakhuizen
in ontvangst
genomen.
Getal vruchtdragende boomen waarvan gemiddeld één pikol koffij is verkregen.
9 501,84
1 682,04
126 698,00
30 07S.14
45 381,44
18 201,40
69 439,23V5
7 333,387*
9 408,25%
4 475,85
983 634,67 V5
960 588,34%
23 046,32 V,,
33,82
»
27,76
149,38V5 :
25,97
7,36V5
104,64%
2,46
273 876,82
41 259,7376
52 179,297s
8 607,44
13 235,78%
40 817,93
75 854,47%
71 672,61%
44 200,80
939 428,627s
39 730,20
884,26
61,4175
399,79%
97,30%
9,16%
341,52
148,61
28,86%
»1
2 328,40%
75,60
2 404,00%
2 599,43%,
195,427,,
0,21%
9 535,66
1 682,04
126 725,76
30227,52%
45 407,41
(5) 18 208,767»
69 543,87%
7 335,6275
(c) 9 414,32
(d) 274761,08
41321,15
52 579,08%
8 704,74%
13 244,95%
41159,45
76 003.087s
71701,477=
44 200,80
0,21%
0,21%
941756,817ä
39805,80
4 475,85
986 038,46 75
387,87% 962 799,9075
387,66
23238,56 76
486
273
282
606
119
282
285
404
329
97
176
208
173
918
373
226
219
299
229
229
249
AANMERKINGEN.
(a) Behalve van het hier opgegeven aantal, is nog geoogst van 1 342 348 wonosoeko-kof'fijboomen.
(b) Hieronder ook de oogst der onder « bedoelde boomen.
(c) Volgens bevinding te Soerabaija 9415,02 pikols.
(d) Van deze hoeveelheid is bij de strandpakhuizen 178,80 pikols minder bevonden, welk te kort door den betrokken transport-aannemer zou worden vergoed.
(e) Ongerekend Soerakarta en Djokjokarta.
20
m
4
R E S I D E N T I E N.
GEZAMENLIJKE KOSTEN DEE K O F F I J , U I T DEN OOG^Aîf ^
INKOOPSPRIJS AAN DE PLANTEES
BETAALD
Per pikol. Te zamen.
Kosten
van personeel,
koelies, enz.,
bij de
pakhuizen.
Kosten van inlandsch personeel bij de koffijcultuur, als mantries, enz
Bijzondere Ko meerdere koste» van bewerking û a* der koffij e n V( naar de "West-Indische tot a wiJze'trandp
Bantam
Krawang
Preanger regentschappen
Cheribon
Tagal
Pekalongan . . . .
Samarang
Japara . . . . . . .
Soerabaija. . . . . .
Pasoeroean . . . . .
Probolinggo
Bezoeki
Banjoewangi
Banjoemas . . . . .
Bagelen
Kadoe .
Madioen . .
Kediri . . . . . . .
Te zasiien .
Soerakarta
Djokjokarta . . . . . . .
Totaal .
In 1869 was het cijfer . . .
Geeft
! f
minder.
13,00
13,00 6,50 6,50 3,25 13,00 6,50 13,00 6,50 13,00 6,50 13,00 6.50 13,00 6,50 13,00 6,50 13,00 6,50 13,00 6,50 13,00 6,50 7,96 3,98 13,00 6,50 13,00 6,50 13,00 6,50 13,00 6,50 13,00 6,50
11,67
23,34
123 523,92
21 270,60
849 352,81
390 620,52
589 218,865
235 658,93
902 366,65
91 623,67
121067,86ß
3 507 560,94
531 988,88
678 011,165
67 902,61
170 954,565
350 401,56
985 636,27
928 652,13
572 495,50
f 11298 307,25
852 875,90
104 466,45
f 12 255 649,60
11816 393,225
439 256,375
14 805,44
712,00
19 242,66
12 896,77
6 647,00
6 348,235
12 378,42
344,68
2 171,00
31 605,14
9 420,00
6 840,00
2 292,555
10 261,855
9 255,00
16 180,00
29 953,00
3 611,805
194 965,86
f 194 965,86
227 437,235
32 471,375
3 240,00
540,00
31 006,29 &
7 020,00
3 735,00
3 780,00
4 860,00
5 640,00
3 780,00
14 980,00
600,00
5 060,00
1 080,00
8 960,00
7 020,00
8 100,00
7 560,00
f 101961,295
f 101061,295
87 256,76
14 704,535
5 585,09 f
5 585,09
f 5 585,09
5 240,00
345,09
19
3
5
1
g
21

M
U
Hi
(
]
121
U i
N»,
.5
GS"
—\
te«
:he
i

09

)9
— •
09
30
09
^ 1870 AAN H E T GOUVERNEMENT GELEVERD.
Kosten
vän afpakking
en vervoer
tot aan de
r&ndpakhuizen.
F 7 284,785
3 078,06
197 510,675
33 263,00
50 872,225
13 194,41
89 558,985
3 382,68
8 661,915
265 562,54
20 415,945
31 161,48
7 043,38
29 167,11
146 493,00
144,622,82
79 733,715
50 214,56
k
f 1181221,285
68 789,82
13 427,55 k
? 1 263 438,655
1 195 065,26
'f 68 373,395
»
Percentsgewijze belooning aan de Europesche en inlandsche ambtenaren, enz.
f 3 483,76
613,93
129 290,28
9 103,45
17 038,005
6 663,295
22 590,295
2 689,07
3 452,17
97 576,43
17 857,27
19 132,41
4 876,27
4 856,48
14 960,12
27 786,63
29 112,55
7 286,83
f 418 360,145
M
»
f 418 360,145
395 201,155
f 23158,99
»
Alle andere
uitgaven,
onder geen
bepaald hoofd
te brengen.
f 3 226,00
50,00
5 061,52
»
1 333,70
1162,60
748,34
367,00
»
11961,96
239,62
»
»
2 309,03 5
»
8 389,13
1 417,00
3 053,88
f 39 319,785
»
»
f 39 319,785
40 056,035
»
f 736,25
Te zamen.
f 161148,995
26 264,59
1 213 464,24
452 903,74
668 844,795
266 807,47
1 032 502,69
107 047,10
139 132,95
3 929 247,31
580 521,715
740 205,055
83 185,815
226 509,045
708 129,58
1190 714,85
1068 868,395
644 222,375
f 13 239 720,71
921 665,72
117 894,00
f 14 279 280,43
13 766 649,67
f 512 630,76
»
Gemiddelde prijs
waarop
één pikol
koffij aan het
Gouvernement
te staan komt.
f 16,90
15,615
9,58
14,98
14,73
14,65
14,845
14,59
14,78
14,30
14,05
14,075
9,555
17,10
I7,20;s
15,665
14,905
14,575
f 14,06
23,15
26,34
f 14,48
14,295
f 0,185
»
Getal
inkoop
pakhuizen.
8
1
49
19
8
8
15
4
4
19
8
8
2
AANMERKINGEN.
16 i
] 14 1
14
17
8
222
1
1
224
228
»
4
N°. 8. 31.
Z I T T I N G 1871 — 1872. - 8.
Koloniaal verslag van 1871.
NEDERLANDSCH (OOST-) JNDIE.
BIJLAGE LIT. F F.
N°. 32.
eoi?imiijiiifi=&"ö3Eimci:ßifits
Uilkomsten over het jaar 18T0.
/
i
2
G E W E S T E N.
Geeft nu
Meer . . .
[ Minder . .
Getal
suiker
inrig
tingen.
Getal
suikerriet
plantende
huis
gezinnen.
Uitgestrektheid der suikerrietvelden in 1870 gesneden,in bouws van 500 vierk R. roeden.
Getal bouws bovendien nog voor den oogst van 1870 beplant
doch waarvan niet is gesneden
Werkelijk van de velden verkregen opbrengst in pikols suiker van lOOkatties' of van 61.76 kilogram.
Gemiddeld'
opbrengst J^
bouw, Gezam
in pikols^ bed]
Cheribon
Tagal . .
Pekalongan .
Samarang.
Japara. .
Kembang .
Soerabaija
Pasoeroean
Probolinggo
Bezoeki .
Banjoemas
Madioen .
Kediri . .
Madura .
Te zamen . .
In 1869 was het cijfer .
10
20
17
10
97
97
20 526
17 193
10 836
13 515
27 238
1 952
64 759
24 900
13311
6 871
2 367
6 224
9 848
2 354
221924
220 417
1507
4 274
2 950
1600
2 100
4 319
292
7816
6 070
4 973
315
800
1 900
400
14
85
39 822so/5oo 123*=%,
39 946
292 769,508
156 009,10
97 997,08
120 969,87
262 249,81
13 425,69
429 865,30
315 803,83
249 812,56
114 480,88
10 505,9864
26 401,194
87 095,20
14 080,30
1234:%(
2 191466,3084
2 108 187,59
83 278,7184
45,9
33,3a
33,0«
35,20
2,P
3
ld'
P'
Gezamenlijk
[s. i bedrag.
Genoten betaling door de suikerrietplanters.
Gemiddeld
per
huisgezin.
Gemiddeld
per
bouw.
50f 728 648,26
88 418 291,93
24 290 79S,195
,60 315 698,46
,72 659 367,07
,98 36 451,38
,7'J 1039 021,20
!,03 761355,18
1,23 623 814,22
',7J 263 673,88
$,gä 44 680,47
3,0C 60 000,00
%8i 233 793,295
bfl 42 240,90
5,03f 5 517 834,44
2X> 5165 236,265
2,P f Q^O z. 352 598,175
35,495 f
24,33
26,835
23,31
24,21
18,67
16,045
30,58
46,86
38,375
18,875
9,64
23,74
17,94
24,86
23,43
1,43
Hoeveelheid
suiker aan het
Gouvernement
geleverd
in pikols.
AANMERKINGEN.
170,485 (a, 100 291,778
141,79 (b) 61722,47
181,745 (c) 18 742,95
150,33
152,665
121,50
132,19
125,43
125,44
(d) 36 821,04
(e) 120 594,58
3 869,70
(ƒ) 253 385,88V
(g) 198 473,97
(h) 165 432,09
131,835 65 960,19
111,70
75,00
123,04
105,60
138,13
129,30
5 247,7464
16 290,744
>•) 36 466,26
(k) 4 290,00
(a) Hieronder begrepen 2000 pikols door_ den ondernemer van Djatiwangi ingekocht, ter voldoening aan zijne levering.
(b) Ongerekend het aandeel van den lande in de winst der ondernemingen Tjomal en Bandjardawa. Onder de vermelde hoeveelheid van 61 722,47 pikols zijn begrepen 111,57 pikols die door den ondernemer van Doekoewringin nog moesten worden geleverd.
(c) Ongerekend het aandeel van den lande in de winst van Wonopringo.
(d) Hieronder begrepen 1996,87 pikols door de ondernemers van Gemoe en Tjipiring ingekocht ter voldoening aan hunne levering.
(e) Als boven, 4141,72 pikols door den ondernemer van Langsee.
(f) Als boven , 26 208,09% pikols door 11 ondernemers.
g. Als boven, 3000 pikols door den ondernemer van Wonoredjo. Boven het cijfer van 198 473,97 werd wegens te veel genoten gelden nog door den ondernemer van Sariredjo geleverd 77,07 pikols suiker verkregen door aankoop.
(h) Hieronder begrepen 13 000 pikols door 4 ondernemers ingekocht, ter voldoening aan hunne levering.
(i) Als boven, 10 474,28 pikols door 4 ondernemers ingekocht, terwijl op 6 Junij 1871 nog niet waren ingeleverd 4017,90 pikols, welke alsnog ontbraken aan de verpligte levering der onderneming Pesantren.
(k) Hieronder 1342,68 pikols door den ondernemer van ïeedja ingekocht, ter voldoening aan zijne levering.
(Z) Waaronder begrepen 62 163,6472 pikols suiker door verschillende ondernemers ingekocht, en 111,57 pikols die door den ondernemer van Doekoewringin (Tagal) nog moesten worden geleverd. Daarentegen zijn, onder het cijfer van Kediri, niet medegerekend de 4017,90 pikols die (tijdens de. opgaaf) nog aan de verpligte levering van Pesantren ontbraken.
(Z) 1 087 589,4034
1 066 720,8725
8,83 20 868,5309
Cheribon
Tagal
Pekalongan.
Samarang
•Tapa
Rembang
Soerabaija
Pasoeroean.
Probolinggo
Bezoeki
Banjoemas
Madioen.
Kediri
Madura
G E W E S T E N .
Meer
Geeft nu
( Mi nder
"ven
Gezamenlijke kosten van de suiker uit den oogst van 1870
Inkoopprijzen
ingevolge
de bestaande
contracten.
Kosten
van personeel
bij den
veldarbeid.
f 1 181961,55
541530,455
b. 155 489,08
Te zamen
In 1869 was het cijfer . . .
320 877,185
1 097 202,27
36 751,38
2 170 436,61
1 744 248,085
1420 023,865
576 680,84
44 680,47
141 861,65
350 845,80
35 760,125
f 11880,00
8 220,00
Kosten
van afpakking en
vervoer tot in de
hoofdpakhuizen.
• ——' Mere Porcentsgf belooning ^er Europese. [^ inlandse ambtenaren bren mindere ijj > landsche hoo'[
f 9 818 350,365
9 089 799,20
f 728 551,165
2 700,00
5 400,00
11340,00
420,00
540,00
f 2 044,10
f 68 312
37 142,
12 960,00
5 400,00
1 080,00
5 710,00
4 860,00
1 080,00
3 162,92
6 218,135
5 244,79
25 353,80
f 71590,00
69 203,06
2 386,94
11734J
28 226.'
61 191.
3 132.
92 830,
73 687,!
70 547,
26 450,i
2 462,<
6 160,'
20 322,2
3 285,3
f 42 023,745
36 362,74
5 661,005
f 505 488,1
500 291,8
5 196,2:
K
l'
ft;
5
—' "vernement geleverd.
Mere kosten
der geen
.ld hoofd te IC en' br : it
tU
engen.
Totaal.
Gemiddelde
prijs waarop de
pikol suiker
aan het
Gouvernement te
staan komt.
Hoeveelheid pikols suiker die op grond der bestaande contracten ter beschikking van fabrikanten is verbleven.
AANMERKINGEN.
2 277,54
34
126.'
91.
32,
30,
87,
50,1
32,
30,4
22,2
S5,3
>8,1
'1,8'.
0
329,50
509,95
600,00
6 597,86
210,00
10 524,85
17 909,345
7 ;ï84,495
8. 32.
f 1 264 432,06
588 942,57
(b) 170 253,22
355 013,43
1 169 733,88
40 304,05
2 264 407,60
1 824 528,505
1 506 694,695
614 749,775
53 467,86
179 295,915
(d) 376 028,01
40 125,515
f 10 447 977,085
9 713 566,185
f 734 410,90
f 12,605 194 477,73
9,54
9,085
9,64
9,70
10,415
8,94
9.19
9,11
9,32
10,19
11,005
9,28
9,35
f 9,603/5
9,105
f 0,501. ut
(a) 94 398,20
(c) 79 254,13
86 145,70
145 796,95
9 555,99
202 687,51
120 329,86
97 380,47
48 520,69
5 258,24
10 110,45
61 103,22
11 132,98
(a) Hieronder het geheele product der ondernemingen Tjomal en Bandjardawa, respectivelijk ten. bedrage van 12 630 en 17 623,15 pikols.
{b) De fabriek Wonopringo hieronder niet begrepen,
(c) Hieronder het geheele product der onderneming Wonopringo, ten bedrage van 38 479,43 pikols.
(d) Met inbegrip der kosten van 4017,90 pikols suiker, welke nog aan de verpligte levering vaa Pesantren ontbreken.
1 166 152,12
1 122 117,8575
44 034,2625
Z I T T I N G m i — m2.
Koloniaal verslag van 1871.
8.
NEDERLAiSDSCH (OOST-) INDIK.
BIJLAGE LIT. €} Cr.
N°. 33.
GOUVEMEMENTS-SüIKERCÜLTÜim
OP
ITA II AlB
Fabrieksgewijze uitkomsten over het jaar 1870.
e 'olomraon die, bij gemis aan gegevens, niet zijn kunnen worden ingevuld, zijn door een f aangeduid.
2
NAMEN DEH
Gewesten. Regent
schappen. Districten. Fabrieken. Eigenaren.
Administra
teurs. i S
5-°
Taxatie.
o 6: 3 O
I S TS eo
TS
Verkregen bossen riet per bouw van de
Cheribon. Cheribon. Ploembon.
Gegesik-lor.
Palimanang.
idem.
Soerawinangon.
Ardjowinangon.
Glagamidang.
Erven L. A. Saportas.
Erven T . Anient.
J . E . C o u r t . ! 400
Sindanglaut.
idem.
Lossari.
Gempol.
idem.
idem.
idem.
MadjalengDjatiwangi. " k a.
Sin danglaut.
Karangsambong.
Tjiledoek.
Tersana.
Djatiwangi.
Radjagaloe.
15. Feist.
H. P . Hoevenaar.
T. M. Gonsalves en de erven Tan Kim Liem.
J . M . G o n s a l ve.-.
P. H. A. en F G. van den Broek en H. W . L . Couperus.
Paroengdjaija. Erven T . Ament.
P . van Wieckeren.
D. C. Ament.
J. Merghart ,
j r
A. Vortius.
200 90 60 50 2305 2250
450
324 Getaxeerd op 70 pikols per bouw.
Œ> HS
3 O X
TS co
3 o X
TS
400 142
500 f
H. H. van der, 300 Zoo de Jong.i
140 V ' H 4 Vs
J. M. Gonsalves.
idem.
G. M. W Znur.
500 450
400
5i'0
300
Johnston.
Totaal
50
100
500
4274
t t
Gewigt van den bos riet afkomstig van de
03 Es 3 O X
4_i
O o m o TS (N
m * 3 O X
^ j u o o m œ TS CO
3 o X
2227
t i t
2178 46 katties.
t
36 katties.
t
28 katties.
t t
t t
circa 23 V, katties.
t t
a. Het cijftr hier en elders tusschen ( ) vermeld, is het bij contract vastgestelde leveringscijfer. b. T e r completering dezer levering zijn bovendi
en
O . •° • — i 3 C3 O
o X
TS a « >
bo
bc
TS
T3 TS .J
o
<* •£ c 2 c "
<P o 2>x x a H TS £ f. 3 ^ M* i ' C bD » l . S « "I'S §
2 > « TS 'S » J l ' 0 ? O
es
'C
TS
X œ Co
O .4 a
bc •
J* 2
X S a o3
T3 s CC q} - 3 bD a) « bo O TS " 'S P< TS «3 TS m "a .2
V E R U A R D I G !
o
A A N H E T G O U V E R N E M E N T G E L E V E R D .
N°. 20. N°. 19. IN°. 18. N 8. 17. N°. 16. N*. 15. N°. 14. N°. 13. N ° . 12. ' TOTAAL.
2271
2000
2300
2302
39V2 kattiesnat 11,« katties, droog 6,57 kattiej.
2150
2161
2-273V,
2266
1729
30 7.
52 katties.
41V5 katties.
50 katties.
13 588 400
12 052 600
1 1 3 7 1 0 0 0
12 553 000
10°
A « 'fc katties.
30 °L
48 24 katties. j katties.
2022
van 24 tot 31 katties.
30'/. » 37 U ampaS.
15417000
9 913 000
15 794 092
12 134 340
13 818 000
999,752
6628,43 4025,75
87,400 5925,112
10°
10°

4513,096
354,792
2662,94
670,952
5314,802
1057,336 ,,
2514,14
4481,11 4107,48
2666,49
1134,16
32 »/o
8%'
97. à 10'
1197,23 1035,37 [1544.78 988,44
128,34
5888,01
1002,48 2158,23
3193,688
12 000 000 87," 115,568
1676,400
2888,42
2349,54
917,968
1670,15 1671,67
95,856
3868,72 3877,69
557,128
945,168 2776,328 5334,199 2342,928
938,02 119,02
» n
458,280
703,712
10 «54,18' a. (10 653>
7 069,84«
(7 069,50!
6 183,80
(6 180,36
5 669,59* (5 668)
12 609,3s
(12 605,33''
8 716,93
(8 714,20
15 009,9 (15008,33
13 256,« (13 254,66
4,168 à. 'i l48'f pi47,d
700,53
nog ingekocht 2000 pikols n°. 20. c. 454,09 pikols n ' . 5 en 445,02 n°. 8.
11 9)72.' M U
9 8 291' T
3
IG! H O E V E E L H E I D S L I K i: U IN T I R O L S .
V R I J E B E S C H I K K I N G .
lL.\l
)4,1 153,5
9,8*
39,5 fl
83,8'
80,31
39.5S
668)
609,«
)5,33
n0[
009.' 08,3«
25ß-{
!54,66
ï iM U7À
N\ 20. N". 19. N°. 18. N°. 17. Nc. 16. N°. 15. N°. 14. Nc. 13.
100,35
978,03
» »
250,01 2518,9!
1242.56
972
153.22
98 $
3127,70
30,68
7172,92
3516,57
14 284,53
N°. 12. N°. 11. N°. 10. N°. 9. N°. 8. N°. 7. N°. 6. N°. 5. TOTAAL.
TOTAAL
GENERAAL.
É 0 o . Q
& 'O
'O 'O a CD 0
p
399,16 10 215,84
280 574,64
1955,20 1186,60
999,52
316,39
663,30
151,54
108,99
818,37 1642,64
645,10 3924,75
1415,63 1061,61
115,09 422,59
1257,30
442,19
7834,26
33,62
1579,74
1833,31
n » » 1811,75
695,85; 3548,38 1835,81
673,18
283,42
2466,43
829,36
1733,37
2285,37
1051,53
1045,90
8581,75
1557,72 880,06
733,18 1040,80
866,76
3050,33
1334,49
1646,73
2312.87
421,02 812(71 2069,13 342,76 3954,64 5247,46 1392,09
2327,62
807,77
653,06
1687,73
» c. 899,11
1064,31 »
557,86 137,08
20 146,01 30 800,195 77 1 Junij tot en met 30 Sept. of 122 dagen.
15 964,53 23 034,378 51,19 1 1 Junij tot en met 12 Oct. of 134 dagen.
243,831 515,04
1496,41 1304,56
1584,74
3593,20
2774,27
4004,99
1801,33
3646,121 3759,50
4123,56 814,47
3232,44 I 698.421 583,09 428,65
1986,43
362,97
276,06
6896,96
2140,87
1365,65
1274,65
1611,75 396,90
837,08 »
904,26 3072,93 1458,14 1355,11 61,01
22 194,22
26 452,22
28 378,02 87,59 1 Junij t o t en m e t 26 S e p t . of 118 d a g e n .
32 121,81180,304 | 128 d a g e n .
2 0 6 7 6 , 2 7 3 3 285,66 66,57
20 0 3 6 , 5 2
2 0 220,86
14 6 0 7 , 5 5
2 1 0 1 2 , 1 6
2 8 7 5 3 , 4 5
3 5 236,84
95,84
70,47
27 864,21 69,66
28 161,38 56,32
6 Junij tot e n m e t 15 O c t . of 132 d a g e n .
122 d a g e n .
127 d a g e n .
138 d a g e n .
140 d a g e n .
13 1 6 1 , 0 9 25 133,561,50,27 21 M e i tot en m e t 1 1 O c t of 144 dagen.
194 477.73 292 769,508 68,50
s
= IS SB p . 0
-'p
• c to a
M CD t -J M!
m • PH
Tt ÎP?
cd
V e r b r u i k t e h o e v e e l h e i d b r a n d h o u t .
> O
134
118
128
112
100
114
138
143
119 150 "vad. brandh. f 3 0 7 5 0 H 00 ton steenk. 519T karren rietbladeren.
1170
538'/,
11 700
116 764 vad. brandh. brandh. f 6114 880 ton steenk. steenk. 19 049
480 vad brandh. brandh. f 10 740 860 ton steenk. steenk. 10 741
soil vad. brandh. T60 ton steenk. brandh. f 7 254 steenk. 18 561
1*66 vad. brandh. f 30 4 6 8 488 ton steenk.
867 vad. brandh. 470 ton steenk.
1300 vad. brandh. p.m. 500 ton steen kolen.
20 260
G e b e z i g d e k o e l i e s g e d u r e n d e d e n m a a l t i j d
? 'S
§ "s M I g § :^> a S. »
>
N :cc^
• ' • •
O
Betaling dur koelies zigd:
-Sgl
o o r-i ,£5 O >
Verkregen productie in pikols, gedr. het jOOgstjaar 1
400 gemidd. par dag.
53 000
27 200
2750 koelies. 203 riettrekk. daags.
270 karren.
325 karren (het riet werd door de karrenvoerders zelf gesneden).
265 karren 445 d a a g s . (als voren).
07 000
47 082
40 434 koelies. 4 444 vrouwen. 204 kinderen.
350 daags.
152
5 10 daas
23 0 0 1 rietsnijders niet opgegeven. (300 karren)
25 400 42 000
f 27 000
22G68
f 20 100
14 124,00
koeliesf 1022 koelies f17 1 riettr. 17 917
2 cent per bos.
idem.
snij- en transportioon 2 cent per bos.
idem.
vrouw. 01 kinder. 3 f 17 SSO
25 ct. per dag
idem.
24 412,19
21317,14
28 225,37
30 705,93
28 459,25
dag en nacht e zamen gemidd. 400 koelies per etmaal.
mannen 34 23G vrouwen 5 730 kinderen 10 033
snip. 1/n cent voor staand riet, 1 cent voor gevallen riet, 3/4 cent voor half gev. riet, tranportl. l'/s et. di'g-te. 2 et. verre tuinen.
f 30 335
o r<2
340 gemidd. 385 cent 25 à 35 et, 32 020,93 80,00 per dag. per dag. per dag.
54,25
05,79
70,50
61,55
94,85
20 à 25 ct. per dag.
idem.
25 ct. per dag.
f 12 500
35 535,20
29 701,23
28 504,63
19 320,43
278 388,30
71,07
74,40
57,13
38,04
65,135
i 4
N A H E N DER
Gewebten. Regent
schappen. Districten. Fabriekei Eigonaren. Administra
teurs.
05
cS a c ca
• 1
CP ' O
C :Î^S S3 'O „M a st > ro
CD
+3
CD
CO
M P
> o
i c i a

te 0 o .o
Taxatie.
* 3 O -o
Tas Brebes.
Tagal.
Brebes.
Krangdon.
Pangka.
Tagal.
Doekoewrin
Djatibarang.
Adiwerna.
Pangka.
Pagongan.
Kemanglen.
Pekalongan
Pamalang. Tjimalkidoel.
Pamalang.
Pekalongan Sawangan en jPekadj angan.
Seragie.
Batang. Batang on Massin.
Doekoewringin.
Bandjardawa
Wcnopringo.
Seragie.
Kaliematic
H. P. Hoevenaar c. s.
Idem.
Mr. H. A. BInme en W. J H. van Rijck.
W.F.A.Beijerinck en J. C van der Palm
Th. E. N. Lucassen.
D. F. W. on P. Lucassen
Gouvernement van N,-L
Idem.
W. J. H. van Kijck.
Idem.
Idem.
J. W. van Dijk.
J. L. Simon.
4 OOi f
400 t
500 f
150, t
400 f
D. F. W. Lu400; f cassen.
Firma DummlerenC 0. te Batavia.
Idem.
De Factory der Ned. Handelmaatschappij.
L. Vitalis.
P. A. van Blommenstein c. s.
Totaal
J. H. Graswinckel.
J. C. Simonet.
P. A. van Blommenstein
.Totaal
300
400
2950
700
400
500
1600
o •O
" 3 cm
3 O ja
o o co
CD ' O CC
% 3 O •o
CD ' O
Verkregen bossen riet per bouw van de
o .a
ai £ 3 O . O
* a FH O o CO
CB • ' d ( N
CO sä 3 O A -^» O o CO
03 m co
(S 3 O .O
' O
Gewigt van den bos riet afkomstig van de
3 O
o o
CO fe s . O Ä
* a
O O CO
CD •o CM
CO É 3 O •a
+ 3
O o co
CD ' O co
3 O
' O
3 CD CcO
O
ca o
o
a
CD T3
CS
CD
CD TS 'd «• a -g
CD rt
S .S e u
© o
Ja ö
rd CD fl^cS es _, :s» > 3 .—i CS , 0 Qß CD "te bD fc ? a o CD , B S C - 3 co 2 g B. "3 ft S T3 g 03 ' O >* - cD.2 'd c3
a CD O
t
t
t
i
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t.
1
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
f
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
2029
2079
1908
1689
2444
1900
2072
1923
2185
2077
2125
51 kilo.
50 »
39
38,13 A. pd.
30%
307o
11,4 &
11,78 A. pd.
Ter completering der gouvernementslevering zijn bovendien door den fabrikant van Djatibarang voor Adiwerna geleverd : " 76,77 pikols n°. 19. 462,96 « » 20.
Het gewigt varieert, doch wordt gemiddeld 70°/„ vermalen.
De fabrikant heeft nog 111,57 pikols te leveren.
03
CD ^ 3 'S CD t» CD O A
M Z
1
CD -a 3 CO
CD .a 3 es S>
03 A bl
1 3
CD T ) no fi CD O
"CD a 08 CD 24
3 br> O L>
CL, 03
.2
V E R V A A R D I G D E l o i
AAN H E T GOUVERNEMENT GELEVERD.
N°. 20. N°. 19. N°. 18. N'. 17. N°. 16. N°. 15.
8 900 000
10 303 000
15 442 800
1 691 000
10 706 000
9 946 000
7 673 400
8314000
16 879 300
8 832 000
15 759 680
10 1 5 / o ' 1 0 «
97,,°

10°

8V4»
7%°
7Vj*
7,1°

9'A"
7611,98
314,39
842,47
592,28
1008,53
»
n
»
»
»
3462,39
2958,43
1365,49
4492,72
741,60
3698,74
1859,29
»
»
w
»
2699,84
407,67
5023,75
3934,08
1288,52
4216,17
1799,11
n
»
»
3479,88
1039,80
94,16
2965,74
2648,091 766,68
377,92
1153,53 »
3299,59
1758,59
786,89
1067,47
217,96
2167,14
N°. 14. N°. 13. N°. 12.
1959,92 1308,99
1036,72
750,08
626,99
70
TOTAAL.
11 072,24
a. 9 669,37 (10 209,10)
18 120,09
$ 000,32
10 076,97
b. 9132,18 (9 243,75)
6 206,51 (6 204,43)
2643,21 1277,32 e. 12 536,44 ( i 1 267,92)
61 071,17
18 742,95
c. Hieronder ook gerekend de 539,73 pikols door den fabrikant van Djatibarang voor Adiwerna geleverd , ter completering der gouvernementslevering.
5
•HOEVEELHEID SUIKER IN PIROLS.
V R I J E B E S C H I K K I N G .
tt°. ç 20.
462,96
N°. 19. N°. 18. N°. 17.
366,74 464,20 252,44
339,65 627,59
N°. 16. N°. 15. N°. 14. N°. 13.
396,47 1684,12 1959,47
34,78
483,68
21,32
184,84
716,04
72,71
661,97 j 898,91
N°. 12.
1750,57
522,52
4387,80
N°. 11. N°. 10. N°. 9. N°. 8. N\ 7.
4001)48 » 8038,02
16,29
1174,36
3776,20
2355,38
3446,83
3180,38
3352,96 2658,90
1232,28 3408,66
875,011 494,98
1567,05
1699,39 157,84 »
1198,08
N°. 6. N*. 5. TOTAAL.
TOTAAL
GENERAAL. 'V
'V 'B
03 OS a 0 O 'V P a t> ti 3 V P
710,21
978,32
7401,00
10214,30
1353,09 895,36
96,38
3265,58
719,82
234,21
5229,00
4143,27
411.19
4243,73
643,12
2671,05
21460,72 »
4927,80
1107,23
3395,45 2079,15
541,36
2236,01 2743,20 »
2001,80
7325,45
4727,62
12639,22
1985,29
3653,78
45,39
624,72 565,37 14 996,37
13 794,10
15 026,35
1174,36
12 003,25
7 690,35
12 630,00
26 068,61
23 463,47
33 146,44
4 174,68
22 080,22
16 822,53
65,17 120 dagen. 90
58,66 120 »
12 630,00 42,10
66,29
27,83
55,20
42,05
120 »
46 »
140 »
c. 94 937,93
17 623,15 17 623,15
38 479,43
156 009,10
38 479,43
44,05
52.881
13 800,57 20 007,08
178
142 »
148 »
54,97
50,02
26 974,13
79 254,13
39 510,57
o •v a <o u
o •¥ M S eu £ o a> U SD 03 03 x>
S 3
166 »
18 Mei t/m. 13 Nov. of 180 dagen.
79,02 23 Mei t/m. 12 October, 143 dagen.
119
120
36
126
139
102
121
Verbruikte hoeveelheid brandhout.
a o>
140O
pi. m. 1200 vademen brandhout, pi. m. 300 ton steenkolen.
pi. m. 1000 vadem brandhouten 1000 ton steenkolen.
450
8000
1400
21067,
145
125
25327,
1985
CS 03 ü 02 'V 'o
Gebezigde koelies gedurende den maaltijd.
u o O '7* S* H
a -g s
a o Ut
£ > o « ö-S I £ S <£* o » O 03 5
— z. =3 o > e
t t O 03 a o 03 'V a N :a» * & > a
S .
Betaling der koelies.
1 M o 'V a .s. u o u O 'V . o o
i g
s ^ a o S s ö 2
•? f- a a © 10 ^ 'O t s u . B ^ o3 K O 03 o f a o
S3 ' C 03 N :^> -g .O E
-s-=i* a . 2 h O h g'0-0
Verkregen productie in pikols, gedurende het oogstjaar 1869.
>
f 8 400
13 200
11000
6 075
7 200
p. m. 400 p. d.
p. m. 400 p. d.
450 p. d.
10 080
snijloon 1 duit à 1 cent, transportloon l'/4 à 2 cent.
9 800 357 gemiddeld p.d.
12 200
20000
15 880
93
p.m. 1300J.
65 vademen à f 10, 800 ton steenkolen à f 24 per ton,
19 850
37 000
p. m. 225
P. d.
p. m. 225 p. d.
250 p. d.
10 800
230 gem. p. d.
300 p. etmaal
300 p. etmaal.
300 p. etmaal.
69 000
31668
snijloon 1 duit 3 0 ct. p . d. I à 1 cent, trans• I portloonlV4 cent.
30 208,93
snijloon 1 cent, transport H/, cent.
Id.
Id.
2'/4 cent per bos.
snijloon 20 ct. per andjong van 32 bossen transportloon lV4d.uitp.b0s
snijloon 1 duit transportloon 1 cent per bos.
25 ct. p. d.
ld.
ld.
10,1672, 21 en 25 cent.
snijloon 1 duit 3 0 , 2 5 , 1 6 7 ; transportloon j e n 127„ Ct. 2 duiten per | bos.
d. De fabriek Sera-ie werkt geheel op de oude wijze, namelijk zonder stoom met opefl pannen, waardoor veel brandstof wordt uitgewonnen; vandaar het aanzienlijk verschil met de fabrieken Wonopringo en Kaliematie, die volledige stoomtoestollen bezitten.
N#. 8 33. ä |
97 997,08 61,24
e. Hieronder 275,13 pikols behoorende tot de levering van 1869.
66 000
snijloon 5/c ct 'en Va et. per bos, transport l1/» en 1 ct. per bos v. 20 stokken.
snijl. '/2 duit : transportloon 1 duit per bos van 18 stokken.
3/4ct per bos
v oor omgevallen en V2 ct. per bosvoor staand riet.
32 172,56
7 052,92
28 134,05
22 854,67
13 291,04
18 309,52
30,25. lSenlO ct. plus 2 ct. voor de wer ving van eiken koelie van 30 en 25 ct.
I5à25ct. 1 21 678,05
20 à 35 ct. per half etmaal.
30 953,03
o .a
'V 'V
O
75,52
30 487,82| 76,22
64,34
47,01
70,33 5
57,14
44,30
45,77
182 511,51! 61,87
35 301,28| 50,43
54,19
61,91
87 932,36 54,95
6
N A M E N D E K
Gewesten. Regent
schappen. Distrieten. Fabrieken. Eigenaren. Administra
teurs.
a
CS
PH
c3 c3
C 02 13 a > T-f
-m u
M tr P
a ^3 <0
a :a> M'
r^4 h
> c o xO U t>
£
o .O
Taxatie.
o .P
QQ & 3 O j a
+ j
o o 02
02 'd <M
02 * s o j
-fca
O O (K
CS ' S CO
s o .P
' O
Samarang.
ipara.
Kendal. Perboewan.
Troeko.
Patti
Poegoe.
Gemoe.
Kaliwoengoe. Kaliwoengoe.
Kendal.
Patti I en Selowessi.
Selowessi.
Tengelles.
Tjipiring.
Trangkil.
Klaling.
Tandjong Modjo.
De factorij derjCh. J. Saijers. Ned. Handel-| maatschappij
Idem.
De Erven J. J. G. Ottenhoff.
De factorij der Ned. Handelmaatschappij
Erven Th. T. Boerlage, wed. Smulders en J. Millard,
Jhi'. mr. F. Junius van Hemert.
H. H, Borel en M. P. Kok
H. J. A. van Son en erven Boerlage.
500 2217,
H. J. Julien.
F. J. Knoops.
C. O. Broekhuis.
Totaal
T T. Boerlage.
P. E. Coert.
M. P. Kok.
F. W. P. Clignett.
Transporteren
500
500
600
2100
600
400
213 V. 6ii 4%
Overgenomen voor 30 pikols per bouw, volgens art. 8 van het contract.
Verkregen bossen riet per bouw van de
308
10
176
400
464
1864
103
50
153
63 26
500
13
3 •O .P
T3
1946
o .o
T3
o rP
Gewigt van den bos riet afkomstig van de
o J3
CQ t 3 o .a
^ j
o o 02
0 •n <N
02 * 3 O .a +a f-, O o 02
02 T3 O0
02
O
1443 1800
2550
1700 1G60
2126 1171
75
55 pond
951
0,50 pik.
60
40 pond,
56 katt. 44 katt.
45
30 pond
30
10 pond
28 20 katt. katt.
1946
1880
1830
1671
1747
2136
1800
2090
a. Ter completering der gonvernements-levering bovendien nog bij anderen opgekocht 620,85 pikols b. Als voren 1376,02 pikols. c. Als voren n°. 20 » 19 Totaal
Gemiddeld gewigt van den bos riet.
0,50 pikols.
0,60 pikols.
55
14V, pond.
35,45 katt.
52 katt.
t
t
Gemiddeld gewigt van hetgeen na de vermaling van den bos riet als ampas overblijft.
0,16 pikols.
3 0 %
28 à 3 0 %
8 pond.
3 0 % — 2 8 %
12 katt.
t
t
.5
PH S3 02
Cû 'u rS 'S
> 02 O
a 02 bO • © f .s i
%-. . i - H >
14 427 400
13 678 310
13 879 500
9 466 800
29 370 per bouw.
12 911000
10 548 800
12 895 000
Gemiddeld gehalte van het suikerrietsap volgen3 Beaumé.
I
9%°


10°
5V,°
8V,°
10°
10°
VERVAARD!«
AAN H E T GOUVERNEMENT GELEVERD.
N°. 20.
882,27
»
644,20
4543,31
712,64
6883,53
1908,11
4181,66
N°. 19.
3065,89
40,85
3504,17
2587,58
6378,61
1310,85
5797,47
1358,01
N°. 18.
3329,46
1986,04
938,37
93.55
650,04
»
1607,01
4332,25
N°. 17.
751,66
2287,94
2122,22
»
254,04
»
284,51
1395,52
N°. 16.
987,20
1901,47
»
n
n
II
»
252,70
N". 15.
»
19,26
»
»
254,46
»
»
26,37
N°. 14.
»
»
1935,60
»
1255,05
19,85
»
113,02
N°. 13.
H
1289,42
352,04
M
219,20
n
»
139,48
N°. 12.
»
1561,67

»
732,60
n
n
52,99
ToTAAt
9 016,' (9 016,4
a. 9 086,1 (9 707,1
9 496,1
(9 493,5
b. 7 224,! (8 600,0
34 824,1
c. 10 456,' (14 598,'
8 2l4,i (8 212'
9 597, (9 594,f
11 852,'
-J,
40119'
3792,58 pikols. d. Op zee vergaan en gestolen. e. Waarvan 287,08 pikols op zee vergaan en gestolen. 349,14 » 4141,72 pikols.
H O E V E E L H E I D S U I K E R
N ' . 20.
»
»
8 —
7067,13
»
4022,12
244,1'J
n

N". 19.
550,53
»
66,34
310,22
d. 133,52
»
»
»
N°. 18.
1541,66
»
6512,81
638,37
1636,06
28,11
5576,65
»
N°. 17.
122,83
»
2105,99
161,37
1108,07
»
208,79
n
IN PIKOLS.
V R I J p ; B E S C H I K K I N G .
N". 16.
104,73
»
284,85
142,65
883,10
n
885,71
n
N°. 15.
»
313,69
203,15
N". 14.
1930,83
280,97
3220,68
» | 186,01
82 03
n
168,07
»
e. 1154,07
2671,38
1207,82
»

N c. 13.
5884,34
2342,04
2397,81
1139,61
3780,65
4709,62
3449,49
2394,8S
N". 12.
7152,22
N°. 11.
1408,32
4953,64
1612,91
1972,47
3554,10
3316,29
1158,90
8598,46
4025,83
181,09
615,15
1270,91
75,15
3304.74
2442,6£
N°. 10.

3379,82
3397,13
7373,80
847,49
466.56
3491,16
327,90
2018,85
N". 9.
2412,26
1691,87
»
1431,41
733,77
»
»
464,61
N°. 8.
1763,66
695,72
»
259,45
1628,72
n
»
173,03
N°. 7.
838,12
752 63
»
»
402,44
n
55,95
»
N°. 6.
563,25
195,52
»
»
595,07 (natte suiker zonder nummer.)
»
»
164,68 (natte sui ker.)
N°. 5.
1007,77
97,56
»
n
72,72
»
n
M
T O T A A L .
28 660,34
18746,60
23967,43
14771,33
86145,70
17 501,79
18313,83
16 588,16
16 257,15
68 660,93
T O T A A L
GENERAAL.
37 676,82
27 833,25
33 464,03
21995,77
120969,87
27958,43
26 528,06
26185,26
28 109,15
108780,9C
P' P" o
t-t CO P< 2
TS TS a
CD
75,35
55,665
66,93
36,66
57,60
46,60
66,32
65,46
60,58
»
'd
es a p <s <n
5 >
P
fi
Van 11 Mei tot en met 12 Oct. of 155 dagen.
Van 11 Mei tot 26 Oct. of 169 dagen.
V"an 16 Mei tot 20 Oct.
Van 20 Mei tot 24 Sep. of 127 dagen.
27 Mei tot en met 21 Nov. of 179 dagen.
19 Mei tot en met 15 Nov. of 181 dagen.
28 Mei tot en met 20 Oct. of 146 dagen.
1 Junij tot 22 Oct. of 144 dagen.
i gedurende
werkt.
o co il M * Z
C SB»
6 0 ' S Z a
£ a "S &
<
132
Na aftrek van stilstaan wegens de regens en door gebrek aan riet en koelies, 132 dagen.
Het oponthoud nieraf gerekend, zijn er 116 dagen gewerkt.
87
108
128
107
111
Verbruikte hoeveelheid brandhout.
p CD E
T3 cc >
1436
2351
10887.
738
Aan brandhout, steenkolen en drooge rietbladeren.
1136
t
596
co
' D "S o
f 18 668
28 212
12 245
11070
f 30 000,00
10 423,90
19 858,06
6 506,23
Gebezigde koelies gedurende den maaltijd
CO • £ a *• a S v o q ^ o £ g a
• -S » ? u ^ S s
O ï O !» S O >
33 195
De rietvervoerders snijden tevens het riet.
t
± 580 daags.
Circa 70 000 tot 80000.
Bij aanneming
t
pi. m. 150 gem. per dag.
• i
rG * ! a © et >ï CC N : K »
'T 5 -°
p CO
T3 ' " M ri CO FH CD u o ' S -Q o t> •
35 lu7 koelies . 11 070 vrouwen en kinderen en eene geldswaarde van f 44-20 voor verschillende taakwerken.
t
t
350 daags.
Circa 78 000.
394 gem. per dag.
44 924
pi. m. 400 gem. per dag,
Betaling der koelies gebezigd:
1 +=» t « CO CD *r" > ^ § J J I g a
" r- M
- ü K i O Ci g " B
>
31 /'2 cent per bos.
Transporten snijloon te zamen 3 cent per bos.
Snijloon Vs cent voor staand, 1 cent voor gevallen riet per bos. vervoerloon 3 cent per pikol.
pl. m. f232 daags
3 à 4 ct. per bos.
2,8 ct. per bos.
t
pl. m. 3 ct. per bos.
B 1
C a o cc H3 ö K :çc? 'S -°
'S •" ^ c . 2 IH O ^ O ' S , Q O i>
Molen—koelies 40 ct. per dag. ampas-koelies 35 et per dag , diverse werkzaamheden 30 ct. per dag.
Idem.
33 k 43 ct. jser dag.
f 140 daags.
30 à 40 ct. per dag.
25 à 38 ct. per dag.
34 ct. per dag.
40, 3 5 , 30 à 25 ct. per dag.
Verkregen in pikols, het .oogst
CS
O H
32 330,82
21567,39
29 505,47
26 532,28
109 935,96
34 807,17
25 800,—
28 403,—
30 230,56
119 237,73
product iu gedurende aar 18611.
£

•"Ö
a
co O
64,6G
43,13
59,01
44,22
52,34
58,01
64,50
7 1 , —
05,15
'
8
N A M E N D E R
Gewesten. Regent
schappen.
Japara. Japara.
Koedoes.
R mbang.
Joan a.
Toeban.
Pasoeroean Bangil.
Districten.
Japara.
Maijon j
Tjendono en Koedoes.
Mergotoehoe,
Djenoe en Rembes.
Gempol.
Gempol en Pandakan.
Fabrieken. Eigenaren. Administra
teurs.
•3 P
c -H
B —i © . TS ^
• - c © l O
© te
Taxatie.
3 o 3 o
Ti (N
O
Verkregen bossen riet per bouw van de
o
TS
o .a o
© TS
Per transport; 1864
Petjangaän. jH. F. Morbot-;B.F. de Lange.; ter en E. Vos.
Do Hoop.
Besito.
Rendeng.
Erven Itsig H. F. MorHeine en A. v. botter. Hoboken en Zonen.
J. W. E. de L. de Sturler Sturler, J. W. Jäger en J. J . A . H . Clignett.
Pakkies.
Waringinagoong.
Gebr. van Delden, J. W. Jager, wed. J. C Heyning, geb. Swerver, en F. W P. Clignett.
W. L. K. Nering Bügel en J. Dunlop.
H. A. F. de Vogel.
WangoonRedjo.
Ardjosari.
Pandakan. Ardieredjo.
Erven Kwee Yuonghoo.
E. P. von Jaroschka Pohl, c. s.
J. H. Pachter
J. D. Heyning
J. Dunlop.
Totaal
H. A. F. de Vogel.
400
550
500
405
134 168
600
4319
93
63 door imlienbt schadiiid.
b. 300
Kwee King Tjioe.
A. E. Pool.
J. C. L. Cambier.
Transporteren
1881
Zonder taxatie aan den contractant overgegeven.
407
471
Getaxeerd op een e opbrengst van gemiddeld 25 pikols per bouw.
Idem.
353
1231
Idem.
1807
3 O
© TS CO
1883
is 3 O • a
© TS
Gewigt van den bos riet afkomstig van de
is 3 O
m ' £
O & * a
O o m
© TS CM
œ *
O , Q
+3 o o cfi
© TS CO
•s 3 O
' O
© OH
Ö © HO
o
3 o 'S O
T i TS j; a-g © M
S.1 S h o m © o
'-H © .
i5 e : ^ Z S rO
te 6B> g n o bo~ B, 2 a
OH C3
a a>
C5
o
© 02
3 rfi © e X> § c ca =e © f-W 5 n s © r3 ÜB œ - S M S TS " "© OH T î C3 TS M •g ©.
©
V E R V A A R D I G D E -r
AAN H E T GOUVERNEMENT GELEVERD.
O
N°. 20.
Het beste riet woog 55 en het minste 17katties per bos.
1850
1750
2046
2093
1900
Van de geoogste 292 bouws gemiddeld per bouw 1787
pi. m. 26katt.
2189
1839
2043
29katt.
48katt.
pi. m. 4 katt.
297.
a. De lange duur van den maaltijd is toe te schrijven aan het hoogst ongunstige weder; hoofdzakelijk werd het riettransport door de aanhoudende regens zeer belemmerd.
10 382 000
14 860 000
15 060 300
11111200
N°. 19. N°. 18. N°. 17. N°. 16.
» ' 2805,41 4542,98
58,32 1820,68 8189,67
10° 409,81 8094,75
19 030 480
5 931 900
*%" 4693,54 2484,13

pi. m. 9V,°
8 973 000
10 184 000
10 596 300
7055,19
2713,19
6627,63
4738,16
793,24
2089,48
3146,12
N°. 15. N°. 14. N°. 13. N°. 12. TOTAAL.
678,95
1341,39
1705,92 575,31
629,99 198,48
35,91 19,99
836,10
1019,35
491,55
3,83
2245,73! 2119,52! 583,95
40 119,97
8876,48 (8876)
19284,84
5109,20: 642,90 252,17 23 412,46
172,52 121,02 »
8° ! 79,80 3140,70
10°
97,
10579,88
2348,11 5638,61
3120,65 217,52
1156,51
246,60
10 243,99 (10 242,08)
14 515,12
116 452,86
3 869,70
207,27 154,80
2096,28
4534,23
1017,93 1454,29
2554,49
1377,01 472,06
9 721,83
15 114,11
14 404,29
39 240,23
b. Hiervan zijn 8 bouws uitgestorven, zoodat slechts van 292 bouws is geoogst.
9
I D E H O E V E E L H E I D S U I K E R IN P I K O L S .
L .
V R I J E B E S C H I K K I N G .
9,97
6,48 76)
4,84
2,46
3,99 2,08)
5,12
»2,86
19,70
N". 20.
11,78
457,59
Jl,83
14,11
04,29
40,23
SP. 19. N°. 18. N°. 17. N'. 16. N°. 15. F. 14. Nc. 13. N°. 12.
227,41
985,69
4,20
1324,31
1559,16
57,32
71,76
1046,05
4,12
206,66
92,41
242,71
2,00
1825,97
86,90 937,08
659,12
85,68
291,56
1158.49
2977,91
8302,78
6073,55
182,90
1294,74
1061,56
1248,41
4733,04 5428,56
3204,16 2246,32
3344,11 826,84
3552,88
8741,99
878,79
846,82
1708,53
2126,45
8782,19
661,66
N°. 11. N°. 10. N°. 9.
571,38 1702,35
395,39
61,17
1211,18
1147,95
259,93
2010,90
1183,25
419,09
252,70
789,53
4370,24
186,20
3586,87
1533,83
1945,40 1437,47
807,70
1347,26
27,52
484,84
795,77
243,74
N°. 8. N°. 7.
125,36 4,05
718,98
245,25
89,58
571,35
665,03
N°. 6. N°. 5. TOTAAL.
TOTAAL
GENERAAL.
P o .a
o 'O T3 'a ©
21,43
137,63 »
68 660,93
14 150,81
11016,97
13 115,99
13 767,37
25 084,88
177,81
145 796,95
9 555,99
8 072,68
7 868,69
6 456,91
22 398,28
108 780,90
23 027,29
30 301,81
36 528,45
24 011,36
57,57
55,09'
73,06
39 600,00
262 249,81
13 425,69
17 794,51
59,29
66,00
ei
P P G
B
Verbruikte hoeveelheid brandhout.
' O CS > O
Gebezigde koelies gedurende den maaltijd
? > a : o
>
O CS J3 <<
© p ' O •* B.S IH (O tc O ' O Ä O
Betaling der koelies gebezigd :
o 'O
o >
a o C3 ' O CS N : B » - r -•= ï a
f ©
© B . ' O ' " - ^ E.S U CD U O 'O Ä o
Verkregen pre in pikols, gedu het [oogstjaar 186'..'.
S
2 Junij tot 20 Oct of 140 dagen.
24 Mei lot 10 Oct. of 140 dagen.
6 Junij tot 5 Oct. of 121 dagen.
29 Mei tot 27 Sept. of 121 dagen.
60,72
45,98
18 Mei t/m 15 Dec. of 1212 dagen
23 Mei tot 3 Nov.
43,72
22 982,80 48,80
20 861,20 59,09
61 638,51
28 Mei tot 17 October
30 Mei tot 5 October.
29 Mei tot 26 October.
N*. 8 . 33.
114
136
108
119
212
131
ISO
114
V 8
453 vadem brandhout en 160 ton steenkolen.
308 vadem brandhout en 6000 pikols steenkolen.
Steenkolen en rietbladeren.
150 vadem brandhout en 2608 pikols steenkolen.
738 vadem brandhout en 1420 ton steenkolen.
837 vadem brandhout en 160 ton steenkolen.
f 4817,25 aan brandhout. f 3280,00 aan steenkolen.
brandli. f 2 000 steenkolen 10 200 gedr. blad G 000
f 14 800
brandh. f1200 steen k. 5216
414
659
806
f 32 202
f 8370 voorliet brandhout en 1' 3200 voor de steenkolen.
f 2 415
11 567
10 948
462 rietsnijders , 300 gem. p. d, tevens karren-' voerders gem.
p. m. 26 000
Geschiedde door k a r r e voerders.
52 550
430 gem. p. d.
376 gem. p. d.
2'/o ct. per 'bos.
2V» ct. per bos.
ct. per bos de karren wer den kosteloos door de fabriek verstrekt.
500
Voor het rietsnijden 300 man daags van bestaurswege ers trekt, waarvan gemiddeld per dag uitkwamen 270 man. Voor het riettransport 235 karrevoerders ia vrijwilligen arbeid , waarvan gemiddeld 125 daags uitkwamen, die zich tevens vrijwillig hebben verbonden voor het rietsnijden. Geschiedt dooide karrevoerders.
150 per dag voor het snijden, 125 per dag voor het vervoeren.
284 gem. per dag.
80 570
26 086 (gem. 162 daags, allen vrijwillige daglooners .
28 238
259 gem. p. d
310 gem. p. d
3 ct. per bos.
Snijl. 1 ct. transportl 2 à 4 ct. per bos, naar gelang van den afstand
Molenkoelies 42'/j ct. per dag, andere koelies 30 et per dag'.
20 à 40 ct. p. d.
30 à 25 ct. p. d. met eten.
dagkoelies 30 et, nachtkoelies 35 ct.
30 ct. p. d.
30 ct. bij dag, 35 ct. bij n a c h t , 42 ct. voor de molenk per half etmaal.
Snijloon 1 ct.. f 7 50 transport!, i '/« ct. per bos.
Snijloon 1 ct. transportl. ct. per bos.
à f 9 s m.
40 ct. p. d.
Snijloon 1 et.,1 f 12,25 en transport!. 21,» f l 0 7 5 , et. per bos.
119 237,73
26 462,00
30 306,51
34 722,76
26 963,00
41754,00
279 446,00
9 8:8,89
14 241,82
22 635,89
19 532,51
56 410,22
10
Verkregen bossen riet per bouw van de
Pasoeroean Ban gil. Gemping. Yosso Wilan20 on.
Pasoeroean
KottaBangil. De Hoop.
The Boen Kiat c. s. The BoenKai. 307 Getaxeerd op eene opbrengst van gemiddeld 25 pikols per bouw.
Kraton. Djacatra oost
Ngempit.
C.F. Giltay, C.F.Giltay. S. Stucky, wed.Goedkoop en C L M Goedkoop,
W . F . ModW . F . Modderman, derman.
433
De Onderneming. A. van Hoboken en Zonen
ld.
J h r . H . J . L . P . de Steurs.
Wonoredjo. Wonoredjo. H. J. Kuypers
Wangkal.
Kebontjandi.
490
425
ld.
Winongan.
Gratiën Djati.
Kloerahan.
De Goede Hoop.
Gayam
Bekassi oost.
Dankbaarheid.
Wed. J. P. Wiederhold en A.. C. Suyck.
A. M. Anthonys.
A. F. Wiederhold.
A. C. »Suyck.
A. M. Anthonys.
423
368!
Id.
ld.
Id.
245
A. Schade. P.M vanMeeteren Brouwer
A. van Hoboken en Zonen.
Han Binio.
N. A. van Barneveld.
Kwee Liar g Bo.
Id.
423
300
294
4939
Id.
Id.
Id.
t t
Gewigt van den bos riet afkomstig van de
Transporteren
„. B „ „ d i . » ™<> to * • * - * d. « A » l ~ * i ? e..vevd 300» piUol» . . 1 W » , . 9 , . * » • « — »
iX 14
c -c *_ o o !K
CD -Ö (N
32 £
O , P -*^>
O ce CD -a CO H3
t t
CD P* a O)
CD
tsi
O . •° i*
CB O 1^2
K) O
H CD
a c« >
.SP is CD ÖD
'o T3
CD n Ü3
S.1 d u
CD o CJJ,Q
> ° CD . P T J < « s» fl S
gewig aling -s ts ovei
s a s.
2 M 'O
_. • r*
P H
m
'd
CD j d 'S CD t» CD O ,4
a CD t» CD œ
1776 34 katties. 307o
1468 35 katties.
1812 48%
2310
1953
1867
107„
37% katties.
25 tot 40 katt. 80 V.
42 11% katties. katties.
1916% 30% katties.
2040
2362
29 katties.
21 katties. 6» katties.
CD
's
'S a
CC CD .d sc CD - 2 15 PH
YERUAKDIGDEHOE
S'
CD
AAN HET GOUVERNEMENT GELEVERD.
N°. 20. N°. 19. N°. 18.
5 260 500 8%° 3279,83
7 315 650
9 128 000
10 822 000
10 722 000
9 674 400
7 631 300
11 880 000
9%*
11°
2030,81
N°. 17. N°. 16. N*. 15. ; N°. 14. N°. 13. N°. 12. I TOTAAL. N\
10°
2932,95
2279,86
10913,32
5307,69
3397,66
3700,50
814,06
1435,85
9àl0° 7409,25
1484,27
368,66
765,24
271,01
472,85
1045,84 1230,15
2093,05
2810,88
585,34
315,90 546,48 253,53
10° 67,49 1906,79 3769,94 467,44
10" 3382,09
8 549 250 8 % à 9°
9 294 039
4131,09
3650,25 2073,68
524,64 2874,09
2485,93
729,21
1650,39
241,76
1093,12
1223,72
149,68
957,33
42,41
196,27
582,26
2986,42
1108,49
1136,30
373,10
3868,62
2409,79
572,61
753,04
1270,97
515,52
297,75
1829,19
985,06
106,79
355,07
808,52
1455,36
158,76
579,19
2527,29
742,75
668,21
39 240,23
7 586,63
169,93
631,71
608,86
230,76
11120,48
12 363,28
15 590 i 1
a. 11 824,71 I ,
12 392,63 IS
10 241,42
14 690,40
11 060,75
737,34 8 961,20
155 072,19
SD!
Sa
3,23
B,63
0,48
3,28 „
11
V E E L H E I D S U I K E R IK PIROLS.
V R I J E B E S C H I K K I N G .
'. 20. N°. 19.
:,72
4,71 I „
2,63 180,98
1,42
0,40
i0,7ö
»1,20 »
ra,i»
N°. 18. N°. 17. N°. 16. N°. 15. N°. 14. N°. 13.
131,59
450,65
» n
2004,44 »
131,35 »
» 164,97
2536,05
884,45 3143,45
207,63
2012,40
2407,08
2070,02
625,74
1183,42
81,20
N°. 12. N°. 11. N°. 10. N°. 9. N?. 8. N*. 7. N°. 6. N°. 5. TOTAAL.
TOTAAL
GENERAAL
TS T i 'a
CS c3 a c
TS a öS
3 3 Q
TS a Verbruikte hoeveelheid brandhout.
to a o r-l OS s 9
Pi o C IJ ca T i
3
s * o to
œ
T i ;£ja
Ö
C
T ) a aj TS c« >
TS S
ID
Gebezigde koelies gedurende den maaltijd. Betaling der koelies.
i - ^ h CJ Q 'r' > " S 'S c a o 4? g E s ^ O g K ^ o ca o ;> a o
582,07
328,71
1460,83| » 173,65
846,20
132,16
616,30 885,84
4500,32
778,26
1041,65
159,57
2254,05
2477,13
1009,08
2400,34
2023,87 463,73
22,81 1194,38
1834,19
228,01
117,69
2004,82
1184,60
666,78
3272,54
1153,40
281,26
267,73
583,26
1429,17
423,35
136,82
2590,48
232,03
708,90
253,87 30,43
266,90 2601,59 1221,97
841,97
30,06
397,08
672,92
1571,76
2076,77
1017,07
164,06
377,75
367,53
47,45
924,11
430,41
1023,04
608,12
116,93
110,49
22 398,28
2 216,55
3 739,63
9 507,37
9 928,68
12 442,33
8 226,23
7 098,33
10 620,43
6 903,93
5 423,92
98 505,68
61 638,51
9 803,18
14 860,11
21 870,65
25 519,14
24 267,04
20 618,86
17 339,75
25 310,83
17 964,68
14 385,12
253 577.87.
»
31,93
34,32
44,63
60,04
57,37
56,03
70,775
59,835
59,88
48,93
»
1 Junij tot 30 Sept.
26 Mei tot 19 Sept.
23 Mei tot 10 Sept.
14 Junij tot 4 October.
1 Junij tot 10 Oct.
11 Junij tot 3 October.
12 Junij tot 10 October
3 Junij tot 4 October.
12 Junij tot 28 Sept.
6 Junij tot 15 October
105
100
89
96
122
105
106
U I
94
111
300
circa 22 tou steenkolen.
95
f 4 000
8 048,24
3 665
geschiedt door de k a r r e voerders.
Als voren.
230 k a r r e n , geschiedt door de karrenvoerders.
f 660, benevens ampas en dadook voor een waarde van f 3300.
f 2 565,20
3 631,22
o J3 a N —£
QJ
r
c c >
Bfl — © — '7~)
r ^
r_ 0J a '~ a ' . • U
TS ,Q « s
O > O
à CS o S
O
14
fl
a c CS - c C3 N : ^ a M ,a —i © M £ 39
TS "" r& a 3> u © u O TS Ä >
Verkregen productie in pikols, gedurende het oogstjaar 1869.
TS TS S 3
220 gemidd. per dag. 2Vs et. p. bos.
33 956 of gem. p. d 282.
300 gem. p. d.
3 à 4 ct. p. bos.
8 cent per picol.
415
88
p. m. 200 ton steenkolen.
2485
1660
795
aan steenkolen p. m f4500, aan dadook f 3400.
f 9 940
eschiedt door 345 gem. p d. snijl. 1 ct., de karrentransporti. voerders. 2'/« ct. p. b.
idem.
ide
idem.
gem. 125 p. d voor het snijden; id. 175 voor het vervoeren.
geschiedt door de k a r renvoerders.
14 672
270 gem, p. d. idem.
231 gem. p. d. snijl. 1 c , (behalve de transporti, vrouwen en 2 et. kinderen).
175 gem.p. d. snijl. 1 ct., transporti. IV, et.
van 25 tot 30 et. p. d.
222 gem. p. d. snijl. 1 ct., transporti. i y 4 ct.
9000 p. maand, mannen ên vrouwen.
35 576
2>/4 et. p. bos.
van 25 tot 40 et. p. d.
f 10 'smds met een kattie rijs en 2 et. visengeld p. d.
f 7.50 à f 12.50 smds.. aan sommige werd bovendien gekookte rijst en visch verstrekt
f l 0 à f l 2 's mds.
van f 7.50 tot f 10 'smds. . benevens 1 kattie rijst en 2'/s et. visch<reld p. d.
50 et. p. d., benevens 1 kattie rijst en I1/» et. vischgt
30 à 35 ct.. benevens 1 kattie rijst en 2 et vischgeld p d.
25 t/m. 35 ct. p. d.
snijl. I ct., transporti 2'/, ct. p. b.
fl0àfl2 's mds.
56 410,22'
11649,90, 37,95
18 471,95
24 215,55
23 591,38
24 029,89
19 223,94
14 421,47
19 418,69
13 522,52
13 775,77
238 731,28
42,66
49,42
55,51
56,81
52,24
5,86
45,91
45,075
46,86
12
N A M E N D E R
Gewesten. Regent
schappen. Distrieten.
Pasoeroean Pasoeroean
ProbcProbolinggo.
Redjassa.
Kotta-Pasoeroean.
Tongas.
Soemberkareng.
Probolinggo.
Dringoe.
Gending.
Fabrieken. Eigenaren. Administra
teurs.
5 c
'o ^
> > rO
£ 10 •5 e •M s CD | >
<o > œ c SB 3 « o U*
p 3 O , Û -u= ^ O c«
CD
*""'
Taxatie. Verkregen bossen riet per bouw van de
o o ~2 O ^2
'd CM
o
co
3 o
73
Soekoredjo.
Kawisredjo.
Sariredjo.
Pleret.
Baijoeman.
Soemberkareng.
J.F. Men tel.
Erven Kwee Tingsin en Kwee Ting Tjang.
Han Sam Kwee c. s.
E. Davidson c. s.
Oemboel.
Wonolangan.
Gending.
Mr. F. G. Fontein en erven B. F. de Lange
J. A. Potter, E. M. Ebell, wed. D. van Aalst c. s.
Erven d i s . Etty sr.
Erven Chs. Etty jr.
D. J. K. Pietermaat , mr. W. A. à Brakel Reiger en W. Snermondt, Wz.
Per transport
J. F. Men lel.
Kwee Sik Poo
Han Ho o Tjoan.
A. W. R. K. Arendäen de Wolff.
Totaal
P. J. Pissot.
,T. Rouffaer.
4939
300 Getaxeerd op eene opbrengst van gemiddeld 25 pikols per bouw.
300
H. J. Niedelstein Walter.
Th. Etty.
P. E. Eschau
Transporteren
210
321
6070
515
J00
528
475
600
2618
ld.
ld.
ld.
340
t
60
t
t
80
t
20
Het riet werd overge nomen volgens art. 5 van het contract.
t
t
t
t
t
2300
t
t
t
i
t
t
t
t
t
2100
t
t
t
t
t
t
t
t
1500
t
t
t
850
Gewigt van den bos riet al'komstiji' van de
3 O
CK ft
O X
* j
O o co CD •O Od
œ Sä
o X>
- t i
O O cß
CD 'O CO
CD ' O
t
t
t
t
t
32 katties.
t
t
t
t
t
t
t
t
26 katties.
t
t
t
24 katties.
«o CD
O
CÔ o
m O ^
CD 1 3
C cS >
4 j SD
. CD
73
CD
' d •o J s-g
CD H o
c3 -t-3
C u
CD o sçE
• ^ CD . s w«
u s ^ a .SP' CD
5 a o
„ » s 2|S o,
T P 'a ® " §73 =3 C!
es
<D .a
o
1
Ol "*. p
CD ,a e crt ;*
CS A hl 73 CD 7"! 73
H CD O
SD B 3 ca CD w
c h(i o t* & a ce

V E R V A A R D I G D HC
AAN H E T GOUVERNEMENT GELEVERD.
N°. 20. N°. 19.
16 katties.
2222
2132
2030
2329
1723
2090
2178
2052
2010
27 katties. 10 katties.
40 12 katties. katties.
30 katties.
28 katties.
32,8 10 katties.
7 857 600
4 632 000
4 956 000
9 228 700
16 898 000
14 740 000
30 % 13 929 600
12 841 600
17 150 000


7 a l 0 c
5595,32
751,55
2475,44
2816,80
96,07
N°. 18.
2323,79
1654,85
678,86
5568,26
963,73
679,72 5101,46
3488,27
10458,60
849,05
487,03
2267,71
263,14
522,60
N°. 17. N°. 16. N°. 15. N c. 14. N°. 13. N°. 12. TOTAAL.
1444,68
267,83
2917,78 1841,18
4415,34
4318,85 2220,90
3538,72j
8254,91 2111,80
132,45
504,29
838,65
129,17
195,57
1706,59
891,98
996,55
331,76
890,03
1305,38
297,94
591,28
1992,63
523,43
2596,
3049,46
1251,86
265.40
697,60 1510,38
350,96
173,86
673,24
N
1272,66
554,58
221,30
284,08
2651,61
5648,18
n949,47
1410,54
1281,69
155 072,19
742,14
102,79
»
»
2165,08
523,94
12 008,77
9 939,20
a. 5 449,20
13 004,61
195 473,97
b. 13 321,91
14 756,38
2548,68
2776,78
10 325,15
19 996,46
c. 19 605,5*
a. Bovendien werd wegens te veel genotene gelden geleverd 77,07 pikols suiker (65,12 pikols , n°. 15, en 11,95 pikols n°. 13) verkregen door aankoop.
84 00M*i I
b. Bovendien ter completering der gouvernementslevering ingekocht 3000 pikols, n*. 20 en 3000 pikols n°. 19. c. Als voren, 1000 pikols n°. 20
13
I(iD HOEVEELHEID SUIKER IN I'IKOLS.
V R I J E B E S C H I K K I N G .
N\ 20. N°. 19.
40,
JS°. 18. N°. 17. N°. 16.
23,51
0,66
ooM'
o 20 N * - » 33.
342,05 238,27
N°. 15. N°. 14. N°. 13. N°. 12.
»
1980,21
626,43
»
»
206,08
»
»
»
»
»
»
»
»
113,98
»
»
»i
610,28
337,50
636,61
4564,64
22,07
241,83
892,95
21,28
308,93
1761,95
229,75
759,33
169,57
381,35
667,21
781,50
587,49
196,30
N°. 11. N°. 10. N°. 9. N°. 8. N*. 7. N°. 6. N'. 5. TOTAAL.
TOTAAL
GENERAAL
'O
O
CS cS a a <s • O
p CS >
3 3 ö
372,03
368,36
221,50
801,88 371,10
2851,75
3520,75
1180,15
2091,04
888,41
111,94
1740,55
2847,90
3513,34
1691,61
190,37
108,95
717,19

1298,—
383,82
4511,06
2197,85
676,31
1525,58
1135,15
327,59

2651,46
222,70
3137,99
554,93
132 8,86
855,74
383,86
792,74
154,67
220,29
1096,99
954,74' 866,59
628,51 224,05
275,53
3548,77 3173,72
93,72
98 505,68 253 577,87
5 291,23 17 300,— 57,66612 Junij tot 22 Sept.
5 394,68
3 638,70
7 499,57
120 329,86
87,89 9 123,52
9 442,58
12 721,30
9 014,70
12 216,72
52 518,82
15 333,88 51,11
9 087,90 43,27»
9 Junij tot 29 Sept.
11 Junij tot 16 Sept.
20 504,18 63,87515 Junij tot 7 October.
315 803,83 52,03
22 445,43 43,58
24 198,96
29 046,45
48,40
55,01
29 011,16 61,08
12 Junij t/m. 12 Oct of 123 dagen.
2 Junij t/m 15 Oct. of 136 dagen.
27 Mei t/m 15 Oct. of' 142 dagen.
4 Junij t/m. 20 Aug of 78 dagen.
31 822,26 53,04 24 Mei t/m 15 Oct. of 145 dagen.
136 524,26
Verbruikte hoeveelheid brandhout.
a 3 ca >
cS CS
CO
O
Gebezigde koelies gedurende den maaltijd.
S 3 C a o
^ 3 'O « 2 u •C o S 'H O (t o !» a o
3 CS
S 3 CS ' O CS N !3>
H g a P 3 3 a na ' " -M H .2 U 3 U o 'o .a o >
1563
1500
1058
600
700
1400
m. f 1600
4 689
3 550
7 585
13 500
14 812
10 000
17 900
19 000
250 gem. p. d. (vrouwen en kinderen niet medegerekend)
19 756
110 gemiddeld p.d.
Geschiedt door de karre voerders.
Gouvts.-rietsnijders; 289 karrevoerders gem. p. d.
260 rietkarren daags; rietsnijders van bestuurswege.
315 gouvts.rietsnijders gem. p. d.
250 of meer p. d.
19 861
182 gem. p. d.
208 gem. p. d.
368 gem. p.d.
285 gem. p. d.
800 gem. p. d. 420 gem. p.d. 3 ct. per bos 40 ct. p. d
p. m. 400 gem p . d .
400 à 480 daags.
Betaling der koelies.
U © r u
a -s §
" a v ? r3 © U O O !» O >
S 3 O a a 3 T3
es cs a
a 3 CS H3 CS
3 . 'O
O 'O ,Q O
21/,, ct. per bos.
snijl. 1 ct., transporti. l'/s duit per bos.
Id.
2V2ct. per bos.
snijl. 1 ct., transporti. 2 ct. per bos
24 V,» ct. per bos.
snijl. 1 ct., transporti. 2 ct. per bos
Id.
f 8, f 10 en fl2'smds en rijst.
30, 40 en 50 ct. p. d.
f9'smds.
gem. 40 ct. p. d.
f9 à f 15 'smds.
30 à 40 ct. p. d.
45,40, 36 en 30 duiten p. d.
80 duiten à 35 ct. p. d
Verkregen productif in pikols, gedurende het oogstjaar 1869.
238 731,28
15 227,92
13 963,77
7 771,50
20 560,31
296 254,78
27 471,17
20 017,73
22 680,90
28 546,95
28 195,17
126 911,92
14
N A M E N D E R
Gewesten. Regent
schappen. Districten. Fabrieken. Eigenaren. Administra
teurs.
B
B ^ A
ci a a o
13 eg o rt
c : ^ 5
M
ra M a CS > ~~ CD -*> ^4 CD
co tr P
rH
i> O O o '
flj > te P o .O
Taxatie.
is 3 O .3 O
13
o . 3
O O
co
O
co
o -o
Verkregen bossen riet per bouw van de
o
13
3 O
CO
3 O , 3
O 13
Gewigt van den bos riet afkomstig van de
3 O , 3
CO S
o -o
+ J
o o CG
O 13 IM
m it
0 , 3
+a
0 0 ca CD T3 CO
3 O , 3
CD
ProboProbolinggo.' Padjarakan. Padjarakan. Wed. G. A. de | Eoock, A. M. van Krieken en F. G. van Krieken , geb. van Es.
Per transport
J . W . F , van Vloten.
Kraksaän.
Djaboonc
Phaeton.
Loemadjang.
Kandangdjati
Djaboong.
Phaeton.
Loemadjang.
2618
660 Alles getaxeerd voor n°. 1, tegen 25 pikols gemiddeld per bouw.
Hu zoek k Bezoeki.
De Maduresche vrouw Bertha.
H. J. Rauws.
Erven C. F. E Praetorius.
Mr. W. A. baron Baud.
Panaroekan.
Mlandingan.
Kotta-Bezoeki
Panaroekan.
Sitoebondo.
Kapongan.
W. J. Berg.
H. J. Rauws.
580
265
W. R. Adema. 600
J. B. Swens.
Totaal
Boedoean. Fraser Eaton V. A. Pohl, en Cie.
De Maas.
Warin ginanom.
Olean.
Pandji.
250
4973
600
A. van Hoboken en Zoon.
Erven Chs. Ettyjr.
Anemaet en Cie.
A. S. Fransen van de Putte
d. 400
H. D. Kramer
Th. Etty.
J. C. Egter.
A. S. Fransen 500 van de Putte
400
400
300
Totaal 2000
367
400
20
400
13
2000
2374 »
2233
t t
u Bovendien ter completering der gouvernementslevering ingekocht 4000 pikols n». 20. b. Hieronder ook de waarde der verbruikte steenkolen.
,
ei o %rO O
2010
1731
2230
2000
1517
1961
2374
2233
2777
2655
o .3 e
' O
3 CS
CD
13
s .2 3 U CD to CD o
%2 . 3 1 3 «
^ « ^ SP ^ 53 te ba > £ 3 o M ~ co 2 la
IS cS O
20 katt.
t t
7 katt.
3 0 ° /
2 5 %
19 kilo.
o, c3
3 o
CO
CD 3 A g
B c3
c3 CD !» W .2 co T3 B
bß p 13 •*• ' o 3* 13 câ r Q CO 'a °
CD O
\ E R U A R D I G D E O E ^
AAN H E T GOUVERNEMENT GELEVERD.
N°. 20. N°. 19. N°. 18. N°. 17. N°. 16. N°. 15. N°. 14. N°. 13. N°. 12. TOTAAL.
17 774 000 8
14 706 000
7 150 000
16 969 200
6038,05 7731,32
7° à 8« 399,67
13 380 000
13 262 000
10 222 400
7 026 800
16 960 000
2817,41
8743,97
602,13 922.33 »
972,49
2503,90
11557,35 2478,92 238,17

10°
8° en 9°
86,44
7299,27
566,92
300,15
351,44
353,89
8745,47
3112,68
6555,36
4366,05
2270,29
94,89
177,49
64,12 »
2436,29
1573,29
9732,15
379,27
5421,93
2998,53
52,86
511,50
347,40
1549,39
1495,48
84 005,44
594,88 25 220,36
f. 2(
326,73 16 068,61
495,94 658,55 1331,52 a. 4 463,00 »
119,77
1108,17
194,35
3260,47
450,81
3926,88
118,90
8,31
38,05
2345,65
50,04
562,87
3575,27
499.41
4155,74
» 20 392,06
437,28 c. 2 282,62
402,36
1932,86
1228,39
152 432,09
368,11
347,27
e. 8 745,47 (8 800)
14 965,82
13 655,10
9 362,30
19 231,50
65 960,19
30,
8,4
Bovendien ter completering der gouvernementslevering ingekocht 1000 pikols n°. 20, en 1000 pikols n°. 19.
15
E 0 E \ E E L II E I D St'IKEB
i
6
1
0
6
2
t IN PIKOLS.
"^ — ______ _ _
\ 20.
p^
»
»
»
n
1,
»a l i 1
17 )
Ï2
10
30
50
19
'
D
>l
3W
8,42
»
N°. 19.
»
»
»
»
»
»
»
»
»
»
N°. 18.
»
66,50
»
n
»
n
»
»
»
»
N°. 17.
n
»
»
»
»
3,67
»
»
»
n
N°. 16.
n
H
»
n
58,03
8,47
»
»
»
»
N° 15.
»
46,39
»
»
»
»
n
n
n
n

V R I J E B E S C H I K K I N G .
N". 14.
»
44,32
11,79
1445,22
462,43
»
389,46
354,66
60,99
529,88
Nc. 13.
»
335,77
888,87
2508,53
198,02
655,89
5619,98
699,30
1024,93
1209,72
NQ. 12.
2022,61
679,55
2279,65
1965,33
1744,03
5180,69
»
2689,59
2193,98
1599,95
N°. 11.
425,53
5159,78
992,12
64,91
567,49
2006,43
1031,88
1428,51
3396,75
4780,78
N°. 10.
5639,80
1026,10
708,02
391,33
1316,26
444,73
1622,55
788,77
1453,95
3037,76
N°. 9.
2354,38
884,74
960,31
1724,47
181,45
536,63
2164,45
266,13
510,69
751,28
N°. 8.
435,24
192,52
419,76
2633,49
191,89
607,21
230,22
»
113,—
M
N". 7.
362,82
946,19
209,69
36,82
209,07
808,39
»
))
H
»
N°. 6.
»
n
2066,79
»
»
221,87
»
»
n
n
N°. 5.
«
3,64
»
»
»
n
»
»
»
overwigl 59,13
TOTAAL.

52 518,82
11 240,38
9 385,50
8 537,—
10 770,10
4 928,67
97 380,47
10 473,98
11 058,54
fi 256,96
8 762,71
11 968,50
TOTAAL
GENERAAL.
3 o
ÎH 0) p* 'O "3 'O 'O a _
136 524,26' » 1 36 460,74 55,24
25 454,11
13 000,—
31162,16
7211,29
249 812,56
19 219,45
26 024,36
19 912,06
18 125,01
31 200,—
48 520,69 114 480,88
i
43,89
49,06
51,94
28,84=
50,23
50,10
65,06
49,78
60,42
62,40
57,725
'd
Ts ca c a
'O
S >
3 Q
30 Mei tot en met 3 Nov. of 158 dagen.
4 Junij tot en met 26 Oct. of 145 dagen.
20 Junij tot en met 20 Nov. of 154 dagen.
4 Junij tot en met 2 Nov. of 152 dagen.
20 Junij tot en met 15 Nov. of 149 dagen.
16 Junij tot 17 Nov.
13 Junij tot 25 Oct.
13 Junij tot eu met 10 Oct.
18 Junij t/m. 24 Oct., 128 dagen.
15 Junij tot 20 Nov. i of 158 dagen.
!
Aantal dagen waarop gedurende
den maaltijd is gewerkt.
145
121
135
143
115
151
117
114
107
121 (verlet door regen 37 dagen.)
Verbruikte hoeveelheid brandhout.
à S
'O ca >
1100 vad. brandh. en! 230 ton steenk.
700
821
t
1000
2506 vad. brandh. en 250 ton steenk.
1722
1610
666
1769
as 'O ca
p
co % O
f 29 000
9 800
11500
b. 30 000
7 000
15 031 en 5 499
20 663
9 660
8 000
brandh. f 21 229 steenk. i 306 blabat 458
Gebezigde koelies gedurende den maaltijd
i *» o *_ f» .
« 2 •§ g a
K ff) • « » % u o ca o > a O >
420 karren voerders, 300 rietsnijders gem. p. d.
gouvts.-rietsnijders, 333 karrenvoerders gem. p. d.
200 gem. p. d.
315 rietsnijd, gem. p. d., en 260 karrenv.
200 gem. p. d.
30 200 of gem. 200 p. d.
3i 250 v. bestuurswege verstrekt v. h. snijden v.h. riet); het vervoer vond in vrijen arbeid plaats.
16753 id. id.
20988 id. id.
t
i i CJ .CS
ca N IJ5» U * £ a p o
m Ö . •O"* .M B.2 U 0) u o »o ja o >
482 gem. p. d.
123gem. p. d.
150 gem. p. d.
400gem. p. d.
16 432
29499 of gem. 195 p. d.
34 591 mann. 9 353 vrouw.
70 gem. p. d.
15 497
150dagkoelies, 200 dag- en nachtkoelies.
Betaling der koelies gebezigd:
t. _ e»*ö > . g » §
IE. * :5*t» a " a-o
M o cJ u O c3 o c o o >
snijl. 1 et., transporti. 2 et. p. bos.
id.
snijloon f 5915,37 transporti, f 8680,10.
sngl. 1 ct., transporti. lVjCt. p. b.
3 à 4 et. per bos.
3 à 3V2 et. per bos.
snijloon 40 duit p. man daags, transporti. 3 et. p. bos.
snijl. 1 et. per bos, vervoerloon 16Vj et. p. 10 bossen.
2V2 à 4 ct. per bos.
snijl. 1 ct., transporti. 2 ct. p. bos.
i i 0) ,CS a » ca
t-*
p o
m O • -_ — ,* c.2 u ® u o 'O •_ o >
dag en nacht 40 ct., dagkoelies 27 à 30 ct.
40 duiten per dag.
33 Vs, 30 en 25 et. p. d.
33 % et. gem. p. d.
33, 42 en 45 ct. p. d.
33 à 45 ct.
mannen 50 à 40, vrouwen 25 ct.
35 ct.
15 à 45 ct.
40 à 35 ct., vrouwen en kinderen 21 ct.
Verkregen in pikols, het [oogstj
"3 "o H
126 911,92
40 043,69
23 931,31
10 018,67
28 045,59
7 681,45
236 632,63
17 131,85
24 003,09
19 048,—
12 000,—
22 180,—
94 359,94
produeti i gedurende aar 1869.
i ff o
o Su
"3 'O •o a (D
B
60,67
41,26
37,81
46,74
30,72
47,58
42,83
60,—
47,62
40,—
44,36
47,17
*' V a n 164IO/MQ b o u w s iB het riet onvermalen gelaten wegens de aan het transport verbonden te groote moeijelijkheden , uithoofde van de vele regens. e. Het tekort van 54,53 pikols strekte tot verrekening van hetgeen in 1869 te veel was geleverd.
à
16
N A M E N D E H
Gewesten. Regent
schappen.
Ifcr-inomas.
M nliuen.
K aliri.
Banjoemas.
Madioen en Ngawi.
Madioen en Nagetan.
Kediri.
Districten. Fabrieken.
Soekaradja.
Poerwodati, Keniten, Boeloo en Maospati.
Goranggareng en Maospati.
Ngrowo.
Berbek.
Papar.
Soekoredjo.
Kotta Kediri enModjoretto.
Kalangbret.
Berbek, Godean en Ngandjoek.
Kalibagor.
Poervvodadi.
Redjosari.
Mengiran.
Poerwoasri.
Kerkep of Menang.
Pesantren.
Modjopangoong.
Djati.
Eigenaren. Administra
teurs.
c
pc ci S Q CU
'•a eu o
: Cl :CJJ « rç! ^4 a a > T1
, C ** CÛ
m hfl
Ö
f-.
> o o »o (J >
£ O .o
Taxatie.
13 (N
3 O
cu 13 13
Verkregen bossen riet per bouw van de
3 O
o> 13 CM
o J3
13 CO
O
Gewigt van den bos riet afkomstig van de
m % C3 o •Q
^ j
O o t »
(D 13 (M
tß t* 3 O , Q
u O O m
01 I S CO
3 O x>
13 Ö5
c .a
B <s 'O
P 05 t»
to 'f* <c 60
CU 13 13 oJ
O
n! c c 0> o)
o ;~
0B.Q
- 3 a > S>
tu
13
'O •a S 0) Ü
a
13
C CS
bl c

CU 13
sJJ
>• o IA
Cw P.
t» 'S
o.
•g "3 tu t» o
tu b « .S
fT - ,
01 r Ö a Cl t* 0)
s r Ö 01 ti) 13 (U T I 13 a
M> H s es eu w t « CJ
bl)
ü '* P H S
'C o
V E R V A A R D I G
AAN HET GOUVERNEMENT GELEVERD.
N°. 20.
G.L. Dorrepaal.
A. baron Sloet van Oldruitenborgh.
J. C. van Oosterom.
Tan Hok Tong c. s.
Idem.
Idem.
T. en A. J. van Delden.
Nederlandsch Indische Han delsbank.
I. J.Blancken' hagen.
W. A. van Eij bergen.
J. W. Willers
J. C. van Oosterom.
a. 400
Totaal
Tan Hok Tong.
Idem.
Idem.
400
400
800
255
240
155
F. J. Halewijn c. 400
P. van der Valk.
A. L. M. Bekking.
Totaal
400
450 t
1900
n. Door gebrek aan wegen in de tuinen is van 85 bouws niet geoogst.
e. Hiervan zijn 36,28 pikols verloren gegaan op het transport naar Soerabaija.
25
11
40
30
40
12
3:5
43
13 205
50 150
156
60
94
2500
2636
2500
2800
2300
2325
2250
2500
1800
1818
1814
2300
1653
1603
1606
1166
30 kilo.
30 kilo.
27 kilo.
30 katt.
25 kilo.
25 kilo.
24 kilo.
25 katt.
t
t
t
20 kilo.
20 kilo.
20 kilo.
20 katt.
t
t
t
t
20 kilo.
20 kilo..
15 kilo.
15 katt.
t
1951
1950
1917
1841
1800
1944
2150
2404
32214
48 katt.
41 29
nVjkiloö'/s kilo.
21 'A, kilo
20 kilo.
22 V, katt.
27,4 katt.
36 katt.
/3 kilo
4 kilo.
7 katt.
5.9 katt
25 katt.
9 513 700 7'/j'
7 760 000
7 537 256
7 630 000
7 120 000
5 110 000
8 256 000
12 679 900
18 244 500
3'/s°
4'A
37,
5 à 7
U
7 1 / ' It
388,416
4093,89»/«
N°. 19. N°. 18.
1403,986 929,63
3,75 V,
1496,59V«
3570,92
423,60
77,65
3,47
79,973/«
1608,302/.
N°. 17.
1089,66
1441,35
254,95
635,03
221,61
99,25
181,84
2222,88
5317,50
3582,10
3320,31
1600,79
811,40
43,16
12,72
N 3. 16.
261,145
399,20
94,82V«
488,08 155,23
N*. 15.
442,416
72,69 V
2009,00*/.
N". 14. N". 13.
28,96
141,87
78,81
208,74
103,82
465,256
283,36
260,51'/«
518,776
268,58V.
26,712
1993,24
20,35
107,22
172,66
22,41
67,31
363,89 591,56
4,02
158,56 1291,99
134,05
3,34
1037,67 339,45
HOS
N°. 12. i TOTAAL
5 247,5 (5 188,4
8 730,7f
7 560,04
16 290,^
J
» ii. 2 205,8«
b. 2 637,61
902,63
d. 3 582,1° (7 600)
9 42.5,0«
f. 7 238.2° (9 071,56)
25 991,98
b. Het contractueel bedongen leveringscijfer bedraagt voor de drie fabrieken Mengiran, Poerwoasri en Menang te zamen 14 384,04. De ontbrekende 8 6*37,92 pikols zijn bij anderen ingekocht.
f. Ter completering zijner levering aan het Gouvernement heeft de fabrikant bovendien bij anderen ingekocht 1836,36 pikols.

17
HG
^
rAAii
247,îJ 188,4'
m,i
60,0i
290,7jl J
05,8«
37,61
02,65
82,1" 600)
25,56
SOM 1,5")
91,9«
- ^
HOEVEELHEID SUIKER IN PIKOLS.
tt\ 20.
n
2005,58
»
»
»
»
»
»
»
N". 19.
»
780,75
»
»
»
»
)}
»
»
N°. 18.
»
19,06
»

»
2,96
321,19
»
i
i » / 1 »
>
V E I J E B E S C H I K K I N G .
N°. 17.
255,70
H
»
»
»
> >
i
y » v

i
f » 1 i t
14,39
N*. 16. N°. 15.
771,10 ! 1637,71
811,83 907,74
101,1675
»Ï
289,80
19,35
14,56
))
»
71,84V.
193,92
»
131,54
17,89
448,20
»
N°. 14.
841,72
103,03
1956,22s/.
122,73
»
297,98
468,44
195,63
537,18
N c. 13.
»
505,06
543,29V.
254,—
»
363,76
147,63
635,39
3540,40
N". 12.
310,80
536,24
1023,43V.
189,48
338,55
185,28
775,73
2421,85
5724,11
N°. 11.
»
»
»
1550,92
1591,89
249,90
855,08
2299,30
2926,59
N°. 10.
1017,21
»
745,69 3/6
2882,89
2594,13
1156,14
1060,13
«6210,19
4780,27
N". 9.
181,52
»
»
960,55
2013,03
1724,99
902,73
»
1345,36
N". 8.
»
»
»
»
»
119,56
656,71
)>
778,93
N°. 7.
242,48
)>
»
32,88
»
»
1079,78
»
4,08
N°. 6.
»
»
»
»
»
»

2025,37
»
i
, »
N°. 5.
M
»
»
»
»
J)
T O T A A L .
5 258,2 1
5 669,2'.)
4 441,16
10 110,45
6 187,37
6 827,40
4 251,46
3649,88 11 975,1'2
»
,,
12 210,56
T O T A A L
GENERAAL.
10 505,9864
14 399,99%
12 001,20
26 401,19V.
8 393.25
9 465,01
5 154,09
15 557,22
21 636,12
19 651,31
61 103,22
26 889,51
87 095,20
o
'O 'S
a
" • » • „ „ i , , , . , . .
-O
"3 S c 0 13 5
Sn p 3
33,35 1 Junij t/m. 19 Nov.
• " ' ol 112 dagen
36
30
33
32,91
39,44
33,25
38,89r'
54,09
59,755
45,84
1 Junij t/m. 28 Oct.
15 Junij t/m. 6 Oct.
112 dagen.
103 dagen.
74 dagen.
150 dagen.
27 Mei t/m. 30 Oct. of'157 dagen
139
£ s
a> 'T 5 w) 3 e, * * Z
: • "cS g
172
133
114
110
99
71
132
127
124
Verbruikte hoeveelheid brandhout.
8
>
6
2060 steenkol. 4708 geldsw. f 9353
t
1
5000
5000
2000
5000
857
p. m. 900
geldsw. f 5409
t
t
f 10 000
10 000
4 000
12 500
12 211
p. m.-12 500
Gebezigde koelies gedurende den maaltijd
(D *£
§ o_o B O -S s s
S ^
qj ® . J= 3 S t, O d O k s o >
i i
N S P ~ •£>
* .S •
M S 'S o
Betaling der koelies gebezigd:
°> '2 >
G O
'c '* c ! «I 2 2 ^ K O cS o > c 0
f 225 nian gem.'snijl. 1 duit
350 gem. p d.
450 gem. p. d.
25 500
24 000
15 500
gem. 40 koel. per bouw en gem. 50 karren per bouw.
voor het snijd. p. m. 26 400, gecontracteerd met 196 karrenvoerders.
72 975 of 525 gem. p. d.
p. etmaal.
350 gem. p. d.
325 gem. p. d.
22 400
20
11
22
p. m. E
400
100
500
3 000 of p. m. 3o0 gem.
P
32
d.
848
p . b o s f o l 3 4 transport l'A ct. p. b. f 9231.
3 ct. p. bos.
4 ct. p. bos.
f 11 600
13 000
7 000
2Vj cent.
snijl.fl0573 riettransp. f 20 683
snijl. 1 à 2 duit. p. bos, transporti. f 1,75 koper de 100 boss.
• i Ci . s S o
c3 N :^> N 3-S* c.S h D h O >
f 10 468
20 à 50 ct. p. d.
25 à 45 ct. p. d.
33'/, ct. p. d.
id.
id.
30 à 41 ct.
f 17 648
30 à 38 ct.
Verk. in pil het .oogst;
"3 OS "S
14 944,31
13 415,—
11 303,08
24 718,08
8 841,50
8 581,91
4 955,90
15 292,30
20 458,96
26 521,17
85 651,74
ï c î i e i tide aar lfc
>
flu
Ë c
37,3 G
33,5 i
28,25
30,89
34,94
35,75
31,56
38,23
51,15
58,93
45,08
De aanplant over 1870 bestond niet uit de volle 400 bouws , aangezien daaronder begrepen zijn de slooten , paggers , wegen enz. om en in de rieituinen. d. Bovendien moesten (tijdens de opgaaf) nog 4 017,90 pikols geleverd worden.
N*. S. 33. 5
18
N 4M E N D Eli
G '.vesten. Regent
schappen. Districten. Fabrieken. Eigenaren. Administra
teurs.
a
c
PH a a es B CD 1 3
C

r r t
,s
CD
CO
hr
p
1-1 ; « ' P 1 M
,KH
&H
i> o o »o fl > >• 3 o .o
Madura.
Soerabaija.
Pamakas
Sidho-ardjo
Soerabaija en Sidhoardjo.
Sidho-ardjo
Kotta en Boender.
Djenggolo If.
Djabakotta en Djenggolo I.
Rawapoeloe I.
Soerabaija.
Modjokerto
Rawapoeloe I en Djenggolo II.
Djenggolo I en IV.
Djabakotta.
Modjokerto.
Modjosarie Lor.
Madjoagoor.g enModjoredjo
Teedja.
Tjandi.
Boedoeran.
Waroe.
Porrong.
Tangoelangin
Ketegan.
Ketabang.
Sentanan Lor
Koning Willem II.
Djombang.
J. F. Men tel. C. A. G. Men400 tel.
Erven J. E. The Boen Kell Banck en The Go an Tjing.
P. H. A en A. J. F. Ni F. G. van den Broek. gebrugge.
Erven J. D. Kvusoman. J. D. Kruseman jr.
The Boenhie TheBoentiong c. s.
Han Tiau Hien Han Tiau Hien
Erven mr. A. J. M. MaJ. Bake. thijssen.
Han Tiau Kie
W. Twiss.
F. van Delden.
Anemaet en O.
Han Tiau Kie.
H. W.v.Oven.
F. van Delden
J. C L . J. van Deun.
Transporteren
400
480
400
400 200
480 287
480
240
400
490
400
4170
480
400
490
Taxatie.
& 3 O
13
190 140
480
125
125
CD T3 CO
70
75
49
13
Verkregen bossen liet per bouw van de
có ? 3 O £1 ^ O o CC'
CD - 3 CM
w 5= 3 O - Q
ü
o o co
CD - 3 00
CS 1 3
Gewigt v;in den bos riet afkomstig van de
CC £ 0 C ^
* j
O o U2
© ^ <M
m * 3 O - O
* j
C O co
CD T3 OO 13
19
2100
1625
2000
t'
1900

t
1800
1700

t
1600
»
t
1375
1300
M
900
2127'/»
In het geheel 461 540
2481
2875
40 katt.
40 pond
411/, katt.
t
t
M
t
25 katt.
30 pond.
»
t
n
t
t
»
f
15 katt.
20 pond.
»
t
1)
9 pond
Japara riet pi. m. 45 katt. Cheribonsch riet pi. in. 51 katties.
n. Ter completering der gouvernementslevering zijn bovendien nog op de veilingen gekocht 761,32 pikols n°. 20, 81,36 n°. 15, en 500 n°. 13, ofte zame
CD
O H s CD ÜO CD U M £H CD f*
CD *
3 CD co
O X>
CS
Ö
3 O . Q
CO O -o
0 CD u
3 «
ÜB
CD CcD
CD 13 13 ^ s-s CD « o
g .a 3 u
CD m CD o I a - 0 CD 3 13 ; o a' c3 . S
t. bo P p o CD . S 0JJ"3 m S S OH CD h 3
CD «j is ca
OH 03
o J3
_l
CD ^£
3
CD JS O S
CD
es ,a hn
1 - !
CD 1 - ! 1 3 H CD O
*CD H
03 <u
a bl)
O >
P H 03
CD
V E R U A R D I ( i D H (
AAN H E T GOUVERNEMENT GELEVERD.
N". 20. N°. 19. N°. 18. N°. 17. N3. 16.
32 katt.
pl. m. 35 V, pd
41V4 katties.
26 katt.
pl. m. 48 katt.
70 kilo per bos van 75 stokken,
20 katt.
25% 7„
9 V, katt
26 à 30 7 0
10'Akilo
8 240 000
16 550 990
11 817 400
7 786 350
9 275 959
15 098 740
13 175 000
3 891000
12 436 320
17 348 000
14 892 800
8Q




9V,°

6 of T

8 à 87„°
8V»°
n
»
»
1942,72
2546,17
1127,77
6800,54
11,91
2017,37
4156,37
11,57
715,97
1758,16
765,06
2865,68
2977,03
4698,60
5822,34
408,81
7541,80
4439,38
491,70
605,72
4171,78
6458,62
391,60
81561
1470,46
992,74
583,91
4013,94
1209,52
2380,04
415,35
1096,76
3307,53
n
1333,34
1313,27
4,05
460,86
395,89
281,83
1293,01
N*. 15. N°. 14. N°. 13. N°. 12. TOTAAL.
501,64
644,96
749,06
81,05 60,54
660,02
1111,58
487,65
391,33
24,97
672,70
45,95
1446,37
255,25
701,54
3308,41
1910,22
3874,29
629,59 2806,09
410,59
553,84
2318,00
1833,34 1317,35
99,96
2585,12
156,56
1371,32
506,43
1723,66
623,30 261,60
5443,57
2293,26
1679,31 483,11
464,09
395,21
238,82
34,14
886,68
89,21
a. 2 947,32
tt'
b. 11399,48
c. 16 430,43
5 200,
11903,10
96,49
d. 14102,40 (14 602,41)
20 153,34
e. 3 241,52 (5 163,56)
19 991,38
15 371,06
f. 9 585,92 (11920,87)
127 378,63
1342,68 pikols. b. Als voren, nog bij anderen ingekocht 1788,60 pikols. c. Als voren, 736,77 pikols n°. 19.
4 ill)
19
O E V E E L IK; 11) S U I K E R IN PIROLS.
VRIJK B E S C H I K K I N G .
r*. 20.
-4
7,32 » J
3,48
3,43
3,10
3,50
130,13
2,40 ',41)
3,3*
1,52 ,56)
1,38
1,06
),92 ,87)
3,63
N°. 19. N°. 18. N°. 17. N°. 16. N°. 15. N \ 14. N°. 13. N°. 12.
110,83
32,37
274,61
162,44
3251,84
265,19
147,30
2471,55 467,19 »
1371,47
1534,75
170,77
1195,66
165,11
660,50
185,51 122,20
67,21
618,41
728,29
256,56
142.14
57,44
2,19
619,80
1651,36
10,26
701,31
440,99
1128,95
242,15
1232,42
35,56
87,77
2420,16
4637,65
568,20
268,95
171,55
1094,44
2419,51
2423,19
714,25
645,86
18.8,15
N°. 11. N°. 10. N". 9.
466,14; 1232,57
986,82 1813,64
118,46
610,84
2964,12
318,91
2239,63
729,63
2154,79
1336,21
405,84
2192,47 1911,33
2965,82
732,30
1505,92
1354,88
109,25
2229,36
461,65
2888,14
84,51
2414,60
609,03
1349,50
2046,22
1713,99
353,33
1125,12
3194,44
277,71
2006,55
422,51
982,51
1216,75
410,93
588,65
N°. 8. N*. 7.
1923,82
948,44
233,61
101.48
268,32
1651,92
323,14
328,98
693,77
136,49
341,55
125,95
60,12
434,70
N°. 6.
414,85
97.82
74,20
95,75 51,05
2090,81 2619,78
2048,46 1616,52
N \ 5. TOTAAL.
1010,81
TOTAAL
GENERAAL 'S 'S
O
a
<D 'S a
SS >
11 132,98
5 533,84
8 824,69
16*84,%
4 312,87
6 079,92
105,13
» »
• Als voren, 500 pikols.
96 952,83
e. Het tekort, is aangekocht als volgt: '257,67 pikols n°. 20, 500 n°. 19, en 164,37 n°. 14, te zamen 1922,04.
1284,53 383,21
I4(t80,3()
16 933,32
-'5 255,12
22 084,98
35,20
42,335
52,61
13 Junij tot 6 Oct. of 115 dagen.
1 Junij tot 30 October,
1 Junij tot 5 Nov.
55,21 6 Junij tot 22 October
16 215,97 40,54
20 182,32
12 374,40 32 527,94
2 205,42
157,59
16 129,24
13 056,13
U 551,14
5 446,94
42,045
67,76s
22,69'
36 120,62 90,80
28 427,19
21 137,06
224 331,46
58,01
52,84
1 Junij t/m 30 Sept.
1 Junij tot 17 October,
29 Mei tot 29 October
160 dagen.
30 Mei t/m 15 October
8 Junij tot 7 Nov
24 Mei t/m, 24 Nov.
s 'S -g
a. £ O 0> Si ÖD C3 c3 =ß
5 C
Verbruikte hoeveelheid brandhout. Gebezigde koelies gedurende den maaltijd. Betaling der koelies.
Ö o
•^ c -3
O O >
ö o CS ' S
•* 'x>
13 • " -M o .2 U O u O -3 ^2 O
100
124
124
O o
A S 5 o o >
92
97
101
2<i0 ton steenk.
482 460 stuks
19 000 pikols van pi. m. 10 stuks p. pikol
450 000 stuks
80 000 stuks,
117%
117
97
114
120
f 5 000
f 15 382
13 000
brandh.fl5203 rietblad. 2797
f 11700
9 500
1800
1500
20 656
350 gem. per dag.
16740 karren.
530 gem. p. d
290 <lag eu jsnijl. 1 duit, nacht. vervoerloon 2 duiten p. bos.
36937 koelies, f 23 118,16
870 gem. p. d.
46 616, waaronder 10 688 vrouwen.
S o s 13 cä s :^5 M Xi I-t
O
Verkregen productie in pikols, gedurende het oogstjaar 1869.
25, 30, 40!, 50 en 60 c't. p. d.
f 12 912,14
27; ct. per 50,45,40, bos. 35 en 33 et
mannen 35 à 50 ct., vrouwen 21 ct. p. d.
13 464,19
15 520 karrenvoerders en 19 400 rietsn,
28 713
rietsn. niet opgegeven , voor transp. 280 karren- en 80 rietpraauwv.
brandh. f 4572 rietsn. 20 820, steenk. 4200 karrenv: niet
28 130
30 198
andere brandstof 1500
brandh,fl8000 steenk. 5000 rietblad. 8000
f 22 000
f7000
opgegeven.
rietsnijders onbekend , karren 300.
40 000 rietsn, en 300 karren.
380 gem. p. d,
20496
aangenomen 480, dagelijk! gewerkt 320.
392 mann, en 63 vrouwen, benevens 276 karren.
70 000
Snijl. 1 ct., transporti. l'/2 ct. per bos.
f 22 954
snijl. 1 ct., transporti. 2 duiten à 3 ct.
rietsn. 15865 verv. 10892 f16757
35 et. p. d.
snijl. 1 ct., transporti. 2 et.
snijl. 1 et., transporti. 67/100ct.p.b.
snijl. 1 et., transp. 1% ct. per bos.
f 26 549
40 duiten à 50 ct.
f 8198,40
40 à 50 ct. p. d.
van f 18,75 tot f6 's m. en eten.
27 ct. p. d. v. 12 uren.
19 503,60
24 226,80
IS 404,74
16 825,36
19 417,72
26 019,41
484,94
29 952,45
23 871,44
22 004,
207 710,46|
f. Ter completering der levering zijn bovendien bij anderen nog opgekocht 2334,91 pikols.
20
Gewe3ten.
Soorabaija.
ƒ
N A M E N D E R
Regent
schappen.
Sidho-ardjo
Modjokerto
Sidho-ardjo
Modjokerto
Districten.
Rawapoeloell en Djenggolo III.
Djenggolo III.
Djenggolo I.
Modjokasrie.
Djenggolo III en IV.
Rawapoeloe I en II.
Modjosari Kidool. •,
Modjoredjo
Modjokerto en Modjo-agoong
Modjosari Lor
Fabrieken.
Watoetoelis.
Balong bondo.
Sroenie.
Gempolkrep.
Krian.
Kremboong.
Ketan en.
Goedo.
Brangkal.
Bangsal.
Eigenaren.
A. F. A. Loth en J. A.Loth , wed. de Haan.
C. N. van Lawiek.
G. 3. Eschauzier jr.
Th A. van Laer.
P. van Vlissingen en D. van Heel.
G. F. C. Rose.
Int. C red. en Handelsvereeniging te Rotterdam.
L, Johan en M. Jordan.
G. J. Escb.auzier en H. W. van Oven.
J. H. Fucl*ter.
Administra
teurs.
Per transport
W. M. Puijt.
C. N. van Lawiek.
G. J. Escliauzierjr.
H.D. baron van Reede van Oudtshoorn.
A. A. Ball.
G. F.C.Rose, thans J. Ligtvoet.
0. G. Sand.
Janssen, thans J. M. Molijn.
P. A. de Vries.
Deij, W . C .
Totaal
.2 c
CD
K CD
C3 i'—* s « 02 . 'O .M S. a > > •I s
'S a •M s <B > £ 02 02 > to g S'" 4170
480
400
440
400
400
450
3O0
21C
30C
31C
7860
j Taxatie.
m Es 3 O £i
+ j rH O O CO
o2
480
400
11 '/,
t
400
t
300
t
300
200
02
S o
.O
O o 02 02 'O (M
»
n
46V4
f
»
t
))
t
n
110
r» Es 3 O 'O
o o f» o -o CO
»
»
167 Vs
t
»
t
»
t
»
»
02 E' 3 o .
O o 02 na -*
»
»
214%
t
H
t
»
t
))
))
Verkregen bossen per bouw van
02
P*
O .o 5 o m
02
T—l
2162
2426
2317
t
2120
t
2911
t
251C
2798
02 Es D O rQ
o o 02
02 'O (M
*
J)
»
2440
t
»
t
»
f

2798
02 Es 3 O *Q
+j
O o 02 02 'O CO
»
»
2260
t
»
t
»
t
»
»
riet de
CC Es 3 O .O
O O 02
02 'O
»
»
2029
t
»
t
»
t
»
»
Gewigt van afkomstig
02 ? 3 O r=>
O O
Ol 02
02
T H
t
40 A. p.
54 katties.
t
60 A. P.
t
40 katties.
t
t
t
02
5
o o
</2 o 'O (M
»
»
48 katties.
t
»
t
»
t
»
t
Jen bos riet van de
02
O , û
o o 02
02 'O CO
»
»
43 katties.
t
n
t
ÏJ
t
»
u
Es 3 O ' O *-» r-* O O 02
0) ' O
n
u
37 katties.
t
»
t
»
t
»
»
a. Ter completering der gouvernementslevering zijn bovendien bij anderen nog opgekocht 500 pikols nc. 20. p. Als voren, 1001,23 pikols. o. 1
02 " "
o £> s
02 "B S ci

Es 01 i20
' O 02 3 -= i-g
CD ** o
* ts c .2 3 '" 02 r/2 02 C2 £P.O .3 S " CD g T 3 t S r- s a - S-° bD > b Es ^ i ; S a °
d g mab pas
02 *H S
' O s»
g 'O <3 O
02
O
CJ2 • 02 «"
M
02 g
•° 3 3 oS eS o; > W CD
03 CD •Si? M p 2
"CD PH
r^ « 'a-g
02 rt
V E R V A A R D I G D '
AAN H E T GOUVERNEMENT GELEVERD. _^
N°. 20. N°. 19. N°. 18. N°. 17. N°. 16. N°. 15. N°. 14. N°. 13. N°. 12. TOTAAL.
2162
2426
2170
2250
2120
1654
2911
3849
2510
2798
40 A. p.
41 katties.
35A.p.
60A.p.
40 katties.
15,4 kilo
40A.p.
40 katties.
11,48 katties.
12 A
12 717 900
15 000 000
12 762 700
5 V 1 0 B katties.
4,5 kilo.
12A.p.
12 katties.
12 000 000
9 290 860
11258 900
6 984 500
39 890 per bouw.
9 324 380
8 194 800

T
10°
6"
9 %





3,25
4098,78
36,96
n
»
»
»
»
n
500,—
904,70
3547,58
7788,38
261,32
2269,27
6321,42
528,65
17,01
2409,79
1122,82
551,35
3464,81
613,04
2186,94
4724,81
1291,27
72,36
2284,28
3818,29
475,91
318,08
1182,74
322,36
1251,07
766,51
1327,43
2049,43
156,83
145,78
332,35
698,81
n
1216,16
1480,35
698,35
736,96
1 7 ,
810,00
436,38
348,00
979,70
271,17
440,60
393,60
379,62
116,69
1444,73
2590,01
1987,08
2794,27
682,54
3696,96
1256,81
1267.1C
132,33
2208,05
2037,54
394,80
2870,54
240,27
»
904,12
547,73
73,09
U
846,69
753,29
240,17
56,65
589,11
127 378,63
11 882,3'
a. 12 149,3.'
i. 17 446,01
4 963,*
8 000,
16 240,»
c. 7121,4
d. 4 070,0;
;5 779,29'
e. 6 664,* (9 323,2«
f. 226 G39,&'
voren, 3802,67 pikols. d. Als voren, 1709.27& pikols. e. Als voren 2658,36 pikols.
91
H O E V E E L H E I D S U I K E R IN PIROLS.
V R I J E B E S C H I K K I N G .
N". 20. N°. 19.
47,26
966,90
49,33
N°. 18. N°. 17. N°. 16. N°. 15. N°. 14. Nc. 13. N°. 12. N°. 11.
193,62 262,68 1426,17
63,10
1112,21 722,37
780,94
268,67
49,25
99,91
363,32
13,01 52,49 75,44
11,11
2750,85
123,24
2,27
80,36
10,78
997,27 1678,01
580,47
2106,44
1145,78
208,28
778,37
838,10
1500,12
2115,86
1072,57
N°. 10. N°. 9. N°. 8. N°. 7. N°. 6. N°. 5.
688,29 1631,44
2180,93
6532,41
2079,91
2916,64 1288,73
692,51
3,95
2485,58
352,85
370,58 1673,44
1540,51
4091,27
2209,66
923,69
1543,90
1637,71
5445,60
1043,11
3234,51 3841,47
283,05
15,41
» »
171,20
1913 38
2629,65 261,19
70,38
754,57
1099,34
1860,80 792,13
189,20
567,41
366,57
264,67 229,41
957,64
8556,35 3873,19
1053,70 1226,24
228,—
TOTAAL.
96 952,83
9 447,41
10 956,46
13 622,68
13 734,27
16 037,47
7 438,60
6 848,51
6 136,78
17 875,14
7 177,86
TOTAAL
GENERAAL.
O
O
03 a o o
S3 3
o rr> a o %* 3 <n to ft o u ctl c5

M s * o c-.l) TO
a es
224 331,46
21 329,78 44,43 1 Junij tot 25 Nov.
23 105,81 57,766 1 Junij tot 20 Oct.
31 068,69
18 698,25
24 037,47
70,61
46,74
60,09
23 679,44
13 969,91
10 206,80
24 539,98
206 228,01
52,62
46,56
48,60
81,80
17 900,-57,74
9432 867,59 55,07
25 Mei tot 1 Oct.
25 Mei tot 26 Oct.
27 Mei tot 6 Nov.
20 Mei tot 5 Oct.
10 Junij t/m. 5 Nov
177 dagen.
1 Junij t/m. 30 Oct
12 Junij tot 21 Nov.
123
105
100
107
114
117
122
160
109
116
Verbruikte hoeveelheid brandhout.
<D T3 C £ a> ra s • ffj to re; T3 > o
Gebezigde koelies gedurende den maaltijd
d) 'g > . a -t-3 G o » o G ' * O .s o a .,—i 03 '? > o s -S -o S S U O 03 o j * e o
Betaling der koelies gebezigd :
i i CD ,03 -a =~ S o CS T 3 03 N : G » -? 'O I a
CD . 3 • 'O "' ^ 0.2
CS •;-.
^ £ CD O ~* "o -§ § a
S " o « .2 ^ C O 2 r-, h
B OD 03 T 3 '03
CD T3
r>
500 000 stuks.
300 000 stuks.
9000 pikols.
f' ^ ^ S m 9 s Ä k o l r r / 0 W O T d a m e T , f ' t e r aanvu liing hunne * verpi!gte ieveri
van 243593,46 pkols. Deze opgaven Vorschulen met die in de voorafgaande bijlage F F , vermoedelijk zijn de onderwerpelijke, als van jongere dagteekening, de meest juiste.
17 000
20 000
250 karren.
hout en andere brandstoffen f 16 000
26 961
pi. m. f 20574
pi. m. 15 000
f 18862
rietsnijders niet opgegeven, voor het vervoer circa 250 man p. dag.
rietsnijders van bestuurswege voor het vervoer. 240 karren.
voor het rietsnijden 450 voor het vervoeren 300.
Verkregen productie in pikols, gedurende het ,oogstjaar 1869.
6 000
28 000
6 000
225 karren per dag.
41210
pi. m. 1100
pi. m. 400 man per etmaal
60000
f 28 147 f 14 424
gouvernementstarief.
207 710,46
420 gemid. per dag.
snijloon 1 ct., transporti. 2à274duit, per bos.
30 à 50 ct. per dag.
gouvernementstarief.
snijloon 1 et. vervoerl. 1%, 2, 3en 4 et. p. bos.
35 795 1 et. en 2 duiten.
200 snijders on 150 karren
400 rietsnijders, 225 karren.
225 karren.
230 daags.
270 daags.
37 970, d.i. 330 gemid. per dag.
snijloon l e t . , transport. 2 duiten per bos.
1 et. en 2 duiten.
417. à 55 ct.
27j ct. per bos.
35, 40, 45 en 50 ct. per dag.
25 à 50 ct. per dag.
30 ct. gem.
30 ct.
snijloon 17. transporti. 2 ct. p. bos.
40 ct. per koeli.
20 606,09
16 870,60
25 511,09
16 092,55
21231,49
23 128,36
16 716,09
11 115,49
21933,17
16 931,84
3 O Xi
a CS
42,93
42,18
57,98
40,23
53,08
51,40
55,72
52,93
73,11
54,61
397 847,23 50,615
N°. S. 33.
g. Ook dit cijfer levert verschil op met de betrekkelijke opgaaf in bijlade FF. Vergelijk het slot der voorgaande aanteekening.
^^m^H ^^•I^^HI^^^^MMH^^H^^HH
fewi
'Wib ''agal.
Nkalo
V a r
'apara
Rembs
foeral
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8
Koloniaal verslag van 1871.
MDERLANDSCH (OOST-) INDIE.
BIJLA.GE H H .
N°. 34.
OVERZIGT der van bestuurswege aan de suikerfabrikanten verstrekte rietsnijders,
over de jaren 1866—1870.
N WESTEN,
"Wibon. Ngal.
'ekalongan.
5aoiarang.
apara.
pmbaDg.
f°8rabaija,
FABRIEKEN.
10 fabrieken, (a)
Doekoewringin. (i)
Adhiwerna. (b)
3 fabrieken, (a)
Kaliwoengoe.
Poegoe.
Tjipiring.
Gemoe.
9 fabrieken, (a)
Waringin Agoong.
Tjandi.
Boedoeran.
Waroe.
Porrong.
Tangoelangin.
Ketegan.
Ketabang.
Sentanen-lor.
Brangkal.
Willem II.
Bangsal.
Djombang.
Watoe-toelis.
Balangbendo.
Sroeni.
Gempol-krep.
Krian.
Kreniboong.
Ketanen.
Goedo.
AANTAL DAGDIENSTEN DER VAN DESTUUESWEOR
VERSTREKTE RIETSNIJDERS.
18G«.
»
1378
2 000
(c) »
186?.
21216
31055
42 925
42 800
18 949
20 466
40 902
15 760
52 720
30 576
48 000
30 000
48 000
38 750
28 650
41102
39 788
40 416
30 819
36 000
26 400
18G8.
29 984
24 823
39 388
»
22 099
31788
40 548
19 569
26 789
44 817
18 881
51090
27 376
48 000
30 000
48 000
40 880
28 591
40112
56 000
»
27 753
36 000
26 400
18®9.
9 000
21310
27 089
40 734
I)
13 820
23 765
42 722
24 519
45 600
24 240
48 000
30 000
48 000
42 810
26 961
42 167
38 800
»
25 399
36 000
26 400
9 000
21437
28 866
42 658
»
13 891
21208
43 501
19 200
54180
»
102 000
48 000
96 000
43 560
31955
39 759
58 000
»
30 898
36 000
Ï8?0.
21480
35 370
S0 579
30 874
»
21335
29 051
37 184
20 320
54 800
95 200
48 000
112 000
39 327
29 000
37 915
62 800 »
38 034
37 200
n
AANMERKINGEN.
Waar geen verstrekking beeft plaats gehad, is zulks door » aangeduid.
(a) Ten behoeve van geen der ondernemingen werden in de opgegeven jaren rietsnijders van bestuurswege verstrekt.
(Ö) Alsvoren ten behoeve van geen der 6 overige ondernemingen.
(c) Geen aanteekening gehouden van de verstrekking in 18G6.
2
GEWESTEN. FABRIEKEN.
AANTAL DAGDIENSTEN DER VAN BESTUÜESWEGE
VERSTREKTE RIETSNIJDERS.
1 8 3 6 . 1 8 6 ? . 1 8 6 8 . 1 8 6 9 . 18?©.
AANMERKINGEN.
Pasoeroean.
Probolinggo.
Bezoeki.
Banjoemas.
Madioen.
Kediri.
Madura.
17 fabrieken, (d)
Oembool.
Soemberkareng.
Bajoeman.
Gendeng.
Padjarakan.
"Wonolangan.
Kandang djati.
Djaboong.
Phaöton.
Loemadj ang.
de Maas.
Boedoean.
Wringin Anom.
Olean.
Pandji.
Kalibagor.
Redjosari.
Poerwodadi.
6 fabrieken, (d)
Teedja.
25 680
10 800
41 300
10 600
48 650
20 400
22 990
n
48 314
11782
(f)
»
18 026
12 348
14 200
46 200
30 800
55 650
24 300
26 696
»
47 560
14 000
(f)
7 050
12 774
20 936
52 141
16 320
48 000
32 200
56 000
23 700
24 252
»
47 144
10 191
(/)
10 650
12 958
22 428
36 997
))
10 309
24 000
17 100
62 500
33 250
53 200
41750
55 308
»
47 880
20 400
(f)
10 350
16 524
16 983
32 991
»
7 838
(h) 34 250
(h) 28 800
(h) 16 753
(h) 20 988
(h) 40 434
»
7 624
{d) Als bij Cheribon.
(e) Ofschoon in 1870 t«:
behoeve van al de su' ker-ondernemingen Probolinggo verstrek king van rietsnijdei heeft plaats geha' zijn deswege echter I nog toe geene cijf'e: gemeld.
(ƒ) Van de in de j are' ^ 1866 tot en met 186:
ten behoeve dezer o» derneming verstrek'1
rietsnijders, is geen \>e p., hoorlijke aanteekeniK gehouden.
(g) Als voren wat 1866 be treft. -__
(h) De juistheid van de«1 Q, cijfers wordt in twijw getrokken. ïa<_
Pet
San
Jap
Ren
SSoe
^as,
Z I T T I N G 1871 — 1872. 8.
N.
!. O te' esui en i' tre* ijdei' 3ha<) er t« •ij'H
Koloniaal verslag van 1871.
NEDERLANDS«! (OOST-) INDIE
BIJLAGE JTJT.
N°. 35.
OVERZIGrT der voor den arbeid in en bij de suikerfabrieken van bestuurswege
verstrekte arbeiders over de jaren 1866—1870.
186!
r o»' rekt' '*3 GEWESTEN.
»6 be
wijf'e M l e n b o n . ïagal.
"ekalongan.
''atnarang.
Japara. ambang,
^oerabaija.
'4s°eroeau.
FABRIEKEN.
10 fabrieken, (a)
8 fabrieken, (a)
3 fabrieken, (a)
Kaliwoengoe. (b)
9 fabrieken, (a)
Waringin Agoong.
Tjandi.
Boedoeran.
Waroe.
Por rong.
Tangoelangin.
Ketegan.
Ketabang.
Sentanen-lor.
Bran gk al.
Willem .11.
Bangsal.
Djomhang.
Watoe.-loolis.
Balangbendo.
Sroeni.
Gempol-krep.
Krian.
Kremhoong.
Ketan-en.
Goede.
Pleret.
Sariredjo.
Soekoredjo,
AANTAL DAGDIENSTEN DER VAN BESTUURSWEGE
FABRIEKARBEIDERS.
1 8 6 6 .
»
»
»
770
»
2 400
15 600
19 200
20 400
15 600
16 800
10 800
10 800
» (
.• 1
»
»
»
20 400
19 200
19 200
»
22 800
4 500
»
»
17 920
Î)
1270
I M * ,
»
»
»
»
10 366
13 090
»
13 464
17 444
15 360
12 337
2 620
2 340
4 235
»
27 745
18 819
12 300
6 930
»
8 732
»
»
12 232
»
2 700
1 8 6 8 .
I »
J)
»
1>
11
11340
18 055
»
12 320
15 400
7 020
7 850
2 240
7 400
3 980
»,
8 040
5 795
14 490
9 240
»
4 540
»
»
8 313
»
3 103
I 8 6 0 .
H
»
»
»
8 874
12 533
))
8 208
9 984
11475
4 400
n
i)
»
15 700
12 920
10 098
6 900
»
4 416
'J
»
4 814
»
»
VERSTREKT!
18?©.
J>
j?
J)
f)
3 525
7 212
3)
1 900
3 125
5 805
t)
»
I)
»
J)
7 348
6 740
3 456
JJ
))
2 935
J)
)>
))
»
»
AANMERKINGEN^
Waar geen verstrekking heeft plaats gehad, is zulks door » aangeduid.
(a) Ten behoeve van geen der fabrieken werden in de opgegeven jaren arbeiders van bestuurswege verstrekt.
(b) Alsvoren bij geen der 3 overige fabrieken.
É
2]
GEWESTEN. FABRIEKEN.
Probolinggo.
Bezoekt
Banjoemas.
Madioen.
Kediri.
Madura.
AANTAL DAGDIENSTEN DER VAN BESTUÜRSWEGE VERSTREKTE
FABRIEKARBEIDERS
Kawisredjo.
Djakatra-Oost.
Gaijam.
de Goede Hoop.
Dankbaarheid.
Bekassi-Oost
Kloerahan.
de Onderneming
Wonoredjo.
de Hoop.
Ardjosari.
Wangoon-redjo.
Ardiredjo.
Yossowilangoon.
Oembool.
Soemberkareng.
Bajoeman.
Gendeng.
Padjarakan.
Wonolangan.
Kandangdjati.
Djaboong.
Phaëton.
Loemadjang.
de Maas.
Boedoean.
Wringin Anom.
Olean
Pan dj i.
Kalibagor
Redjosari.
Foerwodadi.
Modjopangoong. {[)
Teedja.
1 8 6 6 .
5 160
»
17 531
7 209
»
1 781
8 729
4 268
16 267
20 571
19 471
ï)
10 775
5 445
5 778
»
10126
1860
4 005
4 340
22 800
25 200
21600
»
18 000
28 600
9 477
»
13 113
186?.
3G60
11354
3 127
»
1790
9 419
14 140
11907
16 059
»
12 145
11 607
3 648
23 141
28 276
16 880
»
19 313
»
995
1 8 6 8 .
3 795
n
6 490
2 369
»
n
3 128
»
9 590
11220
11988
»
11 985
3 800
1675
2 610
19 290
(c) 32 985
(d) 13 966
»
(d) 21 781
H
1250
186®.
!>
3 019
7 975
4 875
ISS"©.
AANMERKINGEN.
?
2 205
5 553
»
7 510
»
7 624
(c) Hieronder begrepen de dagdiensten gepresteerd voor het vervoer van het suikerriet naai den molen.
{d) Verbeterde opgaven.
(e) De voor 1869 opgegeven cijfers verdiene»,; weinig vertrouwen e* zijn daarom niet ing«";; vuld.
k (ƒ) Ten behoeve van gee% der 5 overige fabrietj ken in dit gewest werf den in de opgégeve« j aren arbeiders van bef stuurswege verstrekt'
41 %
Z I T T I N G m i —I8T2.-—
Koloniaal verslag van 1871.
SfEDERLANDSCH (OOST) ÏND1E.
BIJLAGE LITT. H K .
8.
N°. 36.
^-^gSBkiaaBsm
s H
!
I o I
.9
1
g
M
1 2 3 4 5 6 7 8 10
11 12 13 14 15 16 18
29 30 31 32 33 34 35 36 37
ÂANTOONING van den betrekkelijken groei der verschillende kmaisoortea
gedurende één jaar.
CINCHONA.
Lengte op Omtrek van den stam op
ultimo December
1869. 1870. 1869, 1870.
TOELICHTINGEN.
M E T E K S.
Hasskarliana Calisaya . id. Calopiera. Lancifolia. id. . Micrantha Carabayensis Lanceolata .
6,950 5,300 4,270 6,000 3,950 4,770 3,000 10,000 7,450
7,150 6,200 4,700 7,100 4,770 5,600 4,560 10,100 7,800
0,430 0,130 0,167 0,330 0,175 0,160 0,160 0,410 0,186
Hasskarliana. id. Succirubra . . Calisaya. . . . Succirubra . .
Hasskarliana Calisaya. . . id. . . . Hasskarliana Caloptera . . Succirubra . Officinalis. .
8,000 8,300 4,000 3,700 4,700
4,250 4,030 3,650 8,100 3,900 3,000 3,200
8,000 9,300 5,000 3,900 6,390
0,460 0,450 0,180 0,150 0,200
4,965 5,505 4,800 8,725 6.275 5,465 4,405
0,390 0,200 0,210 0,400 0,250 0,155 0,170
Hasskarliana Calisaya . . Hasskarliana Succirubra . id. id. id. Micrantha . id.
10,960 5,240 8,250 9,640 8,490 5,550 6,680 8,470 4,180
11,840 5,780 8,990 10,910 9,540 6,070 7,960 9,370 5,080
0,530 0,430 0,420 0,490 0,440 0,470 0,450 0,360 0,220
0,470 0,170 0,190 0,390 0,230 0,200 0,275 0,480 0,260
0,490 0,475 0,300 0,250 0,310
0,435 0,235 0,255 0,455 0,345 0,335 0,265
0,580 0,480 0,460 0,560 0,480 0,550 0,490 0,410 0,270
Junij Mei » » » n September Junij January
i860.
.„»afligt beschaduwd
1865.' 1864. » 1867. 1857. 1856.
1860. » 18G7. 1866.
1ste kwartaal 1864 3de 1ste 3de 2de lste 3de
Maart
April
November » September Maart
1868 1867 1861 1865 1867 1860
1862. 1865. 1862. 1863. n 1865. » 18.13. 1867.
kv.^ de boomen die vóór 1864 werden geplant, hebben tot medio 1864 meer of min in de schaduw der oorspronJke bosschen gestaan. Opmerkelijk is de krachtiger uitzetting der planten die in vol zonlicht zijn geplaatst. Ht °.°r do periodieke metingen worden wel is waar gezonde en krachtige, maar juist niet de hoogste of' sterkst .bikkelde boomen uitgezocht. Onder al do soorten komen exemplaren van grootore afmetingen voor, dan op 3 tabel vermeld zijn. Onder de Hasskarliana's, Calisaya's en Succirubra'a worden individuen aangetroffen Gammen van 6 decimeters omtrok. ' i
ZITTING 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
IVEDERLANDSCH (OOST-) INDIE.
BIJLAGE LIT . L,!,.
N°. 37.
KINACÜLTÜÜE OP JAVA.
Aantal boomen, planten en stekken aanwezig bij het einde
van elk der jaren 1868, 1869 en 1870.
LIGGING
ÉN
GEMIDDELDE HOOGTE
DER
PLANTSOENEN.
SM O
S co
O
In den vollen grond geplante uit stekken opgekweekte planten en eenige andere van vroeger aanwezige boomen.
Tjibodas (1430 meters.)
(Geb. Gedeh.)
Lembang (1251 meters.)
(Geb. Tangkoeban Prahoe.)
Nagrak (1625 meters.)
(Geb. Tangkoeban Prahoe.)
Tjibitoeng (1527 meters.)
(Geb. "Waijang.)
Tjiberem (1560 meters.)
( Geb. Malawar-oost. )
Tjiniroean (1566,5 meters.)
( Geb. Malawar-west. )
Kioengoenoeng (1625 meters.)
(Geb. Tiloe.)
Kawah Tjiwidei ( 1950 meters. ;
(Geb. Kendeng-west.)
Tjirantja Bolang (1917 meters/
(Geb. Kendeng Patoeha. )
Telaga Patengan (1576 meters.
(Geb. Patoeha Djanipang)
Wonodjampi (2219 meters.)
(Geb. Aijang.)
Diëng (2046 meters.)
(Geb. Diëng.)
Totaal der afzonderlijke soorten
Totaal van alle soorten . .
CS ü
cS .2
f—H o °c JA
X
1868 1869 1870
1868 1869 1870
1868 1869 1870
1868 1869 1870
1868 1869 1870
1868 1869 1870
1868 1869 1870
1868 1869 1870
1868 1869 1870
1868 1869 1870
1868 1869 1870
1868 1869 1870
1868 1869 1870
1868 1869 1870
11 11 11
u es ,o> f*
O
m
1696 1 696 1696
2 550 2 550 2 550
7 520 7 636 7 636
15 101 15 401 15 401
3 877 5 140 5 212
520 520 520
840 1704 1704
32 118 34 662 34 734
n as Hl 1=3
In den vollen grond geplante uit zadel
opgekweekte boomen.
a £, .2 CO ö P • >- O " « M O CK CS
76 655 700
2 130 4 040 8 180
142 952
225 252 2 252
711 6 965 9 885
57 57
208 208 208
75 310 425
48 48
4 4 4
1000 1260 1260
2 890 6 390 6 390
2 180 11981 11981
12 12 12
17
18 18 18
490 490 490
14 14 16
8 12 12
3 224 12 422 22 452
6 280 19 898 19 898
1 9 16
15 080 34 980 91830
10 000 22 000 71000
44 367 57 417 92 917
71 571 83 681 136 631
'jj O
1760 10 772
SS *5 CCD
148 1960 8 560
176 4176 16 176
113 115 136 966 171749
61 500 87 500 133 500
570 570 562
42 195 67 553 77 684
38 500 n8 500 62 600
43 000 48 700 48 700
75 75 75
397 211 529 822 809 005
3 460 6 459 13 V72
5 105 11522 29 315
570 3 000 27 000
2 508 2 808
9 2 009 2 009
9 476 33 394 108 412
500 1 350 1350
500 500 500
1355 1355 1355
3 800 10 200 10 200
5 000 14 800 54 525
6 000 12 000 31 200
o a ri
Ont]
f J
Sc «c fi
18 441 41491 100 416
1925
1000
1 286 » 1286 235 1 286 2 730
»J« 05 „53 07 h •>.
Pö oc "K |l5( [8 0(
| 5 2 (
#»21
200
45
235 5 900
k i i'
.u f72(
I« 3.
ÏG7. H
•37 5; N 5,
425 511 605 345 1024453
°ütkie
S a C3 aï
S' CS •X w: KJ si
n
D
0-O?rq 9 071 9 381
loon 4onn 5 000
fe55n H 500 »000
'5 201 »0 99/] ^286
«800 ,1267 H 205
j8 5()o '3000 « 200
B 3 l o 158 740 y640
18 nan
äl* 500
ii
n
n »
n
ii
g 468 1()2 d*2l2
mde zaden en jonge planten.
g CS
P 'S
>H H o . "S œ o « "3
»
2 470 8 468 2 138
1 512 5 600 700
3 400 12 500 9 500
1 840 4 965 5 342
7 845 19 678 8 420
1580 18 000 7 000
2 500 300 »
2 000
])
»
»
M
3)
23 147 69 511 33 100
o S '3:2 ce t. =" cS O >,
»
830
10 000
M » 1000
7 000
H 9 000
6 525 2 200 2 200
5 500 35 200 58 675
5 700 37 800 76 300
))
•>)
)) » ))
»
»
18 555 75 200 161175
263 405 37S 48a J70 802
es .1 "3 S es
II
I)
11
1)
» 100 2 175
» 4 000 5 000
» 230 2 340
250 5 495 13 000
» 6 300 15 600
3) 500 12ii0
3) 45 »
I) »
n
»
n »
»
n
250 16 670 39 315
ci
Yt
3)
)J
» » »
» »
W
»
3) »
)J » »
s
» »
»
n »

H »
>î » »
»
u
u
M
M
Bewortelde planten uit stekken
-1 t J f» w s -ri m CS ' S -M CS m O « cS S3
33 » »
))
» » »
» )) n
116 » »
300 »
72 »
» » »
»
H
M
J) » »
3) » )>
n »
416 72 »
opgekweekt.
2 g •gSf
» » »
26
»
»
M »
»
)J »
27 360 150
550 890 »
50 «
H )) »
» » »
» »
>3
)) »
:J
»
603 1300 150
1 07 7 9£ 55
•S-i p s ?P'E
» » »
)>
3) » »
1) n »
57 »
J)
)) »
J)
» 4150 400
3) 2 430 »
)) » n
n » »
»
57 6 580 400
6 4 0
S
"S s 03
»
1) »
n
» » »
» » »
» » w
n 2 ))
H » ))
» » »
» » ))
)> )) »
J)
»
Levende stekken , afleggers, enz.
c3 ^ P
c3 _ *. œ P P
C3 ' S O « 05 ra
» » »
M
M
)>
33 »
» » 3)
884 » »
»
»
550 65
J)
13 » »
33
3J
»
3)

)) » »
»
33 »
1434 65
33
. O ^
ÎH P! CL •3 <" O
H
n »
1750 194
2 142 3 000 3 000
» 100 11
. 173 1 640 850
3 268 2 030
f)
45
W
n
» » »
» » »
J) )> j)
33 » )i
. »
»
7 378 6 964 3 850
9 02: 11851 68U
33 "tr* 'a 'C
' 5 KB s'a
» » ))
»
))
n
3)
» » I)
83 » »
»
II
125
n »
13 2 850 2 760
u 1972 200
» )) »
3)
33
3)
3)
208 4 822 2 960
)
.S e
• F * O a cS
»3 )) J)
»
3)
3) » n
3)
3)
1)
» » 3)
Ï)
Î)
33
2
3}
3)
)) » »
ÏÏ » 3)
» » J)
>J )) »
»
2
»
Totaal.
37 37 37
29 432 105 130 135 023
29 982 83 770 143 610
94 593 182 918 207 645
112 643 167 757 226 799
207 080 315 492 323 875
118 213 197 098 207 163
71336 152 543 198 603
77 825 156 288 194 756
75 75 75
3 3 3
10 10 .10
741 209 1 371186 1 680 299
741 209 1 371186 1680 299
Z I T T I N G 1871 — 1872. — §.
Koloniaal verslag van 1871.
MEDEKUNDSCH (OOST-) INDIE.
BIJLAGE LIT. MM.
N \ 38.
OVERZIGT
VAN DE
GEDURENDE HET JAAR 1870 BEWERKSTELLIGDE ANALYSES
VAN
(voor zooverre die analyses bekend werden).
CINCHONASOORT.
Ouder- lin of buiten1 Al of
dom
m jaren.
schaduw | niet
gegroeid, jin bloei.
Groeiplaats
en hoogte boven
zee
in meters.
Zaad
of
stekplant.
Calisaya
Idem
Idem
Idem (n°. 7 in het verslag van 1869, bijlage PP). . .
Succirubra (idem n°. 2) . . .
Idem (idem n°. 3) . . .
Caloptera (idem Succ. n°. 4) .
Officinalis . . . . . . . .
10
11
12
Sp. div. (afval van goede soorten)
Calisaya (I. ï . P.)
Hasskarliana (II en III)
13 Idem (IV)
Carabayensis (fusca)
4 à 5
s y.
4 à 5
4
3
4 à 5
3 à 4
buiten
Carabayensis 5 à 6
2 - 6
4 à 5
7 à
niet
Tjiniroean (1566)
idem
Rioengoenoeng (1625)
Nagrak (1625)
idem
idem
idem
Rioengoenoeng (1625)
Nagrak (1625)
in en buiten
buiten
in en buiten
gemengd
id.
5 à 6
Nagrak (1625)
idem
Geza
menlijke
alka
loïden.
ID
aetbi
oplo*
baaf
gekweekt uit Java-zaad
zaad van Bolivia
zaad van Madras
zaad van Bolivia
stek
idem
idem
zaad
idem
zaad en stek
zaad
idem
4,1
6,9
6,3
4,5
6,3
8,8
4,8
Tjiniroean (1566)
Nagrak (1625)
idem
idem
\ 1,40
< 1,36
3,4
5,5
3,2
4,2
f 3,5
I ( 2,77
} 1,9
I l 2,3
1,2
3
ù,nine.: Chinidine. Chinchoni
dine.
Chincho
nine.
Amorph
alkaloid.
Door wien
onderzocht. T O E L I C H T I N G E N.
5,2 3
4,5 2,4
2,5 M
4,1
1;
2,4
i 0,6
1,6 2,'
0) 0,16
? 0,345
v 3,5
? 'Poren
? 2,1
? 1,7
? 1,5
? 0,5
? 0,1
?äPoi'en
weinig
idem
idem
geen
aanwezig
aanwezig
veel
1,7
3,2
»
0,4
0,56
0,821
0,08
?
?
?
?
aanwezig
0,83
0,50
1,00
2,1
1,5
I 3,8
0,6
p
0,193
0,80
2,00
veel
1,3
aanwezig
1,00
aanwezig
0,95
afwezig
2,00
2,00
1,90
2,10
1.40
1.70
0.40
0,10
0,51
p
1,15
p
voorhanden
?
aanwezig
?
aanwezig
?
veel
MOENS
idem
idem
idem
idem
idem
idem
idem
idem
MAIER
MOESS
GUNNING
JOBST chininefabrikant
GUNNING
JOBST
GUNNING
JOBST
GUNNING
JOBST
Uit de chinine van n". 1, 2 en 3 is zwavelzunrchinine bereid en verkregen, gemiddeld 3,36 % van dit zout, op droogen bast berekend.
N°. 4 tot en met 7 zijn gedurende een jaar met mos bekleed geweest (de stammen). Vóór die bekleeding werden die boomen ook onderzocht (zie liet verslag van 1869, bijlage PP). Allen hebben eene vermeerdering van alkaloïden ondergaan, doch de gunstige invloed der mosbekleeding blijft daarom aan twijfel onderhevig. Eene zuivere vergelijking bestaat niet.
N°. 9, een monster van 10 kilogrammen bast, werd voor de helft door MOENS, voor de wederhelft door MAIER en HEKMEIJER onderzocht, ter vergelijking met de china fusca van den handel. MOENS noemt het verschil onbeduidend; de beide anderen getuigen ten gunste van den handelsbast.
N°. 10 bestond uit tot poeder gestampten afval van allerlei soort en gehalte. Uit 10 kilo's werden 0,41 zoogenaamd quinium bereid, bestaande uit 51 %> alkaloïden, terwijl het ongedroogde kinapoeder bevatte :
water 14,75
asch 2,23
kinovabitter 0,251
alkaloid 2,89
in aether oplosbaar. . . . . . . 2,14
» » onoplosbaar 0,75
zuiver chinine 0,95
» Chinidine 0,21
chinchonine . . . • • • • • . 0,68
chinchonidine 0,065
amorph alkaloid. . • 0,98
N". 11 tot en met 14 waren monsters uit de eerste proefbezending van Java-kina naar Europa. N". 11 en 12 werden geoogst van meer of min ziekelijk gewas; n°. 13 was sinds geruimen tijd bewaard en successivelijk gewonnen van gestorven boomen; n°. 14 was geoogst van gezonde boomen.
Z I T T I N G m i — i872. — §.
Koloniaal verslag van 1871.
NEDERLANDSCH (OOST-) INDIE.
BI1LAGE LIT. BT ST.
N°. 39.
OVEß-ZIGT
B E T R E F F E N D E D E
OP JAVA GEVESTIGDE LANDBGÜWONDERNEMINGEN
OP »OOR HET GOUVERNEHENT VERHUURDE
WOESTE GRONDEN,
over 1870,
GEWESTEN.
Bantam.
Id.
Id.
Id.
Batavia.
Id
Krawang.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id,
Preanger regentschappen.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
AFDEELINGEN.
Lebak.
Id.
Id.
Id.
Buitenzorg.
Id.
Poerwakarta.
Id.
Krawang.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Tjiandjoer.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Soekapoera.
Soemedang.
Id.
Id.
Id.
Limbangan.
DISTRICTEN.
Waroeng-goenoeng.
Sadjira.
Id.
Id.
Buitenzorg.
Id.
Sindangkassi.
Id.
Adiarsa.
Krawang.
Id.
Id.
Id.
Adiarsa.
Tjitjoorook.
Tjihoulang. '
Id.
Plaboean.
Id.
Tjimahi.
Nagara.
Tandjongsari.
Id.
Soemedang.
Bloeboer.
Panombang.
N A M E N D E B
PERCEELEN.
Tjisolear.
Tjisela I.
Tjisala II.
Tjilaki.
Tjogrek.
Tjikemai
Tjilangkap.
Tjibening.
Parakan trees.
Wanasepi.
Kalangsari.
Gintoeng.
Id.
T amblang.
Parakansalak.
Sinagar.
Tjirohani.
Tjisalak.
Tjiboenger.
Tegal-Zjikembang.
Tjikadjang
Djatinangor.
Tandjongsari.
Tjioehoet en Margapala.
Tegal-Tjinangran en Tjiseda.
Waspada I.
ONDERNEMERS.
Java-zijdecubuurmaatschappij.
G. G. Couperus.
Id.
Id.
L. W. Gribling.
A. Loeas.
Jhr. mr. F. Junius van Hemert.
Erven A. C. Vogler.
E. C. C. Steinmetz.
C. Darlang.
Nederl.-Indische Handelsbank te Amsterdam.
J. A. Kraijenbrick.
Id.
Id.
G. L. J. van der Hucht.
, B. B. Crone.
Id
A. W. Holle.
F. G Bauer.
Mr. W. A. baron Baud.
Id.
Id.
Id.
J. Greefkes en G Warnar.
P. J. L. Prins en P. Op de Laey.
K. F. Holle.
Uitgestrekt'
der percée'
volgens cont!
Bouws
van 500 vi«
Rhijnl. roed
300
500
500
500
296
104Vs
670
2094/,)
1197Vi
7 7 3 4 9 <
500
224'i7
5 4 4 » !
194!<!
291
300
300
174,S'
173J4/
442's;
358
281
5005?s'
1881
225
!4833'/
Blijkens 't vorig verslag (zie de noot in bijlage lit. Q Q) werd eene nadere explicatie van Regeringswege f" eJ| tijdstip van ingang van den huurschat. In verband daarmede zij hier aangeteekend, dat de Indische Bef ' loopen van don dag waarop het contract ^ jaren ond is. Eene tweede vraag deed zich echter voor , natf" delijk zijn (meerendeels slechts bepalende dat de huurschat »met uit0, van elk jaar" moet aangezuiverd zijn) we"s
3
•ektl
•ce
[WS
) vie
roe
)0
)0
)0
)0
)6
)44/s
ro
394/,:
37 Vi
7349'l
no
Bedrag van
den jaarlijkschen
huurschat
per bouw en
tijdstip
van ingang.
C)
Verschuldigde
huurschat over
1870.
BESTEMMING DER ONDERNEMING.
VERDERE AANÏEEKENINGEN.
27 Febr. 1865 — oogst 1885.
22 Febr. 1865—oogst 1885.
Idem.
Idem.
l5 Nov. 1865 — oogst 1885.
*8 Mei 1866 —oogst 1886.
1 Jan. 1861 — uit. Dec. 1880.
!0 Julij 1861 — 9 Julij 1901.
1 Jan. 1868 —oogst 1887.
1 Jan. 1850 — uit. Dec. 1869 (verlengd tot uit. Dec. 1870.)
1 Jan. 1851 —uit. Dec. 1870.
f 0,50 (1868)
0.50 (1868)
0,50 (1868)
0,50 (1868)
1,— (1865)
3,50 (1866)
6,— (1861)
6,— (1868)
6,— (1868)
1 pikol suiker voor eiken met suikerriet beplanten bouw (1854)
ld. (1856)
24,sï l5 Dec. 1866 — 14 Dec. 1886.
544°' 21 Oct. 1868 — 20 Oct. 1888.
94"' l 5 Dec. 1 8 6 6 — 1 4 De". 1886.
f 5,50 (1867)
5,50 (1869)
5,50 (1867)
91 1 J a n . 1863 —oogst 1882.
no
00
74"j
7 3 "
42lS^
58
31
Idem.
1(5 Sept. 1864 —oogst 1884.
5 April 1865 —oogst 1885.
9 Aug. 1865 —oogst 1885.
19 Maart 1868 — oogst 1888
1 -Tan. 1865 —oogst 1881.
1 Jan. 1864 —oogst 1883.
)057ï'4 2ß Mei 1870 —oogst 1884.
38'/j 2G Jan. 1869 — oojrst 1888.
24,
2 4 ,
6,—
5 ,
5,—
6VS
5 0 ,
(1863)
(1863)
(1868)
(1869)
(1869)
(1872)
(1865)
50,— (1864)
8,— (1873)
J 5
18 33°/i
16 D
Ac) Reg'
ïaiD'
ec. 1867 —oogst 1887.
3 Jan. 1865 —oogst 1884.
6%
8 ,
6,—
(1872)
(1868)
(1868)
90,—
150,—
150,—
150,—
296,—
366,80
4 020,—
752,51
7185,—
140pikols suiker.
194 pikols suikei
1 233,72
301,48
1 070,82
6 984,—
7 200,—
1 080,—
348,67
346,50
niet ingegaan.
17 900,—
14 050,—
et inj
ld.
Noj
f
675
535,50
Sedert het begin van 1870 wordt op deze onderneming niet meer gewerkt.
Kofflj.
ld.
ld.
Kofflj , thee , cacao , klappers , kaneel, padi.
Zijdewormenteelt , padi, klappeis, katjang.
Suiker. Deze onderneming is reeds sedert 1865 gesloten. Een nader verzoek om ontbinding van het contract, was bij het einde van 1870 in behandeling.
Klappers. In eene gevraagde ontbinding van het huurcontract, was door de Indische Regerin«voorwaardelijk bewilligd.
Suiker.
ld. In afwachting der voorbereid wordende weder-uitgifto van het perceel, is het oude contract andermaal voor e'én jaar en alzoo tot ultimo 1871 verlengd.
Suiker. Ook voor deze onderneming is , in afwachting der weder-uitgitte van het perceel, het contract voor ée'n jaar en alzoo tot uit. 1871 verlengd.
Kaneel.
ld.
ld.
Thee.
ld.
ld.
ld.
Koffij.
Thee.
ld.
ld.
Thee en koffij
Thee.
ld.
e D%eft ' w a t betreft hat al of niet mederekenen van het sluitingsjaar der overeenkomst, voor de berekening van het "*' doen blijken van hare instemming met het gevoelen van den directeur van justitie, dat de huurschat begint te 6 b tijdstip de verstreken huurschat wettelijk opvorderbaar is. Vermits de contracten op dit punt riet zeer duieB«'6 t{ 'gering eventuele moeijelijkheden van dezen aard zooveel mogelijk in der minne opgelost te zie
GEWESTEN.
Preanger regentschappen.
ld.
ïd.
Cheribon.
ld.
ld.
Pekalongan.
Id.
Id.
Samarang.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
id.
id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
AFDEELINGEN.
Limbangan.
Bandong.
Id.
Cheribon.
Madjalenka.
Id.
Batang.
Pekalongan.
Id.
Ambar.awa.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Seiokaton.
Id.
Id.
Id.
Am b a rawa.
Kal i
Id.
Id.
Id.
Id.
DISTRICTEN.
N A M E N D E R
PERCEELEN.
Panembang.
Oedjoeng-Broengkoelon.
Bandjaran.
Sindanglaut.
Madjalenka.
Talaga.
Soebah.
Bandar-goemiwang.
Sawangan.
Oengarang.
Id.
Id.
Id.
Id.
Ambai-awa.
Id.
Id.
Troeko.
Seiokaton,
Waspada II.
Tjoemboeloeit.
Tegalmantri.
Blender.
Kadhipatten.
Tj arennang.
Simbang.
Pring-Oembo.
Djampangan en Sedo-soekmo.
Kedawong.
Kedaijan (Kadajong).
Geboegan.
Lerep.
Termide en Kalisidi.
Samirono.
Kali-oeloh.
Banaran.
Sidomookti.
Poetjong en Seiokaton
ONDERNEMERS.
Uitgestrekthe'
der perceel«1
volgens contr»
Bouws j
van 500 vie'
Rbijnl. roede'
Id.
Id.
àmbarawa.
Bodja.
Id.
Id.
Id.
Id.
Idem. (tuin Dandang, Badeh en Wedoro)
Idem, (tuin Seketjer.
Djatirongo.
Ngarianak.
Trisobo.
Kalimas.
Id.
Getas.
K. F. Holle.
Erven G. P. Servatius.
Mr. R. A. Kerkhoven.
Paine Stricker & Cie. (in liquidatie).
Oost-Indische Maatsch. van Administr. en Lijfr.
Mr. B. A. baron Baud.
Erven J. E. Herderschee,
H. van Gessel jr.
O. P. Hondius. en H, van Gessel jr.
F. Nagel.
ld.
Mr. R. W. J. C. Bake en P. J. F. Bounin.
D. J. K. Pietermaat.
H. P. Th. E. MacGillavry.
Ph. F. Voorneman.
ld.
D. Maclaine en firma Mac-Neill & Cie.
Mac-Neil & Cie.
Mac-Neill en Comp, en A. van der Leeuw.
J. A. Esche.
Factorij dor Nederl. Handelmaatschappij.
ld.
ld.
ld.
M. S. de Grave , geb. van( Elk, en J. L de Grave. )
"V. J. van Dolder.
4933%o.
325
407'46/:
300
400
300
7 590
h A
U;
u
1 M ctte, «t
3667ä 8(
497391/si7 A
401 %
56
800
317
660
280
362
400
680</5 736,7%
177J07s
195'/,,
184
1084
801
85
800
200
577
ll) Zie de noot op bladz. 2 en 3.
«Ti 0
J,
il
N
5
ithei
eelet
ntr»
ft
vie'
>ede<
%,»
, 47 s.
%
381/j
%
1
r
1
)
!
)
>v,
; , 7%
r î08/s
5%
1
t
L
)
)
)
I
CONTRACTSDUUR.
9 April 1868 —oogst 1888.
1 Jan 1861 —oogst 1883.
s Febr. 1869 — oogst 1888.
1 Jan. 1862 —oogst 1881.
ld.
1 Jan. 18G3 —oogst 1882.
' JIei 1844 — 31 Dec. 1868. û'ereenvolgens verlengd tot 0lt. 1869 en uit. 1870).
8 8ept. 1866 —oogst 1886.
7 April 1868 — oogst 1888.
1 Jan. 1869 —31 Dec. 1878.
Id.
1 Jan. 1861 — 3 1 Dec. 1880.
1 Jan. 1867 — 31 Dec. 1886.
Id.
6 °ct. 1858 —oogst 1878.
Id.
1 Jan. 1859 — 3 1 Dec. 1878.
Id.
Id.
1 Jan. 1867 —31 Dec. 1878.
' V 1 8 5 9 - 31 Dec. 1878.
Id.
Id. 1 T dan. 1866 —31 Dec. 1885.
°ct. 1859 —oogst 1899.
Jttlij 1857 — 30 Junij 1872.
^ei 1859 — 30 Junij 1872.
' ^°v. I860 — oogst 1878.
Bedrag van
den jaarlijkschen
liuurschat
per bouw en
tijdstip
van ingang.
(1)
f 8,— 1871)
24,— (1864)
8,— (1872)
15,— (1862)
1 5 , (id.)
24,— (1863)
5900,— 'sjaars voor het geheele perceel. (1847)
5,— (1869)
2,— (1868)
6,— (1859)
6 , (id.)
6,— (1861)
6,— (1867)
6 , (id.)
6,— (1859)
6 , (id.)
6,— (id.)
6 , (id.)
6 (id.)
6,— (1867)
6,— (1859)
6 , (id.)
6,— (id.)
6,— (1866)
6 , (id.)
6,— v1860)
6,— (id.)
6,— (1859)
Verschuldigde
huurschat over
1870.
Nog niet ingegaan.
f 7 800,—
Nog niet ingegaan.
f 4 500,—
6 000,—
7 200,—
5 900,—
733,60
995,56
2 410,84
336,—
4 800,—
1 9 0 2 ,
3 960,—
1 680,—
2 172,—
2 400,—
4 084,80
5 167,80
1 174,20
1 104,—
6 504,—
4 806,—
510,
4 800,—
1 200,—
3 462,—
BESTEMMING DP:R ONDERNEMING.
VERDERE AANTEEKENINGEN.
Thee.
ld.
ld.
Suiker.
ld.
Thee.
Suiker en koffij. Op het einde van 1870 is andermaal eene éénjarige verlengings-overeenkomst gesloten.
Koffij.
ld.
ld.
ld.
ld.
ld.
ld.
ld.
ld.
ld.
ld.
ld. Huurschat wordt slechts betaald voor eene uitgestrektheid van 8613/,0 bouw. De meerdere uitgestrektheid van het perceel is kosteloos in huur afgestaan, als schadeloosstelling voor vroeger te min bezeten huurgebied.
Koffij.
ld.
ld.
ld.
Klappers en cacao.
Koffij.
ld.
ld.
N° 8. 39.
GEWESTEN.
Samarang.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Japara.
Id.
Pasoeroean
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Probolinggo.
Bezoeki.
Banjoewangi.
Banjoemas.
Id.
Bagelen.
Id.
AFDEELINGEN.
Kaliwoengoe.
Id.
Id,.
Id.
Seiokaton.
Ambarawa.
Id.
Id.
Salatiga,
Id.
Seiokaton.
Joana.
Id,
Pasoeroean.
Malang.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Loemadjang.
Bondowosso,
Banjoewangi.
Banjoemas.
Id.
Ledok.
Id.
DISTRICTEN.
Bodja.
Id.
Id.
Id.
Selokaton.
Ambarawa.
Id.
Id.
Salatiga. l
Tengaran.
Selokaton.
Mergotoehoe.
Id.
Poerworedjo.
Gondanglegi.
Id.
Sengoro.
Penangoengan.
Id.
Karang-loo.
Loemadjang.
Wonosari.
Rogodjampi.
Soekaradja.
Kaliredjo
Sapoeran.
Kalialang.
N A M E N D E R
TERCEELEN.
Blorok.
Seringin.
Kliwat-soengei.
Djatikalangan en Tambangan.
Genting-Goenoeng.
Pringapoes-Nobo.
Storni.
Klepoe.
Flogo.
Golï.
Tjocroek.
Wonoredjo.
Poeloe-Pandjang.
Alkmaar.
Tanali-wangi.
Limburg.
Boemi-aijoe.
Gangsir (of Selotoempang).
Djoengo.
Soembool.
Pandanwangi.
Wonokoesoemo.
Nahij de dessa Kebaman.
Tjiberem.
Pegadoengan.
Tandjongsari en Semilir (iiarnen der fabr.)
Tempoeran en Tambi (als voren). j
i
ONDERNEMERS.
J. Schwab.
W. van Heel.
J. J. Nolthenius jr.
Oost-Indische Maatscli. van Administr. en lij Ir.
Id.
Id.
Id.
E. E Caron.
A. van Dommelen , wed. F. J. Lorcli en J. H. van Dommelen.
P. P. Johannes en H. II. Haase.
A.H.en L J. Heidenreich.
J. Dunlop.
A. Döspcroux.
Firma Ho m fin s , Scheopmaker en Comp.
A. Salm , G. Bloklmis , P. J. Smithuyzen en de firma W. Lehmann
Maatschappij ter exploitatie van het land Limburg.
C. J. A. de Quay.
M. F. Reynst.
Jhr. A. van Gitters.
B. Dekker.
Firma Arnold en Zonen.
Jhr. C. J. P. von Mühlen.
B. Gentil en H. J. Coert.
G. L. Dorrepaal en J. W. van Barneveld.
J. W. Boers.
D. van der Sluys.
W. de Jong.
Uitgestrek'
der perce«
•olgens COD'
BouW3
van 500 V>
Rhijnl. roj
15
439*
381"
109*
892"
4927
968'/
33
400
420
412
793'
205
30s
1 911
710
1 lij
109
. 495'
503
498
5M ioo 300
100
100
162
141
(1) Zie de noot op bladz, 2 en 3,
- Ü ^ S
;rekl
srce«
co»1
ui-w» to i
. ro<|
15
439
381
109'
892'
4921
968
33
400
420
412
793
205
30!
91'!
710
l\l
I09ä
4951
503
49«'
50Û
ioo:
300
100
ioo
141'
CONTRACTSDUUR.
1 April 1860 — 31 Maart 1875.
Uan. 1867 —31 Dec 1885.
Idem.
8 Dee. 1870 — 31 Dec 1885.
IJan. 1860 —31 Dec. 1879.
26Jan. 18G1 — oogst 18&*.
k Jan. 1859 —31 Dec. 1878.
Idem.
Idem.
Idem.
28 Dec. 1858 — oogst 1878.
U a n . 1861 — 3 1 Dec. 1880.
Uan. 1859 — uit. Dec. 1878.
19 Dee 1866 — oogst 1886.
1 Jan. 1859 — uit. Dec. 1878.
Uulij 1857 —30Junij 1877:
20Jan. 1859 —19 Jan. 1879.
22Jan. 1859 —21 Jan. 1879;
6 Dec. 1866 —oogst 1886.
12 Mei 18S8 —oogst 1888
lNov. 1867 —oogst 1887.
1 3 Febr. 1864 — 12 Febr. 1884.
27 April 1860 —oogst 1880.
21 Aug. 1865 —oogst 1885.
lPebr. 1857 — 3 1 Jan. 1877.
lDec. 1865 —oogst 1885..
1 Maart 1865 — 28 Febr. 1885.
Idem.
Bedrag van
den jaarlijkschen
huurschat
per bouw en
tijdstip
van ingang. m
f 6,— (1860)
6,— (1867)
6,— (1867)
8,— (1873)
6,— (1860)
6 , _ (1864)
6,— (1859)
6.— (1859)
6,— (1859)
6,— (1859)'
t 6,— (1859)
6,— (1861)
G,— (1859):
6,— (1873)
6,— (1859)
6,— (1860)
6,— (1863)
6,— 11863)
6,— (1870);
8,— (1871)
6V, (1871)
6,— (1868)
6,— (1863)
2,— (1869)
6,— (I860)
5 , (1869)
45,25 (1865)
32,40 (1865)
Verschuldigde
huurschat over
1870.
BESTEMMING DER ONDERNEMERS.
VERDERE AANTEEKENINGEN.
f 90,—
2 634,695
2 287,465
Nog niet ingegaan.
f 5 353,38
2 955,—
5 811,—
199,20
2 400,—
2 520,—
2 472,—
4 760,—
1 230,—
Nog niet ingegaan.
f 11460,—
4 260,—
6 672,—
656,96
594,40
Nog niet ingegaan.
ld.
1 800,—
600,09
240,—
600,—
200,
7338,80
4609,90
Verschillende cultures.
Koffij.
ld.
ld.
ld.
ld.
ld.
ld.
ld.
ld.
ld.
ld.
Koffij en klappers.
Klappers.
Suiker , koffij en padi.
Koffij en padi
ld.
Door don ondernemer nog voor geen bepaalde cultuur bestemd. De gronden werden in 1870 aan de opgezetenen ter beplanting met padi afgestaan, tegen levering van '/5 van het verkregen product.
Koffij.
ld.
ld.
Tabak.
Koffij en klappers.
Koffij, klappers en padi.
Staartpeper , vanille en koffij.
Tabak. De gronden zijn van af 1869 niet meer beplant geworden.
Thee.
Thee.
GEWESTEN.
Bagelen.
Id.
Kadoe.
Madioen,
ld.
ld.
Kediri.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
AFDE KLINGEN.
Ledok.
Id.
Magelang.
Ponorogo.
Madioen.
Id.
Kertosono.
Blitar.
Id.
Id.
Id.
Kediri.
Id.
Ngrowo.
DISTRICTEN.
Wonosobo.
Sapoeran.
Ngasinan.
Poeloeng.
Kanigoro.
Id.
Waroe-djaijeng.
Wlingi.
Id.
Id.
Kotta-Blitar.
Soekoredjo.
Id.
Pakoentjen.
N A M E N D E R
PERCEELEN.
Redjo, Bedakah en Djoerangdjoro. (als voren.)
Boerat.
Ngrantjak.
Soekaradja.
Waliran.
' —
Koedjon.
Papoh.
Djoeleg.
Gabroe.
Tawangredjo.
Kawedoesan.
Soekoredjo.
Sidoredjo.
ONDERNEMERS.
W. de Jong.
graaf Ch. Geloes d'Elsoo.
E. Jacobson.
Aquasi Boachie en J. W. G. Harloff.
B. R.G. Bouricius.
Id.
T. J. Halewijn.
B. J. van Eck en R. W. Bezier.
Nederlandsch-Indische Handelsbank.
Id.
P. C. Huyser.
Berghuis , Staverman & Cie.
P. H. L. Lisnet.
Aquasie Boachie.
Uitgestrekt!)«'
der perceel«'
volgens contr»'

Bouws
van 500 vier'
Rhijnl. roede»
237104/ä.
457
281
500
400
100
400
500
530
531
150
282
512135/ioi
167"%o
(l) Zie de noot op bladz, 2 en 3.
9
i the1
iti-a CONTRACTSDUUR.
Bedrag van
den jaarlijkschcn
huursehat
per bouw en
tijdstip
van ingang.
(11
33B
Verschuldigde
liuarschat over
1870.
BESTEMMING DER ONDERNEMING.
VERDERE AANTEEKENINGEN.
1 Maart 1865 — 28 Febr. 1885. f 45,50 (1865) | f 10 793,05 Thee.
400/ Is
10 Nov. 1868
9 Febr. 1869
1 Jan. 1863
* Sept. 1867
13 Nov. 1869
7 Dec. 1863
18 Julij 1864
i0 Julij 1865
10 Junij 1867
19 Nov. 1868
8 Julij 1865
24 Julij 1865
81 Mei 1866
-oogst 1888.
• oogst 1889.
oogst 1883.
- oogst
• oogst
• oogst
• oogst
1887.
1889.
1883.
1884.
— oogst 1885.
• oogst
oogst
• oogst
1887.
1888.
1885.
oogst 1885.
oogst 1883,
8,— (1871)
107, (1872)
6,— (1866)
Nog niet ingegaan. I Koifij.
Id. ld.
3 000,Id.
%% (1872)
5 , - (1867)
5,— (id.)
4 , - (1869)
9,— (1871)
ÏOV, (1872)
4 , (1868)
4,— (id.)
C , - (1809)
6-/j (1871) Nog niet ingegaan. | IcL
ld.
f 1 600, —
1 500,—
818,—
Nog niet ingegaan,
ld.
ld.
Suiker.
Tabak.
Koffij
ld.
Tabak.
451,20 j Niet aangeplant.
819,63 : Tabak
402,72 Koftij
*. 39.
F I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal Verslag van 1871.
XEDERLANDSCH (OOST) INDIE.
BIJLAGE LIT. O O .
N\ 40.
A A N T O O N I N G
BETREFFENDE DK
OP JAVA BESTAANDE HOUTKAP-ONDERNEMINGEN,
WEKKENDE
OP CONTRACT MET HET GOUVERNEMENT,
over 1870.
Gewest, naam der onderneming, uitgestrektheid van het contractsgebied in vierk. palen van 320 bouws, duur van het contract, naam van den contractant.
Jaarlyks te kappen hoeveelheid houtwerken in kub. meters.
Gekapte houtwerken, meest in kubieke meters,
gedurende 1870, benevens tariefswaarde.
Verschuldig*
retributie
'sjaars.
Rembang. Randoeblatoeng. 4,4 vierkante palen. 1° January 1866 — uit. December 1874. P. W. von Below,
Sedan. 2 vierkante palen. 1° January' 1866 — uit. December 1875. J. Muysken.
Ondernemingen met vrije beschikking, over het gekapte.
pi m. 4672. Nihil.
pi. m, 2905.,
Samarang., Tempoeran. 2011/16 vierkante palen, 1° Mei 185.6 — uit. April 1871. D. J. K. Pietermaat.
pi. m ,3750.
Sifimendak, 0,68 vierkante palen. 1» April 1866 — uit. Maart 1869,
Gedangan. 4,77 vierkante palen. l°Julij 1866 — 30 Junij 1876. F. W. J. Dekker.
pi. m. 3592.
Onder ultimo December 1869 bleven- Tan de in 1869 gekapte houtwerken onuitgesleept p. m. 120 M3. Gekapt in 1870 1326 M3 beslagen hout, benevens een groot aantal kleine houtwerken, als ribben, velgen enz. Vervoerd in 1870 1382 M3 met eene tariefswaarde van f 40 314,64, benevens de gekapte kleine houtwerken , zoodat onder ultimo December 1870 nog eene hoeveelheid van 64 M3, uit 509 balken bestaande, onuitgesleept bleef.
f 60 213,'
Onder ultimo December 1869 bleef onuitgesleept eene hoeveelheid van p. m. 1500 M3 van het kapjaar 1869, benevens vele houtwerken van vroegere exploitatiejaren. Gekapt in 1870 2250 M3, benevens een aantal kleine dolken en sierappen. Vervoerd in 1870] 1646925 M.3, met eene tariefswaarde van f 40 241,04, benevens vele kleine dolken en sierappen. Restant dus onder ultimo December 1870 p m. 2103 M3 en de van vroegere exploitatiejaren nog onuitgesleepte houtwerken.
Onder ultimo December 1809 was aan onuitgesleept hout in het bosch nog aanwezig eene hoeveelheid van p. m. 1578 M3, in stede van 600 M3 , zoo als in het vorig Verslag ten gevolge van ontvangen fautive opgaven vermeld is. Vervoerd in 1870 978495 ni3, met eeno tariefswaarde van f 36 885 28, zoodat onder ultimo December 1870 nog onuitgesleept bleven p. m. 600 M3.
Onder ultimo December 1869' waren nog onuitgesleept p. m. 7120 M3, instede van p. m. 350 M3, zoo als in 't vorig Verslag ten onregte vermeld is. Gekapt in 1870 nihil Vervoerd in 1870 1426899 M.3, met eene tariéfswaarde van f 3 6 765,425, zoodat onder ultimo December 1870 nog onuitgesleept was eene hoeveelheid van p. m. 5693 M3.
15 425,1
0>
21 000,C
60 50f
3
lig*
tie
s.
13,
V E R D E R E A A N T E E K E N I N G E N.
mi
* ondernemer heeft ook in 1870 aan de op hem rustende verpligtingen niet voldaan; vooreerst is m dat jaar mets ?eëxploiteerd en is ook weder geen kap-pereeel voor eene andere exploitatie geringd; ten andere is de over 1670 Verachuldigde pachtschat weder niet voIdaaD , zoodat de contractant, die reeds sedert geruimen tijd de onderneming blaten heeft, thans achterstallig is in de betaling over, 1868, 1869 en 1870. Bij vonnis van den raad van justitie te Samarang, dd. 19 October 1870, bij, verstek gewezen, zijn de twee borgen hoofdelijk veroordeeld tot betaling Vaa het verschuldigde over 1868 en 1869 met renten en kosten.
5,oNurende December 1870 werd het derde in 1868 leeggekapte perceel verder bijgeplant en werd een begin gemaakt »>et het schoonmaken en bijplanten van het in 1869 uitgekapte vierdejaarperceel. De pachtschat over 1868, voor de betalino- van welken , even als van dien over 1869 , bereids vonnis tegen den contractant verkregen was ; is sedert ongezuiverd ingevolge eene met den contractant getroffen. minnelijke schikking betreffende de storting in s lands W der netto opbrengst van het gekapte en geveilde hout. Ofschoon eene bestendiging der invordeiing langs minne'Üken weg in het meeste belang van den lande wordt geacht, zou echter ook vonnis worden gevraagd voor de v°ldoening van bet verschuldigde over 1870, ten einde het Gouvernement in het bezit zij van executoriale titels voor ^t gevafde contractant aan de getroffen schikking mögt te kort doen. Het kappen van het hout geschiedt bijna uitsluitend.op taak of bij aanneming; liet transport naar de stapelplaats te Lassem aan het noorder zeestrand, op ongeveer 18 palen afstands der onderneming gelegen bij aanneming door de bevolking der omliggende dessa's, waarvoor de ondernemer alleen de karren verstrekt Machinerien worden niet gebeid. De gewone da-rloonen op de onderneming bedragen f 0,25 per man en f 0,50 a f 1 per span trekdieren ; bij > n e m i n - wordt betaald: voor het kappen f2,50, voor het slepen van het hout tot naar de plaats waar het op de Wren geladen wordt, f 1,50 en voor het vervoer van daar naar Lassem f 5, alles per kubieken meter. Tijdens de velling in den oostmoesson waren doorgaans per dag werkzaam: in het bosch 50 tot 200 man; voor het S e n naar de karren 30 man met 60 beesten en voor den afvoer 120 man met 240 beesten. Gedurende 1870 werd het hout, voor zooverre het niet in het bosch of op genoemde stapelplaats zelve verkocht ^ efd, in consignatie naar andere plaatsen verzonden.
^ geregelde uitkapping en weder aanplanting der tot deze onderneming,behoorende bosschen laten veel te wenschen ' °ver In December 1870 werd een begin gemaakt met den aanplant over eene oppervlakte van 16.) bonws. De contractant heeft vrije beschikking over het gekapte hout, behoudens eene kleine^verpligte levering aan de e»'Üe en militaire genie te Salatiga en te Willem I , tegen eene daarvoor overeengekomen betaling, gedurende 16/0 berden dien ten gevolde geleverd 363831 M3, bestaande uit 1131 balken en zwalpen, en 45 088 stuks kleine hout*orkon , met eene gezamenlijke tariefswaarde van f 10 133,75,, welke hoeveelheden zijn begrepen onder d'en opgegeven Wvervoer van.1870. Aan kap- en sleeploon werd in het afgeloopen jaar betaald f 14206,54a. . , Het kappen geschiedt bij aanneming, naar den grondslag van 50 cent dagloon door de mededinging met de Spoorwegmaatschappij tot dien, prijs gestegen. Gedurende 1870 waren per dag gemiddeld 100 arbeiders bij den e.gen'jken houtkap werkzaam. Het hout wordt met trekdieren, den ondernemer toebehoorende, gesleept naar de binnen H bosch zelf loopende tramway's, waarover het hout tot naar Kedoeng-djati en Ngembak aan de spoorwegen ^doen-djati-Tempoeran vervoerd wordt, om langs den spoorweg naar. Samarang en voor een klem gedeelte naar V a k a W overgevoerd.te worden. Aan transportloon wordt daarvoor ongeveer f 3 en f 6 per kub. meter betaald. Ten deele wordt het hout te Samarang of te Soerakarta ,in publieke veiling gebragt en ten deele ook over zee "aar elders vervoerd. Veel hout werd ten behoeve der, spoorweglijn Batavia-Buitenzorg geleverd. V a n eenen op de onderneming door water gedreven houtzaagmobn werd in 1870 voor de doorzaging van .dolken v°°r spoorleggers veel partij getrokken. Andere machinerien zijn niet aanwezig.
000
et uitslepen en vervoeren der tijdens den contractsduur gekapte houtwerken was bij het einde van 1870 nog met afgeloooen Het hout wordt voor een klein gedeelte met karren van den ondernemer naar Samarang vervoerd , voor het grootste gedeelte echter door de bevolking met hare trekdieren regtstreeks van uit het bosch naar de stapelplaats te Mangkang nabij het noorder zeestrand gesleept, waarvoor f 9,50 per kub. meter wordt betaald. Nog slechts 16 sPan trekdieren belmoren tot de onderneming. , ! De houtwerken worden gedeeltelijk te Samarang op vendutie verkocht, gedeeltelijk naar Batavia verzonden, om : ^aar of geveild of uit de hand verkocht te worden.
r^o/"1 1870 werd «evolg gegeven aan het vonnis van den raad van justitie te Samarang^ om voor rekening van den onder-> e r , die daarin nalatig is gebleven, de in den grond gebleven stronken der m het 1ste tweejarig kap-perceel van l86G/68 gekapte boomen enz. te doen verbranden. De jonge natuurlijke opslag zal zich daardoor veel gunstiger kunnen ^twikkeîen; zulks moet echter eerst worden afgewacht, alvorens met kunstmatige bijplanting begonnen kan worden. ,°P het in de tweede helft van ,1868 geveld gedeelte van het 2de tweejarig perceel heeft de exploitatie zoo onvolkoinen plaats gehad, dat van kunstmatige bijplanting voor- alsnog moet worden afgezien. Even ala in 1869 had de ondernemer ook in 1870 niet aan zijne verpligtingen voldaan, Geeneriei exploitatie nad ?laats, daar de werkzaamheden zich slechts bepaalden tot den verderen afvoer van het in vorige jaren gevelde hout. ^ stede van 4 % , zoo als behoorde, waren onder ultimo December 1870 dan,ook slechts 3 jaarperceelen, en nog met
« De Vi-ceflen** teiTopzigte van welke de ondernemer in gebreke is gebleven, echter op grondgebied der residentie J a k a r t a gelegen zijnde (eene omstandigheid waarin de ondernemer aanleiding vindt ze.met te exploiteren), werd
Gewest, naam der onderneming, uitgestrektheid van het contraetsgebied in vierk. palen van 320 bouws, duur van het contract, naam van den contractant.
Jaarlijks te kappen hoeveelheid houtwerken in kub. meters.
Gekapte houtwerken, meest in kubieke meters,
gedurende 1870, benevens tariefswaarde.
Kediri. Blitar. 11379 vierk. palen. 1°. Julij 1858 — uit. Junij 1873. Rotterdamsche bank.
Banglé. 6VS vierk. palen. 1°. September 1866 — 31 Augustus 1876. J. B. Drossaers.
Cheribon. Heulet. 156 bouws. 1". October 1868 — ultimo September 1872. Oost-Indische Maatschappij van Administratie en Lijfrente (kantoor Batavia).
Madioen. Manggir. 234'/2 bouws. 15 November 1870 —14 November 1875. N. L. van der Meul.
pi. m. 4500
pi. m. 5325
Verschuldi?
retributie
's jaar» J
Onder ultimo December 1869 waren onuitgesleept 179034 M3. Gekapt in 1870 9270015 M3. Vervoerd in 1870 6345460 M3, met eene tariefswaarde van f 263 254, zoodat onder ultimo December 1870 restant bleef eene hoeveelheid van 4717589 M3.
Gekapt in 1870 p. m. 4400 M3, waarvan vervoerd 367988). M3J, met eene tariefswaarde van f .112 378,92, benevens een aantal houtwerken, waarvan de inhoud en tariefswaarde door den ondernemer niet opgegeven zijn. Restant onder ultimo December 1870 720H9 M3, verminderd met den inhoud der bovenbedoelde houtwerken.
Nihil.
Gekapt in 1870 1203 M3, waarvan vervoerd 3 M3, met eene tariefswaarde van f 180, zoodat onder uit. December 1870 onuitgesleept bleven 1200 m3.
34 OOO,
tent dat \ gen, oen, Ter] afch Op de ' E
het per %<
et ] ' »au op .
V<J0] 0
V J»ni s liet
,,' be 91426,1 u
'Uur t og' D > , 4e
«Vif
2-340, j c «Of»
3 2O0>' »en,
1
nidi
buti«
ars.
V E R D E R E A A N T E E K E N I N G E N.
etn , met afwijking der oorspronkelijk aangenomen volgorde, vergund om gedurende 1871/72 een perceel te exploiteren , a' geheel op Samarangsch grondgebied gelegen is. De daarin aanwezige stammen werden in November 1870 geringd. »oor de voldoening van den pachtschat voor de twee eerste contractsjaren (1866/67 en 1867/68) is achtereenvol»eis eene geregtelijke vervolging ingesteld. Nadat omtrent het eerste jaar vonnis was verkregen, is tusschen partijen ene schikking tot stand gekomen, volgens welke eene Handelsfirma, tevens een der borgen, het hout van Gedangan ^'koopt en de opbrengst, na aftrek der kosten, aan den officier van justitie bij den raad van justitie te Samarang 'draagt, die de gelden in 's lands kas stort. Op die wijze was onder ultimo 1870 nog slechts ontvangen f55 360,64. P dat tijdstip werd onderhandeld over eene tweejarige contractsverlenging en in verband daarmede over uitstel voor 6 betaling der pachtpenningen over het 3de en 4de contractsjaar. f Wet hout wordt met trekdieren van den ondernemer, ten getale van 30 span, uit het bosch naar de binnen het °ntractsgebied gelegen spoorweghalte Gedangan gesleept, van waar het per spoor naar Samarang vervoerd en voor et meerendeel op publieke veiling verkocht wordt. Met inbegrip van op- en afladen wordt daarvoor ongeveer f 4 j.^ r kub. meter betaald, wanneer het hout vierkant beslagen is; voor rondhout ongeveer de helft. De koelieloonen , Jdens den aanleg van den spoorweg zoo aanzienlijk opgevoerd , blijven te Gedangan hoog en bedragen 45 à 50 cent. «Tachinerien zijn op de onderneming niet aanwezig.
OOO* kappen, uitslepen en vervoeren van het hout geschiedt op taak of bij aanneming door het op de onderneming aöwezige werkvolk. Van de plaats, waar het wordt bewerkt, wordt het, met kaapstanders en lieren getrokken of P fflallejans geladen, gebragt tot aan den tramway, waarlangs het per spoorkarren naar de Brantas-rivier vervoerd °fdt, om langs dien stroom naar Kediri, Modjokerto en Soerabaija te worden afgevlot. De loonen variëren naar raag en aanbod; gemiddeld bedragen zij 40 à 50 cent voor een koelie, 80 cent voor een kapper en sleper en f 1 0or een vlotter. , Op de onderneming waren in 1870 1200 à 1300 arbeiders, waaronder begrepen de smeden , timmerlieden on mane r s ; het aantal trekdieren, het eigendom van den ondernemer, wisselde af tusächen 350 en 500 stuks. Yan den op het etablissem*nt van vroeger aanwezigen zaagmolen werd geen gebruik gemaakt. Het hout wordt, wnïge kleine leveringen aan het departement der burgerlijke openbare werken en aan particulieren te Kediri en ,*°djokerto uitgezonderd, naar Soerabaija vervoerd, waar het aan verschillende departementen afgeleverd en voor et overige óf uit de hand of op publieke vendutie verkocht wordt.
426 gember 1870 werd voortgegaan met den kunstmatigen aanplant in het eerste tweejarige kap-perceel. ' , 0 e achterstallige pachtschat over het 2de en 3de contractsjaar (1867/68 en 1868/69) werd na geregtelijke aanmaltlg door den ondernemer voldaan, doch bleef hij in do betaliDg van dien over 1869/70 nalatig, waaiomtrent van Seringswege het noodige verrigt wordt. ^e aankap en uitsleep van het hout geschieden op taak en bij aanneming. Het hout wordt met mallejans of een,°"dig door uitsleep van af de plaats der velling gebragt tot aan den tramway, waar langs het per spoorkar naatje. stapelplaats aan de Lengkong-rivier wordt overgebragt. Van daar wordt het langs dat riviertje en de Branta's^'er naar Modjokerto en Soerabaija afgevlot. De werklieden bij den aankap (100 à 200 man daags) verdienen f 0,40
e ' 1 per dag. Voor het vervoer langs den tramway wordt met do eigenaren der trekdieren per karrevracht overgekomen. Het aantal karbouwen den ondernemer toebehoorende beliep tusschen de 200 en 300.
34ö,'n d e exploitatie van dit boschperceel, slechts het verkrijgen van brandhout ten doel hebbende, werd ook in 1870 S geen begin gemaakt, ^e verschuldigde pachtschat werd echter behoorlijk voldaan.
„nU aat>kap geschiedt in daghuur tegen betaling van 30 à 50 cent per dag; de uitsleep door trekdieren, den onder' W* L^er toebehoorende. ^ 1870 werkten op de onderneming 40 à 100 koelies per dag; voor den uitsleep werden 10 span karbouwen gebezigd, ^ächinerien zijn op de onderneming niet aanwezig.
40.
Gewest, naajn der onderneming, uitgestrektheid van het coniracUsgebied in vierk. palen van 320 bouws, duur van het contract, naam van den contractant.
Jaarlijks te kappen hoeveelheid houtwerken in kub. meters.
Gekapte houtwerken, meest in kubieke meters
gedurende 1870, benevens tariefswaarde.
Door den 1»» betaald vo»1
kap-, sleep-' vervoerloot'
Tagal. Gezamenlijke bosschen der residentie. 1°. Julij 1863—uit. Junij 1872. J. C. van der Palm.
Samarang. Tjandiroeboe. 3327/<0 vierkante palen. 1°. Januarij 1864 — ultimo December 1875. Firma van den Bièsen & C°.
Ondernemingen voor den aankap ten behoeve van den lande.
pi. m. 850
pi. m. 1750.
Kembang. Parengan. 23/4 vierk. palen. I». October 1865—ultimo September 1876. J. Jansen.
pi. m. 4000
Soerakarta Madjenang. 18 vierkante palen. 27 Julij 1865 — ? Erven J. Schomers.
Repaking. 400 bouws. 16 Augustus 1866—15 Augustus 1874. Heyliger en Rochussen.
pi. m. 400
pi. m. 1000
Van de in 1869 gekapte houtwerken waren onder ultimo December nog niet geleverd 816 stuks. Deze werden in 1870 geleverd. Gekapt in 1870 2055 balken en 1724 dolken. Vervoerd in 1870 1148 balken en 1394 dolken == 633900 M3, tariefswaarde f 15 287,10s, zoodat onder ultimo December 1870 nog onuitgesleept bleven 2053 stuks houtwerken.
Onder ultimo December 1869 waren onuitgesleept p. m. 311 M3, in stede van 100 M3, zoo als ten onregte in 't vorig Verslag vermeld. Gekapt in 1870 990304 m 3 . Vervoerd in 1870 1240 balken en zwalpen en 13 150 kleine houtwerken = 830549 M3, tariefswaarde f 22 344,56, zoodat onder ultimo December 1870 nog onuitgesleept bleef eene hoeveelheid van p. m, 471 M3.
De onder ultimo December 1869 op de verzamelplaats aanwezige, voor onderleggers bestemde houtwerken werden in den loop van 1870 naar Boenga verzonden. Gekapt in 1870 43 474 stuks houtwerken. Vervoerd in 1870 8421 balken en zwalpen, 4309 dolken , 517 krom- en kniehouten en 30 000 stuks kleine houtwerken, totaal 43 247 = 4654385 M3, tariefswaarde f 167 894,13, blijvende onder ultimo December 1870 dus nog 227 stuks houtwerken in de bosschen.
Nihil.
Onder ultimo December 1869 lag in het bosch nog onuitgesleept eene hoeveelheid van p. m. 3000 SP. Gekapt in 1870 2i35 M3. Vervoerd in 1870 25 969 balken en zwalpen, 1940 dolken, 1934 krom-en kniehouten, 126 748 kleine houtwerken ^r 3455539 M 3, tariefswaarde f 99 118,37, van welke hoeveelheid 1759781 M3 aan den lande werden geleverd. Restant in het bosch onder ultimo December 1870 p. m. 1680 M3.
f i2 09^'UeaE «it
il»«
sep-' •loo"
V E R D E R E A A N T E E K E N I N G E N .
092:Ö9aankap der houtwerken geschiedt op aanwijzing van den houtvester. Dit werk wordt door den ondernemer stuksgewijze Uitbesteed: de gemiddelde betaling is f 2,25 per kub. meter vierkant beslagen hout. Door middel van trek dieren wordt het hout uit het bosch gesleept, waarna het, op karren geladen .verder over land »aar de plaatsen van bestemming in de residentie Tagal vervoerd wordt. De voor deze werkzaamheden benoodigde trekkeren worden door den ondernemer ingehuurd, terwijl de karren grootendeels zijn eigendom zijn ; gedeeltelijk wordt het transport ook in zijn geheel uitbesteed. Aankap en vervoer geschieden onder toezigt van een geëmploijeerde van den °udernemer. Machinerien worden niet gebezigd. Het hout is speciaal voor hetdepartement der burgerlijke openbare werken bestemd. 990,;0|1(fo, reeds vroeger in behandeling genomen perceelen werden gedurende het afgeloopen jaar geheel uitgekapt; na afloop van den westmoesson van 1870/71 zou eerst kunnen blijken of de natuurlijke opslag al dan niet door kunstmatige bijplanting t e hulp gekomen moest worden , op vele plaatsen laat hij zich vrij goed aanzien. De exploitatie geschiedt deels ten behoeve van het genie-departement in de 2de militaire afdeehng op Java, deels ten behoeve van den waterstaat en de burgerlijke openbare werken in de residentien Kadoe en Bagelen en de afdeeling Salatiga. De houtwerken worden voor eerstgenoemd departement geleverd te Bangjoebiroe en Samarang, of zooveel digter bij de plaats van aankap als zulks verlangd wordt ; voor laatstgenoemde doeleinden te Ambarawa, van *aar zij van gouvernementswege door tusschenkomst van een aannemer naar Kadoe en Bagelen worden vervoerd, ^oor de laatste residentien werd door den ondernemer in 1870 geen hout ter stapelplaats te Ambarawa geleverd. Bij den eigenlijken houtaankap waren in 1870 gemiddeld 70 à 80 arbeiders daags werkzaam ; dit werk geschiedt Mj aanneming tegen f 4 per kub. meter. Het hout, bestemd voor Banjoebiroe en Ambarawa, wordt met trekdieren, grotendeels het eigendom der bevolking, uit het bosch gesleept over een traject van 2 a 3 palen naar de verzamelplaats te Tjandiroeboe tegen betaling van gemiddeld f 6 per kub. meter. Van daar wordt het op karren vervoerd, «erst naar Klepoe (ruim 6 palen) en van daar naar Ambarawa (ruim 8 palen) tegen f 14 per kub. meter. Het voor de hoofdplaats Samarang bestemde hout wordt in het bosch gesleept naar de daar stroomende kali Pnngapoes, waar 'arigs het wordt afgevlot. Machinerien worden niet gebezigd.
;S12^0 weder beplanting der drie eerste j aar perceelen, ter gezamenlijke uitgestrektheid van 245V: bouws, kon als geslaagd W h o u w d worden. In December 1870 werd door den ondernemer met de bijplanting van het 4de jaarperceel, ter grootte van 82 bouws, een aanvang gemaakt. De ondernemer voldoet voortdurend in alle opzigten aan zijne verpligtmgen. Ten einde het contractueel bepaalde minimum van 4000 M 3 te verkrijgen, werd den ondernemer toegestaan, in stede van één, twee jaarperceelen te e*ploiteren en zijn voor den aankap van 1871 ook weder twee jaarperceelen geringd. Om het contract den overeengekomen tijd van 11 jaren te doen duren, zou aan het contractsgebied eenige uitbreiding gegeven worden. Alhoewel de bij het marine-etablissem*nt te Soerabaija op te rigten stapelplaats nog met gereed is, werd met den ondernemer reeds overeengekomen voor den directen overvoer der houtwerken derwaarts, zoodat Boenga als 'isschenplaats voortaan zal kunnen worden vermeden. . Het bekappen van het hout, als hoofdzakelijk bestemd voor het departement der marine, geschiedt volgens de aanwijzin-en van den te Parengan gedetacheerden ingenieur voor het vak van scheepsbouw ; de aan de exploitatie Verbonden werkzaamheden worden zooveel mogelijk bij aanneming verrigt, terwijl de koeheloonen 30 cents daags Vragen; de voor den uitsleep gebezigde trekdieren behooren meerendeels aan den ondernemer, wordende het hout 2°oveel mogelijk met rolwagons getransporteerd. Machinerien worden bij de exploitatie niet gebezigd. „ ö e ondernemer vermeende door de levering der bij het contract geraamde hoeveelheid balken aan zijne verpligtingen *°ldaan te hebben. Vermits hij echter niet alleen aan dit aantal gebonden is , maar al het m de bosschen op het V r l a n d Madjenang aanwezig kapbaar djatihout, voor zoover het niet in diepe ravijnen of op te verren afstand der Solo-rivier staat, op de stapelplaats Djoeroek nabij Soerakarta leveren moet, en na naauwkeung onderzoek bleek d a t zoodanig hout nog op het buurland aanwezig is , zoo kan de levering van den contractant nog niet als aftreloopen *°rden beschouwd. In 1870 kon echter door den contractant geen hout gekapt worden ; lo 000 jonge djatiboomen z°Uden in den westmoesson van 1870/71 door hem worden bijgeplant. )273f6] kappen geschiedt bij aanneming, gegrond op het in deze streek gebruikelijk koelieloon van 40 cents, hoofdzakelijk a°°r werkvolk uit Samarang. De opgezetenen van het huurland worden op de dagen, dat zij moeten uitkomen, p'et bij de boschexploitatie gebezigd, maar staat het hun vrij om op andere dagen daaraan vrijwillig deel te nemen, bemiddeld zijn 150 arbeiders bij den eigenlijken aankap werkzaam, behalve nog een 30tal zagers. | , Het hout wordt uit het bosch tot naar den nabij gelegen tramway gesleept door trekdieren aan den ondernemer ,Ue>hoorende, onder ultimo 1870 ten getale van 106. Ligt hout wordt daarheen gedragen. T&Ö het slepen zijn dagelijks ongeveer 40 man en even zooveel bij het,vervoer langs den tramway werkzaam ^atstgenoemden genieten een dagloon van 50 cents; de slepers van 45 cents. Het opladen op de tramwagens wordt Wonderlijk beUald. Langs den tramway wordt het hout op rolwagens vervoerd tot nabij de dessa Renteng, van 7*r langs de Toentang-rivier naar Kedoengdjati afgevlot, van waar het voor den lande ten behoeve van het bouwa'Partement bestemde hout verder per spoortrein naar Samarang wordt vervoerd. Hetgeen ter beschikking van den °?dernemer verblijft (namelijk het materiaal waaruit geene houtwerken van minstens 3 meter lengte en 13 centimtter ^' e rUnt kunnen worden verkregen), wordt zoowel haar Samarang als naar Soerakarta gebragt, ten einde daar van 6 hand gezet te worden. . «ehahe een paar draaispillen langs den tramway zijn op deze onderneming geene machinerien. , i °ok in 1870 was door den ondernemer op de gronden der mtgekapte bosschen geene koffij geplant, zoodat ingevolge 6t contract ook geene djati-aanplantingen behoefden te worden aangelegd.
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
\EDERLANDSCH (OOST-) INDIE.
BIJLAGE PP.
N°. 41.
AANTOONING
BETREFFENDE DEK
VllilAFIl Of JA¥A I I MâllEA
MET UITZONDERING VAN DE RESIDKNTIEN
SOERAKABTA EN DJOKJOKARTA,
bij het eind \an het jaar 1870.
2
G E W E S T E N .
Bantam
Krawang
Preanger regentschappen
Cheribon
Tagal (a)
Pekalongan (b) . . . •
Samarang. . ' . . • • •
Japara
Rembang
Soerabaija. . . • • •
Madura (c) . • • •
Paaoeroean . . • •
Probolinggo . . . .
Bezoeki
Banjoewangi. . . •
Banjoemas [d) . • •
Bagelen (e) . . • •
Kadoe
Madioen . . • • •
Kediri
Te zamen
Batavia (f)
Totaal
B U F F E L S .
Mannetjes.
61600
38 800
78 900
82 500
47 100
24 900
82 500
55 900
99 400
75 600
1600
22 300
4 700
y 900
6 200
35 700
23 900
17 600
68 300
69 000
Wijfjes.
906 400
106 400
1 012 800
90 200
59 800
118 900
102 900
75 900
45 100
148 400
72 500
109 400
100 100
2 400
28 300
6 300
12 800
7 200
80 700
70 600
34 600
125 800
68 600
Te zamen.
R U N D E B 1
1360 500
134 000
1 491500
151 800
98 600
197 800 I
185 400
123 000
70 000
230 900
128 400
208 800
175 700
4 000
50 600
11000
22 700
13 400
116 400
94 500
52 200
194 100
137 600
2 266 900
240 400
2 507 300
Stieren.
1300
1400
2 100
1800
500
800
22 000
600
47 900
70 100
22 900
64 000
09 200
66 400
28 100
14 00)
37 800
33 000
37 100
12 700
533 200
5 900
539 100
Koeijen.
1 OOi
2 30
4 0*
r
i oo
iifi
39 2«
6J
56 8*
821'
3 7 *
74*
59 j
61 è
20 e
2 J
71«
81«
70 À
704'
1
71'
3
P A A R D E N .
Te zamen.
2 300
3 700
6 100
. 3 200
1 500
2 200
61200
1200
104 700
152 200
60 300
138-400
128 900
128 200
48 100
36 500
109 000
114 600
107 400
28 300
1 238 000
13 700
Hengsten.
1251700
6 500
3 800
85 800
22 800
7 200
4 000
9 900
5 800
25 400
19 000
1800
28 400
17 000
20 600
10 700
5 300
5 200
6 200
24 100
10 300
269 800
17 500
A A N M E R K I N G E N .
287 300
Merrien. Te zamen.
2 500
6 600
56 800
27 100
8 100
3 500
7 800
4 700
23 400
16 600
2 100
26 500
15 400
17 100
9 400
6100
4 800
6 300
28 300
13 000
286 100
11 100
297 200
9 000
10 400
92 600
49 900
15 300
7 500
17 700
10 500
48 800
35 600
3 900
54 900
32 400
37 700
20 100
11400
10 000
12 500
52 400
23 300
555 900
28 600
(a) De cijfers betreffende deze residentie zijn ontleend aan de uitkomsten der statistische opneming, behalve wat het district Doekoewringin aangaat, waar de opneming onder uit. December 1870 nog niet beëindigd was.
(b) Voor deze residentie, ofschoon reeds statistisch opgenomen, schijnen nog gevolgd de opgaven der inlandsche hoofden. Volgens de gegevens van het statistisch bureau moet het aantal buffels hebben bedragen 66 900, dat der runderen 2000 en dat der paarden 5250.
(cl De opgaven nopens deze residentie betroffen alleen het regentschap Pamakassan.
[d] Volgens opgave van den chef van het kadastraal statistisch bureau zouden op uit. December 1870 aanwezig zijn geweest 134 600 buffels, 43 660 runderen en 10 150 paarden. (De verschillen zijn niet toegelicht.)
(e) De cijfers betreffende dit gewest zijn verkregen van de statistische opneming.
(ƒ) In vroegere verslagen werd de residentie Batavia in° dezen staat gemist. Ten einde de vergelijking te vergemakkelijken, zyn de cijfer? afzonderlijk opgebragt.
584 500
fco
Z I T T I N G 1871 — 1872. — S.
Koloniaal verslag van 1871.
XEDERLANDSCII (OOST-) IIVDIE.
B I J L A G E « Q .
N°. 42.
KOFFIJ-CÜLTUUE in het gouvernement van Sumatra's Westkust. Aantooninff over 1869 en 1870 van het getal aanwezige boomen en van de verhouding deivruchtdragende tot de productie.
RESIDENTIEL
6ov Padangsche Penlanden. .
AFDEELINGEN.
aPanolL
Tanah Datar . . . .
Agam
Limapoeloe of L Kotta's
XIII en IX Kotta's
Te zamen. . . .
Mandheling en Ankola
AijerBangies en Rau
Priaman
Zuidelijke afdeeling van Padang. . . .
Ommelanden van Padang
Te zamen. . . .
Generaal totaal. . .
GETAL AANWEZIGE KOFFIJBOOMEN.
(Meest nuar schatting.)
Vrucht
dragende.
Oude, welke geen onderhoud meer waard zijn.
Jonge,
niet vrucht
dragende.
Totaal.
Productie.
(in pikols.
Aantal vruchtdragende boomen waarvan gemiddeld één pikol koffij is verkregen.
1SGÖ.
32 512 118
37 333 695
26 412 4'JO
7 075 903
103 334 206
4 365 948
1711025
334 763
2 039 050
62 410
8 513 196
111847 402
2 753 592
1391406
55 900
660 196
4 861094
172 780
85 901
»
544 756
»
803 437
5 664 531
13 547 219
9 355 222
12 807 689
4 538 872
40 249 002
1358 790
884 370
3 213 229
802 041
170 990
6 429 420
46 678 422
48 812 929
48 080 323
39 276 079
12 274 971
148 444 302
5 897 518
2 681296
3 547 992
3 385 847
233 400
15 746 053
164 190 355
60 071
31827
18 284
15 646
125 828
11836
1465
92
2 740
1
16 134
141962
541
1 173
1444
452
821
368
1 167
3 638
744
62 410
527
787
2
RESIDENTIEL AFDEPILINGEN.
GETAL AANWEZIGE KOFFIJBOOMEN.
(Meest naar schatting.)
Vrucht
dragende.
Oude, welke geen onderhoud meer waard zijn.
Jonge,
niet vrucht
dragende.
Totaal.
Productie,
(in pikols.)
Aantal vruchtdragende boomen .waarvan gemiddeW één pikol koffij is verkrege"'
Padangsche Bovenlanden . .
Tapanoli
Padang .
I
Tanah Datar . . . .
Agam
Limapoeloe of L Kotta's
XIII en IX Kotta's
Te zamen. . . .
Mandheling en Ankola
AijerBangies en Bau
Priaman
Zuidelijke afdeeling van Padang. . . .
Ommelanden van Padang . . . . ; . . .
Te zamen. . . .
Generaal totaal. . .
1 S 7 0 .
44 771 026
22 007 141
32 589 622
7 641 188
107 008 977
4 599 951
1585111
334 763
2 039 050
62 410
8 621 285
115 630 262

2 588 187
1 687 744
68 000
275 413
4 619 344
334 324
190 718
»
544 756
n
1 069 798
5 689 142
15 440 207
6 510 366
14 970 949
4 662 640
41 584 162
1 289 662
999 980
3 220 004
802 041
185 590
6 497 277
48 081 439
62 799 420
30 205 251
47 628 571
12 579 241
153 212 483
6 223 937
2 775 809
3 554 767
3 385 847
248 000
16 188 360
169 400 843
62 308
46 954
22 160
25 834
157 256
18 648
2 278
183
4 504
»
25 613
182 869
71
46
147
29
68
24
61
18-2
ia
n
33
63
Z I T T I N G 1871 —1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
JÏEDERLANDSCH (OOST-) INDIE.
BIJLAGP: L I T . R R .
N°. 43.
AANTEEKENINGrEN uit een verslag- van den inspecteur-honorair der cultures J. E. TEYSMANN, belast geweest met de leiding van den proefaanleg van sawah's op Banka, nopens zijne verrigtingen op dat eiland van Augustus 1870 tot February 1871.
#nî" o p v o l g ' ^ g v a n b e t gouvernementsbeskiit van 20
0 1J 1870, n°. 16, waarbij den genoemden inspecteur werd . Pgedragen om op het eiland Banka proeven te nemen met J t aanleggen van sawahvelden, begaf deze zich in de
lofste dagen van Augustus 1870 van Batavia naar Mun
v ' behalve ploeg-en andere gereedschappen ook met zich „erende 26 Sundanesche landbouwers en een twintigtal karbouwen. ° üaags na aankomst werden de karbouwen en lamdbou, rs landwaarts in gezonden om met kleine dagreizen de »topong Boekiet-gebak te bereiken, op 47 palen van Untok , aan den grooten weg naar Pangkalpinang gelegen. •Ue ijzerwerken en andere zware goederen werden per ^aauw naar Mantjong, een tak van de groote rivier Jerieng in straat Banka en van daar over land tot Boekietseoak (9 palen) gezonden. • fort daarop begaf zich de inspecteur TEYSMANN via ^^tstgeuoemde plaats naar de kampong Kapok, waareen ^ erleg plaats had met den betrokken plaatselijken ambte
v' ar (den administrateur van Soengeiliat), nopens de keuze *? een voor de proef geschikt terrein. j « e t water van de rivier Njalouw, die langs kampong Voo .°v s t r o o m t ' scheen later gebruikt te kunnen worden v6 J het aanleggen van uitgebreide sawahs op drooge , meer W t V e R S.™ndeia' waartoe waarschijnlijk over geheel W * d e z i J t a k k e n der groote rivieren zullen kunnen gegoed w o r d e n - Voorloopig en tot dat de sawahcultuur voor v a n , z o u . gevestigd zijn, verdiende het, naar het oordeel 'dien l n s P e c t e u r ' gemakshalve de voorkeur zich te be< W r - , V a n . k l e i n e r e riviertjes in de valleijen zelve, daar bii 8?,J k e "viertjes geen hooge afdammingen vereischen en J etke kampong gevonden worden.
V(Aanvankelijk meende men eene geschikte gelegenheid *>eto d 0 n P r o e f a a n I eS gevonden te hebben nabij Fangkal\ ?8' e e n e zeer onbeduidende kampong, 5 à 6 palen van Uit-vpklet-gebak gelegen aan de Semboeboer, eene rivier,
b daterende in de Klabatbaai en bevaarbaar tot Pangkal2°ekDS' H e t b e w u s t e terrein bleek, bij plaatselijk onderstond - n o g a l » ongelijk ", doch het grootste bezwaar beL0nrt ' — — —J ' * l x ü l' gi^uLöio ueawaar uohoofH l n h e t a a n b r e n g e n v a n levend water, dat volgens de aan V1 e e n ' g e palen ver moest gezocht worden. Op eene W den batin gedane vraag, of hij met zijn volk ook ^Xlïll ° a T "*• "'W *«"•>• ^-y14" vKJiix u u i v ^ate a m k o n ziJn t o t h e t afdammen van het benoodigde J>Uat' e n b e t graven eener waterleiding tot de bestemde te,, ' g a f deze, i n tegenwoordigheid van den administrai t h e^ n o n t k e n l lend antwoord. De.heer TEYSMANN gaf 1,Hödf»atlnh00fd d a a l'°P t e k ennen niet gekomen te zijn om Vn«? t e d r l J v e n o f w i n s t t e bejagen, maar van het Gou^°»ae ° n t i n l a S t t e h e b b e n o m d e Backanezen te hulp te Sa^ah e n h u n o n d e r n ' g t t e g e v e n i n het aanleggen van 'Qiet . s ' die zij zoozeer behoefden; dat zij dit zelven nog bij , n zagen, wijl zij niet voor de toekomst zorgden; dat, Nan!. t o e n e m i n g der bevolking hst uitgeput raken der «Mjn ^ S e n het verdwijnen der oorspronkelijke bosschen , Uzjgt duister begon te worden en zij zieh later zou
den beklagen met naar goeden raad geluisterd te hebben , te meer daar de ladangs reeds nu , in sommige streken , niet meer iD de behoeften konden voorzien ; en eindelijk dat nu naar eene andere meer geschikte streek zou worden omgezien , waar men welligt meer bereid zou zijn tot medewerking. Deze teregtwijzing had het gevolg dat het batmhoofd over zijn te haastig gegeven antwoord berouw scheen te gevoelen en beloofde binnen kort, als de werkzaamheden der ladangs waren afgeloopen , zijne medewerking te zullen verleenen. Daartoe had hij echter, zegt de inspecteur, niet eens het regt doordien de organisatie op Banka van dien aard is, dat de hoofden, behalve ten opzigte van de hun door het Bestuur opgelegde verpligtingen, niet de minste magt over de bevolking bezitten. Hierbij komt dat de inlanders op Banka volstrekt geen ontzag voor hunne hoofden hebben, maar hen beschouwen geheel als huns gelijken. Trouwens zij zijn ook niet veel meer. De eerbied en hulpvaardigheid , die de Javanen aan hunne hoofden betounen , steken sterk af bij de onverschilligheid der Bankanezen ] die dezen geen hulpbetoon, hoe gering ook, zonder betaling verleenen. Bevelen namens het Gouvernement worden echter zonder de minste tegenspraak ten uitvoer gebrast Men besloot nu een ander, gunstiger terrein op "te sporen, waartoe de keus viel op de aan den weg naar Soengeiliat nabij kampong Bakem (batinschap Djemporak) gelegen vallei Paja-Raja, op 63 palen afstands van Muntok ' waar mitsdien een aanvang met de werkzaamheden werd' gemaakt. Het terrein was echter nog geheel met ..bloekar" bezet, zoodat de kampong tot verblijfplaats moest dienen ; het werkvolk werd bij de inlanders gehuisvest, terwijl de heer 'IEYSMANN zijn intrek nam in de balai en de administrateur naar zijne standplaats terugkeerde. De gereedschappen werden van Boekiet-gebak overgebragt, doch de karbouwen bleven achter om in de kampongs die zij achtereenvolgens voorbij moesten en waar zij eenige dagen voldoend voedsel v,nden konden, nog zoo.eel mogelijk te grazen, dewijl te Bakem slechts spaarzaam gras werd aangetroffen. Kr komen over geheel Banka , zoo op drooge als op moerassige gronden, verschillende grassoorten voor, die gaarne door het vee genuttigd worden ; ook het zoogenaamde Guineagras treft men hier en daar verwilderd aan. Na den oogst der padi zijn de ladangs veelal met gras en onkruid bezet, doch daar de boomvegetatie spoedig weder opgroeit, wordt het gras meestal weder verdrongen. Alan« alang houdt het nog het langst uit, maar moet bij eene weelderige houtvegetatie eindelijk ook wijken. Het algemeen gezochte en voedzame zoogenaamde lamidjanagras werd door den inspecteur naar Paja-Raja overgebragt en groeide daar reeds zeer weelderig. Ondanks de ingevallen aanhoudende zware regens werd een aanvang gemaakt met de nadere opruiming van het terrein tot aan de plaaisen waar de aldamm.ngea der
2
riviertjes voor het opbrengen van levend water op de sawah moesten gemaakt worden, terwijl de boedjangs zich onledig hielden met het in orde brengen der gereedschappen en met het kappen van bloekar, ter plaatse waar de gebouwen zouden opgerigt worden en van wildhout tot het daarstellen van eene boedjangswoning. Den 19den September was die woning gereed om betrokken te worden. In dien tusschentijd werd echter nog eene uitgestrektheid van ongeveer 5 bouws bloekar gekapt en verbrand, de houtwerken voor eene woning van den inspecteur verzameld en het terrein waterpas uitgegraven, waarbij vele en kolossale ijzersteenen aan den dag kwamen. Door een en ander kon laatstbedoelde woning eerst medio October worden betrokken. Dagelijks begaf de inspecteur zich naar het terrein om de werkzaamheden gade te slaan en verbleef aldaar van 6 tot 11 uur voormiddags. Ter voorziening in de voeding der boedjangs werd, zoo te Muntok als in het binnenland, de rijst bij kleine hoeveelheden van de inlanders opgekocht, doch daar hun voorraad niet groot was, moest al spoedig naar andere bronnen worden uitgezien. Door de hulp van den administrateur van Blinjoe werd te dier plaatse rijst 2de soort tegen f 7 den pikol verkregen, die kosteloos met eene gouvernements-tjunia tot Pangkal Laijang vervoerd en verder door koelies naar de 12 palen verwijderde kampong Bakem gedragen of gekruid werd, en zoodoende op f 7,60 te staan kwam. Men slaagde er echter in door de tusschenkomst van den demang van Muntok het bewuste artikel van daar tegen nog iets goedkooperen prijs te verkrijgen. Van de vergunning om uit 's lands voorraad rijst te mogen vorderen , werd geen gebruik gemaakt, wijl die het Gouvernement hooger te staan komt. Eerst nadat de gebouwen gereed waren en een groot gedeelte bloekar gekapt en verbrand was, kon een begin gemaakt worden met den aanleg van sawahs. Nu echter de boedjangs goed gehuisvest waren, nu zij hunne voorschotten meestal hadden vereffend en hun bij de ruime betaling van f 10 en een halven pikol rijst 'smaands weinig meer te wen sehen overbleef, begonnen zij maar al te veelvuldig ongevraagd verlof te nemen. Gedurende de maand October bedroegen die zoogenaamde permissiedagen , niettegenstaande alsdan het loon werd ingehouden , 130, bij een personeel van 25 boedjangs. Het gebod dat voortaan allen zonder uitzondering op het werk moesten komen , bragt hierin veel verbetering. Gedurende November en in de twee volgende maanden had het werkvolk veel te lijden van koortsen en berri berri, tot tegengang waarvan de hulp van den officier van gezondheid te Pangkalpinang werd ingeroepen. Achtereenvolgens (tot 25 Maart 1871) werden 16 boedjangs in het hospitaal ter laatstgenoemde plaatse opgenomen, terwijl een tweetal kwamen te overlijden. De oorzaak en de voortduring dezer ziekten was, naar alle waarschijnlijkheid, een gevolg van het vochtige weder (van 18 Augustus 1870 tot 31 Januarij 1871 had men meestal betrokken lucht en 107 eigenlijke regendagen), maar voornamelijk ook van de schadelijke uitwasemingen der bewerkte gronden. Dien ten gevolge werden de slaapplaatsen der werklieden, die aanvankelijk omstreeks 3 voet boven den beganen droogen grond verheven waren, tot op i; à 7 voeten verhoogd, hetgeen eene goede uitwerking had , daar na dien tijd de koortsen aanmerkelijk verminderden. Ook de inspecteur zelf bleefniet van koorts verschoond. Niettegenstaande al deze bezwaren werden toch de werkzaamheden langzamerhand voortgezet. Het te ontginnen terrein was, even als geheel Banka, echter zoo dig* bezet met grootere of kleinere boomstompen en diepgaande wortels, dat het veel arbeid kostte die te verwijderen. Door middel van draagbare houten bokken met ijzeren assen en kettingen werden de meeste dezer hindernissen opgeruimd, hoewel dikwijls tot uitgraven en loskappen de toevlugt moest worden genomen. Het aldus gezuiverd terrein werd vervolgens met den ploeg losgemaakt, de grond met de egge onder toevoer van levend water van de hoogere naar de lagere gedeelten getrokken en de gaten , die door het wegruimen der boomstompen ontstaan wartn, aangevuld Dit was voor de karbouwen een lastig werk. die dikwijls in de dus met modder aangevulde gaten zakten.
Intusschen was ook eene waterleiding tot stand geko' men door over eene breedte van plus minus 30 meter eene zijvallei af te dammen ter hoogte van ruim 1 en ter dikte o van ruim 2 meters, waardoor een zuivere waterstraal van plus minus 1 vierkanten voet (eenige voeten boven de aan te leggen sawahs) werd verkregen. Deze stroom was voor' > loopig voldoende voor de werkzaamheden en tevens om een Ç paar bouws sawah van levend water te voorzien. De eigen' ^ a
lijke Pajaraja-rivier, die veel meer water afvoert en voor het geheel voldoend water zal opleveren, moest nog op a
dezelfde wijze worden afgedamd. ^. Eindelijk kwam nog vóór het einde van 1870 een halve v' bouw sawahbeddingen gereed, die op 1". Januarij 1871 Ij e werden beplant. De administrateur van Soengeiliat had j a
daarvan aan de omliggende kampongs kennis gegeven en v
de lieden uitgenoodigd om bij die aanplanting tegenwoordig c
en behulpzaam te zijn. De bibiet-padi (bestaande uit 7 sooi" |.. j|
ten padi en 2 soorten petan), die den 19den November ter J
kieming was gelegd, werd den 31 sten December uitgetrok'1 ^ ken , om den volgenden dag voor den aanplant gereed te ^ zijn. Des morgens van den lsteh Januarij kwamen dan ooK . " de batins van Djemporak, Njalauw en Maras met hunne v vrouwen en volgelingen opdagen. Onder aanvoering dei' u Soendanezen werd een begin met de aanplanting gemaakti doch het kostte vrij wat moeite om de Bankanezen, zoo a
mannen als vrouwen, de behandeling der plantjes naa' } behooren te leeren. Toch kwam men vóór den middag v rmet den aanplant gereed, niettegenstaande de meesten ziel1 8 in de woning des inspecteurs hadden verzameld, zonder t./* aan den aanplant te hebben deel genomen. Tien dagen later P&i werd de tweede helft van dezen eersten bouw, alleen dooi' a de boedjangs, volgeplant. ^ ^ Deze eerste bouw regelmatig aangelegde sawah heeft te v el
midden der wildernissen een goed aanzien en trekt zee' D
de aandacht der Bankanezen, die, nog al nieuwsgierig', c
toeschouwers waren bij al de verrigtingen. Zelfs uit zee', Vc
verwijderde streken kwam men de sawahs bewonderen'.,, N
Door de verplaatsing van den ongelijken bovengrond was . e
echter bij deze eerste ontginning een groot gedeelte nie' ' geslaagd. Daar waar kuilen en slooten aanwezig ware" ^ was de grond soms een paar voet opgehoogd moeten wof' ' den met groote mierenhoopen en gedeelten van het hoogei'e t ' terrein. Deze losse aarde werd door de bewerking ©e'^." water natuurlijk in modder herschapen , en daar het aan ^ tijd ontbroken had om alles behoorlijk te laten bezinken' s{ ' had de padi op die plaatsen hare wortels niet genoegzaaU1 ^ ü
kunnen vastzetten, en zich niet kunnen ontwikkelen. Ee" jj ' ander gedeelte, waar de vallei zich verheft en uit die" . hoofde de bodem ter diepte van een paar voeten was , e'1 ^ moest worden uitgegraven (waardoor eene witte kleisoor' 8 onder de aarde verlengd werd), was eveneens onvrucW' . baar; doordien deze zure klei nog niet genoeg aan de" j ; invloed van de lucht was blootgesteld geweest om, doof ll
SU0: P ontbinding, hare nadeelige eigenschappeu te verliezen ** s^ in vruchtbare aarde over te gaan. Het gedeelte echter wa»( ), de bodem slechts weinig verplaatst en enkel door den ploej» omgewerkt was liet niets te wenschen over, en de pa* stond daarop zoo weelderig als verlangd kon worden. Het valt dan ook, naar het oordeel van den inspecte0
TEYSMANN, niet te betwijfelen of de aangelegde sawalf zullen bij volgende aanpluntingen (wanneer de bodem zie. ^ zal vastgezet en de schadelijke zure deelen uitgedampt ^ t hebben) onder de eerste soort zijn te rangschikken en m de beste Javasche kunnen wedijveren. Voor het groots'^ gedeelte toch bestaat de bodem uit eene vette humus, *'el
mengd met witte klei en eenig kwartszand. , Bij de overgave door den inspecteur TEVSMANN van leiding der proef aan zijnen opvolger (4 February 1871'' waren de uitkomsten van den aanplant nog niet beken ^ Al kwam er echter ook niets van te regt, zegt genoe0> inspecteur, dan zou dit nog geene aanleiding geven ° voor het vervolg aan goede resultaten te wanhopen. 1 . mers rekent men ook op Java weinig op den aanplant drie eerste jaren. Het tijdroovende uithalen der oude boomstompen. verband met de weinige werkkrachten , hadden niet v6,, oorloofd vroeger dan in het begin van M«art 1871 ru , een bouw padi-tipar (padi op drooge doch geploegde gr°J den) aan te planten. De daartoe bestemde grond is nietj te diep beploegd en daarna met acht soorten padi en ee
var •viï
dat
t«r
>'av '>vt bee «m t 'lat *«l *a\ ML '•k Jya kei
eko' 0rt ketan bezaaid. Ook dit gewas liet zich aanvankelijk eene eer goed aanzien. likte *o afwachting van nadere bevelen van den directeur van n Wnnenlandsch bestuur meende de inspecteur TEYSMANN aan u den nieuwen leider der proef (1) te moeten aanbevelen oor- j de reeds geheel van de oorspronkelijke vegetatie ontleen ane vallei verder te ontginnen, waardoor de sawahs tot gen' P 5 bouws zouden kunnen worden uitgebreid. Daarna zou •oof ook
ift te
aan gene zijde van den grooten weg of beneden het ; op F eds ontgonnen terrein nog een tiental bouws sawahs zijn ** te leggen. alve 'olgens den heer TEYSMANN bestaat er geene enkele 1871 j äen, waarom sawahs op Banka niet even goed als op had ,Hva zouden gedijen. Integendeel houdt hij Banka, wegens a en 6 vele riviertjes en den vruchtbaren bodem, er bijzonder ,rdigp**ikt voor. looi" j..~chter zullen de Bankanezen , zoo gaat hij voort, moeije
r ter J* tot den aanleg er van te bewegen zijn, zoo lang zij de rok- ?0ede resultaten dier cultuurwijze niet aanschouwelijk d te 6°ben leeren kennen, maar dan zullen zij ook de handen look.*0 het werk slaan om in hunne zoo dringende behoeften unne e Voorzien, daar hunne ladangs geheel uitgeput raken. def. Oe naastbij gelegen kampongs leverden sedert October lakti 8'0 meestal 4 werklieden daags, die wel niet hard werkten, zo» /Jaa? toch altijd eenige hulp verschaften en op die wijze naa' e r' den sawah-arbeid bekend raakten. ddag -^n slotte deelt de heer TEYSMANN onder andere de zich °J|ende beschouwingen mede : i n def . ^ronden voor de rijstcultuur, zoo voor sawahs als later 'Pars zijn op Banka overvloedig voorhanden. Wel bestaan dooi' r aan het land eigene bezwaren om die gronden in cultuur ,e "rongen , doch deze zijn niet onoverkomelijk, bijvooreold gebrek aan ploegvee, hetgeen echter door de hulp zeef a° het Gouvernement van elders zal kunnen worden aanerig' , °erd, zoodra de landbouwers daaraan behoefte zullen zeef joelen. Misschien ware dan rundvee boven karbouwen ereO' .,*J verkiezen , wordende nu reeds honderde runderen van was ,reOgano, Siam en Malakka ingevoerd door den leveranniet 'ef van rundvleesch voor de bezetting op Banka. 'are" ras is wel over het geheele eiland in goede door het wor v e<i gewilde soorten voorhanden , doch niet genoegzaam ,„ere °or een grooten veestapel. Wanneer echter, door verbena' *!'de cultuur van sawahs en tipars de ladangcultuur ver, aa» ^ "dert, zullen er overvloedige gronden voor weiden beLkeüi JO'khaar komen. Om die ladangvelden tot weideplaats in zaai" J de v a n t o t bloekar te herscheppen, heeft men slechts J5e" i8 Javasche wijze te volgen, dat is jaarlijks het opkomend die" t°ütgewas te verbranden, waarbij men nog partij kan , t «n rekken met den aanplant van zoogenaamde tweede gesoor' ^sen. uebt' o uaarna zal de alang alang (nalang-Banka) spoedig de i de" ^ h a n d krijgen, en, na elke verbranding, des te weeldoof eilgfr voor den dag komen. Wanneer nu het vee langen tijd m ef B deze nalangvelden gegraasd heeft, zal ook deze graswa"' K°rt langzamerhand verdwijnen en andere betere sooiten ploef! |*re plaats innemen. Men zorge hierbij vooral dat eene pad' .^tecsoort, resam genaamd, niet de overhand bekome, .,''' die in staat is ook de nalang te onderdrukken. De ictetf' ,, ?rtels en onderaardsche stengen van deze resam loopen .waf n? r slechts even onder de oppervlakte der aarde, zoovel **• ze gemakkelijk met de egge te verwijderen zijn. Hierpt 2"' °01' wordt de nalang eerder gebaat dan benadeeld. n u ' a"aangezien geheel Banka berg- ot heuvelachtig is, vindt of)ts,e x fctl er weinig uitgestrekte vlakke velden, maar is het
¥ef r,'ein er o\eral of eenigzins hellend öf met valleijen en
0 VlJnen doorsneden. Het gevolg daarvan is dat men ook *n ^ h T ^ w"ter aantreft. Langs iedere kampong stroomt een .8711' 0m J9 of eene rivier; de eerste zijn gemeenlijk voldoende ' H ^e voor iedere kampong benoodigde sawahs van het °dige water te voorzien ; met weinig moeite kan men . ^ater aidammen en hit langs de hoogere zijde der (, e'. door eene kleine waterleiding (talie-ajerj op de „i^'ahs brengen. Deze sawahs zullen meerendeels, zoo niet 3j ?' uit moerasgronden (lelaps) bestaan, waarin de humus i,. ter dikte van eenige voeten heeft opgehoogd, en
•ken
5eD>'
> " c J l"r nt '
u,
n ' I t ve
ru'"
at*
^Y i arm , even als op de drooge grt nden, boomen en strui 11 doorkomen. Intusschen zijn die gronden toch meestal
(1) Zie h;t Beo-eringsvers'ag- hiervoren . bladz. 195.
begaanbaar, zoodat ze niet als eigenlijke moerassen kunnen beschouwd worden. Over het algemeen hebben op Banka zoowel de kleine beekjes als de groote rivieren weinig verval, waardoor dan ook de eb en vloed zich op deze laatste, of beter gezegd op de zeeboezems tot palen ver in het binnenland uitstrekken. Toch is er van die rivieren veel partij te trekken door ze zoo hoog mogelijk, waar ze reeds genoegzaam water bevatten, af te dammen. Dan kan men dit water over groote uitgestrektheden zoowel droog als moerassig land leiden en de prachtigste sawahs verkrijgen. Banka zou daardoor eene voorraadschuur van rijst kunnen worden. Met het oog hierop ware het. naar de meening van den inspecteur TEYSMANN eene wenschelijke zaak, wanneer over het geheele eiland een onderzoek wierd ingesteld, ten einde alle zijtakken der groote rivieren van hunnen oorsprong af op te nemen , en het waarschijnlijk verval tot de plaats der bestemming na te gaan. De lelaps of moerassige bosschen , die zoo laag gelegen zijn dat ze bij zware regens onder water loopen, en die, wegens den hoogen waterstand in de rivieren, niet afgetapt kunnen worden , dienen volgens genoemden inspecteur buiten beschouwing te blijven tot latere tijden, wanneer ze door de vegetatie meer en meer zullen worden opgehoogd , of wel wanneer welligt door het schoonmaken deirivieren het peil verlaagd zou kunnen worden. Nevens de proeven met sawah-aanleg behooren zijns inziens ook de proeven met tiparvelden te worden voortgezet, daar hij het niet twijfelachtig acht of deze gronden zullen, als zij goed beploegd worden, aanmerkelijk meer renderen dan de schrale ladangvelden. Do eerste ontginning kost zeker meer moeite dan die van een ladangveld, doordien de stompen moeten uitgeroeid worden ; later echter zullen ze minder arbeid vorderen dan de ladangs, wanneer het ploegen door karbouwen kan geschiedt-n Men zal daarbij van die gronden , door ze bij afwisseling met andere gewassen te beplanten , ook buiten do padi andere producten kunnen trekken. Hiertoe beveelt zich bijv. aan de katjangtanah, waarvan de olie zeer te stade zal komen, wijl er groote behoefte aan dat artikel bestaat rn bet steeds met 40 à 50 cent de katti betaald wordt. Cassave wordt nu wel hier en daar in weinige exemplaren aangetroffen, doch van dit gezonde voedsel kan men geheele velden aanplanten; men had echter niet de beste soort of' zoote cassave, doch deze is nu uit 's lands plantentuia te Buitenzorg ingevoerd. Tallas of' kladi, mede een goed voedsel, wordt tut dusver mede' ie weinig aangeplant. Van pisang bezitten de Bankanezen slechts weinige en niet eens de beste soorten; uit 's lands plantentuin werd daarvan een dertigtal goede soorten ontvangen ter uitdeeling onder de bevolking. Voorts kunnen nog vele andere cultuurplanten , die op Java als tweede gewassen bekend zijn, na den padioogst op deze tiparvelden gekweekt worden. .Naar gelang de gronden min of meer vruchtbaar zijn, kan men daarop na herhaalde ploeging gedurende 2 à 3 jaren padi en tweede gewassen planten, daarna katjang tanah; deze kan als eene halve bemesting aangemerkt worden , omdat de bodem bij den oogst diep wordt omgewoeld en losgemaakt. Wordt de grond echter te schraal, dan laat men er een paar jaren gras voor 't weiden van het vee opgroeijen. Daarna kan men weder met goed gevolg tot de padicultuur terugkeeren. Zoodra men in In bezit is van eenen veestapel, kunnen ook de schraalste stukkeu bemest worden. Men zal dan ook niet meer zoo veel bloekar voor ladangs behoeven te kappen , en op de plaatsen waar vroeger ladangs waren, zal dan weer zwaar bosch kunnen opgroeijen, hetgeen allezins wenschelijk is; vóór alles echter zal het noodig zijn uat de zaak onder een goed en deskundig beheer worde voortgezet. Voorloopig zou men zich tot BajaKaja kunnen bepalen , tot dat de ontginning aldaar tot 10 à 15 bouws sawahs en eenige bouws tiparveld uitgebreid en tot haren hoogsten trap van ontwikkeling gekomen is. Dan zal men niet meer kunnen aanvoeren dat sawahs op Banka niet kunnen gedijen, en de inlander zal bij het zien van zulke schoone resultaten, met eenige aanmoediging, wel genegen zijn ook de handen aan het werk te slaan. De Bankanezen toch zijn zeer op winst belust en niet zoo verkwistend als de Javanen, en begraven liever hunne geringe schatten dan ze noodeloos uit te geven.
4
Men gelooft dan ook algemeen, zoo luidt het verder in het verslag van den heer TEYSMANN, dat vele schatten begraven liggen, waarvan de eigenaars overleden zijn, zonder dat zij in de gelegenheid waren hunne familie daarmede bekend te maken. Als een bewijs van de volgzaamheid der inlanders op Banka kan dienen, dat, nadat een vorig bestuur den wensch had te. kennen gegeven, dat ieder kampongman in de nabijheid zijner kampong eene kleine aanplanting zou daarstellen van gambier, koffij en peper, men binnen een jaar tijds bij schier elke kampong die aanplantingen , vooral gambier, met goed gevolg zag tot stand komen; dit kan later eene rijke bron van inkomsten voor de bevolking worden. Uit 's lands plantentuin te Buitenzorg ontving de insp.ec teur ook eene kist met planten van den oliepalm van de Kust van Guinea, om die onder de kampongbewoners te verdeelen, en op het vernemen van de goede eigenschappen van dezen boom kwam men van heinde en verre om die planten verzoeken. Ook speculeerde men reads op de te Paja-Kaja aangeplante goede pisang. De onderving heeft bij de vestiging te Paja-Kaja onder andere _ geleerd dat men bij ondernemingen als de onderwerpehjke, waar het aankomt op het vellen der bosschen en het ontginnen van den bodem, zijne woonplaats niet te veel in de nabijheid dier operatien moet opslaan , wijl de uitwasemingen djer aan lucht en zonlicht bloot gestel
de gronden steeds nadeeiig op de gezondheid werken. ^ was bij Paja-Kaja een genoegzaam droog en verW; terrein daartoe gekozen, doch, gelijk nader bleek, te^ bij de vallei, waarin de sawahs worden aangelegd. Eene reis omstreeks medio February 1871, °door ^ inspecteur TEYSMANN naar het district Soengeislan on* nomen, waar volgens mededeeling van den toemenggo"1
van Muntok in zekere streek de gunstigste omstandighe* voor sawah-ontginning zouden worden aangetroffen, > antwoordde^niet aan de verwachting, daar het al spo^ bleek dat in de aangeduide gedeelten van sawahs ge* sprake kon zijn, daar, bij het niet aanwezig zijn van 4 val, de gelegenheid om het water naar believen af:
tappen ontbrak. Bij het afvaren der rivier van Pangkal Kota wer* zeer schoone nipabosschen aangetroffen. De rivier is da«1
mede ter lengte van omstreeks 10 palen bezet en, volg* het zeggen der inlanders, strekken die bosschen zich so« wel tot één paal breedte landwaarts uit. Toch wof' daarvan maar betrekkelijk weinig geoogst, ofschoon 0>' de bladeren slechts voor het nemen heeft, en de at»l daarvan afkomstig, die men op de plaats zelve voor f S de 100 stuks koopen kan, op de pangkals f 3 à f 5 kost«' Zijne verschillende togten op Banka benuttigde overig«1' de inspecteur TEYSMANN tot het zoo veel mogelijk ver«1 melen van planten en zaden voor het herbarium.
n. irhe',
'd' Ol«
,eil
i n " i af
verd'
5 daä' 'olg'e:
li sof
f l
,1-ige'
Z I T T I N G - 1871 — 1872. 8.
Koloniaal verslag van 1871.
NEDERLANDS«! (OOST-) INDIE.
BIJLAGE LIT. S S .
N*. 44.
ZOUTDEBIET op Java en Madura (in koijans van 30 pikols).
RESIDENTIEN.
bantam
Batavia '.
bawang
danger regentschappen . . .
Cheribon.
\ a \
b a r a n g
S a r a
^mbang
'S°erabaija
^ d u r a
t>
^ o e k i
Bar,
anJoemas . . . . . . . .
^gelen . . . . .
^ d 0 e . .
tvIadioen
^diri
ï e zamen . - .
1 8 6 6 .
1469
1940
378
2 174
1401
1088
666
1464
540
693
3 175
596
906
507
465
92
1155
1290
1209
1392
1 113
23 713
1 8 6 7 .
1598
1917
431
2 187
1637
1095
711
1713
870
861
3 608
596
916
505
516
96
1 139
1528
1278
1291
1 196
25 689
1 8 6 8 ,
1754
1982
410
2 219
1614
1079
760
1595
773
857
3 653
567
958
527
518
94
1115
1510
1157
1423
1381
25 946
186».
1 925
2 115
419
2146
1 649
1051
783
1 532
869
813
3 316
300
894
445
483
98
1 185
1 511
1 172
1495
1335
25 536
187©.
1 799
2 072
430
2 161
1761
1 169
782
1619
1 119
1036
3 990
781
980
498
565
106
1194
1508
1201
1518
1371
27 660
2
Van de hiervoren opgegeven hoeveelheden zijn verkocht:
Tegen den normalen prijs (a.) .
» verminderden prijs :
in Bantam voor uitvoer naar de
te Samarang voor het bereiden
te Grissee voor uitvoer naar Soe
op onderscheidene plaatsen , Chi
l e zamen [g.) •
Gevende eene opbrengst van
186G.
f 20 378:10V33
1 572:25>'/32
287: 12V3S
1
1455
18:11'Vss
f 23 712:1824/33
f 4 590 417
is«;-.
f 22 179:2415/32
1345:1716/32
190
5
1665
302:292s/32
f 25 688:ll22/32
f 4 965 208
1 8 6 » .
f 22 562:2528/33
1347: 3l3/32
263:20
4
1605
163:10I2/3:,
f 25 945:29273,
f 5 024 385
1 8 6 9 .
f 22 369:123/32
l 218:1120/32
316:16
4
1600
27:26l3/3;
f 25 536: 6VM
f 4 945 796
1SÏO.

f 23 703:16 s%:
1 360:1621
264:10
1 755
57G:16'7s
f 27 660:— 'J
f 5 389 547
(a ( f 6,72 per pikol of f 201,60 per koijan [Indisch Staatsblad 1859, n°. 84).
(}.) 5,92 » 'n » 177,60 » » (als boven.)
(c.) 90,— » koijan.
(d.) 40,— idem.
(e.) 120,— idem.
(ƒ.) Tegen prijzen beneden dien van f 5,92 per pikol.
(g.) Deze totalen verschillen eenigzins met de op de yoorgaande bladzyden opgegevene, doordien men de geweste' lijke cijfers in koijans heeft afgerond.
Z I T T I N G 1871—1872.— 8.
Koloniaal verslag van 1871.
NEDERLANDS«! (OOST) L\DIE.
BIJLAGE LIT. TT.
Nü. 45.
AANTOONINGEN
BETREFFENDE DEN
HANDEL EN DE SCHEEPVAART
OP
JAYA 1 1 MAIIBA
over de jaren 186!» en 1870.
2
3S°. 1.
De particuliere invoer heeft plaats gehad van de volgende landen als:
1869.
Hoop.
van Nederland
n Engeland
» Frankrijk
n Zweden .
n Denemarken
» Pruissen.
» Bremen .
» Hamburg
» Amerika.
» de Kan p de Goede
» Bengalen
» Arabie
n Per zie
» Manilla
» China.
» Siam .
» Japan
» Australie
» Singapoer
» Malakka.
» de Kokos-eilanden
Te zamen .
n den Oostersch. Archipel (a)
Koopman
schappen. Speciën.
f 19 144 142
6 592 772
468 007
W
33 200
51844
3 166
19 319
292 681
18 995
35 269
113 125
78 180
951 714
267 746
21731
163 988
2 593 943
6 844
83 387
To! aal-generaal
f 30 960 053
12 066 S76
f 43 027 029
Totaal.
18*©.
Koopman
schappen.
f 19144 142 f 19 050 145
763 143
f 763143
441 467
6 592 772
488 007
»
33 200
51844
3 166
19 319
292 681
18 995
35 269
n
113 125
78 180
951714
267 746
21 731
163 988
3 357 086
6 844
83 387
7 534175
566 493
6 000
4 387
Speciën.
f 31723 196
12 508 443
X
f 1204 610
416 666
2 606
66 579
870
116 389
97 057
991 757
489 443
82 577
331105
4 472 476
2 346
60 515
f 34 291586
10 167 565
f 4*231 639 f 44 459 151
Totaal.
302 000
»
»
19 352 1*
7 534 lf
566 1
6 0*
1 876 925
f 2 178 925
190 024
f 2 368 949
f 36 470
10 357
f 46 82»
{a] i n de onderwerpene aantooningen over vroegere jaren is, in navolging der h a n d e l a v e r s l ^ ' o n d e r J e 1 x. I 'ff i„ den Oostvenen Archiud ook beo-repen de in- en uitvoer van Singapoer en de Kokos-eilanden, , betreffende den Ooste,sehe A^ch,pe ooK p r e c a p i t u l a t i e 0p bladz. 215 van het Regeringsverslag hiervoj
Ä en 18?0 ^ n T b ä a n g dir vergelijking! de vroegere verdeling nog gevolgd. Van daar dat de cijfers % fende den Oosterschen Archipel hier en ter aangehaalde plaatse niet overeenstemmen.
fto_ g
3
De particuliere uitvoer heeft plaats gehad naar de volgende landen, als :
1869. 1S70.
Koop
manschappen. Speciën. Totaal. Koop
manschappen Speciën. Totaal.
»aar Nederland
" Engeland
» Frankrijk . . . . .
" Noorwegen . . . . .
" Denemarken
8 Amerika
" Mauritius
8 Bengalen
» Arabie
8 Perzie
" China
8 Siam • •
" Japan . . . . . .
» Australie
» Singapoer . . . . . .
» Malakka
" de Kokos- eilanden. . •
Te zamen . .
8 den Oosters. Archipel, (a)
Totaal-generaal . .
f 46 651 839
743 643
196 284
195 685
229 101
2 632 070
20 584
1000
4 575
1 082 664
514 044
86 842
6 903
2 004 904
2 569 100
3 287
18139
5 000
I!
376 500
88 000
2 107 102
f 46 651 839
743 643
196 284
195 685
229 101
2 632 070
20 584
1000
9 575
1082 661
890 544
174 842
6 903
2 004 904
4 676 202
3 287
18139
f 37 595 688
699 306
f 56 960 664
10 780 227
£ 67 740 891
f 2 576 602
1 985 143
293 888
2 272 483
»
11000
»
1 240 272
463 755
132 099
82 969
1 534 484
3 602 408
870
13 741
f 37 595 688
699 306
6 600
28 600
91000
3 273 206
f 59 537 266 f 47 942 963
12 765 370
f 4 561 745 f 72 302 636
293 888
2 272 483
n
11 000
1 246 872
492 355
223 099
82 969
1 534 484
6 875 614
870
13 741
13 285 272
f 61 228 235
f 3 399 406
942 559
f 4 341 965
f 51 342 369
14 227 831
f 65 570 200'
(«) Zie de aanmerking op de voorgaande bladzijde.
vro
De ingevoerde voortbrengselen hebben hoofdzakelijk bestaan in
Ingevoerd door particulieren.
Aardewerk , gebakken en porceleiu
Idem , dakpannen , tegels en metselsteenen
Azijn , op fust
Benzoin
Bier, op fust . . . .
ld., afgetapt
Blik en blikwerk.
Boeken, land- en zeekaarten
Boter • . . . . .
Bus- en jagtkruid
Cement
Droogerijen en medicijnen
Eetwaren, niet afzonderlijk genoemd. .
Fabriek- en stoomwerktnigen
Gambier
Garen , katoenen en wollen
ld., ander , .
/ Jenever, in kelders . . .
Gedistilleerd < Brandewijn , enz. afgetapt
\ Likeuren , van alle soorten
Glas en glaswerk.
Gomdammar
Gomelastiek
Goud en zilver , gemimt
Goud- en zilverwerk, galon, passem*nt en draad. . . .
Groenten , ingelegd en gedroogd
Guttapercha .
Harst. .
Hout . .
Houtwerk
Huiden en vellen , onbereide
Instrumenten. Muzijk, . .
Idem. Andere
IJs
IJzer.
Ijzerwerk . . . ;
Juweelen , paarlen en edelgesteenten
Kaarsen , in alle soorten
Kaas. . .•
335 813
94 009
18 964
263 140
18 64C
459 585
11085
101920
498 527
81430
57 740
284 539
892 842
349 407
855 893
1 105 693
482 410
216 640
89 592
154 656
622 339
38 685
1 204 610
96 424
43 809
199 988
123 609
90 690
57 592
37 972
42 110
42 534
67160
1 159 896
114 868
»
26 617
29 285
430 52«
64 3if
M
89 7231
471 5ß5
28 8$
116 e&
57 S |
19 36?
40 80»
35 503
152 42»
1 552 803
156 55^
20 2^
46 78?
30 62?
*
*t
kaneel . . . . . . . . . . . . . . .
^atoen, ruwe.
Wem, gezuiverde
Kledingstukken, gemaakt, geweven en gebreid.
*voek- en suikerbakkerswerk .
ïoffij
j
0 08»
5 Ü'i
2 04Ï
4 23«
0 9S«
3 259
6 203
9 049
1720
6 815
5 15?
8 421
9 26"
6 59«
6 91*
6 Ol"
146«
8 8K1
2 29s
0 66*
8 9*9
0 652
9 729
1 56^
3 87«
3 692
7 869
J36Ï
3 80»
j 503
2 42"
J 80^
3 553
) 2 ^
5 78?
>68*
Kolen (steen-) en co*kes
Koper, ruw, gaar, geslagen of geplet . . . . .
Koper-, pleet- en bronswerk
Ki'amerijen
^eder en lederwerk
^°od, ruw , geplet of gestreken . . . . . . .
I(Jem, bewerkt
f van katoen
Manufacturen, lijnwaden en stoffen } » wol .
' » zijde
latten en matwerk
Heel
Mest
Meubelen
Mineraal- , bron- en kunstwater
Modewaren •
tte-, klapper- en katjang
^aarden . . . . . .
apier van alle soorten
aiJongs en bezems . .
reper
"otroleum
euk berken en parfumerien
Rotting, bind
lJst, gepelde
lJst, in doppen of padi . . . .
^tuigen en gedeelten van rijtuigen
"ryf- en teekenbehoeften
Foelie. . .
bPecerr ij en Kruidnagelen
Noten muskaat
Noten, wilde
aarten Velk
a&li in bladen, platen en staven
'Staalwerk
ïabak
In rollen of bladen, gekorven enz.
Sigaren, Manilla- en Havana- . .
Idem, alle andere.
I860.
•3 585
400 207
33 048
206 142
25 804
925161
742 011
755 518
105 662
450 393
124 942
91905
16 233
•15 099 135
130 569
368 999
456 537
264 144
»
101210
35 721
107 929
627 140
364 455
341713
76 808
263 957
217 468
93 799
1011836
803 643
14 023
56 242
29 316
21877
16 064
66 712
55 546
, 54 378
61402
16 184
156 584
. 369 296.
32 335
41 182
187©.
46 567
399 240
3 222
234 664
30 711
575 821
904816
485 178
106 232
552 716
171 784
30 901
17 108
16 024 770
269 349
330 239
380 310
309 761
24 374
112 524
27 013
128 076
284 180
400 671
375 596
79 535
440 189
558.982
159 739
700 624
574 163
18 767
59 430
128 345
58 682
16 097
102 787
2 492
43 799
32 240
6311
86 879
566 949
28 680
68 268
N°. 8. 45. 2
6
a,*
Teer . . . .
Thee, Chinesche
Tin
Touwwerk
Uurwerken , horologien, klokken en pendules . ..
Vaat- en kuipwerk
Vee, levend
Verwwaren
Visch, ingelegd en gedroogd. . . . . . . . . .
Vleesch en spek, gezouten , gerookt en gedroogd .
Vruchten, ingelegd en gedroogd
Vuurwerk
Wapenen , vuur
Was
Wijn
Zaden.
op fust
afgetapt
Champagne en andere mousserende wijnen.
Zakken, goeni-, jutte- en andere
Zeep
Zeildoek
Zink, ruw of geplet
Zijde, ruwe en onbewerkte
Ingevoeld voor rekening van het Gouvernement.
D rukkerij behoeften .
Garen , band , lint, enz
Gereedschappen . . .
Glaswerk. . . . . . . . . . . . . . . .
Goud- en zilvergalon
Goud- en zilverwerk
Instrumenten
Kleedingstukken en militaire benoodigdheden .
Laken en wollenstoffen
Ledikanten en bedkoetsen. . . . . . . . . . .
Lood en loodwerk
Lijnwaden en katoenen goederen . . . . . . . .
Opium (Levantsche),
» (Bengaalsche). . . . . . . . i. . . . . . .
Provisien
Sapanhout . . .
Scheepsbehoeften
Schrijf- en teekenbehoeften . . . . . . . .
Speciën . . • . - . .
Steenen
Steenkolen . . . . . . . . . . . . .
Stoomwerktuigen en machinerien . . . .
1869.
f 39 851
385 569
2 245 526
57 079
11664
82 002
311 666"
285192
486 369
145 864
52 865
87 238
116 306
1 953 280
291 326
697 518
183 716
57 208
322 617
92 298
35 171
121 066
225 670
f 34 0
288 9
2 025 0
85 4
617
74 2
380 6
3134
4 695 6
1971
136 0
132 0
89 6
10111
308 6
754 2
170 3
97 3
224 2
233 8
49 5
49 0
272 4
[54619
13 503
78 095
10 756
29 857
19 803
10 046
609 756
44 768
11912
20112
398 565
607 674
816 809.
292 678
11736
6 586
• 26 297
8 700 000
138 404
62 823
11 007
7
4 04«
8 93^
5 02*
5 435
173'
4 231
O'
3 41'
5 6?'
719S
6 0s»
2 025
9 61« inj
8 6a9
4 26J
O
7 334
4 221
3
9 59«
9 091
2 47!
7 45? i«i
0 9(
8 3*|
119
»
9lgl
7 75'
5 29«
9 85«
8 63«
1 44^
7 57*
O570
7 760
l 9g0
0 2*4
8 7 ^
2 00"
173»
ßl« 5
4 62*
^legraaphbehoeften.
Touwwerk . . . .
enrvvaren. . . .
V'aggedoek . . . .
Ï J zer (staaf- en plaat
Jzer- en koperwerk
2 akken (koffij-) . .
2eildoek
21 737
11325
78 300
2 476
123 195
166 567
310 622
81373
^°. 4.
Met certificaat van Nederlandschen oorsprong en bewerking zijn in 1869 en 1870 ingevoerd.
aardewerk (gebakken en porcelein)
^ijn (op fust)
" (afgetapt)
k'er (op fust)
" (afgetapt)
^ ' k en blikwerk
al>riek- en stocmwerktuigen . .
ai'en (katoenen en wollen) . . . Gl as en glaswerk.
°Ud- en zilvergalon, passem*nt en draad
°Ud- en zilverwerk I.J; ^rwerk
°per- , pleet- en bronswerk
eder en lederwerk . . . .
'°odwerk
la»ufacturen
Jleel
van katoen
» wol .
» hennep
k «ubel en Pier van alle soorten
J'Uigen , alsmede gedeelten van rijtuigen .
l-1jf- en teekenbehoeften
laalwerk . . .
^ v w e r k . . .
a t- en kuipwerk
wWaren V
ee8ch_ en spek (gezouten , gerookt of gedroogd)
*en (goeni-, jute- en andere)
^doek. . . . . . . .
Totaal
IS*©.
14 820
4 766
53 688
28 076
18 482
55 881
259 285
51 705
f 92 307
13 142
1344
14 033
337 102
18
40 929
383 561
48 840
( 28132
15 059
2 355
12 648
9 689
6 837 358
3 354 »
51261
24 554
188 424
36 922
4 581
7 228
27 536
58 901
100 453
100 759
204 612
5 577
f 8 650 679
f 91149
10 228
2 094
5 350
340 679
11297
118 753
€51302
73 132
3 840
25 568
27 077
2 370
25 610
11545
6 496 282
55 319
50
66 324
34 884
183 177
42 704 196 »
34 356
70 952
79 522
140 704
168 070
6 046
f 8 778 580
N°. 5.
Aangekomen zijn:
van Nederland . . . •
» Engeland . . . .
n Frankrijk . . . .
» Bremen
» Hamburg . . . .
» Turkije . . . . .
Te zamen uit Europa.
van Amerika
» Afrika
» Arabie
» Perzie
» Bengalen . . . .
» Malakka
» China
n Manilla
» Siam
» Japan
» Australie . . . .
« Singapoer . . . .
» de Kokos-eilanden .
» den Oosterschen Ar chipel
Totaal
1 8 6 9 .
a o fco
es a >
183
62
6
2
253
21
6
3
3
34
1
38
»
22
4
23
66
»
2 856
3 330
C3 Hl
71971
21266
1033
375
94 645
7 323
1877
1301
1286
16 916
12
6 976
»
2 778
1695
5 353
13 578
»
77 866
18?©.
132
85
6
n
1
1
231 606
225
19
4
4
3
27
2
41
2
54
9
29
94
4
2 875
3 392
57 448
29 741
1262
n
222
317
88 990
6 670
1289
1 243
830
12 433
18
6 890
198
7121
2 124
6 663
16 019
338
76 076
226 902
N°. 6.
Vertrokken zijn:
naar Nederland.
» Engeland .
» Frankrijk .
» Noorwegen
» Denemarken
Te zamen naar Europa .
naar Amerika . , . . .
» Afrika . . . . . .
» Perzie
» Bengalen
» Malakka
» China
» Manilla
» Siam . . . . . . .
« Japan
» Australie
« Singapoer
» de Kokos-eilanden . .
» den Oosterschen Archipel
Totaal.
1 8 6 9 .
«3 o3 1-1
1S70.
C3 =3 > •Hl
535
13
2
3
1
554
33
2
12
3
2
46
1
13
1
48
79
»
2 987
3 781
231 357
4 670
344
600
451
237 422
11881
101
3039
936
34
8 367
517
2 202
334
8 441
13 416
n
76 209
362 899
491
14
»
»
3
508
37
»
13
1
1
35
1
31
3
27
98
3
3 159
3 917
203 M
4 20*
129''
208 781
9 76'
1$
i
5 56*

SI»
4J
1310s
75 3f'!
325 ê$
N°. 7, N°. 8.
Van de onder n°. 5 vermelde schepen zijn aangekomen :
Under Nederlandsche vlag:
Van Nederland
" Afrika
" Malakka
" Perzie . . . . . .
" China
" Manilla
' de Kokos-eilanden . .
" den Oostersehen Archipel
e zamen onder Nederlandacne vlag
^ r Engelsche vlag.
* Fransche »
Russische »
Zweedsche »
Noorweegsche »
Deensche »
Noord-Duitsche »
Oostenrijksche »
Amerikaansche »
Chinesche »
Siamsche »
diverse Aziatische
Totaal. . • •
1 8 6 0 .
c CD _bß '3
e!
CO >
182
22
1
1
7
1
2
10
»
5
»
5
34
»
2 834
3 104
100
14
9
4
8
3
29
1
16
24
12
6
3 330
à
7 L 670
9 508
427
175
3 928
12
681
1964
n
966
n
2 148
7 626
n
76 979
176 084
31385
2 406
4 105
882
2 075
796
5 948
348
5 701
453
1289
134
231 606
is*ro.
c CD 's S >
131
38
3
n
6
1
1
16
1
7
3
7
45
1
2 856
3 116
111
33
3
6
12
7
17
1
21
35
28
2
3 392
p CD +=» co CS 1-3
56 798
17 188
1214
n
2 942
10
212
3 770
127
1245
815
1862
6 914
182
74 750
168 030
30 852
5 829
1 fi03
1 226
2 655
1292
4016
263
7 240
716
3 737
43
226 902
Van de onder n°. 6 vermelde schepen zijn vertrokken :
N°. 8. 45.
Onder Nederlandsche vla
naar Nederland. . .
» Denemarken . .
» Amerika .
» Malakka
» Siam . . . .
» den Oostersehen J chipel . . . .
Te zamen onder Nederla
onder Engelsche v
n Fransche
» Russische
» Zweedsche
•i Noorweegsche
» Deensche
» Noord-Duitsche
» Oostenrijksche
» Spaansche
» Amerikaansehe
n Chinesche
» Siamsche
» diverse Aziatisc vlaggen
T< )taal. .
9
kt
nd
ag
n
n
V)
n
)
>
»
l>
»
»
)>
he

1 8 6 9 .
c CD .SP '5
(H C3 C3 >
373
1
»
11
6
2
13
3
1
8
48
2 965
3 431
182
17
15
16
10
7
42
2
1
26
24
5
3
. 3 781
H CD

163 394
124
»3
3 922
1864
34
3 307
899
334
2 067
8 217
74 386
258 548
66 823
2 884
5 647
3 476
2 616
1699
8 856
697
127
10 286
578
616
46
362 899
18ÎTO.
p o 's t-* 03 CS
347
»
1
8
7
1
6
7
»
7
62
3 140
3 586
165
22
12
4
14
6
22
3
1
24
32
25
1
3917
à
CD
CQ
C3 1-1
149 201
»
431
1691
1356
7
1536
174
1
1502
7 901
74 030
237 829
54 034
4 391
4 509
825
3 519
1673
4 728
889
99
8 869
3 446
480
325 862
10
N°. 9.
AANTOONINGr van den handel op en van de verschillende havens over 1869 «
van de scheepvaartheweging over 1869 en 1870. (1)
HAVENS.
HANDELSBEWEGING.
1869.
Invoer.
Gouvernements. Particulier
Uitvoer.
Gouvernements.
SCHEEPVAARTBEWEGING.
1869.
Aangekomen vaartuigen.
Particulier. ^ ^ Lasten.
ïjeringin .
Anjer . . .
Bantam . .
Tanara . .
Batavia . .
Wijnkoopsbaai . . .
Vertrokken vaartuigen.
1 8 7 0 .
Aangekomen vaartuigen.
Vaartuigen. Lasten. j Vaartuigen. Lasten. Vaartuigen.
f 9 923 343
Indramaijoe
Cheribon. .
Tjilatjap. .
Tagal . . . .
Pekalongan .
Samarang. .
Patjitan . . .
Pangool. . .
Japara . . ,
Joana . . .
Rembang .
Toeban . .
Grissee. . . .
Soerabaija. •
Pasoerooan .
Sumanap. . .
Pamakassan
Bangkallang
Sampang. . .
Bawean . . .
Probolinggo.
Bezoeki . . .
Panaroekan.
Banjoewangi
1 601 802
"
».
M
»
»
f 23 859
17 606
37 800
1 305
22 100 869
»,
67 043
858 422
4 470
219 506
255 192
8 225 715
f 485 364
»
9 452 505
277 684
192 683
1 488 828
2 011 272
2 254 049
852 746
4 357 995
393 776
371 600
1 300 000
3 179
57 458
33 718
»
724 677
10 612 026
130 784
475 823
f 32 739
57 149
17 685
3 812
18 708 117
n
1581918
5 466 215
1 487 953
1916 066
1 074 736
16 940 289
127
186
81
13
727
10
73
»
15
29
238
28 453
1736
17 478
'8 500
41855
50 950
»
233 215
9 037 313
8 141 701
215 367
»
2 708 529
466 175
3 298 613
»
555
19 532
10.4 013
522 876
14 050 962
6 318 521
208 945
26 354
»
15 308
27 970
3 032 501
109 145
502 450
76 825
2
44
11
w
355
63,0
61
154
17
23
34
9
482
260
172
115
16
129204
»
171
6 886
976
2 823
28 074
29
636
528
»
7 249
45 765
1793
2495
142
365
»
514
730
11
2 652
167
336
75
86
661
1
61
128
17
30
15
200
1
1
2
22
15
»
334
697
137
155
14
»
1.3
»
61
42
26
484
287
1134
898
397
131 700
197
9 539
28 614
4 630
7 853
3 243
31749
458
392
25
668
246
»
6 746
5,2 667
43 306
3 566
700
H
899
»
19 743
138
289
91
5
695
6
110
2
15
22
260
2
35
4
»
342
555
73
201
31
»
10
56
9
27.1
193
165
8
116 141
362
7 894
559
1363
1796
31243
Vertrokken vaartuigen'
Lastet
193
368
101
73
642
1
48
161
18
35.
16
249
2 458 39
8 204 7
2 580 395
4
717
35
n
5 287
45 249
3 248
3 243
290
n
75
682
339
5 012
9
2 817
4
26
13
n
341
667
122
220
13
»
8
67
59
54
16
402
4 à
Si' ë
120 a
\\ A
32 S*
5 0«
78« J
52 6 l
g:;
6*
42'
30 «
6» i
(1) Eene dergelijke aantooning van do handelsbeweging over 1870 is nog niet ontvangen.
«
Z I T T I N G 1871 1872. — H.
Koloniaal verslag van 1871.
i\EDERLA\DSCIl (OOST-) INDIE.
BIJLAGE L I T . U5J.
N°. 46.
AANTOONINGEN
BETREFFENDE
IN DE
NEDERLANDSE BEZITTINGEN IN OOST-IIIE BIITEN JAVA EN MAD1RA,
over de jaren 1868, 1809 en 1870.
N°. 1.
2
ALGEMEENE AANTOO# atl
=^N
WAAR INGEVOERD. Van
Nederland.
Van
andere
landen
in
Europa.
Van
Amerika.
Van
Arabie
en
Perzie.
Van
de West
van Indie
en
Bengalen.
Va"
Chin*
Mau»"
en Sial
4u
A . Koopmanschap!1"*.
Sumatra's Westkust
Benkoelen en onderhoorigbeden
Telok-Betong (Larnpongs)
Palembang
f 1 333 460
960
Moearah-Kompeh (Palembang)
Muntok (Banka)
Tandjong-Pandan (Billiton)
Riouw .
Pontianak (Wester-afdeeling van Borneo)
Sambas (idem)
Bandjermasin en Sampit(Z.-en O.- afd. van Borneo)
Macassar en onderhoorigheden
Amboina
Banda
Menado en Kema ,
ïernate
Timor-Koepang
Te zamen
f 45 212
250
8 793
2 076 844
f 3 420 057
700 560
f 746 022
f 3 594 f 1 605 f 24 012
f 3 594 f 1605 f 24 012
f 9'
»
15!
10 5'
8 n
132
229
46 s'
f 45a'
)>TJ>van den invoer.
Va»
3hiD«
»lasi"
eo
Sia«
Van
Australie.
Van Java
en
Madura.
Van
Singapore.
Van andere
plaatsen
in den
Oosterschon
archipel.
Te zamen. AANMERKINGEN.
Liapf**. Sj pecien.
9 |
i:
15
10 51
132'
229
46»'
153'
26 730
26 730
f 1990 884
389 627
445 436
1 609 178

270 073
626 384
1060 471
484 509
61520
2 226 578
2 301 270
275 398
224 556
31345
112 946
142 012
f 12 252 187
f 74 176
»
3 479
290 824
163 852
228 898
84 051
1 691 550
1 549 583
191 669
34 780
1 249 521
26 482
59 493
»
»
»
f 5 648 358
f' *565 977
59 78l'
27 263
344 946
23 491
94 810
37 220
.79 946
162 034
16 226
55 072
1915 686
616 756
165 834
154 623
232 769
182 023
f 4 734 457
A. (1) f B. (l)
A. (2) B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. (3) B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. f B.
f
3 797 845 241075
384 478 64 930
348 418 128 970
1 985 321 269 315
187 343
583 763 25 930
408 874 349 350
1 988 767 843 200
2 023 395 172 731
268 640 775
2 272 611 61000
8 152 799 250 223
866 &0,i 52d32
313 293 136 590
410 268 5 000
371104 21 439
293 289 30 746
24 656 812 2 653 306
27 310118
(1) Over de verschillende havens waren deze totalen verdeeld als volgt :
Padang. . . .
Priaman . . .
Aijer Bangies
Sibogha. . . .
Baros. . . . .
Singkel. . . .
Natal
koopmansch.
f 3 487 300
25 994
11797
36 870
71 450
161217
3 217
speciën.
f 200 000
»
1200
39 875
f 3 797 845 f 241 075
Onder de koopmanschappen is begrepen aan gouvornements-invoer (zout) ter waarde van f 9000.
(2) Hieronder aan goavernementsinvoer (zout) f 74 000.
(3) Hieronder aan gouvernementsinvoer: zout f 1^9 000, opium f 5 600.
4
^
WAAR GEVESTIGD. Van
Nederland,
Van
andere
landen
in
Europa.
Van
Amerika
Sumatra's Westkust
Benkoelen en onderhoorigheden
Ïelok-Betong (Lampongs)
Palembang
Moearah-Kompeh (Palembang)
Muntok (Banka)
Tandjong-Pandan (Billiton)
Kiouw
Pontianak (Wester-afdeeling van Borneo) . . .
Sambas (idem)
Bandjermasin en Sampit (Z.-en O.-afd. van Borneo)
Macassar en onderhoorigheden ;
Amboina , . ,
Banda '.
Menado en Kema
Ternate , . . , .
Timor-Koepang
Te zamen . . .
f 1 083 334 f 74 395
40 814
1 822 501 329 700
f 2 946 649 f 404 095
Van
Arabie
en
Perzie.
Van
de West
van Indie
en
Bengalen.
Van
China.
Manil"
en
Siani'
-Vu
A . Koopmanschappe"
1 ^ 5
f 400 f 30 979
8 234
f 21
18 4
id
78 0*
f 400 f 39 213
284 $
30 ^
f 438 <^

/an
Linâi
mill9
en
iaff'
Van Van Java
Madura.
<pp e Speciën.
21 48"
»
18 9ji
4 36j
78 0*
8 ^
30 ^
92012
3 572
95 584
ÎS\
f 2 609 157
382 539
388 579
1 789 449
»
363 015
1127 098
661265
445 151
84 879
2 656 464
1 103 090
236 087
154 252
81115
86 823
56 450
Van
Singapore.
Van andere
plaatsen
in den
Oosterschen
archipel.
f 12 215 413
f 140115
4 846
484 918
228 253
251094
91866
2 226 744
1 582 256
170 878
80 933
1 310 780
1300
51190
H
750
f 6 625 923
f 588 482
114 609
47 421
581 669
27 528
254 426
39 094
177 742
99 553
26 802
71873
3 036 148
759 576
237 157
228 139
261766
120 019
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. U.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B,
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. b.
A. B.
A. B.
f 6 671964
Te zamen. AANMERKINGEN.
(U
(3)
4 421737 105 125
480 548 16 600
394 546 46 300
2 428 063 449 460
223 999 31782
847 580 39 900
490 922 771 500
1854 068 1211 643
2 031 775 95 185
224 343 6 450
2 613 314 236 770
7 432 310 310013
1012 918 34 045
347 803 94 796
569 087 t 24 725
374 556 5 358
172 406 7 635
(1 ) Over de verschillende havens waren deze totalen verdeeld als volgt :
koopmansch. speciën.
Padang f 4 040 188 „
Priaman . . . . 16 223 »
Aijer Bangies. 1446 »
Sibogha . . . . 93 199 f 2 770
Baros 81 981 52 855
Singkel . . . . 185 723 49 500
Natal 2 977 .,
f 4 421 737 f 105 125
(2) Hiei'onder aan gouvernementsinvoer (zout) f 60 000.
(3) Hieronder aan gouvernementsinvoer : zout f 370 000, opium f 11200.
f 25 919 975 3 517 287
f 29 437 262
i. 46.
WAAR GEVESTIGD.
{ A. Sumatra's Westkust j g '
{ A. Benkoelen en onderhoorigheden . . . ' / B.
{ A. Telok-Betong (Lampongs) S g
S APalembang i jj, Moearah-Kompen, Moearah-Saba en Moe- ( A. arah-Toengkal (Palembang) ( B .
1 A. Muntok (Banka) j g
Tandjong-Pandan (Billiton) < B '
i A. Riomv . • , ( B.
Pontianak en onderhoorigheden (Wester- ; A. afdeeling van Borneo) ( B. { A. Sambas (idem) \ B.
Bandjermasïo en Sampit (Zuid-on Ooster- \ A. afdeeling van Borneo) ' B.
Macassar en onderhoorigheden . . . . . . . ^
• i A. Amboina jj.
Banda ^
Menado en Kenia < „'
„, t i A. lernate T, ( B.
,TV IT( A . umor-Koepang ; „
Te zamen A. B.
* * Ü ^
Van
Nederland,
Van
andere
landen
in
Europa.
f 1417 405 f 620 000
770
4 088
(3) t t
43 090
1 696 047 »
f 3161400 620 000
Van
Amerika.
42 616
371 129
3 240
f 416 985
Van
Arabie
en
Perzie.
Van
de West
van Indie
en
Bengalen.
1144
f 1144
Van
Chin»
Manill»
en
Siaff
'W
A . Koopmanschap]?1
3>C
f 45 204
f 45 204
16»
191
f iOO '•t
Van
lin»'
anillj
en
iaD>'
1
apï»
'an
^tralie
Van Java
Madura.
Van
Singapore.
18 ». Speciën.
51
t t it
5
16»
191
11
iOO
f 2 605 829 20 000
438 604 72 500
298 159 42 480
1721 109 109 259
295 198 4 000
62 885
62 885
t f
583 045 94 625
397 674 4 600
28 056
2 739 771 533 243
722 272 105 300
384 621 750
141645 105 461
89 331 50 000
135 387
81825 4 046
f 10 662 526 1 146 264
209 273 16 090
10 091
3 467
463 417 402 150
197 692
219 655 22 500
t t
1 142 572 903 034
1474 814 93 200
221 594 10 760
37 312
2 313 958 11 ü 954
1 160
11 083 50 740
5 200
2 591
6 313 909 1 609 428
Van andere
plaatsen
in den
Oosterschen
archipel.
Te zamen.
315 861 114 950
99 824 32 521
24 491
289 501 114 255
28 855 1 500
168 222 14 100
t t
175 708 59 000
182 022 37111
34 072 46 759
49 722 6 050
2 553 085 155 625
65'! 054 9 000
193 324 67 015
404 473 13 820
360 3"9 9 592
140 262 ÏOOCO
5 671855 691298
l1)
I 2)
(5) (5)
(fi)
(7)
4 637 517 771 040
549 289 105 021
326 117 42 480
2 479 848 625 664
226517 1500
689 183 40 600
t t 1914825 1 056 659
2 058 350 134 911
283 722 57 519
2 869 895 ' 539 293
7 887 878 371879
1037 835 9 750
346 052 223216
690 448 63 820
514416 9 592
224 678 14046
f 26 736 630 4 066 990
A A N MERKING EN.
(1) Over de verschillende havens waren deze totalen verdeeld als volgt : koopmansch. speciën. Padang . . . . f 4 438 G14 f 003 740 Priaman . . . 29 718 '20 300 Aijer Bangics. . 462 S i b o g h a . . . . 03 988 „ Baros . . . . 90538 Singkel . . . . 103 405 87 000 Natal 732 „ f 4 637S17 1 771040 (2) Voor elke haven afzonderlijk was de invoer als volgt : koopmansch. speciën. Benkoelen . . . f 425 087 f 70 000 Mokko Mokko . 49 091 31021 Kroë. . . . . 74 511 3 400 f 549 289 f 105 021 Onder de koopmanschappen is begrepen aan gouvevnonients-invoer (zout) voor eene waarde van f 70 000. (3) Van Billiton was nog geen handelsoverzigt ingekomen. Van daar dat de verschillende. kolommen met een f zijn ingevuld. (4) Hieronder ook de invoer te Singkawang en Pamangkat; de totalen zijn te verdeelen als volgt: koopmansch. speciën. Pontianak. . . . f 1 895 940 f 100 420 Singkawang . . .157 355 o 335 Pamangkat. . : 5055 22 150 f 2~Ô58l50 ~f 134 911 (5) Voor elk der beide havens afzonderlijk, waren de opgegeven totalen als volgt : koopmansch. speciën. Bandjerniasin . . f 2 841 584 t' 530 793 Sampit . . . . 28311 8500 f 2 809 895 f 53;» 2WÖ Onder de koopmanschappen is aan gouvernements-invoer (zout) begrepen eene waarde van t' 120 000. (6) In de opgegeven totalen deelen de kleinere havens van Celebes als volgt : koopmansch. speciën. Maros f t „ Balangnipa . . . 19 533 t' Boelekomba. . . 40 „ Kadjang . . . . „ Bontham. . . . 10917 400, Takalar . . . . . 4486 ,, Djeneponto. . . „ „ AUoe Salcijer . . . . 115 928 3 925 Bima 19 780^ 23000 f 170 634 f 27 925 (7) Voor elk der opgegeven havens afzonderlijk, waren de totalen als volgt: koopmansch. speciën. Menado . . . . f 443689 f 10320 Kenia 246 ^59 53 500 ï~ 090448" f 63~820
8
N\ 2.
ALGEMEENE AANTOON^ Vai
WAAR UITGEVOERD. Naar
Nederland,
Naar
andere
landen
in
Europa.
Naar
Amerika.
Naar
Arabie
en
Perzie.
Sumatra's Westkust . . . . . . . . . . .
Benkoelen en onderhoórigheden . . « . . . *
Telok-Betong (Lampongs.). . . < k < . * <
Palembang . . . . . . . . » . . . ; .
Moearah-Kompeh (Palembang.) . . < . . . .
Muntok (Banka.) . . . . < . . . , . , ;
Tandjong-Pandan (Billiton.) . . . . . . . .
Riouw 4 . • ' • - .
Pontianak (Wester-afdeeling van Borneo.) . . .
Sambas (idem.) t . . t
Bandjermasin en Sampit (Z,- en O.-afd. van Borneo.)
Macassar en onderhoorighedea
Amboina
Banda . . . . , . . , , , .
Menado en Kema. . . . é , .
Ternate , . , .
Timor-Koepang
Te zamen . ,
f 4 357 772
834 756
346 765
f 5 539 293
f 39 631 f 3 248 238
f 39 631 f 3 248238
Naar
de
West van
Indie
Bengalen.
Na»f
Cb.ii>9
Man'11
en
SiaH'
S À . Koopmanschap?' u
f 10 603
f 10 603
f 6*
(2) 26
781
29"
30
f1199'
9
VaQ den uitvoer.
Naar
Australie.
Naar
Java
en
Madura.
Naar
Singapore.
Naar
andere
plaatsen
in den
Oosterschen
Archipel.
Te zamen.
ecien.
f 670 047
132 763
216 456
720 807
90 126
1 567 747
1074 317
87 325
24 335
917 213
1 212 981
69 412
77 676
1141
7 702
102 321
63 586
771
7 564
n
65 470
106 188
118 244
1 756 714
365 993
f 6 972 369
81475
2 897
1 072 082
560
68 848
565 362
87 501
8 437
754 060
11204
238 191
51939
616 905
89 972
8 660
172 224 |A.
3 035 012
240 304
159 773
222 621
148 941
103 331
A.(l) f B.(i)
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
f 3 710 392 f 6 514 437 A. B.
8 895 604 59 635
217 535 3 500
163 132 69 325
1 278 882 263 064
76 499 175
186 901 273 840
1612 150 125 780
2 857 462 590 474
412 985 130 305
A. B.
A. B;
A. B.
A. B.
A. B.
A. (3) B.
A. B.
A. B.
86 470 28 000
1 036 607 55 727
6 596 157 339 749
192 689 117 587
269 631 36 666
836161 29 481
157 094 29 879
191212 14 440
AANMERKINGEN.
(1) Over de verschillende havens waren deze totalen verdeeld als volgt:
Padang . .
Priaman . .
Aijer Bangie
Sibogha . .
Singkel. . .
Koopmansch.
. . f 8 421 739
75 077
s . 140
4 918
. . 81957
310 463
1290
Speciën.
f 43 586 » »
15 524
125
400 »
f 8 895 604 f 59 635
(2) Waaronder f 9 510 naar Japan,
(3) Hieronder aan gouvernements-uitvoer (koflij) f 342 100.
25 067 171 2 167 627
f 27 234 798
S. 43.
10
WAAR UITGEVOERD. Naar
Nederland.
Naar
andere
landen
in
Europa.
Naar
Amerika.
Naar
Arabie
en
Perzie.
Naai
de West
van
Indie
en
Bengalen.
Na»f
ChiDî»' Mani
en
Siam
-S^N
A . Koopmanschappe|
J ta
Sumati-a's Westkust
Benkoelen en onderhoorigheden
Ïelok-Betong (Lampongs.)
Palembang . .
Moearah-Kompeli (Palembang.)
Muntok (Banka )
Ïandjong-Pandan (Billiton.)
Riouw
Pontianak (Wester-afdeeling van Borneo.) > . . .
Sambas (idem.)
Bandjermasin en Sampit (Z.-en O.-afd. van Borneo.)
Macassar en onderhoorigheden
Amboina
Banda •
Menado en Kema
Ternate
Timor-Koepang
Te zamen . .
f2 317 841
1 506 728
1 425 341
f 5 249 910
f 110 039 f3 858 212
f 110 039 f 3 858 212
f 14 677
5 040
f 19 717
f J
»
30 $
2 9«
535 6'
289*4
2 4 ^
V
f 839«
11
'aar
^»trulie.
Naar
Java
en
Madura.
Naar
Singapore.
Naar
andere
plaatsen
in den
Oosterschen
Archipel.
Te zamen. A A NMERKINGEN.
iapp' speciën.
J
f 558 194
154 975
229 729
943 688
»
125 980
1 995 815
746 966
132 139
20 630
1 231 640
879 444
35 460
79 400
»
17 004
54 781
f 7 205 845
f 77 352
»
3 791
593 730
183 909
259 854
170 647
2 433 690
517 209
77011
198 029
1220 054
»
74 947
»
»
»
f 5 810 223
f 699 449
168 443
12 999
230 087
18 627
346 389
30 069
155 972
77 196
16 544
96 647
3 389 346
263 510
185 610
239 325
168 719
60 412
f 6 159 344
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A. B.
A.( B.
A. B.
A. B
A. B.
i) f 7 539 509 1) 96 255
323 418
J)
217 769 28 750
I 601 987 171746
202 536 n
278 540 484 235
2 008 865 190 665
2 734 572 602 056
605 104 121440
90 477 28 748
1 506 622 19 694
6 982 707 548 537
165 077 133 893
285 273 54 684
2) 1 885 252 19 204
178 354 31519
98 475 16 718
f 26 704 537 2 548 144
f 29 252 681
(1) Over de verschillende havens waren deze totalen verdeeld als vol"t:
Padang . , ,
Priaman. . .
Aijer Bangies
Sibogha . . .
Singkel . . .
Koopmansch
. £ 7 015 377
40 537
4 925
13 757
162 973
301 753 187
Speciën.
f 15 400 » »
74 705
1800
4 350
Ti
f ï 539 509 f 96 255
(2) Hieronder aan gouvernements - uitvoer {koffijj f 1 410 737
12
WAAR UITGEVOERD.
Naat
Nederland.
Naar
andere
landen
in
Europa.
Naar
Amerika.
Naar
Arabie
en
Perzie.
Naar
de West
van
In die
en
Bengalen.
) A. Sumatra's Westkust i jj
Benkoelen en onderhooriglieden . . . • j -g"
^ i A. Telong-Betong (Lampongs < B
< A. Palembang J g
Moearah-Kompeh . Moearah-Saba en Moea- l A. rah-Toengkal (Palembang.) ( B.
\ A. Muntok (Banka.1) ' ' ' ' } B'.
Tandjong-Pandan (Billiton.) | ß '
{ AIllOUW i g Pontianak en onderhoorigheden (Wester- \ A. afdeeling van Borneo.) / B .
\ A. Sambas (Wester-afdeeling van Borneo.) • j ß
Bandjermasin en Sampit (Zuider-en Ooster- \ A. afdeeling van Borneo.) ) B.
( A Macassar en onderhoorigheden . . . • '. ß '
Amboina | ß
Banda ^ -o
Menado en Kema j j _ '
T f i A 1 ernate ( T>
Timor-Koepang \ rt'
Te zamen A. B.
f1554 496
(3) t t
2 107 311
489 502
f4151309
f 3 022 165
f 3 022 165
A . Koopmanschap
13 205
13 205
10 102
1320
11422
13
Naar
V r a l i e .
Naar
Java
en
Madura.
Naar
Singapore.
Naar
andere
plaatsen
in den
Oosterschen
Archipel.
Te zamen. AANMERKINGEN.
• V* o.
Speciën.
1511
1 511
789 210
146 881 650
187 122 47 236
698 275 9 150
110089 56 135
t . t .
744 029 109 000
83 464 7 000
7 455 300
1 338 698 115 350
901 540 6 740
61170 2 50C
174 547 10 789
62 005 15 300
14 974 355
85 993 22 950
5 406 352 403 455
233 895
579
3 630 3 000
684 906 128 540
263 820
15 677 350 375
t t 1 902 436 123 676
685 535 117 930
76 418 31690
193 009 2 800
1 386 615 59 150
1980 4 950
122 397 5 000
7 342 7 037
5 578 245 834 148
686 042 72 250
151 488 1300
2 081 900
271 593 34 440
14 614 » 217 756 162 300
t t
121874 76 310
l') (M
( 2)
95 336 26 384
42 684 22 373
188 273 8 065
2 432 214 226 596
119 129 35 600
193 027 51708
270 501 20 438
201 040 29 985
43 43 i 182U
('!!
5 051 086 786 860
6 309 115 72 250
298 948 1950
192 833 51 136
1672 610 172130
278 440
356 722 568 810
t t
2 769 239 308 986
864 335 151314
129 057 54 363
(6) (5)
(fi) C')
.
( ' l ( 7)
r
1719 980 126 215
7 473 064 292 486
182 279 43 050
489 971 67 497
1 137 600 112 775
278 964 31310
132 258 41 161
24 285 415 i 095 463
(1) Over de verschillende havens waren deze totalen verdeeld als volgt : Koopraansch. Speciën. Padang f 5 693 778 f 60 250 Priaman. . . . 45 996 „ Aijer B a n g i e s . . . 2 687 r Sibogha 21 305 12 000 Baros 153 725 Singkel 391624 ,, N a t a l . . . . . . „ „ ' f 6 309 11S' f 72 250 (2) Voor elke haven afzonderlijk was de uitvoer als volgt: Koopmansch. Speciën. Bcnkoelen . . . . f 150803 f „ Mokko-Mokko. . . 87 545 1 300 Kroë 60 600 650 f 298 948 f 1950 (3) Van Billiton was nog geen handolsoverzigt ingekomen. Van daar dat de verschillende kolommen met een f zijn ingevuld. (4) Hieronder ook de uitvoer van Singkawang en Pamangkat; de totalen zijn te verdeelen als volgt : Koopmansch. Speciën Pontianak . . . . f 770 665 f 103 300 Singkawang . . . 83 511 45 905 Pamangkat. . • • 10159 2 109 f 864 335 f 151 314 (5) Voor elk der beide havens afzonderlijk waren de totalen als volgt: Koopmansch. Speciën. Bandjermasin . . . f 1674 480 f 122 715 Sampit 45 500 3 500 1 1 719 980 f 126~215 (6) In de opgegeven totalen deelden de kleinere havens van Celebes als volgt: Koopmansch. Speciën. Mavos f „ f » B a l a n g n i p a . . . . 66 500 4 340 Boelekomba . . . 240 „ Kadjang 2 354 „ Bonthain . . . . ,, 100 Takalar 4 919 ,, D j i n e p o n t o . . . . „ » Alloc 24 „ Saleijer 127 299 9 445 Bima 81139 5 439 f 282 475 f 19 324 (7) Voor elk der opgegeven havens waren de totalen verdeeld als volgt : Koopmansch. Speciën. Menado . . . . f 1006296 f 99775 Kenia _ 131 304 13 000 f 1137600 f 112 775 (Snier de koopmanschappen is aan gouverncments-uitvoer (kofh.j) begrepen vcor ee:iu waarde van f 487 330.
43.
14
N°. 3.
ALGEMEEN*] AANTOONING van den in- en uitvoer onder verschillende vl»
Nederlandsche vlag . .
Engelsche » . .
Fransche » . .
Pruissische » . .
Bremer » . .
Hamburger » . ,
Noord-Duitsche » . .
Spaansche » . .
Russische » . .
Deensche » . .
Zweedsche » . .
Noorweegsche » . .
Amerikaan sehe n . .
Chinesche » . .
Piverse Aziatische vlaggen
1 8 6 8 .
Invoer.
1869.
Uitvoer.
f 24 385 421 f 21 634 406
1 092 496 2 520 934
6 956
225 445
900
184 855
419 439
168 958
137
156 448
84 290
Invoer. Uitvoer.
f 26 889 564
1 389 526
5 104
f 22 312 727
1 641 858
618 225
1 8 ÎO.
Invoer. TJï**
a. Koopmanschap?
b. Speciën. (1) J
a. f 24 337 138 b. 3 840 335
1187 964 195 970
a. 28 318
502 933
321 345
38 495
3 594
238 252
583 665
f 27 310118
1 248 485
395 950
331 512
f 27 234 798
353 882
339 998
2 400
254 655
202 133
f 29 437 262
177 985 a. b.
330 440
180 650
3 855 962
21837
112 997
f 29 252 681
267 410
371 845 6 500
I?'
Si
180
226 614 15 835
317 161 8 350
a. f26 736 630 b. 4 066 990 f 2
(l) De inrigting der handelsoverzigten over 1868 en 1869 laat niet toe om ook over die jaren de koopH"8'' sn speciën gesplitst aan te duiden.
N°. 4.
ALGEMEENE AANTOONING
van de aangekomen schepen en vaartuigen
16
W A A R
A A N G E K O M E N .
I 8 G 8.
Sumatra's Westkust. . •
Benkoelen en onderhoorigheden
Telok-Betong (Lampongs).
Palembang . . . • • •
Moearah-Kompeh (Palembang) . . , . . • •
Muntok (Banka) . . . .
Ïandjong-Pandan (Billiton)
Biouw
Pontianak (Wester-afdeeling van Borneo) . . .
Sambas (idem)
Bandjermasin en Sam pit (Z.- en O.-afd. v. Borneo)
Macassar en onderhoorigheden
Amboina
Banda .
Menado en Kema . . •
Tern ate
Timor-Koepang . . . .
Totaal .
Europeesch Inlandsch
getuigd.
Vaartuigen. Lasten. Vaartuigen. Lasten.
140
55
30
88
142
80
19
272
71
2
100
166
47
30
68
46
37
1 193
23 735
13 168
9 022
9 354 74
830
6 932
693
14 8667,
3 695
222
12 8557
24 702
6 885
G 084 V.
5 645
6 127
9 223%
153 9907.
250
29
288
503
360
210
374
372
179
83
786
72
398
118
37
39
Nederlandsche Vreemde
vlag.
Vaartuigen.
1 067%
209
721 V: 2 932
1766
1 0387»
8 04172
2 1497,
930
72474
6 7207;
6117,
1029
318
2647,
228
4 098 28 751
231
83
318
536
97
362
190
537
426
110
183
930
114
28
57
69
59
Lasten. Vaartuigen.
19 20074
13 365
9 7437,
11 5137.,
475
68317,
1 2537,
20 5917.,
5 631%
7817
13 580
27 5697,
6 9107,
5 5717;
3 306
4 7277,
5 034
159
»
55
45
78
39
109
17
71
22
5
400
129
14
17
5491 vaartuigen, metende 182 741V4 lasten.
4 330 156 085% 1 161
Laste»'
5 60'
7?S
1!
2 À
2l3 A
3 8öl
581 lA
ui
441'
12 26 6»"
5491 vaartuigen, metende 182 7417. h>st'
"•>%
\k) (a) In de opgegeven scheepvaartbeweging van 1868 en 1869 (van 1870 is dergelijke splitsing niet ontvange"' deelden de verschillende havens als volgt :
1 8 6 8 . I860.
Padang 118 vaartuigen, metende 19 965 lakten. 72 vaartuigen, metende 15 887% laste"'
Priaman 21 » » 2 425 » 11 n » 1944 »
Aijer Bangies . . . . 6 » » 191 ,, 2 » » 52'/, "
Sibogha 30 » » 120 » 75 » » 13557, »
Baros 39 » » 986 » 58 » » 55674 »
Singkel 184 » <> 1060 .» 115 » » 894 7. »
Natal 2 » » 55 » 5 » » 171 »
390 21 802 20 86tV4 »
17
i § s ».
Europeesch Inlandsen Neder] an dsche Vreemde
X 8 9
Nederlandsclie
(b)
Vreemde
getuigd. vlag. via«
"aarLasten. Vaartuigen.
5 60a
7?S
1
2 3l{
3'i
3 83s
0 10
i il
113
52
53
78
15
70
27
257
2G 65'
las'1
ste»'
»
H6
151
59
31
59
50
36
25l
20 08974
9 472 V,
11 197%
7 317
395
G 289
1096
12 390
3 547
82
15 046
23 856
8 263
5 424
8 534
6 713%
8 967
148 408%
225
31
347
456
130
410
205
433
267
158
116
863
58
369
186
33
56
4 343
Lasten.
772%
1447,
9337,
1632
795
1744
753
8 883%
1470
810
1135
7 5257;
5657,
1026
471
148
247
29 0567,
*H v aartuigen, .metende 177 465 lasten.
Vaartuigen.
69
82
400
490
111
444
178
506
333
97
231
990
114
30
47
69
79
4 270
Lasten.
13 407%
9 605
12 131
8 580
513%
7 525
743
17 775-%
4 7197,
577%
16 141
27 629%
8 3327,
5 251
5 557
4 909
5 303
148 7007,
Vaartuigen.
269
1
»
44
34
36
54
184
16
63
1
24
3
370
198
14
13
1321
Lasten. Vaartuigen.
7 454 74
12
1)
369
676%
508
1 106
3 4987,
297%
3147,
40
3 752
496
1 199
3 448
1 9527,
3 641
28 7647.
5594 vaartuigen, metende 177 465 lasten.
855
164
429
487
136
408
(e) 625
370
166
367
1 142
43
32
346
60
123
5 753
Lasten. Vaartuigen. Lasten.
15 653 328 ! 11 158
15 826
11347
9 195
658
6 386
(o)
32 634
7 103
980
16 819
28 481
6 277
5 291
5 366
4 720
5 229
171 965
30
45
32
(«) 199
41
66
18
9
II
13
8
9
801
285
455
v 11
(c)
5 038
512
483
121
3 129 1450
IJ
2 420
881
2 429
29 075
6554 vaartuigen, metende 201 040 lasten.
.' Over 1870 is eene splitsing in Em-opoesch' en inlandsen getuigde schepen en vaaituigen niet ontvangen.
' Van Billiton is nog geen handelsoverzigt van 1870 ingekomen.
8. 46.
18
N°. o.
ALGEMEENE AANTOON^
^
VAN WAAR
VERTROKKEN.
Sumatra's Westkust (a)
Benkoelen en onderhooi'igheden
Telok-Betong (Lampongs).
Palembang
Moearah-Kompeh (Palembang .
Montok (Banka) . . . .
Tandjong-Pandan (Billiton)
Kiouw
Pontianak (Wester-afdeeiing van Borneo) . . .
Hambas (idem)
Bandjermasin en Sampit (Z,- en O.-afd. v. Borneo)
Makassar en onderhoorigheden
Amboina
Banda
Men ado en Kema .
Te mate
Timor-Koepang .
Totaal .
1 8 G S.
Europeesch Inlandsch
, getuigd.
Vaar tuigen.
118
52
26
G5
97
162
49
31
38
47
36
Lasten. Vaartuigen.
22 586
13 487
8 915
9 079
79
21
265
69
2
6 791
668
14 498
3 429
222
1 157
12 487%
24 301
7 179
6 204 %
5 056
6 343%
9 287'A
150 5333/,
225
34
284
430
122
375
208
379
365
150
92
1,016
63
414
94
37
32
Lasten.
4 320
825
369
727%
2 259%
799 %
1681%
943%
7 9361/
2 131
865
664%
7 935
656
1068
223
262%
172
Nederlandsche Vreemde
vlag.
Vaartuigen.
29 519
5477 vaartuigen, metende 180,052% lasten.
89
86
310
456
72
404
192
538
423
82
1 158
106
29
29
69
51
Lasten. Vaartuigen.
4 282
17 536
13 856
9 642 %
10 766%
408%
7 700
1 213
20 177
5 421
696 %
13 122
28 465
7 125
5 741%
3 010
4 769
4 846
254
39
50
50
37
106
11
70
1
154 495%
20
6
416
103
15
17
1 195
Laste*
5 87a
It
39
2 2»'
139


71«
1 531

183'
4 613
»U
8f
M
<r
2;
-of
25 5»'
5477 vaartuigen, metende 180,052% M /H
(n) In de opgegeven scheepvaartbeweging van 1868 en 1869 (van 1870 is dergelijke splitsing niet ontvangen) deelden de verschillende havens als volgt :
Padang . .
Priaman . .
Aijer Bangies
Sibogha . ,
Baros . . .
Singkel . .
Natal . . .
1 8 6 8 .
99 vaartuigen, metende 19,135 lasten.
16 » » L781 >.
6 .) » 200 n
33 » <i 410 >,
6 » » 346 »
181 » D 1,410 u
2 » » 99 »
I 8 6 0 .
81 vaartuigen, metende 16,260 laste»'
11 » » 1165 n
2 » » 52% »
77 n » 1259% K
71 D » 798% »
75 » » 731% »
3 » » 8 Vä »
Totaal 343 23,411 320 10 275 "A »
19
SIP ^ vertrokken schepen en vaartuigen.
1 8 6 9.
^uropeesch Inlandsen
V, ,aste>
5 87S
» óf'
39' ti
3«j
2 2»'
\i
3 771
71«
»arfeu,
getuigd.
Lasten. Vaartuigen. Lasten.
Nederlandsche Vreemde
?lag.
Vaartuigen. Lasten. Vaartuigen. Lasten.
1 8 7 O. (b)
Nederlandsche Vreemde
vlag.
Vaartuigen . Lasten. Vaartuigen. Lasten.
1&8
2 26
183
4 61
113
58
53
86
16
7.0
27
*>6
H
'13
Hi
56
32
57
ào
25
19 5947.
9 982
11172 7 3
8 302
415
6 240
1071
12 359%
3 690 Vs
82
14 456
22 435
7 6067«
5 451
8 504
G 501 8 203Vs
146 0067,
207
46
325
444
128
421
246
439
272
138
111
1,058
52
370
200
31 58
4 546
681
148
789
1 645 7 4
897
1732
778
9 69474
1 6177.
867
871
8 462
5467.
970
451
132
487
30 7687,
]a&
gen)
Vaartuigen, metende 176 8343/4 lasten.
66
104
378
482
106
459
220
508
341
92
223
1179
105
31
46
67
78
4 485
13 0257o
10 130
11 9617.
9 53874
518
7 495
1 222
18 51972
4 997
6047.
15 287
27 359
7 657
5 278
5 534
4 6807.
5 2957,
149 1027„
254
48
38
32
53
187
15
48
23
3
371
211
14
11
1 309
7 250
409
794
477
627
2 5347s
311
3447:
40
3 538
496
1 143
3 421
1 9527;
3 395
27 7327.
859
169
417
498
117
417
(c)
636
395
168
378
1281
45
31
343
58
116
16 804
15 804
10 879
12 057
585
6 734
(«)
33 066
7 455
891
16 935
30 431
6 609
5 182
5 312
4 818
5 207
5 928 178 769
278
25
50
21
W 194
60
42
17
9
»
13
728
11268
198
451
298
W 4 820
993
387
81
2 733
1450
»
2 419
881
2 428
28 407
6656 vaartuigen, metende 207 176 lasten: 5794 vaartuigen, metende 176,834V4 lasten.
(&) Over 1870 is eene splitsing in Europeesch en inlandsche getuigde schepen en vaartuigen niet ontvangen.
(c) Van Billiton is nog geen handelsoverzigt over 1870 ingekomen.
sten
20
N°. 6.
AANTOONING van de scheepvaart van en naar de verschillende landen.
V A N
EN
N A A K :
Nederland. . •
Engeland . . .
Duitschland . .
Hamburg . . .
Amerika
Havannah . . .
Mauritius . . .
Arabie . . . .
Bengalen . . .
Perzie . . . .
China . . . .
Hongkong . .
Saigon . . . .
M a n i l l a . . . .
Siam
Japan . . . .
Australie . . •
Malakka . . .
Singapoer . . .
Poeloe-Pinang .
Trenggano.
Atjeh . . . .
Serawak
Bali
Lombok.
Nieuw Guinea .
Timor Delhi (a) .
Java en Madura .
Diverse plaatsen in den OostArchipel. . .
Terug uit zee. .
1SC8.
Aan
c CD
at c« >
16
11
3
U
6
»
»
n
7
1
\ 2*
J)
2
n
»
6
n
862
38
17
259
29
> 157
15

817
3 201
16
5 491
jekomen.
à CD -M m es -J
3 497
2 032
454
»
1492
))
»
>
645%
312
4 096 V,
w
402
n
»
112
>I
26 549%
2 303
260
1518
137
4 360
132

78 178
54 814%
1 446%
182 741%
Vertrokken.
c CD
=3 S. >
22
5
»
n
15
»
»
1
3
»
31
M
»
1
4
18
n
836
37
8
229
2 C
147
S

894
3 20C
11
5 49C
6 092
1 733 Va
u
»
3 414%
»
))
329
239
)>
5 123 Vs
T)
' »
138
1197 V,
873 V2
M
22 209
1 937 V,
169 Vs
1 637 V»
122
4 438 Vs
121
67 521 %
61 478%
1306
180 08IV.
1 8 6 9 .
Aangekomen.
n CD .HP ' 3
12
1
»)
2
1
»
»
»
7
»
14
»
2
1
»
19
4
326
36
10
227
23
48
11

9U
3 92E
»
5 59^
d CD
CG C3
2 494 V,
150
»
289
283
»
1)
»
977%
»
1 735 V2

540
138
»
2 021
32
8 691
3 809
! 247
747 1 ! 65
j 1154%
259%

78 834%
i 74 997%
n
t 177 465
Vertrokken.
a
CD SP 5 rJ 03 CS >
19
2
))
n
17
1
»
2
5
»
14
»
2
1
2
29
3
1493
106
6
142
18
16
8

997
2 911
n
5 794
Lasten.
5 305
244
»
»
4 266%
235 Vs
»
664
365%
!)
1934
H
540
138
1218
1887
20%
40 530%
3 014%
184
508 V,
61
677 Vs
99%

74 285V3
40 655%
»
176 834%
1 8 Ï
Aangekomen.
S 60 'Jj
03 >
11
4
)>
2
»
»
i
2
9
»
12
1
»
3
2
1
10
)I
1026
48
13
198
123
80
83
10
17
954
3 940
4
6 55-1
CD
CO
C3
2 483
938
n
440
j)
»
227
718
981
»
1283
200
n
403
188
241
2 724
»
36 760
4 271
215
934
216
2 854
2 005
280
2 166
77 229
62 954
33C
201 04C
O.
Vertrokken'
a a to '5 3
03 >
13
1

»
15
»
1
2
8
»
11
H
1
5
1
1
21
»
967
52
9 121
118
65
79
7
14
1009
4131
4
6 05(
à
CD tfl
CS
31
n n
»
4 3?
»

5!
95
»
l' t| ji 4t

«
3 2 8f
3 J
i'
2 i1
2 j
i J
76 5'
73 l'
4'
. 2071'
(a) Voor da jaren 1868 en 1869 zijn de cijfers betreffende Timor Delhi vermoedelijk begrepen onder die verD1' achter: »Diverse plaatsen in den Oosterschen Archipel".
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8
Koloniaal verslag van 1871.
NEDERLANDSCH (OOST-) INDIE.
BIJLAGE LIT. vv.
N". 47.
AANTOONING
BETREFFENDE DE IN
te huis behoorende schepen en vaartuigen, groot
10 last en daarboven
V
OVER
1870.
GEWESTEN.
Stoomschepen.
Aantal. Lasten.
Schepen.
Aantal. Lasten.
Barken. Brikken.
Aantal. Lasten. Aantal.
Java en Madura. (1)
Bantam
Batavia
Krawang
Cheribon
Tagal
Pekalongan . . . . .
Samarang
Rembang
Soerabaija
Madura
Pasoeroeang
Probolinggo
Bezoeki
Banjoewangi (2) . . .
Soerakarta
Te zamen (3)
Buitenbezittingen. (4)
Sumatra's Westkust . . .
Benkoelen
Lampongsche districten.
Palembang
Banka
Billiton
Riouw
Borneo's Westkust . . .
Borneo's Zuid- en Oostkust.
Celebes en ouderhoorigheden
Menado
Amboina
Ternate
Te zamen (5)
Totaal
17
22
IC) 25
3 214
26
81
142
3 413
14
132
146
3 559
2 613
»
233
»
2 846
2 846
1
3
2
8
8
32
65
14
1
5
11
35
100
2 058
»
146
322
304
1 045
917
5 921
185
80
10 978
1956
372
177
329
1464
292
4 590
15 568
13
12
25
Schoeners.
mtal.
»
2
2
»
»
1
1
4
30
5
1
»
2
9
»
57
22
1
3
8
8
1
1
20
15
13
3
6
7
108
165
Lasten.
»
239
99
)>
19
84
90
1 108
149
18
))
82
241
»
2 129
545
20
67
3-19
174
27
41
827
611
582
63
138
225
3 669
5 79S
Kotters.
Aantal.
»
1
»
»
»
1
»
4
»
»
))
1
1
))
8
6
»
»
»
1
1
»
»
»
2
n
n
»
10
18
Lasten.
»
14
»
»
»
13
n
72
«
»
t)
15
12
»
126
70
»
))
n
10
15
Î)
»
))
30
)!
»
»
125
251
"Wankangs, toops en
andere
Àantal.
4
»
14
5
»
13
25
73
68
27
12
2
18
6
267
28
2
3
1
4
4
25
M
15
190
n
n
1
273
540
vaartuigen.
Lasten.
47
»
213
»
63
î)
230
334
1 696
900
312
157
26
331
47
4 356
351
20
44
11
49
, 57
483
»
327
2 694
M
î)
10
4 046
8 402
Aantal.
4
38
17
1
8
4
24
37
151
74
28
12
5
30
6
439
57
3
6
25
16
8
27
28
43
210
3
7
8
441
880
Totaal.
Lasten.
47
8 547
338
146
385
440
1 403
1 311
10 180
1 234
330
157
123
712
47
25 430
980
40
111
2 443
647
231
701
1 365
2 607
3 859
63
261
235
13 543
38 973
A emmer king en.
(1) V a n de residenten Preanger regentschappen, J a p a r a , Banjoemas, Bagelen, K a d o e , Djokjokarta, Madioen en Kediri zijn geeno opgaven ontvangen.
(2) Onder de cijfers dezer residentie zijn vermoedelijk ook begrepen de schepen en vaartuigen te huis behoorende in de afdeelingen Boeleleng en Djembrana (Bali).
(3) Onder de totalen voor J a v a en M a d u r a zijn vermoedelijk ook begrepen de cijfers der afdeelingen Boeleleng en Djembrana (Bali).
(4) Van de residentie Timor zijn geen opgaven ontvangen.
(5) Zie de twee voorgaande aanmerkingen.
(6) Het verschil met de opgaven op bladz. 81 van het verslag hiervoren , volgens welke onder andere in B a n t a m , de Lampongsche districten , Palembang en de WesterafUeeling van B o r n e o , stoom schepen of stoomsloepen zouden te huis behooren , is niet toegelicht gevonden (vergelijk ook de aanteekening op bladz. 230 van het versla"-).
Z I T T I N G 1871 —• 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
SURINAME.
N°. 48.
De statistieke opgaven in dit verslag voorkomende, looziX ° V e i' h e t J a a l ' 1 8 7 0 ; d e a n d e r e mededeelingen sluiten va a a n h e t v e r m e l d e biJ h e t v o r ' g verslag, met inbegrip *n de berigten tot 1 Augustus 1871 ingekomen. -kater ontvangen berigten zijn bij noten vermeld.
A. G r o n d g e b i e d
Het grondgebied van Suriname onderging geene vervoering.
B. Bevolking.
De bevolking bedroeg, behalve die van het leprozenetablissem*nt Batavia en de Indianen en Boschnegers, op uit. December 1869, 5Ö719 hoofden, te weten:
Hierbij gevoegd :
û 1870 geboren . .
» aangekomen.
En afgetrokken :
1870 overleden. .
" vertrokken .'
Blijft op. uit. December 1870 '
Mannen.
i>
il
1274
202
1
»
25 225
978
218
26 421
1 476
24 945
Vrouwen.
»
»
1135
94
»
25 494
923
26 494
1 229
25 265
Totaal.
»
»
2409
296
;
n
50 719
1901
i95
52 915
2 705
50 210
•"an a a n t a l Europeanen was 686, waarvan 487 van het % D • ' ^ e n 1 9 9 v a n n e t vr°uwelijk geslacht. Hieronder Va„ J?.1.6' begrepen het garnizoen , de zeemagt en de kooplQ\) vloot.
Op het Ieprozen-etablissem*nt Batavia bevonden zich op uit. December 1870, 161 verpleegden. De volgende tabel wijst aan de verdeeling der bevolking.
fei K, CS fe
Si K]
fei
3 w
CO i / ) co
u o rs P O ^ a Cl bi>'
• (3 tv ca ni i p I - i
O t— oo
CP 1 eu o
o
PH
fcJD
a
o P3
-i -i! S3 W Z H ci
es
o
• • * o
co o o O CM- ^ o» CT
CO " ^ CO « o to
T H CO
o CO t co CD cn
i ~ o CN
CN «# - * co
O CM
co 00
c. CO OS
—H
»-H CD ( N
co CO I — ,
CO
CT en
en co o E »o O co (M CT CD
O H
t-»o WO CT WO co
CO co CO CD CO O ,
'-CH CM p r H CO MO
ÎZ5
H
O <
co S
k
o
Ç 0
CM
O
CO
co
CO
. r H
t> -*
Cn 0 0 L ~
CO o " H
bCM OO
WO CO
CO ^
co Cn t
CM \C0 CO
«cH • — ' CO
r - 1 UU
O co
—», i-H CO CO b CO wO CO era b CT O • * rH O
O OO ~r oo WO tCO 00 —i H bb- CM C l co oo WO
co CM co
co CM
t
rH
C
CJi CD T l v
CM' CO co r-t
cc en
O -* o t> - q , CM
CM b CTS CO l - H
rr. co
-T+» • co CM
co C l O TH " * t CM »O CD t—1 CD
o
s o o r2 s a
I CD • g C 'J O . &'is. •.. s? o d
.3 o % 'S CD ''S , 5 " ° CD
• CB c3 H • -£ 'O S « 2
rp. ft,
a, a
g rM
2 o
S ^ .3
M-3 03. S 'a i ä ^ S CD — i CD O' S ^ N g g
PH I PC
PH
o .*:£> I a o O
cS t CD
a «
o U
c
p £ 'pq M o • pq
a.
"S -' ™ o
c
S
••CC'
o
M
02 .2 •
FH G; "• Ü 55
£3 O ;-« O.'
B cc,
't«
• rH . O <!
"De'twee volgende staten tooneu aan de geboorten, huwelijken, echtscheidingen en sterfgevallen in 1870.
— : ,
- GESLACHTEN.
ÄI«nnelijk. . . • . .
Vl'ou weiijk . . . .
'.
Dood
geboren.
60
" 56
116
G E B O O R T E N .
In
echt.
• 182. *
• 180'
' 362
Buiten
echt.
794'
' 743
1537
Totaal.
976
923
1899
Op
Batavia.
2
»
2
Totaal-,
generaal.
• S78
923
(a) 1901
Huwe
lijken.
(1) 202
i
Echt
ächeidin
gen.
Aanmerking en. t
[a) Hieronder zijn mei' begrepen 116 doodgeborenen.
(b) Bij 92 van deze huwelijken zijn 254 kn. deren gelegitimeerd, van welke 119 van het mannelijke en 135 van het vrouwelijke geslacht.
S T E R F G E V A L L E N . S-—-—-—: _
GESLACHTEN.

Mannelijk. . . .."••••
huwelijk - '.. .
•••: • V
j3 CO
. to o c ) es ö
O , o
co > . co .Hl '
'60
56
116
' • ' , L o
cS
co • co •
d CO T3 d . m
470
. 445
915
•S
• 05
CO
CO '*• à O <D
CO " - i «S
CS ^ >
136
1-35
•' 271
co H3 d
tot bened en.
O c3
54
46
' 100
co rc _,
'O co o -O o é o 3
C ° S CO >
117
77
194
co T3 H
T3 CO a co
o * co "^ d c
141
81
222
co ' O d co r « CO C •CO -a S à iS CO O ci
Ö °
1X5
68
183
«3
C co T3 CO d co
° s
116
90
206
,
C3
O;
d Ç0 3 " - 3 . O a
d ° 3-°
83
177
260
1
<P T3
a;
a> §.s
29
9
•38
"3
o H
1261
1128
2389
.2
cS
03
OH O
13
7
20
"3 es U n CO 6 0 'S •
O H
1274
1135
(a) 240?
H Hieronder zijn niet begrepen de 116 als levenloos aangegeven.
Het aantal sterfgevallen overtrof dat der geboorten met 508. £*it orio-'unsti" resultaat moet hoofdzakelijk-worden too°es°hreven aan de geheerscht hebbende kinkhoest, waaraan L*le kinderen bezweken. Het cijfer.der sterfgevallen van ,'nderen beneden de "drie jaar, dat in het voorgaande jaar ' i 8 heeft bedragen-, klom in 1870 tot 915.
Bet burgerregt werd in 1870 verleend aan 97 personen', gronder 35 gemanumitteerden. • ' ' ; -. * an deze personen waren, geboren :
11 Suriname . . . • • • ; . ' . ' " ' ••"•"••
•.". Nederland . . . .'•'•• • • .• • •'. .'•• ,'•** :
'• vreemde plaatsen.. . . • • • • . • • • ' • * • •
85
4
.8
I n d i a n e n en b ó s c h n e g e r s .
^e getalsterkte van de Indianen en van de bóschnegers niet met eenige- zekerheid op te geven
M : Al opperhooid der Indianen aan- de' oevers van de 'Pp'ename en de -Waijombo werd de Indiaan CHRISTIAAN , <]" a is opperhoofd de» boschnegerstammen aan de oevers ei uBoven-vSaramacca de bosclmeger APRAAI bevestigd, j Bet zendingswerk der Moravische broeders onder de °-°»iH'gers draagt goede vruchten.
C A l g e m e e n b e h e e r .
Rust én orde bleven gedurende het tijdvak, waarover dit verslag loopt, ongestoord. Met uitzondering van de 'reeds in het vorig verslag vermelde kinkhoest-epidemie, welke tot Mei 1871 bleef heerschen, was de gezondheidstoestand niet ongunstig. _ ' " ' ' . . , • De-Gouverneur maakt in zijne rede, bij de opening van de zitting 1871-1872 dor Koloniale Staten, melding van voortdurende verbetering in de geneeskundige behandeling èn verpleging in de districten, van do goede resultaten van hèt. in onderscheidene opzigten verbeterd lager onderVijs verkregen, en van voortzetting der verbetering inde bestaande on het aanleggen "van nieuwe wegen ,_ voor zoo veel dé geldmiddelen en werkkrachten zulks toelieten. Met betrekking tot de productie zijn de gunstige verwachtingen, in den aanvang van''1870 gekoesterd, bewaarheid; zij overtrof wat rum 'en dram betreft die van het jaar 1868|, waarin de grootste, productie sedert het jaar der vry verklaring werd verkregen, en was wat suiker en cacao aangaat bijkans, aan die 'van dat jaar gelijk. _ ' ? De werkelijke", ontvangsten teV bate der koloniale kas overtroffen in' 1870 die van het vorige jaar. Ook was de waarde van den jpT en die van. den' uit voer gedurende dat 'lijdvak groöter dan die van- 1869. , ,
De commîssie, benoemd bij gouvernements-resolutie van 4 October 1869, n°. 11, tot onderzoek van de verbeteringen in de tegenwoordige organisatie van het administratief bestuur gevorderd, en in verband daarmede van de meerdere of mindere wenschelijkheid der oprigting van een gemeentebestuur, heeft de spoedige indiening van haar , versing toegezegd. Over het Staatstoezigt en de vrijgemaakten in het algemeen , wordt gehandeld in het hierbij sub lit. A overgelegde verslag van den Gouverneur van Suriname, betrekkelijk de werking der emancipatiewet gedurende 1870.
De Gouverneur deed in de maand September eene inspectiereis naar hot fort Nieuw Amsterdam. De toestand aldaar, zoowel van materieel als personeel, werd zeer bevredigend bevonden. Het personeel van den Kaad heeft geene verandering ondergaan. ^ Door den Gouverneur werden tot leden der Koloniale Staten benoemd de beeren mr. J. MAURITZ GANDERHEYDEN , W. E. RÜHMANN, I. A. T. COHEN STUART en mr. P H . H. VERBEEK; de drie laatstgenoemden in plaats van de heeren mr. S. B. DE MESQUITA, mr. C. J. HEYLIDY en mr. J. B. Vos. Tot voorzitter werd do heer mr. J. MAURITZ GANDERHEYDEN en tot ondervoorzitter mr. G. J. A. BOSCH REITZ benoemd. Tusschen het Gouvernement van Suriname en die van Fransch en Britsch Guyana bestond steeds eene goede verstandhouding.
3». Gewestelijk Beheer.
De inspectien, voorgeschreven bij het reglement op het beheer der districten, hebben geregeld plaats gehad en gaven over het algemeen reden van tevredenheid. De districts-commissarissen begaven zich bovendien naaide plantages en gronden in de onder hun beheer staande districten, telkens wanneer hunne tusschenkomst daar werd rereischt. De geest onder de vrijgemaakten kan over het algemeen goed genoemd worden. Het aantal contracten door hen voor twee en drie jaren gesloten is , gelijk uit het emancipatie-rapport kan blijken, toegenomen. De leden der gewapende burgermagt hebben met bereidwilligheid voldaan . aan hetgeen hun van 'bestuurswege werd opgedragen.
Het getal winkels en bakkerijen in de districten bedroeg op ultimo December 1870, 145.
De toestand van Nieuw Rotterdam, met betrekking tot de afspoelingen der kust, is niet verbeterd. Men heeft door het aanleggen van dammen getracht de plaats tegen gedurige overstroomingen te vrijwaren, doch dammen waren niet bestand tegen.de werking der zee. Herhaaldelijk moest worden terug getrokken, en dikwijls zóó snel, dat niet altijd een nieuwe dam in voldoenden staat kon gebragt worden , vóór dat de oude bezweek. Thans is de 5de wering aangelegd. Het noordelijk gedeelte van Nieuw Rotterdam is geheel aan de zee prijs gegeven ; en dien ten gevolge moesten vijf en twintig woningen met bijgebouwen worden afgebroken en geborgen, waaronder de commissariswoning en 4 andere gouvernementsgebouwen. De commissariswoning op het nieuwe gedeelte der plaats weder opgebouwd, is in de maand December door moedwillige brandstichting vernield. Met uitzondering van eenige bedelving en het in orde brengen van een gedeelte der straten, is het nieuwe gedeelte van Nieuw Rotterdam gereed. Reeds verrijzen er eenige gebouwen, die een klein gehucht vormen, dat, door twee bruggen over de Diamondkreek met het oude gedeelte der plaats vereenigd, daaraan eene aanmerkelijke .uitbreiding geeft. Verdere bijzonderheden omtrent de districten worden in de betrekkelijke hoofdstukken van dit verslag aangetroffen.
E. militair beheer.
§ 1. Landmagt.
De landmagt in Suriname bestaat uit";
a. De schutterij te Paramaribo.
In de uniformkleeding van de officieren en de ovet'f leden der schutterij werd eene wijziging gemaakt; W8' door zij meer in overeenstemming is gebragt met die ^ het garnizoen en doelmatiger is geworden. De sterkte der schutterij was op ultimo December l8' 24 officieren en 437 manschappen, verdeeld in vijf co*' pagnien.
b. De gewapende burgermagt in de districten.
De sterkte was op ultimo December 1870;
63 officieren,
718 onderofficieren en manschappen,
470 reserve-schutters en lastdragers?
c. de infanterie, de artillerie en de invaliden.
De sterkte van het garnizoen was op 31 December 1^' als volgt :
Staf
2 compagnien infanterie
1 compagnie artillerie.
Geneeskundige dienst.
Militaire administratie
Officieren. Onderofficieren en manschappen
3
9
6
(•) 13
1
5
427
150
32 582
_ Volgens den sterktestaat moesten er aanwezig zijn 3 o# eieren , en 5 onderofficieren en manschappen van den staf'1
officieren en 464 onderofficieren en manschappen van doinfa'' tene, 5 officieren en 150 onderofficieren en manschappen v»J de artillerie; 15 officieren bij de geneeskundige dienst (*' officieren van gezondheid en 4 apothekers) en 1 bij militaire administratie, zoodat op ultimo December % tot compleet ontbraken twee officieren van de geneesk< dige diensteen 37 onderofficieren en manschappen. terril 1 officier bij de artillerie overcompleet was (2). Voor memorie werden gevoerd : Een 1ste luitenant van de infanterie (3), 1 sergeant v"" het opgeheven corps koloriale guides, 1 i n v a l i d e r o n t ' officieren en manschappen der infanterie en 1 man artillerie als dienst doende bij het corps maréchauss^ terwijl 12 man van de infanterie en 1 van de artille^ waren gedetineerd.
Het emplacement dor officieren en der troepen was 31 December 1870 als volgt:
(1) Met inbegrip van den officier van gezondheid der 2de klasse net opgeheven corps koloniale guides.
(|) Volgens den laatst bekenden sterktestaat (1 Augustus *8 telde het garnizoen: B 30 officieren, en 641 militairen beneden den rang van officier.
(3) Aan deze is, bij Koninklijk besluit dd. 15 Februarii 1871 n'- ' op zijn verzoek, een eervol ontslag uit de militaire dienst verleend.
5
^ramaribo
0rt Nieuw Amsterdam. . . .
Quarantaine-etablissem*nt . . .
?0ät Jagtlust
* Republiek . . . . . . .
" Nassau
" Nickerie . . . . . . .
" Coronie
* Sommelsdijk
ei'soneel der geneeskundige dienst te Paramaribo (3)
Aan bedoeld emplacement ontbraken (eonform de sterkte DP 31 December 1870) l officieren, die met verlof afwezig fW'en en 17 onderofficieren en manschappen met binnen°' buitenländsch verlof, in het hospitaal of voor den krijgsraad.
, Op den 31sten December 1870 bevonden zich in de bassen van dicipline 42 man, alzoo 11 man minder dan P ultimo van het jaar to voren.
Inrigtingen en verdere bijzonderheden b e t r e f f e n d e de l a n d magt.
De algemeene gezondheidstoestand der troepen was geiende 1870 bijzonder gunstig. Epidemische ziekten kwamen let voor. De meest geheerscht hebbende ziekten waren ^schenpoozende koortsen. ..In de verschillende ziekeninrigtingen werden in 1870, "66 lijders behandeld, alzoo 13 minder dan in 1869. » an dezen waren :
*an de landmagt 1617
" » zeemagt 38
civile personen . 2911
Totaal 4566
Over de verschillende garnizoenen is dit cijfer verdeeld 's volgt :
Paramaribo (*) 2602
fort Nieuw Amsterdam . . . . . . . . 1373
Post Nickerie 231
» Coronie 129
» Sommelsdijk . 231
Totaal . . . 4566
**6t grootste getal zieken op één dag in het militair
' ) Waarvan t officier van gezondheid.
JA?' Hieronder is begrepen de officier van gezondheid van het opgeen korps koloniale guides.
* ' Oficieren van gezondheid (i. Apothekers 4.
1 ) Waarvan in het militair hospitaal 1001, en daarbuiten 098. tt". 8. 48.
hospitaal was 311 (10 November 1870) en het kleinste 218 (8 Augustus 1871). In de garnizoens-apotheek werden, zoowel voor de binnen- als voor de buitendienst, gereed gemaakt 31806 recepten.
§ 2. Zeemagt.
Het ter reede van Paramaribo gestationeerd Rijksschroefstoomschip Schouwen werd in den aanvang van Maart jl. vervangen door de Soestdijk, van gelijk charter.
F. Regtswexcn e n politie.
§ 1. Wetgeving.
De nieuwe wetgeving beantwoordde aanvankelijk aan de daarvan gekoesterde gunstige verwachtingen, Eerlang zullen worden afgekondigd twee koloniale verordeningen, de eene tot wijziging van eenige artikelen van het reglement op de inrigting en de zamensteUing der regterlijke magt; de andere tot wijziging van eenige artikelen van het Wetboek van Strafregt ('). Het doel dier wijzigingen is reeds in het vorig verslag vermeld. De derde dââr genoemde ontwerp-verordening is door den Gouverneur ingetrokken, nadat uit het voorloopig verslag van de Commissie van Rapporteurs gebleken is, dat zij bij de Koloniale Staten geen bijval vond. No» werd afgekondigd een Gouvernementsbesluit, dd. 28 Maart dezes jaars {Gouvernementsblad n". 2), ter uitvoering van art. 533 van het Wetboek van Koophandel. De overige sedert het laatste verslag vastgestelde verordeningen en besluiten van den Gouverneur zijn, voor zooveel noodig, vermeld bij do onderwerpen waarop zij betrekking hebben.
§ 2. Regterlijke magt en regtspraak.
Door het hof van justitie werden in 1870 132 burgerlijke zaken (waarvan 39 op verstek en 10 op verzoek van partijen geroijeerd), en 132 strafzaken afgedaan. _ Er werden 52 requesten behandeld en 18 adviesen aan het Gouvernement uitgebragt. Ter generale rolle werden 111 zaken aaogebragt. Een vonnis in eene strafzaak werd door den Hoogen Raad der Nederlanden in het belang der wet bij arrest van 1 Augustus jl. gecasseerd.
Bij het kantongeregt te Paramaribo waren op ultimo December 1869 7 burgerlijke zaken onafgedaan gebleven , en werden er gedurende 1870 255 aangebragt. In 199 dier zaken werden vonnissen gewezen, waarvan 149 op verstek en 7 op consent; terwijl 55 van do rol geroijeerd werden. Derhalve zijn op ultimo 1870 8 burgerlijke zaken aanhangig o-ebleven. Bovendien zijn er 7 interlocutoire vonnissen gewezen. Verder hebben plaats gehad 48 voorzieningen in voogdijen en toeziende voogdijen; 9 verzegelingen, 6 ontzeu-elingen, 6 openingen van uiterste wilsbeschikkingen; 26 beëedigingen van deskundige schatters enz., en 24 van afgelegde verklaringen door gezagvoerders van Noderlandsche koopvaardijschepen. Voorts werden 16 requesten behandeld. Het aantal aangtbragte strafzaken beliep 59, bij 2, die op ultimo December 1869 nog onalgedaan gebleven waren. Er werden 57 vonnissen gewezen en 4 zaken op verzoek van het openbaar ministerie geroijeerd. Verder zijn nog 3 vonnissen tegen afwezige getuigen gewezen, en elf adviesen aan den Gouverneur uitgebragt.
Bij het kantongeregt in Nickerie werden aangebragt 28 burgerlijke zaken. In 26 dezer zaken werd vonnis gewezen, waarvan 10 op verstek en 5 op consent; terwijl 2 op verzoek van partijen van de rol werden geroijeerd. Verder hebben plaats gehad 4 voorzieningen in voogdijen en toeziende voogdijen, 1 verzegeling, 2 boëedigingen
(1) De afkondiging heeft plaats gehad onder dagteekening van den lOden Augustus jl. {Gomcrncmmtsblad n°. H en 12).
6
van deskundige schatters enz., en 8 van afgelegde verklaringen door gezagvoerders van Nederlandsche schepen. Het aantal aangebragte strafzaken was 5. In 3 dier zaken werd vonnis gewezen, terwijl 2 aanhangig zijn gebleven.
Bij het kantongeregt in Coronie werden in het afgeloopen jaar 4 burgerlijke zaken aangebragt. In 3 daarvan werd vonnis gewezen, waarvan 2 op verstek; terwijl 1 op verzoek van partijen werd geroijeerd. 2 requesten werden behandeld.
Op ultimo December waren er in de kolonie aanwezig 8 praktizijns, waaronder 4 gegradueerden, 2 notarissen, gevestigd te Paramaribo, terwijl de notariële praktijk in de buitendistricten door de districts-secretarissen werd uitgeoefend. Voorts vijf deurwaarders ten dienste van het hof van justitie en van de kantongeregten. Het getal geadmitteerde translateurs bedroeg I I , waarvan 6 voor het Neger-Engelsch.
3. Politie.
Het corps maréchaussée bestond op ultimo December 1870, uit:
1 opperwachtmees+o
1 wachtmeester,
21 brigadiers,
48 maréchaussée der iste klasse,
41 » » 2de »
zoodat aan de formatie ontbraken :
1 wachtmeester, en
9 maréchaussée der 2de klasse.
Bij het corps inlandsche politie waren op uit. December 1870 geene vacatures; het bestond op dien datum, volgens de formatie, uit
6 hoofdlieden,
15 agenten der 1ste klasse, en
29 » » 2de »
Beide corpsen hebben goede diensten bewezen.
Regt van verblijf werd in 1870 niet verleend.
In 1870 werden 233 passen ten behoeve van vertrekkende personen uitgereikt.
§ 4. Middelen van bekeer met het regtswezen in verband.
I . DEPARTEMENT VAN ONBEHEERDE BOEDELS EN WEEZEN.
In afwachting dat tot de opheffing van het boedel- en wees-departement zal kunnen worden besloten, wordt met vereenvoudiging der administratie, naar mate de vermindering der werkzaamheden dit toelaat, voortgegaan.
a. Onbeheerde boedels.
Op ultimo December 1869 bleven aanhangig 52 boedels ; terwijl van de desolate boedels, bij het departement aanwezig, onder de onbeheerde boedels werden overgeschreven , 4 »
zoodat op 1 Januarij 1870 te zamen aanhangig waren . . . 56 boedels;
waarvan in den loop des jaars tot vereffening zijn gebragt 12 »
zoodat op uit. Decen.ber 1870 onvereffend bleven . 44 boedels.
Van deze zijn er :
36 die gedurende 1871 kunnen afloopen, en
8 die om verschillende redenen nog niet vereffend ko"' den worden.
Geliquideerd zijn ingevolge dicta 11 boedels. Aan het collegie van commissarissen zijn tot het obM' neren van dicta gezonden 17 boedelstaten, 11 verantwoord' rekeningen en 6 repartitie-rekeningen. Door dit collegie werden genomen 22 beschikkingen °P voordragten van den curator en op verzoekschriften va" particulieren ; geëxamineerd 13 staten van boedels ; geai" resteerd 11 verantwoordrekeningen en 7 repartitie-rek^' ningen, en gewezen 10 dicta ; terwijl op één request '9
gediend van consideration en advies.
b. Weezen.
Op den 31sten December 1869 waren onder de open' bare voogdij van den weesmeester :
vrijgeboren en gemanumitteerden . . . . 6 2 9
geëmancipeerden en uit geëmancipeerde ouders geboren 133
waarbij in 1870 zijn gekomen:
vrijgeboren en gemanumitteerden. . . 1
geëmancipeerden en uit geëmancipeerde ouders geboren 2 . 3
te zamen 765
Van die voogdij werden ontheven door het bereiken van meerderjarigheid of door overlijden:
vrijgeboren en gemanumitteerden . . 52
geëmancipeerden en uit geëmancipeerde ouders geboren 11 63
zoodat op ultimo December 1870 onder die voogdij bleven . 702 weezeDi waarvan 578 vrijgeboren en gemanumitteerden en 124 ge' emancipeerden en uit geëmancipeerde ouders geboren. Van de vrijgeboren en gemanumitteerde weezen werde" onderhouden :
uit eigen middelen. . . 69
door betrekkingen . . . 351
» het bestuur . . . 158
578
De weezen die uit eigen middelen onderhouden worden • bezaten op 31 December 1870 12 huizen of' aandeelen daarin, benevens eene plantage of grond aan de rivief Suriname, verder een uitgezet kapitaal van f 140 218,l23,
Behalve de hier voren genoemde 124 geëmancipeerden en uit geëmancipeerde ouders geboren weezen, zijn er nog een aantal die onder direct toezigt van den stads-commis' saris en van district-commissarissen staan.
II. KANTOOR VAN DEN HYPOTHEEKBEWAARDER.
De vacante betrekking van hypotheekbewaarder wei'" den 14den November 1870 definitief vervuld.
III. GEVANGENISSEN EN GEVANGENEN.
Door den G-ouverneur zijn onder dagteekening van den 16den Mei 1871 afgekondigd de navolgende besluiten :
a. Besluit, houdende intrekking van het besluit van 21 September 1869 {Gouvernementsblad n°. 37) en vaststel'
7
iOD'
ibti' 3rd'
i op vat eat' 3ke' it»
Den'
• BS van een gewijzigd reglement betreffende de straf^ r'gtingen voor dwangarbeid, den dwangarbeid aan openare werken, de inrigting en het inwendig bestuur der » vangenissen , de tucht der veroordeelden en de bestemnS der opbrengst van hunnen arbeid ;
^ • Resolutie, houdende intrekking van de bij resolutie ' 3 1 December 1869 {Gouvernementsblad n°. 46) vastgei'eoi r e g l e m e n t e n > e n vaststelling van een bijzonder S'ement van orde voor het burgerlijk en militair huis he? Verze'sei"'ng t e Paramaribo en voor de gevangenis in fort Nieuw Amsterdam {Gouvernementsblad n°. 5 en 6). [j n het burgerlijk en militair huis van verzekering in l2n^'0rt ^ e e^ a n c^i a zÜn gedurende het jaar 1870 ingekomen 187A g e v a ngenen, e n ontslagen 1146. Op ultimo December °|ü beliep hun aantal 120. a de gevangenis op het fort Nieuw Amsterdam waren P I Januarij 1870 120 en op ultimo December 11. 142 0 ^angenen aanwezig. gedurende het afgeloopen jaar bevonden zich in het huis 2„n bewaring te Nieuw Rotterdam (Nickerie) gemiddeld gevangenen. i* D Coronie waren gedurende 1870 in verzekerde bewa^..'•s« personen, ^""'zonderheden omtrent de voormelde gevangenissen of ^j'^n van bewaring zijn vermeld in de sub B , 1—4, KCL . J overgelegde afschriften van de rapporten der onderis e«lene commissien van administratie over die inris
IV. KANTOOR VAN DEN EXPLOITEUR-LIQUIDATEUR.
zeDi
deo
^ a c h t e n s art. 6 van het besluit van 7 Julij 1869 [Gou• }e-inentsblad n°. 32) werden ten kantore van den ex,]6 lte"r-liquidateur de saldo's der in het grootboek van UI voormaligen exploiteur loopende rekeningen, in een de u-sv door den exploiteur-liquidateur aangelegd en door
0 administrateur van finantien gekantteekend grootboek ^gebragt.
5fi> P elk dier geopende rekeningen werden successivelijk i)a 0 t eschreven de verschillende door den exploiteur-liquio,,,eUr gedane betalingen ten bedrage van f 69 114,185 en ,|e Vangsten ter somma van f72 051,17, waaronder gerekend H ' D«ar mate van den stand der kas tot het doen der Mi " e betalingen, uit de in de reservekas gedeponeerde y e Q gedane» ligtingen, tot een bedrag van f 63 338,02. ïj, ervolgens werden afgedaan en verevend de provenuen (,. ,?eo tiental huizen, erven en plantages, waarin rang
leu. jlen vief 125' i e » nog
0.19'
er"
Ie»
ran el'
M .. llng en verdeeling der kooppenningen op regterlijk beber .J?1*1" plaats hadden, of waarin de staat van repartitie j^ids vóór 1°. Mei 1869 was vastgesteld. >6lft 6 invordering en in ontvang neming, bij art. 5 van H b e s l u i t voorgeschreven, van het bedrag der toen Ve n d e t e r m i J n e n » wegens bij executie verkochte goeiig n en effecten, hebben plaats gehad, met dat gevolg, Hit°^ minnelijk aanzoek buiten regten van verschillende 'euren is ontvangen een bedrag van f 8713,15.
C Eeredïenst.
p6ft verband met bij de Regering aanhangige overwegin' " V ? ^-en ^ t a a t geleidelijk los te maken van bemoeijingen V;j?elijke zaken , zijn de Gouverneurs der West-Indische e^>,lnKen aangeschreven met de kerkbesturen dor TOT. 'Ii "owende Protestantsche gemeenten in overleg te treden t>ös eene nieuwe, zuiver kerkelijke, regeling. 's k antwoord hierop van den Gouverneur van Curaçao W ®.r.ei<ls ontvangen; zoodra dat betreffende Suriname ha IJn ingekomen, zal het tijdstip, waarop de Eep-erl h ZlnV, — 1 1 J . _• : • i i ,••• , °
,lngen aangeschreven met de kerkbesturen der verier -1
'e1ktZl g e n eel aan de inmenging in kerkelijke zaken N e t e °n t t rekken, zijn aangebroken, en de zaak v koloniën op overeenkomstige wijze geregeld. to„ ' betrnkkintr t.nt. dfi fifirfirKfinst ia ofirol-nnj;™J A, Q L betrekking tot de eeredienst is afgekondigd de Gou'knt .^entsresolutie van 6 October 1870, n°. 1 {GouverneNfcïi n°" 7 ' ' betreffende de intrekking der reserves, \\ 3 n°men in het Koninklijk besluit van 23 Maart 1852, 'e jj' baarbij is bekrachtigd het Algemeen Reglement van fcrVormde Kerk in het Koningrijk der Nederlanden.
I. NEDEHDUITSCH HERVORMDE GEMEENTE.
a. Paramaribo.
In 1870 werden gedoopt 314 personen, als:
kinderen in echt geboren
» buiten echt »
bejaarde personen
78
224
12
314
Er werden aangenomen tot leden der gemeente 188 personen. Onder dit getal zijn begrepen 13 militairen en eene Chinesche vrouw. Met kerkelijke attestatien zijn aangekomen 15 personen en vertrokken 7. De catechisatien werden bezocht door 613 personen , waarvan 337 van het mannelijk en 276 van het vrouwelijk geslacht. 5 huwelijken werden kerkelijk ingezegend. Het zielental der gemeente wordt geschat op ongeveer 7000. • Vaste bedeeling werd genolen door 56 behoeftigen.
b. Nickerie.
Er werden gedoopt 74 kinderen, waarvan 13 in echt geboren en 3 uit Indiaansche ouders ; alsmede 9 volwassenen, waaronder 1 Afrikaan en 1 Chinees en 2 koelies. Als lidmaten der gemeente werden aangenomen 18 personen. 8 huwelijken werden kerkelijk ingezegend. De catechisatien werden goregeld bezocht door 54 jongelieden, zijnde 30 van het mannelijk en 24 van liet vrouwelijk geslacht. Het getal zielen der gemeente wordt geschat op ongeveer 1500. Op plantage Nursery is eene kerk ingerigt voor de Barbadianen; de dienst werd verrigt door een Engelschen prediker.
II. EVANGELISCH-LUTHERSCHE GEMEENTE.
In 1870 werden gedoopt 136 personen, zijnde 72 van het mannelijk en 64 van het vrouwelijk geslacht, waarvan 96 buiten echt geboren. Als lidmaten werden aangenomen 37 personen, waarvan 11 van het mannelijk en 26 van het vrouwelijk geslacht. Er werden 3 huwelijken kerkelijk ingezegend. Het aantal der jongelieden die van de catechisatien geregeld gebruik hebben gemaakt bedroeg 158, waarvan 78 van het mannelijk en 80 van het vrouwelijk geslacht. Onderstand werd verstrekt aan ongeveer 30 behoeftigen.
III. MORAVISCHE BROEDERGEMEENTE.
Volgens den staat door de Moravische broeders op 30 Junij 1870 opgemaakt, waren onder het kerkelijk toezigt dier zendelingen geplaatst 24 385 personen, hiervan behooren:
bij de gemeente te Paramaribo 6 336
» » » in de districten 17 688
» » " onder de boschnegers. . . . 361
Van 1 December' 1869 tot ultimo November 1870 hebben zich 426 volwassenen aangemeld tot het ontvangen van godsdienstig onderwijs , 460 volwassenen en 795 kinderen zijn gedoopt, terwijl 613 personen als lidmaten zijn aangenomen ; kerkelijk werden ingezegend 122 huwelijken en 462 volwassenen zijn tot de gemeente toegetreden. Het aantal der door de zendelingen bezocht wordende plantages bedroeg 183, waarvan 89 behooren bij etablissem*nten met kerk en school. Bij het einde van 1870 waren 34 zendelingen werkzaam.
B
I V . RoOMSCH-KATHOLIJKE GEMEENTE.
In 1870 werden 755 personen gedoopt, zijnde 381 van het mannelijk en 374 van het vrouwelijk geslacht. Doorloopend godsdienstonderwijs werd gegeven aan 679 personen. Kerkelijk werden ingezegend 43 huwelijken. 43 plantages werden door de geestelijken bezocht. Bovendien bezochten zij 16 Indiaansche kampen, te zamen eene bevolking van 565 personen tellende. Hiervan zijn 218 gedoopt en 28 kerkelijk in het huwelijk opgenomen.
V. ISRAËLITISCHE GEMEENTE.
a. Nederlandsen-Israëlitische.
Op ultimo December 1870 bedroeg het zielental der gemeente 671, waarvan 321 van het mannelijk en 350 van het vrouwelijk geslacht. Het getal der geboorten bodroeg 21; dat der sterfgevallen 18. Kerkelijk worden 3 huwelijken ingezegend. Door het armbestuur werd aan 27 personen onderstand verleend. b. Portugeesch-Israëlitische.
Het zielental dezer gemeente bedroeg op ultimo December 1870 667, zijnde 325 van het mannelijk en 342 van het vrouwelijk geslacht. Er zijn 20 personen geboren en een gelijk getal overleden. Aan 26 behoeftige huisgezinnen en personen werd onderstand verleend.
II. Instellingen van liefdadigheid.
Surinaamsche Maatschappij van Weldadigheid.
Op ultimo December 1870 bedroeg het aantal leden on begunstigers 125, waarvan 46 leden, 58 donateurs en 21 donatrices. Het fonds der Maatschappij bedroeg op dien datum f 19 263,74. Gedurende het jaar 1870 werd f 465 besteed tot onderstand van 8 behoeftigen. De kosten van onderwijs aan 45 jongens en 31 meisjes bedroegen f 1400. De gealimenteerden en de kweekelingen werden^ bij ziekte kosteloos verpleegd, terwijl de noodige medicijnen werden aangekocht voor f 24,60. Aan schoenen voor de kweekelingen werd f o92,3i uitgegeven. Behalve de voormelde Maatschappij bestaan er verscheideno andere genootschappen, waarvan het doel is door maandelijksche of jaarlijksche contribution aan de loden geneeskundige hulp, ondersteuning en verpleging bij ziekte, en bij overlijden ook eene behoorlijke begrafenis te verzekeren ; terwijl een daarvan ook, voor zoover de middelen strekken, behoeftige kinderen van kleeding en schoeisel voorziet, ten einde de school geregeld te kunnen bezoeken.
I. Onderwijs.
Het getal scholen bedroog op het einde van het jaar 1870, in het stadsdistrict 23, waarvan 12 gemengde (jongens en meisjes), 5 alleen vQor jongens en 6 alleen voor meisjes. Onder de laatstgenoemde zijn de twee stadsarmenscholen begrepen. De maatregel van de opheffing der stads-armenscholen voor jongens, in het vorig verslag vermeld, bleef gunstig werken. Het schoolverzuim is daardoor eenigzins afgenomen. Evenwel bleven in vele gevallen onverschilligheid der ouders en gebrek aan kleeding en schoeisol voor de kinderen, een nadeeligen invloed op het geregeld bezoeken der scholen te Paramaribo uitoefenen. Op eene particuliere school is aan een twaalftal meisjes van 13 à 14 jaren, die op de stads-armenschool reeds
eenige vorderingen gemaakt hadden, gelegenheid geschô* ken om het geleerde te herhalen en zich verder in hanfl
werken te bekwamen. j Van de gelegenheid in 1869 door het Bestuur geope^ voor de opleiding van jongelieden tot onderwijzers, we' met nut gebruik gemaakt. Een der kweekelingen he« een goed examen afgelegd als onderwijzer van den 3dj| rang, en staat thans aan het hoofd van eene gouver»6* mentsschool in een der buitendistrïcten. Op het einde d^ jaars Werden door de twee daartoe aangewezen onde^ wijzers van den lsten rang 13 kweekelingen tot onderj wijzef opgeleid, van welke 8 zijn voorgedragen tot be
afleggen van exafflen tot er langing van den onder wijzersraiV Die kweekelingen waren, behalve op de scholen hunne
opleiders, nog op verschillende andere particuliere schoW werkzaam , en voorzagen alzoo gedeeltelijk in de behoe* aan onderwijzend personeel. , De normaalschool der Moravische broelers, aan » hoofd waarvan een geëxamineerd onderwijzer van o« 3den rang stond , leverde gedurende het jaar 1870 gee] onderwijzer ; het is desniettemin het gevoelen der co& missie van onderwijs, dat ook die school veel bijdra9» tot verspreiding Van beschaving onder de mindere klas^ Op de voormelde 23 scholen te Paramaribo werd o" derwijs gegeven aan 2793 kinderen, van welken 6 4 3 / 9
wege het Bestuur kosteloos onderwijs genoten, terwijl scholen der Moravische broeders 1160, en die der Roomse" katholijke geestelijkheid 749 leerlingen telden. Het onderwijzend personeel te Paramaribo beston^ behalve de ondermeesters en kweekelingen, uit 3 ond«' wijzers van den lsten rang, 5 onderwijzers en ond^ wijzeressen van den 2den rang, 10 onderwijzers en onde' wijzeressen van den oden rang, en 3 onderwijzers e
onderwijzeressen van den 4den rang. Speciale admissie tot het houden van scholen 'W6
verleend aan een onderwijzer van den lsten rang, die»9
het hoofd der scholen van de Moravische broeders is g plaatst; een onderwijzer van den derden rang, wien . leiding van eene der jongensscholen van de Rooms" katholijke gemeente is opgedragen, en eene onderwijze' van den 4den rang, die eene particuliere school he geopend. A Aan 6 personen, die zich tot het afleggen van exat»| aangemeld en voldoende blijken van bekwaamheid en ffl schiktheid gegeven hadden, werden generale acten v .1 den 3den of 4den onderwijzersrang uitgereikt. Verscb6 ; dene hunner zijn in de buitendistricten werkzaam. I Aan het te Paramaribo bestaande onderwijzersgeno" schap werd tot aankoop van boeken eene jaarlijks" toelage van f 100 uit de koloniale kas toegekend. I Er waren 4 bewaarscholen. Deze laten over het al» meen te wenschen over. Het Koloniaal Bestuur is er d ook op bedacht om bij nieuwe wettelijke regeling van ' onderwijs, ook bepalingen omtrent deze soort van sehe' j voor te stellen. De schoollocalen voldeden over het algemeen vrij aan de vereischten met betrekking tot ruimte en luchtigb^ Het getal gouvernementsscholen in debuitendistrieten « droeg elf. Deze scholen staan onder het toezigt va" districts-commissarissen, behalve die te Nieuw Èotterd"^ in Nickerie, welke onder het toezigt staat van eene ald9 (, gevestigde sub-commissie van onderwijs. Volgens het v ; slag dier commissie voldeed de stadsschool aldaar, ƒ j het hoofd waarvan een onderwijzer van den 2den *§ ' staat, zeer goed. Behalve deze gouvernementsscholen bestaan er i» buitendistricten 17 scholen der Moravische broeders ejl der Roomsch-katholijke geestelijkheid, ongerekend eeM andere gelegenheden door particulieren verschaft, tot erlangen van onderrigt. jl Voor meerdere bijzonderheden omtrent het onderWlP,^ do buitendistricten wordt naar het emancipatie-vel-9
over 1870 verwezen. M Ofschoon de behoefte aan eene spoedige nieuwe * e l lijke regeling van het onderwijs erkend wordt, kal» fy wezen worden op den grooten vooruitgang, die op j, punt jaarlijks plaats vindt. Ko-teloos onderwijs^ is do0>| zorgen van het Bestuur in Paramaribo verkrijgbaar alien, die daartoe werkelijk in de termen vallen. .•* Het Koloniaal Bestuur stelt zich voor eene wette
ren en te nie «tul
I '1er «ia "•M H 'at« 1 te sch Vel lot
hi feu 1 \ \ tie,
1
Uit
*.' We 'Ie
ieu
S
9
•hot)-' Lan*1'
penj y/et* hee|!
Sdec grue'
3 de' ncler' ader ,tb e l
ran?' inn«' hole"
l0efi(
! bel de':
goe»
CO"1' raag1
lasä(' i o"' 3 ya' •ijl * use!1'
geling Tan het onderwerp, zóó noodig tot bevestiging Uitbreiding der reeds verkregen goede uitkomsten, voor Iragen, binnen den kortst mogelijken tijd welken de met geringe bezwaren van localen en finantielen aard *ullen toelaten.
J. Burgerlijke geneeskundige dienst.
ton" nde<" -ndnr' ,nde>" rs «'
ie»»1 iS A en >
hee»
Ie Paramaribo waren op ultimo December 1870 werkzaam :
3 med. chir. et art. obst. doctoren,
1 med. doet., heel en vroedmeester,
3 artsen,
2 stedelijke heelmeesters,
11 apothekers,
' vroedvrouwen ;
en in de districten :
1 med. chir. et art. obst. docter,
1 med. doet., heel- en vroedmeester,
1 stedelijk heel- en vroedmeester,
* heel- en vroedmeesters,
11 diverse heelmeesters (waaronder 3 officieren van gezondheid) en
1 Vroedvrouw.
Herhaaldelijk stelde de commissie van geneeskundig on,rzoek en toevoorzigt de gelegenheid open om gratis gevac
Mid
eerd te worden. Aan hare oproepingen werd meer dan Iers gehoor gegeven, ten gevolge van de elders heerschende
cam6
>n f n v« •sehe»'
en°Î jks«'1'
algf , r d»' xn À chol' at
•InV .-an erd"' aid"'! >t A . é It*
II) ;
eeJ>|
»ziekte. Van een groot aantal vaccinatien waren de resulten gunstig. j *6ne epidemie van pokken in Fran seh-Guyana bragt
s .^eeg dat in Augustus 1870 voor de van daar komende > )?Pen quarantaine-maatregelen werden voorgeschreven , tot i. ' n n e t ^eS^a v a n Maart 1871 werden uitgestrekt 'Mke alle uit Nederland en Groot-Britannie komende scher11' als ook tot de met de Engeische mailboot aangebragt tuende passagiers, brieven en pakketten, jj rje geneeskundige behandeling en verpleging der ar
v t'e'"3 in de buitendistricten verbeteren steeds ten gevolge '" het vorleenen van subsidien van bestuurswege aan ^eeskundigen, die zich in de districten vestigen (1). *n de maanden September en October 1870 deden zich lëevallen van dysenterie voor, die echter gunstig afliepen. 8 gezondheidstoestand was overigens over het algeniet ongunstig. He en
ret»
«e* an <a op ooï' ,r<'
ttelÜ'
H. Bouwdepartenienf.
'im e' Personeel bij het bouwdepartement bestond op uly.° December 1870, met uitzondering van de werklieden, oe ' ^eQ chef, twee opzigters, een commies, een klerk en .. bode en kantoorbediende. gee °01" het bouwdepartement zijn in 1870, behalve hetw , t o t gewoon onderhoud vereischt werd , de navolgende , Sen tot stand gebragt : de bouwen van twee houten bruggen voor voetgangers, We i'1 o v c r de Limesgracht in da Rust- en Vredestraat, de 6 en lang 30 voet met leuningen; de andere over I)f r e ns langs de groote Dwarstraat in do straat langs de k, . hrandersgracht, breed 5 en lang 2 . 7 ngen ; ka, e e n arrestkamer voor onderofficieren in de groote v0o r n e op het fort Zeelandia en een kamer in die kazerne school en bibliotheek;
lang 25 voet zonder
!ïe ^e behandeling der ontwerp-verordening tot nadere regeling: j> ij,, neeskundige behandeling' en verpleging op de plantages en gronden Nonv ^ans zoo ver gevorderd dat op den liden Julij jl. de beant-Kof^ vat> het voorloopig vcslag der commissie van rapporteurs bij oniale Staten is ingediend. 8 . 48.
van twee onderofficiers-kamers in de kleine kazerne op gemeld fort; van vijf vierriems corjalen met zeildoeken tenten voor de politiedienst in de districten en een voor reserve ; van twee blokken woningen op het etablissem*nt Batavia ; van een gevangenis te Nieuw Rotterdam, en van eene nieuwe schoeijing aan den Waterkant aldaar; het herstellen van het Gouvernements-hôtel ; van de gebouwen voor den chef van het bouwdepartement ; van de officiers-woningen n°. 1 en 2 in het fort Zeelandia; van het dak der infirmerie te Nieuw Rotterdam; van de gebouwen ten behoeve der hospitaaldienst; van de woning voor den cipier en diens adsistenten op het fort Nieuw Amsterdam ; van de gebouwen op den militairen post Republiek; van de woning van den geneesheer op Batavia; van het, gebouw bestemd tot school en woning voor den onderwijzer te Nieuw Rotterdam: en van bruggen, beschoeijingen, sluizen en andere lozingswerken in de buitendistricten; het verplaatsen en vernieuwen van de poortdeuren in het fort Zeelandia; het leggen van twee nieuwe houten kokers in de Holstraat, op den hoek van de Pontewerfstraat ; het vernieuwen van fornuizen in de garnizoenskeuken te fort Zeelandia; en het metselen van steonen pijlers onder het bekapte gedeelte van den steiger bij 's lands waag.
li. Conimunlcatlewegen te land en te water, alsmede vervoermiddelen.
De wegen in de verschillende districten zijn in het jaar 1870 weder aanmerkelijk verbeterd. Uit de volgende opgaven blijkt, hetgeen in deze aangelegenheid door het Koloniaal Bestuur is verrigt.
Boven-Cottica en Perica.
De Motkreek werd deels door strafarbeiders, deels door te werk gestelde arbeiders in goeden staat gebragt.
Beneden-Commewijne, Commetewane en Boven-Commewijne.
De nieuwe communicatie tusschen Visscherszorg en Sorgviiet, waarmede in 1869 was aangevangen, werd in 1870 voltooid. Vervolgens is de weg tusschen de laatstgenoemde plantage en Alkmaar verbeterd en verbreed, terwijl een aanvang is gemaakt met het aanleggen van een geheel nieuwen weg tusschen de plantages Alkmaar en Nijd en Spijt.
Beneden-Cottica en Matappica.
De bestaande wegen werden door de strafarbeiders zooveel mogelijk verbeterd en onderhouden. De weg over het station werd 12 Rijnl. voeten verbreed. Eene belangrijke^ uitbreiding der communicatie vond plaats door den reeds in het vorige jaar aangevangen en thans voltooiden weg van het quarantaine-etablissem*nt Leyden tot aan de plantage de Resolutie. Hierdoor bestaat er thans, met uitzondering der plantage Alliance in Matappica, gemeenschap te land tusschen al de plantages in deze districten. , Aan eene brug in Matappica, die door het Gouvernement moet worden onderhouden, werden de vereischte herstellingen gedaan.
Eeneden- en Boven-Suriname.
In het district Beneden-Suriname heeft de communicatia eene belangrijke verbetering ondergaan. Nadat de weg van plantage St. Éustatius naar plantage Maagdenburg in gereedheid gebragt was, heeft men een aanvang gemaakt met het aanleggen van een weg van da laatstgenoemde plantage naar plantage de Hoop. 3
10
De wegen langs de plantages Jagtlust, Lust en Rust en Belwaarde, die in eenen hoogst gebrekkigen staat verkeerden , zijn belangrijk verbeterd. Het zoogenaamde cordonpad van het fort Nieuw Amsterdam, zijnde een weg loopende van daar naar de plantage Zoelen, werd ook onder het opzigt van het districtsbestuur door de op het fort aanwezige veroordeelden in orde gebragt. De communicatie te water in de Pauluskreek werd in goeden staat gehouden.
Beneden- en Boven-Para.
De communicatiewegen en bruggen waarvan het onderhoud komt. ten laste van het Gouvernement, werden deels door strafarbeiders, deels door opgevorderde arbeiders in orde gobragt. Men heeft een aanvang gemaakt met het verbeteren van den weg van Paramaribo tot aan do plantage Leonsberg.
Beneden- en Boven-Saramacca.
Gedurende het jaar 1870 is gewerkt aan den nieuwen weg »Sophia, waarmede in 1868 een Het kanaal van Saramacca is delving die in het vorige jaar plaats hebben, voltooid. Tot d het ontbreken van vrijwillige arb werklieden van de plantages op
met strafarbeiders voortnaar plantage Catharina aanvang is gemaakt, schoongemaakt en de beniet in haar geheel kon it werk was men wegens eiders verpligt de noodige te vorderen.
Coronie.
Tof het in orde houden van den rijweg, die het geheelo district doorloopt, is het noodige verrigt.
Nickerie.
In den toestand der communicatien te land is gedurende 1870 geen verandering gekomen, doch de vooruitzigten om de noodige verbeteringen te erlangen , zijn verkregen door eene aanbieding van de plantage-eigenaren om mede te werken tot het daarstellen van eenen behoorlijken weg tusschen Nieuw Rotterdam en de plantage 't Lot.
Koloniale vaartuigen. (!) Het stoomschip Paramaribo is in 1870 afwisselend voor mail- on rivierdiensten gebezigd. Het werd gedurende den loop van dat jaar zooveel mogelijk voor de vaart geschikt gehouden en in het najaar buiten dienst gesteld, ten einde belangrijke herstellingen te ondergaan, welke tot behoud van dezen stoomer, dringend noodzakelijk waren. Na raadpleging eener commissie van deskundigen werd bepaald, dat het van eene houten omkleeding voorzien zou worden. Tot dat einde vertrok het vaartuig naar Demerary, nadat eene overeenkomst deswege met de Sproston Dock and Foundry-Company aldaar was getroffen. De Paramaribo zal, naar men zich vleit, na die herstelling te hebben ondergaan , nog verscheidene jaren goede diensten kunnen bewijzen. Het stoomschip de Vice-Admiraal Rijk, dat, even als de Paramaribo, zoowel met de maildienst als met de rivierdienst werd belast, onderging in genoemd dok eene belangrijke reparatie. Da toestand van den bodem is echter van dien aard dat dit vaartuig eerlang voor de dienst zal behooren te worden afgekeurd. Het stoomschip Nickerie is voor het grootste gedeelte vernieuwd en wel met inlandsch hout, dat beter dan Europesche houtsoorten tegen het klimaat der kolonie
(1) Onlangs uit Suriname ontvang-en berigten bevatten de rnededeeling dat de pogingen om de diensten, thans door de koloniale vaartuigen verrigt, hetzij geheel, hetzij voor een gedeelte, aan de particuliere industrie over te laten, nog geen gunstig gevolg hebben gehad. Van den Engelschen kapitalist van wien melding wordt gemaakt in de Memorie van Toelichting bij het wets-ontwerp ter definitive vaststelling der koloniale huishoudelijke begrooting van Suriname voor 1871 , is niets naders vernomen.
bestand is. Men vertrouwt dat dit vaartuig thans vi-efl eenige jaren in dienst zal kunnen blijven. Als mailvaa tuig is het echter minder geschikt , ook doordien de 'f rigting voor passagiers op zeereizen geheel onvoldoend De stoomboot Commewijne, die alleen voor de riv'6
dienst geschikt is, onderging in de maanden November December eenige herstellingen. De schoener Suriname en de kottor Saramacca on"' hielden geregeld de communicatie tusschen de hoofdplaf.' en de districten Nickeiïe, Coronie en Saramacca öe1 vaartuigen zijn bijna het geheele jaar door in de va"' geweest. In de smederij werden alle werken ten behoeve der k"1. niale vaartuigen en van andere departementen uitgovoe'
M. Geldelijk beheer.
Muntwezen. Het jaar 1870 heeft zich door geene stó° nissen in de muntcirculatie gekenmerkt. De Nederlandschc en vreemde speciën en van deze la9'1
inzonderheid het Amerikaansch en Franscli goud, blet?' met en benevens de biljetten der Surinaamsche Bank] de behoefte aan ruilmiddel voorzien, en van de ma* uitgifte van de kleine coupures van f 5 heeft zïch het *' deelig gevolg op den specie-omloop niet geopenbaa' 't welk gevreesd werd van het aanvankelijk beoogde sm ven om dat papier inzonderheid tot uitbetaling van arbe'jj loonen te bestemmen. De gemiddelde omloop van ba" papier in 1870 was f 352 000, dat is nog f' 19 000 mW dan de gemiddelde omloop van het vorige jaar. Hot papier der Surinaamsche Bank, gesteund dooreg doorgaans overvloedige speciedekking, bleef derhalve ^ normale rol in het ruilwezen vervullen. Heeft het alzoo gedurende 1870 niet aan ruilmiddel v°| de behoefte ontbroken, die behoefte zelve werd bit"1, enge grenzen beperkt door den gedrukten toestand, waqj de kolonie verkeert en waardoor de transactien weid belemmerd. In dien toestand hebben ook de gouverneme"'" wissels in 1870 een minder gereeden aftrek gevonden. Il heeft die wissels in dat jaar dooraraans tot een e%ce< tioneel lage agio en soms zelfs gedeeltelijk beneden J>' moeten plaatsen. Welligt ook zijn hierop de gebeurtenis5' in Europa van invloed geweest. Aan het verslag der directie van de Surinaamscho 13'al
over 1870 wordt het volgende ontleend; Gedisconteerd zijn 2247 stukken tot een gezameo'» bedrag van f 3 261614,55 of 678 stukken on f 249 7ÓJ meer dan in 1869. Op ultimo December 1870 lagen in p°<( tefeuille 511 stukken tot een gezamenlijk beloop f' 745 539,78. De minimum-rente was 9 per cent; siec'' bij uitzondering werd de rente op 10 per cent beroke" De beleeningsrekening op koopmansgoederen, die 1 January 1870 f' 14 250 bedroeg, liep geheel af. De circulatie van bankpapier fluctueerde in 1870 *J| sehen de f 297 000 als laagste en f 396 000 als hoog5'" cijfer. De netto winst bedroeg f 44 3<>7,27\ Bij Koninklijk besluit van 14 Mei jl., n°. 7, is de sfj ciedekking der Surinaamsche Bank geregeld en de waa> | van het muntmateriaal bepaald. u De verhouding waarin het gezamenlijk bedrag van ba" biljetten, rekening-courant, saldo's en andere dadelijk binnen een korten termijn op vraagbare verbindtem'8 1 door munt of muntmateriaal, steeds moeten zijn ëe u is bepaald op veertig per cent, onder dien verstande, ' onder muntmateriaal alleen begrepen wordt zilver en </" , De waarde van het zilver is bepaald op niet hooget' f 104,65 per kilogram lijn, die van het goud op 15,5 n1
dat bedrag.
Begrooting. Onder letter C wordt hierbij overgelegd I raming der ontvangsten en uitgaven over 1871, gelij'vi definitief is vastgesteld bij de wet van (Staatsblad n°. 31). (1) April 1«
(1) De ontwerp-verordening tot voorloopige vaststelling der kolO'J huishoudelijke begrooting voor 1872 moet, geacht worden niet t«S aangenomen ten gevolge van het tweemaal plaats gehad hebben e9 staking van stemmen in de ochtend- en avondzitting der Jio'"1' Staten van tl Julij jl. De wet behoort alsnu daarin te voorzien.
11
, Bronnen Van inkomsten. In de maand Maart 1870 heeft et Bestuur het voorloopig verslag van de Koloniale Staten Ver de in 1869 voorgedragene verordening tot invoering ener belasting op het verbruik van gedistilleerd beant0 o rd, met aanbieding van een gewijzigd ontwerp waarin en meende dut aan alle billijke bezwaren werd toegegeven, aar de Staten hebben vermeend met de verdere behanI 'lng van dat voorstel niet te mogen voortgaan. Hun e?waar daartegen bestaat hierin, dat zij, in hoofdzaak °°r de invoering der belasting gestemd , eene verwerping aarvan willen voorkomen,— tot hoedanige verwerping, vond ; e behandeling plaats terwijl geen uitzigt op voldoende ,mmigratie bestaat, zij zich verpligt zouden zien op grond a t onder de tegenwoordige omstandigheden de bevolking, .'e meer en meer achteruitgaat, on voor welke alleen uit Wtnigratie eene betore toestand kan geboren worden, geen leuwe belastingen kan dragen. Het Koloniaal Bestuur heeft nogtans in dat bezwaar | e r Staten niet kunnen deelen, doch zijne pogingen om 6 Staten Van hunne opvatting terug te brengen bleven ruchteloos. Ten gevolge hiervan werd bij de wet van i, ^unij jl. (Staatsblad n°. 71) eene belasting op het verl'uik van gedistilleerd ingevoerd.
'-'inantiele resultaten. Hierbij worden overgelegd twee aten, letters U en E , van reeds gedane of'nog te doene ntvangsten en uitgaven over 1870, vergeleken met de ratninoT . . . . , len aanzien van den staat der uitgaven zij opgemerkt 'lt die nog slechts als voorloopig moet worden aangemerkt, . ei'ttiits er in 1871 nog uitgaven gedaan zijn ten laste van le' dienstjaar 1870. uit die staten blijkt dat voor zoover de rekening van pl jaar 1870, thans bekend is, de uitkomsten van dat iet ;r ,. - jaar ïo/n. mans oeKena is, ae uiiKomsien van dat enstjaar allezins bevredigend zijn. Wel is waar hebben de «ia middelen f 33 845,80 minder dan de raming opgeleverd , gaar de uitgaven zijn f 36 600,655 beneden de ramin ""bleven, zoodat, behoudens later« Staan subsidie uit 's Rijks schat! ehoei'ten niet wordt overschreden.
§ Weven, zoodat, behoudens latere wijzigingen, het toeg a a n subsidie uit 's Rijks schatkist door de werkelijke
opgeheven particuliere West-Indisclie Bank. In overeeneTiming met de door het Koloniaal Bestuur gedane voorellen heeft het den Koning bij besluit van lö November ,°'0, n°. 30 [Gouvernementsblad van dat jaar n°. 11) behaagd, Iebjj Koninklijk besluit van 21 Maart 1818, n». 110 bevoleno lUidatie dezer Bank met ultimo December 1870 te houden . ° r volbragt, en de hoofddirectie dier Bank met dien 'turn. te ontbinden, onder bepaling dat de verdere ontngsten en uitgaven welke nog uit de zaken dier Bank i °gten voortspruiten, regtstreeks zullen geschieden door .'Koloniaal Bestuur en ten bate of ten laste der kolo,'e geldmiddelen. j) e r uitvoering van dat besluit, hetwelk den 29sten ecember 1870, in n°. 11 van het Gouvernementsblad is <itf • gekondigd, is de administrateur van finantien onder meer , J^agtigd om de casu quo nog inkomende baten der Bank j r »alle andere ontvangsten", en de betalingen onder
H " onvoorziene uitgaven" te boeken, en is voorts bij i'e j n t' el ? e a c t e °P 81 December 1870, door den funge
v ^ n commissaris en secretaris der Bank , als gemagtigde j., ^e hoofddirectie , aan het koloniaal Gouvernement overçj^gt gedaan van twee nog ten name van de Bank, als
c Y^ai'esse • bekend staande, doch sedert vele jaren buiten 2,. . r geraakte en geheel verlaten, met digt bosch beQeide plantages. sch ü t v a n g s t e n v o o r rekening der particuliere West-lndi187*1 . a n^ ziJn 'm 1870 niet voorgekomen. In den loop van i,j: zijn er evenwel nog repartitien van de opbrengst der W e X e c u t ' e verkochte plantages Bentshope en Kroonen§ en van den houtgrond Hanover te verwachten.
^- P e r s o n e l e v e r o r d e n i n g e n o m t r e n t a l l e lanclsaticiiaren.
Wt ?* v°or Suriname nog van kracht zijnde reglement op ver fleenen van pensioenen aan burgerlijke ambtenaren \Xfi^ ^ederlandsche West-Indische koloniën , en aan hunne «Won en weezen, vordert dringend herziening.
Ter voldoening aan het voorschrift van art. 38 van het Regeringsreglement, dat de pensioenen, uit de koloniale kas te kwijten, worden geregeld bij koloniale verordening, wordt eene dusdanige verordening ontworpen.
©. Immigratie e n kolonisatie.
I. Immigratie.
Hieromtrent wordt verwezen naar het emancipatieverslag over 1870. Het daarin vermelde Koninklijk besluit van den 19den September 1870, n°. 19, is nog aangevuld door dat van 19 January 1871, nc. 5, waarvan de afkondiging bij publicatie van den lsten Maart 1871 {Gouvernementsblad n°. 1), plaats had. Daarbij wordt als de persoon, die de functien , bij de verordening betreffende het toezigt op den aanvoer van vrije arbeiders in Suriname, aan de Nederlandsche consuls opgedragen , bij de werving van emigranten uit Nederland naar Suriname vervult, aangewezen de burgemeester der gemeente, waar de overeenkomst tusschen belanghebbenden wordt aangegaan. In de zitting der Tweede Kamer van de Staten-Generaal , op 8 Julij jl. gehouden, werd op verlangen der Regering de behandeling van het wets-ontwerp tot bevordering van den aanvoer van vrije arbeiders in de kolonie Suriname , verdaagd tot een nader te bepalen dag.
II. Kolonisatie.
De getalsterkte der Europesche landbouwers, afkomstig van de opgeheven kolonisatie te Groningen aan de Saramacca, bedroeg op ultimo December 1870 108, te weten : 18 mannen, 21 vrouwen, 38 jongens en 31 meisjes. Hun gezondheidstoestand was over het algemeen voldoende. Op enkelen na, gaat het deze kolonisten wel, en sommigen van hen verkeeren in een staat van welvaart. Zij bezitten te zamen genomen in eigendom 1783 akkers land, zoomede 484 koeijen en kalveren , 7 paarden, 8 muilezels , 26 steenezels , 17 varkens en een aantal pluimgedierte. Be'halve de kolonisten, die den kleinen landbouw uitoefenen en zich op de veeteelt toeleggen, bevinden zich in Suriname een aantal Europeanen, afkomstig van de voormelde kolonisatie, die in 's lands dienst geplaatst zijn of' zich met andere bezigheden ophouden. Zij zijn hier en daar in de kolonie verspreid, waardoor hun aantal en de onder hen plaats gehad hebbende mutatien niet met juist heid kunnen opgegeven worden. Voorschotten zoo als bedoeld bij de publicatie van 1 Augustus 1863 (Gouvernementsblad nu. 23), zijn in 1870 niet aangevraagd.
P. Wijverheïd.
§ 1. Landbezit, land- en mijnbouw en andere ondernemingen.
Gedurende het jaar 1870 zijn door het domeinbestuur afgestaan :
in allodialen eigendom en erfelijk bezit: 5 perceelen land, te zamen groot ruim 1486 akkers, als: 2 in Nickerie, 2 in Coronie, 1 in het stadsdistrict, allen voor den landbouw. Twee van deze perceelen, en wel die gelegen in Coronie, waren in der tijd onder het domeinbeheer teruggekeerd; de drie andere waren te voren niet uitgegeven.
in pacht : 58 perceelen, te zamen groot ongeveer 110 akkers, waarvan ter bewoning 27, gelegen in de buitenwijken van Paramaribo; en voor den landbouw 3 1 , van welken: 15 in het stadsdistrict, 16 in de buitendistricten. Onder de bedoelde 58 perceelen zijn er 40 die te voren reeds waren uitgegeven , doch waarvan de pacht vroeger ingetrokken of vervallen was; terwijl de andere 18 perceelen te voren niet waren uitgegeven. ^ Ten verzoeke ' van belanghebbenden is de pacht vernieuwd^ van G perceelen, groot te zamen 5 akkers, waarvan 2 in Coronio voor den landbouw , en 4 in de buitenwijken der stad ter bewoning.
12
Aan de in het vorig verslag vermelde New York and Surinam Company is bij gouvernementsbesluit vanl7Julij 1871, n°. 4, eene verlenging van zes maanden verleend van den termijn van één jaar binnen welken zij het bewijs moest leveren, dat een derde van haar kapitaal geplaatst is. Blijkens het daartoe strekkend verzoekschrift, zouden de oprigters te New York aanvankelijk eenige moeijelijkheden in de voortzetting hunner werkzaamheden hebben ondervonden , welke men hoopt dat nu reeds uit den weg geruimd zullen zijn, zoodat deze onderneming spoedig tot stand zal kunnen komen.
Onder het domeinbeheer zijn teruggekeerd: 8 perceelen, gelegen in de buitendistricten en zamen groot 3600 akkers , waaronder 2 verlaten plantages, van welke in hoofdstuk M ( Geldelijk beheer ) onder de opgeheven particuliere West-Indische Bank melding is gemaakt. Het andere perceel, gelegen in Coppename aan den mond der Tibitie, is« onder het domeinbeheer teruggekomen, tengevolge van wanbetaling der akkergelden en het niet bebouwen van het perceel. Het Bestuur heeft ook langs anderen weg getracht 's lands domeinen aan de bevordering van ondernemingen van nijverheid dienstbaar te maken. Zoo werd aan twee Indianen met hunne familien ten getale van ongeveer 25 personen toegestaan zich te vestigen op een gedeelte van den aan den lande behoorenden verlaten militairen post Montpellier in de ho*rhelena kreek. Voorts werd goedgekeurd eene door den heer CATEAU VAN ROSEVELT in kaart gebragte verkaveling van gronden aan de oevers der Tibitie en Coppename in perceelen van ongeveer 200 hektaren (4667,, Surinaamsche akkers) ter uitgifte in eigendom of pacht; en eindelijk is in 1870 een gedeelte van het aan den lande behoorende perceel Diamond in Nickerie ingepolderd en verkaveld in erven voor bewoning en ter verplaatsing van Nieuw Rotterdam (Nickerie) , hetwelk wegens afspoeling van de zeekust wordt verlaten. Eene on t werp-verordening om den afstand der laatstbedoelde kavelingen kosteloos te kunnen doen plaat3 hebben is in bewerking. Uitvoerige mededeelinsen betreffende de plantages, worden aangetroffen in de hierbij gevoegde districtsstaten (1), nos. 1—16. Drie recapitulatien op die staten , houdende eene vergelijking met elk der jaren 1866 —1869, worden sub litt. F , G en H mede overgelegd.
§ 2. Veeteelt.
De hierbij sub lit. I overgelegde staat van den veestapel op ultimo December 1870, vergeleken met dien van het jaar 1869, toont eene vermeerdering aan van 184 runderen, 21 paarden, 41 muilezels en 63 schapen, bij eene vermindering van 12 steenezels, 67 geiten en 27 varkens.
§ 3. Handel en scheepvaart.
Bij Koninklijk besluit van 15 Maart 1871, n°. 22, werden nieuwe bepalingen vastgesteld, betreffende maten, gewigten en weegwerktuigen in Suriname, in overeenstemming met hetgeen op dat stuk hier te lande is verordend. Hiernevens worden sub lit. J overgelegd de volgende staten, allen betreffende het jaar 1870, als:
Lit. A. Invoer, met 3 bijlagen.
» B. Uitvoer.
» C. Opbrengst der regten op in- en uitvoer.
» D. Uitvoer onderverpligte en onverpligte consignatie.
» E. Aangekomen schepen, met ééne bijlage.
» F. Vertrokken schepen, mot ééne bijlage.
» G. Aanvoer, in- en afvoer uit entrepôt.
(1) Deze staten zijn ter inzage voor de leden der Kamer ter griffie nedergelegd. .
Uit deze staten blijkt :
a. dat in 1870 205 schepen, te zamen metende 11 •' lasten, in de kolonie zijn aangekomen, waarvan :
uit Nederland 24, metende 295272 l»st
» Noord-Amerika 38, metende . . . 31987a "
van elders 143, metende 5641 "
b. dat in hetzelfde tijdvak uit de kolonie vertrokkel; zijn 192 schepen , te zamen metende 10 914 lasten , te wet«"1
naar Nederland 20, metende 24417j laS'
n Noord-Amerika 31, metende 26597,
» elders 5813 |
c. dat de aangegeven waarde van den invoer in 1«' heeft bedragen :
uit Nederland
» Noord-Amerika . . .
» Engeland
» Barbados en Antigua .
» Demerary en Berbice .
» St. Nazaire . . . .
» Cayenne
» Curaçao en St. Martin
» Madeira
» Brazilië
« Montevideo
» Martinique
1 782 SC
901 ^
735 81'
85 l*1
410 ^ 46 4
16 36'
9 21«
777 s
1160«
123!
Totaal 4 042 H1
d. dat de waarde van den uitvoer in 1870 heeft dragen :
naar Nederland. . • f 847 6°S
» Noord-Amerika 58349'
». Engeland 884 82'
n Barbados en Antigua 11 2*
» Demerary en Berbice 321 &
» Guadeloupe 2 O2
» Cayenne ^
» Portugal 6 03"
Totaal 2 657 è'>
Beide totalen wijzen een voordeelig verschil aan, "' vergelijking met die van 1869. , In 1870 beliep de totale invoerwaarde f 445 665, en totale uitvoerwaarde f 57 422 meer dan in 1869. De algemeene invoer wees eene Waarde aan :
in 1866 f 4 449 222,42
» 1867. . . . . J 4 323 857,76
» 1868 3 972 818,9*'
» 1869 3 596 446,0°
» 1870 4 042 111.°°
of gemiddeld 4 076 891'^
dat is f 34 780,22 meer dan de waarde van den inv" in 1870.
13
1732
last
reten1
last'
»
18?«
12 50'
»141°
,5 31»
!5 1^1
:G73
6 36'
;403J
9 21«
7 7?:'
12^1
;2ii
ft
1 ^
!3 4^
.1243
!l89 j
2 0^
1$
6 03'
^ e uitvoer bedroeg aan geldswaarde
in 1866 f 2 438 422,175
" 1867 2 824 995,52 5
» 1868 . 3 054 647,44
" 1869 2600449,00
" 1870 2 657 871,00
of gemiddeld 2 715 277,03
dat is f 57 406,05 meer dan de uitvoer in 1870.
Eene opgave van de hoeveelheid en do gemiddelde waarde per 100 Amsterdamsche ponden of per gallon van de voornaamste producten van den kolonialen landbouw in de laatste driejaren, volgt hieronder.
8 u ïW.
katoen
IfoffiJ . . . .
Ca° ao . . . .
^ en dram .
Passie . . .
1 8 6 8 .
Hoeveelheid.
22 593 1825 pond.
520 209 v
41908 »>
1 303 7605 „
61374 gall.
562 8S8 .»
Gemiddelde prijs.
f' 9,75 p'. 100 pd.
91,00 »
68,25
24,50 »
0,95 pr. gall.
0,26 »
1 8 6 9 .
Hoeveelheid.
19 600 220 pond.
351 870 »
15 441 »
860 422 »
58 522 gall.
484 266 »
Gemiddelde prijs.
flO.lOpMOOpd.
53,807S »
39,46 ..
20,90 »
0,92 p'. gall.
0,27ss »
1 8 7 9 .
Hoeveelheid.
22 309 213 pond.
485 608 »
16 735 »
1068 891 »
90 490 gall.
380171 »
Gemiddelde pry's.
1 . . . ! . . . .
f 8,5OpMO0pd.
47,50 »
44,00 »
23,00 »
0,90 pr. gall.
0,25-"5 »
"olgens de opgaven naar aanleiding der publicatie van j. * (Gouvernementsblad n°. 9) door belanghebbenden ingelioiïi ' s geurende het jaar 1870 door de onderscheidene i 9o afgeleverd en verbruikt voor eene som van i d 616,315, waaronder niet begrepen is de waarde van i hout, gebezigd op en ten behoeve van den grond alwaar et verwerkt is.
§ 4. Zeebrieven.
,.Ü Koninklijk besluit van 28 Mei jl., n°. 17, zijn be'igen vastgesteld op het afgeven van zeebrieven in de 'onie. AQ 1870 werden 6 zeebrieven verleend en 4 vernieuwd.
§ 5. Passen voor vaartuigen.
e t getal dezer passen bedroeg 224, waaronder ''uigen naar Nickerie en Coronie. voor
.. H ,7 87 1 Ui et
\2ß
,7,76
8,9*
[6,0°
.1,0"
il,22
nVe(
§ 6. Betonning, bebalcening en loodswezen.
vuurschip verkeert in goeden staat. Het zal echter j \ '1 nagezien moeten worden, j e tonneboeijen in de zeegaten werden nagezien.
Hj
Q&i., ,uet bouwen van een vuurtoren op de hoogte van «n- 'i aan de* Marowijnerivier. De voorloopige werkrir,. "eden zijn reeds zoo ver gevorderd, dat met het opç6ll n van den gemelden toren in de maand Junij 1871 j.'invang zou worden gemaakt. 6 kosten van den aanbouw en der verlichting komen
ï r 5 den loop van 1870 is door den Gouverneur van - "seh Guyana en het Koloniaal Bestuur onderhandeld A« ^
voor rekening van Fransch Guyana; ten laste van Suriname komt enkel de bezoldiging van twee wachters.
ttBriefwisseling.
De zuivere opbrengst der posterij beliep in 1870, na aftrek van f 891,51 wegens porto's op de Gouvernementsdienstbrieven en drukwerken , de teruggezondene ongefrankeerde brieven met nader adres en de rebuten, de som van f 11880,16, zijnde f 555,64 minder dan in 1869. De onder lit. K hierbij gevoogde staat toont aan het getal der gedurende het jaar 1870 ontvangen en verzonden brieven, drukwerken en monsters per mail en per gewone scheepsgelegenheid. Aan het slot daarvan komt eene vergelijking met 1869 voor. Het getal gefrankeerde brieven nam in 1870 aanmerkelijk toe, ten gevolge van de bij Koninklijk besluit van 22 October 1869, n°. 9 (Gouvernementsblad n°. 44) gemaakte bepaling, dat voor gefrankeerde brieven 55 cent en voor ongefrankeerde brieven 75 cent voor elke 15 grammen of voor elk gedeelte van 15 grammen verschuldigd zal zijn, in stede van 65 cent voor den enkelen brief van 15 wigtjes hetzij die gefrankeerd hetzij die ongefrankeerd is.
Telegraphen. Ten aanzien van de voorstellen om Suriname in de geprojecteerde telegraphische verbindingen met Europa op te nemen is verder niets vernomen.
'sGravenhage, den 18den September 1871.
De Minister van Koloniën,
VAN BOSSE.
48.
IN HO U D
VAX
HET KOLONIAAL VERSLAG VAN SURINAME.
A. Grondgebied Blz.
B. Bevolking »
Indianen en boschnegers »
C. Algemeen beheer "
D. Gewestelijk beheer *
E. Militair beheer »
§ 1. Landniagt »
§ 2. Zeemagt »
F. Regtswezen en politie »
§ 1. Wetgeving »
§ 2. Regterlijke magt en regtspraak . . »
§ 3. Politie »
§ 4. Middelen van beheer met het regtswezen in verband »
G. Eeredienst »
I. Nederlandsch Hervormde gemeente. »
II. Evangelisch-Luthersche gemeente . »
IIL. Moravische Broedergemeente . . . »
IV. Roomsch-katholijke gemeente . . . »
V. Israëlitische gemeente »
IL Instellingen van liefdadigheid »
I. Onderwijs "
J. Burgerlijke geneeskundige dienst . . . . »
K. Bouwdepartement , "
L. Communicatiewcgen te land en to water en vervoermiddelen BB*
M. Geldelijk beheer "
Muntwezen "
Begrooting "
Bronnen van inkomsten "
Finantiele resultaten »
Opgeheven particuliere Wost-Indische Bank »
N. Personele verordeningen omtrent alle lands
dienaren "
O. Immigratie en kolonisatie "
I. Immigratie " II. Kolonisatie "
P. Nijverheid "
§ 1. Landbezit, land- en mijnbouw en
andere ondernemingen "
§ 2. Veeteelt "
§ 3. Handel en scheepvaart «
§ 4. Zeebrieven "
§ 5. Passen voor vaartuigen " § 6. Betonning, bebakening en loodswezen "
Q. Briefwisseling "
Telegraphen »
Z I T T I N G 1871 — 1872.
Koloniaal verslag van
SURINAME.
BIJLAGE L I T . A.
N°. 49.
1871.
VERSLAG- over het jaar 1870 omtrent de uitvoering-, gegeven aan de wet van 8 Augustus 1862 (Staatsblad n°. 164), houdende opheffing van de slavernij in de kolonie Suriname (Gouvernementsblad n°. 6).
Artt. 5—17 der wet. Van de tegemoetkoming.
f \§J} tegemoetkoming is gedurende 1870 een bedrag van Hst uitgekeerd. Op ultimo December bleven er nog |t(6f aa'(l 10 staten betreffende plantage-slaven en 6 beende privé-slaven.
Bedrag der uitbetaalde tegemoetkoming.
'V |Q en met ultimo December is aan tegemoetkoming 37 s°m van f 9 826 705,17» uitbetaald. Een bedrag van Jaar '645 moest nog worden uitgekeerd. Welk gedeelte ' V u T ' krachtens art. 16 der wet van 8 Augustus 1862 "ior a(l n°- 164) als verjaard is te beschouwen, kan alsnog niet met zekerheid worden opgegeven. to
Art. 4 der wet. Immigratie en kolonisatie. • Ue ' % j i < i ü r e n d e 1 8 7 0 ziJn «'t West-Indie aangevoerd 637 'W« | r a n t e n , onder welken 24 koelies ; van China of elheeft eze i UeCT3-11 £ e e n a a n v o e r plaats gehad. ea "ßimmigranten bestonden uit 283 mannen, 204vrou11 Ni t .i o nS e l l s e n 66 meisjes; de meesten hunner zijn
| het einde van het evengemeld jaar bevonden zich "est-T °.lonle 1 4 8^ immigranten uit China en 747 uit >f^„" _ndie. Deze cijfers, vergeleken met die van het voor!hine Jaar, wijzen eene vermindering aan van 211 fj ä Z o n 'egen eene vermeerdering van 573 West-Indiers. '!)d(in Vermindering der Chinezen is, behalve door overall' V V o o r n a melijk ontstaan doordien 166 hunner na *'at| J e van hunne werkovereenkomsten in het register ï)e e z°ogenaamde vrije arbeiders zijn overgebragt. M>be heeste Chinezen, wier contracten waren verstreken , ^*iT Z'°^ w e d e r t o t plantage-arbeid verbonden. *ani6 l§ e van hen en van de koelies die onder valsche ^er^n Selijktijdig met meer dan één plantage-eigenaar ?otetl v^reenkomst gesloten en alzoo dubbele premien ge"tyiti a^den, werden te dier zake door het hof van Ju® tot dwangarbeid veroordeeld. h \V e d e n i e r v o r e n vermelde immigranten uit China Ken^l^Indie i waren op ultimo December nog 379 zoo^erlw vrije arbeiders (zie verslag 1869) op contract
t>it a fl am" \ye n t a l overtreft dat op uit. December 1869 met 202. S f^e?S d e n a a n v o e r v a n 6 3 7 immigranten is de som i tlvp ^** a a n P r e m i e n uitbetaald. tVei'8e? a l S t e n v o r ' S e n J a r e worden hierbij vier staten H ^ egd. Staat A , met de daarbij behoorende recapi"l (j ' toont aan de in 1870 aangevoerde immigranten *** Ts^ail--ages a ^ w a a r ZÜ zÜn t e w e r l s gesteld. Uit blijken de mutatien die in 1870 onder de immi
granten en de hiervoren bedoelde vrije arbeiders hebben plaats gehad. Staat C wijst de verdeeling van het aantal immigranten en vrije arbeiders onder de plantages aan ; terwijl in staat D wordt opgegeven het aantal immigranten dat van 1853 af is aangevoerd. Bij publicatie dd. 1 November 1870 ( G. B. n°. 101 werd alhier afgekondigd het Koninklijk besluit van den 19 September 1870, n°. 19, houdende aanvidling van de verordening betreffende het uitloven van Staatswege van premien op den aanvoer van vrije arbeiders in Suriname ( G. B. 1863, n°. 12, 1864, n°. 13 en 1867, n°. 4). Op ultimo December 1870 had zich echter nog geene gelegenheid aangeboden om dat besluit, waarbij premien zijn vastgesteld voor immigranten uit Europa, toe te passen. Het tusschen Nederland en Groot-Britannie gesloten tractaat tot aanvoer van arbeiders uit liritsch Indie naar Suriname is nog niet in werking getreden. Groot bezwaar wordt «r echter, ook op grond van de in Britsch Guyana opgedane ervaring, voorzien van de in dat tractaat voorkomende bepalingen, dat bij elke verscheping het getal vrouwen de helft van het getal mannen moet bedragen, en dat de immigrant met zijn gezin regt heeft op vrije terugreis ten koste van den planter, na eene volbragte werkovereenkomst van slechts vijfjaren. In Domerary wordt dat regt eerst na tien jaren verkregen, omdat anders de kosten voor den planter te bezwarend zijn ; en de bepaling aldaar, dat veertig vrouwen op elke honderd mannen moeten worden aangevoerd, zonder dat deze mindere verhouding bij elke verscheping wordt gevorderd, belemmert reeds de aanvoer naar Demerary. Immigratie van arbeiders uit Afrika wordt onder de bestaande omstandigheden nog de meest verkieslijke geacht, terwijl met allen grond verwacht mag worden dat arbeiders van daar genegen zullen bevonden worden voor een bepaalden tijd naar Suriname te emigreren. (1)
Artt. 18—24 der wet.
In het beheer der districten is geene verandering gekomen.
Onderhoud der communicaties Winkels in de buitendistricten.
Z,le deswege het algemeen verslag over 1870.
Staatstoezigt. Disciplinaire regtsmagt der districtscommissarissen.
Op ultimo December 1870 bedroeg het aantal onder het Staatstoezigt geplaatsten 29 548, van welken 13 723 van het mannelijke en 15 825 van het vrouwelijke geslacht.
(1) Betreffende dit punt is de G-ouverneur om inlichtingen gevraao-d
2
Ouder contract waren op dat tijdstip werkzaam 16 341 vrijgemaakten , ongerekend 395 personen (254 mannen en 141 vrouwen), aan wie vergunning is verleend om op zich zelven een ambacht of beroep uit te oefenen. Deze 395 bestonden uit 71 sjouwers, 69 karrelieden , 69 timmerlieden, 2 smeden,. 6 schilders, 10 metselaars, 6 schepelingen aan boord der koloniale vaartuigen, 7 visschers, 2 kostplanters, 4 kleedermakers, 2 brouwers, 1 kapper en barbier, 1 bakkersknecht, 2 huisbedienden, 2 schoenmakers, 70 wasch v rouwen, 31 marktvrouwen, 11 naaisters, 23 uitventsters, l kindermeid, 4 kostplantsters en 1 kokin. Door de districtscommissarissen zijn 3944 zaken disciplinair afgedaan.
Huwelijken. Alin. 1 van art 19 der wet.
Het aantal huwelijken over de geheele bevolking bedroeg 202 , zijnde 16 meer dan in 1869. Daaronder waren 99 paren waarvan man en vrouiv, 6 paren waarvan alleen de man, en 52 paren waarvan alleen de vrouw tot de vrijgemaakten behooren. Een staat, aanwijzende de verhouding tusschen de geboorten en sterften onder do geëmancipeerden, wordt even als in het vorige jaar hierbij overgelegd. Gelijk in het algemeen verslag wordt vermeld , had de kinkhoest vele sterften ten gevolge.
School- en godsdienstig onderwijs. Alin. 3 van art. 19 en art. 25 der wet.
a. Scholen der Moravische broeders.
Deze scholen werden bezocht door 2501 leerlingen , zijude 125 minder dan in het vorige jaar. Deze vermindering is veroorzaakt door de verhuizingen uit de Waiappakreek naar andere gedeelten der kolonie, waar minder gelegenheid bestaat om ter school te gaan. Deze leerlingen, voor het grootste deel geëmancipeerden , zijn verdeeld als volgt:
op het etablissem*nt Beekhuysen 19
„ » » Clevia 91
„ » » Rust en Werk 107
„ „ » Leliendaal 176
„ „ » Heerendijk . . . . . . . 1-29
„ » » Annaszorg 78
„ „ » Charlottenburg 44
„ ii » Catharina Sophia 25
» n « Berséba 85
,, » » Berg-en-dal 72
,, » » Salem 151
„ » » Waterloo 100
« de plantage de Morgenstond 57
„ « « de drie Gebroeders . . . . 20
i! » » Accaribo 26
„ » » Wederzorg HO
« » » Nieuwzorg 31
» » » Copie 20
te Paramaribo, op de school voor jongens en op die voor meisjes 1160
Totaal . . 2501
Op de centraalschool te Paramaribo werden 16 jongelieden +ot onderwijzers opgeleid.
b. Scholen der Roomsch-katholijke geestelijkheid.
Door dat kerkgenootschap werd onderwijs gegeven aan
1144 kinderen, van welken 505 van het mannelijk6
639 van het vrouwelijke geslacht. Zij zijn verdeeld op de navolgende scholen :
4 te Paramaribo, waarvan 2 jongens- en 2 meisjesschol6
1 op Cardosspark (Coronie) ;
1 » Esthersrust (Matappica) ; en
1 n Batavia (Lepreuzen-etablissem*nt).
c. Gouvernementsscholen in de buitendistricten.
Het aantal leerlingen, allen geëmancipeerden, met ^ zondering van een klein gedeelte der leerlingen te N'e, O O i C v Rotterdam, bedroeg op de voormelde scholen 740 147 meer dan in 1869 ;
verdeeld als volgt :
op de school te Nieuw-Rotterdam
n - » » op het station Frederiksdorp . . . .
» » u » plantage Nieuw M e e r z o r g . . . .
» » » » » de Resolutie ,) » » » « Hecht en Sterk . . . .
» » » » » Houttuin
» u » » » Dijkveld
n » » i) » Berlijn
» » » » » St. Barbara
» » » n n Geertruidenberg . . . .
» » » n » Kent (gesubsidieerd). . •
Bovendien zijn een aantal kinderen der geëmancipee1' voor rekening van het Gouvernement op onderschei' particuliere scholen te Paramaribo geplaatst.
d. Ongerekend de voormolde scholen, bestaat e' onderscheidene plantages gelegenheid voor de kinderen arbeiders om eenig onderrigt te genieten. Dit ondoï' wordt echter door ongeëxamineerden gegeven. Het bestuur stelt zich voor om, voor zooveel de "l delen en de plaatselijke omstandigheden dit toelaten • aantal gouvernementsscholen in de buitendistricten te (
meerderen. Behalve de evengemolde omstandigheden,* oorzaakt het gemis aan geschikte localen voor scho"1
onderwijzerswoning meermalen belemmering. Tot het ri»ten van geschikte gebouwen ontbreken voor alsno» vereischte middelen. , Te Paramaribo bestaat er gelegenheid voor al de d', aanwezige kinderen der geëmancipeerden om geregel'' derwija to ontvangen. De belangstelling der geëmancipeerden in het onder is toenemend en.de resultaten zijn bevredigend, ofsc"j het geregeld schoolbezoek zoowel in het stadsdistric' in de buitendistricten steeds te wenschen overlaat. Zie voorts algemeen verslag over 1870.
Ondersteuning van hulpbehoevenden, verpleging van zi$ en begrafeniskosten. Betaalde onderstandsgelden.
' >;:
Aan onderstandsgelden, begrafeniskosten en klee i van ouden, gebrekkigen en onverzorgde weezen lS,(j gegeven de som van f 68 335,185. Het toenemend W dier onderstandsgelden is een ongunstig verschijnse' is een grond te meer voor het aan de commissariss«11
gedragen naauwlettend toezigt, dat die onderstanden ^ worden uitgereikt dan aan degenen van welken het delijk blijkt dat zij daartoe in de termen vallen. .J De onderstand werd in de maand December ?eï•$ aan 956 personen", van welken 650 in de buitendist1
en 306 in het stadsdistrict. Onder deze laatsten 2Ü 114 wien alleen voeding wordt verstrekt. ji Met verwijzing naar hetgeen reeds ten vorige"• J omtrent de geneeskundige verpleging is medegedeeld , v
3
Wer aangeteekend dat een gewijzigd ontwerp-yerordening ter nadere regeling van de geneeskundige dienst in de °uitendistricten binnen kort zal worden ingediend. Er beenden zich in de buitendistricten, ungerekend 3 aldaar gedetacheerde ook de civile praktîjk uitoefenende officieren van gezondheid, en ongerekend den mede van gouverne•Bentswege bezoldigden geneesheer van het lepreuzenetablissem*nt Batavia, 12 geneeskundigen, van welken 9 van gouvernementswege toelagen genieten.
Art. 20 der emancipatiewei. Ontslag van het Staatstoezigt.
In 1870 werden 17 personen , waaronder 9 kinderen, v'an het Staatstoezigt ontslagen. (1) De berigten omtrent de vroeger van dat toezigt ontzagenen luiden over het algemeen gunstig.
Artt. 22 en 23 der wet. Uitzonderingen op het burgerlijk en strafregt. Eigendom van onroerende goederen.
Drie personen verzochten en verkregen toestemming om den eigendom van onroerend goed te hebben.
Verpligting tot gezetten arbeid. Sluiting van werkovereenkomsten. Art. 24 der wet.
Ook in dit jaar zijn geen moeijelijkheden ten deze ondervonden. Integendeel heeft zich het gunstig verschijnsel voorgedaan, dat 552 vrijgemaakten hunne werkovereenkomsten hebben verlengd of nieuwe hebben gesloten, in dier voege dat zij tot lia de opheffing van het Staatstoezigt loopen en sommigbn in December 1873 zullen verschijnen. (2) Zie overzigt hierna.
Bezitten en dragen van ivapenen.
Geen verzoeken van dien aard ingekomen.
Art. 27 der wet. Tarief van werktaken en werkloonen.
Hierin is geen verandering gebragt.
Art. 28 der wet. Oproeping van arbeiders tot gouvernementsdiensten.
In de districten Nickerie, Beneden-Cottica, Benedenen Boven-Para en Beneden- en Boven-Saramacca moesten bij gemis aan vrijwillige arbeiders, krachtens art. 76 van W reglement op het beheer der districten , wederom arbeiders van de plantages worden opgevorderd tot het vertagten van werken van algemeen nut, en wel bepaaldelijk t ot het in orde brengen van communicatien te land en van het kanaal van Saramacca.
Art. 29 der wet. Lediggang en zwerverij. Te werk stellen of huisvesten van onder het Staatstoezigt geplaatsten zonder wettige overeenkomsten.
De bepalingen omtrent deze beide onderwerpen worden s'eeds gehandhaafd. Hoewol zij voor het oogenblik voldoende kunnen worden geacht, worden echter, met het °°g op de opheffing van het Staatstoezigt in 1873, meer a%emeene en afdoende voorzieningen ter voorkoming zoovel doenlijk van lediggang en zwerverij en de daaruit gevreesde groote nadeelen volstrekt gevorderd. Ter voorlening in deze behoefte werd in den loop des jaars aan de Koloniale Staten eene verordening , houdende bepalingen er wering van lediggang en zwerverij, aangeboden , die echter, "adat daarover sub dato 16 December 1870 _ door de koloniale Staten een voorloopig verslag was uitgebragt, °P den 3den February 1871 door den Gouverneur weder
is ingetrokken. Thans zijn nieuwe voorzieningen in overweging.
Artt. 32, 33 en 34 der wet. (1)
Behalve hetgeen omtrent de geneeskundige dienst in de buitendistricten reeds is gezegd, valt omtrent de nevensvermelde artikelen niets mede te deelen.
Inrigting der woningen op de plantages en gronden.
Op onderscheidene plantages en gronden zijn de woningen verbeterd.
Art. 35 der wet. Huisvesting en verpleging der onverzorgde weezen en andera hulpbehoevenden.
Te dezer zake zijn geen nieuwe voorzieningen gemaakt.
Jaarlijksehe belasting door de vrijgemaakten op te brengen.
De belasting der vrijgemaakten bedroeg in 1870 de som van f 36 306. Districtgewijze beliep zij :
Beneden-en Boven-Suriname f 4 591,50
„ „ „ Para 5 949,00
» Cottica en Matappica . . . . 6 777,00
„ Commewijne, Commetewane en Boven- Commewijne. 6 019,50
Boven-Cottica én Perica 2 590,50
Beneden- en Boven-Saramacca . . . . 1 657,50
Nickerie 1819,50
Coronie : . . . . 2 235,00
Stadsdistrict . . . - • ' 4 6 Ö 6> 5 0
Totaal . . f 36 306,00
Op den nevensgevoegden tot die belasting betrekkelijken staat, wordt ook de belasting der immigranten vermeld.
Art 36. Straffen op het niet nakomen der werkovereenkomsten.
Even als vroeger worden hierbij twee staten overgelegd waaruit blijken de overtredingen ter zake waarvan dooide districts-commissarissen disciplinaire straffen werden opgelegd, en tevens do straffen opgelegd aan en de vervolging ingesteld tegen do huurders der vrijgemaakten.
Politie.
Zie algemeen verslag.
0) Ter gelegenheid van 's Konings verjaardag op ID February jl. Verden 41 van dat toezigt ontslagen. (?) In de eerste maanden van 1871 hebben 13i vrijgemaakten, f,elljke. eerst in dea aanvang van 1871 verschijnende, contracten-gei t e n of verlengd.
Overzigt van den toestand in 1870.
Zoowel ten aanzien van het gedrag en den arbeid der geëmancipeerden als ten aanzien van het Staatstoezigt en de van de opheffing daarvan in 1873 verwachte gevolgen, wordt uitdrukkelijk verwezen naar hetgeen deswege in de verslagen van 1868 en 1869 is medegedeeld. Dat, gelijk hiervoren is vermeld, een aantal geëmancipeerden contracten hebben gesloten loopende tot na het einde van het Staatstoezigt, is, al mogen zij daartoe geleid zijn door premien hun door de huurders toegekend , voorzeker eene gunstige omstandigheid, die echter, — bij het betrekkelijk geringe aantal dat zoodanige contracten ht eft aangegaan , bij de onzekerheid hoe zij na den lsten Julij 1873 aan hunne overeenkomsten zullen voldoen , en
(I) Huisvesting en geneeskundige hulp.
4
in hoeverre, na dat tijdstip, de nalatigen daartoe zullen kunnen worden verpligt, — nog geenszins strekt om de uit de opheffing van het Staatstoezigt gevreesde groote nadeelen weg te nemen. Dat de geëmancipeerden , van dat toezigt ontslagen , zich voor verreweg het grootste deel aan den arbeid, zonder welken landbouw in deze kolonie niet bestaan kan , zullen onttrekken, blijft te voorzien, en de gevolgen daarvan, zoowel voor henzelven als voor de geheele kolonie, zijn in het emancipatie-verslag over 1868 aangewezen. Ten einde die gevolgen te voorkomen werd reeds in het vorige jaar eene verordening aan de Koloniale Staten ingediend , die echter om de daartegen aangevoerde bezwaren moest worden ingetrokken. Andere voorzieningen worden overwogen , doch ook deze zullen geen doel treffen, indien niet tevens alsnog ten spoedigste plaats vinde de zoo volstrekt noodige immigratie van arbeiders.
Even als in vroeger jaren heeft plaats gevonden , word«11
hierbij nog overgelegd drie staten, aantoonende :
1». het getal vrijgemaakten en immigranten dat op de" lsten Januarij 1871 onder contract werkzaam was ;
2°. de producten die in 1870 zijn verscheept:
3°. onder meer andere bijzonderheden , de prijzen ge' durende 1870 voor plantages en gronden besteed.
Omtrent den algemeenen toestand der kolonie wordt na&r
het algemeen verslag over 1870 verwezen.
De Gouverneur der kolonie Suriname,
VAN I D S I N G A .
BIJLAGEN
IiEHOORENDE TOT HET
EMANCIPATIEVERSLAG
over 1870.
N», 8. 49.
G
A . STAAT aantoouende de aankomst en verde«" ^
NAMEN DER S C H E P E N .
o H
Dagteekening
van
aankomst.
Van
waar gekomen.
GETAL
AANGEVOERDE I M M I G R A ^
n 9 B G c3 g
à © £ o
> •
CQ a <D a o 1-5
<n a> 'S g
Paramaribo (koloniale stoomboot) . . . .
Excelsior (Engelsche schoener)
Paramaribo (koloniale stoomboot) . . . •
Paramaiibo (koloniale stoomboot) .
Paramaribo (koloniale stoomboot) . . . .
W. H. B (Engelsche schoener)
Guyane (Fransche mailboot)
Gold Hunter (Engelsche schoene1 ) . . .
Atalante (Engelsche schoener)
Sir Carl (Zweed sehe schoener) . . . . .
Louisa (Engelsen schip)
Gold Hunter (Engelsche schoener) . . .
Govornor de Rouville (Engelsche schoener)
Sir Carl (Zweedsche schoener)
Jane Hardman (Engelsche schoener) . . .
Atalante (Engelsche schoener)
W. H. B. (Engelsche schoener). . . . .
W. H. B. (Engelsche schoener)
Constance (Nederlandsche schoener) . . .
Flying Dutchman (Nederlandsche schoener)
Cricket (Engelsche schoener)
Mermaid (Engelsche schoener)
W. H. B. (Engelsche schoener)
Flying Dutchman (Nederlandsche schoener)
Mermaid (Engelsche schoener) . . . . .
220
59
220
73
»
60
60
47
192
60
31
47
35
60
73
»
49
46
40
38
73
46
38
22 Maart.
16
8 April.
9 Mei.
24 »
30 »
27 Junij
30 »
8 J ulij.
15 »
29 »
29 »
13 Augustus.
17 »
20 »
31 n
2 September.
22 .,
29 »
29 »
26 October.
13 November.
16 n
6 December.
9 »
Berbice via Nickerie.
Barbados.
Demerary.
Idem.
Idem.
Barbados.
Demerary.
Barbados.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem
Idem.
Idem.
7
2
3
4
15
10
20
19
15
26
9
15
10
20
12
15
19
12
5
11
12
5
9
2
283
1
17
2
7
26
6
6
5
7
9
13
16
8
15
12
»
13
12
3
12
204
10
n
3
9
3
7
3
2
9
3
6
4
5
2
»
2
2
84
7
immigranten, gedurende het jaar 1870.
GETAL AAN ELKE PLANTAGE TOEGEWEZEN.
AAN WELKE
PLANTAGE TOEGEWEZEN.
Groot Chatillon.
Waterloo.
Goudmijn.
Idem.
la Rencontre.
Waterloo.
Goudmijn.
Nursery.
Waterloo.
Nursery.
.. Hazard.
Nursery.
Hamptoncourt.
Nursery.
Hazard.
Hamptoncourt.
Catharina Sophia.
Paradise.
Hazard.
Alliance.
Waterloo.
Kent.
Idem.
Hazard.
Waterloo.
7
i
S
4
15
10
20
19
15
26
9
15

20
12
15
19
12
5
11
12
5
9
2
283
SX3
O i-s
1
17
2
7
26
6
6
5
7
9
13
16
8
15
12
»
13
12
3
12
8
204
10
»
3
9
3
7
3
2
9
3
6
4
5
5
W
2
2
»
1
8
84
13
1
»
10
1
2
1
• 2
4
î)
6
7
9
2
»
4
2
es 03 +-> O H
66
16
2
3
5
55
13
30
64
25
41
18
26
32
36
40
34
48
31
5
30
28
8
23
18
637
AANMERKINGEN.
Koelies.
in Nickerie aangevoerd.
Koelies.
in Nickerie aangevoerd.
Koelies.
in Nickerie aangevoerd.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
RECAPhj
LANDAARD
IMMIGRANTEN.
Koelies . . - • (uit Engelsch Oost-Iidie.)
West-Indiers. .
Idem . . . .
VAN WAAK
GEKOMEN.
Britsch * Guyana.
Idem.
Barbados.
TOEGEWEZEN AAN PLANTAGES IN
DE OUDE KOLONIE.
C CD C
CS
20
5
37
62
à 9 3 0 >
3
n
23
26
m c
CD
C
»
6
. 6
••—s "S
i
9
10
"3 es O
24
5
75
104
NICKERIE.
à
CD C p CS
2 21
221
ci
CD
O >
178
178
a CD &D G O
) »
78
78
CC CU 'S "3
56
56
"3 « o
»
533
533
CORONIE.
H
CD C G
d
CD a o >
11
)>
W
»
OQ a
CD an a o
»
»
CO
.Cl" O? *0> k—
»
»
9
^IILATIE.
SlET TOEGEWEZEN EN DE REDENEN WAAROM.
e S3 se p o g
Aanmerkingen.
TOTAAL AANGEVOERD.
e os
d ta
0 ti >
OG 0 60 O
"5^ o H
20
258
283
201
204
84
84
65
66
24
608
637
AANMERKINGEN.
De Commissaris, belast met het algemeen toezigt en de contrôle over alle immigranten,
[get.) G. DUYCKINGK.
Voor eensluidend afschrift,
De Gouvernements - Secretaris,
E. A. VAN E M D E N .
49.
10
B. STAAT aantoonende de miitatien voorgevallen onder de immigrante11 :«i
O M S C H R I J V I N G
DER
M U T A T I PI
Beneden- en Boven-Siiriname.
to
PH >
O
O
Bencdcn-Cottica en Matappica.
tf
to
-1
eu
o pq
& i o ~ S t> X o
Beneden- en'Bof CommevviM en Comnietc>va#
>
C h i n e z e n .
Aanwezig op 1 January 1870. . Geboren Gecontracteerd Overgeplaatst van plantage Houttuin Teruggekeerd (vroeger ontvlugt) .
30
Overleden Ontslagen bij expiratie van liet contract Idem met wederzijdsch goedvinden Ontvlugt Overgeplaatst naarplantage Zoelen Afgeschreven, zijnde lepreus Idem , krankzinnig en aan de zorg der politie overgegeven . . .
Aanwezig op 31 December 1870.
U i t de W e s t - I n d i e n .
Aanwezig op 1 Januarij 1870. . Aangevoerd met onderscheiden vaartuigen Geboren Gecontracteerd Overgeplaatst van plantage Johannisburg Idem, van Groot Chatillon . .
Overleden. Ontslagen bij expiratie van het contract Ontvlugt Overgeplaatst naar plantage Johan en Margaretha Idem , naar Catharina Sophia .
Aanwezig op 31 December 1870
» 13 33 14 39
133314
3
12 »
•21 » 30
39
»35
13
116 92
ïï » » ».
234 1 29
11793
3 5
I 9 7
» 235 29
105 81
122 2
124
39
» 235 28 80
18
21
13
15
9 22
22
102 2
104
21
52
18 52
» 18
18
18
48
31 40 42 1
28
» 52
:.5
» 17
40 42
3729 26
»27 » »! »
31
18 »
ïi
jj n
>l
)) « 11
l)
i)
4'.
"i » 21 "
11
VrÜe arbeiders onder contract arbeidende, gedurende het jaar 1870.
AAN ME BRINGEN.
G.-R. 24 November 1870, n°. 2.
G-.-K. 21 November 1870, n°. 2. Opgave van den districts-commissaris. G.-K. 28 Maart 1870, n°. 9.
G.-R. 4 Junij 1870, ü». 10. G -R. 3 November 1870, n°. 14.
G.-R. à Junij 1870, n°. 10. G.-R. 3 November 1870 , n°. 11.
12
O M S C H R IJ V I N G
M U T A T I E .
Beneden- en Boven-Suriname.
O
O
Beneden-Collica en Mattapuica.
M çu s M L*
bc' S
S — N 1^
Beneden- en BovenComnicwijne en Commetewane
UlJVi
ÜB
O
SiEs 2 lts «1 W

S
o
c3 Cd
V r ij e a r b e i d e r s , o n d e r c o n t r a c t a r b e i d e n d e .
Aanwezig op 1 Januarij 1870. . Gecontracteerd Teruggekeerd (vroeger ontvlugt).
35
Overleden Ontslagen bij expiratie van het contract Idem , met wederzijdsch goedvinden Ontvlugt Afgeschreven als vertrokken en vermoedelijk voor hethofteregt staande Idem, als gecontracteerd, doeh niet op de plantage aangekomen.
Aanwezig op 31 December 1870.
Recapitulatie.
Aanwezig op 31 December 1870.
Chinezen
Uit de West-Indien
Vry'e arbeiders onder contract arbeidende
TOTAAL . . .
34
21
34
55 5 130
30 35
11 14
12
., 9
40 »
105 81
107 93
12
17
235
239
25
25
24
28 80
24
28 104
43 23 22 » »
66 22
59 21
81
.. 22 ..
59
81
21
102
4 14 6 »
4 20
11
3 >.
18 48
17
4 11
4 46
»27
2 29
8 2
» 28 37 29
48 35 28 38 37
29
28
9 3
21
28
49
2G
„26
9
2f

13
Opgave van den district-commissaris. Idem.
De Commissaris, belast met het algemeen toezigt en de controle over alle immigranten,
(get.) G. DoïCKiHCK.
Voor eensluidend afschrift,
De Gouvernements-Secretaris,
E. A. VAN E M D E N .
^ • • 8 . 49. 4
14
C.
NAAM DEK PLANTAGE.
S T A A T aantoonende het aantal immigranten en vrije arbeid
a (3
Voorburg .
Susann a'sdaal
Lust en Rust
Dordrecht
La Liberté
Petersburg
Vreeland
Drie Gebroeders . . . . .
Groot Chatillon . . . .
de Resolutie
Pieterszorg
Rust en Werk
Johannisburg
Johan en Margaretha .
Kroonenburg
Brouwerslust
't Vertrouwen
Zorg en Hoop
Alliance
Zoelen
Vissers zorg
Alkmaar
Katwijk
Goudmijn
la Jalousie
Hooyland
Sinabo
Monsort
de Eendracht
Nieuw Clarenbeek . . .
Houttuin
Livorno
Boxel
la Rencontre
Kent
Catharina Sopbia. . . .
Hamburg
Transporteren
17
64
»
14
41
!>
18
32
24
24
»
26
45
20
28
C H I N E Z E N .
96
66
1041
o t-l >
1 29
35 ))
76
69
n
!29
28
52
7
» »
»
»
17
8
I)
3
!>
15
»
13
»
3
4
»
6
2
1
12
103
a
Ï5D a o i-s
U I T DE W E S T - I N D I E N
33 26
21
»
1
30
35
»
105
81
»
235
28
80
7
»
81
18
48
»
28
37
29
1203
18
»
»
14 »
22
18
26
»
26
55
21
32
»
»
»
97
82
1)
7
))
»
»
»
»
»
4
4
40
26
»
2 »
»
»
»
»
»
1
1
19
8
»
160 43
P o 1-5
11 15
15
ieicLeff iedere plantage aanwezig, op ultimo December 1870,
? ß U E A R B E I D E R S ONDER
C°NTRACï ARBEIDENDE.
U
5
n
2
9
9
4
»
24
»
59 n
4 U
I)
2
28
4
3
6
»
I
7
ii
2
2l
5
288
a to I* a o u >
n o CD O
GENERAAL
TOTAAL.
34
5
»
»
5
9
2
9
12
4
n
24
»
59
21
4
11
»
8
»
1
8
2
28
1
3
6
1
8
JJ
2
22
5
294
55
5
1
30
40
9
107
93
17
'239
28
104
7
81
102
4
46
48
35
28
38
37
2
49
1
38
6
26
55
21
32
1
15
5
165
151
5
1726
AANMERKINGEN.
16
NAAM DEK PLANTAGE.
C H I N E Z E N .
a
a SD a o o
U I T DE W E S T - I N D I E N .
o 1-5
Per transport . .
la Sonnette
Wilhelmina Catharina Frederica
Windsorforrest
Station Groningen
Paradise
Waterloo.
Hazard . . ,
Nursery
Hamptoncourt
Margarethenburg
Moy
Mary'shope
Etablissem*nt Albina . . . .
Param aribo
1041
1262
103
n
29
110
47
23
3
2
» 13
11
9
11 »
»
149
33
42
26
»
»
36
1203
50
124
62
36
3
2
1489
160
17
54
63
54
26
374
43
14
66
42
26
21
212
11
5
32
16
19
91
15
9
28
5
6
7
70
1»!
O . S T A A T aantoônende het aantal immigranten, aangevoerd in de k0'" 5
VAN WAAR GEKOMEN. 1 8 5 3 .
18
120
»
»
138
1 8 5 4 .

»
J)
n
»
1 8 5 5 . 1 8 5 6 . 1857. 1 8 5 8 . 1 8 5 9 . I 8 6 0 . 1 8 6 1 . 1*
Oost-Indie (Batavia)
Madera
China
West-Indie . . . .
155
155
487
487
17
EN.
V R l J E A R B E I D E U S O N D E R
C O N T R A C T A R B E1 D E N D E.
>
TOTAAL.
288
3
1
1
1
17
»
n
G
29
12
8
1
11
C
373
C
H
n
»
»
n
n
»
a
»
»
n
Y)
J)
))
6
J1
»
U
n
n
n
»
n
n
n
n
»
n
n
»
»
»
)i
))
J)
n
»
n
n
»
))
»
n
»
n
»
»
294
;?>
l
i
l
17
•n
»
6
29
12
8
l
»
6
379
172G
Q O
1
1
1
112
304
188
147
94
14
8
1
•8
7
2015
.1
A A N M K R K I ,V G E N.
De Commissaris, belast met het algemeen toezigt en de controle over alle immigranten, (get.) G. DuvcKiNGK. Voor eensluidend afschrift, JJe Gouvernements-Secretaris,
E . A . VAN E M D E N .
'Warne, van af 1°. January 1853 tot ulf. December 1870.
»
36
D
61
97
1 8 6 4 .
»
169
»
526
695
1 8 6 3 .
»
»
286
»
286
1 8 6 6 .
»
807
807
1 8 6 ? .
H
»
S)
10
10
1 8 6 8 .
517
174
691
1 8 6 »
»
»
405
87
492
18?©.
w
»
637
637
TOTAAL.
18
480
• 2502
1495
4495
AANMERKINGEN.
Van de 4495 aangevoerde immigranten waren op 31 December 1870 nog onder contract als immigrant •werkzaam op de verschillende plantages 2236. Zie staat lit. C.
De Commissaris, belast met het algemeen toezigt en de controle over alle immigranten , [get.) Gr. DUYCKINCK. Voor eensluidend afschrift, De Gouvernements-Secretaris , E. A. VAN PJMDEN. u» S. 43.
18
E . STAAT van geboorte en overlijden onder de vrijgemaakten in 1870.
DISTRICTEN.
Boven-Cottica . . . .
Perica
Matappica.
Beneden -Commewij ne
Commetewane . .
Boven-Commewijne
Beneden-Suriname .
Boven-Surinam e
Beneden-Para . .
Boven-Para . . .
Beneden-Saramacca
Boven-Saramacca .
Nickerie . . . .
Coronie . . . .
Stadsdistrict.. . .
Jongens.
21
12
73
45
53
20
15
53
24
44
29
14
1
18
60
127
612
GEBOREN
Meisjes.
29
13
82
45
50
15
9
46
14
50
36
24
11
21
52
116
605
Totaal.
53
25
155
90
103
35
24
99
38
94
65
38
1
42
112
243
1217
O V E R L E D E N .
Mannen.
9
15
31
14
26
16
11
32
16
24
10
19
2
18
19
55
317
Vrouwen.
12
8
25
14
24
14
8
32
12
23
9
15
1
11
19
75
302
Jongens.
30
13
62
25
49
12
11
59
9
24
11
16
1
12
22
81
437
Meisjes.
18
15
57
24
44
16
6
55^
7
39
15
19
»
7;
21
92
435
Totaal'
69
51
l7ó
7/
143
58
36
178
44
11"
45
69
4
48
81
303
1491
F . OPGAVE van hoofdelijke belasting over 1870 voor geëmancipeerden en immigrante te Paramaribo en in de districten.
DISTRICTEN.
GEËMANCIPEERDEN.
Getal mannen Bedrag. Getal vrouwen Bedrag.
i
IMMIGRANTEN.
Getal mannen
Beneden- en Boven-Suriname
Beneden- en Boven-Para
Beneden-Cottica en Matappica
Beneden- en Boven-Commewijne en Commetewane
Boven-Cottica en Perica
Beneden- en Boven-Saramacca
Nickerie .
Coronie.
Stadsdistrict
1 062
1359
1541
1379
560
378
398
485
734
7 896
f 3 186,00
4 077,00
4 623,00
4 137,00
1 680,00
1 134,00
1 194,00
1 455,00
2 202,00
f 23 688,00
937
1248
1436
1255
607
349
417
520
1 613
8412
f 1 405,50
1 872,00
2 151,00
1 882,50
910,50
523,50
625,50
780,00
2 464,50
f 12 618,00
315
48
641
159
98
251
280
»
1 792
Bedrag. Getal vrouwen Bedrag. Totaal
945,00
144,00
1 923,00
477,00
294,00
753,00
840,00
f 5 376,00 23 I
f 12,00
1,50
12,00
9,00
34,50
f 5 548,5" 6 09 J
8 7121
6 496,5"
2 884,5"
2 419-5"
2 659,5"
2 23ó,°"
4 666,5"
f 41 716.5°
VERZAMELING der voor de belasting aangeslagen contractanten.
Immigranten .
Mannen.
7 896
1792
9 688
Vrouwen.
8 412
23 ,
8 435
Totaal.,
16 308
1815
18 123
19
G. STAAT vermeldende vervolgingen ingesteld tegen, en straffen opgelegd aan
huurders van onder Staatstoezigt geplaatsten.
12
A A E D
D E R
A A N K L A G T.
STAAT
DER
VERVOLGING.
Het niet verschaffen van voldoende geneeskundige behandeling aan de arbeiders op plantage Vossenburg.
Het niet verschaffen van voldoende geneeskundige behandeling en het niet geregeld wekelijks uitbetalen der arbeiders op plantage Marienburg.
Het wederregtelijk inhouden van verschuldigde loonen aan eenige arbeiders die in Para zijn gecontracteerd, doch op plantage Alliance worden te werk gesteld.
Het niet wekelijks uitbetalen van de arbeiders op plantage Sanssouci.
Idem op plantage Hanover.
Idem op plantage Ellen.
Het niet verstrekken van geneeskundige verpleging aan en het niet wekelijks uitbetalen van de arbeiders van den houtgrond de Vier Hendrikken.
Het niet voorhanden hebben van de benoodigde medicijnen en een tent-vaartuig op de plantage Broederhoop.
Het in slechten staat verkeeren van verschillende arbeiderswoningen op plantage Hooyland en het niet in orde zijn van de waterlozing aldaar.
Als voren op plantage la Jalousie.
Het in onbruikbaren staat zijn van de arbeiderswoningen op plantage Fairfield, en het niet verschaffen van geneeskundige verpleging aan de arbeiders aldaar.
Het in slechten staat vorkeeren der arbeiderswoningen op plantage Alkmaar.
Gedagvaard voor het hof.
Idem.
Idem.
Idem.
Bekeurd in twee boeten à f 100.
Bekeurd in twee boeten à f 50.
Bekeurd in twee boeten à f 25 , later gedagvaard voor het hof.
Bekeurd in twee boeten à f 25.
Bekeurd in eene boete van f 50.
GEVALLEN
U I T S P R A A K .
Bekeurd in eene boete van f 25.
Den 22 Junij 1870 veroordeeld in 2 boeten à f 5 of subsidiaire gevangenisstraf van een dag en in de kosten ad f 14,15.
Den 20 April 1870 veioordeeld in eene boete van f 25 of subsidiaire gevangenisstraf van 7 dagen en in de kosten ad f'5,25.
Den 23 Augustus 1870 veroordeeld in eene boete van f 2,50 of subsidiaire gevangenisstraf van een dag en in de kosten.
Den 21 Mei 1870 veroordeeld in twee boeten , ieder van f 50,of subsidiaire gevangenisstraf van i dagen en in de kosten ad f3,55.
AANMERKINGEN.
Den 23 Augustus 1S70 vrijgesproken.
In behandeling.
Idem.
N°.
A A R D
D E R
A A N K L A G T .
20
STAAT
DER
VERVOLGING.
GEVALLEN
U I T S l' K A A K. AANMERKINGEN
1\ Hot niet verstrekken van voldoende huisvesting aan de arbeiders op den grond Vvedeslnst ;
2°. het niet uitbetalen van hen op hot bij de wet bepaalde tijdstip;
3°. het opleggen aan do arbeiders van zwaarder taak; en
4°. het niet te werk stellen van de vrijgemaakte P. Sprank op gemeld effect.
14 15 en lf>
17
18
Het niet voorhanden hebben van vele der moest benoodigde medicijnen op de plantages Cannawippibo, Fairfield en 't Fortuin.
Het zich in slechten staat bevinden der arbeiderswoningen en het ziekenlocaal op den grond Onverwacht en Duisburg.
Het niet verleenen van inzage der boeken van den houtgrond Onoribo aan den districts-commissaris bij gelegenheid van de halfjaarlijksche inspectie.
Het niet indienen van de extractenwerkregister van den grond Flora, over de maanden September en October.
Het niet behoorlijk te werk stellen van eenige vrijgemaakten door hem voor den grond Flora gehuurd en het verkeerdelijk invullen van het werkregister van genoemden grond.
Het niet in orde zijn van de waterlozing op plantage Hazard in het algemeen en in het bijzonder van die bij de arbeiderswoningen.
In behandeling
Bekeurd de 1ste in eene boete van f50, de 2de en 3de in eene boete van f 50 en de 4de genoemde in eene boete van f 50.
Bekeurd in eene boete van f 25.
Bekeurd in eene boete van f 10.
Idem.
Bekeurd in eene boete van f 100. Later gedagvaard voor het hof.
Idem.
Nadat do dagvaard10« was uitgezonden, zijo " boete en kosten volda^"'
21
STAAT aantooiiende de overtredingen ter zake waarvan door de distriets-commissarissen
in 1870 aan onder Staatstoezigt geplaatsten straffen zijn opgelegd.
D1STRICTEN.
AARD DER OVERTREDINGEN.
O
a o
c5
M
a
03
CS .o a O
^ 03
e u
C3 Cv> te -Ö »i
•rt Cd
T3 a :p o te es
c;0 C3 T3
•a to 03
te
l fcD
S g te P © a; J2I ^
C S) 03 t J te g
0> (- 32 fcß CO CB • - T3 -O fil
AANMERKINGEN.
^ d « strict 23 13
„ «ene n Boven^iname . . . .
10
18 106
•diog
Laa°'
25 13
38
den-Para 50 26
13
10
18
" a n ara .
31 23
V. en-Cottica. .
•Transporteren
N°. 8. N°. 40.
67
159
11
236
20
27
1 6
79
392 16
24
179
30
69
21
69
14
73 20
Zoomede 4 wegens onttrekking aan het sluiten van contract, 3 wegens het berokkenen van schade aan hunne huurders, 9 wegens onwil, 3 wegens verzet, 13 wegens vechterij, 25-wegen3 straatrumoer, 5 wegens het dobbelen, 1 wegens eigendunkelijke handeling, 4 wegens het voorwenden van ziekte, 2 wegens oneerbiediüheid, 1 wegens knoeijerij, 2 wegens poging om de kolonie te verlaten, 7_wegens het niet op den behoorlijken tijd doen vernieuwen van hunne admissie, 1 wegens het hard diaven.
Zoomede 55 wegens het niet schoonhouden van het terrein om hunne woningen, 6 wegens luiheid, 11 wegens brutaliteit, 18 wegens onwil, 3 wegens bedreiging, 3 wegens verzet, 4 wegens dienstweigering ,° 2 wegens valsche beschuldiging, 8 wegens poging tot desertie, 10 wegens vechterij, 10 wegens pligtverzuim, 6 wegens eigendunkelijke handeling, lwogens afo-oderij, 1 wegens het vernielen van suikerriet, 8 wegens het niet behoorlijk verschijnen bij do afvraging, 17 wegens het voorwenden van ziekte. 1 wegens weigering om zich in het ziekenhuis te doen verplegen.
Zoomede 9 wegens dienstweigering,3 wegens valsche aantijging, 1 wegens afgoderij, 1 wegens opïïgterij, 3 wegens het voorwenden van ziekte. 16 wegens vechterij, 8 wegens woordelijk verzet, 16 wegens pligtverzuim, 2 wegens het wederregtelijk huisvesten van vriigemaakten, 3 wegens onwil, 1 wegens het koopen van een militair kleedingstuk, 1 wogens. het werpen met steenen, 1 wegens het dooden van een varken, 2 wegens het koopen bij nacht van gestolen banannen, 3 wegens het vernielen van cacaoboomen, 2 wegens het uitventen van koopwaren, 1 wegens schoolverzuim, 1 wegens het verstouten van zijne huisvrouw.
Zoomede 6 wegens pligtverzuim, 12 wegens vechterij, 2 wegens bedreiging, 3 wegens dienstweigering, 3 wegens het voorwenden van ziekte, 2 wegens schoolverzuim.
Zoomede 24 wegens vechterij, 20 wegens woordelijke beleediging, 61 wegens het niet schoonhouden van het terrein om hunne woningen, 2 wegens schoolverzuim, 2 wegens pligtverzuim.
DISTRICTEN.
22
AARD DER OVERTREDINGEN.
Per transport
Matappica
Beneden-Commewijne.
159
11
42
is
CL, O
Cömmetewane
392
15
88
o
Cu ö
a o
bo c3
S ci CD a o
16
»
179
19
Bo ven-Commewij n e
Boven-Cottica en Perica . . .
82
21
149
^ c3 ft H f* c5 o >• ra a M§
:p a £ CS fc^ t>
CD bD C3 13 0 o •Q s bc C3 t>
29
Transporteren 232 747 26 233
69
2
31
24
132
69
7
16
73
6
21
97 111
i bo fa
M
03 • , f 3 (jo? a -0
co e « bCH3 'O
20
20
^ NMERKINGEN.
Zoomede 15 wegens vechterij, 8 ift woordelijke beleediging, 9 wegens niet schoonhouden van het terrein hunne woningen.
Zoomede 6 wegens het visschen zondei'*1 lof, 15 wegens onwil, 1 wegens v«f' 2 wegens eigendunkelijke handeli" 3 wegens beleediging, 4 wegens het« gen van valsche verklaringen, 1 1 * « brutaliteit, 2 wegens het vernielen'| eens anders goed, 2 wegens het bes""] digen van banannen-plantsoenen , 4 * 4 wiesserij, 39 wegens vechterij, 3 ^ luiheid, 10 wegers het twist zoeke«' wegens het kcopen van een militair #' dingstuk, 3 wegens het wegloopen f ( straf', 21 wegens het voorwenden (, ziekte, 19 wegens pligtverzuim, 1 vf4l
het mishandelen zijner vrouw, 2 tfm bedreiging, 3 wegens onreinheid in e"! hunne woningen, 99 wegens het "' schoonhouden van het terrein om kf. woningen, 19 wegens het niet oprol van de kippen- en varkenshokken o" ( de gaanderij hunner woningen, 8 # » ' valsche beschuldiging, 101 wegens opr°' rig gedrag, 1 wegens het verbreken I eene heining.
in Zoomede 7 wegens luiheid, 1 wegens '; koopen van een militair kleedingstu^', wegens het wegloopen van straf, 12 vrwl wiesserij, 5 wegens brutaliteit, 1 wege
onwil, 1 wegens het zoekmaken van e<
circulaire, 8 wegens vechterij, 17 weg' onreinheid in hunne woningen.
Zoomede 6 wegens verzet, 4 wegens '1 heid, 3 wegens het wegloopen van s" 2 wegens pligtverzuim, 2 wegens br* liteit, 11 wegens vechterij, 2 •WöB weigering van werk, 1 wegens het \ schoonmaken van het terrein om ^ woning.
Zoomede 37 wegens pligtverzuim, 2 vref het niet opvolgen van ontvangen beve'^J 13 wegens het niet schoonmaken van1'. terrein om hunne woningen, 3 V8Ü? luiheid, 3 wegens het geven van eten"', gestraften, 12 wegens brutaliteit, 5 *eëe (; vechterij, 1 wegens nalatigheid , 3 wegej het voorwenden van ziekte, 6 'W^fy onwil, 1 wegens het verwonden van • varken, 1 wegens bedreiging, 1 we>?\, valsche beschuldiging, 9 wegens ongek0 y zaamheid, 4 wegens onvoorzigtige ,*ï drukkingen, 1 .wegens dienstweigei'""^ 2 wegens onzindelijkheid, 1 wegens " J handeling, 2 wegens beleediging, 4 ^ef i-ustverstoring, 44 wegens het ver»»6
van suikerriet, 2 wogens vechterij
23
DISTRICTEN.
Per transport
«enedeii-Saramacca .
*
•B°vcn-Sararaacca . .
C°ronie. . . . . .
^»ckcrie
Totaal . .
AARD DER OVERTREDINGEN.
"3
CO a
232
28
3
11
45
319
3 p M a t» M S
-id
.—< CD
<D N CU O
747
81
2
60
200
1090
ca . a o CK C CD -M C O Q
26
7
»
7
6
46
. bß çS T3 CD
UH 5 13 a
C3
O
233
27
CD „; f a Cn fl n C« CD
0 Mg
• g CD S gi i«
£ c3 o * >
132
16 i
5
44
4
313
n
8
22
178
CD bß ta a o .O CS bß c3 >
97
7
3
n
12
119
13
CD eu
13
pq
111
19
W
13
7
150
1 to
^ a CD £ f» g
elijke an d« •ders.
igendunk dering v des huu1
r-1
20
n
n
n
n
20
AANMERKINGEN.
Zoomede 1 wegens het weigeren om slecht werk te verbeteren, 4 wegens onvoorzigtigheid, 1 wegens opligterij, 7 wegens pligtverzuim, 4 wegens hot verliezen van hun livret, l wegens afgoderij, 50 wegens luiheid, 13 wegens brutaliteit, 3 wegens verzet, 24 wegens vechterij , 1 wegens het wegloopen uit het ziekenhuis, 35 wegens eigendunkelijke handelingen, 4 wegens ongehoorzaamheid, 6 wegens het beramen van een complot tot desertie, 46 wegens het niet schoonmaken van het terrein om hunne woningen, 7 wegens onwil, 1 wegens verstoring der orde, 1 wegens schoolverzuim , 1 wegens het voorwenden van ziekte, 1 wegens bedreiging, 1 wegens het mishandelen zijner vrouw.
Zoomede 1 wegens luiheid, 1 wegens onwil, 1 wegens ongehoorzaamheid, 3 wegens het niet schoonhouden van het terrein om hunne woningen, 2 wegens pligtverzuim.
Zoomede 16 wegens luiheid, 2 wegens het weigeren om in het ziekenhuis te worden opgenomen, 1 wegens het voorwenden van ziekte, 14 wegens brutaliteit, 29 wegens het te laat naar het werk gaan, 1 wegens onwil, 47 wegens het niet schoonmaken van het terrein om hunne woningen, 4 wegens vechterij, 5 wegens schoolverzuim, 6 wegens pligtverzuim, 4 wegens laster, 3 wegens het dobbelen, 30 wegens het weigeren van werk.
Zoomede 7 wegens pligtverzuim, 1 wegens luiheid, 1 wegens dienstweigering, 6 wegens Weglooperij, 26 wegens vechterij, 11 wegens brutaliteit, 50 wegens verstoring der orde, 66 wegens onwil, 18 wegens verzet, 3 wegens het mishandelen van dieren, 1 wegens het niet schoonhouden van zijne woning.
Wegens verscheidene overtredingen 1709 straffen.
24
S T A A T aantoouende liet getal vrijgemaakten en immigranten: H*
C O M M I S S A R I S S E N .
W. C. Jeltes.
A. G. van Son
N. van den Brandhol
S. C. 'N assy . .
J. F. A. Cateau van .Kosevelt
M. de Veer
DISTRICTEN.
Boven-Cottica
Peri«a . . .
Benedem-Cottica
Matappica. .
P. A. Bechtold. . .
Mr. P. Alma . .
G. Duyckinck . .
Etablissem*nt Albina.
Boven-Commewij
Commetewane
Beneden-Commewijne
Beneden-Suricame .
Boven-Suriname. .
Beneden-Saramacca
Boven-Saramacca .
Beneden-Para . .
Boven-Para .
Coronie. .
Nickerie
Stadsdistrict
Op 1 Januarij 1860
V R I J G E M A A K T E N .
Mannen. Vrouwen. Totaal.
328
153
949
527
179
369
824
481
1476
353
152
870
498
169
327
776
1372
742
266
345
33
865
427
1008
378
1292
462
375
1 161
645
225
505
681
305
1368
1272
870
325
27
847
361
8 005
1819
1025
348
696
1600
1387
491
986
2 844
26
65
590
30
40
2 644
352
1 208
488
388
1 885
670
60
1878
212
9*
ä2(
1712
788
» »
8 336
730
il
2 5O0
950
763
3 046
16 341
17 0
(1) Onder dit getal zijn begrepen 379 arbeiders, die geen immigranten in den zin der wet zijn.
25
ten i Hï r contract werkzaam op 1°. Januärij 1871.
IMMIGRANTEN.
lia annen. Vrouwen. Totaal.
B E I D E T E Z A M E N G E N O M E N .
Mannen. Vrouwen. Totaal.
)S6
Ui
Sil
878
730
5O0
950
763
046
»
341
072
26
65
590
30
40
il
212
H
220
U
91
620
172
306
220
44
9
492
6
7
1967
42
5
2
3
12
20
11
22
47
17
31
22
213
1
1
347
26
73
632
35
48
44
97
232
105
242
51
99
667
189
337
242
51
9
705
7.
8
(1) 2 314
1768
354
218
1539
557
225
410
909
954
360
565
33
909
427..
572
2 096
1541
1314
598
1336
471
867
1167
7
9 972
353
160
912
503
171
330
788
665
236
347
27
854
361
513
1415
1289
901
374
1215
488
601
1886
1
8 683
707
378
2 451
1060
396
740
1697
1 619
596
912
60
1763
788
49. 7,:
B E S T E M M I N G .
Totaal .
Gedurende het jaar 1869
26
U I T V O E B van producten der ^oW
P O N D E N.
Suiker. Cacao. Koffij.
Nederland
Noord-Amerika
Andere landen
Eerste kwartaal .
Nederland
Noord-Amerika
Andere landen •
Tweede kwartaal
Nederland
Noord-Amerika
Andere landen
Derde kwartaal
Nederland
Noord-Amerika. . . . . . . . . .
Andere landen •
Vierde kwartaal
Nederland . . . . . . • • •
Noord-Amerika •
Andere landen
2 347 383
656 809
1 678 490
4 682 682
1915 716
1215 804
2 730 392
5 861 902
1 473 020
1 393 527
2 075 174
4 941721
1 385 200
1 907 849
3 529 859
6 822 908
7 121 309
5 173 989
10 013 915
22 309 213
19 600 220
41525
27 351
41 010
109 886
67 690
146 205
256 530
470 425
38 940
77 110
207 675
323 725
32 715
64 630
67 510
164 8,55
180 870
315 296
.572 725
1 068 891
860 422
KatoeD'
2 354
2 354
gütf
61 i3'
Sn ni
Rtya
70'
1 013
19 ^
»
151^
1013
10 278
3 090
171%
13 368
176'
45 9f
222 ^ «*
gl
»
18
211»
12 632
3 090
1013
R Ë C A \
208
16 735
15 441
277:
oio«' 1
21
^iname, gedurende let jaar 1870.
D I V EBS JE.
^ U L A T I E
208 '
277'
80 y
339 952
19 075
5 050
149 711
185 830
44 630
28 156
364 077 380 171
491245 484 266
62 317
90 473
58 542 V,
700 kokosnoten, 1 vat pindanoten , 1229 kannen lemmetjessap, 2 vaten gezouten lemmetjes. 1880 pd. huiden, 67» vaten gez. lemmetjes.
135 pd. vischlijm, 562 bos banannen, 500 vierk. voeten planken, 1330 pd. huiden.
1150 kokosnoten, 1540 kan lemmetjessap, 750 vierk. voeten' planken en 38 stoopen confituren. 8000 kokosnoten, 100 vk. vt. plank., 21 925 pd. katoenpitten, 9296 pd. huiden, 248 vat. gez. lemmetje*. 12 040 kokosnaten, 11 922 vk. vt. planken , 1421 pd huiden , 32 497 pd. katoenpitten, 100 pd._ vischlijm , 2260 hos banannen, 17 gallons maagbitter.
4250 kokosnoten, 2426 kan lemmetjes, 311 pd. gomma.
128 vaten gez. lemmetjes, 8213 pd. katoenpitten 3814 pd. huiden. 1451 bos banannen, 4C25 vierk. vt. planken 19111 pd. gepeld koorn, 25 pd. vischlijm , 15 vaam brandhout, 1404pd. huiden.
13 270 kokosnoten, 1060 kan limoensap, 945 pd. arrowroot , 2138 vierk. vt. planken, 10 pd. vischlijm. !4/ en n/ 2 vaten gez. lemmetjes, 2321 pd. huiden.
18978 kokosnoten, 768 pd. vischlijm, 39 500 pd. katoenpitten, 17 vaàm brandhout, 1980 bos banannen, 158 pd. gomma, 75 vaten pinda, 1 koe.
1 156
1423
1687
19 370 kokosnoten, 945 pd. arrowroot,_ 1 vat pinda, 311 pd. gomma. 2 vaten gez. lemmetjes, 6255 kan lemmetjessap, 10 pd. vischlijm , 2888 vierk. vt. planken, 38 stopen confituren. 8000 kokosnoten , 475 vaten gez.lemmetjes, 17 311 pd. huiden, 100 vk. vt. plank., 30138 pd. katoenpitten. 31 018 kokosnoten, 75 vaten pinda, 158 pd. gomma, 4155 pd. huiden, 1028 pd. vischlijm, 17 gallon maagbitter .6253 bossen banannen, 17 047 vk. vt. planken, 71 997 pd. katoenpitten, 19 111 pd. gepeld koorn * 32 vaâm brandhout, 1 koe.
28\
K . STAAT DER PßUZEN van ]?. Januari) tot ultimo December 1$
Datum
van verkoop. NAMEN: DER:. PLANTAGES,
VERKOOPERS.
Binnen
landsche.
Baiten
landsehe.
KOOPERS.
Binnen
landsche.
Buite»
ländsche. Suiker.
Ko«
eo
«n
13
2t
7
31
14
30
23
1870.
January.
February
Maart.
»
April.
»
Mei.
2 Junij.
2' »
:» ».
7 Julij.
7 »
18 »
12 Augustus.
16 »
38 »
19 October..
11 November.
20 December.
27 »
28 »
750 akkers of % gedeelte vaarden grond Matuaribo
s/ij0 aandeden in den houtgrond Bergendal
De helft in de verlaten plantage l'Embarras en Venlq
De helft in den grond Klein l'Espérance.
Plantage Bozenburg
Verlaten plantage Vfieshoop . . . .
l/u aandeel in den houtgrond Bergendal.
V9 aandeel inde plantage Zoelen .
» » » Geertruidenberg
» den blototen grond à la Bonheur
» » de plantage Houttuin. .
Vs » • " » » Tout-lui-fautt
V8 gedeelte in de plantage Concordia en de plantage Concordia kwart Lot LL
Plantage Ornamibo
V2 in de plantage Nieuw Clarenbeek
Plantage Johanna Catharina . .
Grond Groot Bleijenhoop . . .
Plantage Leliendaal
V7 gedeelte van den houtgrond Onverdacht , en, den blooten grond Welbedacht, alsmede i/. aandeel in de gronden het Gulden Vlies en 1'Hermitage.
V2 in de plantage Alkmaar . . . .
Plantage 't IJland
Grond Reynesburg.
Plantage Montsort.
Plantage Nieuwzorg, de gronden la Solitude en Oosterhuyzen en de verlaten plantage Beninenburg en Lankmoedigheid w/m gedeelten
29
'te steecl voor den aankoop van plantages en gronden.
Ko»
eo
cad»*'
Koffij
«n
«Ost,
C U L T U U R .
Cacao
en
kost.
Katoen. Hout. Kost.
Kost
en
kweek.
Kweek.
vVillige
publieke
veiling.
Bij
executie.












1
1
1



— •

1




1
1
1
1


1
1
1



1


— .












1

:














-.


i
Onder
'sliands
1
1
1
1
1
1
1
f 500,00
9 000,00
420,00
125,00
5 000,00
200,00
1 500,00
Betaalde
sommen.
6 666,67
9 000.00
15 600,00
6 000,00
9 500,00
30 000,00
680,00
24 000,00
600,00
200,00
36 000,00
1 700,00
750,00
7 400,00
600,00
Aanmerkingen.
In de maand December 1809 is nog voordesom van f2000 onder 's hands verkocht de noutgrond l'Inquiétude, waarvan bet bestuur bij de verzending van den 1ot dat jaar betrekkelijken staat geene kennis droeg.
• ». 4„
i '•ai 'Je ft i! «er «or »et sta
ï fin »ie •'•'a tin,
v6r coi, '«; '•Ul
] afg »n »ie 'let v0c aar 'ior poo
4a8 *ar te i'er, ter,
Hls
]
»0( 8e«
'lik
'ini 'He
Z I T T I N G 1871 — 1872. §.
Koloniaal verslag van 1871.
SURINAME.
BIJLAGE LIT. B
N \ 50.
i
PARAMARIBO, 31 January 1871.
Krachtens het voorschrift van art. 16 van het besluit !atl 21 September 1869 (Gouvernementsblad n°. 37) heeft
v e, commissie van administratie over het burgerlijk en ™«Uair huis van verzekering in het fort Zeelandia de e ri met toezending tevens aan Uwe Excellentie eener rjUcept-begrooting der uitgaven voor het dienstjaar 1872 , 6' navolgende te doen strekken als verslag van den toeafd der inrigtingen, aan hare zorg toevertrouwd :
* O. DE GEBOUWEN VAN HET HUIS VAN VERZEKERING MET DESZELFS MOBILAIR ES DE BEVOLKING.
."& verschillende deelen waaruit hot huis van verzeke'.ng in het fort Zeolandia bestaat, — oorspronkelijk daartoe let bestemd, — hebben daarom juist groote gebreken , '.aarop bereids meer omstandig is gewezen. Zal deze inrig„D§ eenii-ermate aan hare bestemming beantwoorden, dan 'l6n daarin geleidelijk vele verbeteringen behooren te , °rden aangebragt. Inzonderheid is de verplaatsing der iken eone dier zaken, die tot eene meer geregelde dienstbri''gting der beambten zal moeten leiden, zoodat de ]uwmissie verwacht dat ten spoedigste in den loop van , u/l de daartoe vereischte verbouwingen in gereedheid Ü'W komen. •"•"tusschen kan de commissie vermelden, dat in het - oopen jaar eenige kleine hoog benoodigde reparation J Verbeteringen hebben plaats gehad, waaronder als een
(|'et onbeduidende mag worden gesorteerd de inrigting van
v etl zolder van het gevangenisgebouw tot verblijfplaats
H°0r de strafwerkers. Ook als verbetering kan worden j'^gemerkt eene plaats gehad hebbende verandering aan j n ingang der gevangenis en het aanbrengen van eene ), ?rt of deur, ten gevolge waarvan thans voor wacht^ ÖDenden een veilige schuilplaats tegen zon en regen is „ argesteld. De commissie beseft ten volle, dat uit den
( rfl der zaak niet dadelijk alle aangeduide verbeteringen j. Selijk kunnen worden aangebragt, doch aan den andet _ kant meent zij de uitdrukking van haren wensch niet ]j:,ug te moeten houden, dat daaraan zoo spoedig mogeverbetering on wijziging worden aangebragt, in voege
v Qoor de commissie vroeger op gedetailleerde wijze is ^gedragen. <lat D t n e r s behoeft het voor Uwe Excellentie geen betoog, 1o j 6 e n blijvend gebrekkige toestand der gevangenissen,
? flwendig van nadeeligen invloed moet zijn op de zoor gewen schte handhaving van orde en tucht.
MOBILAIR.
Ijjk et mobilair bevindt zich over het algemeen in behoorde»0? staat. Steeds wordt met zorg aan de herstelling, >^leUwing of aanschaffing van nieuwe de hand gehouden. h0 °nheidshalve wordt bij deze gerefereerd aan den in\ ) .yan den hiernevens gevoegden inventaris, waarin dje .lijk melding is gemaakt van de zoodanige artikelen, den loop van 1870 zijn aangeschaft, en in het m
<icn ,. -Aan Zijne Excellentie ^ec>' Gouverneur van Suriname.
algemeen van alle bijzonderheden, die in casu der mededeeling waardig zijn. Nog is bij gouvernements-resolutie van 15 November 1870, n°. 7, magtiging verleend op den chef van het bouw-departement om eone door de commissie in te dienen aanvraag van ameublement voor de kamer, bestemd voor hare zittingen, met opgave van de kosten, ter fiattering aan den Gouverneur in te zenden. Te zijner tijd zal het mobilair alzoo worden vermeerderd met :
1 groote en 1 kleine tafel, 1 lokettenkastje;
8 stoelen ;
1 hanglamp;
3 gordijnen;
2 inktkokers;
2 waterkruiken ;
12 waterglazen ;
1 schel, en
1 bak voor waterkruiken.
6'. BEVOLKING.
In den loop van 1870 zijn in het burgerlijk en militair huis van verzekering gecustodieerd geweest 201 vrije mannen en vrouwen en 1065 mannelijke en vrouwelijke geemancipeerden , Chinesche, Engelsche en koelie-immigranten , te zamen 1266 personen, waarvan weder ontslagen zijn 1146. Op 1 Januarij 1870 waren aldaar aanwezig 61 personen, namelijk 10 vrije mannen en 51 mannen en vrouwen (geemancipeerden en immigranten); en op 31 December van dat jaar 120. De laatsten vielen onder de navolgende kategorien :
1 Europeaan ;
102 mannelijke,
17 vrouwelijke gevangenen, bestaande uit geëmancipeerden, Engelsche, Chinesche en koelie-immigranten.
Deze lieden bevonden zich op ultimo December 1870:
a. in het arresthuis :
1 Europeaan ;
77 mannen \ > geëmancipeerden en immigranten; 14 vrouwen )
b. in het militaire hospitaal ;
25 mannen
3 vrouwen geëmancipeerden en immigranten.
Nog waren in gijzeling 1 man en 1 vrouw, die krachtens bestaande bepaling buiten de getalsterkte zijn.
2
Eindelijk kan worden medegedeeld de navolgende gelelde sterkte der arrestanten per dag op zekere tijdstippen van het j a a r 1870, a l s :
in de eerste 4 maanden .
de daaropvolgende drie .
en de laatste vijf . . •
64;
80;
95.
De opklimming van het getal mag niet als gewoon verschijnsel worden aangemerkt; vermits zij moet worden toegeschreven aan de niet dagelijks voorkomende omstandigheid, dat vele strafwerkers, te huis behoorende in buitendistricten , zich tijdelijk tot het verrigten van zekere spoedvereischende werken in het district Beneden-Para en in de stad bevonden en bij gemis van andere localiteiten tot opsluiting, in het arresthuis hun intrek moesten nemen.
I I . HET INWENDIG BESTUUR DER GEVANGENIS.
In het bestuur of de commissie van administratie over het burgerlijk en militaire huis van verzekering is sedert de zatne'nstelling geene andere verandering gekomen, dan alleen dat, ten gevolge van het bij gouvernements-resolutie van 21 Februarij 1870, n°. 9 , verleende buitenlandsch verlof aan den kapitein der infanterie VAN D U C K , lid en secretaris der commissie, in wiens plaats tijdelijk het secretariaat wordt waargenomen door het lid der commissie den heer mr. D . J U D A . Omtrent het personeel der beambten diene het volgende: De verdienstelijke ambtenaar K Ö H L E R , aan wien op dezerzijdsch voorstel door U w e Excellentie^ de persoonlijke titel van directeur is toegekend, kwijt zich met allen lof en met naauwgezetheid van zijne pligten, die nog al van beteekenenden en verantwoordelijken aard zijn._ De waarnemende adsistent-cipier FOEDEROOV, die geruimen tijd reeds onder den tegen woord igen directeur in het fort Zeelandia werkzaam i s , geeft redenen tot tevredenheid, zoo wel wat gedrag als geschiktheid betreft. De twee overige beambten, met namen R E N S en DE BARRIOS , betrachten mede hun pligt. In 1870 zijn ontslagen : 2 gevangenbewaarders, met namen L A B E S en L A M B E R T , die van mindere geschiktheid hadden doen blijken.
I I I . ONDERHOUD DER GEVANGENEN.
Kortelijk wordt hieromtrent gerefereerd aan de memorie van toelichting op de door de commissie in der tijd ingediende concept-begrooting der kosten voor het_ huis van verzekering voor het dienstjaar 1871; w a a r l i j in het breede is behandeld al hetgeen het onderhoud der gevangenen bevat, namelijk de voeding, kleeding,_ ligging , b e wassching, verzorging der zieken en verschillende bijkomende artikelen. D e hoeveelheden der onderhoudsmiddelen, vastgesteld bij d e n , achter het goavernementsbesluit van 21 September 1869 {Gouvernementsblad n°. 37), voorkomenden staat, kunnen in het algemeen als voldoende worden aangemerkt. Alleen het artikel » brood ", dat verstrekt wordt aan Europeanen en met hen gelijkgestelden (art. l i , I/7 pond per dag of l pond wekelijks), is gebleken niet genoeg te zijn. Wenschelijk acht de commissie het derhalve, dat in de bestaande bepaling eene verandering worde gebragt. W a t de aanbesteding of den aankoop der benoodigdheden voor de dienst betreft, hierin wordt op behoorlijke door U w e Excellentie goedgekeurde wijze voorzien. D a a r toe betrekkelijke voorwaarden van aanbesteding, contracten met leveranciers en voordragten der commissie, zijn te zijner tijd door U w e Excellentie gefiatteerd.
I V . ORDE EN TUCHT.
Van het burgerlijk en militair huis van verzekering mag worden gezegd, dat aldaar orde en tucht, zooveel het gebrekkige en onvoldoende der localiteit tot dusver dit toelaat, gehandhaafd wordt. D a a r waar de orde was verbroken , aarzelde de commissie n i e t , doordrongen als zij was van het besef, dat de goede bewaring der gevangenen en de gang der zaken in het algemeen afhankelijk zijn van de handhaving der regelen van orde en tucht,
van hare bevoegdheid tot oplegging van disciplinaire stia fen, vooral aan dezulken, die zich aan herhaalde vergrij pen hadden schuldig gemaakt, op gepaste en bezadig» wiize gebruik te maken. n Lieten al in den aanvang van 1870 nu en dan orde e tucht te wenschen over, ten gevolge van het gemis, « van voldoend beambten-personeel als van goede localiteide commissie mag zich thans verheugen in het versenij» sel. dat reeds eenige verbetering is waar te nemen. In 1870 zijn de navolgende disciplinaire straflen weg«" inbreuk op de orde en tucht opgelegd , als :
a. eenzame opsluiting, hoogstens voor 14 dagen i o j j j strafcel, zoo op de gewone voeding als op den zoo^ naamden droogen kost 5 b. ligchamelijke kastijding Met betrekking tot het getal van veroordeelingen t«| opsluiting in de strafcel, zij opgemerkt, dat dit aam straffen zoo groot i s , doordien deze inzonderheid op strafarbeiders zijn moeten worden toegepast, ter zake v het inbrengen van verboden voorwerpen. _ Twee malen daags gaan die strafwerkers uit en vind« dan ruimschoots gelegenheid om die verboden voorwerp magtig te worden ; daaronder belmoren in de eerste pla»^ lucifers, waarvan het inbrengen^ en het gebruik in gevangenis bepaaldelijk verboden is. D a a r waar het der commissie bleek, dat de zooze gevorderde ondergeschiktheid bij den gevangene ontbra** werden exemplaire straffen opgelegd, die , naar de coi» missie heeft meenen te mogen opmerken, niet zona invloed zijn gebleven. „ Aanvragen tot het bezoeken van gevangenen door nun betrekkingen of vrienden, zijn niet zeldzaam ïngekoffl of toegelaten. Daarbij zijn de deswege bij artt. 98 en van het besluit van 31 December 1869 (Gouvernements^ n°. 46) gestelde regelen -met de meeste naauwgezetw in acht genomen. i;e Die bezoeken werden steeds door den b e a m b t e , « daarbij tegenwoordig w a s , zorgvuldig bewaakt. Deze eoto in het algemeen er voor, dat gevangenen met bezoeke geene verkeerde gesprokken voeren. . De gevangenen worden wijders bezocht door zendeling der Moravische Broedergemeente, van welke zij godsdie stige hulp genieten. Wekelijks des Zondags, worden de gevangenis godsdienstoefeningen gehouden.
V . ARBEID DER GEVANGENEN.
De gevangenen worden gebezigd tot huisarbeid , ter*fl anderen soms met het bikken van steenen of het vlechten » mandwerk worden onledig gehouden, zonder dat ect> daartoe dwangmiddelen worden aangewend; omdat v ^ de in dit gesticht aanwezige veroordeelden volgens bestaande reglementen eigenlijk geen arbeid kan wor gevorderd.
Bij het eindigen van dit verslag wenscht de commis haren dank te betuigen voor de voor 1871 op de tolooi huishoudelijke begrooting beschikbaar gestelde middei waardoor het mogelijk wordt uitvoering te geven eenige der meest dringende hervormingsplannen, door n ontworpen , en op welker spoedige uitvoering zij roet b^ pasten eerbied de vrijheid neemt bij U w e Excelle» aan te dringen. „ lid Be Commissie van Administratie over Burgerlijk en Militair Huis van V# kering in het fort Zeelandia.
(get.) T w i s s , Voorzitter.
(get.) D . J U D A , Secretaris.
Voor eensluidend afschrift,
De Gouvernements-Secretaris,
(get ) E . A. VAN E M D E N .
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
SURINAME.
BIJLA.GE LIT. B2.
N°. 51.
VERSLAG DEE COMMISSIE VAN ADMINISTRATIE over de strafgevangenis op het fort Nieuw Amsterdam, over het jaar 1870.
PARAMARIBO , 29 January 1871.
Over liet algemeen is in den loop van het jaar 1870 in j 9 i generalen toestand der gevangenis nog weinig verandering gekomen. Eerst dan wanneer het personeel der "eatnbten zal kunnen worden aangesteld, zoo als zulks °Dlangs bij resolutie van Zijne Excellentie den heer Gouv6rneur is bepaald, zullen de gewenschte verbeteringen in i r k i n g kunnen komen.
I . GEBOUWEN, MOBILAIR ES BEVOLKISG.
Gebouwen. D J toestand der gebouwen is in het afgelopen jaar weinig veranderd. In het laatste gedeelte des Jaars zijn twee localen, vroeger bewoond door den servant belast met de klasso van discipline, ontruimd. Deze gillen tot gevangenvertrekken moeten dienen, doch worefi aanvankelijk tot woning gebezigd van twee bewaarders. In afwachting dat in den loop van het jaar 1871 een Srooter gevangenisgebouw tusschen de twee thans begaande zal worden daargesteld, was van de zijde der £°«imissie een plan geopperd , om nog eenige kleine geeuwen te doen daarstelleD , die tot woning der bewaarders en tot magazijnen zouden kunnen worden gebezigd. Hoewel aan dat plan nog geen gevolg is gegeven, hoopt 0 commissie dat die gebouwtjes zoodru doenlijk zullen borden opgerigt, want daardoor zal er eerst gelegenheid °ntstaan, om aan de aan te stellen gevangenis-beambten "'oningen te verschaffen. Zoolang die woningen ontbreken , ^ P t met de aanstelling van het volledig stel beambten Cordon gewacht. Daarbij is hot hoog noodig dat meerdere °caliteit tot berging van gevangenon beschikkaar worde Sesteld, want de behoefte aan geschikte gevangenislocalen 8 zelfs van dringenden aard.
Mobilair. Op den nevensgaanden inventaris is vermeld ,i9t ameublement, op het fort aanwezig. Aan de herstel,lng, vernieuwing of aanschaffing van nieuwe wordt steeds fle hand gehouden.
Bevolking. Op 1 Januarij 1870 was de aanwezige ges t e r k t e 120 gevangenen. Op ultimo December 1870 was deze 142; verdeeld als V(%: *6 tot kruiwagenstraf en 13 tot de straf van detentie -^oordeelde militairen, welke eerst bestemd zijn om naar ^edorland te worden opgezonden tot het ondergaan hunner straf; jj, 5 tot dwangarbeid en 6 tot gevangenisstraf veroordeelde JUvopeanen en met hen gelijk gestelden; , "5 tot dwangarbeid en 77 tot gevangenisstraf verwezen D'anders en immigranten, waaronder 6 vrouwen. , -Bovendien verblijven daar nog drie kleine kinderen bij ^unne veroordeelde moeders, zoomede vier personen vroe*er tot levenslangen dwangarbeid verwezen, doch die na
^ Aan Zijne Excellentie n Beer Gouverneur van Suriname.
bekomen gratie op het fort Nieuw Amsterdam zijn verbleven , en geen andere tehuiskomst hebbende, zich niet meer wenschen te verwijderen, maar gedurende den dag zich met de verzorging van het vee en andere kleine werkzaamheden bezig houden.
I I . INWENDIG BESTDUR DER GEVANGENIS.
In dat bestuur is geene verandering gebragt, dan dat aan het lid en onder-voorzitter P. T. BOER tot herstel van gezondheid een buitenlandsch verlof voor den tijd van 6 maanden is verleend. De beide bewaarders, met namen SPITSBERGEN en LAMBERT, gaven reden tot tevredenheid. Ook de tijdelijk als opzigter fungerende kanonnier TOL heeft die betrekking met ijver vervuld.
I I I . ONDERHOUD DER GEVANGENES.
A. Voeding. Deze werd geheel volgens de voorschriften verstrekt. De leverancien voor het 2de halfjaar werden door de commissie aanbesteed en de levering der verschillende artikelen heeft naar behooron plaats gevonden. De voeding van de blanke gevangenen, vooral de verstrekking van brood, werd onvoldoende geacht, wanneer zij daarbij zwaar werk moeten verrigten. Daarom werd daarin eene kloino wijziging gebrast en à; meerdere kosten gevonden uit de kosten van het werk waartoe zij worden gebezigd. De wekelijksche voading bestaat in het navolgende , als :
1». voor inlanders en met hen gelijkgestelden :
2 bossen banannen (de bos gorekead tegen 28 poud),
3 pond bakkeljaauw,
l/2 » zout;
2°. voor Europeanen en met hen gelijkgestelden:
2 bossen banannen,
1 pond gezouten vleesch ,
1/2 n spek,
72 » brood,
1/2 >' zout.
B Kleeding. De jaarlijksche verstrekking van kleedin»^ behoeften aan iederen gevangene , bestaat in het volgende :
a. Aan de mannen :
1 stroohoed met lint,
2 blaauwe boezemenen,
2 wit Osnabr.-linnen broeken „
2 bonte doeken;
2
b. Aan de vrouwen :
1 stroohoed met lint,
10 el poolbont,
2 bonte hemden,
2 » doeken,
V2 pond naaigaren,
10 naalden.
Aan Europeanen en met hen gelijkgestelden worden, behalve de kleeding sub a en S vermeld, bovendien toegestaan :
Jaarlijks :
2 paar schoenen.
Om de 2 jaren :
1 duffel.
Onder degenen , die op kleedingbehoeften aanspraak hebben, zijn niet begrepen de disciplinair gestraften.
C. Ligging. Aan iederen gevangene wordt toegestaan:
Om de 3 jaren :
1 wollen deken;
Om de 4 jaren :
a. Aan inlanders en met hen gelijkgestelden :
1 slaapmat met toebehooren ;
b. Aan Europeanen en met hen gelijkgestelden :
1 hangmat met toebehooren.
D. Bewassching. De daarvoor vatbare voorwerpen zijn op hun tijd behoorlijk gewasschen. De benoodigde zeep, in 1870 op aanvrage verstrekt, werd bestreden uit de kleeding.
E. Verzorging der ziehen. De geneeskundige diensten in de gevangenis in het fort Nieuw Amsterdam, werden in 1870 verleend door den op dat fort gestationeerden officier van gezondheid. De zieken werden verpleegd, deels in de infirmerien op Nieuw Amsterdam, deels in het militair hospitaal hier ter stede.
I V . ORDE EN TDCHT.
Het gebrekkig toezigt is voor een groot deel oorzaak dat de handhaving van orde en tucht niet zóó plaats vond als behoorde.
Straffen. Deze hebben bestaan in :
62 veroordeelingen tot de strafcel voor den tijd van 4 — 7 dagen ;
40 idem voor den tijd van 7 —14 dagen;
2 veroordeelingen tot verzwaarden arbeid ;
5 idem tot ligchamelijke kastijding, die hebben bestaaö in rietslagen, 2 ten getale van 20, 2 van 25 en 1 van 50.
Zij werden toegepast wegens onwil om te werken t vechterij in het kwartier, dronkenschap en verkoopen van kleedingstukken, desertie en poging daartoe. Over het algemeen scheen alleen de toepassing van laatstgemelde straf eenigen indruk te maken, niet alleen op den veroordeelde, maar vooral ook op de andere ge* vangenen, in wier presentie de straf ten wille van het voorbeeld werd voltrokken.
Bezoeken. Aan de overigens zeldzame bezoekers werd toegang verleend om de gevangenen onder behoorlijk opzigt te spreken.
Godsdienstoefeningen. Gemiddeld werden 2 of 3 keeren in het kwartaal door de leeraren der onderscheidene gezindheden godsdienstoefening gehouden.
V . ARBEID DER GEVANGENEN.
De tot dwangarbeid en kruiwagenstraf veroordeelden werkten aan het in orde brengen van den communicatieweg tusschen Nieuw Amsterdam en Zoelen. De andere gevangenen werden gebruikt voor het schoonhouden der werken in en om hot fort. Ook is eene proef genomen met het bezigen der correctioneel veroordeelden voor arbeid van meer productiven aard. Een voorschot van f 400 werd daartoe uit de koloniale kas verstrekt. Enkele gevangenen werden bezig gehouden met het vervaardigen van kleedingstukken, anderen met het splijten van cingels en wederom anderen met het vlechten van slaapmatten en mandjes. Van een en ander zal afzonderlijk verslag worden ingezonden. Niettegenstaande het gebrekkig toezigt, heeft die arbeid nog al goede resultaten opgeleverd. Later zal die arbeid met meer regelmaat kunnen plaats vinden, wanneer de directeur der gevangenis zich daarmede meer bepaald zal kunnen bezig houden. De commissie vreest echter, dat een der moeijelijkheden, die zich zullen voordoen, zal bestaan in het bezwaar om de veroordeelden voortdurend betaald wordend werk te kunnen verschaffen^
De Commissie van Administratie over de gevangenis op het fort Nieuw Amsterdam,
{get.) Twiss, Voorzitter.
(get.) ANDRIESSEN, Secretaris.
Voor eensluidend afschrift,
De Gouvernements-Secretaris,
(get.) E . A. VAN E M D E N .
3
aaö 50.
en i ran
pau een gehet
era ziet
ren ae
den tie
on
ecven
tale den net ten
in
ieid
,ats ar3sie len len 'en>
mi$
GEVANGENIS TE FORT NIEUW AMSTERDAM.
INVENTARIS van overgenomen mobilair, gereedschappen enz., op den Sden Januarij 1871.
B E N A M I N G .
Mobilair.
°men britsen . . .
urinetonnen
idem
wateremmers .
•waschtobben .
draagtonnen .
idem
^stoffers. . . .
Wagens
S t o l e n .
'"Hullen . . . .
'^'stelletjes . . .
e n potten tot idem
Gereedschappen.
!J 6rei1 schoppen
'JaPpen.
rSleu
(band-). . .
°u*ers (geelhechte)
(modder-)
'»reu
'oor;
agens
y'zers ageQ
;eitels , '
<4
Keuktngereedschappen. h Z(*en Potten (kook-)
sfaad roosters.
Pannen
Getal.
12
11
4
8
8
2
1
6
4
3
30
11
11
stuks
»
»
»
»
»
it
»
»
»
>:
H
»
35
11
4
6
10
1
41
2
1
3
1
1
2
1
1
3 »
2 »
3 »
Aanmerkingen.
Onbruikbaar.
Herstelbaar.
Waarvan een defect.
4
B E N A M I N G . Aanmerkingen.
Rij st schepper s
Vleeschmessen
Houten etensbakken
Diversen.
Stangboeijen
Springboeijen met sleutel
Voetboeijen i» »
Kettingboeijen » slot en sleutel
IJzeron ketting voor boeijen
Hangsloten met sleutel
Balans me schalen
IJzeren gewigten 1 à 15 pd., 1 à 10 pd., 1 à 5 pd , 1 à 4 pd 2 à 3 pd., 1 à 2 pd., 1 à 1 pd. en 1 à l/j pi
Koolteer
Stuifkalk
Zwartsel
Loodwit
L ijnolie
Kwasten (teer-)
» (aanwit-) .
B (verw-Y. : J
6 stuks.
2 ,>
13 »
2 »
3 ..
2 «
81/2 vadem
10 stuks.
1 »
l/g vaten.
3/4 "
1 pond.
10 »
2 kannen.
2 stuks.
3 »
2 »,
Fort Nieuw Amsterdam , den 3den Januarij 1871.
Voor overgave, Iget.) SPITSBERGEN. Voor overname
[get.) RANK.
Gezien ,
De Commissaris der maand ent. r
[get ) ANDRIESSEJJ.
Z I T T I N G 1S71 — 1S72. — S.
Koloniaal verslag van 1871.
SURINAME.
B I J L A G E LIT. B3.
N°. 52.
VERSLAG van den toestand van het huis van bewaring te Nickerie.
DE INKIGT1SG.
De voorschriften van het algemeen reglement van den bisten September 1869 en van het bijzonder reglement voor *t huis van bewaring vastgesteld , zijn zooveel doenlijk il acht genomen , doch over het geheel moet worden erkend dat de toestand nog verre van naar behooren gore field was bij gebrek aan de vereischte localen. Anders Veroordeelden dan die tot strafarbeid, konden dien ten gevolge niet worden opgenomen , en meermalen heeft dit l»t moeijelijkheden aanleiding gegeven, waar men zich hechts uit kon helpen door van het oude huis van arrest °f van de militaire gevangenis gebruik te maken. Met ^erlangen wordt dan ook de voltooijing te gemoet gezien van het gebouw dat thans in de nieuwe wijk van Nieuw ^otterdam in aanbouw is.
I I . HET BESTUUR.
Gedurende den korten tijd van het bestaan der commissie heeft zij reeds twee veranderingen in haar personeel ondergaan. . . , , De heer J J. HEWITT, tot lid der commissie door den teer Gouverneur benoemd, heeft wegens zijna meer permanente vestiging op plantage zijne vervanging verzocht, «n de heer P. C. WESENHAGE, die in zijne plaats optrad, teelt het district met der woon verlaten. De heer E. DESSE is bij resolutie dd. 24 December 1870, n°. 10, in zijne Plaats benoemd. .. . De vergaderingen werden ten gevolge van deze wijzigingen van het personeel en van meerdere omstandigheden nog niet geregeld gehouden. _ Tot cipier werd aangesteld de brigadier der marechaussees H. JEKEL, die in de vergadering der commissie den vereischten eed heeft afgelegd. _ Bezoeken van godsdienstleeraars of godsdienstige beleningen hebben geen plaats gevonden. Het inzenden van voordragten omtrent de verdere organisatie van de dienst en den aankoop van benoodigdteden is aangehouden tot dat de nieuwe lokalen gereed zullen wezen. III. ONDERHOUD DER GEVANGENEN.
Voor kleeding, ligging en bewassching is op den ouden voet gezorgd. De aanschaffing van eemge weinige klee<lingstukken zal op den duur onontbeerlijk wezen. De kieken ziin in de infirmerie verpleegd. _ Het getal verpleegden der gestraften m de infirmerie tedroeg over 1870 1468. De localen werden dagelijks uitgewasschen en nu en dan gekalkt. Ten opziTte der voeding kan worden opgegeven, dat de'benoodWe hoeveelheden rijst, gezouten visch en zout »ft het lands-magazijn zijn verstrekt, en dat de banannen
zijn geleverd tegen f 1 per bos van 28 ponden , vroeger bil' accoord, de laatste drie maanden bij inschrijving. Voeding voor Europeanen of met hen gelijkgestelden is niet voorgekomen. Het geheel gebruik kan worden gespecificeerd als volgt :
Er bevonden zich dus het geheele jaar gemiddeld 28 personen op straf, waarvan 24 in de gevangenis en 4 in de infirmerie. , Wanneer er minder gevangenen waren, werden naatverhouding meer banannen verstrekt, omdat 20 a 25 bossen in den regel wekelijks werden geleverd. De commissie heeft niet kunnen bespeuren, dat het op den gezondheidstoestand van invloed was , dat de voedinguit meer of minder rijst of banannen bestond , ook met bii de nieuw aangekomen Barbadianen , die gedurende de laatste maanden het getal der gestraften zeer hebben vermeerderd. I V . ORDE EN TUCHT.
Het bijzonder reglement van orde en tucht voor dit huis van bewaring is door den Gouverneur vastgesteld bij resolutie de dato 10 Augustus 1870, n°. 1.
De orde en tucht zijn gehandhaafd zoo goed als het met de aanwezige hulpmiddelen kan plaats vinden. Woont eenmaal de cipier in hetzelfde gebouw met de gevangenen, dan zal in dit opzigt veel gewonnen worden. Nu en dan hebben gevangenen van het werk trachten te ontvlugten , doch in den regel met geen of weinig succes. Ontvlugting uit de gevangenis zelve is eenmaal beproefd door een Engelschman in provisioneel arrest, en eenmaal gelukt aan twee Barbadianen, de aanleggers van den brand te Nieuw Rotterdam op 11 December jl. Enkele malen zijn straffen wegens luiheid of halsstarrigheid aan de gevangenen door den voorzitter of door den cipier opgelegd. Het opleggen van verzwaarden arbeid heeft bestaan in het heen en weder dragen van steenen. Voor eenzame opsluiting bestond er geene gelegenheid, zoodat deze straf niet kon worden toegepast en bij gevolg verviel ook het opleggen der ligchamelijke kastijding, welke toch in enkele gevallen zeer wenschelijk ware geweest. Dezelfde opzigters zijn steeds in dienst gebleven en een hunner is zeer geschikt. Het zal wenschelijk zijn den ander te vervangen door een opzigter die met de geaardheid der Barbadianen bekend is , omdat deze lieden toch het grootste deel der gestraften uitmaken. De opzigters zijn nu en dan geassisteerd door een militair en door de roeijers van den districts-commissaris.
V . DE ARBEID DER GEVANGENEN.
Steeds wordt getracht om den strafarbeid zoodanig in te rigten, dat hij werkelijk als straf kan beschouwd worden en tot afschrik kan dienen.
Onder de bestaande omstandigheden is dit echter hooS moeijelijk. De werkzaamheden zijn van dien aard, dat i arbeid niet altijd even zwaar kan wezen en het gehalte* gestraften — meestal werkverzuimers — is dikwijls zoo* nig , dat geen te zware arbeid van hen kan gevorderd word«11
Daarenboven is de magt der opzigters niet toereikend °' altijd den noodigen gang aan het werk to geven. Het werk der gestraften heeft voornamelijk gediend K de uitbreiding van Nieuw Rotterdam en bij het aanleg! en het onderhoud der waterkeeringswerken. Voor de rest heeft hun arbeid gestrekt tot het schoo» houden der oude stad, het transporteren van materiaf en de verdere gewone werkzaamheden.
Nieuw Rotterdam, Januarij 1871.
De Commissie van Administratie van het h van bewaring te Nieuw Rotterdam,
[get.) P. ALMA, Voorzitter.
H STOLTE , Secretaris,
Voor eensluidend afschrift,
De Gouvernements-Secretaris,
{get.) E . A, VAN E M D E N .
hoog; dat ilte*
ZOO' rord màoo
»du ilegge'
choo»1
3l-h¥
Z I T T I N G - 1871 — 1872.
Koloniaal verslag van 1871.
8.
SURINAME.
BIJLAGE LIT. B*.
N°. 53.
iet h
CORONIE, 28 January 1871.
Ingevolge art. 16, uitgedrukt bij besluit van den 21sten öePternber 1869 (Gouvernementsblad n°. 37), hebben wij de eei" Uwe Excellentie het volgende verslag van den toe'and van het huis van bewaring te geven. Het geheele gebouw bestaat in 4 localen, voorzien van °uten britsen, welke localen in geenen deele voldoen aan a rt. 6 van bovenaangehaald besluit. ünbevloerd, terwijl eene goede ventilatie ontbreekt, daar edere kamer slechts voorzien is van één met traliewerk °orziene opening van een Rhijnlandschen voet in het vier, a n t , zijnde zij niet droog, en er heerscht zelfs Wanneer e deuren over dag wijd geopend zijn, eene onaangename ?ngezonde lucht. Daar bovendien de ruimte zeer beperkt 8 ' zoodat bij aanwezigheid van veel gevangenen de kamers "Pgepropt vol zijn, zoo moet dit schadelijk op de gezondheid der gedetineerden werken. ,, j gebrek aan eene latrine binnen 's huis moeten ook '6lkens de gedetineerden door een der wachthebbende öanschappen op alle tijden van den nacht en den dag, »aar de daarvoor bestemde plaats begeleid worden, hetteeQ, zoo als reeds meermalen gebleken is in het afgeloo'ene jaar, door dat het terrein rondom met hoog gras en reupelhout is begroeid, het ontsnappen, vooral des nachts, eei" in de hand werkt. , Door het gering aantal vertrekken is het onmogelijk de ®rschillende kategorien , als mannen van vrouwen, kindeen van volwassenen afgescheiden te houden en de zieken | afzonderlijke localen te verplegen, zoodat, wanneer en in aanmerking neemt dat ook veroordeelden tot Imogens 14 dagen gevangenisstraf in het huis van bewaring uien worden opgenomen, de commissie niet mag aarzelen, ^ aan Uwe Excellentie den toestand van het huis te hebben «schetst, haar dringend voor te stellen die veranderingen ^ doen daarstellen, waardoor genoemd huis een gezond ,-blijf zou worden , en aan de voorschriften bepaald in - reglement van orde en tucht, vastgesteld bij Gouverne
^ Aan Zijne Excellentie ' ' Heer Gouverneur der kolonie Suriname.
mentsresolutie van den 19den Augustus 1870, n°. 1, voor de huizen van bewaring te Nieuw Rotterdam en Coronie , zoude kunnen worden voldaan.
Gedurende het afgeloopen jaar hebben alhier hun straf ondergaan :
1 (een) Europeaan door het hof van justitie tot gevangenisstraf veroordeeld. •
126 (honderd zes en twintig) inlanders en met hen gelijkgestelden.
Hiervan waren veroordeeld tot gevangenisstraf:
8 mannen,
3 vrouwen.
Totaal 11 personen.
Tot strafarbeid : 83 mannen ,
32 vrouwen.
Totaal 115 personen.
De Commissie van genoemd huis,
(get.) BECHTOLD , Voorzitter,
n D. DE VRIES REILINGH , Secretaris.
» A. D. FERNANDAS.
Voor eensluidend afschrift,
De Gouvernements-Secretaris,
(get.) E . A. VAN E M D E N .
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
SURINAME.
BIJLAGE Lit. C.
N°. 54.
RAMING- der ontvangsten en uitgaven voor de kolonie Suriname voor het dienstjaar 1871.
ONTVANGSTEN.
BENAMING DER ONDERWERPEN VAN ONTVANGST. Geraamd bedrag.
a.
b.
c.
d.
e.
f
9
h.
i.
k.
I.
m.
n.
o.
P
?•
r.
A. Directe en indirecte belastingen.
Hoofdelijke belasting der vrijgemaakten, enz
Personele belasting
Patentregt
Huurwaarde van huizen
Paardengeld
Quota van suikerplantages en houtgronden ,
Inkomende regten
Uitgaande regten
Lastgeld der schepen ,
Baak-, los- en steigergelden
Zegelregt ,
Venduregt
Transportregt
Successie- en overgangsregt .
Begraafplaatsregt
Verlotingen
Leges en provisiegelden
B. Inkomsten van onderscheiden aard.
Passagegelden
Opbrengst der posterij
Erfpachten .
Landtaxen of akkergelden
Waag- en rooigelden, alsmede entrepot en pakhuishuur .
Inhouding op de tractementen der ambtenaren voor pensioen
Terugbetaling van voorschotten.
Renten van het opgeheven West-Indisch pensioenfonds
Transporteren .
40 000,00
30 000,00
30 000,00
20 000,00
900,00
11 000,00
250 000,00
150 000,00
32,000,00
6 500,00
50 000,00
10 000,00
10 000,00
8 000,00
2 400,00
100,00
3 000,00
34 000,00
11 000,00
2 800,00
8 500,00
7 000,00
51 000,00
1 000,00
10 762,00
779 962,00
BENAMING DER ONDERWERPEN VAN ONTVANGST.
i.
k.
I.
Per transport . . . .
Griffieregten te verantwoorden aan de koloniale kas :
Salarissen van den hypotheekbewaarder, te verantwoorden aan de koloniale kas .
C. Bijdrage uit 's Rijks schatkist.
Totaal . . . .
Geraamd bedrag
f
f
779 962,00
1 000,00
7.00,00
28 000,00
314 324,675
1 123 986,675
UITGAVEN.
BENAMING DER ONDERWERPEN VAN UITGAAF. Geraamd beloop.
Algemeen bestuur en Koloniale Staten .
Justitie en politie » . . .
Administratie van finantien
Onbeheerde boedels en weezen . . . .
Eeredienst en onderwijs
Plaatselijke kosten
Bouwdepartement
Koloniale vaartuigen en loodswezen . .
Pensioenen, wachtgelden en onderstanden
Onvoorziene uitgaven
160 586,35
249 677,50
74 700,00
28 740,00
94 000,00
170 345,60
83 075,00
111 835,00
121027,22s
30 000,00
1 123 986,67
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag over 1871.
S U R I N A M E .
BIJLAGE D.
N°. 55.
S T A A T van reeds gedane of nog te doene ontvangsten voor de kolonie
Suriname, over het dienstjaar 1870, vergeleken met de raming.
B E N A M I N G
DEE
O N D E R W E R P E N V A N O N T V A N G S T .
Raming
voor 1870.
Ontvangsten
gedaan
of nog te doen
voor 1870.
A. Directe en indirecte belastingen.
f«Hoofdelijke belasting der vrijgemaakten enz
"• Personeel .
e. Patentregt
tf- Huurwaarde van huizen
e. Paardengeld
f. Quota van suikerplantages en houtgronden
g- Belasting op het gebruik van gedistilleerd
*. Inkomende regten
*. Uitgaande regten
*. Lastgeld der schepen
I- Baak-, los- en steigergelden
>fe. Zegelregt
n. Venduregt • •
o. Transportregt
PSuccessie en overgangsregten
?• Begraafplaatsregt . . . . . . . .
P. Verlotingen
s. Leges- en provisiegeldelden
B. Inkomsten van onderscheiden aard.
üPassagegelden
b. Opbrengst der pesterij
e. Erfpachten
*. Landtaxen of akkergolden . .
e- Waag- en rooigelden, alsmede entrepot- en pakhuishuur
ĥ Inhouding op de tractementen der ambtenaren voor pensioen
9- Inkomsten der opgeheven particuliere West-Indische Bank
Transporteren
40 000,00
30 000,00
30 000,00
20 000,00
800,00
10 000,00
Memorie.
225 000,00
175 000,00
30 000,00
6 000,00
52 000,00
8 000,00
20 000,00
10.000,00
3 000,00
200,00
1 500,00
32 000,00
13 000,00
2 500,00
10 000,00
6 000,00
5 000,00
Memorie.
f 775 000,00
41415,11
25 321,25
24 884,95
19 934,28
882,50
15 774,90
260 502,015
134 876,905
29 700,76
6 431,33r>
49 465,68
4 618,785
15 720,00
5 097,84
2 625,50
680,40
31747,295
12 994,145
2 712,115
8 783,835
7 207,98
49 571,18
f 751008,76
B E N A M I N G
DER
O N D E R W E R P E N V A N O N T V A N G S T .
Per transport .
h. Inkomsten, voortspruitende ui den verkoop van gouvernements-plantages .
i. Terugbetaling van voorschotten
k. Renten van het opgeheven West-Indisch pensioenfonds
t. Griffieregten, te verantwoorden aan de koloniale kas:
1°. hof van justitie f 3900,00
2°. kantongeregt te Paramaribo 850,00
m. Salarissen van den hypotheekbewaarder, te verantwoorden aan de koloniale kas
n. Alle andere ontvangsten
C. Bijdrcg uit 's Rijks schatkist.
Bijdrage uit 's Rijks schatkist, tct aanvulling der koloniale middelen . . . .
Raming
voor 1870.
f 775 000,00
2 791,35
1 000,00
10 762,00
Ontvangsten
gedaan
of nog te doen
voor 1870.
f 751008,76
5 935,55
270,00
10 762,00
4 750,00
2 000,00
30 000,00
345 673,69
f 1171 977,04
1 381,2lä
1 056,46
21 476,89s
zzni 343 485,50
f 1 135 376,38!
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
SURINAME.
BIJLAGE L I T . E.
N°. 56.
S T A A T van reeds gedane of nog te doene uitgaven voor de kolonie Suriname
over het dienstjaar 1870, vergeleken met.de raming.
BENAMING DER ONDERWERPEN VAN UITGAAF.
Algemeen bestuur en Koloniale Staten
Justitie en politie
Administratie van flnantion
Onbeheerde boedels en weezen
Eeredienst en onderwijs
Plaatselijke kosten
Bouwdopartement
Koloniale vaartuigen en het loodswezen
Pensioenen, wachtgelden, toelagen en onderstanden
Onvoorziene uitgaven
R A M I N G
voor 1870.
U I T G A V E N
gedaan of nog te
doen
over 1870.
f 160 586,35
231 963,00
74 700,00
30 872,00
89 900,00
194 084,35
80 625,00
149 249,24
119 997,10
40 000,00
f 1 171 977,04
f 151 917,26
232 250,11
70 450,02
31 999,04
91315,39
182 319,285
92 337,395
143 287,13
121 481,23
18 019,525
f 1 135 376,381
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
SURINAME.
BIJLAGE F.
N°. 57.
AANTAL
M M « ü mWM 1 » 1 1
EN DIER
VOORTBRENGSELEN.
D I S T R I C T E N.
Boven-Cottica.
Perica
Boven-Commewijiie
Commetewane ,
Beneden -Commewijne
Beneden-Cottica
Matappica
Boven-Suriname
Beneden-Suriname
Boven-Para
Benedcn-Para .
Boven-Saramacca
Beneden-Saramacca.
.Nickerie ,
Coronie
Suikerplantages.
to 00 i 00
10
13
74
5 5
10
14
73
10
14
73
Koffij en cacao.
t> CO CO
Koffij en kost.
6 5
10
14
71
10
13
67
" "
2 2 4
2 2
13
2 2
»
»
n
»
n
4
W
J)
)J
r.
H
»
»
2
»
6
2
1
17
»
1
3
5
))
J)
)!
2
))
»
n
»
u 14
Cacao en koS{'
16 16 15
It
10
34 27
13
25 3»
3
kost
'S. co
II
II
II
II
7
3
»
»
3
»
ï!
»
i
i
30
3 to so
»
»
»
»
»
1
»
»
»
»
2
»
5
1
»
9
Cacao.
CO 0 0
»
B
h
»
1
»
n
n
»
) Î
»
»
12
1
»
14
oo CO 0 0
»
»
»
ï)
1
))
B
r
«
»
5
B
11
II
n
17
C l C S 0 0
n
»
n
M
»
V
n
»
n
»
5

11
»
»
16
o co
n
n
B
»
1
ÏJ
W
r
8
1
3
M
11
«
B
19
Banannen.
CO o oo
6
»
»
1
6
4
1
»
»
M
5
n
»
n
n
23
CO CO
5
»J
)>
2
3
5
3
4
n
»
6
n
p
B
»
28
oo CO 0 0
10
B
W
2
5
4
4
»
1
))
2
»
»
»
n
28
C i CO 0 0
7
»
»
2
5
1
6
»
2
n
2
ii
n
»
»
25
o co
7
1
1
2
5
1
4
4
4
V
3
B
B
B
»
32
Katoen.
CO CO oo
1
»
»
»
K
n
4
»
»
»
n
M
»
»
10
15
CO CO
1
»
»
»
n
»
5
»
»
«
n
>;
»
»
10
16
oo
CO GO
1
»
B
B
»
B
6
n
»
»
»
»
»
n
10
17
CO CO
1
B
»1
»
»
n
6
B
B
B
II
B
B
B
10
17
o co
1
B
B
»
B
»
6
»
))
B
B
»
II
1)
10
17
Hout.
CO CO CO
B
II
1
B
B
B
II
7
B
11
3
4
»
B
B
26
CO co
B
B
1
H
»
»
n
4
))
19
B
4
H
»
»
28
co CO 0 0
B
B
1
B
B
B
II
9
B
9
1
4
K
))

24
C 5 CO 0 0
B
B
1
»»
))
»
[1
9
»
9
»
4
B
B
B
23
o
CO
"
J)
1
»
»
) j
»
s
n
9

3
n
))
»
22
Kwcek
en kostgronden.
CO CO 0 0
1)
»
»
)}
n
) j

2
!)
8
19
B
2
3
H
34
CO CO
3
))
»
n
i
»
4
JJ
J)
))
15
))
30
3
1
57
X CO co
B
B
II
B
1
»
3
D
B
6
20
15
5
2
1
53
c» CO oo
B
I)
I)
II
2
»
3
n
H
6
20
15
17
1
2
66
o oo
B
II
1)
B
2
B
2
JJ
n
6
20
15
17
2
3
67
TOTAAL.
CO CO 0 0
15
6
7
10
19
21
13
12
17
19
50
4
20
11
11
235
CO co
1.7
6
6
11
22
10
21
11
oo CO oo
18
6
6
11
22
19
23
12
1 18 19
19
48
4
45
11
12
270
15
50
19
19
10
12
261
CT5 CO CO
l i
5
6
11
24
19
23
12
19
15
46
19
36
9
13
272
o
0 0
14
4
7
11
25
19
20
17
26
K
48
18
35
10
14
281
ZITTING 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
SURINAME.
B I J L A G E LIT. O.
N°. 58.
GETAL AKKERS IN CULTUUR
DISTRICTEN.
Boven-Cottica
Perica
Boven- Commewijne. .
Commetewane .
Beneden-Commewijne.
Beneden-Cottica. . .
Matappica. . . .
Boven-Suriname. .
Beneden-Suriname .
Boven-Para . . .
Beneden-Para . .
Boven-Saramacca .
Beneden-Saramacca
Nickerie
Coronie.
Suiker.
co co 00
711
628
465
988
875
2329
245
538
1838
1071
568
1832
562
12650
CO co co CD oo en co co
734
641
465
1124
908
2493
242
551
1936
»
1178
Î)
504
1810
562
13138
686
527
399
940
874
2408
242
509
2050
1)
1157
M
496
1886
562
12736
643
o 00
Koffij en cacao.
CD CD CO
642
586 541
442
857
934
2459
217
397
703
915
2695
260
501 566
2191
1171
2381
1199
637 704
2051
552
13241
2170
556
13729
CD CO
28
116
175
co CD JO
O CD 0 0 O
co
Koffij en kost.
66 15
22
30
127
246
11
20
141
38
66
187 104
20
60
158
11
315
430
731
20
46
67
oo co 00 CD co
149 125
11
340
11
248
454 462
690
20
38
o CO
147
36
712
20
44
87 1781 1702
255
499
648
296
52
1622
10
1943
Cacao en kost.
co co co CD CO
CD CO CO
C\
140
273
248
462
20
32
10
1185
48
20
407
50
35
336
24
30
500
104 224 468
46 88
95 105
704 725
10
258
96
1778
40
609
356
152
2092
350
164
39
14
542
525
114
»
144
»
845
»
321
178
2278 2726
; l |
U
h
\t
45
67
/ V
2(
3e
10S
1]
!22(
• •
st.
t\
%
ity
26'
h
'^
Cacao.
tC
8
»
»
»
456
65
29
))
209
»
360
)J
1020
114
»
2261
co CO co T H
»
»
»
11
575
95
85
»
475
»
566
n
1009
106
»
2922
es
co
12
»
»
30
578
95
84
))
207
100
476
B
662
186
»
2430
o t^ CO T H
10
»
»
30
741
216
71
»
185
76
674
»
1235
178
»
3416
Banannen.
CO CO CO T—1
361
89
»
35
675
1177
447
6
508
19
613
1
139
96
190
4356
i> CO oo iH
467
83
4
57
842
1167
610
6
524
76
711
8
146
54
122
4877
CO CO 00 7-1
463
82
20
103
810
1031
614
14
495
78
752
))
156
93
176
4887
es CO CO i—i
436
138
14
142
758
876
320
19
187
81
567
)>
168
119
202
4027
o tr00 iH
313
139
4
107
841
712
298
9
164
64
627
!>
179
124
151
3732
Katoen.
CO CO co T H
240
»
I)
T)
n
H
1756
»
»
1)
))
»
n
w
3013
5009
ï> O CO t—i
375
»
»
»
»
»
1791
»
»
»
•»
»
»
))
2868
5034
CO CO co T H
300
»
»
»
»
n
1992
n
n
n
»
n
»
»
2786
5078
es CO CO — i
360
!)
])
»
1)
»
1872
»
»
»
»
»
»
20
2884
5136
o t> oo T-<
221
»
»
»
v
»
1629
)>
»
»
>:
)'
)>
n
2552
4402
Kostgronden.
CO CO CO F H
50
»
15
»
42
»
14
33
»
1042
358
14
25
»
3
1596
tCO 00 T—1
49
6
n
W
39
»
102
27
n
890
345
57
74
»
3
1592
CO CO co .-H
20
))
22
»
29
15
129
49
1)
1346
429
27
41
16
36
2159
es CO 00 T H
62
»
27
»
31
)J
15
28
5
737
381
9
86
12
66
1459
o t> 00 tH
26
»
32
»
77
7
10
)>
5
1131
262
9
118
5
34
1716
Totaal.
CO CO CO 1—1
1568
748
480
1023
2756
4109
3283
577
2687
1061
3130
15
2012
2274
5768
29491
t^ CD 00
T—1
1832
776
469
1181
2987
4403
3574
584
2794
971
3358
75
2130
2247
3560
30941
co'
CO T H
1618
650
445
1054
3051
4479
3862
572
3080
1424
3568
27
2072
2406
3560
31868
es CO 00
1699
774
487
1029
3136
4454
3270
548
3030
918
3492
9
1874
2632
3704
31056
o o. oo -«
1353
680
433
840
3232
4490
2931
580
3153
1271
3289
9
2512
2745
3303
30821
Z I T T I N G 1871—1872. — 8.
Koloniaal verslag van
SURINAME.
BIJLAGE LIT. H
N°. 59.
1871
V E R K R E
DISTRICTEN. II O E V E E L II E I D P O N D E N .
186®. 186?. 1868. 1869. 18«©. 1866.
Boven-Cottîca
Periea . . . .
Boven-Commewijne
Commetewane .
Beneden-Commewij
Beneden-Cottica.
Matappica. . .
Boven-Suriname
Beneden-Suriname
Boven-Para . .
Beneden-Para .
Boven- Saramacca
Boneden-Saramacc
Nickerie . . .
Cornnio
UITVOER
1215 442
678 113
602 916
1 142 198
1339 387
3 369 575
284 066
607 719
2 916 197
»
1 976 727
»
1214 555
3 943145
1 632 000
1241 144
651214
642 596
1 230177
1393 067
3 533 790
475 810
496 296
2 764 711
»
1 693 356
»
979 519
3 871004
1755 813
20 922 040 20 728 497
18 557 325 21164 519 22 593 182 19 600 220
1 332 458
785 831
569 126
1 576 370
1 785 985
4 222 072
395 785
644 036
3 501 560
»
2 088 900
»
987 837
4 329 153
1 423 433
1 323 593
538 238
663 514
1 118 357
1698 314
3724761
492 624
692 817
3 844 531
Î)
1 865 660
»
870 779
3 108 373
661812
1422 893
537 900
788 698
993 128
1 826 668
3 595 632
424 233
569 370
4 023 861
»
1 909 359
»
1099 711
5 120 150
1 116 841
789
23 642 516 20 603 376 23 428 447 9 !64
22 309 213
;>'
H*
Y V(
DISTRICTEN.
Boven-Cottica .. , . -', .
Perica . . . .
Boven-Commewijne
Commetewane . .
Beneden-Commewijne
Beneden-Cottica
Matappica.
Boven-Suriname
Beneden-Suriname.
Boven-Para . . .
Beneden-Para . .
Boven- Saramacca .
Beneden-Saramacca
Nhkerie . . . .
Coronie. . . . .
UlTVOEB •
R U M E N D R A M .
H O E V E E L H E I D G A L L O N S ,
1 8 6 6 .
9 431
5 580
3 792
8 938
9 456
25 115
647
4 801
21093
M
16 360
»
24 354
54 714
41225
225 506
77 239
1 8 6 7 .
9 054
4 906
2 938
8 653
12 191
29 180
585
3 992
16 916
»
12 450
»
15 111
49 094
34 000
199 070
78 128
1 8 6 8 .
9 493
5 516
2 296
8 426
14 597
37 806
»
4 931
22 858
»
14 404
n
23 004
51228
26 760
221319
61374
1 8 6 » .
9 001
4 897
3 728
6 409
11023
37 111
»
4180
24 473
»
12 103
»
18 565
58 917
16 300
206 707
58 542
1 8 70.
9 409
6 442
17 189
1355
19 839
51560
»
6 731
26 430
»
13 052
»
28 665
92 768
23 033
298 673
90 4£0
K O F F IJ.
H O E V E Ï 1 ^
1 8 6 6 .
10 390
883
»
»
2 059
4187
16 961
»
»
»
400
D
250
5 326
ft
40 456
28 154
1 8 6 7 .
17 179
150
»
»
8 475
40 967
54 234
l)
)?
»
250
»
600
5 759
»
127 614
18 523
I»«1
23 S1
ill
ii
»
s f
• ^ sA
it
i
«
9
i'
3' ii
11 o s

1
4
1
9
1
G J ? ß O D U C T E N.
g
A«8
18«;
é é
•fi'
0 0
loa»
•ni'
S'' U»!
»
-^
t
3'1
lJ* 53'
8 8« !
K E E.
111 E T G H O S B EN.
1868.
481
358
229
701
596
1763
230
335
1318
)J
912 »
411
1671
437
9 475
186».
530
349
286
626
648
1 934
257
356
1488
H
833
»
325
1301
360
9 293
187®.
493
289
282
677
669
1 693
217
364
1601
J)
920
»
516
1504
556
9 781
PONDEN GEMIDDELD
1866.
2 012
1753
2 738
1352
2 349
2 241
2 536
1407
2 459 »
2 505
»
2 925
2 459
3 277
2 283
1867.
2 663
1608
2 345
1984
2 510
2 267
1983
1541
2 325
Ï)
2 307
»
2 598
2 528
3 306
2 355
1868.
2 753
2 220
2 442
2 248
2 996
2391
1720
1922
2 656
)>
2 290 ))
2 239
2 590
3 257
2 495
PEK AKKER.
1869.
2 497
1542
2 319
1786
2 621
1925
1527
1949
2 583
H
2 227
»
2 679
2 389
2 838
2 217
18?©.
2 805
1169
2 793
1467
2 733
2 123
1494
1563
2 513
»
2 075
»
2 130
3 404
2 008
2 395
M E L A S S I P].
HOEVEELHEID GALLONS.
1866.
38 887
25 043
21502
39 678
40 976
120 849
9 505
15 085
100 130 »
73 807
»
30137
126 178
48 COO
689 777
435 933
1861?.
45 108
30 227
18 265
41505
38 286
121337
21.031
13 140
98 290
»
50198 »
25 184
136 800
41 600
680 971
520 73S
1868.
55 509
26 125
15 714
56 152
51068
145 851
11193
18 987
129 811 »
50 092
»
27 053
158 710
26 000
783 325
562 888
3869.
48 135
14 768
18 528
51 325
37 190
111602
17 365
18 627
116 303
n
44 920 !>
22 776
100 049
5 606
607 194
484 266
18!?©.
49 433
15111
22 849
36 352
49 577
79 215
11 925
15 044
131222
>)
4 1 408
n
29 532
113 171
15 400
610 269
380 170
V'J O L" G.
0 N D E N.
C A C A O . K A T O E N.
H O E V E E L H E I D P O N D E N , H O E V E E L H E I D l'O N D E N.
Ï869. 18?©. 1866. 1867. 1868. 1869. 187©. 1866. 1867. 1868. 1869. 187«.
10 920
137
p
»
8 920
9 682
43 106
»
425
n
300
n
1065
16 260
90 815
15 441
24 872
»
»
»
7 837
7 991
35 932
»
!)
»
525 »
450
5 505
))
83 175
16 735
»
121283
11500
5S27
»
51090
90963
»
608 679
92 798
982 140
912 170
200
»
»
148 008
11460
5 405
w
52 619
»
68 057
»
685 575
126 056
665
244 941
21 185
9 600
72 131
»
124 207
»
752 768
74 903
1097 380 1 300 400
1 010 659 1 303 760
505
101886
6 315
6 175
'i
47 065
»
99 102
n
517 855
81222
2 460
273 823
11309
5 255
»
75 115
146 032
»
555 009
95 306
9 260 11381 11900 21600
46 203 72 551 79 820 116221
923 125 1 164 309
860 422 1 068891
318 761 384 261 311991 288 814
404 221 471 196 436 711 429 635
256 014 482 585 520 209 354 870
66 531
n
52 7PO
293 596
312 917
485 608
Z I T T I N G 1871 — 1872.
Koloniaal verslag van 1871.
SURINAME.
BIJLAGE L I T . I.
N". 60.
SPECIFIEKE STAAT van den veestapel op ultimo December 1870.
D I S T R I C T E N . Rundvee.
De stad Paramaribo en hare buitenwijken
Boven-Suriname
Beneden-Suriname
Boven-Para
Beneden-Para
Boven-Commewijne
Beneden-Cornmewijne
Cornmetewane
Boven-Cottica
Matappica
Beneden-Cottica
Perica
Beneden-Saramacca
Boven-Saramacca
Nickeric
Coronie
Totaal
G92
19
108
68
480
48
130
57
481
822
261
55
92
»
92
437
3812
Paarden.
51
»
16
6
26
»
16
5
5
30
21
23
48
253
Muilezels.
24
19
n
10
i
n
i
8
20
15
111
Ezels. Schapen.
97
13
3
1
19
9
45
204
Geitc
26
8
59
12
103
22
115
33
94
524
80
»
117
50
796
2039
63
4
13
8
18
»
37
8
52
98
20
Varkens.
15
71
407
67
123
57
287
140
27
229
66
165
76
288
22
15
3)
109.
237
1908
Z I T T I N G 1871 — 1872. — S.
Koloniaal verslag van 1871.
SURINAME.
BIJLAGK J. lit. A.
N°. 61.
STAAT
VAN DEN
TOTALEN INVOER DER KOLONIE SURINAME
VOOR HET JAAR,
1870.
NIET DRIE BIJLAGEN, N°. I, 2 EN 3.

INGEVOERDE GOEDEREN. Hoeveelheid.
Aardappelen
Aarde-, glas- en porceleinwerk
Appelen
Arrowroot
Azijn .
Beschuit en hard brood
Bieren (voor zooverre niet afzonderlijk belast)
Bieten, peen, wortelen en rapen
Byouterien, als goud- en zilverwerk, edelgesteenten, alsmede horologien, uurwerken en schildpad-voorwerpen
Blik (bewerkt en in bladen)
Blom '
Boekwerken en andere gedrukte stukken
Boter
Breeuwwerk
Buskruid . . . . ' . .
Cingels
Confituren (banket, suikerwerk , koek en bonbons)
Dakpannen (vleugel- en nok-)
Eetwaren, in blik, vaatwerk, flesschen, kisten of manden (voor zooverre niet afzonderlijk belast)
Ezels (muil- en steen-)
Flesschen, kruiken, damejans, pullen en stoepen
Galanterien
I Genever
Brandewijn
Gedistilleerd. . (. Likeur .
Bitter
Rum of dram
Gereedschappen voor alle bedrijven
Geweren of snaphanen
Granen en peulvruchten, zoo als: boonen, erwten, gort, griesmeel, haver, linzen, spelt, wikken en zemelen
Hagels, kogels en loopers
Harpuis
Hoeden en petten
Hoepels (houten).
i Latten
\ Greenen deelon
Houtwaren . . ( White pine planken
/ Pitch pine »
Groenhart »
30 520 pinten.
98 241 ponden.
423 741 pinten.
69 blom vat en.
3 220 040 ponden.
181 250 ponden.
12 871 »
4 346 .,
277 500 stuks.
muilezels 63, steenezels 46 stuks.
144 287 pinten.
22 441
1720 »
491
146 »

273 loopen.
n
7448 ponden.
680

167 570
50 bos.
4 520 voet.
918 600 »
264 550 »
9 162 ..
Transporteren . . . .
> 60 65
30 8;
4 0Ï
18 11
2 2;
K
29 0Ï
6 7(
90 94
f 1 008 23
IJzer (bewerkt en in staven, banden of platen)
Was
Spermacetie- . . ; . . . • •
Kaarsen . / Stearine. . . . . ;
j Smeer
\ Compositie-. . . . . . . . . . . • • •
Kaas (diverse soorten).
Î
Metsel
Suiker. . ; . . . . .
Cement •
Koffers, valiezen en reiszakken
Koffij . . . . . . . . . . Kooien (versehe) • •
Koper (bewerkt en in bladen of staven) . . . . . . . . . .
Kramerijen . . • . . . . . * .
Leder (verlakt-, marokijn-, bazaan-, gewast- en schapen-) . . .
Leder (zool- en pomp-)
Lederwerk (zadels en schoenmakerswerk en alle ander lederwerk) .
Leijen (dak-)
limonade gazeuse *
Lood (plat-)
^Ucifers
^achinerien (voor landelijk bedrijf en voor de afwerking en bereiding van koloniale producten)
^lais en maismeel
Manufacturen en stoffen van wol, laken en cachemiren, als ook van zijde, katoen, hennep, vlas, werk, boomschors en alle andere, hetzij ruw, wit of gebleekt, gegomd, gewast, gever wd of gedrukt, zuiver of gemengd, passem*nt, merk-, naai-, stik- en floretzijde, lint, band, kant en tulle, tafel-en servetgoed, tijk, damast, batist, kamerdoek, kousen, mutsen, handschoenen, sokken, broeken en alle andere kleedingstukken (voor zooverre niet afzonderlijk belast)
Meubelen »
Olijf
Machine• •
Olie . . . . I L[jn'
Raap
Patent
Kerosine» . ' °pium ^ssen, koeijen, bullen en kalveren » • • •
"aarden en veulens > , ' . • . ' • • •
Hoeveelheid.
Per transport .
98 780 ponden.
220 ..
1 480 »
76 923 »
28 604
8 279 »
190 064 »
2 931 vaten.
237 puncheons
1075 vaten.
27 396 ponden.
2 004 ponden.
12 634 ponden.
60 000 stuks.
18 670 ponden.
13 gros.
5 595 kan.
3 907 .»
25 756 »
8 820 ..
13 425 »
198 744 pinten.
22'/j ponden,
154 stuks.
40 »
Transporteren .
Waarde.
f 1 008 232.00
38 928,00
45 008,00
96 062,00
37 453,00
676,00
12 328,00
15,00
4 876,00
35 967,00
14 220,00
12 634,00
65154,00
9 150,00
780,00
3 734,00
39,00
97 948,00
4 629,00
750 705,00
17 773,00
86 901,00
540,00
20 350,00
8 000,00
f 2 372 102,00
4
INGEVOERDE GOEDEREN. Hoeveelheid. Waarde.
Parapluies en parasols . . .
Parfumerien (waaronder fijne zeepsoorten)
Pennen (stalen en vederen)
Percussïedoppen
Pik en teer
Pinda's
Porter, aio en Beijersch bier
Pijpen (diverse soorten)
Reuzel
Revolvers
Rijst
Schapen en lammeren .
Sigaren
Smeer (molen- en talk)
Snuif.
Speelkaarten
Spek (gerookt, gezouten en gepekeld)
Spijkers (diverse soorten)
Steenen (metsel-)
Steenkolen. ,
Geraffineerd . . .
Ruw
in rollen of bladen
Gekorven . . . .
Pruim
Suiker.
Tabak.
Thee .
Tin en zink (in bladen) . . . .
Touwwerk (diverse), zoo als kabels, geslagen want en alle ander touwwerk, zeil-, kabel-, visschers- en bindgaren
Uijen
Vaatwerk voor suiker, rum of melasse, waaronder ook duigen en bodems
Varkens
Verwwaren
Visch
i Bakkeljaauw (gezouten) . .
Haring (gepekeld) . . . .
Makreel » . . . .
Stok- en lengvisch (gedroogd)
Zalm (gepekeld)
Per transport
176 500 stuks.
337 vaten.
35 728 pinten.
71 326 ponden.
2 stuks.
2 305 375 ponden.
18 stuks.
2 938140 »
25 735 ponden.
82 »
7 196 pakjes.
699 736 ponden.
164439 »
1 056 000 stuks.
9 345 200 ponden.
206172 »
69 310 »
88 272 »
6 377 .»
768 »
6 091 »
12 422 »
180 474 ponden.
Bokking en heilbot (gerookt) en andere vischsoorten in pekel
2 588 250 ponden.
235 800 ponden en 571 vaatjes.
130 080 ponden.
16 582 »
26 265 »
64 800 n
f 2 372 102,0«
14 023,00
18 727,00
1 227,00
706,00
5 683,00
420,00
13 830,00
2 592,00
24 964,00
60,00
186 584,00
180,00
62 065,00
8 817,00
82,00
1 799,00
194 934,00
21 519,00
42 260,00
81 107,00
70 049,00
50 455,00
11 463,00
3 206,00
24 815,00
14 438,00
56 437,00
700,00
28 578,00
253 681,00
Transporteren I f 3 567 503,00
!,00
i,O0
•,0('
',0fl
;,oo
!,O0
i,0d
i,0('
,oo
,00
|,(X'
,00
,00
,oo
,oo
,oo
,00
,00
,oo
,00
,oo
,00
,00
.00
,00
00
00
00
00
00
00
INGEVOEKDE GOEDEREN. Hoeveelheid.
eescli
Gepekeld
Hammen en schoulders . .
Rolpens (gepekeld) . . . .
I Worst en saucijsen (gepekeld)
\ Gerookt en gedroogd . . .
a'er (mineraal). .
•Appelen
Madeira
Port
Malaga
Rhijn
Sherry
Champagne
Vermouth
^ken (koffij- en cacao-)
> (ordinaire)
ei'doek .
'Ju
"' (ruw en geraffineerd) ,
Al! 6 andere dan de bovengenoemde waren, goederen en koopman1 aappen van welken aard ook ,
fr.
Per transport
437 473 ponden.
122 727 »
5 215 »
29 786 .»
4 270 kruiken
97 941 pinten.
609 »
7156 »
69 »
2 776 »
1537 »
1922 »
10017 »
8472 stuks.
189 083 ponden.
1840 el.
472 125 ponden.
Waarde.
f 3 567 503,00
118 312,00
854,00
63 452,00
6 101,00
22 695.00
1 287,00
8 017,00
253 890,00
f 4 042 111,00
8. 61.
RECAPITULATIE der landen van waar de goederen gedurende het jaar 1871
ingevoerd zijn, met vermelding der waarde.
Nederland
Noord-Amerika
Engeland
Barbados en Antigu;
Demerary en Berbice
St. Nazaire.
Cayenne
Curaçao en St. Martin
Madeit-ï
Brazilk
Montevideo.
Martinique.
L A N D E N
f 1 782 SO» t
901 410,«'
735 3 l l
85 14l,c
410 73É
46,737."
16 36 J
34 oai
!>2l«l
7 773
1160«
291'"
f 4 012 ,H''
S T A A T
VAN' DEN
OVER HET JAAR 1870.
Bijlage n°, 1.
I N G E V O E R D E G O E D E R E N .
UIT NEDERLAND.
Hoeveelheid. Waarde.
Aardappelen
Aarde-, glas- en porseleinwerk
Appelen (ongedroogd)
Arrowroot . . .
Azijn
Banannen.
Beschuit en hard brood
Eieren (voor zoover niet afzonderlijk belast)
Bieten, peen , wortelen en rapen
Byouteriën, als goud- en zilverwerk, edelgesteenten, alsmede horologien , uurwerken en schildpad-voorwerpen
Blik tin bladen)
» (bewerkt) ;
Blom
Boekwerken en andere gedrukte stukken
Boter '
Breeuwwerk
Buskruid
Cingels
Confituren , banket, suikerwerk , koek en bonbons
Dakpannen (vleugel- en nok-)
Eetwaren in blik, vaatwerk, flesschen , kisten of manden (voor zoover niet afzonderlijk belast)
Ezels (muil- en steen-) .
Elesschen, kruiken, damejeans, pullen en stoopen
Galanterien
Genever
Brandewijn
Gedistilleerd . < Likeur
Bitter
Rum of dram
Gereedschappen voor alle bedrijven
Geweren of snaphanen
Granen en peulvruchten , zoo als : boonen , erwten , gort, griesmeel, haver , linzen , spelt, wikken en zemelen
Hagels, kogels en loopers
Harpuis .
Hoeden en petten
Hoepels (houten)
Hout, timmer-, zoo als greenen deelen
White pine en pitch pine
Planken en latten
IJzer, bewerkt
IJzer (in staven, banden of platen)
24 070 pinten.
725 ponden.
423 071 pinten.
200 ponden.
4160 ponden.
165 990 ponden.
3 625 »
211 »
189 loopen.
3128 pondeD.
320 »
35 625 stuks.
Greene deelen 4520 voet f 565.
Latten 40 bos 100.
f 16 803,0"
14 649,00
2 407,00
»
106,00
74 231,00
69,00
22 321,00
36,00
3 653,00
416,00
2 404,00
124 493,00
913,00
317,00
8 250.00
4 518,00
27 345,00
.
1 346 pinten
7 342 »
1 296 .,
183 »
24 »
f 36 732. \
2 837. |
1 296.
92. \
19. /
405,00
12 115,00
40 976,00
;>
42100 ponden.
Transporteren
16 093,00
2 835,00
14 768,00
938,00
48,00
7 841,00
1 425,00
665,00
»
4 147,00
6 736,00
411854,00
•P.p
P.
'tten
9
UIT NOORD-AMERIKA.
Hoeveelheid.
750 pinten.
69 831 ponden.
69 bloemvaten.
1 799 100 ponden.
7 290 ponden.
7 588 »
360 ponden.
Waarde.
UIT ENGELAND.
Hoeveelheid.
f 996,00
»
431,00
»
75,00
9 533,00
»
690,00
2 087,00
»
65,00
179 910,00
»
5 468,00
1 897,00
»
1 113,00
»
3 900,00
!)
!),
869,00
150 pinten.
17485 ponden.
1 500 ponden.
2 413 ponden.
1 506
3 375 »
4 753,00
»
924,00
»
54,00
20,00
1 557,00 38 925 stuks
V,P'plank. 585 000 vt. f37 505
''P» 248300 » 27313\ 64 838,00
*ttea 10 bos 20,
43,00
182 ponden. 29,00
6021 pinten f 6021.
197 » 197.
84 loopen.
4 320 ponden.
UIT BARBADOS EN ANTIGUA.
Waarde.
f 702,00
17 628,00
15,00
»
3 558,00
206,00
270,00
3 336,00
»
77,00
1 810,00
753,00
5 063,00
»
6 959,ft0
20 352,00
»
»
2 220,00
6 218,00
89 420 stuks.
w p. planken 4000 voet f 260.J
6 861,00
1 260,00
233,00
1 296,00
»
3 249,00
3 577,00
p. p. » 2000 » 220.
45 950 ponden.
f279 252,00
Hoeveelheid.
750 ponden.
670 pinten.
323 640 ponden.
132 ponden.
15 000 stuks.
1 584 pinten.
13 pinten.
Waarde.
480,00
14 124,00
7 353,00
w. p. planken 99 600 voet.
f 107 600,00
60,00
28,00
110,00
168,00
25,00
32 364,00
98,00
270,00
308,00
137,00
1 584,00
10,00
209,00
»
383,00
JJ
n
137,00
f
6 289,00
222,00
»
42 402,00
N". 8. 61.
10
I N G E V O E R D E G O E D E R E N .
UIT NEDERLAND.
Hoeveelheid.
Kaarsen (smeer-, was-, spermacetie-, stearine-of andere compositie).
Kaas (diverse soorten)
Per transport
ras 220 ponden f 176.
[ Spermacetie 1 480 » 740.
. Stearine 76 923 » 30 769. )
188108 ..
Metsel 2279 vaten f 15 953.
Kalk (metsel- en suiker en cement) ) Suiker 5 puncheons 175.
Cement 945 vaten 7561.
Koffers (valiezen en reiszakken)
Koffij .
Kooien (versehe)
Koper (in bladen of staven) . ' . . . . .
Koper (bewerkt)
Kramerijen , . . .
Leder (zoo als verlakt, marokijn, bazaan, gewast en schapen-) .
Leder (zool- en pomp-)
Lederwerk (zoo als zadels en schoenmakerswerk en alle andere lederwerk)
Lijen (dak-)
Limonade gazeuse
Lood (plat)
Lucifers
Machinerien (voor landelijk bedrijf en voor de afwerking en bereiding van koloniale producten)
Maïs en maïsmeel.
Manufacturen en stoffen van wol, laken en cachemire, als ook van zijde , van katoen , van hennep, van vlas , van werk, van boomschors en alle andere, hetzij ruw, wit of gebleekt, gegomd, gewast, geverwd of gedrukt, zuiver of gemengd, passem*nt, merk-, naai-, stik- en floretzijde, lint, band, kant en tulle, tafel- en servetgoed, tijk, damast, kamerdoek, kousen, mutsen , handschoenen, sokken, broeken en alle andere kleedingstukken, voor zoover niet afzonderlijk belast.
Meubelen
Oliën (diverse), zoo als olijf-, machine-, lijn-, raap-, patent-, kreosine- en paraphïne
Opium
Ossen , koeijen, bullen en kalveren . . . . . . . . . . .
Paarden en veulens
Parapluies en parasols .
Parfumerien (waaronder fijne zeepsoorten) . . . . . . . . .
Pennen, stalen en veeren
Percussiedoppen
Pik en teer
766 ponden.
12 594 ponden.
13 955 ponden.
Olijf- 1222 kan, machine-1360 kan, \ lijn- 21381 kan, raap- 7820 kan, patent- 12 225 kan, kreosine32 644 kan.
17 ponden.
25 500 stuk».
65 vaten.
Transporteren
23 689,0°
147,00
1 139,0"
1 518,0«
26 506,0«
13 034,0«
12 594,0«
40 803,00
2 791,0«
8 773,0«
453 922,0°
7 106,0«
34 856,0«
408,00
8 728,0«
10 223,0«
809,0«
. 102,0«
1 080,0«
*«pel 'eel ;
f 1187 105,0«
If- , h*
u l T NOORD-AMERIKA.
Hoeveelheid. Waarde.
11
UIT ENGELAND. DIT BARBADOS EN ANTIGUA.
Hoeveelheid. Waarde. Hoeveelheid. Waarde.
4<X>
9,0
7,00
9,00
8,00
6,00
4,00
4,00
3,00
1,00
»
3,00
»
'meer 28 404 ponden.
1074 ponden.
f279 252,00
9 941,00
537,00
40 ponden.
2,0"
6,00
6,00
3,00
3,0"
3,00
3,0«
2,00
),0"
5,00
S e i d 1200 pond f64, ^61 10 800 pond f 720.
180,00
8 340,00
}s" 480 kan, machine „ «an , kreosine- 112 226( 28 577,00
224,00
140,00
40,00
276,00
Compositie 7614 ponden.
528 ponden.
Metsel 189 vaten f 1321.
Suiker 169 puncheons 5925.'
Cement 96 vaten 768
2000 ponden.
700 pond rood f 1050, 22 pond geel f 22.
822,00
784,00
1 stuks,
178 vaten.
200,00
2 480,00
3 064,00
56 000 stuks.
4715 ponden.
360 pond meel.
f107 600,00
3 046,00
264,00
8 014,00
121,00
900,00
n
1 072,00
160,00
6 420,00
967,00
16 404,00
8 400,00
n
943,00
»
85 408,00
24,00
Compositie 25 ponden.
254 ponden.
Metsel 420 vaten f2940.
Suiker 7 puncheons 275.
Cement 10 vaten 80. ]
191 ponden.
Gepeld 1950 ponden f 104, meel 2700 ponden f 180.
217 367,00
1 144,00
Olijf- 316 kan,machine- 2500 ) kan, lijn- 4300 kan, raap- ( 1000 kan, patent- 1200 'A/^UU kan, kreosine- 3174 pinten.
f334857,00
151 000 stuks.
65 vaten.
1 850,00
1 047,00
418,00
604,00
1 059,00
f 42 402,00
10,00
127,00
3 295,00
i!
86,00
Lijn- 75 kan, kreosine- 8070 pinten.
6 ossen, 59 koeijen.
1 stuks.
f470402,00
188,00
242,00
284,00
5 831,00
350,00
2 063,00
275,00
200,00
81,00
433,00
f 63 867,00
12
I N G E V O E R D E G O E D E R E N .
Pinda's
Pistolen
Porter, ale en Beijersch bier
Puncheons (rum), zie vaatwerk .
Pijpen (diverse soorten)
Reuzel •
Revolvers .
Rijst
Schapen en lammeren
Sigaren
Smeer, molen- en talk
Snuif
Speelkaarten . . .
Spek (gezouten en gepekeld) •
Spek (gerookt) . .
Spijkers (diverse soorten)
Staal in bladen, platen en staven . . . ^
Steenen (metsel-)
Steenkolen
Suiker (geraffineerd). . . ,
Suiker (ruw)
Tabak in rollen of bladen
Tabak (gekorven)
Tabak (pruim-) , .
Thee
Tigchels
Tin en zink (in bladen)
Tin en zink (bewerkt)
Touwwerk, divers, zoo als kabels, geslagen want en alle ander touwwerk, zeilgaren , kabelgaren , vissckers- en bindgaren .
Uijen
Vaatwerk voor suiker, rum of melassie.
Varkens
Verwwaren
I Gezouten kabbeljaauw . .
1 Haring (gepekeld) . .
Makreel, »
Visch . . . . ( Stok- en lengvisch (gedroogd)
Zalm (gepekeld)
Bokking en heilbot (gerookt)
\ Andere vischsoorten in pekel
Vischlijm
UIT NEDERLAND.
Hoeveelheid. Waarde.
Per transport
2981 pinten.
2 stuks.
1 141 500 ponden.
. 2 888 040 stuks.
5765 ponden.
16 »
7196 pakjes.
140 ponden.
26153 »
136 670 »
654 000 stuks.
229 200 ponden.
200 658 •>
1040 ponden.
6273 »
423 »
5257
3240 ponden.
53 737 ponden.
509 tobbetjes f 1018.
16 482 ponden f 3175
8 460 ponden f' 470.
f 1187 501-01
Transporteren
1192.8
2 450,«
»
60,(
96 693/
i>
60 385,(
1 93Ö,(
l6,j
1 7991
70}
U 709,(
17 767.'
»
26 160,1
2 00i.'
56 007,1
»
520,1
4 70S,1
846.'
9 S59-(
»
810.1
20 56b1
4 299'1
10 674,1
19 578.'
4 6^
f 1 541 26&1
2 20(
I2i
10:
13
UIT NOORD-AMERIKA.
Hoeveelheid.
62 500 ponden.
9380 ponden.
54 »
572 220 ponden.
5 433 »
1404 »
330 ponden,
80 380 ponden.
100 »
248 »
43 »
UIT ENGELAND.
Waarde.
f334 857,00
21 875,00
2100 ponden.
' 206 350 ponden f 176 508.'
126180 » 7 340
108 580 » 14 888
18 075 ponden f 3 477.1
4 749.1
56 340 » 3 130.)
892,00
168,00
31 838,00
1 105,00
210 092,00
f802 007,00
Hoeveelheid.
24148 pinten.
1863 ponden.
790 000 ponden.
5100 stuks.
3 524,00
54,00
154 088,00
2 385,00
188,00
))
»
99,00
40 190,00
75,00
496,00
81,00
»
9390 ponden.

270 ponden.
460 »
22 665 »
371000 stuks.
9 000 000 ponden
4 932 »



791 ponden.
9132 ponden.
900 ponden.
2375 ponden f 190.
62 tobbetjes 124.
100 ponden f 50.
Waarde.
UIT BARBADOS ËN ANTIGUA.
f470 402,00
»
9 336,00
»
23,00
652,00
»
58 738,00
»
112,00
2 998,00
75,00
207,00
2 983,00
14 840,00
78 114,00
1 413,00
»
1 523,00
»
2 383,00
2 614,00
72,00
10 773,00
»
7 606^00
364,00
»
f665 228,00
Hoeveelheid.
3373 ponden;
800 ponden.
118350 ponden.
450 ponden.
Waarde.
f 63 867,00
1 310,00
7740 ponden.
300 ponden.
6000 stuks.
10 000 ponden.
252 »
1025 ..
2 150,00
105,00
240,00
85,00
63,00
205,00
41 500 ponden f 3220.
13 680 » 792.
1800 » 150.
»
280,00
9 508,00
30,00
36,00
»
152,00
4 162,00
f 82193,00
N°. 8- 61,
14
I N G E V O E R D E G O E D E R E N .
Wij D.
UIT NEDERLAND.
Hoeveelheid.
(
Gepekeld
Hammen en shoulders
Rolpens (gepekeld)
Î
Worst en saucijsen (gepekeld)
Gerookt en gedroogd
Water (mineraal)
i Appel- , peeren- en bessen
Madera
Port
Malaga
i Rhijn
Sherry
Champagne
\ Vermouth
Zakken (koffij- en kakao-)
Zeep (ordinaire)
Zeildoek
Zout (ruw)
Zout (geraffineerd)
Alle andere dan de bovengenoemde waren, goederen en koopmanschappen , van welken aard ook . . .
Per transport
3890 ponden f 5275.
16 336 n 8 517.
5195 » 3117.
29 786 » 14893.
3 785.
4270 kruiken.
67 744 pinten f27 098.
411 » 411.
970 » 1455.
69 » 69.
2 776 » 2 776.
863 pinten 1300.
8 070 » 1309.
4 900 stuks.
4 300 ponden.
750 el.
Waarde.
f 1 541 263,0"
35 587,0"
ui
*85QQ
P564
854,00
34 418,0
3 430,0°
516,0"
524,0"
»
77,0"
165 836,0"
f 1782 505,0
B^f^a
UIT NOORD-AMERIKA.
Hoeveelheid. Waarde.
15
UIT ENGELAND.
Hoeveelheid.
f802 007,00
'500 ponden f 45 625.
'564 „ 26 121. 1
37 300 ponden.
90 el.
71 766,00
4 476,
63
23 093,00
f901410,00
3240 ponden f 450.
1317 » 682.
20 » 12.
86.
1155 pinten 462.
1354 pinten 2131.
1523 pinten 1523.
115 stuks.
142 400 ponden.
1000 el.
Waarde.
UIT BARBADOS EN ANTIGUA.
f665 228,00
1 180,00
4 016,00
81,00
17 08S,00
700,00
n
305,00
46 715,00
f735 313,00
Hoeveelheid. Waarde.
17 100 ponden.
f 82 193,00
2 375,00
24 700 ponden. 343,00
230,00
f 85 141,00
Bijlage n'. 3. 16
INGEVOERDE GOEDEREN.
Aardappelen
Aarde-, glas- en porceleinwerk
Appelen (ongedroogde)
Arrowroot
Azijn
Banannan •
Beschuit en hard brood
Bieren (voor zoo verre niet afzonderlijk heiast)
Bieten , peen, wortelen en rapen
Bijouterien, als goud- en zilverwerk, edelgesteenten, alsmede horologien , uurwerken en schildpad-voor werpen
Blik (in bladen)
» (bewerkt)
Blom
Boekwerken en andere gedrukte stukken
Boter i
Breeuwwerk
Buskruid
Cingels
Confituren , banket, suikerwerk, koek en bonbons
Dakpannen (vleugel- en nok-)
Eetwaren, in blik, vaatwerk, flesschen, kisten of manden (voor zoo verre niet afzonderlijk belast)
Ezels (muil- en steen-). . ' '
Flesschen, kruiken, damejeans, pullen en stoopen
Galanterien
S
Genever
Brandewijn. . . . ,
Likeuren
J Bitter •
\ Bum of dram
Gereedschappen voor alle bedrijven
Geweren of snaphanen •
Granen en peulvruchten, zoo als: boonen , erwten, gort, griesmeel, haver, linzen, spelt, wikken en zemelen
Hoeden en 'petten
Hoepels (houten) . . .
"White pine planken
Hout (timmer-) . { Pitch pine »
Groenhakhouten planken «
Bewerkt • •
' In staven, banden of platen
UIT DEMERARY EN BERBICK.
Hoeveelheid.
4990 pinten.
9450 ponden.
1 093 140 ponden.
5 425 ponden.
152 »
760 »
2G2 50ö stuks.
3 stuks muilezels.
12 941 pinten f 3882
7 262 » 7262
227 » 227
308 » 154
3600 stuks.
230 000 voet f 14 307
14 250 » 1 508
9 162 » 2 858
10 544 ponden.
Waarde^
2 -29Sl
3 332'
l#j
49?'
3Öi
109 3 1
4O69
38 l i l
4 725
1
2 501
GOU
11
1152*
2 93^
I86IP
4 39* 0'
18 0*
4 5S?
l68 ? l
i76 m
17
UIT ST. NAZAIRE.
Hoeveelheid. Waarde.
UIT CAYENNE.
Hoeveelheid.
424,00
10,00
153,00
f
6 596,00
:>
»
»
»
7183,00
100 pinten.
36 pinten.
Waarde.
»
45,00
n
5,00
10,00
42,00
260,00
36,00
»
f 398,00
UIT CURAÇAO EN ST. MARTIN.
Hoeveelheid. Waarde.
410 pinten.
1 muil- en 46 steenezels.
109 pinten.
2,00
»
n
41,00
n
t)
•20,00
16,00
•n
110,00
2 040,00
79,00
»
24,00
6 809,00
f
»
»
9 141,00
N°. §. 61.
18
I N G E V O E R D E G O E D E E E N .
Kaarsen (compositie- en smeer-) ..
Kaas (diverse soorten) . .
Kalk (metsel- en suiker en cement) . . . . . . . . . . . . . .
Koffers (valiezen ,en reiszakken) .
Koffij . .
Kooien (versehe) .
Koper (in bladen of staven)
Koper (bewerkt)
Kramerijen . . .
Leder (zoo als verlakt, marokijn, bazaan , gewast en schapen-) .
Lederwerk (zoo als zadels en schoeninakerswerk en allo andere lederwerk)
Lijen (dak-)
Limonade gazeuse
Lucifers
Machinerien (voor landelijk bedrijf en voor de afwerking en bereiding van koloniale producten)
Maïs en maïsmeel
Manufacturen en stoffen van wol, laken en cachemier, van zijde, van katoen, hennep, vlas, werk van boomschors en alle andere, hetzij ruw, wit of gebleekt, gegomd, gewast, geverwd of gedrukt , zuiver of gemengd, passem*ntwerk , naai-, stik- en floretzijke, lint, band, kant en tulle, tafel- en servetgoed, tijk, damast, batist, kamerdoek, kousen, mutsen, handschoenen, sokken , broeken en alle andere kleedingstukken, voor zooverre niet afzonderlijk belast
Meubelen
Oliën (diverse)
Opium
Ossen, koeijen, bullen en kalveren
Paarden en veulens
Parapluies en parasols
Parfumerien (waaronder fijne zeepsoorten)
Pik en teer
Pinda's
Porter, ale en Beijersch bier
Pijpen (diverse soorten) .
—ü^^üSa
UIT DEMERARY EN BERBICE.
Hoeveelheid.
Per transport
640 ponden compositie- f 256 , 200 ponden smeer- f 70.
800 ponden.
Metsel 4 vaten f' 28.
Suiker 56 puncheons 1960.
Cement 24 vaten 192.
7 662 ponden.
516 ponden.
Waarde.
5 000 stuks.
13 gros.
32 150 ponden gepeld f 1 744.
11 700 » meel 780.
Olijf- 913 kan f 913. )
Kerosine 42 630 pint 10 658.
5V2 ponden.
66 stuks.
16 vaten.
5 226 pinten.
Transporteren
f 176 224,«
326,"
400,«
2 180/
171/
3 448,0«
15,0»
774,0«
213,1
1 639,
219,'
4 5640"
750,0»
»
39/
2 945/
2 524/
44 834,1
54,0«
il 571,0°
132,0°
8.900,0"
400,00
783,0°
1 227,0°
272,0°
420,0°
1 992,0°
119,0°
f 267135, 0«
e.
24,ö°
26,0«
oo,o°
80,0«
7L*
48,0«
15,0«
74,0»
13,0«
39,0'
19,0«
64,0«
50,0«
»
39,0«
45,0«
24,0«
34,0«
54,0«
71,0°
32,0°
DO,0°
30,0«
33,0°
27,0°
72,00
lOfiO
32,0°
L9,0C
5,0»
UIT NAZAIRE.
Hoeveelheid.


A



_
_ —

Olijf- 930 kan.

—.






Waarde.
f 7 183,00
J)
»
»
))
»
13,00
»
»
»
»
974,00
ï)
2 565,00

475,00
»
r
28 561,00
n
930,00
»
»
»
»
2 581,00
3 317,00
»
»
»
»
f 46 599,00
19
UIT CAYENNE.
Hoeveelheid.



















Olijf- 1 674 kan.






13 vaten.



Waarde.
f 398,00
»
n
n
»
n
»
H
»
»
»
20,00
II
»
))
»
»
»
v
))
1 674,00
»
»
n
»
»
»
208,00
»
»
»
f 2 300,00
UIT CURAÇAO EN ST. MARTIN.
Hoeveelheid.



Metsel- 39'A vat.


17 542 ponden.





-=




19 000 ponden gepeld.

Olijf- 60 kan.


19 stuks.
17 »




Waarde.
f 9 141,00

V
:>
275,00
n
»
'7 894,00
»
»
w
80,0©
»
»,
Î,
30,00
!)
V
l 013,0(5
10,00
763,00
60,00
«
»
2 625;00
3 400,00
»
n
«
n
»
»
f 25 291,00
20
I N G E V O E R D E G O E D E R E N .
Reuzel. . . , . . . . , . . • • • • ' • • • • . • • • •
Rijst •
Sigaren
Snuif • • •
Spek (gezouten)
Spek (gerookt)
Spijkers (diverse soorten)
Steenen (metsel-)
Steenkolen
Suiker (geraffineerde) . .
Suiker (ruwe)
Tabak in rollen of bladen
Tabak (gekorven)
Tabak (pruim-)
Tin en zink (in bladen) , . . .
Tin en zink (bewerkt)
Touwwerk, divers, zoo als kabels, geslagen want en alle apder touwwerk,. zeilgaren , kabelgaren , visaehers- en bindgaren . .
Uijen • • •
Vaatwerk voor suiker, rum of melasse, waaronder ook duigen en bodems.
Varkens
Verwwaren . . . .
; Gezouten kabbeljaauw
Haring (gepekeld)
Makreel, »
Visch . . . . . . / Stok- en lengvisch (gedroogd)
Zalm (gepekeld) . . . . . . .
Bokking en heilbot (gerookt)
\ Andere vischsoorten in pekel
Viscblijm. • •
/Gepekeld
& Hammen en shoulders
Yleesch. . . . /Worst en saueijsen (gepekeld) . . . . .
(
Rolpens (gepekeld) . . . . . . . . . .
Gerookt en gedroogd. .
"Water (mineraal)
UIT DEMERARY EN BERBICE.
Per transport
6163 ponden.
255 525 »
16 100 stuks.
12 ponden.
87 300 »
3400 ponden.
25 500 stuks.
106 000 ponden.
68 285 ponden.
6852 »
4
97 ».
50 »
3-2 938 ponden.
308 025 ponden, f 24 641. '
95 940 « 5 844.
19 700 » 2 475.
8 190 » f 1365.
84 203 ponden f 5 238.
510 » 255.
Transporteren
267 13W
2157
12 6tó nol
12J
24 25°'
i:
IO2O1
904:
11
12 262,
3 426,0
3.
13,«
»
718,«
2 63Ö.°
3 077,"
137.«
»
»
11
34 325.
»
11
»
ii
»
f 3809gW
21
UIT ST. NAZAIRE.
Hoeveelheid. Waarde.
UIT CAYENNE.
Hoeveelheid. Waarde.
UIT CURAÇAO EN ST. MARTIN.
Hoeveelheid. Waarde.
f46 599,00
f 46 599,00
50 ponden.
f 2 300,00
4,00
75,00
f 2 379,00
28 900stuks.
35 stuks.
f 25 291,00
f 26 455,00
SP. 8. 61.
22
I N G E V O E R D E G O E D E R E N.
Wijn.
Appel-, peren- en bessen
Madera
Port
Malaga
Rhijn,
Sherry
Champagne
\ Vermouth.
Zakken (koffij- en cacao-)
Zeep (ordinaire)
Zeildoek
Zont (n
Zout (geraffineerd)
Alle andere dan de bovengenoemde waren , goederen en koopmanschappen , van welken aard ook
UIT DEMERARY EN BERBICE.
Hoeveelheid.
Per transport
2 061 pinten f 824.
11 » 14.
4 832 » 7 248.
14 pinten 14.
15 pinten 23.
2 148 .. 1 504.
3 457 stuks.
4 833 ponden.
11 938 ponden.
f 410 730,00
23
UIT ST. NAZAIIIE.
Hoeveelheid.
.OP
7,00
0,0
o,o«
))
7,0
5,0
5,0«
.0,00
60 ponden.
"Waarde.
UIT CAYENNE.
Hoeveelheid. Waarde.
UIT CURAÇAO EN ST. MARTIN.
f 46 599,00 f 2 379,00
23 690 pinten f 9 476.
13 681,00
12,00
»
»
»
126,00
32 pinten f 48.
5 939 .. 4 157.
f 46 737,00
301,00
f 16 361,00
Hoeyeelheid.
460187 ponden.
Waarde.
f 26 455,00
1
f 1
»
1)
»
»
n
7 088,00
2,00
489,00
31 034,00
Bijlage n0. 3. 24
I N G E V O E R D E G O E D E R E N.
UIT MADEIRA.
Hoeveelheid. Waarde.
Aardappelen
Aarde-, glas- en porseleinwerk.
Azijn
Eetwaren, in blik, vaatwerk, flesschen, kisten of manden (voor zoo verre niet afzonderlijk belast) . .
Ezels (muil- en steen-)
Flesschen, kruiken, damejeans, pullen en stoopen
Gedistilleerd (brandewijn)
Granen en peulvruchten, zoo als: boonen, erwten, gort, griesmeel, haver, linzen, spelt, wikken en zemelen . . .
Lederwerk, zoo als: zadels en sehoenmakerswerk en alle ander lederwerk , ••
Limonade gazeuse
Meubelen
Ossen, koeijen, bullen en kalveren
Paarden en veulens
Schapen en lammeren
Smeer (molen- en talk)
Uijen
Vleesch
Wijn
Vaatwerk (voor suiker, rum of melasse). .
/ Gepekeld
\ Gedroogd . . . . . . .
Appelen- , peren- en bessen
Madeira
j Champagne
Vermouth
Zeep
Alle andere dan de bovengenoemde waren, goederen en koopmanschappen van welken aard ook . . . . . . . . . . . .
5(1 pinten.
90 300 ponden.
750 pinten f 300
184 ., 184
510
70,1
5,1
101
•2iV
42?!
3O0'
16-1
i
7 22 V
484.«
15ft0
9 21ft"
25
UIT BRAZILIË.
Hoeveelheid. Waarde.
1 muilezel.
19C pinten.
3 stuks.
19 »
18 »
1200 ponden.
j40 pondon f 75
1836
112 pinten f 168
60 » 42
190 ponden.
f 15,00
»
53,00
200,00
»
196,00
550,00
3 800,00
180,00
360,00
75,00
1911, 00
210,00
23,00
200,00
f 7 773,00
UIT MONTEVIDEO.
Hoeveelheid.
58 muilezels.
Waarde.
f 11600,00
f 11 600,00
UIT MARTINIQUE.
Hoeveelheid.
2541 pinten.
Waarde.
275,00
ï 016,00
f 1291,00
N ' » (\ i .
ZITTING 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
SURINAME.
BIJLAGE J . LIT. B.
N°. 62.
STAAT
VAN DEN
UITVOER DER KOLONIE SURINAME
OVER H E T J A A R
1870.
;
U I T G E V O E R D E A R T I K E L E N .
NAAK NEDERLAND.
Hoeveelheid. Waarde.
JU i
Ho
Arrowroot
Banarmen
Confituren
•Gomma .
Houtwaren.
Huiden
Kakao.
Katoen . . . . .
Katoenpitten
Koffij (heele) . . .
Kokosnoten . . . .
Koren (gepeld). .
Kwassiehout . . .
Lemmetjes (gezouten)
Lemmetjessap .
Melassie
Pinda's . . . .
Rum
Suiker
Visclilijm. . . . ,
/ Vierkant hout
Letterhout / J Planken .
Brandhout
/ Schoone ) / Vuile .
945 ponden.
38 stoopen.
311 ponden.
608 ps. f 1 873 \
548 » 1096
2 888 D vt. 289
180 870 ponden.
201 369 pd. f 92 024
7 010 » 1 911
12 632 ponden.
19 370 stuks.
339 952
2
6 255
149 711
1
28 156
7 121 309
10
ponden.
vaten.
kannen.
gallons.
vat.
gallons.
ponden.
»
5 442,0"
10,0"
1 251,0"
35 702,0" i J
23 057,0"
636 336,0"
io,o"
284,00
114,00
62,00
3 258,00
41 548,00
93 935,0°
5 614,0"
970,0°
433
f 847C05,°Ö
315
30
3
v:
its:
•n?;
^ ^
NAAR NOORD-AMERIKA. NAAR ENGELAND. NAAR BARBADOS EN ANTIGUA.
Hoeveelheid. Waarde. Hoeveelheid. Waarde. Hoeveelheid. Waarde.
|,O0
1,00
2,0«
\
8,0" <
H33 ps. f 5 651 \ [ 596 ps. f 12,31
44 88
D vt. 100
8,00
5,0"
Î
4,0»
•o,oû
I)
:2,0°
.0,0»
il,0°
)2,0Ö
[2,0°
>7,0«
J6.0»
10/'°
17 311 ponden.
315 296 »
30 138 ponden.
3 090 »
8 000 stuks.
19 075 ponden.
475 vaten.
'85 830 calions.
5 651,00
1 731,00
73 514,00
f 1319,00
\
199 100 ponden.
69 526 pd. f 3 3 871 )
i 3 225 » 920 )
p73 989 ponden.
5,0fl
521,00
1 391,00
400,00
»
287,00
2 375,00
»
48 937,00
71 997 ponden.
31 018 stuks.
5 050 ponden.
448 690.00
19 859 gallons.
8 811 390 ponden
773 »
f' 583 497,00
48 369,00
34 791,00
1 045,00
»
1 &il,00
n
101,00
18 854,00
778 018,00
773,00
f 884 821,00
100 bos.
810 ps. f 3 135
32 vaam. 81 ;
2 325 ponden.
19 111 ponden.
7 183 gallons.
5 625 gallons.
7 560 ponden.
50,00
3 216,00
581,00
956,00
1616,00
4 219,00
605,00
f 11243,00
U I T G E V O E R D E A R T I K E L E N .
NAAR DEMERARY EN BEBBlC^
Hoeveelheid. Waarde
Banannen
Gomma
Vierkant hout
Houtwaren { Letterhout •» .
Planken
Huiden
Kakao.
Schoone
Katoen
Vuile
Koffij (Heele)
Melassie
Pinda's
Rum of dram /
Rundvee
Suiker
Visehlijm.
6 153 bos.
158 ponden.
4 ps. f 20
66 » 132
5 125 D vt. 513
4 155 ponden.
371300 »
190 319 pd. f 93 627
f 3 07^
3W
1
14159 » 4 062
10 649 gallons.
75 vaten.
36 452 gallons.
1 koe.
1 194 965 ponden.
255 »»
U
665-'
i\il
86 lu»
97 689:
90d
31 26a'
98 8i'l'
2a
10 92
01
f 321 S9*
IC&
i-de.
Si
665.'
NAAR GUADELOUPE.
Hoeveelheid. Waarde.
167 ps. f 935
f 2 027,00
lö922 D vt. 1092
4 1 ^
109.'1
689,
GOU
120.'
8i'<
2$
S'J*'
u.
f 2 027,00
8. 62.
NAAR CAYENNE.
Hoeveelheid.
1013 ponden.
398 gallons.
Waarde.
NAAR PORTUGAL.
f 456,00
298,00
f 754,00
Hoeveelheid.
26 798 gallons.
Waarde.
f 6 030,00
f 6 030,00
STAAT van den totalen uitvoer der kolonie Suriname in het jaar 1870.
U I T G E V O E R D E A R T f K E L E N.
Arrowroot
Banannen
Confituren
Gomma .
Houtwaren
Vierkant hout
Letterhout .
Planken . .
Brandhout .
Huiden
Kakao
Katoen (schoone en vuile).
Katoenpitten
Koffij (heele)
Kokosnooten
Koren (gepeld)
Kwassiehout . . . . .
Lemmetjes (gezouten) .
Lemmetjessap
Melassie
Pinda's
Rum
Rundvee
Suiker
Vischlijm . . . . . •
HOEVEELHEID.
945 ponden.
6 253 bos.
38 stoopen.
469 ponden.
3 618 ps. f 12 745
658 » 1 316
19 935 D vt. 1 994
32 vaam 81
21 466 ponden.
1 068 891 »
485 608 »
102135 r,
16 735 »
58 388 stuks.
19 111 ponden.
364 077 »
477 vaten.
6 255 kan.
380 171 gallons.
76 vaten.
90 490 gallons.
1 koe.
22 309 213 ponden.
1 038 .,
WAARDE'
16 18M
2 146/
250121/
226 4l5<°(
1 566^
7 461-°°
2 921.«"
956/
5 830,<1[1
2 385/
1251/
94 807,"1
912/
77 691/ iA
1 962 496,«1
1 03 J
f 2 657 871.°' ...
RECAPITULATIE der landen waarnaar de producten gedurende het jaar 1870 uitgevoerd met vermelding der waarde.
L A N D E N . WAARD11'
Nederland . . . .
Noord-Amerika . .
Engeland . . . .
Barbados en Antigua
Demerary en Berbice
Guadeloupe . . . .
Cayenne . . . . . .
Portugal . . . • . .
657 8?1'
ZITTING 1871 - 1872. — §.
Koloniaal verslag van 1871.
SURINAME.
BIJLAGE J. LIT. C.
N°. 63.
STAAT
VAN DE
PERCSPTIB
DER
N- EN UITGAANDE EN ANDERE REGTEN OP DE SCHEEPVAART
DER
u i t t i l t i i i ï a a i
over het jaar 1870.
GEHEVEN EEGTEN op de scheepvaart.
Inkomende regten
Uitgaande regten. . . . . .
Lastgeld der schepen . . . .
Baak-, los- en steigergelden .
Entrepôt- , waag- en roeigelden
f 258 423,»1
132 893,5s
29 214,7«
G 335,0
7 287,1
f 434159,1
PRIJZEN waarnaar de regten van uitgevoerde producten en andere artikelen geheven zijn.
A K T I K E L E N.
Arrowroot . . .
Awarapitten
Banannen
Bijlhoutvet . ,
Confituren
Gomma
Hout (rond of' vierkant) tot en met 8/8dm. dikte
Idem meerdere dikte
Idem (letter-)
Planken . .
Latten
Brandhout
Huiden
Kakao
Katoen (schoone)
Idem (vuile) . . . .
Katoenpitten
Koffij (heele)
Idem (gebroken)
Kokosnoten
Koren (gepeld in vaten)
Idem (ongepeld)
Kwassiehout
Lemmetjes
Idem (gezouten)
Lemmetjes- of limoensap
Melassie. .
Orar.jeschillen
Patattes
Pinda's
Rijst. Rijstmoel
Idem (ongepeld)
M A A T S T A F ,
K W A R T A L E N .
lste. 2de.
per 100 pond.
» blomvat.
» bos.
« gallon.
» stoop.
» 100 pond.
» stuk.
» V
» »
» vierk. voet.
» 100 loop. voet.
» vaam.
» 100 pond.
» 100 »
» 100 »
» 100 »
» 100 »
» 100 »
» 100 »
» 100 stuks.
» 100 pond.
» 600 spieren.
» 100 pond.
» V2mudsmand.
» vleeschvat.
» 100 kan.
» 100 gallons.
» 100 pond.
» 100 »
» blomvat.
» 100 pond.
» 100 »
f 30,00
»
0,50
10,00
3,00
20,00
5,00
2,00
0,10
1,00
»
10,00
21,00
50,00
30,00
2,00
42,00
26,00
5,00
5,00
4,50
2,00
1,00
5,00
20,00
28,00
10,00
6,00
12,00
9,00
G,00
f 30,00
»
0,50
6,00
3,00
20,00
5,00
2,00
0,10
1,00
»
10,00
23,00
50,00
30,00
2,00
45,00
27,00
5,00
5,00
4,50
1,-50
1,00
5,00
20,00
28,00
10,00
6,00
12,00
9,00
6,00
3de. 4de.
30,00
»
0,50
6,00
3,00
20,00
5,00
»
2,00
0,10
1,00
10,00
25,00
45,00
27,00
1,00
45,00
27,00
5,00
5,00
4,50
1,50
1,00
5,00
20,00
22,50
10,00
6,00
12,00
8,00
6,00
SOM
1,0'
0,5'
6,0'
3,0'
20,0'
2M
5,q|
2,0''
0, i!§
2,1
io,o(i ;
23,0»
45,0' ö i e t
27,0''
1 . '
44,0'
27,0'
5,0'
5,0' J 1,1 1,4
5,0'
2 0 , |
22,
10,0»
6,0»
12,0«
8,4
6,0»
L2S,5'
193,5»
>,liÀ
135,0
187,1
.59,0'
A R T I K E L E N. M A A T S T A F .
K W A R T A L E N .
lste. 2de. 3de. 4de.
Jn
1de.
3 0 i
1,0'
0.5
6,0'
3,0'
20,0'
Mm en dram van 20 graad, en . . .
voor iederen graad daar boven of daar beneden meer of' minder
Rundvee
Schapen
Suiker
Idem vacuum pau
foncaboonen
» arkens
|ischlijm
per 100 gallons.
» 100 »
» s luk.
» »
» 100 pond.
» 100 »>
» 100 »
» stuk.
» 100 pond.
f 110,00 f 100,00 f' 75,00 f 75,00
(beneden de 20 graden) meer of minder.
70,00
120,00
7,00
9,00
13,00
50,00
15,00
100,00
5,00
120,00
7,00
9,00
13,00
50,00
15,00
100,00
5,00
120,00
7,00
8,00
11,00
50,00
15,00
100,00
5,00
120,00
7,00
8,00
11,00
50,00
15,00
100,00
SPECIFICATIE der inkomende regten over het jaar 1870.
A E T I K E L E N.
M E T S C H E P E N U I T :
Nederland. Noord - Amerika Andere vreemde landen. Totaal bedrag.
2,0' „ „j aardappelen ,
'Wde-, glas- en poreeleinwerk . . . . .
appelen
arrowroot
4zijn
d beschuit en hard brood '. .
&ieren (voor zooverre niet afzonderlijk belast)
2,0'
0,1'
1,0'
2,5'
10,
23,0'
45,'
27,'
1,|
44,'
27,0'
5,0f
5)
4,5' d
5,0'!
20,0«
22,5«
10,0»
6,0»
12,0«
8,0'
6^
d °ieten , peen , wortelen en rapen
«jjouterien
«lik , bewerkt en in bladen
fclom
V e r
feeeuwwerk ,
ittskruid
Pingels
Confituren, banket, suikerwerk, koek, bonbons enz.
bakpannen (vleugel- en nok-)
eetwaren in blik, vaatwerk enz
^zels (muil- en steen-)
*lesschen, kruiken enz
Galanterien
Gedistilleerd (genever, brandewijn , likeuren , bitter , rum en dram)
Gereedschappen (voor alle bedrijven)
Poweren of snaphanen
Transporteren
840,15
733,00
120,35
5,30
10 077,00
»
2 232,10
184,45
20,80
6 224,60
45,65
73,85
412,50
225,90
1 367,25
20,25
605,75
23 007,02
804,65
945,00
47 949,57
49,80
n
21,55
»
3,75
476,65
»
34,50
208,70
3,25
8 995,50
273,40
94,85
»
))
55,65
»
195,00
»
»
43,45
»
237,05
î)
10 693,70
f 178,50
1 055,45
1,75
6,40
28,50
249,70
23,45
n
70,50
180,30
7 083,90
298,80
39,50
1 447,25
249,75
409,95
»
1 178,80
722,00
1,75
111,40
6 810,26
500,30
420,00
f 21087,01
1068,45
1 788,45
23,30
6,40
152,60
731.65
10 100,45
34,50
2 511,30
368,00
16 100,20
6 796,80
180,05
1 521,10
249,75
878,10
225,90
2 741,05
722,00
22,00
760,60
29 817,28
1 542,60
1 365,00
79 730,28
A R T I K E L E N .
Per transport
Granen en peulvruchten
Hagels , kogels en loopers
Harpuis
Hoeden en petten •
Hoepels (houten)
Houtwaren (diversen)
IJzer (bewerkt en in staven, banden of platen) .
Kaarsen (in soorten) . . . . . . . . . .
Kaas (in soorten)
Kalk (metsel- en suiker-) en cement
Koffers (valiezen en reiszakken)
Koffij
Koolon (versehe)
Koper (bewerkt en in bladen of staven) . .
Kramerijen
Leder in soorten en lederwerk .
Leijen (dak-)
Limonade, gazeuze
Lood (plat-) •
Lucifers , . . .
Maïs en maïsmeel
Manufacturen . . . . . . . . . . . . .
Meubelen
Oliën (diverse soorten)
Opium
Paarden en v e u l e n s . . . . . . . . . . .
Parapluies en parasols
Parfumerien
Pennen (stalen en veeren) . . . . . . . .
Percussiedoppen , .
Pik en teer.
Pinda's ,
Porter, ale en Beijersch. bier
Pijpen (diverse soorten)
Reuzel
Revolvers
Rijst
Sigaren .
Smeer (molen-)
Snuif
Speelkaarten
Spek (gezouten en gerookt)
Transporteren .
M E T S C H E P E N U I T
Nederland. Noord - Amerika, Andere vreemde landen. Totaal bedrag'
47 949,57
738,40
312,80
2,40
392,05
71,25
33,25
544,15
1 583,45
4 736,40
1 184,45
7,35
132,85
1 325,30
3 321,55
139,55
22 696,10
355,30
2 642,72
102,00
»
436,40
511,15
40,45
25,50
54,00
»
193,76
122,50
»
24,00
4 834,65
6 038,50
96,75
1,60
89,95
588,95
f 101325,35
10 693,70
46,20
»
2,70
1,00
77.85
3 241,90
3,10
497.05
26,85
11,20
7,00
25,80
39,20
9,00
417,00
4 515,14
»
10,00
1>
124,00
»
»
153,20
1 093,75
176,20
5,40
»
7 823,65
29 000,89
21 087,01
121,20
432,00
»
1 059,45
186,05
1 272,10
1399,15
174,90
39,55
688,20
15,25
616,40
0,7 5
110,95
466,05
1 253,05
457,50
39,00
47,15
26,00
192,25
14 830,15
116,35
2 654,90
33,00
390,00
264,75
301,20
20,90
151,00
76,95
21,00
1944,075
7,10
154.45
»
4 494,55
168,00
167,90
1,20
»
1 334,10
56 836,765
79 730,28
905,80
744,80
5,10
1 452,50
335,15
4 547,25
1 946,40
2 255,40
4 803,10
1 872,65
33,80
616,40
0,75
243,80
1 798.35
4 600,40
457,50
39,00
186,70
26,00
231,45
37 535,25
888,65
9 812,76
135,00
400,00
701,15
936,35
61,35
176,50
284,15
21,50
2 137,83s
129,60
1 248,20
24,00
9 329,20
6 206,50
440,85
8,20
89,95
9 746,70
186 163,02*
5
M E T S C H E P E N U I T :
Nederland. Noord - Amerika. Andere vreemde landen. Totaal bedrag.
Per traiiSport
Spijkers (diverse soorten) . .
Reenen (metsel-) . . . .
Steenkolen
duiker (geraffineerd en ruw)
•Tabak in rollen of bladen (gekorven of pruim-) .
Thee
•Tin en zink (bewerkt en in bladen)
Touwwerk (in soorten)
Üijen
Maatwerk .
"erwwaren .
^isch (gezouten, gepekeld en gerookt) . . . .
^leesch (gepekeld, gedroogd en gerookt) . . .
'•ater (mineraal)
fijnen (diverse soorten) . . . . . . . . .
bakken (koffij- en kakao-)
^eep (ordinaire en harde) „ .
Zeildoek
^°Ut (ruw en geraffineerd) . . . . . . . .
averse andere artikelen .
Totaal . .
f 101325,35
888,35
1 308,00
100,20
2 800,35
1 713,80
492,95
40,50
1 028,05
214,95
533,70
978,90
233,15
1 779,35
42,70
5 438,90
171,50
25,80
26,20
3,85
8 291,80
127,438,35
29 000,89
9,40
4,95
8 087,90
4,05
»
44,60
8,45
1 591,90
55,25
10 504.60
3 593,30
223,80
3,15
»
1 154,90
54 287,14
56 830,78
178,20
805,00
3 955,15
697,15
695,90
76,15
119,80
168,10
498,50
696,25
394,75
1 946,30
542,95
»
4 433,60
133,55
885,15
35,00
397,00
3 247,80
76 703,085
f 186 163,025
1 075,95
2 113,00
4 055,35
3 502,45
10 497,60
573,15
160,30
1 240,75
721,90
2 821,85
1 428,90
12 684,05
5 915,60
42,70
9,872,50
305,05
1134,75
64,35
400,85
12 694,50
258 428,575
N°. 8. 63.
SPECIFICATIE der uitgaande regten over het jaar 1870.
A R T I K E L E N .
M E T S C H E P E N U I T :
Nederland. Noord - Amerika. Vreemde landen.
Arrowroot
Banannen
Confituren
Gomma
Houtwaren
Huiden
Kakao *
Katoen (schoone en vuile)
Katoenpitten .
Koffij (heele)
Kokosnoten
Koren (gepeld en ongepeld)
Kwassienout
Lemmetjes (gezouten)
Lemmetjes- of limoensap
Melassie,
Pinda's
Rum en dram
Rundvee. „ - •
Suiker
Vischlijm
Totaal.
14,20
»
5,70
3,10
162,90
«
2 077,40
4 696,75
»
280,70
48,50
»
272,10
0,50
62,55
1 785,10
0,60
1 152,85
n
31 816,80
0,50
42 380,25
282,55
86,55
3 675,70
26.05
69,55
20,00
»
14 35
118,75
»
2 446,85
22 434,50
29 174,85
»
156,35
1,60
361,35
20,75
6 752,95
6 624,00
52,25
22,80
77,55
47,80
5,05
»
»
508,40
45,00
2 731,70
6,00
43 873,50
51,40
61 338,45
Totaal bedrag
14,20
156,35
5,70
4,70
806,80
107,30
12,506,05
11 320,75
78,30
373,05
146,05
47,80
291,40
119,25
62,55
4 740,35
45,60
3 884,55
6,00
98 124,80
51,90
f 132 893,55
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
S U R I N A M E .
BIJLAGE J , L I T . D.
K°. 64.
S T A A T , aantoönende de verpligte en onyerpligte consignatien van
gedurende het jaar 1870 alllier in 's lands waag en in het district
Nickerie gewogen producten.
P R O D U C T E N .
VERPLIGTE CONSIGNATIEN.
Hoeveelheid. Waarde
ON VERPLIGTE CONSIGNATIEN.
Hoeveelheid. Waarde
Suiker. . . .
Wfij (heele) .
Katoen (schoone
» (vuile) .
"acao . . . .
Rum of dram .
Melasse . . .
7 606 499 pd.
48 319 »
136 208 .,
7 167 »
84 600 ..
43 293 gall.
6 288 »
f 647 415,00
21 402,00
66 565,00
2 074,00
19 085,00
39 064,00
1 383,00
f 796 988,00
15 308 306 pd.
22 588 »
233 631 n
17 447 »
1 016 686 »
59 990 sail.
325 267
f 1 294 438,00
10 037,00
111349,00
4 875,00
237 738,00
52 277,00
81 911,00
f l 792 625,00
Paramaribo, den 29sten Maart 1871.
De koloniale ontvanger en letaalmeester,
{get.) J. W. ENGELBRECHT.
Z I T T I N G 1871—1872. — S.
Koloniaal verslag van 1871.
SURINAME.
BIJLAGE J , LIT. E.
N°. 65.
STAAT
VAN
AANGEKOMEN SCHEPEN
UIT
NEDERLAND, N00RD-AMER1KA EN ANDERE VREEMDE LANDEN
IN DE
gedurende het jaar 1870.
-BB^^*!
Volg
nommer.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
Datum
van inklaring.
N A M E N D E R
6
10
11
11
14
8
25
9
25
21
28
13
2
4
5
17
15
23
28
5
7
1 8 Ï 0 .
January.
February.
April.
»
Mei.
»
Junij.
rt
Julij.
Aug.
September.
»
October.
November.
8 December.
27 »
30 »
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
24
28
21
22
1
7
19
26
6
11
January.
»
February
»
Maart.
n
»
n
April.
n
S C H E P E N . GEZAGVOERDERS.
Groot»6
in lai
Hester,
Albatros,
Paramaribo,
Maria Elisabeth,
Elmina,
Catherina,
Julius,
Maximiliaan,
Albrecht Frederik,
Wilhelmina Henriette,
Suriname,
Lida,
Caspar de Robles,
Jacob en Anna,
JosephinaBernhardina,
Albatros,
Zuiderzee,
Elmina,
Catharina,
Antonia Hendrika Cornelia,
Wildeman,
Julius,
Amalia,
Albrecht Frederik,
Peter Roberts,
Bruce,
Brittannia,
William Nash,
Aristos,
Ida C ,
Rowland ,
Zoë,
H. H. Mac Gillavry,
Rainbow,
O. S. Parma,
H. H. Koch,
T. Jaski,
H. E. Kuiper,
B. Rijnders,
G. S. Bakker,
K. Wijtsma,
W. B. Schill,
W. Bakker Hz.,
H. A. de Boer,
H. Houtkoper,
J.W.C.VinkeMuller,
T. H. van Slooten ,
H. Klijn,
C. Willms,
H. H. Koch,
C. de Jonge,
B. Rijnders,
G. S. Bakker,
M. Hoedemaker,
A. J. Driest,
K. Wijtsma,
[H. Bakker,
W. Bakker Hz.,
Totaal 24 schepen, metende
IT 1 * W E *
121
192
83
153
102
U «
146
81
11?
169
11«
81
131
151
192
lOO
1*1
l<ß
ios
lil'
11«
81
2$
U I T S O
J. Rolf,
W. A. Overton ,
C. King,
C. West,
M. R. Peak,
J. Berny,
W. Tukker,
J. Hatfield,
A. Stubbs,
G. H. Marshall,
Transporteren
n xi 0
65

91 1
11«
82
«•I 1
ifl
Van Waar vertrokken. L A D I N G . Aanmerhingen.
Nederland.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem,
Idem.
Idem.
A M E R I K A . .
Engelsen.
Noord-Amerikaänsch,
Engelsen.
Idem.
Idem.
Idem.
Noord- Amerikaansch
Engelsen.
Noord-Amerikaansch
Engelsen.
nsterdam.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Diverse koopmanschappen
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem,
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Boston.
Idem;
New York.
Boston.
Idem.
Idem.
Idem.
St. John.
Boston.
New York.
Diverse koopmanschappen.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem,
Idem.
Planken.
Diverse koopmanschappen,
Idem.
Volg
Dommer.
11
12
13
14
15
16.
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
3L
32
33
34
35
36
37
38
Datum
van inklaring.
11 April.
11 Mei.
30 »
30 »
1 Junij.
7 »
17 »
11 Julij.
11 »
11 »
12 n
28 »
29 »
1 Augustus
24 »
27 »
13 September.
14
6 October.
11
24 »
24 »
5 November.
14 »
25 »
3 December.
14 ».
22 »
N A M E N D E R
S C H E P E N .
Autumn,
Thames,
William Mason,
Anna,
M. A. Folsom,
Aristos,
William Nash,
Unicorn,
Bride,
Howland,
William,
Rainbow,
Autumn ,
Susan Stetson,
Thames,
Monica ,
Maria White,
Aristos,
William .Mason,
Howland,
Comrade,
A. Laurence,
Jason,
Java,
Autumn,
Aristos,
Clara Smith,
Unicom,
GEZAGVOERDERS.
Per transport . , .
E. Soesman ,
A B. Lothrop,
A. Small,
J. J. Morrow,
D. A. Rose,
M. R. Peak,
C. West,
H. Cook,
S. Cinter,
W. Tucker,
F. Outhouse ,
G. Marshall,
E. Soesman ,
H. W. Bakker,
J. A. B. Lothrop,
T. H. Libby,
W. J. Bryant,
M. R. Peak,
A. R. Small,
W. Tucker,
R. Bale,
Ths. Mays ,
J, F. Willey,
A. G. Virgie,
E. Soesman,
M. R. Peak,
L. B. Keen ,
H. Cook,
Totaal 38 schepen, metende
Grootte
in lasten.
843 V«
71'A
99V,
149 V,
104V,
1031/,
66
69
70
12V,
118
69 V,
59
71V,
70V,
99 V,
71V,
97
66
1491/,
118
62
78
61
81VJ
71V,
66
129 Vs
70
3198V.
3 Januarij.
2
3
4
5
6
7
3
4
6
6
14
17 n
Cottica,
Alice Holden,
Ellen,
Lady of the Night,
H. W. B.,
Esther,
Her min a,
U 1 X
J. M. Kecheru,
E. Sewell,
J. C. Pinto,
W. C. Dekker,
E. W. Mann,
E. C. Lowe,
J. Mercurius,
Transporteren . . '.
A. W D É » $
159 V,
100
22
21V,
36 V,
3V,
19
i J
362
NATIE. Van-waar vertrokken.
Nederlandsen.
Engelsen.
Idem.
Idem.
^d-Amerikaansch
Engelsen.
Idem.
Nederlandsen.
0td-Amerikaansch
Idem.
Engelsen.
Idem.
Nederlandsen.
°r<i-Amerikaansch
Engelsch.
0râ-Amerikaansch.
Idem.
Engelsch.
^»Amerikaansch.
Idem.
Engelsch.
r,i-Amerikaanseh.
Idem.
Engelsch.
Nederlandsen.
Engelsch.
rd-Amerikaansch
Nederlandsen.
R *
Boston.
Idem.
Idem.
New York.
Boston.
Idem.
Liverpool.
Boston.
Idem.
Idem.
Harbour.
Boston.
Idem.
Jacksonville.
Boston.
Georgia.
Boston.
Idem.
Idem.
Idem.
New York.
Boston.
New York.
Boston.
Idem.
Idem.
New York.
Boston.
R E B B E t A K B E »•
Engelsch.
Idem.
Nederlandsen.
Idem.
Engelsen.
Neder landsch.
Idem.
8. 65.
L A D I N G . Aanmerkingen.
Diverse koopmansgoederen.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Planken.
Diverse koopmansgoederen.
Idem.
Idem.
Planken.
Diverse koopmansgoederen.
Idem.
Planken.
Diverse koopmansgoofleren.
Planken.
Diverse koopmansgoederen.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Grangemont.
London.
Demerary.
Idem.
Barbados.
Berbice.
Demerary.
Diverse koopmanschappen en steenkolen. Idem.
Diverse koopmanschappen
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Ingeklaard te Nickerie.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Volg
nommer.
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
39
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
Datum
van inklaring.
19 January.
20 »
20 »
21 v
28 »
31 »
31 »
2 Februari].
3 H
5 K
8 17
11 »
16 »
21 »
22 »
3 Maart.
14 »
14 «
14 »
17 v
19 »
21 »?
21 » .
26 »
28 »
28 »
31 »
31 n
4 April.
6 »
8 »
16 »
16 »
26 »
26 »
2 Mei.
9 «
11 »
13 r,
N A M E
S C H E P E N .
Ellen,
Maria,
Plying Dutchman,
Mary,
Plymouth Belle,
Onderneming,
Eiche,
St. Dominique,
Jan en An toon,
Flora Anna ,
Maria,
Eleonora Dessé,
Francis,
Onderneming,
Ellen,
Plymouth Belle,
Mary,
Flyinch Dutchman,
Flora Anna,
Excelsior,
Alliance,
Maria Eliza,
Eleonora Dessé,
Flora Anna,
Helge,
Celestial,
Flyinch Dutchman,
Carolina,
Mary,
Plymouth Belle,
Louisa,
Ellen,
Lilian Bugle,
Flyinch Dutchman,
Franz,
Onderneming,
Francis,
Hermina,
• Flora Anna,
N D E R
GEZAGVOERDERS.
Per transport . . .
J. C. Pinto,
J. Mercurius,
R. O. Garra,
W. Simmons,
J, Baëza,
J. M. Abendanon,
G. Mehrens ,
J. Greenish,
A. P. Scherpbier,
C. Reijeg,
J. Mercurius ,
T. D. Acton,
A. Mac Donald,
J. M. Abendanon,
J. C. Pinto ,
J. Baëza ,
W. Simmons,
R. 0. Garra,
C. Reijeg,
J. G. Heyliger,
R. Hudson ,
C. M. de Haseth,
Th. D. Acton,
C. Reijeg,
A. V. Ankerson,
J. Le Messurier,
R. O. Garra,
L. Stufler,
W. Simmons ,
J. Baëza,
T. Suggit,
P. C. Pinto,
R. Garrett,
R. 0. Garra,
J. Nichelson,
J. M. Abendanon ,
W. Tirion,
J. Mercurius ,
C. Reijeg,
Transporteren . . .
Groo
in las
3(
5
£
£
£
K
l'
K
i
i
i
i
£
U
4
]
r
11
c
£
i
i
<
£
i
£ r
£
]
19£
NAT LE.
Nederlandsch.
Engelsch.
Nederlandsch.
Engelsch..
Nederlandsch.
Idem.
Oldenburgsch.
Engelsch.
Nederlandsch.
Idem.
Engelsch.
Nederlandsch.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Engelsch.
Nederlandsch.
Idem.
Engelsch.
Van waar vertrokken.
Demerary.
Idem.
Idem.
Idem.
Barbados.
Demerary.
Liverpool.
Montevideo.
Liverpool.
Demerary.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Barbados.
Idem.
Nederlandsch.
Idem.
Idem.
Deensch.
Nederlandsch.
Idem.
Idem.
Engelsch.
Nederlandsch.
Engelsch.
Nederlandsch.
Engelsch.
Nederlandsch.
Noord-Duitsch.
Nederlandsch.
Idem.
Idem.
Idem.
Glasgow.
Curaçao.
Demerary.
Cayenne.
Liverpool.
London.
Demerary.
Cayenne.
Demerary.
Barbados.
London.
Demerary.
Idem.
Idem.
Liverpool.
Demerary.
Idem.
Idem.
Idem.
L A D I N G . Aanmerkingen.
Diverse koopmanschappen.
Idem.
Idem,
Idem.
Idem.
Idem.
Steenkolen en diverse koopmanschappen.
Ezels.
Steenkolen en diverse koopmanschappen.
Diverse koopmanschappen.
Planken.
Diverse koopmanschappen.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem, steenkolen en machinerien.
Diverse koopmanschappen.
Idem.
Idem.
Steenkolen en diverse koopmanschappen.
Idem.
Diverse koopmanschappen.
Idem.
Idem.
Idem.
Steenkolen en diverse koopmanschappen.
Diverse koopmanschappen.
Idem.
Idem.
Steenkolen, machinerien en koopmanschappen.
Diverse koopmanschappen.
In ballast.
Diverse koopmanschappen.
Idem.
Ingeklaard te Nickerïe,
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem, heeft immigranten medegebragt.
Ingeklaard te Nickerie.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
VolgDatum
van inklaring.
N A M E N D E R
S C H E P E N . GEZAGVOERDERS.
Grootte
in lasten.
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
16 Mei.
19 .»
19
21
27
28
31
31
31
4
7
14
15
18
20
24
24
25
28
1
2
4
4
4
5
9
»
n
»
»
»
»
»
Junij
n
»
»
n
n

»

»
Julij
»
n
»
»
»
n
9 «
13 »
15 »
15 »
15 n
16 »
16 n
18 ,.
28 ..
1 Augustus.
1 »
8 »
Eleonora Dessé,
Cottica,
Lady of the Night,
Onderneming,
Plymouth Belle,
Ellen,
Flora Anna,
Edith,
W. H. B.,
Jacoba,
Eleonora Dessé,,
Onderneming,
Hermina,
Francis,
Eleonora Dessé,
Lady of the Night,
D. C ,
Harbinger,
Lely,
Gold Hunter,
Julia Parsons,
Eleonora Dessé,
George et Marie,
Alice Holden ,
Jacoba,
Atalanta,
Flying Dutchman,
Hermina,
Eleonora Dessé,
Johan,
Sir Carl,
Plymouth Belle,
Flora Anna,
Francis,
Rosebud,
Louisa,
Gold Hunter,
Flora Anna,
Per transport
J. D. Acton,
D. J. Mac Kechnie,
W. C. Dekker,
J. M. Abendanon,
J. Baë'za,
J. C. Pinto,
C. Reijeg,
W. Cameron,
E. W. Mann,
F. Boerhave,
T. D. Acton ,
J. M. Abendanon,
J. Mercurius,
W. Tirion,
T. D. Acton,
W. C. Dekker,
R. Simmons,
J. W. Leverock,
W. Simmons,
T. Wharton ,
W. P. Stratton,
T. D. Acton,
H. Dejeân,
E. Sewell,
T. K. de Weerd,
C. Blizzard,
R. O'Garra ,
J. Mercurius,
T. D. Acton ,
J. Seibel,
F. Simmons,
J. Baëza,
C. Reijeg,
W. Tirion,
S. May,
T. Sugget,
T. Wharton,
C. Reijeg,
Transporteren .
1992
13
159
21V,
24
21V,
22
22
18
36'/:
88V;
13
24
19
7
13
21V,
16 V,
24
29 V,
30
42V,
13
112
100
102
30
23
19
13
5
23'/,
21V;
22
7
85 V,
96
30
22
3370V,
NATIE. Vanwaar vertrokken.
Nederlandsen,.
Engelsen.
Nederlandsen.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Engelsch.
Nederlandsen.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Engelsch.
Idem.
°°rd-Amerikaansch
Nederlandsen.
Fransch.
Engelsch.
Nederlandsen.
Engelsch.
Nederlandsch.
Idem.
Idem.
Idem.
Zweedsch.
Nederlandsch,
Idem.
Idem.
Engelsch.
Idem.
Idem.
Nederlandsch.
Demerary.
Glasgow.
Demerary.
Idem.
Barbados.
Demerary.
Idem.
Idem.
Barbados.
London.
Demerary.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
St. Martin.
Idem.
Barbados.
Idem.
Cayenne.
Demerary.
Rio de la Plato.
Greenock.
Liverpool.
Barbados.
Demerary.
Idem.
Idem.
Idem.
Barbados.
Demerary.
Idem.
Idem.
Greenock.
Barbados.
Idem.
Demerary.
L A D I N G . Aanmerkingen.
Diverse koopmanschappen.
Idem, steenkolen en machinerien.
Diverse koopmanschappen.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Steenkolen en diverse koopmanschappen.
Diverse koopmanschappen.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Zout.
Idem en diverse koopmanschappen.
Hoornvee.
Diverse koopmanschappen.
Idem.
Idem.
Paarden, schapen en diverse goederen.
Steenkolen en diverse goederen.
Idem.
Diverse koopmanschappen.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Steenkolen en diverse koopmanschappen
Diverse koopmanschappen.
Idem.
Ingeklaard te Nickerie.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem, hoeft immigranten medegebragt.
Ingeklaard te Nickerie.
Idem.
Idem, heeft immigranten medegebragt.
Ingeklaard te Nickerie.
Idem.
Idem.
Idem, heeft immigranten medegebragt.
Ingeklaard te Nickerie.
Idem, heeft immigranten medegebragt.
Idem.
8, 65.
10
Volg
nommer.
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
Datum
van inklaring.
18SO.
9 Augustus,
9 »
15 »
20 y
22 »
24 »
24 »
26 v
29 »
31 »
1 September.
2 n
3 »
14 »
16 »
17
19 »
19 »
22 ><
23
23 n
27 »J
27 »
30
30 »
11 October
19 »
19 »
19 »
24 w
27 »
28 »
31
31 »
31 »
3 November.
N A M E
S C H E P E N .
Ellen,
Lady of the Night,
Governor de Rouville,
Celestial,
Jane Hardman,
Plymouth Belle,
Sir Carl,
Bernhard ,
Onderneming,
Flying Dutchman,
Atalanta,
W. H. B.,
Edith,
Nue va Mathilda,
Plymouth Belle,
Julia Parsons},
Ondei'neming,
Lady of the Night,
Harbinger,
Alliance,
W. H. B.,
Johan,
Ellen ,
Constance,
Flying Dutchman,
Lady of the Night,
Maria,
Lady of the Night,
Hermina,
Eleonora Dessé,
Cricket,
Onderneming,
Flying Dutchman ,
Maria Eliza,
Alfred,
Flora Anna ,
N D E E
GEZAGVOERDERS.
Per transport . . .
J. C. Pinto,
W. C. Dekker,
J. H. Simmons,
J. Le Messurier,
T. Nichelson ,
J. Baeza ,
T. Simmons,
C. Nardenholz,
J. M. Abendanon,
R. O'Garra ,
A. Blazzaro,
E. W. Mann,
W. Cameron,
T. P. Henriques ,
J. Baeza ,
S. Center,
J. M Abendanon,
W. C. Dekker,
J. W. Leveroch,
R. Hudson,
E. W. Mann ,
H. Furlong,
J. C. Pinto ,
J'. W. Johnson ,
R. O'Gara,
W. C. Dekker,
J. Mercurius,
W. C. Dekker ,
J. Mercurius ,
T. D. Acton,
J, W. Jordan ,
J. M. Abendanon ,
R. O'Garra,
C. M. de Hazeth ,
H. S. Dennel,
C. Reijeg,
Transporteren . . .
Groot
in last
337
2
2
1
11
1
2
2
10
2
2
3
3
1
8
2
4
2
2
2
15
3
2
2
2
2
2
2
1
1
2
2
2
4
7
2
462
tte
ten
701/:
22
21V;
15V,
137,
17 Vs
21'/j
23V)
06
24
23
30
3fi'/ï
1.8
88
21 Vs
42 Va
24
21V)
24
50
36V(
5
22
24V,
23
21V,
20
21 Vi
19
13V,
20
24
IS
10
70
22
22
11
NATIE. Van waar vertrokken.
Nederlandsen.
Idem.
Engelsen.
Nederlandsch.
En gel s eh.
Nederlandsch.
Zweedsch.
Pruissisch.
Nederlandsch.
Idem.
Engelsch.
Idem.
Nederlandsch.
Portugeesch.
Nederlandsch.
l"oord-Amerikaansch
Nederlandsch.
Idem.
Idem.
Engelsch.
Idem.
Nederlandsch.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Engelsch.
Nederlandsch.
Idem.
Idem.
Engelsch.
Nederlandsch.
Idem.
Idem.
^oord-Amerikaansch
Nederlandsch.
Demerary.
Idem.
Barbados.
Liverpool.
Barbados.
Idem.
Idem.
Liverpool.
Demerary.
Idem.
Barbados.
Idem.
Demerary.
Madera.
Barbados.
Idem.
Demerary.
Idem.
Curaçao.
Clyde.
Barbados.
Demerary.
Idem.
Barbados.
Idem.
Demerary.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Barbados.
Demerary.
Barbados.
Curaçao.
Montevideo.
Cayenne.
L A D I N G .
Diverse koopmanschappen.
Idem.
Idem.
Steenkolen en diverse koopmanschappen.
Diverse koopmanschappen.
Idem.
Idem.
Steenkolen en diverse koopmanschappen
Diverse koopmanschappen.
Idem.
Idem.
Idem,
In ballast.
Diverse koopmanschappen.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Steenkolen en diverse koopmanschappen
In ballast.
Diverse koopmanschappen en planken.
Diverse koopmanschappen.
In ballast.
Diverse koopmanschappen.
Idem.
Rundvee.
Diverse koopmanschappen.
Idem.
Idem.
In ballast.
Diverse koopmanschappen.
Idem.
Idem.
Muilezels voor exportatie.
Diverse koopmanschappen.
Aanmerkingen.
Ingeklaard te Nickerie.
Met immigranten en ingeklaard te Nickerie.
Idem , zonder.
Idem, heeft immigranten medegebragt.
Idem.
Ingeklaard te Nickerie.
Idem.
Idem , heeft immigranten medegebragt.
Idem.
Ingeklaard te Nickerie.
Idem.
Idem , heeft immigrante!:, medegebragt.
Idem.
Ingeklaard te Nickerie.
Idem.
Idem.
Idem, heeft immigranten medegebragt.
Uit nood binnengevallen en binnen 3 maal 24 uren weder zee gekozen.
12
Volg
nommer.
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
Datum
van inklaring.
18SO.
5 November.
8
9 »
11
11 »
14 »
15
16
17
17 .»
19
25 »
29
5 December.
6 »
6
12 »
12 »
12 ..
15 2
19 »
19 »
23 »
N A M E N D E R
S C H E P E N .
Welsh Girl,
Cottica,
Plymouth Belle ,
Lilian Bugle,
Hermina,
Onderneming,
Mermaid ,
Mina Titian ,
W. H. B.,
Gaud et Margarite,
Lili K Homans,
Edith,
Maria,
Eleonora Dessé,
Kate,
Maria Eliza,
Impetus,
Gerdina,
Flying Dutchman,
Surprise,
Onderneming,
Henriette,
Ellen,
GEZAGVOERDERS.
Per transport . . .
S. Tungate,
D. J. Mac Kechnïe,
J. Baeza,
L. Wessel,
J. Mercurius,
J. 'M. Abendanon,,
T. King,
J. Rowlands,
E. W. Mann,
E. Le Mignon ,
W. P. Stratton ,
H. J. v. Ommeren,
E. Heraut,
T. D. Acton,
J. Ritchie,
C. M. de Hazeth,
S. Humphrey,
P. Mooi,
R. O'Garra,
W. Algar,
J. M. Abendanon ,
J. H. Montanus,
J. C. Pinto,
Totaal 143 schepen, metende
Grootte
in lasten.
4622
67
159
211/.
20 Vs
19
24
19
109 V5
36 Vs
63
13
18
20
18'/i
19 Vj
40
19
123
23
114
24
33
22
5641
N,
N,
N
N
N
N
13
te
en.
7
9
IV,
OVs
9
4
9
9Vi
6'A
3
3
8
O
37i
9V,
O
9
3
3
4
4
3
2
NATIE.
Engelsch.
Idem.
Nederlandsch.
Engelsch.
Nederlandsen.
Idem.
Engelsch.
Idem.
Idem.
Fransch.
Nederlandsch.
Idem.
Engelsch.
Nederlandsch.
Engelsch.
Nederlandsch.
Engelsch.
Nederlandsch.
Idem.
Engelsch.
Nederlandsch.
Idem.
Idem.
Van waar vertrokken.
Greenock.
Clyde.
Barbados.
Demerary.
Idem.
Idem.
Barbados.
Liverpool.
Barbados.
Liverpool.
Demerary.
Cayenne.
Demerary.
Idem.
Antigua
Demerary.
Idem.
Liverpool.
Barbados.
Liverpool.
Demerary.
Curaçao.
Demerary.
L A D I N G , Aanmerkingen.
Diverse koopmanschappen.
Idem.
Idem.
In ballast.
Diverse koopmanschappen.
Idem.
In ballast.
Steenkolen.
Diverse koopmanschappen.
Steenkolen en steenen.
Diverse koopmansgoederen.
Idem.
Slagtvee en diverse koopmansgoederen.
Diverse koopmansgoederen.
Zout.
Diverse koopmanschappen.
In ballast.
Diverse koopmanschappen.
Idem.
Idem en steenkolen.
Idem.
Idem.
Idem.
Ingeklaard te Nickerie.
Idem.
Idem.
Heeft immigranten medegebragt.
Idem.
Ingeklaard te Nickerie.
Idem.
Idem.
Idem.
Met immigranten.
Ingeklaard te Nickerie.
14
RECAPITULATIE der uit Nederland, Noord-Amerika en andere vreemde landen aangekomen schepen, gedurende het jaar 1870.
U I T N E D E R L A N D .
Nederlandsche schepen . . . . , . . . ,
D I T N O O R D - A M E R I K A .
Nederlaiidsehe schepen 5
Engelsche » 19
Noord-Amerilcaansche schepen 14
U I T V R E E M D E L A N D E N .
Nederlandsche schepen 91
Engelsche » 40
Noord-Amerikaansche schepen 3
Flansche » .' , . . 2
Portugesche » 1
Oldenburgsche » , , 1
Noord-Duitsche » 1
Zweedsche » , 2
Pruissische » 1
Deensche » 1
Totaal
24
38
143
205 schepen.
metende
354V, last.
13387, »
1 505 7* .,
2 3887a last.
2 385 »
155 ..
175 »
88 »
100 »
118 »
47 »
106 »
77 »
metende
2 9527., last.
31987, »
5 641
11792 last.
Z I T T I N G 1871 — 1872. — §.
Koloniaal verslag van
SURINAME.
B I J L A G E J, lit.
N°. 66.
1871.
F.
STAAT
V A N
VERTROKKEN SCHEPEN
N A A l t
NEDERLAND. NÖÜD-AIIERiM EN ANDERS VREEMDS LAN mm
UIT DE KOLONIE
S ni rv r? S,
gedurende het jaar 1870.
Volg
nommer.
Datum
van uitklaring.
N A M K N D E R
S C H E P E N . GEZAGVOERDERS.
Grootte in
lasten.
18
19
20
1 8 7 » .
1
2
O
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
4 Januarij.
20 »
16 Februari).
24
9 Maart.
16 „
15 April.
17 Mei.
25 »
17 Juni).
1 Julij.
30 »
2 September
12 »
26 »
10 October.
5 November
18
19
20 December.
26 Januarij.
18 Februari).
Zuiderzee,
Jacob en Anna,
Paramaribo,
Albatros,
Hester,
Maria Elisabeth,
Elmina,
Catherine,
Julius,
Maximiliaan ,
Albrecht Frederik,
Wilhelmina Henriette,
Caspar de Robles,
Suriname,
Lida,
JosephinaBernhardina,
Albatros,
Carolina,
Zuiderzee,
Elmina.
Autumn,
Peter Roberts,
W A A R S E D «
C. de Jonge.
H. Klijn.
T. Jaski.
II. H. Koch.
C. S. Parma.
II. E. Kuiper.
B. Rijnders.
G. S. Bakker,
K. Wijtsma,
W. B. Schill.
W. Bakker Hzn.
H. A. de Boer.
T. H. van Sloten.
H. Houtkoper.
J. W. C. Vinke Muller.
C. Willms.
H. H. Koch.
L. Stuffers.
C. de Jonge.
B. Rijnders.
Totaal 20 schepen, metende
W A A R N » O J*
E. Soesman.
J. Rolf.
Transporteren
s ^ ^ ^ g
S IB NATIE. Waarheen
gedestilleerd. L A D I N G . Aanmerkingen.
, 1 3 *
too
131
96'/;
192
L 21
85
153
102
LIO
L46
81
L12
81
L69
LIS
L51
L92
48
LOO
[ D 3
\il'h
, n
71V«
77
48V)
^ IV ».
Nederlandsch.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
** E » I H A.
Nederlandsen.
Engelsch.
Amsterdam.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Boston.
Idem.
Suiker, melassie en kakao.
Suiker, melassie, kakao, kwassiehont, letter- en vierk. hout, gezouten lemmetjes, kokos- en pinda's noten.
Suiker, melassie, schoone en vuile katoen, rum en kwassiehout.
Suiker, rum, heele koffij, vierk. en letterhout, kwassiehout en oud koper.
Suiker, kakao, schoone en vuile katoen, lemmetjessap, kwassie en vierk. hout.
Suiker, melassie, rum, lemmetjessap, kwassie- en vierk. hout.
Suiker, melassie, kakao, kwassiehout, kokosnoten , letterhout en planken.
Suiker, katoen, lemmetjessap, kwassie- en vierk. hout.
Suiker, cacao, lemmetjessap, kwassieen vierk. hout.
Suiker, kakao, katoen en kwassiehout.
Suiker, kakao, kwassiehout en lemmetjessap.
Suiker, katoen, lemmetjessap en kwassiehout.
Suiker, melassie, gomma, rum en kokosnoten.
Suiker, rum, katoen, limoensap, kwassie- , letter- en ander vierk. hout.
Suiker, rum, mellassie, kakao, katoen, koffij, kokosnoten en vierk. hout.
Suiker, melassie, kokosnoten, kwassieen vierk. hout.
Suiker, melassie, rum, kokosnoten, lemmetjessap, planken, kwassie-en vierk. hout.
Arrowroot, lemmetjessap, vischlijm, naturalien, kokosnoten, planken en vierk. hout.
Suiker, melassie, rum, kwassie- en vierk. hout.
Suiker, melassie, kakao, katoen, kwassie- en vierk. hout.
Suiker, melassie en kakao.
Idem.
Volg
nummer.
Datum
van uitklaring.
1 S 7 0 .
3
4
5
6
7
8
5 Maart.
15 »
21 »
8 April.
11
12 »
3 Mei.
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
2-5
26
27
28
29
30
31
10 n
27 »
27 Junij.
27 »
7 Juli}.
8 »
1 Augustus.
2 »
4 »
27 »
1 September
2
17 »
1 October.
1 »
8 »
2 Novomber
10 »
19 »
22 »
24
24 December
5- January*.
N A M E N D E R
S C H E P E N .
Breeze,
Unicorn,
William Nash,
Ida C,
Aristos,
Howland,
H. H. Mc. Gillavrey,
Autumn,
Thames,
Anna,
William Mason,
M. A. Foison,
Aristos,
William Nash,
Howland,
William,
Unicorn ,
Rainbow,
Sussan Stefson,
Autumn,
Monica,
Thames,
Aristos,
Julia Parsons,
William Mason,
Comrade,
Howland ,
Aboth Laurence,
Java,
FlyiDg Dutchman
GEZAGVOERDERS.
Per transport
M. A. Overtonn.
H. Cook.
C. West.
C. Berry.
M. R. Peak.
W. Tucker.
A. Stubbs.
E. Soesman.
J. A. B. Lothrop.
J. J. Morrou.
A. Small.
D. A. Rose.
M. R. Peak.
C. West.
W. Turker.
T. Outhouse.
H. Cook.
G. Marshall.
H. F. Barker.
E. Soesman.
T. H. Libby.
J. B. Lothrop.
M. R. Peak.
S. Center.
A. R. Small.
R. Bale.
W. Tucker.
T. Mayo.
A. G. Virge,
Grootte in
lasten.
Totaal 31 schepen, metende
R. O'Garra.
Transporteren
148 Vs
127
70
69
917s
66
118
84Vs
71 Vi
99 V;
104 V»
149 »4
103VJ
66
69
118
69Va
70
59
70V5
71 Vs
71 Vs
94
66
43
149VÎ
62
118
78
81 Vs
2659Vs
1 V A A K A ST © E *
23
23
1
NATIE.
[w_,
i °°rd -Amerikaansch. Nederlandsch.
Engelsch.
Idem.
Idem.
^°ord -Amerikaansch.
Idem.
Nederlandsch.
Engelsch.
Idem.
°ord - Amerikaansch.
Idem.
Engelsch.
Idem.
°°rd - Amerikaansch.
Engelsch.
Nederlandsch.
Engelsch.
°°rd - Amerikaansch.
Nederlandsch.
°°rd - Amerikaansch.
Engelsch.
Idem.
°°rd - Amerikaansch.
Idem.
Engelsch.
°°rd - Amerikaansch.
Idem.
Engelsch.
t
" t l E H I D E I>A
Nederlandsch.
N«. s . 66.
Waarheen
gedestineerd.
Boston.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
New York.
Boston.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
New York.
Boston.
New York.
Boston.
New York.
Boston.
Idem.
Idem.
Idem.
New York.
Boston.
Idem.
Idem.
S D E »
Demerary.
5
L A D I N G .
Suiker, melassie en gezouten lemmetjes.
Suiker, melassie en kakao.
Idem.
Suiker, melassie, kakao, huiden en lemmetjes.
Suiker, melassie, huiden, kokosnoten, lemmetjes, kwassie- en vierk. hout.
Suiker, melassie, kakao, lemmetjes en katoenpitten.
Suiker, melassie, kakoa, huiden en lemmetjes.
Suiker, melassie, kakao en lemmetjes.
Suiker, melassie, kakao, huiden, lemmetjes en vierk. hout.
Suiker, melassie, kakao, ceder- en kwassiehout.
Suiker, kakao, huiden en per expert huiden en lemmetjes.
Suiker, melassie, kakao en lemmetjes.
Suiker, melassie, kakao,huiden, katoenpitten, lemmetjes en letterhout.
Suiker, kakao, hout en per expert lemmetjes.
Suiker, melassie, koffij , lemmetjes , huiden, kwassie-, letter- en vierk. hout.
Suiker en kakao.
Vierk. hout.
Suiker kakao en vierk. hout.
Suiker en vierk. hout.
Suiker, kakao, limoensap en vierk. hout.
Suiker, kakao en vierk. hout.
Idem.
Suiker en hout.
Houtwaren en katoenpitten.
Suiker, kakao en houtwaren.
Idem.
Idem en lemmetjes en huiden.
Suiker.
Suiker en kakao.
W. P. Planken.
Aanmerkingen.
~>
Volg
nommer.
2
S
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
Datum
van uitklaring.
1 8 7 0 .
7 January.
8 ..
17
18 »
18 »
22 »
24 »
3 Februarij.
5 »
8 ~n
10 »
12 » •
12
14 »
17 »!
19
24 »
25 »
28 »
5 Maart.
9 B
11 »
15 »
15 »
16 »
17 »
24 »
30 »
31 »
2 April.
2
4 »
6 »
8 17
12 »
16 »
20 »
21 »
22 »
25 »
N A M E
S C H E P E N.
Ellen,
Hermina,
Kate,
Flora Anna,
Esther ,
Maria,
Mary,
Francis,
Onderneming,
Cottica,
Plymouth Belle,
St. Dominique,
Maria,
Ellen,
Jacoba,
W. H. B.,
Flying Dutchman,
Flora Anna,
Lady of the Night,
Brittania.
Plymouth Belle,
Eleonora Dessé",
Mary,
Alice Holden,
Flora Anna,
Flying Dutchman,
Excelsior,
Eiche,
Maria Eliza,
Ellen ,
Jan en Anton,
Flying Dutchman,
j Mary,
Loi,
\ Onderneming,
Rainbow,
Edith ,
Lillian Bugle,
Flora Anna,
Plymouth Belle,
N D E E
GEZAGVOERDERS.
Per transport . .
J, C. Pinto.
J. Mercurius.
J. Rithie.
C. Reyeg.
E. C. Lowe.
J. Mercurius
W. Simmons.
A. M. Donald.
J. M. Abendanon.
D. J. Mac Kechnie.
J. Baeza.
J. Greenish.
J. Mercurius.
J. C. Pinto.
T. K. de Weerd.
E. W. Mann.
R. O'Garra.
C. Reijeg.
W. C. Dekker.
C. King.
J. Baeza.
T. D. Acton.
W. Simmons.
E. Sewelle.
C. Reijeg.
R. O'Garra.
F. G. Heyliger.
G. Mehrens.
C. M. de Hazeth.
J. C. Pinto.
A. F. Scherpbier.
R. O'Garra.
W. Simmons.
J. Hatfield.
J. M. Abendanon.
G. H. Marshall.
W. Cameron
R. Garret.
C. Reijeg.
J. Baeza.
Transporteren . . .
Grootte it
lasten.
23
22
19
19
22
S'
20
221
7
24
159
21
178
20
22
102
36
23
22
21
69
21
13
22
100
22
23
29
100
40
22
102
23
22
82
24
59
18
21
22
21
1646
e in
m.
23
2'2
19
19
22
3'/i
20
22V,
7
21
59
21V;
78V;
20
22
02
36 V;
23
22
21 Va
69
21 Vi
13
22 V:
00
22
23
29 V:
.00
40
22
.02 VJ
23
2 2 Vs
82
21
59
18
21 V:
22
21 V)
46V:
7
NATIE.
Nederlandsch.
Idem.
Engelsch.
Nederlandsch.
Idem.
Engelsch.
Idem.
Nederlandsch,
Idem.
Engelsch.
Nederlandsch.
Engelsch.
Idem.
Nederlandsch.
Idem.
Engelsch.
Nederlandsch.
Idem.
Idem.
Engelsch.
Nederlandsch.
Idem.
Engelsch.
Idem.
Nederlandsch.
Idem.
Idem.
Oldenburg.
Nederlandsch.
Idem.
Idem.
Idem.
Engelsch.
Idem.
Nederlandsch.
Engelsch.
Nederlandsch.
Engelsch.
Nederlandsch.
Idem.
i
Waarheen
gedestineerd.
Demerary.
Idem.
Antigua.
Demerary.
Berbice.
Demerary.
Idem.
Idem.
Idem.
Clyde.
Demerary.
Barbados.
Demerary.
Idem.
Liverpool.
Barbados.
Demerary.
Idem.
Idem.
St. Thomas.
Barbados.
Demerary.
Idem.
Clyde.
Cayenne.
Demerary.
Barbados.
Liverpool.
Demerary.
Idem.
Liverpool.
Demerary.
Idem.
Idem.
Idem.
Barbados.
Demerary.
Idem.
Idem.
Idem.
L A D I N G .
Rum.
Suiker.
Vierk. hout.
Kakao, huiden en letterhout.
Cederblokken en planken.
In ballast.
Idem.
Schoone katoen.
Kakao.
Suiker en katoen.
In ballast.
Idem.
Idem.
Rum.
Suiker en rum.
Vierk. hout.
Katoen.
Kakao.
In ballast.
Idem.
Idem.
Katoen.
Per expert diverse koopmanschappen.
Suiker, kakao, katoen, vischlijm, kwassie- en vierk. hout.
Per expert diverse koopmanschappen.
In ballast.
Idem.
Suiker.
In ballast.
Kakao, katoen en huiden.
Suiker en katoen.
Cingels.
Per expert diverse koopmanschappen.
Vleesch.
Kakao, vischlijm en vierk. hout.
In ballast.
Idem.
Kakao.
Diverse koopmanschappen
Suiker.
Aanmerkingen.
Uitgeklaard te Nickerie.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem
Idem.
;
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Volg
nommer.
Datum
van uitklarins
18?©.
N A M E N D E K
S C H E P E N .
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
26 April.
28
30
»
»
3 Mei.
3
7
9
9
13
14
14
24
27
1
2
7
9
11
14
14
27
27
28
30
1
1
1
2
7
8
11
12
15
19
22
23
25
26
26
26
30
» »
»
»
n
»
»
»
»
Junij.
w
n
>?
)?
ÎÎ

n
>?>
»
»
Julij.
n
»
K
»
n
»
»
»
»

!J
»
yy
n
»
»
Celestial,
Hermina,
Francis,
Flying Dutchman,
Helge,
Louisa,
Eleonora Dessé,
Onderneming,
Alliance,
Flora Anna,
Ellen,
Hermina ,
Eleonora Dessé ;
Onderneming,
Lady of the Night,
Edith,
Francis,
Franz,
Eleonora Dessé,
Julia Parsons,
Plymouth Belle,
Eleonora Dessé,
Flora Anna,
D. O ,
Lily,
Johan,
Hermina,
Harbinger,
Golo Hechter,
Eleonora Dessé,
Francis,
Julia Parsons,
Atalanta,
Alice Holden,
Sir Carl,
Jacoba,
Plymouth Belle,
Lady of the Night,
Flora Anna,
W. H. B.,
Cottica,
GEZAGVOERDEES.
Grootte in
lasten.
Per transport .
J. le Messurier.
J. Mercurius.
Wm. Tirion.
R. O'Garra.
N. N. Ankerson.
Ths. Suggit.
T. D. Acton.
J. M. Abendanon.
R. Hudson.
C. Reijeg.
J. C. Pinto.
J. Mercurius.
T. D. Acton.
J. M. Abendanon.
W. C. Dekker.
W. Cameron.
W. Tirion.
J. Nickelson.
T. D. Acton.
P. Stratton.
J. Baeza.
T. D. Acton.
C. Reijeg.
R. Simmons.
W. Simmons.
J. Seibol.
J. Mercurius.
J. W. Liverock.
T. Wharton.
T. D. Acton.
W. Tirion.
W. P. Stratton.
C. Blizzard.
E. Sewell.
F. Simmons.
F. Boerhave.
J. Baeza.
W. C. Dekker.
C. Reijeg.
E. W. Mann.
D. J. Mc. Kechnie.
Transporteren
1646V*
1137s
19
7
23
24
967s
13
24
150
22
22
19
13
24
217s
18
7
118
13
427s
217S
13
• 22
167s
297s
5
19
24
30
13
7
427s
30
100
237s
887s
217s
21V«
22
307ä
159
3228
*H
in

67i
3 V;
9
7
3
4
67.
3
4
0
2
2
9
3
!4
i IV«
18
7
L8
L3
127;
ïlVi
L3
!2
L61/!
Î9V»
5
L9
>4
50
3
7
12 Vs
50
)0
Î37)
58 Vs
JlVf
»IV«
!2
W'/i
»9

NATIE.
Nederlandsch.
Idem.
Idem.
Idem.
Deensch.
Engelsch.
Nederlandsch.
Idem.
Engelsch.
Nederlandsch.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Noord-Duitsch.
Nederlandsch. 1 °0l'd - Amerikaansch. Nederlandsch.
Idem.
Idem.
Idem.
Engelsch.
Nederlandsch.
Idem.
Idem.
Engelsch.
Nederlandsch.
Idem.
°rd - Amerikaansch.
Engelsch.
Idem.
Zweedsch.
Nederlandsch.
Idem.
Idem.
Idem.
Engelsch.
Idem.
Waarheen
gedestineerd.
London.
Demerary.
Idem.
Idem.
Liverpool.
Barbados.
Demerary.
Idem.
. Clyde.
Demerary.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Liverpool.
Demerary.
Cayenne.
Demerary.
Idem.
Idem.
St. Thomas.
Barbados.
Demerary.
Idem.
Idem.
Barbados.
Demerary.
Idem.
Barbados.
Demerary.
Londen.
Demerary.
Londen.
Barbados.
Demerary.
Idem.
Barbados.
Clyde.
L A D I N G .
Suiker, katoenpitten en kokosnoten. Uitj
Katoen.
Idem.
Cingels en diverse koopmanschappen.
Suiker en rum
Vierk. hout.
Suiker.
Idem.
Suiker, katoen, kakao en vischlijrn.
Per expei
Suik
Ka
•t diverse koopmanschappen.
Idem.
Idem.
Katoen.
er, melassie en kakao.
kao en cederplanken.
In ballast.
Katoen.
Suiker en rum.
Katoen.
Diverse koopmanschappen.
Kakao en diverse koopmanschappen.
Suiker.
Kakao.
Diverse koopmanschappen.
In ballast.
Katoen.
Suiker en katoen.
Koren en diverse koopmanschappen.
Banannen.
Suiker en kakao.
Katoen.
Vierk. hout.
Suiker en melassie.
Suiker.
Rum.
Suiker, kakao en rum.
In ballast.
Diverse koopmanschappen.
In ballast.
Vierk. hout.
Suiker en katoen.
Aanmerkingen.
geklaard te Nickerie.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
N=. 8. 66.
10
Volg
nommer.
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96 !
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
Datum
van uitklaring.
I S 70.
30 Julij.
30 »
I l Augustus.
12 »
13 »
15
17 »
19 »
27 »
29 »
3 September
5 »
5. ».
9 »
15 »
21 »
22 »
27 »
28 »
29 »
30 »
4 October.
4 »
10 »
11
11
11 »
12 »
13 »
19 »
19 »
31 »
1 November.
2 »
4 »
8 »
12 »
12 »
14 »»
14 »
N A M E N D E R
S C H E P E N .
Onderneming,
Ellen,
Jacoba,
Flying Dutchman,
Eosebud,
Governor de Rouville,
Lady of the Night,
Edith,
Plymouth Belle,
Alice Holden,
Flying Dutchman,
Flora Anna,
Onderneming,
Ellen,
Johan,
Plymouth Belle,
Jacob en Anna,
Lady of the Night,
George et Marie,
Harbinger,
Louisa,
Neuva Mathilda,
Onderneming,
Flying Dutchman,
Maria,
Hermina,
Celestial,
Eleonora Desse',
Onderneming,
Edith,
Maria White,
Cricket,
Hermina,
Lill. K. Homans,
Onderneming,
Alliance,
' Flying Dutchman,
Jason,
Welsh Girl,
Maria Eliza,
GEZAGVOERDERS.
Per transport . . .
J. M. Abendanon.
J. C. Pinto.
J. K. de Weerd.
R. O'Garra.
S. May.
J. H. Simmons.
W. O Dekker.
W. Cameron.
J. Baeza.
E. Sewell.
R. O'Garra.
C. Reijeg.
J. M. Abendanon.
J. C. Pinto.
H. Furlong.
J. Baeza.
H. Klijn.
W. C. Dekker.
H. Dejean.
J. W. Liverock.
F. Suggit.
F. P. Henriques.
J. M. Abendanon.
R. O'Garra..
J. Mercurius.
J. Mercurius.
J. le Messurier.
T. D. Acton.
J. M. Abendanon.
H. J. van Ommeren.
W. Bryant.
J. W. Jordan.
J. Mercurius.
W. P. Stratton.
J. M. Abendanon.
R. Hudson.
R. O'Garra.
J. F. Willey.
S. Tungate.
C. M. de Hazeth
Transporteren . . .
Grootte in
lasten.
3228
24
22
102
23
85 V;
157Ï
217;
18
21 i
100
23
22
24
22
5
2IV;
131
2 VI:
112
24
967;
88
24
23
20
19
1131
137
24
18
97
20
19
13
24
150
23
61
67
40
50207
11
Nederlaüdsch.
Idem.
Idem.
Idem.
Engelsch.
Idem.
Nederlandsch.
Idem.
Idem.
Engelsch.
Nederlandsen.
Idem.
Idem.
Idem
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Fran sch.
Nederlandsen.
Engelsch.
Portugeesch
Nederlandsch.
Idem.
Engelsch.
Nederlandsch.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
0l'd - Amerikaansch
Engelsch.
Nederland sch.
Idem.
Idem.
Engelsch.
Nederlandsch.
°rd-Amerikaansch
Engelsch.
Nederlandsch.
Waarheen
gedestineerd.
Demerary.
Idem.
Liverpool.
Demerary.
St. Thomas.
Barbados.
Demerary.
Idem.
Barbados.
Londen.
Barbados,
Demerary,
Idem.
Idem.
Idem.
Barbados.
Liverpool.
Demerary.
Londen.
Demerary.
Barbados.
Lissabon.
Demerary.
Barbados.
Demerary.
Idem.
Glasgow.
Demerary.
Idem.
Cayenne.
Barbados.
Demerary.
Idem.
Idem.
Idem.
Clyde.
Barbados.
St. Domingo.
Tabago.
Demerary.
Kakao en cederplanken.
Kakao.
Suiker, kakao en rum.
Diverse koopmanschappen.
In ballast.
Idem.
Diverse koopmanschappen.
Cederplanken.
Diverse koopmanschappen.
Suiker.
Suiker en kakao.
Diverse koopmanschappen.
Suiker en rum.
Suiker, katoen, kakao en koren.
Koren.
In ballast.
Houtwaren.
Suiker, rum c-n huiden.
Houtwaren.
Diverse koopmanschappen.
Houtwaren.
Melassie.
Diverse koopmanschappen.
In ballast.
Idem.
Suiker.
Suiker, vischlijm , katoenpitten en kokosnoten.
Suiker.
Suiker en kakao.
Diverse koopmanschappen.
Houtwaren.
Suiker en rum.
Suiker, banannen en 1 koe.
Diverse koopmanschappen.
kSuiker en kakao.
Suiker en vischlijm.
Melassie.
In ballast.
Idem.
Kakao, vierk. hout, vischlijm, gomma en pinda's noten.
Aanmerkingen.
uitgeklaard te Nickerïe.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
I dem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
12
Vols
nommer
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
130
140
141
Datum
van uitklaring.
18?©.
16 November.
16 »
19 »
23 «
23 »
24 »
30 »
1 December.
8 »
9 »
12 »
17 »!
19 »
21 »>
24 »
24 »
28
29 »
29 »
N A M E N D E R
S C H E P E N.
Mermaid,
Lillian Bugle,
W. H. B.,
Plymouth Belle,
Eleonora Dessé,
Onderneming,
Ranger,
Maria,
Edith,
Ellen,
Goud et Marguerite,
Kate,
Maria Eliza,
Bernhard,
Lady of the Night,
Cottica,
Eleonora Desse',
Maria Titian ,
Flora Anna,
GEZAGVOERDERS.
Per transport
T. King.
P. Wessel.
E. W. Mann.
J. Baeza.
T. D. Acton.
J. M. Abendanon.
D. Schepperd.
E. Herraut.
H. J. van Ommeren.
J. C. Pinto.
E. le Mignon.
J. Ritchie.
C. M. de Haseth.
C. Nordenholz.
J. W. Dekker.
D. F. Mac Kechnie.
T. D. Acton.
J. Rowlands.
C. Reijeg.
Totaal 141 schepen, metende
Grootte ip
lasten.
5020V;
19
207:
367:
217;
13
24
447:
20
18
22
63
19
40
106
217:
159
137;
1097:
22
5813
13
Waarheen
gedestilleerd. L A D I N G . Aanmerkingen.
Engelsch.
Idam.
Idem.
Nederlandsch.
Idem.
Idem.
Engelsch.
Idem.
^Toderlandsch.
Idem.
Fransch.
Engelsch.
^ederlandsch.
Eruissisch.
•Nederlandsch.
Engelsch
^ederlandsch.
Engelsch.
•^ederlandsch.
Barbados.
Demerary.
Barbados.
Idem.
Demerary.
Idem.
Barbados.
Demerary.
Cayenne.
Demerary.
Liverpool.
Demerary.
Idem.
Liverpool.
Demerary.
Clyde.
Demerary.
London.
Demerary.
In ballast.
Suiker en melassie.
Diverse koopmanschappen.
In ballast.
Suiker.
Suiker, kakao en mm.
Houtwaren.
Kakao en diverse.
Diverse koopmanschappen.
Suiker, kakao en rum.
In ballast.
Suiker en melassie.
Kakao en diverse.
Suiker, rum en schoone katoen.
Suiker en vischlijm.
Suiker en schoone katoen.
Suiker.
Suiker, kakao , vischlijm eri kokosnooten.
Diverse koopmanschappen.
Uitgeklaard te Nickerie.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
'. 8, 66
14
RECAPITULATIE der naar Nederland , Noord-Amerika en andere vreemde l»11
vertrokken schepen gedurende het jaar 1870.
Maar Wederland.
Nederlandsche schepen
Maar Moord-Amerika.
Nederlandsche schepen ó
p]ngelsche » '• • "
Noord-Amerikaahsche » 12
Maar a n d e r e v r e e m d e issndesi.
Nederlandsche schepen 91
Engelsche » °°
Noord-Amerikaan sehe » • • "*
Fransehe »
Portugesclie » 1
Oldenburgsche »
Noord-Duitsche » 1
Z Woed sehe » • l
Prnissische » • 1
Deensehe » *•
20
31
354 lasten.
1 074 \ ; »
1 231
2 443Vs lasten.
2 439 »
243 »
175 »
88 »
100 »
118 »
23 Vj »
106 »
77
141
Totaal 19: schepen, metendo
2 4417» laste»'
2 6597., »
5 813 »
10 914 last^
Z I T T I N G 1S71 — 1872. — 8 .
la«*
Koloniaal verslag van 1871.
SURINAME.
BIJLAGE J , LIT. G
N°. 67.
aste»'
STAAT
VAN
AANVOER IN EN DOORVOER UIT HET ENTREPOT
I * . I . , . , « •
GEDURENDE HET JAAR
ist* 1870.
A R T I K E L E N .
AANVOER IN H E T E N T R E P O T UIT
Ale en porter .
Bakkeljaauw. ,
Bier. . . . .
Bitter . . . .
Blom . . . .
Bokking . . •
Boter . . . .
Brandewijn . .
Champagne . .
Duigen en bodem
Dranken (diverse)
Jenever . . .
NEDERLAND.
Hoeveelheid.
30 manden.
25 vaten.
1 vat.
5/2 pijpen.
5/4 »
12 kisten.
Kaarsen . . .
Koopmanschappen
Koren . . . .
Lemmetjes . .
Likeur . . . .
Makreel
Manufacturen
Olie (zoete) . .
Keuzel . . . .
Rijst. . . . .
Sigaren. . . .
Spek . . . .
Stroohoeden . .
Suiker . . . .
Tabak . . . .
Voorloop .
Vleesch . . .
Wijn . . . .
Water (mineraal)
5024 kelders.
5/2 en 5/4 pijpen.
5 vaten.
15 manden.
207 kisten.
3 vaatjes.
5 kisten.
200 balen.
85 kisten.
2 vaten.
1 pijp.
31 kisten.
30 manden.
NOORD-AMERIKA.
Hoeveelheid.
49/2 duims.
50 vaten.
100 kistjes.
75 vaatjes.
200 pakken.
25 ki
106 vaten.
5 vaten.
5/2 »
373 vaten.
VREEMDE LANDEN.
Hoeveelheid.
77 vaten op fless.
5 » » fust.
12 kisten.
200 vaten.
3/4 vaten.
365 kisten.
1/1 en 10/2 vaten.
46 vaten.
160/2
TOTAAL.
Hoeveelheid.
7 vaten.
1 kist.
2174V2 kelders.
17 vaten.
52 kisten.
1 zak.
16 vaten.
2 kisten.
31 kisten.
25 mandjes.
119 balen.
2 kisten.
1 vat.
40 blomvaten.
4 vaten , 4 blomvaten ,
1 zak.
20/2 vaten.
77 vaten op n
5 » » &4
49/2 duims.
30 manden.
25 vaten.
12 kisten.
250 vaten.
100 kistjes.
75 vaatjes.
1% vaten.
5/2 en 5/4 pijp6'
365 kisten.
12 kisten.
200 pakken.
7 vaten.
1 kist.
7198V2 kelders.
5/2 en 5/4 pijp«*
22 vaten
15 manden.
25 kistjes.
259 kisten.
3 vaatjes.
1 zak.
16 vaten.
7 kisten.
106 vaten.
31 kisten.
25 mandjes.
5 vaten.
55/2 »
319 balen.
87 kisten.
373 vaten.
1 vat.
40 blomvate»'
7/1,10/2 vaten, 4 b1"
vaten en 1 zak'
1 PUP
46 vaten.
180/2
31 kisten en 5 f»1'
30 manden.
DOORVOER U I T HET ENTREPOT NAAR
NEDERLAND.
Hoeveelheid.
NOORD-AMERIKA.
Hoeveelheid.
-7 kisten.
145 kelders.
6 kisten.
16 vaten.
VREEMDE LANDEN.
Hoeveelheid. Hoeveelheid.
13 vaten.
49/2 duims.
100 kistjes.
106 pakken.
5 vaten.
543 kelders.
4 pijpen.
10 damejaDS.
25 kistjes.
15 kisten.
1 zak.
4 kisten en 49 vaatjes.
6 vaten.
10/2 vaten.
34 kisten.
20 vaten.
40 blomvaten.
6 vaten.
5/2 »
1 kist, 2 vaten en 4 vaatjes.
25 manden.
13 vaten.
49/2 duims.
100 kistjes.
7 kisten.
IOC pakken.
5 vaten.
688 kelders.
4 pijpen.
10 damejans.
25 kistjes.
21 kisten.
1 zak.
16 vaten.
4 kisten en 49 vaatjes
8 vaten.
10/2 vaten.
34 kisten.
20 vaten.
40 blomvaten.
6 vaten.
5/2 »>
1 kist, 2 vaten en 4 vaatjes.
25 manden.
Z I T T I N G 1871 —1872. — 8 .
Koloniaal verslag van 1871.
S U R I IV A H E.
B I J L A G E LIT. K.
N°. 68.
STAAT
AA.NTOONENDE
HET GETAL DER GEDURENDE HET JAAR 1870
iitfailli 11 fiiïiiiîi »Jiwa 11 iiiiwiiüii,
PER MAIL B PER GEWONE MHEKPSGELEGEMÏEID.
2
O N T U N G E Ü
V A N
PER ENGELSCHE (1)
EN FRANSCHE (2) MAIL.
o •n
c ci
g'O
CD 'O U
CD M a
CD o
a D
CD .a o H
Nederland (1)
(2)
3 351
567
Frankrijk en den agent der Fransche mailboot (1) (2) .
Engeland (1) (2)
Curaçao
Nickerie , Coronie, Dömerary en andere vreemde plaatsen.
260
202
5 493
716
341
3 374
96
.M B 'O
CO ^ 2 S
8 844 13 216
Totaal
1283
784
3 634
298
2 684
c s
o PH
PER GEWONE SCHEEPSGELEGENHEID.
a o
CD
. Q
CD 'O h g a .3 2
IB* O
"3
O H
B O
300
1835 59
815
7 258
380
3 670
4 823 10 020 17 527 27 174
161
15
359 173
11
161
10 142
784
14 187
309
2 845
B
C CD ÜB
15 051
815
3 634 7 258
380
3 670
17 714
In 1869 ontvangen
Meer ontvangen dan in 1866 .
27 174
17 453
261
26 992
8*
182
i
v
i
O E R Z O N D E N .
N A A R
PER ENGELSCHE (i)
EN FRANSCHE (2) MAIL.
<0 na
a
S .2
O
Werland (1) 2 335
(2)
frankrijk en den agent der Fransche mailboot (1) (2) .
Engeland (1) (2)
jUracao
^ickerie, Coronie, Demerai'y en andere vreemde plaatsen.
492
600
377
155
Totaal
5 979
609
428
1 614
178
5 959 8 808
o H
'd o
o Pi o
PER GEWONE SCHEEPSGELEGENHE1D.
E~ 'r-i
V T3
<o A M ? S £
^•° O
'S
o H
es C3 O
8 314
1 101
1028
1991
333
6 960
4 541
495
198
i 88
976
5 636
19 727 12 584
108
23
131
In 1869 verzonden
Minder verzonden dan in 1869
Meer verzonden dan in 1869
9 415
1028
1991
333
6 960
S3 <D SJ3
19 727
19 779
52
5 036
198
735
976
5 636
12 584
12 404
H
131
131
37
180 94
• •
i Ver iet
Cm
St.
Ht.
Sat
Oi
St.
Sal
Z I T T I N G J871 — 1872.
Koloniaal verslag van 1871. 8.
C U R A Ç A O .
Np. 69.
De statistieke opgaven loopen over het jaar 1870. De verdere mededeelingen sluiten zich aan het vermelde bij "et vorig verslag, met inbegrip van de berigten tot I Augustus 1871 ingekomen. Later ontvangen berigten 2ljn bij noten vermeld.
A. Bevolking.
Op ultimo December 1870 bedroeg de bevolking :
Op
^- Martin (Ned. ged.)
*t. Eustatius. . . .
Totaal . .
Mannelijk. Vrouwelijk,
9 662
1737
1839
1238
859
879
16 214
11427
2 013
2 042
1612
1 190
984
19 268
Totaal.
21089
3 750
3 881
2 850
2 049
1863
35 482
Het garnizoen is onder de bevolking van Curaçao begrepen.
Er werden in 1870 gesloten :
op Curaçao . . . 42 huwelijken ,
» Bonaire . . . 5
» A r u b a . . . . 9
» St. Eustatius. . 8
n Saba . . . . 12
» St. Martin (N.G) 9
»
»
»
n
ji
waai
»
»
»
»
»
bij geëcht
»
»
«
»
»
33 kind
4 »
6 »
28 ..
»
12 »
Het aantal gehuwde personen , weduwenaars en weduwen bedroeg op ultimo December 1870 :
op Curaçao 2073
» Bonaire 994
» Aruba 501
» St. Martin (Nederl. gedeelte) . . 327
» St. Eustatius 280
» Saba 490
De verdeeling der bevolking op de onderscheiden eilanden naar de kerkgenootschappen was als volgt :
op
fl
^°naire . . . . . . .
4ruba . . . . . . .
l- Martin (Ned. gedeelte) . .
Totaal . .
Nederlandsch
Hervormden.
1725
157
377
2 221
1378
1341
7199
Methodisten,
»
»
»
629
550
»
1 179
Roomsch
katholijken.
18 486
3 587
3 486
»
120
522
26 201
Israëliten.
878
6
18
»
1
»
903
Niet
opgegeven.
»
»
»
n
»
»
»
TOTAAL.
21089
3 750
3 881
2 850
2 049
1863
35 482
2
De bevolking was naar de geboorteplaats onderscheiden als volgt :
WOONPLAATS.
St. Martin (Ned. gedeelte) . .
Totaal . .
G E B 0 R E K
op het eiland.
19 771
3 720
3 707
2 717
1897
1829
33 641
elders in West-Indie.
543
7
127
103
136
25
941
in Nederland.
343
14
15
20
10
6
408
in andere oorden.
432
9
32
10
6
3
492
TOTAAL.
21 089
3 750
3 881
2 850
2 049
1863
35 482
In 1870 werden geboren:
OP Mannelijk. Vrouwelijk. TOTAAL. Hiervan buiten echt.
Curaçao
Bonaire .
Aruba
St. Martin (Ned. gedeelte)
St. Eustatius
Saba
Totaal 656
406
50
82
57
32
29
404
49
59
49
24
25
610
810
99
141
106
56
54
1266
655
45
93
74
37
15
919
In datzelfde jaar bedroeg het getal overledenen :
OP
St. Martin (Ned.
Totaal . . .
Mannelijk.
293
63
40
31
20
12
459
Vrouwelijk.
285
56
33
38
19
14
445
TOTAAL.
578
119
73
69
39
26
904
3
Als ingezetenen werden ingeschreven 61 personen, als: ^6 in de kolonie geboren, 1 Amerikaan, 2 rüuropeanen eu 2 Venezuelanen.
B. Algemeen en gewestelijk beheer.
Ofschoon de staatkundige woelingen in de republiek Venezuela, waarvan in het laatste verslag werd gewaagd, Dog voortduurden , vloeiden daaruit, voor zooveel Curaçao betreft, geene verdere verwikkelingen van eenig belang voort. Eenige dagen na aankomst van Zr. Ms. stoomschepen •Admiraal van Wassenaer en Kijkduin te La Gnaira, in augustus 1870, keerden de twee in Mei te voren door do legering van Venezuela aangehouden Nederlandsche schepen , die op daartoe gedane vordering waren vrijgegeven, laar Curaçao terug. De Nederlandsche zaakgelastigde te Caracas vestigde 2ich, gedurende de onderhandelingen tot het uit den weg ruimen der tusschen Nederland en Venezuela bestaande geschillen, eerst te Rio Hacha en later op Curaçao De omstandigheid, dat ongeacht de bepalingen der Publicatie van 25 Junij 1858 [Publicatieblad n°. 6), steeds °orlogsbehoeften van Curaçao werden uitgevoerd naar Plaatsen, in opstand tegen haar wettig bestuur, hetgeen, bij de vriendschappelijke verhouding van Nederland met ^e nabij Curaçao gelegen Staten, niet langer mögt worden geduld, noopten in April 1871 het bestuur dier kolonie 'et afkondiging van het Koninklijk besluit van 27 Februari) te voren , n°. 1, waarbij tot 1 April 1872 de uitvoer van buskruid, ammunitie, vuur- of blanke wapenen eu andere oorlogsbehoeften is verboden. Dat besluit komt voor in het Publicatieblad van Curaçao voor 1871 onder n°. 3. In September 1870 werd de heer mr. A M. DE ROUPILLE eervol ontheven van het ambt van Gouverneur der Wonie Curaçao en tijdelijk tot zijne vervanging aangewezen de heer H. F. G. WAGSER , destijds gezaghebber van het eiland St. Martin (Nederlandsch gedeelte), die, fa het aan den heer DE ROUVILLE op zijn verzoek verleende eervol ontslag uit 's lands dienst, dezen definitief als Gouverneur van Curaçao opvolgde. Tot leden van den Kolonialen Raad werden herbenoemd de aftredende leden H. EVERTZ en N. ROJER. Het Publicatieblad van 1871, n°. 11, bevat eenige bij koloniale verordening van 24 October 1870 en 22 Junij 1871 vastgestelde wijzigingen in de Curaçaosche zegel°rdonnantie, dd. 9/17 Mei 1861 [Publicatieblad n°.h). Bij besluit van den Gouverneur van 24/25 April 1871 [Publicatieblad n°. 4), werd het gewijzigd kohier van aanslag voor de belasting op onroerende goederen op het eiland Bonaire goedgekeurd en verbindend verklaard tot eö met ultimo December 1875. Onder dagteekening van 28 April 1871 werd door den Gouverneur vastgesteld eene koloniale verordening, waarbij ^e bepalingen nopens den accijns op sterken drank zijn W zien. Ten aanzien van eene mede op den 28sten April 1871 Vastgestelde koloniale verordening, betreffende de uit°efeniug van het beroep van tapper of slijter, zijn bij het Opperbestuur bedenkingen gerezen, ten gevolge waarvan ^e vernietiging in overweging is. Die verordening zal derhalve niet worden afgekondigd.
€. Militair beheer.
§ 1. Landmigt.
De sterkte van het garnizoen was op ultimo December l870 als volgt: compagnie infanterie, 6 officieren, 185 onderofficieren litl manschappen ; compagnie artillerie, 3 officieren, 119 onderofficierenen Manschappen ; geneeskundige dienst, 3 officieren. Geëngageerd zijn : 1 Europeaan en 4 inboorlingen, waarvan 4 als infan6rist en 1 als artillerist. Gereëngageerd voor 2 tot 6 jaren : bij de infanterie 1 korporaal en 4 manschappen; hij de artillerie 1 onderofficier en 7 manschappen.
Uit Nederland aangekomen : 1 2de luitenant der infanterie, 1 korporaal en 19 manschappen.
Overgeplaatst bij het garnizoen in Suriname : 1 kapitein-kommandant der troepen, 1 2de luitenant der infanterie, 1 officier van gezondheid 1ste klasse en 3 manschappen.
Overleden : 1 kapitein der artillerie en 6 manschappen.
Gepensioneerd : 1 2de luitenant-magazijnmeester der artillerie.
In de kolonie gepasporteerd : van de infanterie 2 onderofficieren en 1 man.
Naar Nederland teruggekeerd om aldaar te worden gepasporteerd : van de infanterie 1 onderofficier en 9 manschappen ; van de artillerie 1 korporaal en 6 manschappen.
Met gagement uit de dienst ontslagen : 2 onderofficieren.
Gedetacheerd bij de brigade maréchaussées : van de infanterie 7 ; van de artillerie 3.
Volgens den laatstbekenden sterktestaat (l April 1871) was de sterkte van het garnizoen : 13 officieren; 294 onderofficieren en manschappen.
De infanterie is gewapend met getrokken geweren n'. 1, koloniaal model van 1842; de artillerie met getrokken sapeursgeweren model n°. 4. De geweren, andere wapenen en het ledergoed zijn in goeden staat. De kleeding, huisvesting, nachtleger en voeding der troepen zijn zeer goed. De in 1868 vastgestelde nieuwe uniform is door de officieren aangenomen , doch nog niet door de onderofficieren en manschappen, vermits de voorraad van kleedingstukken in de magazijnen voorhanden nog niet is uitgeput. Op ultimo December 1870 bevinden zich 14 militairen in de 2de klasse van discipline. De garnizoens-bïbliotheek blijft aan het doel harer instelling beantwoorden; zij telt thans 885 werken, te weten: 688 Hollandsche, 137 Fransche, 55 Hoogduitsche en 5 Engelsche. De troepen worden geregeld geoefend. De garnizoensbakkerij levert voortdurend uitmuntend brood. De magazijnen en werkplaatsen, arrestlocalen en regenbakken zijn in goeden staat. De gezondheidstoestand van het garnizoen was over het algemeen gunstig, ofschoon zich enkele sporadische gevallen van gele koorts voordeden. De stedelijke schutterij was op ultimo December 1870 sterk 1 majoor en 19 officieren en 278 presente en 278 afwezige onderofficieren en schutters. De schutterij is goed gekleed en gewapend en wordt geregeld maandelijks in den wapenhandel geoefend. De sterkte der landelijke schutterij was 1 majoor, 10 officieren en 1006 manschappen. Ook door de landelijke schutterij worden maandelijks bijeenkomsten gehouden, waarbij zij instructie ontvangt. De sterkte der schutterij op de onderhoorige eilanden was op ultimo December 1870 als volgt :
Bonaire:
1 kapitein, 1 luitenant, 1 officier van gezondheid, 272 onderofficieren en manschappen.
Aruba :
1 kapitein , 4 luitenants , 650 onderofficieren en manschappen.
St. Martin (Nederlandsch gedeelte) :
2 luitenants , 50 onderofficieren en manschappen.
St. Eustatius :
1 lste luitenant, 30 onderofficieren en manschappen.
De publicatie van 19 Augustus 1856 en 11 Maart 1857 [Publicatieblad van 1857, n°. 3), onderging bij koloniale verordening van 26 October 1870 (Publicatieblad van 1871, n°. 1), eenige wijzigingen, voor zooveel betreft de vrijstelling van contributie tot instandhouding der schutterij.
§ 2. Inrigiingen met het militair beheer in verband.
Het hospitaal voor militairen dient tevens voor de zeemagt, de marechaussees , gegageerde militairen en anderen , die op verpleging in hetzelve aanspraak hebben.
Het aantal verpleegden bedroeg in 1870:
Hersteld of' uitgegaan in 1870
Aanwezig op ultimo December 1870
C3 H2
n
n

»
»
»
»
i e a Tn »
P te . CO O
Ë œ o ^ O
6
145
151
136
15
4
11
_•
5
03
C 60 . ca a>
o —' O
8
115
123
116
7
2
5
-4-ï
03 Ë
02 g
N
4
79
83
77
6
2
4
S .
'0> m © "J ^ 2 C3 =3 .g"fc
!)
10
10
7
3
3
»
i cS
i -a
o ** a
»
i
i
i
»
»
»
' O
bps 2 e Ë o S g o
n
4
4
3
1
»
1
H a bo P o3
O) bo CD >
»
2
2
1
1
n
1
© - H 3 '1
»
6
6
5
1
»
1
-wi o
T3 ce C3 > PH O O
»
6
6
3
3
3
»
>— 4
O
-"
18
368
386
349
37
14
23
§ 3. ZeemagU
's Rijks stoomschip 4de klasse Kijkduin keerde den lOden January 1871 naar Nederland terug , na te zijn vervangen door het stoomschip 4de klasse de Amstel. Behalve den reeds in het laatste verslag vermelden togt naar Haïti, deed de Kijkduin herhaalde reizen naar onderscheidene havens in Venezuela en vertrok op den 29sten October 1870 naar het eiland St. Martin (Nederlandsen gedeelte), ter afhaling van den benoemden waarnemenden Gouverneur. Gemeld stoomschip keerde op don 17den November daaraanvolgende binnen de haven van Curaçao terug, en deed op de terugreis het eiland St. Eustatius aan. Het stoomfregat lste klasse Admiraal van Wassenaer kwam den 22sten Julij 1870 op Curaçao aan , en vertrok den 7den Augustus daaraanvolgende, vergezeld van het stoomschip Kijkduin, ter voldoening der hierboven vermelde verzending naar La Guaira. Op den 7den September 1870 keerde de Admiraal van Wassenaer via Curaçao naar Nederland terug. De haven van Curaçao werd in 1870 bezocht door 8 oorlogschepen van vreemde natiën , als :
5 Noordduitsche;
1 Fransch i
1 Spaansch;
1 Dominicaansch ;
P. Regtswezen en politie.
I. WETGEVING.
Bij besluiten van den Gouverneur, dd. 16 Mei 1871, Ü°. 7, 8 en 9, werden bepalingen vastgesteld ter uitvoering respectivelijk van : art. 105 van het Burgerlijk Wetboek betreffende het
het verleenen van dispensatie van de tweede huwelijksaflsondiging; art. 392 van het Wetboek van Burgerlijke Begtsvorde' ring betreffende beslag op roerende goederen ; art. 530 van het Wetboek van Koophandel, betreffende schepen en goederen die in zee of op de buitengronde» gered, geborgen of gevischt worden. Het Publicatieblad van 1871, n°. 10, bevat bepalingen omtrent de regtspleging in zake van belastingen, vastgesteld bij Koninklijk besluit van 1 Mei 1871, n°. 29. Onder dagteekening van 14 Julij 1871 is door den Gouverneur afgekond gd een besluit, houdende bepalingen ter uitvoering van art. 3 der wet van 4 April 1869 (Staatsblad n°. 36), ter voorloopige regeling der regtsmaüt van den Hoogen Raad der Nederlanden in West-Indische koloniale zaken. Bij Zr. Ms. besluit van 21 Julij 1871, n°. 2 , is vernietigd de door den Gouverneur van Curaçao vastgestelde verordening, houdende wijziging van de 2de afdeeling des vierden titels van het derde boek van het Wetboek vaD Burgerlijke Regtsvordering voor de kolonie Curaçao. De overige sedert het laatste verslag uitgevaardigde verordeningen , besluiten enz., zijn vermeld bij de onderwerpen , waarop ze meer regtstreeks betrekking hebben.
II. REGTERLIJKE MAGT EN REGTSPRAAK.
Met betrekking tot de nieuwe wetgeving zegt de procureur-generaal in een door hem uitgebragt verslag onder anderen : » Ofschoon er sedert het laatste verslag nopen9
de werking der nieuwe wetgeving ée'n jaar is verloopenkan tot op het tegenwoordige oogenblik nog geen bepaal" en juist oordeel betrekkelijk de verkregen uitkomsten gevormd worden. Er wordt een geruime tijd vereischt om over die werking in al haren omvang te kunnen oordeelent vermits daaraan eigenaardige moeijelijkheden verbonden zijn, die slechts langzamerhand overwonnen worden. H e t
gaat niet zoo spoedig om zich met andere vormen en nieu^e
bepalingen gemeenzaam te maken en vóór men tot eene
eenvormige regtspraak en manier van procederen is gekomen , zijn langdurige oefening en toepassing der wet noodzakelijk. »De regterlijke ambtenaren en praktizijns onderscheiden zich door loffelijken ijver, ten einde tot regt verstand der nieuwe bepalingen en tot eenheid van jurisprudentie mede te werken , terwijl van zijne zijde de procureur-generaal de onder hem staande ambtenaren van het openbaar ministerie en den regter , naar zijn beste vermogen, bij het nemen van conclusion in burgerlijke zaken tracht voor te lichten, hem daartoe door het hof de gelegenheid wordt gegeven , ook dan wanneer de wet niet gebiedend het nemen dier conclusien voorschrijft. » Tot dusverre bespeurde men geene verandering in het getal regtszaken van burgerlijken of'handelsregtelijken aard." De opgave van de zaken, bij het hof van justitie in het Jaar 1870 behandeld , wordt onder lit. A hierbij gevoegd. Het aantal vonnissen in burgerlijke zaken bij het kantongeregt bedroeg in dat jaar 35. Het aantal getuigenverhooron 3. Beschikkingen op verzoekschriften 14. Op verzoek van belanghebbenden zijn benoemd : 2 curatoren in onbeheerde nalatenschappen , 7 voogden en 14 toeziende voogden, en ambtshalve 5 voogden en 7 toekende voogden. Behalve de acten wegens benoemingen van voogden, toeziende voogden en curatoren , zijn door den kantonregter en door den griffier 41 acten in verschillende zaken verleden. In de daartoe bestemde registers zijn ingeschreven 19 acten van huwelijksche voorwaarden en 3 acten van vennootschap. In strafzaken bedroeg het aantal vonnissen 31. Voorts is ééne zaak hangende gebleven. Bij condemnatoire vonnissen zijn 31 personen veroordeeld , terwijl 7 zijn vrijgesproken. Aan den Gouverneur der kolonie is van consideratie en advies gediend op 2 verzoekschriften. Behalve de gewone zijn door het kantongeregt 4 buitengewone zittingen gehouden, 2 voor de behandeling van burgerlijke en 2 voor de behandeling van strafzaken. Bij het kantongeregt op Bonaire werden in 1870 5 burgerlijke zaken behandeld, waarvan 3 bij minnelijke schikking afgemaakt, terwijl in 2 zaken vonnis bij verstek tegen den gedaagde gewezen werd. Slechts ée'ne strafzaak werd beregt. Op Aruba werden in gemeld jaar bij het kantongeregt gehandeld: 7 strafzaken, 11 civile zaken, 4 civile zaken (kort gedingl, 1 request en 2 voorzieningen in voogdij. Op St. Eustatius wees het kantongeregt in 1870 5 strafvonnissen. In het burgerlijke werden 6 uitspraken gedaan. De raad van justitie op St. Martin (Nederlandsen gedeelte) behandelde 7 strafzaken. Bij het kantongeregt aldaar werden 11 civile zaken behandeld , waarvan 3 bij minnelijke schikking beëindigd. Het aantal strafzaken bedroeg 6. Het kantongeregt op Saba behandelde 11 strafzaken.
III. POLITIE.
De sterkte der politiemagt op Curaçao wordt in den regel Voltallig gehouden door detachering van militairen uit het garnizoen, die niet definitief bij de brigade worden overgeplaatst, dan na voldoende blijken van geschiktheid voor de politiedienst te hebben gegeven. De politiemagt op St. Martin (Nederlandseh gedeelte), "t. Eustatius, Saba, Bonaire en Aruba wordt, zoonoodig, aangevuld door detachering van de hoofdbrigade op Cu'jjçao, met uitzondering van de 7 hulpagenten voor St. *artin, die gekozen worden uit geschikte personen daar V plaatse.
IV. MIDDELEN VAN BEHEER MET HET REGTSWEZEN IN VERBAND.
§ 1. Hypotheekbewaarder.
Sedert de invoering der nieuwe wetgeving (1 Mei 1869) KT". 8. 69.
tot en met 31 December 1879, hadden ten kantore van den hypotheekbewaarder de volgende inschrijvingen plaats :
tegen 4V„
»
»
»
n
»
n
zond
5
o 7
8
9
10
12
pet. .
» •
»
w *
»
»
»
er rente . .
i .
i
106 .
13 .
2 .
4 .
6
1 .
kapitaal. . . f 350,00
2 600,00
1 99b 091,44»
104 172,67 19 350,00
1 200,00
5 750,00
3 178,00
4 345,70
517 f 2 141437,81s
hiervan zijn verminderd tegen 6 pet. 4 inschrijvingen
aaldtegen 6pet, 40
» 7 » 11
>. 9 » 1
» 12 » 1 —
f
53
464
12 000,00
208 880,00
6 745,00
1 000,00
500,00 —
f
229 125,00
1912 312,815
Zoodàt op ultimo December 1870, 464 inschrijvingen bleven bestaan, ten bedrage van f 1912 312,815. Van do 517 inschrijvingen zijn 391 inschrijvingen van vóór den lsten Mei 1869 bestaande hypotheken ; voorts zijn in het bovenvermeld tijdvak 203 acten van eigendomsoverdragt en andere of daartoe betrekkelijke acten overgeschreven.
•§ 2. Hypotheekbank.
Sedert den lsten Julij 1870 heeft de vroegere wees-, onbeheerde 'èn desolate boedelkamer op Curaçao opgehouden te bestaan, en is vervangen door de hypotheekbank waarvan in het vorige verslag werd melding gemaakt. Het garantie-kapitaal van de hypotheekbank bedroe«- óp ultimo December 1869 . . f 187 420,135
Verlies op hypotheken . 618,72
Overwinst in 1870 f 186 771,415
8 586,51
Alzoo het garantie-kapitaal op uit. December 1870 .' f 195 357,92 Het kapitaal aan particulieren behoorende bedroeg f 1 080 639,57 Ter administratie gebragt in 1870 76 063,59 Interest op kapitaal gebragt 2 240,565
f 1158 943,725 Afbetaalde kapitalen in 1870 38 981,42
Alzoo het kapitaal van particulieren op uit. December 1870 1119 962,305 Verschuldigde interesten aan particulieren 10 860,48
f' 1 326 180,71
6
Hypotheken ten faveure derliypotheekbank f 1230 396,075
Een huis in de "Willemstad 6 191,40 Verschuldigde interesten door particulieren 70 639,44 Saldo in kas 18 953,795
f 1326 180,71
§ 3. Weeskamers.
Het bedrag op uit. Decomber 1870, onder de administratie der Nederlandsch-Portugeesch Israëlitische weeskamer op Curaçao bedroeg f'99 169,06, waarvan f'53 479,75 aan de Israëlitische gemeente en f 45 689,31 aan particulieren toebehoorden. Op St. Martin (Nederl. gedeelte) was op uit. December 1870 eene som van f 1843,41 in contanten onder berusting der weeskamer, terwijl op onderscheidene hypotheken een bedrag van f 3431,47 uit stond. Op St. Eustatius kwamen in 1870 geene nieuwe boedels onder het beheer der kamer. Het kapitaal onder het beheer dier kamer bedroeg f 3799.255, waarvan f 575 op rente was uitgezet.
g 4. Gevangenissen.
Op uit. December 1869 bleven op Curaçao in de gevan genis 15 personen.
In 1870 bijgekomen :
tot dwangarbeid veroordeelden . . . . » »
» tot gevangenzetting 58 »
te zamen . . 73 personen.
In 1870 ontslagen 53 »
Zoodat op uit. December 1870 in hechtetenis bleven 20 personen.
De gevangenissen waren in voldoenden staat, terwijl in de verpleging der gevangenen op denzelfden voet als vroeger werd voorzien.
Op St. Martin (Nederl. gedeelte) was op uit. December 1869 in hechtenis 1 persoon.
In 1870 bijgekomen :
tot dwangarbeid veroordeelden . . . . 2 personen;
» gevangenisstraf 13 »
te zamen . . 16 personen.
In 1870 verlieten de gevangenis (waaronder 2 ontvlugte) 15 »
Zoodat op nlt. December 1870 bleef . . 1 persoon.
Op St. Eustatius werden in 1870 4 personen in hechtenis genomen. Op uit. December van dat jaar bleef één tot dwangarbeid veroordeelde persoon in de gevangenis. Op Saba werden 10 personen in de gevangenis opgenomen.
E. E e r e d ï c n s t .
Met betrekking tot de aanhangige maatregelen tot het losmaken van den Staat van kerkelijke aangelegenheden in West-Indie, zij verwezen naar het koloniaal verslag van 1871, Suriname.
I. PKOTESTANTSCHE.
Het aantal belijders der verschillende gezindheden is vermeld onder hoofdstuk A.
In 1870 werden op Curaçao gedoopt 55 kinderen, tot lidmaat aangenomen 23 personen en kerkelijk ingezegend 4 huwelijken. De vacante predikantsplaats op Bonaire werd niet vervuld, vermits de noodzakelijkheid daarvan niet voldoende
is gebleken en in de geestelijke behoefte der gemeente aldaar naar behooren kan worden voorzien door , even a's
zulks vroeger plaats had, Bonaire van tijd tot tijd te doen bezoeken door één der predikanten van Curaçao. Een ge' schikt, door de Regering bezoldigd persoon geeft boveü' dien aan kinderen godsdienstig onderwijs en houdt weke' lijks godsdienstige voorlezingen in het kerkgebouw. In 1870 werd op Bonaire 1 kind gedoopt en 1 huwelijk kerkelijk ingezegend. Het kerkgebouw is in goeden staat. De predikantsplaats op Aruba is in het begin dezes jaars, ten gevolge yan pensionering van den titulariSi almede vacant geworden. In de eeredienst aldaar wordt op denzelfden voet als voor Bonaire voorzien. Op St. Martin (Nederlandsen gedeelte) werden in 1870 door den aldaar gevestigden Methodisten zendeling &/ kinderen gedoopt, 8 huwelijken kerkelijk ingezegend, V> lidmaten aangenomen en 200 kinderen godsdienstig onder' wezen. De Methodisten-kerk werd uit eigen middelen vergroot en de woning van den zendeling hersteld. Op St. Eustatius werden in 1870 door den daar gevestigden zendeling van het Engelsch Wesleyaanseh Methodisten-genootschap 53 kinderen gedoopt en 5 huwelijken kerkelijk ingezegend. De oude Hervormde kerk verkeert in zeer slechten toestand ; ook de muren der kerkhoven vereischen herstelling. Saba werd in 1870 ééns bezocht door den Anglicaan' sehen bisschop van Antigua en viermalen door den Anglj' caanschen leeraar van Anguilla, welke laatste bij eb« gelegenheden 39 kinderen doopte. Het kapitaal der Protestan t sehe kerk op Curaçao bedroeg op ultimo December 1870 . . . . f 57 239,09'
dat van het weezenhuis dier gemeente . 8 008,90'
De uitgaven van het weezenfonds hebben in dat jalg bedragen.° f 1 577,1»
te weten :
voor maandeliikschen onderstand aan weezen en klee' ding, f 1492.CÖ
geneeskundige behandeling 40,1*
extra giften 44,3
f 1 577,1
Hel aantal bedoelde weezen bedroeg 32. Het weezenfonds genoot in 1870 wederom van Gouvef nementswege eene subsidie van f 1500. Aan de armen dezer gemeente werd uitgedeeld een som van f 1608. Uit de algemeene armengelden werd daartoe bijgedrag6
eene som van f 508,82.
II. Roomsch-katholijke.
De vacature, die onder het aantal bezoldigde Roomsen' katholijke geestelijken van den 2den rang bestond, wei' in 1870 aangevuld. De standplaatsen dier geestelijken (13 in getal), z]J als volgt :
op Curaçao . . . . 6
» Bonaire . . . . 2
n Aruba 2
,, St. Martin (Ned. G.) 2
» Saba 1
Bovendien zijn op Curaçao nog 4 onbezoldigde geestelijken. Een der laatst aangekomenen overleed in October 1870. Van de zusters van liefdadigheid bevonden zich werk8aam :
23 op Curaçao in de scholen binnen do stad ;
17 in de school te Welgelegen;
10 » » scholen der buitendistricten ;
15 » het gasthuis ;
3 » » leprozenhuis ;
4 » » krankzinnigengesticht ;
2 op Bonaire, en )
2 » Aruba > voor het onderwijs.
Het kapitaal, behoorende aan de Roomsch-katholijke kerk °P Curaçao, bedroeg op uit". December 1870 f 12 594,43. Aan de armen werd uitgedeeld f 1417, waarvan bijgedragen door het Gouvernement uit de algemeene armeniSelden eene som van f 508,825. In 1870 verstrekte het Gouvernement wederom eene som vf>n f 1500 ten behoeve der Roomsch-katholijke weezen. Op Bonaire werden bij de Roomsch-katholijke gemeente '0 1870 97 kinderen gedoopt , 4 huwelijken kerkelijk ingezegend, 124 personen als lidmaten aangenomen, terwijl *>74 kinderen godsdienstig onderwijs ontvingen. De kerkgebouwen en begraafplaatsen zijn in goeden staat. Van Aruba en St. Martin (Nederlandsch gedeelte) zijn °Dder dit hoofd geene bijzonderheden te vermelden. Ht. Kustatius, waar thans geen Roomsch-katholijke geestelijke gevestigd is, werd in 1870 herhaalde malen door 'lien van Saba bezocht, die aldaar 8 kinderen doopte en aan 20 kinderen godsdienstig onderwijs verschafte.
III. ISRAËLITISCHE GEMEENTE.
a. Xïederlandsch-Portugeesch Israëlitische.
De rabbijn , die zich sedert 1868 tot herstel van ge*ondheid in Nederland bevond, is gepensioneerd en nog "iet vervangen. Aan de armen dezer gemeente werd uit de algemeene '"""mengelden door het Gouvernement verstrekt f 254,46 Haar kapitaal bedroeg op ultc. December 1870 f'59 812,74.
b. iïederlandsch-Hervormd Israëlitische.
Het zielental dezer gemeente bedroeg op ulf.üec. 1870 261. 1 huwelijk werd kerkelijk ingezegend. De uitgaven voor 1870, geschat op f3667,50, hebben belooPen f 3056. De inkomsten, geraamd op f 675, bedroegen f967. De uitgaven voor 1871 zijn geraamd op f'3787,50 ende 'nkomsten op f 845. In het tekort wordt voorzien door 'luotisatie der gemeenteleden. Het armenfonds bedroeg op ult°. December 1870 f 178,02. De begraafplaats is in goede orde.
F. Instellingen van liefdadigheid.
I. HET LAZARUS- EN KRANKZINNIGENGESTICHT.
De uitgaven van het gesticht bedroegen in 1870 f4914TOÖ. Op ult°. December 1870 werden daarin verpleegd :
lepreuzen 4;
krankzinnigen . . . 16.
De verpleging der lijders in het Lazarus- en krankzinnigengesticht geschiedde door 7 zusters van liefdadigheid; voorts waren nog in dienst 2 bedienden en 1 pontvoerder. Het nieuw gebouwde krankzinnigengesticht werd den Gden December 1870 geopend. Van de krankzinnigen die ?ich in het oude gesticht bevonden, werden 6 mannen en 0 vrouwen derwaarts overgebragt. Er bleven nog 5 lijders in het oude gesticht. Plaats
gebrek belette hunne opneming in het nieuwe. Men was echter bezig met den aanbouw van kamers te hunner opneming. De toestand der verplaatste lijders onderging, volgens den geneesheer, tot dusver weinig verandering. Bij besluit van den 20sten November 1870, n°. 557, werd door het bestuur eene instructie vastgesteld voor den geneeskundige. De verpleging der lijders in het nieuwe gesticht geschiedt door 4 zusters van liefdadigheid, terwijl door een geschikt persoon toezigt wordt gehouden. Eene verordening nopens de werking en de inrigting van het krankzinnigengesticht, in den geest van de in Nederland bestaande bepalingen, is bij het bestuur in overweging.
II. HET GASTHUIS EN HOSPIVAAL VOOR DE ARMEN.
Op den lsten January 1870 waren in hot gesticht 49 lijders ;
in 1870 bijgekomen 183 »
232 lijders.
Van deze zijn hersteld 123
Overleden 72 195 n
Zoodat op uit. December 1870 in het gesticht aanwezig bleven 37 personen.
De ontvangsten bedroegen in het jaar 1870 f 5 865,61
de uitgaven 5 725,78
Sildo in kas op uit. December 1870 . . f 139,83
De gewone subsidie van f 1000 werd ook dit jaar aan het gesticht verleend.
III. SPAARBANK EN BANK VAN LEENING.
Blijkens het openbaar gemaakte verslag over het 20ste huishoudelijke jaar van den lsten Julij 1869 tot en met den 30sten Junij 1870, telde deze inrigting 117 leden. De balans sloot op 1 Julij 1870 met een eindcijfer van f 209 630,935. Op Bonaire was de werking der daar gevestigde spaaren beleenbank, ten gevolge der ongunstige tijdsomstandigheden, minder bevredigend.
Op 1 January 1870.was in kas. . . . f 2,065
Inkomsten in 1870 1 185,64
Te zamen. f 1 187,705
In 1870. werd teruggenomen . f 958,26
aan eigenaren van verkochte panden uitgekeerd . . . . . 50,33
kosten 58,25 » 1066,84
Saldo in kas op uit. December 1870. 120,86
De balans der spaar- en beleenbank op het eiland Aruba sloot op 1 October 1870 met een eindcijfer van f 3043,22 ï. De Störungen bedroegen over het laatst verloopen jaar f 325, terwijl bij het reserve-kapitaal f60,42 5 winst werd gevoegd.
IV. ANDERE INSTELLINGEN VAN LIEFDADIGHEID..
Daaronder behooren de Protestantsche Maatschappij van Weldadigheid, de Israëlitische Maatschappij' tot Hulpbetoon
8
aan vlijtige armoede, en de verschillende begrafenissocieteiten , alle op Curaçao.
De stand der algemeene armenkassen op de onderscheidene eilanden was :
op Bonaire:
Saldo ia kas op uit. December 1869
Inkomsten in 1870
Totaal . .
Uitgaven in 1870 . . . . . . . .
Saldo in kas op uit. December 1870
Op Aruba:
Saldo in kas op uit. December 1869
•Inkomsten .
f 421,69
221,935
f 643,625
272,27
Totaal
Uitgaven in 1870
Saldo in kas op uit. December 1870
Op St. Martin (Ned. ged.):
Saldo in kas op uit. December 1869
In 1870 ontvangen
f 371,355
f 1028,21
1031,84
f 2060,05
'940,915
Totaal
Uitgaven in 1870
Saldo in kas op uit. December 1870
f 1119,135
f 50,60
660,96
f 711,56
«24,22
87,34
Op St. Eustatius :
Ontvangst in 1870 f 1390,93
Tekort, waarmede de kas op uit. December 1869 sloot f 38,39
Uitgaven in 1870. 1 126,77 1165,16
Saldo in kas op uit. December 1870 . , f 225,77
behalve een kapitaal groot f1800, dat op rente is uitgezet.
Voor het werkhuis op Aruba, waarvan in het laatste verslag is melding gemaakt, werd in 1870 ontvangen f 1133,045
en uitgegeven. 1119,655
Saldo in kas op alt. December 1870 13,39
Buitendien was er eene waarde aan grondstoffen aanwezig van f 265, te weten:
300 pond tabak f 90,00
1750 koppen stroo 175,00
Gebrek aan fondsen heeft tot hiertoe belet aan deze inrigting meerdere uitbreiding te geven. De ontvangsten voor het gasthuis op Aruba bedroegen in 1870. , , f 1145,285
De uitgaven beliepen 1145,285
Met de ontvangen gelden werd een gebouw daargesteld van 50 voet lang en 20 voet breed, met keuken en magazijn. Ook voor deze instelling, die even als het werkhuis door vrijwillige bijdragen is tot stand gebragt, worden meerdere fondsen vereischt, wil de zaak aan het beoogde doel beantwoorden.
Op St. Martin (Ned. ged.) werden in 1870 16 personé» in het leprozengesticht verpleegd. De onderstand aan 56 hulpbehoevenden en weezen ^a
vrijgemaakten bedroeg f 1000. Op St. Eustatius werden in 1870 24 leprozen verpleegd' waarvoor men met inbegrip van de toelage van den op' zigter f 2678,325 besteedde. Het gesticht en de opzigterswoning waren in goeden staat. Aan 31 hulpbehoevende vrijgemaakten werd uitgekeer» f 1078,325 en aan 20 op Saba f 950.245.
O. Burgerlijke g e n e e s k u n d i g e d i e n s t .
De gezondheidstoestand op Curaçao was over het alge' meen gunstig. In de maand November 1870 vertoonde de gele koor" zich weder. Van de 9 lijders stierven 4 en herstelden 5. In het aantal geneeskundigen en apothekers kwam geeo6
verandering. Met de uit Nederland ontvangen en aan onderscheiden6
geneesheeren verstrekte koepokstof Werden geen gunstig' resultaten verkregen. De gezondheidstoestand op Bonaire was in 1870 minde' gunstig. Aldaar kwamen even als in het vorige jaar verscheide!16
gevallen van typhus en scheurbuik, vergezeld van eefl6
kwaadaardige dysenterie, voor. Op het einde des jaars was echter die ongunstige to^ stand veel verbeterd, en heerschten toen alleen de gewon6
catharale , gastrische en rhumatische aandoeningen. Op Aruba liet de gezondheidstoestand niets te wensch^1
over. Dit was almede het geval op de eilanden St. Marti" (Ned. gedeelte), St. Eustatius en Saba, In de vacante betrekking van geneeskundige op Sab9
werd voorzien, zoodat thans op al de eilanden der koloni6
weder gouvernements-geneeskundigen gevestigd zijn. Aan allen worden op aanvrage de noodige geneesmid' delen ten behoeve der onvermogenden uit 's lands mag»' zijn op Curaçao verstrekt.
H. Onderwijs.
De schoolcommissie noemt in haar verslag den toestan» van het onderwijs gunstig , en vermeldt dat door de leef' lingen in het algemeen goede vorderingen worden ge' maakt en de onderwijzers met ijver hunne taak vervulleP' Het getal schoolgaande kinderen was slechts weinig vermeerderd, ten gevolge van de heerschende duurte def
eerste levensbehoeften. De aanvragen tot het toelaten van kinderen op de
landsscholen werden in den laatsten tijd menigvuldige?' Daaraan kon echter niet terstond worden voldaan wegen3
plaatsgebrek. In 1870 werd op Curaçao onderwijs gegeven aan 161* kinderen , te weten 826 jongens en 788 meisjes. Van dozen bezochten 354 jongens en 68 meisjes de lands' scholen, en 228 jongens en 669 meisjes de scholen def
zusters van liefdadigheid. De overige kinderen waren ovef
8 bijzondere scholen verdeeld. Bovendien werden de Roomsch-katholijke bewaarschole'1
nog bezocht door 132 jongens en 278 meisjes. Op Bonaire ontvingen in 1870 269 kinderen onderwijs* als : op de landsscholen 82 , op de school der zusters van liefdadigheid in het dorp Kralendijk 115 en aan de Rincon 72De schoolcommissie was over het gegeven onderwij* zeer voldaan. Van Aruba is nopens het onderwijs nog geen berig' ingekomen. Op het eiland St. Martin (Ned. gedeelte) was de to"' stand van het onderwijs over het algemeen gunstig. I" de landsschool te Philipsburg ontvingen 100 kinderen on' derwijs, waarvan 93 kosteloos. De scholen in de buitendistricten, welke uitsluiten^ bestemd zijn voor onvermogende kinderen, werden ook vrij goed bezocht. Op St. Eustatius bezochten 111 leerlingen de landsschool' De zondagsschool van den Methodisten zendeling teld0
9
120 leerlingen, terwijl op bijzondere scholen nog aan een 50tal kinderen onderwijs werd gegeven. Op Saba ontvingen 26 tot 31 kinderen kosteloos onderwijs.
I. Landsgcbouwen en openbare werken.
Door het bouwdepartement werden behalve het gewoon onderhoud, in het jaar 1870 de volgende werken uitgevoerd: Uitbaggeren van de haven langs een gedeelte der kade van den waterkant, aan de overzijde en bij de landingsplaats op Scharlo. Herstellen van de havenboei. Herstellingen aan de hoofden en het bevestigen van de kanonnen bij den havenmond, dienende tot het verhalen van schepen. Herstellen van de veer- en werkponten. Herstellingen aan het lichttoestel op klein Curaçao. Aanbouw van een nieuw seinhuis bij den middenseinpost. Voortgegaan met het vernieuwen van de kade langs den waterkant in de Willemsstad. Herstellen van de kade langs den waterkant voor het iort Amsterdam. Een aanvang gemaakt met het aanleggen van een weg naar het nieuwe krankzinnigengesticht en het maken van een afscheidingsmuur langs een gedeelte van dien weg. Nieuwe bestrating der eoncessiestraat. Herstellen van den opgang van den berg van Altena. Herstellen van de straat op Scharlo. Verwen van de Protestantsche kerk en toren. Gedeeltelijk herstellen van eenige veekoralon op de markt. Verwen van de officiers-woningen n°. 1 en 4. Vernieuwen van het dak van den stal op de plantage de Hoop. Vernieuwen van de balustraden langs de trappen van het raadhuis en verwen van dat gebouw. Wegnemen van een beschot en herstellingen der wachtkamers in het bijgebouw van het hospitaal. Verwen van eenige vertrekken der villa Belve'dère. Verschillende herstellingen aan het Gouvernementshuis. Vernieuwen van het fornuis met schoorsteen der werkplaats van den mr. geweermaker. Metselen van twee barbetten voor getrokken 30ponders op den walgang van het Riffort.
Vergrooten van een barbet tot het plaatsen van twee getrokken 12ponders op den walgang van het Waterfort. Vernieuwen van eenige vensterblinden en glasramen met koperen hang- en sluitwerk in de bomvrije localen in"-erigt tot laboratorium. Verwen van de officierswoning in het Riffort. Maken van twee nieuwe schilderhuizen. Maken van een nieuwen vloer van Portland-cement, in de kazerne binnen het fort Beekenburg. Maken van een mortierbedding binnen het fort Nassau. Voort.T werden de wegen in de buitendistricten hersteld en onderhouden. Op Bonaire werd zoowel de woning van den gezaghebber als die van den landsschoolonderwijzer hersteld en bij de eerste een kleine regenbak gebouwd. Men onderhield de buitenwegen en verlengde den steiger der landingsplaats aan de baai. Het raadhuis op St. Mart n (Nederl. gedeelte) werd hersteld en van eene nieuwe galerij voorzien. Het bestuur droeg zooveel mogelijk zorg voor het onderhoud der wegen. Het raadhuia op St. Eustatius onderging in 1870 herstellingen. De overige landsgebouwen en publieke straten en wegen wei-den, voor zoover de daarvoor toegestane middelen toelieten, onderhouden.
«F. T e r i ' o e r w e ï c n .
De maildienst werd in 1870 waargenomen, gedeeltelijk door de Fransche mailbooten van de Compagnie Génerale Transatlantique, gedeeltelijk door de Nederlandsche stoomboot Honjleur, en eindelijk door zeilschoeners; deze beide laatsten in verband met de Engelsche mailbooten tusschen St. Thomas en Southampton. Van de Fransche mailbooten over St. Nazaire werd, zoowel voor correspondentie al? voor passagiers slechts weinig gebruik gemaakt. De wegens deze dienst door de Regering aangegane overeenkomst is dan ook opgezegd. In de wijze van correspondentie tusschen Curaçao en do bovenwindsche eilanden is geene verandering gekomen. De volgende staat bevat eenige nadere bijzonderheden betrekkelijk het postwezen in 1870.
O N T V A N G E N .
Van
Per mail.
c OJ
pq
Nederland. , . . .
Suriname . . . . . .
^root-Britannie en andere Staten. . .
"t. Thomas en andere plaatsen
frankrijk en andero Staten . . . .
3499
266
7560
2586
5198
Per scheeps gelegenheid
pq
5985
952
8851
13194
19059 28982 7170
123
7047
K°. 8. 69.
o o
3622
266
7560
9583
5198
a o
V E R Z O N D E N .
Naar
5985
952
8651
Nederland
Suriname.
13194
» 26229
Groot-Liritannie en andere Staten . .
St. Thomas en andere plaatsen . . . .
Frankrijk en andere Staten
28982
Per mail.
M
3239
233
1512
Per scheeps gelegenheid
W ü
380
380
3875 146
e
184
5487 130
14316 1220 35
3271
236
3875
1512
5487
380
380
146
184
130
14381 1220
10
zoodat în 1870 meer zijn ontvangen dan m l 8 6 9 , 4769 brieven, waarvan 4752 per mail, en meer zyn verzonden 1252 brieven , waarvan 1250 per mail.
K. Geldelijk beheer.
§ 1. Bank.
Omtrent den staat der Curaçaosche Bank op uit. December 1870 en de operatien dezer mngting gedurende dat jaar, worden de volgende bijzonderheden m haar verslag aangetroffen:
Op uit. December 1870 was het bedrag der bankbiljetten als volgt :
Per transport f 52 324,60 5
5632 stuks à f 5
5940
2399
1182
10
25
50
28 160,00
59 400,00
59 975,00
59 100,00 f 206 635,00
Het kapitaal van de BaDk, voortspruitende uit ontvangsten van disconto's, interesten enz., op 1 Januarij 1870 groot . . . f214 148,26
is, ten gevolge van het gedurende 1870 gepercipieerde na aftrek der administratiekosten, vermeerderd met f 16 845,345
waarvan echter voor de kolonie beschikbaar is gesteld 50 pet. . . 8 422,67 5
8422,67
222 570,93
Totaalbedrag van het kapitaal op ult°. Decernber 1870, bestemd voor de operatien van de Bank i 429 20o,V)3
Van deze som was op uit". Dec. uitstaande : op gedisconteerde wisselbrieven, volgens art. 9 van°het reglement van de Bank, voorzien van endossem*nten, tegen een disconto van 5 pet. 'sjaars * • • -f347 000,00
op obligatien ten laste van de Spaar- en beleenbank mede rentende 5 pet. 's jaars 12 500,00
op gedeponeerde gouvernementswissels fentende 1 pet. 'sjaars . 1 304,00
te zamen , f 261 304,00
terwijldoordekolonie aan de Bank verschuldigd is eene som van . f24000,00
waarvan wordt afgetrokken het bedrag van 50 pet. van de overwinst der Bank over het jaar 1870, voor de kolonie beschikbaar gesteld . 8 422,67 :
15 577,32 5
Hierbij gevoegd:
1°. de gelden in deposito bij de Bank voor rekening van anderen op 1°. Januarij 1870 groot geweest . .f279,93 5
vermeerderd met de in den loop van het jaar 1870 ontvangen opbrengstenvan verkocht geschut vee, ter somma van . f 304,11 24,17 ä
verminderd met het bedrag, naar aanleiding der gouvernements-beschikking, dd. 4 April 1861, n°. 235, aan de koloniale kas uitgekeerd , wegens in 1868 gedeponeerde gelden , afkomstig van verkocht en geschut vee . . . 91,53
Alzoo op ult°. December 1870 in deposito . . . . f 212,58
2°. hetbedragingevolgegouvernements-beschikking, dd. 6 Mei 1861, n°. 309, uit de koloniale kas ontvangen, om bij de Bank afgezonderd bewaard en niet weder uitgegeven te worden, zijnde de opbrengst van door het bestuur afgegeven wissels in 1861 en 1862 ,
376 881,32
Zoodat in de kassen van de Bank op ult°.Dec. 1870 beschikbaar is tot het doen van beleeningen t o2 o^4,oU
53 074,05
Te zamen 53 286,63
Totaal bedrag in de kassen aanwezig op ultimo December 1870 f 105 611,23
als:
Onder den presiden t der Bank, ten einde bij aanvragen voor kleine beleeningen, daaraan te kunnen gevolg geven, aan bankbilletten f' 1000,00
In de reservekas van de Bank :
opbrengst van verkochte wissels voor het Gouvernement afgezonderd in bewaring: bankbilletten . .f53070,00
specie 4,05 f53074,05
Ter beschikking van de Bank tot het doen van beleeningen enz. :
bankbilletten . .f37825,00
speciën. 13 712,185
.f51537,185 -fl046Ü,235
fl05611,235fl05611,23ä
Transportera . . f 52 324,605
§ 2. Begrooting.
B wordt hierbij overgelegd en uitgaven voor Onder lit ontvangsten en uitgaven voor 1871, bij de wet van 3 April 1871 {Staatsblad n«. 82)
de raming va>> definitief vastgestet"
11
^ begrooting voor het dienstjaar 1872 werd voorlooastgesteld bij publicatie van 29 Junij en lSJulij 1871 Wkntieblad n". 16), waarvan onder lit. C een exeui'ar wordt overgelegd (1).
IJ. P e r s o n e l e verordeningen omirent alle landsdienareii.
hieromtrent zijn geene bijzonderheden te vermelden*
M. aJijverheid.
Ii „MlJN-ONTGIXNING.
R> Aruba werden er in de laatste helft van het jaar !70 meer dan honderd arbeiders tegen een dagloon van ' cents geregeld bij de mijnen aan het werk gehouden. F scheepsladingen met ertsen, die van tijd tot tijd naar Perika zijn gezonden t schijnen goede resultaten te heb^ opgeleverd, zoodat het voortiitzigt op vast en goed ''äald^werk voor de arbeidende klasse voor eene reeks *1 jaren schijnt verzekerd te zijn* ï*e som van f 2500 die voor de concessie der mijnen Irlijks aan de koloniale kas moet worden voldaan , werd I* voor 1870 betaald. ,Onder dagteekening van 28 Arril 1871 zijn door den 10Uverneur bij koloniale verordening bepalingen vastge!'e'<l nopens het mijnwezen in de kolonie Curaçao.
II. STEENBAKKERIJ.
,Öe op Bonaire gevestigde steenbakkerij leverde goede "komsten op. .Behalve de op dit eiland gebezigde steen, werden er 'l 400 klinkers van verschillende soorten naar Curaçao ""gevoerd.
III. LANDBOUW.
Het jaar 1870/71 kenmerkt zich door buitengewone vruchtbaarheid. Van af' het begin van de maand October 1870 tot aan den aanvang van de maand February 1871 viel over het geheele eiland Curaçao veel regen , zoodat men algemeen een overvloedigen oogst van maïs, — het hoofdvoedsel voor de min gegoede bevolking — te gemoet ziet. Aard- en rankvruchten, boonen en andere tuinvoortbrengselen zijn in ruime mate voorhanden , ten gevolge waarvan de toestand der ingezetenen , maar vooral die van de arbeidende klasse, in vergelijking met de laatste jaren, aanmerkelijk is verbeterd. Ook de eilanden Bonaire en Aruba mogten zich in milde re^enbuijen verheugen, zoodat te dier plaatse eveneens het vooruitzigt op een ruimen oogst bestaat, en ook daar de toeStand der lagere volksklasse reeds aanmerkelijk verbeterd is. Op St. Martin (Ned. ged.) was de landbouw van geringe boteekenis. Ten gevolge evenwel van den in 1870 gevallen overvloedigen regen , was de oogst van zoete aardappelen en groenten ruimer dan in andere jaren. Op St. Eustatius was het weder gunstig voor den landbouw en is de oogst goed uitgevallen. De uitbreiding van de suikerriet-cultuur werd voortgezet en reeds waren op ultimo December 1870 vier plantages weder in bewerking. Op Saba bestond de oogst uit tuin- en veldvruchten, die alleen voor eigen gebruik dienden.
IV. VEETEELT.
Ten gevolge der geleden verliezen in vorige droogü jaren is de veestapel op Curacao , Bonaire en Aruba nog niet op de gewone sterkte. De volgende opgave levert een overzigt van den veestapel in de geheele kolonie op het einde van het jaar 1870.
Op
Curaçao
Bonaire . . . • • •
A-vuba J
St. Martin (Ned. ged.) .
*t. Eustatius . . . .
Totaal
Paarden.
193
54
30
221
75
Ezels.
573
1427
621
405
»
50
Muilezels* Hoornvee. Schapen.
2503
132
»
11
5
e
1588
102
50
887
170
Geiten. Varkens.
17 444
170
2 347
1061
500
154 2797
22 662
7 265
4 718
955
600
21522 36 200
511
504
348
428
300
2 091
V. UITGIFTE VAN GRONDEN.
Op Bonaire werden in 1870 drie perceelen landsgrond tegen betaling afgestaan tot het bouwen van huizen; daart e g e n keerden 5 vroeger verleende concessien in het '^mein terug. . Op St. Eustatius werden eenige kleine stukjes grond aan particulieren, die daarop huisjes hadden, in eigendom H%estaan , terwijl de grond Solitude verhuurd werd.
V I . ZOUTPANNÈN.
Van Curacao werden in 1870 uitgevoerd 10 065 vaten *ȟt afkomstig uit particuliere pannen. De hoeveelheid
; va» ïstel^ (l) Dit .stuk is . ter inzage voor de leden , ter griffie nedcrgelegd.
zout van de buitenbaaijen uitgevoerd, ofschoon niet juist bekend, was van weinig boteekenis. De zoutpannen op Bonaire leverden aan de eigenaren een vrij goeden oogst, hetgeen aan een groot aantal arbeiders werk verschafte. De uitvoer van zout van daar bedroeg in 1870 75 24o vaten, vervoerd in 28 vaartuigen, metende tezamen 7121 ton. De groote hoeveelheid gegaard zout, welke op St. Martm(Ned. gedeelte) voorhanden was , en de weinige afzet van dat artikel, hebben de concessionarissen van het zoutmeer op dat eiland doen besluiten in 1870 geen zout te rapen. Aan de werken der Maatschappij tot zoutwinning is in 1870 veel verrigt. De dammen tusschen de verschillend« carre's zijn op één na voltooid. De sterkte van het panwater was op uit. December 1870 19 . Uit de kleine of particuliere concessien werden slechts 17 871 vaten zout ingezameld.
12
De geheele hoeveelheid zout in 1870 uitgevoerd bedroe» 82 403 vaten, zijnde 47319 minder dan in 1869.
VII. SCHEEPSBOUW.
Op Curaçao zijn in 1870 gebouwd 3 schoeners en 1 zeilboot. Op Bonaire werden 2 barkjes gebouwd. Op St. Martin (Nederlandsen gedeelte) werden gebouwd I schoener en 1 barkje. Op St. Eustatius werd 1 zeilboot gebouwd.
V I I I . ANDERE TAKKEN VAN NIJVERHEID.
Op Bonaire werden in 1870 53 visscherspassen afgegeven. De visscherij en kalkbranderij aldaar leverden over het algemeen weinig voordeel op.
IX. ZEEBRIEVEN EN ZEEPASSEN.
Bij publicatie van 10/12 Jnlij 1871, n°. 12, werd afgekondigd het Koninklijk besluit van 28 Mei' te voren ?"• , 1 8: h°lI.d™de bepalingen op het afgeven van zeebrieven ïo ua kolonie Curacao.
In het jaar 1870 werden afgegeven;
op Curacao 96 zeebrieven en 7S permitten ;
op Bonaire 14 zeebrieven en 6 permitten ;
op Aruba 19 zeebrieven ;
op St. Martin (Ned. gedeelte) 16 zeebrieven ;
op St. Eustatius 3 zeebrieven en 3 zeepassen.
X. HANDEL- EN SCHEEPVAART.
Ofschoon de oorlog in Europa een nadeeligen invloed uitoefende op de aanvoeren uit Duitschland en Frankrijk was de handel in 1870 steeds toenemende. Ten bewijze hiervan kan strekken dat het één per cent op den invoer voor 1870, geraamd op f 37 750, heeft ongebragt f 48 694,58. l
Curaçao werd in 1870 bezocht door 1145 schepen met goederen voor directen invoer, metende 32 884 tonnen. Het aantal schepen met goederen voor doorvoer bedroeg J2 , metende 18-856 tonnen. Binnen drie etmalen zijn met hunne ladingen vertrokken 29 schepen, metende 5767tonnen. In 1870 kwamen in het geheel 1266 vaartuigen binnen de haven van Curaçao, metende 57 507 tonnen. Het getal binnengekomen schepen overtrof dat van 1869 met 92. Daarentegen bedroeg de tonnenmaat in 1870, 8014 tonnen minder." Onder de van Europesche havens aangekomen schepen waren er 6 van Amsterdam , metende 1092 tonnen De staten onder litt. D, E en F geven een verder overzigt van de scheepvaart en den in- en doorvoer in 1870 Op Bonaire werden in 1870 ingeklaard 586 vaartuigen metende 12 965 tonnen. De verdeeling dier schepen naar hunne vlaggen was :
382 Nederlandsche , waaronder 28 booten ;
165 Venezuelaansche;
14 Noord-Amerikaansche ;
3 Spaansehe ;
1 Noord-Duitsch , en
21 Engelsche,
derhalve 77 vaartuigen , metende 2550 tonnen minder dan in het jaar 1869.
Die vermindering mag worden toegeschreven, gedeeltelijk aan de steeds voortdurende onlusten in Venezuela en gedeeltelijk aan den gevingen afzet van zout.
De uitvoer bestond, behalve de reeds vroeger opgege1'8' hoeveelheid zout, uit :
377 334 pond rood verwhout ;
162 561 » dividivi ;
217I/2 vademen brandhout;
2 534 vaten houtskolen ;
18 6I5I/2 pond aloë-hars;
13 364 schepels kalk ;
6 runderen ;
12 paarden ;
165 ezels;
51 schapen ;
542 kabrieten , en
121/4 dozijn kabrieten-huiden.
Op Aruba werden in 1870 ingeklaard 241 vaartuigen , Â
188 Nederlandsche ;
50 Venezuelaansche;
1 Spaansch ;
1 Fransen , en
1 Italiaansch ,
metende gezamenlijk 2792 tonnen.
De geringe handel op dit eiland was zeer gedr« door de staatkundige woelingen in Venezuela.
De uitvoer bestond uit :
817 schapen ;
747 dozijn kabrieten-huiden;
465 schepels boonen ;
144 tonnen dividivi ;
11 muilezels ;
28 balen drooge goederen;
485 geiten ;
14 hoornbeesten ;
220 vaten pinda's ;
42 varkens ;
3600 pond wol ;
101 ezels ;
16 paarden ;
476 schepels maïs ;
100 kisten aloë ;
32 kisten jenever ;
8154 dozijn stroohooden ,
een en ander vertegenwoordigende eene waarde va* f 55 444,
De invoer bestond uit ;
465 vaten meel ;
28 800 koppen stroo ;
71 kisten zeep ;
73 balen en kisten koopmanschappen ;
50 kisten kerosine-olie ;
14 790 voeten wipplanken ;
su»
»dra
13
43 kisten jenever ;
37 okshoofden rum ;
19 vaatjes boter ;
171 vaten suiker ;
86 kisten tabak ;
401 zakken maïs ;
18 manden bier ;
11 kisten cognac ;
27 kisten kaas ;
4552 schepels maïs, en eenige andere levensbehoef,e", gezamenlijk vertegenwoordigen do eene waarde van '63 690,70.
St. Martin (Ned. ged.) werd bezocht door S78 dek*artuigen , metende 15 921 tonnen , en door 228 open !e'lbooten. ûe dekvaartuigen waren verdeeld als volgt :
120 Nederlandsche, metende 2887 tonnen:
21 Engelsche
6 Fransche
16 Amerikaansche
7 Zweedsche
4 Deensche
2 Spaansche
2 Dominikaansche
n
»
1)
I)
H
»
))
99.10
253
2597
65
23
162
24
Ûe handel was over het algemeen zeer slap. Üe uitvoer bestond, behalve de reeds vermelde 82 403 afen zout, uit :
1 ezel ;
22 paarden ;
46 stuks rundvee :
31 schapen ;
71 geiten ;
16 varkens ;
400 pond katoen ;
240 » stijfsel ;
8 vaten tamarinden , en 100 vaten katoenzaden.
De invoer voor comsumtie blijkt uit den onder lit. Gr overgelegden staat, terwijl onder lit. H hierbij gevoegd is eene opgave wegens den opslag van voor wederuitvoer bestemde goederen. De handel op St. Eustatius bleef onbeduidend. De reede werd bezocht door 424 vaartuigen , metende 7451 tonnen , als :
290 Nederlandsche, metende 2026 tonnen, (zeilbooten daaronder begrepen.)
76 Engelsche , metende 1540 tonnen ;
33 Amerikaansche » 3397 »
9 Zweedsche » 363 »
16 Deensche » 125 »
Uitgevoerd werden:
267 376 pond yams;
2 470 vaten zoete aardappelen ;
183 » pinda's ;
1200 pond katoen.
Saba werd bezocht door :
14 Nederlandsche :
20 Engelsche ; en
2 Zweedsche vaartuigen , benevens 4 booten.
Uitvoer had hier niet plaats.
's Gravenhage , den 18den September 1871.
De Minister van Koloniën ,
VAN BOSSE.
ra»
ïy« 8. 69.
INHOUD.
A. Bevolking Bladz.
B. Algemeen en gewestelijk beheer . . . . »
C. Militair beheer »
§ 1. Landmagt »
§ 2. Inrigtingen met het militair beheer
in verband "
§ 3. Zeemagt »
D. Regtswezen en politie »
I. Wetgeving »
II. Regterlijke magt en regtspraak . . »
III. Politie . » IV. Middelen van beheer met het regtswezen in verband »
§ 1. Hypotheekbewaarder . . . . »
§ 2. Hypotheekbank »
§ 3. Weeskamers »
§ 4. Gevangenissen »
E. Eeredienst »
I. Protestantsche »
II. Roomsch-katholijke »
III. Israëlitische »
a. Nederlandsch-Portugeesch Israëlitische »
b. Nederlandsch-Hervormd Israëlitische »
F. Instellingen van liefdadigheid Bladz.
I. Het lazarus- en krankzinnigengesticht »
II. Het gasthuis en hospitaal voor de
armen »
III. Spaarbank en bank van leening . . "
IV. Andere instellingen van liefdadigheid »
G. Burgerlijke geneeskundige d i e n s t . . . . »
H. Onderwijs >
I. Landsgebouwen en openbare werken . . »
J. Vervoerwezen »
K. Geldelijk beheer »
§ 1. Bank »
§ 2. Begrooting »
L. Personele verordeningen omtrent alle lands
dienaren »
Mi Nijverheid »
I. Mijnontginning »
II. Steenbakkerij »
III. Landbouw »
IV. Veeteelt »
V. Uitgifte van gronden »
VI. Zoutpannen • »
VII. Scheepsbouw »
VIII. Andere takken van nijverheid . . »
IX. Zeebrieven en zeepassen . . . . »
X. Handel en scheepvaart »
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
CURAÇAO.
B I J L A G E lit. A.
N°. 70.
O P Gr A A F van de zaken , welke
in het jaar 1870 zijn behandeld
Burgerlijke zaken.
Het getal vonnissen in burgerlijke zaken in het openbaar uitgesproken, heeft beloopen 23.
Op request :
vier, waarbij de verzochte verbetering van acten van den burgerlijken stand bevolen is ;
drie, waarbij het daarbij onderscheidenlijk gedane verdoek tot verbetering van acten van den burgerlijken stand van de hand gewezen is ;
twee, waarbij toestemming is verleend tot voornaamsverandering ;
een, waarbij van de hand gewezen wordt het bij request gedane verzoek tot afzetting van eenen executeur in den daarbij vermelden boedel, zoomede het door dien executeur bij memorie op het gemelde request gedane verzoek tot Veroordeeling van de requestranten in de kosten en nadeelen, in die memorie bedoeld ;
twee, waarbij op het deswege door het openbaar ministerie gedane verzoek, twee daarbij genoemde personen, ter zake van razernij, onder curatele zijn gesteld, met bevel tot hunne opneming in het gesticht voor krankzinnigen ;
een, waarbij op het deswege door de ouders van twee daarbij vermelde personen gedane verzoek , die twee personen, ter zake van krankzinnigheid, onder curatele zijn gesteld, met bevel tot hunne opneming in het gesticht voor krankzinnigen ;
een, waarbij een getuigenverhoor bevolen is.
In contradictoir proces :
een, waarbij toestemming is verleend tot interventie in een aanhangig regtsgeding;
een, waarbij een gedaagde, als endossant van geprotesteerde wissels veroordeeld is tot de betaling van het bedras 1er geprotesteerde wissels, met den interest en de kosten ;
een, waarbij de eischer niet ontvankelijk is verklaard lQ — en hem mitsdien ontzegd wordt — zijne vordering; dat de regter zoude verklaren, dat de gedaagde, ten gevolge van daden van beheer, de ten processe vermelde Nalatenschap zuiver heeft aanvaard en nu niet meer van bet regt van beraad gebruik kan maken , en dat de gedaagde veroordeeld zoude worden tot levering aan den eischer van al de boedelpapieren.
Bij verstek.
een, waarbij een getuigenverhoor bevolen is;
bij het hof van justitie in de kolonie Curaçao
twee, waarbij tegen den gedaagde verstek is verleend, met bevel dat de processtukken ter tafel zullen worden nedergelegd;
een, waarbij verstek is verleend tegen den eischer, die in gebreke gebleven is, praktizijn te stellen en ten dienenden dage conclusie te nemen ;
een, waarbij ontzegd is geworden de eisch tot vergoeding door den schipper van een gestrand schip der waarde van vermiste goederen ;
een, waarbij een huwelijk verklaard is ontbonden door echtscheiding. Het getal beschikkingen, bevelschriften, enz. genomen op of wel ten gevolge of naar aanleiding van verzoekschriften of mondelinge verzoeken, heeft beloopen 91, als :
3 waarbij brieven van meerderjarigverklaring, onder nadere goedkeuring van den Gouverneur der kolonie, worden verleend ;
2 waarbij magtiging is verleend om onroerende goederen, waarin minderjarigen mede belanghebbenden zijn, te verkoopen;
1 waarbij magtiging is verleend, om een huis ten behoeve van minderjarigen aan te koopen en het aan te koopen huis hypothecair te verbinden ;
1 waarbij magtiging is verleend om een aan minderjarigen aankomend onroerend goed onder de hand te verkoopen;
1 waarbij magtiging is verleend om gelden, aan minderjarigen toekomende, van de hypotheekbank te ligten;
1 waarbij toegestaan is, om een met een fidei commissair verband bezwaard, onroerend goed hypothecair te verbinden; 1 waarbij toegestaan is om bij het verhypothekeren van een met een fidei commissair verband bezwaard onroerend goed, de verklaring af te leggen, bedoeld bij art. 1203 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. 3 waarbij curators zijn benoemd om afwezige belanghebbenden bij den verkoop van onroerende goederen te vertegenwoordigen ; 2 waarbij verklaard is dat, bij gebreke aan geboorteacte, de requestranten volstaan kunnen met de bij art. 121 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek voorgeschreven beëedigde verklaring ; 3 waarbij magtiging is verleend tot den verkoop van onroerende goederen aanwezig in nalatenschappen, bij afwezigheid van een of meer belanghebbenden in die nalatenschappen ;
1 waarbij afwijzend beschikt is op het verzoek door een curator in eene onbeheerde nalatenschap gedaan, om de
2
onroerende goederen, tot die nalatenschap behoorende, uit de hand te verkoopen ;
2 waarbij afwijzend beschikt is op verzoeken, om gelden , aan minderjarigen toebehoorende , van de hypotheekbank te ligten ;
1 waarbij afwijzend beschikt is op het verzoek ter bekoming van eene tweede grosse van hypotheek-acten, waarvan de eerste grosse in handen is van anderen, die zich als belanghebbenden daarin beschouwen ;
1 waarbij afwijzend beschikt is op het verzoek, door eenen voogd gedaan, om gemagtigd te worden, namens zijne pupillen, de nalatenschap hunner moeder te verwerpen ;
1 waarbij afwijzend beschikt is op het verzoek, om eeu extract uit het militair stamboek geldend te verklaren, om het gebrek aan eene geboorte-aote te verhelpen, bij het aangaan van een huwelijk ;
2 waarbij afwijzend beschikt is op verzoeken betreffende het aanvullen van het gebrek van eene geboorte-acte, bij het aangaan van een huwelijk vereischt;
1 waarbij afwijzend beschikt is op het verzoek, om de daarbij vermelde authentieke acten krachteloos te verklaren;
1 waarbij afwijzend beschikt is op het verzoek tot benoeming van een bewindvoerder, om een afwezige te vertegenwoordigen ;
1 waarbij het hof zich onbevoegd verklaard heeft, om magtiging te verleenen tot den onderhandschen verkoop van een roerend goed, waarin minderjarigen mede-belanghebbenden zijn;
1 waarbij verklaard wordt dat het verzoek om toestemming te bekomen tot het ligten van een op de hypotheekbank geadministreerd wordend kapitaal, voor geene inwilliging vatbaar is ;
1 waarbij op het deswege gedane verzoek aan de verzoekers kennis wordt gegeven, dat er geene regterlijke magtiging vereischt wordt om de renten van een kapitaal, aan minderjarigen toekomende, te ontvangen.
V'oorloopige beschikkingen :
waarbij ingekomen requesten, betreffende minderjarigen , afwezigen, onder curatele gestelden, den burgerlijken stand, enz. in handen van het O. M. zijn gesteld, 32;
1 waarbij een request, strekkende ter erlanging van 's regters beslissing, omtrent het gemis van eene geboorteacte, vereischt bij het aangaan van een huwelijk, in handen van dun ambtenaar van den burgerlijken stand is gesteld, ten fine van berigt ;
1 waarbij bevolen wordt de verschijning voor twee regterscommissarissen van twee echtgenooten, die het verzoek gedaan hebben, dat het hof tusschen hen uitspreke scheiding van tafel en bed;
1 waarbij aan den kantonregter op St. Martin (Nederlandsen gedeelte) opgedragen wordt, om eene minnelijke schikking te beproeven in een geschil, betreffende een aan het hol gedaan verzoek wegens den verkoop van een luns en erve;
15 waarbij bevolen wordt de oproeping van bloedverwanten of aangehuwden, van toeziende voogden en van andere belanghebbenden, om gehoord te worden op verzoeken, betreffende minderjarigen, onder curatele gestelden enz.;
G waarbij bevolen wordt de overlegging van bewijsstukken , betrekkelijk gedane verzoeken ;
1 waarbij bevolen wordt de teruggave aan de requestranten van eene bij een request tot scheiding van tafel en bed overgelegde huwelijksacte, om door den kantonregter alhier te worden gelegaliseerd ;
2 waarbij deskundigen worden benoemd tot het waarderen van onroerende goederen, aan minderjarigen toe
komende, en tot den onderhandschen verkoop waarvan magtiging is verzocht, alsmede van die, tot den aankoop waarvan, voor rekening van minderjarigen, magtiging lS
verzocht ;
1 waarbij, op verzoek van eene der partijen, uitstel i* verleend tot het houden van pleidooi in eene burgerlijke zaak'
Het getal beschikkingen door het hof ambtshalve ge' nomen, heeft beloopen 2 :
1 waarbij het hof besloten heeft bij den heer Gouverneur der kolonie deszelfs bezwaren in te brengen tegen de benoeming van den commies op het parquet van den pi'O' cureur-generaal, tevens gequalificeerd ambtenaar van politie, tot praktizijn bij het hof;
1 waarbij de vacantie geregeld is en de dagen der zittingen gedurende de vacantie bepaald worden.
Strafzaken.
Het getal vonnissen in strafzaken, in het openbaar uitgesproken, heeft beloopen 42, als:
1 waarbij het hof in hooger beroep een vonnis van een kantongeregt, waarvan beroep , te niet gedaan, zich onbevoegd verklaard , om in de zaak ten principale regt te doen, en de zaak naar het kantongeregt verwezen heeft;
2 waarbij het hof in hooger beroep een vonnis van een kantongeregt, waarvan beroep, te niet gedaan, de dagvaarding nietig verklaard , en den ambtenaar van het openbaar ministerie bij het betrokkene kantongeregt niet ontvankelijk verklaard heeft in zijne daarbij gedane vordering;
1 waarbij een beklaagde van het hem ten laste gelegde feit, namelijk: het toebrengen van slagen, vrijgesproken, doch ter zake van hoon veroordeeld is ;
1 waarbij zes beklaagden vrijgesproken zijn van het hun onderscheidenlijk ten laste gelegde feit, namelijk : het toebrengen van slagen en kwetsuren ;
2 waarbij een beklaagde is vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit, namelijk: het toebrengen van slagen ;
1 waarbij een beklaagde vrijgesproken is van het hem ten laste gelegde feit, namelijk: diefstal met inklimming gepleegd ;
1 waarbij een beklaagde wegens diefstal voor zaken beneden de waarde van f 25 veroordeeld en zijn medebeklaagde van alle schuld vrijgesproken is, hetzij als mededader, hetzij als medepligtige aaa diefstal in vereeniging met een tweeden persoon;
22 waarbij vijf en twintig beklaagden veroordeeld zijn, ter zake van het toebrengen van slagen of kwetsuren, die geene ziekte of onbekwaamheid tot persoonlijken arbeid van meer dan twintig dagen ten gevolge hebben gehad, waarvan een met verzachtende omstandigheid ;
1 waarbij een beklaagde veroordeeld is, ter zake van het toebrengen van slagen of kwetsuren, die eene ziekte of onbekwaamheid tot persoonlijken arbeid van meer dan twintig dagen ten gevolge hebben gehad ;
1 waarbij een beklaagde veroordeeld is ter zake van het met voorbedachten rade toebrengen van slagen die geono ziekte of onbekwaamheid tot persoonlijken arbeid van meeï dan twintig dagen ten gevolge hebben gehad ; met verzachtende omstandigheden;
3 waarbij een beklaagde veroordeeld is ter zake van schennis van eens anders huisregten, het toebrengen van slagen die geen ziekte of onbekwaamheid tot persoonlijken arbeid van meer dan twintig dagen ten gevolge hebben gehad ;
1 waarbij een beklaagde veroordeeld is ter zake van het toebrengen van slagen die geene ziekte of onbekwaamheid tot persoonlijken arbeid van meer dan twintig dagen hebben ten gevolge gehad, en voorts ter zake van het toe' brengen van een slag en eene verwonding van een be'
s
dienend beambte der politie, ter gelegenheid van de uitoefening fijner bediening, door welke gewelddadigheid bloedstorting 's veroorzaakt ;
1 waarbij een beklaagde veroordeeld is ter zake van °penbare schending der eerbaarheid;
1 waarbij een beklaagde veroordeeld is ter zake van diefstal van zaken boven de waarde van f 25;
1 waarbij twee beschuldigden veroordeeld zijn ter zake
van diefstal, met inklimming in de aanhoorigheid van een bewoond huis, onder verzachtende omstandigheden gepleegd;
1 waarbij een beschuldigde veroordeeld is ter zake van diefstal van vee in de weide; met verzachtende omstandigheden ;
1 waarbij een beschuldigde veroordeeld is ter zake van het des bewust gebruik maken van een valsch onderhandsch geschrift.
STAAT der plaats gehad hebbende veroordeelingen.
A A R D
D E R
M 1 S D R IJ V E N.
• /
i
**et toebrengen van 'kwetsuren of slagen, die geene ziekte of onbekwaamheid tot persoonlijken ar- / beid van meer dan twintig dagen * ten gevolge hebben gehad.
1

^•ls boven met verzachtende om
*Iet met voorbedachten rade toebrengen van slagen, die geene ziekte of onbekwaamheid tot persoonlijken arbeid van meer dan twintig dagen ten gevolge hebbon gehad met verzachtende omstan
Transporteren
Geslacht der veroordeelden.
à co c s 03
»
»
n
1 .,
M
n
»
i
i
»
i
i
i
18
ci
O
>
1
II
I)
1
»
II
J)
»
1
»
»
1
»
1)
1)
»
»
1
1
1
u
»
1
n
))
»
8
O P G E L E G D E S T R A F F E N .
Duur der gevangenisstraf.
0
03 fi
14
8
14
14
»
8
8
8
8
»
n
8
»
»
»
8
8
»
14
15
14
14
14
14
3
»
p
a a 03
»
»
»
M
6
»
»
»
»
1
1
»
1
1
1
»
»j
2
»
1
»
»
n
H
»
4
à © u e) »-3
»
»
n
n
»
»
»
n
n
n
))
n
»
)>
»
»
»
n
H
»
»
»
»
»
»
Bedrag der geldboete.
à
<T3
50
8
25
8
60
8
8
8
8
25
25
8
25
25
25
8
8
25
25
25
25
25
25
8
»
25
S3 O *-» a ü
»>
n
I)

il
il
il
»
M
J)
»
»
II
))
II
II
II
»
1)
II
»
1)
II
!>
Duur der gevangenisstraf bij niet betaling der boete haar vervangende.
a œ bo c3 fi
7
1
3
1
14
3
1
1
1
7
5
1
3
3
4
1
1
3
3
5
3
7
3
1
»
7
à
CD 'W a 03 • 03
M
»
»
»
n
0
»
M
»
»
»
»
»
»
»
»
»
u
»
»
i>
»
n
»
»
Duur van de uitzetting der regten en bevoegdheden vermeld in art. 26 Wetboek van Stratregt.
n
»
n
n

»
n
M
K
B
H
TT
»
«
»
N
B
M
»
»
M
»
»
f)
»
A A K D
D E R
M I S D R I J V E N .
Geslacht der veroordeelden.
s o
O P G E L E G D E S T R A F F E N .
Duur der gevangenisstraf.
a 60 Q
P TS a c3 03
Per transport
Het toebrengen van kwetsuren of slagen, die eene ziekte of onbekwaamheid tot persoonlijken arbeid van meer dan twintig dagen ten gevolge hebben gehad . . .
Schennis van eens anders huisregt en het toebrengen van slagen of kwetsuren, die geene ziekte of onbekwaamheid tot persoonlijken arbeid van meer dan twintig dagen ten gevolge hebben gehad.
Het toebrengen van kwetsuren of slagen, die geen ziekte of onbekwaamheid tot persoonlijken arbeid van meer dan twintig dagen ten gevolge hebben gehad, en het toebrengen van eene bloedende verwonding aan een bedienend beambte van politie, ter gelegenheid van de waarneming zijner bediening . .
Openbare schending der eerbaarheid
Diefstal van zaken boven de waarde van f 25
Diefstal van zaken beneden de waarde van f 25
Diefstal of medepligtigheid aan diefstal met inklimming in de aanhoorigheid van een bewoond huis, met verzachtende omstandigheden
Diefstal van vee in de weide, met verzachtende omstandigheid . .
Het des bewust gebruik maken van een valsch onderhandsch geschrift, met verzachtende omstandigheid.
18
1
1
Hoon
30
14
39
Het getal beschikkingen, bevelschriften, enz. in strafzaken, genomen op of wel naar aanleiding often gevolge van requisitoiren van het openbaar ministerie, heeft beloopen 23, als :
5 vonnissen van verwijzing naar de openbare teregtzitting ;
3 vonnissen van verwijzing naar het kantongeregt op Curaçao, waarvan een met bevel tot invrijheidstelling van den beklaagde, die gevangen genomen was;
3 bevelen tot gevangenneming of gevangenhouding van personen , verdacht van misdrijf ;
3 beschikkingen, waarbij regtsingang met bevel van gevangenneming, verleend is tegen van misdrijf verdachte personen ;
2 beschikkingen waarbij regtsingang verleend is, met bevel van dagvaarding in persoon, tegen van misdrijf verdachte personen;
Bedrag der geldboete.
a CD "S g
25
8
25
O
Duur der gevangenisstraf bij niet betaling der boete haar vervangende.
250
50
25
n3 a CS cä
Duur van de uitzetting der regten en bevoegdheden vermeld in art. 2<> Wetboek van Strafregt.
5 jaren.
2 bevelen tot voorloopige instructie van strafzaken ;
2 beschikkingen, waarbij geweigerd is regtsingang doof
het openbaar ministerie gerequireerd ; met bevel tot nadef
onderzoek ;
3 beschikkingen, waarbij geweigerd is het verleenen va^ de door het openbaar ministerie gerequireerde bevelen t°' gevangenneming of gevangenhouding.
Aan den Gouverneur van Curaçao is door het hof v»" consideration en berigt gediend :
op tien requesten , waarbij door veroordeelden kwijtschel' ding, verandering of vermindering van straf verzocht *9'
op drie vonnissen, door militaire krijgsraden gewezen• en op een request, houdende verzoek, om tot praktij" bij het hof te worden aangesteld.
Z I T T I N G 1871—1872. — 8 .
Koloniaal verslag van 1871.
CURACAO.
BIJLAGE B.
N°. 71.
RAMING
DEK
ONTVANGSTEN EN UITCAYEN tf
VOOR DE iitiïi liiaiat
over het dienstjaar 1871.
ONTVANGSTEN.
BENAMING DER ONDERWERPEN VAN ONTVANGST. GERAAMD
BEDRAG. Ho
Belastingen en inkomsten van onderscheiden aard.
Bijdrage uit 's Rijks schatkist tot aanvulling der koloniale middelen . . .
f 355 470,13
85 049,975
f 440 520,10s
UITGAVEN.
D
HOOFDSTUK. BENAMING DER ONDERWEEPEN VAN UITGAAF. GERAAMD
BEDRAG.
3,13
),97;
Gewestelelijk bestuur
II
III
IV
V
VI
VII
VIII
Justitie en politie
Geldelijk beheer
Eeredienst en onderwijs
Plaatselijke kosten.
Landsgebouwen en eigendommen
Pensioenen, wachtgelden en onderstanden
Onvoorziene uitgaven
),10£
f' 73 285,00
10 904,75
34 271,00
57 522,00
88 448,25
18 895,00
52 194,105
15 000,00
f 440 520,80;
ZITTING 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
CURAÇAO.
B I J L A G E LIT. B. (1)
N°. 72.
STAAT
aantoonende het getal vaartuigen en derzelver tonnemaat,
welke gedurende het jaar 1810 in de haven van
Curaçao zijn binnengevallen.
Opgemaakt naar de staten van in- en doorvoer.
U) Bijlage C ia, ter inzage voor de leden, ter griffie nedergelegd.
Nederlandsche .
Engeische . .
F ran sehe. . .
Noord-Duitsche
Amerikaansehe.
Spaan sehe .
Italiaansche. .
Noorweegsche .
Venezuelaansche
Deensche. . .
Dominikaanscho
Uit Europesche havens. Uit Noord-Amerikaansche havens.
a T3 a C3 13 rH
O M
fi a
TS c o h}
1092
1O02
a
S3
,3
a
o * .S '*& CD ^ 3
o3
Ü
a o -« O
so e
o .g
"3
Uit havens van Z»1'
Venezuelaansche.
© CD
CS T i
03 3
öS ü
o
o
. O
03 a B
O
? a S ° ü
706
10 068
745
17
396
640
258
1 111
11 519 7 1405
275
235
510
13 2255
1502
25
714
165
4636
528
528
» '38
93 4
326
2056
170
418
51
419 97
32 vaartuigen.
14 526 tonnen.
32 vaartuigen.
5583 tonnen.
499
1295
4438
1679
191
3981
»
441
121
U I 923
214 7339
99 2527
135
235
91
'2359
58
^
4944 903 JA
642 vaartuigen.
21 897 tonnen.
712 vaartuig1
Vaaituiden welke voor doorvoer hebben ingeklaard: 92 met 18 856 tonnen.
Vaartuigen binnen de drie etmalen mot hunne ladingen vertrokken: 29 met 5767 tonnen.
In 1870 kwamen er 92 vaartuigen meer dan in 1869 binne"'
•tût
2i
•'je.
! Z«"
O 9 M «J O']
si *
91 &
\ 9'
9C,;
tuig
ne»'
ltt>erikaansche Staten.
3 'S
03
3
C3
a
H3 1 3
a o
O
C 's o Q cc
Uit West-Indische koloniale havens.
Nederlandsclie.
<x> a öS .2 3 co
3D
c3
cc
798
366
120
1284
49 2962
**
»
n
0
»
»
))
G G
G 5
79
»
H
n
n
»
D
n
»
H
11
»
»
D
9
n
n
tt
»
»
D
u
»
S172
2G 353 tonnen.
194
17
o sa
220
1
27
211
228G
259
248 2733
53 a ta a 3
C3 a* co
a c3
138 1224 14
3
15 »
80
885
417
121
674
171
681
6G
147 1349
400 vaartuigen.
4 293 tonnen.
20 1423! 20
395
269
87
»
170
Q
13 CS > "S H
25
2
n
»
1
j )
»
ti
n
»
»
2260
293
!)
I)
118
))
>J
»
I?
1)
i>
5
1
n
n
»
3)
»
»
8
»
»
22
75
1592 921 28 2671
476 vaartuigen, 10 900 tonnen.
14
14
145 12G6 57 507
145 12GG 57 507
Totaal in 1869 1174 G5 521
redroe» de tonnemaat in 1870, 8 011 tonnen minder dan in 1869.

Z I T T I N (3c 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
CURAÇAO.
BIJLAGE LIT. E.
N°. 73.
STAAT
VAN DEK
INVOER OP-CURACAO
GEDURENDE HET JAAR
1870.
-O CS *" N O
.id pi Oi
a o
j a

p-l
o .id
.id
03
o OS
a
03 SI
03 O U ü
© •M M 03
0) T3
o •S3
.Sd
03 O.
O O O • a Od Jd O
S o JS
o
o
.id
•id o3
d o3 S a. o o -id
Jd os
03
M
O O
n o -M -M 9
a 03 t3
-id
;a^ •s
o £4
p E.
a a 03 ^ * a 0 T 3
O O
IS O
03
-O
(D
-d
03
3
c 03
0
'J •Î 0
•j
%
2334 4079 5145 525 65 1039 7857 985 3940 190 129 357 15 228 \ 11970 554G 2952 1818 VP
-i
'J
o
i
S «Î
O
o
X
3 O
a o
s
2 PU
03
03 o! M
PH
02
03 S
m
o S M-H O o M 02 - M O
'O 03
'O C aä -a
S O PH
o M
03
•n a 03
ri4 CS 03
03
a -a r « S
03
03 >
r *
03
's
03 03
ft 03 S3 03 O H e 'S i* a
P O « o
03 to
a
Vl> '•12 195 G0 •i 19 172 80 159 21699 6440 798 410 2207 2830 21 399 ! 1300 712 89 1038

Z I T T I N G 1871 — 1872. — g.
Koloniaal verslag van 1871.
C ü R A C A 0.
B I J L A G E F.
N°. 74.
STAAT
V AN 1) E N
SNDQa^aB m mmm$ $
gedurende het jaar 1870.
a
o
JA JA CS >
O a JA o3 JA
JA
ce N
o
03
-is JA
03
a o TS
S 3
Q O
o o
O
a CD *-< HS CD O SD
3
a CD •M
a
"öl
M
a. a.
o
.M
0« a*
M
O
JA 03
o M
w n CD -*-« i>
a CD
W C
C
s OJ P< "O :r35 o P H 03
CD t .
03
O > O <D .2 c to CD
O O
o o *a CO JA O
s o
'r-* 03
CD ' d
03
S O
a
JA
JA O 3
120 947 21 171 25 39 515 36 611 1401 295 2 539 242 1437
"3 (2
CP •S 'g o 1 o •s
ia CP ^ •S P*
fl 15
r0
ça
n 3
S y n
0
• *
- — i S
3;
'g o 1 1
0 I

pa
•M x> H a
P
<D O t*
r^ S «1
O Ä r g
o
P.
rA O CO
02
S C/J
35
c3 P<
.M
03
P H
> m
M-H o ê
_£4 O
c3
a
-M
3
r *
P
' O 03
' O P 08
P O PH
o
' O e!
P
' O P O PH
P
' O o o r P
. M
08 PH
3 , P
08
P (D O S
03
C3
33 >
O is
p 0J
-M
c3
03
c3 >
P H
CC § œ
"S is
o H
03 fcO
JA
P
M
101 5518 3 566 1402 200 20
Z I T T I N G 1871—1872. — g .
Koloniaal verslag van 1871.
C U R A C A 0.
BIJLAGE LIT. «-.
N°. 75.
OPGAVE van de direct voor consumtie ingevoerde goederen ©p liet eiland
St. Martin (Ned. gedeelte) in het jaar 1870.
NAMEN DER GOEDEREN. VERPAKKINGEN. NAMEN DER GOEDEREN.
Aardappelen (amk.) .
Idem (zoet) . . . .
Azijn
Ale
Brandewijn . . . •
Boter . . . . . .
Cacau
Drooge goederen . .
Haringen (gerookte) .
Idem (gepekelde) .
Hout w. p. . . .
Hammen
Indigo. . . . . .
Jenever . . . . .
Jams . . . . . .
Koren
Koffij
Kaarsen . . . . .
Kaas . . . . . .
Kooien . . . . ' .
Kalk
Klinkers
Makreel . . . . .
Meel (tarwen) . . .
Melassie
Meel (roggen) . . .
, Meel (koren) . . .
Noten (grond) . .
1 960 pondea.
16 290 ponde«.
146 gallon.
26 dozijnen.
68 gallon.
520 ponden.
200 ponden.
10 040 waarde.
52 kistjes.
64 vaten.
1000 voeten.
1 60 ponden.
240 pondea.
125 gallon.
1140 ponden.
25 schepels.
2220 ponden.
370 ponden.
880 ponden.
215 vaten.
68 vaten.
500.
17 vaten.
130 vaten.
9509 gallon.
12 vaten.
26 vaten.
1.8 schepels.
S Olie (kerosene) .
Idem (zoete) . . .
Rum . . . . . . .
Reuzel . . . . . .
R i j s t . . . . «
Suikerriet . .. .
Suiker (ffliascov.)
Singels . . . .
Schoppen . . .
Saucijsen . . .
Spek . . . . .
Stijfsel . . . .
Sigaren (ord.). .
Tegels . . . .
TJijen . . . .
Tabak . . . .
Teer. . . . .
Vleeseh (gepekeld)
Viscïi (gezouten).
Vermouth .
Vleeseh (gerookt)
Verw-loodwit.
Wijn froode) . .
Idem (muskaat) .
IJzeren hoepels
Spijkers.
Zwavelstokken
Zeep (amkl.) .
VERPAKKINGEN.
200 galloB.
•3 dosynen.
1300 gallon.
225 ponden,
940 ponden.
2890 penden.
22 500 poadea.
13 600.
'S dozy nen.
160 ponden.
1 vat.
4Ö0 pondes.
6000.
500.
555 ponden.
100 ponden.
1 vat.
'„ vat.
3000 pond.
€ kistjes.
90 ponden.
175 ponden.
3VS vat.
16 dozijnen.
1155 ponden.
720 ponden.
10 grossen.
1700 pondea.
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
C U R A Ç A O .
BIJLAGE Lit. H.
N°. 76.
STAAT
aantoonende de gedurende het jaar 1870 in het entrepot op het
eiland St. Martin (N. G.) opgeslagen goederen.
\
V A T E N.
« H
on SA O
S F) p O
-M a. «2
a,
03
cS
' O o o .s t * C3 O
3555 530 604 G3 255
1040 123 235
100 121
52
10 115 27 2G
T O N N E T J E S . OKSHOOFDEN'
cq
244
n o M
"S (S TJ o o
m a> M :^> ce S 3
to
tfi cS s
B
291 13 144 97 58
waarvan voor c"* "Umi
1 30 68 14
DEN'
H
B A L E N . Z A K K E N . K I S T J E S . HOUTWAREN. PAKJES. DAMEJE AN EN.
,3
M ï-l * a m 3 P^
M es Ê Ê p o H
O
O w
«* H H O w s
a o S 03 d.
CD SI
CS fees s CS l - î

CS .S o o !>
ta a te
o es ft ft c3 r f l O m n cS a ft o •M
f-i
»"a O es l-B
62 20 686 89 37 183
or (H* '"mtie ingeklaard.
92 37
135
15
1464
77
194
50
319 63 000
10 9400
132 000
34 000
507 000
101 000
264
38
19 60 721
É
ei is te P'
Z I T T I N G 1871 — 1872. — §.
Koloniaal verslag van 1871.
KUST VAN GUINEA
K°. 77.
Ofschoon, volgens de laatste berigten, Elminezen en Fantijnen zich minder vijandig jegens elkander betoonden en gewelddadigheden, als waarvan in het vorige verslag is melding gemaakt, niet meer werden gepleegd, bleven tot dusver alle door het Nederlandsch bestuur aangewende pogingen om een duurzamen vrede tusschen de twee genoemde negerstammen tot stand te brengen, zonder gevolg. Het staken der vijandelijkheden en de bemoeijenissen van het bestuur te Cape-Coast hadden echter tengevolge, dat van den weg tusschen die plaats en Elraina thans ' weder veilig gebruik kan worden gemaakt (1). Te Elmina werd bij het oogstfeest op 23 October .1870 de rust verstoord door een twist tusschen twee kwartieren. Een soldaat der bezetting, die de politie bij het herstellen der orde ter zijde stond werd bij die gelegenheid verraderlijk doodgeschoten. De dader zoowel als de aanlegger van den twist stonden voor de regtbank te St. George d'Elmina te regt. De op den lsten December 11 door den Gouverneur aan de neo-erregering van Elmina gedane mededeeling omtrent onderhandelingen nopens den afstand der Nederlandsche bezittingen ter Kuste van Guinea aan Engeland, verwekte ongenoegen onder de bevolking, die den volgenden dag voor he? hoofdkasteel eenige baldadigheden pleegde. Nadat een gedeelte der landingsdivisie van Zr. Ms. stoomschip het Loo was aan wal gekomen, werd de rust spoedig hersteld en sedert niet weder verstoord (2). Door de negerregering van Elraina werd aan den Gouverneur verdunning gevraagd om een paar afgezanten naar Nederland te m e e n zenden , ten einde hare bezwaren tegen den bedoelden afstand aan do Kegering kenbaar temaken. De Gouverneur bewilligde in dit verzoek, onder mededeeling dat alle kosten der zending voor rekening der negerregering zouden komen. Deze echter maakte van de verkregen vergunning geen gebruik. Op verzoek van den administrator, te Cape-Coast werd door den Gouverneur in December 1870 aan den heer C. BARTELS, daar woonachtig, toegestaan, de Elminezen indachtig te maken op de voordeelen aan den overgang onder Engelsche vlag verbonden. In eene vergadering dien ten gevolge belegd , gaf de negerregering van Elmina haar verlangen te kennen, dat de heer BARTELS den afstand onzer bezittingen niet zou aanroeren, doch wel over don vrede spreken. In zekeren zin verviel dus diens zending, doch er werd bepaald dat de Fantijnen naar Elmina zouden komen om over den vrede te onderhandelen. Tot dusver had echter zoodanige bijeenkomst niet plaats. In verband met de aanhangige onderhandelingen omtrent den afstand onzer bezittingen ter Kuste aan P^ngeland, werd overigens door den administrator te Cape-Coast eene proclamatie aan alle onder Britsch protectoraat staande negerstammen uitgevaardigd om hen aan te manen de wapenen neder te leggen en zich van alle verdere vijandelijkheden jegens de onder Nederlandsch gezag zijnde negers te onthouden.
(1) Volgens van het Bestuur ter Kuste ontvangen berigten, gedag*teekend 28 Julij 11., waren, wegens het heersenen der kinderpokken ie Cape-Coast, maatregelen genomen om het verkeer tusschen die plaats en Elmina tijdelijk te beletten. De negerregering van Elmina, met deze maatregelen zéér ingenomen , beijverde zich om de uitvoering daarvan in de hand te werken. ;2i Van het Bestuur ter Kuste is berigt ontvangen dat de gebruikelijke jamscostumen (oogetfeesten) den Gden Augustus 11. waren aangevangen, en geen de minste aanleiding tot ongeregeldheden gaven. Ook de tijding van de aanneming in de Tweede Kamer der StatenGeneraal van het wets-ontwerp betrekkelijk den afstand der Nederlandsche bezittingen ter Kuste van Guinea aan Engeland had geenerlei opgewondenheid ouder de negerbevolking te weeg gebragt.
De Ashantijnsche groot-vaandrig ATJËHPON Jouw, van wien in het laatste verslag werd melding gemaakt, bevindt zich met zijne volgelingen nog te Elmina. Overtuigd dat door de aanwezigheid dezer Ashantijnen in onze bezittingen het tot stand komen van den vrede tusschen Elminezen en Fantijnen werd vertraagd, was de Gouverneur er sedert lanj op bedacht ATJEMPON en de zijnen te verwijderen. Onderscheidene bezwaren stonden tot dusver de uitvoering van dit plan in den weg. Genoemde Ashantijn, gesteund door de negerregering van Elmina, zocht onder allerlei voorwendsels zijn vertrek uit te stellen. Maar bovendien kon het bestuur niet wel de verwijdering van dit negerhoofd gelasten, zonder voldoende zekerheid dat ATJEMPON en zijne volgelingen ongedeerd zouden kunnen trekken door de landstreken, bewoond door de Fantijnen, die nog zeer verbitterd zijn wegens de gewelddadigheden, ten vorigen jare door de bedoelde Ashantijnen gepleegd en de hulp door dezen later den Elminezen geboden. De Fantijnen bezetten dan ook steeds de wegen naar Coomassie om ATJEMPON den doortogt te beletten In dezen stand van zaken zou eene verwijdering met geweld gelijk staan met eene uitlevering van ATJEMPON aan zijne vijanden, en is aan dezen, in afwachting dat zich eene geschikte gelegenheid zal voordoen om hem veilig Coomassie te doen bereiken, een verblijf in het fort St. George d'Elmina aangewezen. Zijn gedrag gaf overigens nog meermalen reden tot ontevredenheid. De Gouverneur ontving in 1870 bezoeken van den kommandant der Fransche zeeinagt aan de Westkust van Afrika, van den Gouverneur-Generaal der Britsche bezittingen aldaar en van den administrator te Cape-Coast. Hij zelf begaf zich in Januarij dezes jaars naar laatstgenoemde plaats. De bevolking van de afdeelingen Chaîna, Saecondée, Boutry en Dixcove hadden van de vijandelijkheden der Fantijnen weinig te lijden. In de maanden November en December 1870 werden zij door de bewoners van Wassa verontrust, die een inval deden, doch reeds op de grenzen werden teruggeslagen. Het negerhoofd van Behien, AMÈKI , van wien in het laatste verslag is melding gemaakt, bevond zich,^volgens sedert ontvangen berigten, te Kinjato, alwaar hij wacht op hulptroepen, hem door den vorst van Ashantijn beloofd, ten einde hem in zijn gezag te herstellen. Te Behien is ten gevolge van de in het vorige jaar plaatsgehad hebbende gebeurtenissen, een toestand van regeringloosheid ontstaan, welke nog voortduurt, terwijl de aanhangers van AMÈKI en die van wijlen zijn tegenstander AFFLOO een guerillakrijg voeren en elkander met afwisselend geluk bekampen. Ten gevolge van een en ander bleef het fort Willem III in Apollonia tot dusver onbezet. De bevolking van Axim had veel te lijden van do onlusten in het aangrenzende Apollonia. Eenige negerhoofden, die de zijde van AMÈKI hadden gekozen, vlugtten op Axirnsch gebied en wisten do negerhoofden aldaar te bewegen tot een inval in Apollonia. Deze inval, niet behoorlijk voorbereid en geleid, mislukte geheel. De Aximmers leden een aanmerkelijk verlies, moesten zich door de vlugt redden en zagen te laat in dat zij beter hadden gedaan den raad van het bestuur op te volgen en zich onzijdig te houden. Te Dixcove kwamen in December 11. de aldaar garnizoen houdende inlandsche militairen in verzet. Zr. Ms. stoomschip het Loo vertrok terstond derwaarts en bragt vijf deibelhamels gevankelijk naar Elmina. Sedert werd de orde niet verstoord. De door de Ashantijnen gevangen genomen Europeanen,
2
waarvan in het laatste verslag werd gewaagd, bevinden zich nog te Coomassie. Op verzoek van den superintendent der Bazelsche zending wendde het Nederlandsen bestuur ter Goudkust in Junij 11. eene nieuwe poging aan bij den vorst van Ashantijn om de invrijheidstelling dezer lieden te verkrijgen. Tot dusver werd aan dat verlangen geen gevolg gegeven. Van Ashantijn gewagende, verdient nog vermelding dat zich in het begin dezes jaars eenige Ashantijnen naar Cape-Coast begaven , ten einde met het Engelsch bestuur over den vrede te onderhandelen. De uitslag dezer zending is nog niet bekend. De gezondheidstoestand liet in den laatsteu tijd veel te wenschen over. Een vijftal Europesche landsdienaren en de echtgenoot van een kort te voren aangekomen officier van gezondheid overleden in het begin dezes j aars, terwijl 7 anderen zich genoodzaakt zagen wegens ziekte naar Nederland te vertrekken (1). Onder deze laatsten bevond zich de gouverneur NAGTGLAS , die den 8sten Junij 11. de tijdelijke waarneming van het bestuur overdroeg aan den kommandant van het op den 23sten April dezes jaars ter Kuste van Guinea aangekomen schroefstoomschip Citadel van Antwerpen, den kapitein-luitenant ter zee J. A. H. HUGENHOLTZ. Zr. Ms. schroefstoomschip het Loo keerde in de maand Mei 11. naar Nederland terug. De vaste bezetting, die op ultimo Julij 1870 nog 186 man telde, was op ultimo December daaraanvolgende teruggebragt op 145 man, ongeveer de gewone sterkte. Volgens berigten van 7 Julij dezes jaars bedroeg het aantal recruten bij het Afrikaansche werfdepôt ongeveer 40 (2). 2 Europesche onderofficieren zijn bij die instelling gedetacheerd. De vorderingen en het gedrag der recruten gaven reden tot tevredenheid De forten en verdere landsgebouwen ondergingen eenige hoog noodige herstellingen. Wegens bezwaren der Elminesche bevolking tegen het afdammen der rivier Benjan, hetgeen zij nadeelig voor hare belangen acht, kon tot verbetering der aanlegplaats te Elmina niets worden gedaan. De op nieuw aangewende pogingen om door middel van Nortonpijpen waterwellen te verkrijgen, waarvan in het laatste verslag werd melding gemaakt, hadden evenmin als vroeger het gewenschte gevolg. De vacante betrekking van hulpprediker werd in het laatst des vorigen jaars vervuld. Het aantal kinderen, dat de school te Elmina bezocht, verschilde weinig met het laatst opgegevene. Ten gevolge van de langdurige ziekte en het daarop gevolgd overlijden van den hoofdonderwijzer, waren de vorderingen der leerlingen minder voldoende dan in het vorige jaar. De regtbank te St. George d'Elmina hield gedurende het jaar 1870 5 openbare zittingen en 11 vergaderingen -in raadkamer. Zij wees 5 vonnissen en nam 11 beschikkingen. Door een daartoe aangewezen lid der regtbank werden 122 schuldvorderingen en politie-overtredingen behandeld. De onder lit. A overgelegde staat geeft een overzigt van den aard en het aantal der in de verschillende afdeelingen gewezen vonnissen. Onder de inlandsche beambten van politie hadden verscheidene mutatien plaats, meerendeels het gevolg van onbetamelijke gedragingen dezer lieden. In den toestand der gevangenen en de tot hunne huisvesting bestemde gebouwen is sedert het vorige verslag geen verandering gekomen. De gevangenen werden op den duur nuttig bezig gehouden en behoorlijk bewaakt. De
(1) Volgens de laatst ontvang-en berigten (8 Augustus 11.) hadden de kinderpokken zich te Elmina vertoond, en waren eenige personen san die ziekte overleden. Maatregelen zijn genomen, ten einde, zoo noodig, de door de pokken aangetaste Europeanen en inlandsche militairen afzonderlijk te kunnen verplegen. (2) Uit een sedert ontvangen berigt. dd. 8 Augustus dezes jaars, blijkt, dat het juiste aantal 43 is,
sub lit. B hierbij gevoegde staat wijst aan het aantal gevangenen en voor schuld gegijzelden in de verschillende afdeelingen. Door den Kolonialen Baad werd in 1870 slechts ééae vergadering gehouden. Omtrent den handel luiden de berigten over het algemeen weinig bevredigend, hetgeen hoofdzakelijk is toe te schrijven aan de steeds bestaande spanning tusschen Elminezen en Fantijnen. De inwoners der afdeelingen Chama, Saccondée, Boutry, Dixcove en Axim, vrije gemeenschap met het binnenland hebbende, kunnen de door hen ingevoerde goederen naar de achter hunne woonplaatsen gelegen bosschen vervoeren, en tevens in het bezit geraken van palmpitten en palmolie, in welke artikelen zij veelal met Engelsche kooplieden handel drijven. Inzonderheid is dit het geval met Dixcove, waarheen bijna al de palmolie in onze bezittingen verkregen, wordt gebragt. De Elminezen daarentegen zijn, wegens de gestremde gemeenschap met meer binnenwaarts gelegen plaatsen, verpligt al het ingevoerde in het krom (dorp) Elmina te verkoopjn of wel met vele kosten en kans van verlies per kano over zee ter verkoop naar de bovenkust te zenden. Geen palmolie uit de bosschen kunnende bekomen, zijn zij verpligt hunne inkoopen in specie te betalen, waarvan het gevolg is dat de handel te Elimina minder voordeelen oplevert dan aan de bovenkust.
De sub lit. G overgelegde staat geeft een overziet van den in- en uitvoer en van de geheven regten, gedurende het jaar 1870. In dat jaar werden de Nederlandsche bezittingen ter Kuste van Guinea bezocht door slechts 52 schepen, waaronder 10 oorlogsschepen. Van de koopvaardijschepen voerden niet meer dan 6 de Nederlandsche vlag en onder deze bevond zich nog het schip Ternate, dat, zoo als gezegd in het vorige verslag, Elmina aandeed tot het af halen van recruten, bestemd voor het leger in Nederlandsch Indie en geen noemenswaardigen handel dreef. De hierbij gevoegde staat lit. D toont aan dat de handel op de Nederlandsche bezittingen ter Kuste gedurende het jaar 1870 hoofdzakelijk werd gedreven door schepen onder Engelsche en Amerikaansche vlag. Te Elmina werden eenige maatregelen genomen om ontduiking der inkomende regten tegen te gaan, die aan het beoogde beantwoorden. Het met de heffing der rekten belaste personeel gaf over het algemeen reden tot tevredenheid. De oogst van 1870 was voldoende. Ook die van 1871 belooft gunstige uitkomsten , inzonderheid aan de bovenkust. Ten gevolge van de weinige scheepvaart was het vervoer van particuliere brieven langs de kust zeer gerino-. De opbrengst van het briefport bedroeg in 1870 slechts f 172,45, waaronder begrepen f 135, door het Fransche gouvernement betaald voor den overvoer der voor Assinee en Grand-Bassam bestemde mailpakketten van Cape-Coast naar Apollonia en omgekeerd. Wegens het verlaten der gemelde Fransche bezittingen heeft het te dezer zake besloten postverdrag op den lsten January 1871 opgehouden te werken. Nadat het verkeer te land tusschen P>lmina en CapeCoast hersteld was, is de in hot laatste verslag vermelde overeenkomst betrekkelijk het brievenvervoer tusschen die twee plaatsen opgezegd. Onder litt. E en F worden hierbij overgelegd een staat der werkelijke ontvangsten en uitgaven voor de Neder
; landsche bezittingen ter Kuste van Guinea over 186'J en eene raming der ontvangsten en uitgaven voor die bezittingen over 1871.
'sGravenhage, den 18den September 1871.
De Minister van Koloniën,
VAN BOSSE.
I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
KUST VAN GUINEA.
B I J L A G E LIT. A.
N°. 78.
OYERZIGT
H A N D E L I N G E N
B E T R E K K I N G H E B B E N D E T O T V O O I S S E N
GEWEZEN
l l i H i l f t JÄH 1H1EA.
gedurende 1870.
P L A A T S
W A A R H E T V O N N I S
G E W E Z E N I S .
Criminele zaken.
T l o o T3 a o T3
0 o
bn r*1
CQ
o "S ^ " a a s o a o . c 60 a »'S £ :a?s* g . 2 T3 rQ
Behandelde correctionele zaken.
o .SP 3 . o ~-ï
60 a
CD W
^ "8 a S o a o . a 6o a © ' r a> > CB &i :p> g 41 ° 60 ï « »
Burgerlijke zaken
60 a
a .a
o 60
-t-J o a
o eu T l c
c
.:<s -1 N CU <ri S u o a
t: «•i
«8
St. George d'Elmina
Axim
Dixcove
Boutry
Saccondee
Chama
Totalen
» n
24 15
1
31 20
51
53 15
122
56
48
122
127
38
513
19S
14 72
5f
12 13:
I2i
36 62
.ken.
^_
56
Aantal der gewezen vonnissen
c5 C3
a o i* a
fcfl
o H
Correctionele zaken.
>+« CO C3
60
CD ^ O <
0 . ? IS •> C3 C3 a*^
CD _ * » 'O >
13
<3 CS Q
Burgerlijke zaken,
Getal vonnissen tot
toewijzing afwijzing
van den ingestelden eisch.
> d ö
> o o
N 6D «J .
<ü CD M
-a' 0« §
AANMERKINGEN.
192 22 214 22 70 110 12 12
73 78 8 65
56 60 51
137 140 132
126 132 121
44 46 40 2
628 42 670 26 95 519 30 13
11
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
KUST VAN GUINEA.
BIJLAGE LIT. B.
N°. 79.
STAAT
VAN HET
GEVANGENISWEZEN
TER
KltT.1 Wâi BOtQSA.
over het jaar 1870.
2:
'"G E V A N G P: N I S- T E
Elmina
Axim.
Discove
•^ CS' C3 •i—s
o p» c
O M C ci. t» o SD
214
22
3 Î
45
49
19
Gevangenen
c © a ' a
205
17
7
45
46
11
H «J
O >
9
5

3
«
n 60 c cS
> •
> -** © t» ?
90
3
8
5
1

à 0J 'O 3 -a 0 02
[E a 0
a 0
'o

48
15
16
35
42'
13
Bedrag der schuld'
*a 60 O O .s
f 127,50
450,00
677.125
2 178,50
243,20
87,50
ai 6 0 CS C3 (J
f 5,00
6,25
10.J
17-2Ö
7,50
11,25
3
uld. Gevangenen
wegen a
•T3 C3 ' a
' a o> . o o ö
bO n
GETAL DER
ontslagenen wegens
o • to ^ feo:c> "r5 ig a ? >—< r *
ri a o "5 • O
fco .9 «M
'O "S a s S o > t*
»,' 00 16
6,25
10,15
.7.2*
7,5«
11,25
96 102 156
B (B n o 'O
Gevangenen veroordeeld voor de
C3 03 03 03 a
13
a <0 te a OS t» <D bß ©
bO
o 'C 'S
<B
G. O
C o p OJ bO p 03 > O 6 0 .
^ ,0 ° a 'O « _ a « ^
214 58
AANMERKING E N.
De twee wegens misdaden'veroordeelden. werdea beiden naar Elmina opgezonden .
*
é
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
KUST VAN GUINEA.
BIJLAGE LIT. C.
N°. 80.
STATISTIEK
van de ingevoerde handelsgoederen en uitgevoerde Afrikaansehe producten
in- en uit de Nederlandsche bezittingen ter kuste van Guinea gedurende
het dienstjaar 1870, met vermelding van het bedrag der
geheven inkomende regten.
P L A A T S
VAN
I N - EN U I T V O E R .
Benaming
der natie, door
wier schepen
de goederen en
producten
zijn in
en uitgevoerd.
I N G E V O E R D E H A N D E L S G O E D E R E N .
Amerika.
Portugal.
St. George d'Elmina. ^ Engeland.
Nederland.
Frankrijk.
Chama
Saccondee.
Boutry
Dixcove
Axim
Apollonia
Amerika.
Engeland.
Nederland.
Amerika.
Engeland.
Frankrijk.
Nederland.
Amerika.
Nederland.
Engeland.
Frankrijk.
Amerika.
Engeland.
Nederland.
Frankrijk.
Engeland.
Nederland.
Frankrijk.
Engeland.
Nederland.
Liters
rum, genever
wijn en bier.
Kilo
grammen
tabak.
Totaal .
154 641V4
26 252%
6 220
1299
10 863 3/4
2 752 V3
225
16 63174
4 40674
1410
95273
22 061
11535
5 768%
117»
36 24574
17 329
12 415
3 157
9 36674
3 1367.
3 370%
466%
1260
351 7783
Kilo
grammen
buskruid.
9 48372
32
665%
1356
113%
»
12%
278
26
105
5 30173
722
550
230
471
49%
105
7%
146
19 667
Aantal
ge
weren.
2 242
150
3 105
6777.
2 325
693
407
35
1560
460
127%
700
12 482
Manufacturen,
provisien,
kramerijen enz.
40
140
20
1
120
123
175
11
14
40
25
Diversen.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Diversen.
Idem.
Idem.
Diversen.
Idem.
Idem.
Idem.
Diversen.
Idem.
Idem.
Idem.
Diversen.
Idem.
Idem.
Idem.
Diversen.
Idem.
Idem.
Diversen.
Idem.
710
Waarde
van
den invoel'
U
p*
Diversen.
57 925,5(
10 217,5'
37 361,5(
2 277,5'
14,0'
2 927,0'
3 086,0'
1560,01
5 831."
7 840,2
734,0'
1 526,5'
5 0 7 1 /
7 540,"'
12 625,'
39,0
17 382,
30 257,0
10 264,ä
1 517,'
17 020,1'
5 284,8
2 17 j
1 145,«'
2 88&I6''
f 244 506,' à
3
U I T G E V O E R D E A F R I K A A N S C H E P R O D U C T E N .
Liters
palmolie.
Kilo
grammen
palmpitten.
Oneen
stofgoud.
Waarde
van
den uitvoer.
B E D R A G D E R O N T V A N G S T E N .
9617.
»
14517 4
15 645
235
639 5233/.,
111 686
24 075
9 9377a
82 454
82 995
100 333
7 313
64 2307.
74 652
59 340
4 215
39 750
»
42 450
»
299 614
93 120
»
»
80 489
66 500
»
621 923
36
120
»
36
4
64
28
258,00
»
387.00
3 618,30
1 440,00
26 286,95
5 350,80
4 822,50
21 446.75
18 815,00
22 850,25
1 600,00
20 857,50
19 663,00
17 275,00
1211,50
2 795,00
1120,00
Inkomende
regten.
Druk
werken.
288 f 169 797,55
f 13 524,00'
2 198,92
1 697,11
162,84
0,90
870,00
301,27
63,85
1 467,30
772,93
123,24
115,25
1313,00
1 177,36 5
973,35 5
2,50
3 500,00
2 151,32 5
1 423,50
291,13
1 416,99 :
425,63
331,32
138,05
201,76
Boeten.
f 34 613,55
f 11,80
1,30
57,05
0,90
0,10
0,30
5,20
0,20
1,20
4,60
0,30
0,60
5,40
3,90
7,20
0,40
2,30
4,40
1,40
0,30
2,10
1,70
1,00
0,30
0,80
f 114,75
f 40,45
7,50
Totaal
van iedere
natie.
Totaal
van
elke afdeeling.
f47,95
13 535,805
2 200,22
1 794,61
163,74
1,00
870,30
306,47
64,05
1 468,50
777,53
123,545
115,85
1318,40
1181,263
988,055
2,90
3 502,30
2 155,72 5
1 424,90
291,43
17 695,37 :
1 240,82
2 485,425
3 490,62
7 374,35 s
2 178,74 ;
340,91
31806,25
Z I T T I N G 1871 1872.
Koloniaal verslag van 1871,
KUST VAN GUINEA.
B I J L A G E LIT. Ö .
N°. 81.
LIJST der schepen, welke gedurende het jaar 1870 geankerd zijn in de Nederlandsen© bezittingen ter Kuste van Guinea.
NATIE
TOT WELKE HET SCHIP
BEHOORT.
Nederlandsche . . . .
Amcrikaansche . . . .
Braziliaan sehe . . . .
Gelai
aangekomen
schepen.
9
21
9
7
5
1
52
Gezamenlijke
tonnenniaat.
1525
6 286
2 840
3 424
1199
190
15 464
Bemanning.
437
558
93
618
52
8
1766
O P M E R K I N G E N.
Hieronder zijn begrepen Zijner Majesteits schepen ViceAdmiraal Koopman, het Loo en de Amstel, waarvan de tonnenniaat niet is opgegeven.
Hieronder komen voor de oorlogstoomschepen Rattlesnake en Fly, respectivelijk groot 1720 en 464 ton.
Hieronder zijn begrepen de oorlogstoomschepen Clorinde, le Comète, Loviet, lienaudin en Pigmée, waarvan de beide eerstgenoemde respectivelijk 1700 en 800 ton groot zijn, terwijl van de beide laatste de tonnenmaat niet is opgegeven.

!
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8
Koloniaal verslag van 1871.
KUST VAM GUINEA.
B I J L A G E LIT. E.
N°. 82.
STAAT
DER
WERKELIJKE ONTVANGSTEN EN UITGAVEN
VOOR DE
NEDERLANDSCHE BEZITTINGEN
TER
over 1869.
<••*-«*»
2
BENAMING DER ONDERWERPEN VAN ONTVANGST.
Inkomende regten
Boeten
Sommatiegelden.
Drinkwater
Postwezen.
Ontvangsten van particulieren wegens verrigte werkzaamheden op het gouvernementsbureau te St. George d'EJmina
Diverse ontvangsten
Korting op tractementen
Subsidie
(a) Met subsidie, aanvankelijk geraamd op f 159 00Ô, is bij de wet van 15Julij 1869 (Staatsblad n°. 138) verhoogd met f125 000. De betalingen hier te lande, na aftrek-der ontvangsten, hebben beloopen f 223 614,445, Zoodat van het subsidie een bedrag van f 60 385,555 ongebruikt is gebleven.
1 042,50
40,10
123,90
246,9?
15 318,61
5 950,3»
(a) 284 000,1
f 337 866,95
- . .
BENAMING DEK ONDERWERPEN VAN UITGAAF.
i2,82
>1,67
12,50
46,9?
18,61
50,3»
)OO,0"
366,9J
Kosten van het algemeen bestuur
II
III
» justitie en politie.
10,10 I V
23,90
n u de eeredienst en het onderwijs.
» n » geneeskundige dienst
Militaire kosten
VI
VII
VIII
IX
Kosten van het bouwdepartement
Uitgaven van verschillenden aard
Pensioenen , gagementen , wachtgelden en onderstandon
Onvoorziene uitgaven.
BEDRAG.
f 79 636,59 5
2 377,36 5
« 815,22
7 219,43
54 948,23
18 214,53
3 712,215
26 234,875
80 474,666
f 279 633,126
Z I T T I N G 1871 — 1872. — 8.
Koloniaal verslag van 1871.
KUST VAN GUINEA.
BIJLAGE LIT. F.
N\ 83.
RAMING
D E R
OtfTtt&XffGSTEKr BOT ÜIT6A¥BKf
V O O R DE
NEDERLANDSCHE BEZITTINGEN
TER
OVER 1871.
sg^m
BENAMING DER ONDERWERPEN VAN ONTVANGST. GERAAMD
BEDRAG.
Inkomende regten.
Boeten
Sommatiegelden.
Drinkwater
Postwezen.
Ontvangsten van particulieren wegens yerrigte werkzaamheden op het gouvernementsbureau te St. George d'Elmina
Diverse ontvangsten
Toevallige baten
Korting op tractementen
Subsic
(a) De raming van het subsidie is gegrond öp de werkelpe uitkomsten over 1869.
f 30 000.00
1000,00
1 000,00
100,00
150,00
300,00
2 000,00
50,00
Memorü
(a) 225 000,00
f 259 600,0"
^
II
III
IV
v
VI
VII
VIII
I X
Kosten van het algemeen bestuur
» » justitie en politie
» de eeredienst en het onderwijs
» » » geneeskundige dienst
Militaire kosten
Kosten van het bouwdepartement
Uitgaven van verschillenden aard
Pensioenen, gageraenten, wachtgelden en onderstanden
Onvoorziene uitgaven.
f 66 482,00
3 110,00
6 175,00
5 540,00
28 272,00
14920,00
3 998,00
24442,59
23710,41
f 176 600,00
I

Full Text / Transcription of UNIVERSITEITLEIDEN-DIG-KOLONIAAL-VERSLAG-1871 (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Arielle Torp

Last Updated:

Views: 5332

Rating: 4 / 5 (61 voted)

Reviews: 92% of readers found this page helpful

Author information

Name: Arielle Torp

Birthday: 1997-09-20

Address: 87313 Erdman Vista, North Dustinborough, WA 37563

Phone: +97216742823598

Job: Central Technology Officer

Hobby: Taekwondo, Macrame, Foreign language learning, Kite flying, Cooking, Skiing, Computer programming

Introduction: My name is Arielle Torp, I am a comfortable, kind, zealous, lovely, jolly, colorful, adventurous person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.